VLAAMSE OVERHEID DEPARTEMENT MOBILITEIT EN OPENBARE WERKEN
PRAKTISCHE LEIDRAAD TER VOORKOMING VAN SCHADE AAN ONDERGRONDSE LEIDINGEN EN INSTALLATIES BIJ WERKEN versie van 15 januari 2010
Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20, 1000 BRUSSEL Tel. 02-553.71.09 - Fax 02-553 71 05 - e-mail:
[email protected]
2
Inhoud
Blz. Inleiding
3
1 Ontwerpfase 1.1 Inleiding 1.2 Bij opzetten van het ontwerp te nemen schikkingen
5 5 5
2 Opdrachtdocumenten 2.1 Te verstrekken inlichtingen
8 8
3 Uitvoeringsfase 3.1 Verzekeringen 3.2 Aanvullende bepalingen 3.3 Verplichting van de aannemer 3.4 Maatregelen te treffen als voorbereiding tot eigenlijke uitvoering van het werk 3.5 Maatregelen te treffen tijdens de eigenlijke uitvoering van het werk
10 10 10 10 11
Bijlage : Verklarende lijst van gebruikte termen
21
Versie: 15 januari 2010
13
3
INLEIDING Deze leidraad is bedoeld om bij de voorbereiding en de uitvoering van werkzaamheden in de ondergrond een vlotte informatieverschaffing en communicatie te bevorderen zodat de werken zoveel mogelijk ongestoord en zonder schade aan ondergrondse leidingen en installaties kunnen worden uitgevoerd. De woordenlijst achteraan de leidraad (bijlage) omschrijft nauwkeurig wat er verstaan moet worden onder een aantal belangrijke termen in dit document, inzonderheid als ze niet in hun gewone betekenis worden gebruikt. Deze leidraad wordt opgelegd als een dienstorder. Door opname van deel 3 in de standaardbestekken zal deze leidraad eveneens verplichtend zijn voor de aannemers die werken in opdracht van deze administraties. Andere overheden of instanties kunnen er uiteraard ook voor opteren om deze leidraad toe te passen. Deze leidraad is dus in elk geval van toepassing bij werken die door of in opdracht van de betrokken administraties worden uitgevoerd op het gewestdomein. Deze leidraad doet geen afbreuk aan de bepalingen van het decreet van 18 december 1992 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1993 en het Retributiebesluit dat uitvoering geeft aan dit decreet (besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2002 betreffende het toekennen van vergunningen, het vaststellen en innen van retributies voor het privatieve gebruik van het openbaar domein van de wegen, de waterwegen en hun aanhorigheden, de zeewering en de dijken). Deze regelgeving is voornamelijk van toepassing op nutsbedrijven die gebruik wensen te maken van het openbaar domein voor het aanleggen van leidingen. In uitvoering van deze regelgeving werd er vervolgens, onder de vorm van een contract, met sommige nutsbedrijven het Protocol voor infrastructuur- en nutswerken op het domein van het Vlaamse Gewest afgesloten. Dit protocol heeft echter een dubbel voorwerp, nl enerzijds werken op het domein van het Vlaamse Gewest met een nutsbedrijf als opdrachtgever, maar anderzijds ook aanpassingswerken en verplaatsingswerken met het Vlaamse Gewest als opdrachtgever. De voorliggende leidraad moet dan ook worden samengelezen met dit protocol. Deze leidraad doet geen afbreuk aan de sectorspecifieke regelgeving die betrekking heeft op de veiligheid in het algemeen en de veiligheid van nutsleidingen in het bijzonder (ARAB, AREI, KB van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen, KB van 21 september 1988 betreffende de voorschriften en de verplichtingen van raadpleging en informatie bij het uitvoeren van werken in de nabijheid van installaties van vervoer van gasachtige en andere producten door middel van leidingen, enz.).
Versie: 15 januari 2010
4
In die zin moet er ook bijzondere aandacht worden besteed aan de procedures en termijnen die noodzakelijk zijn voor het verplaatsen van leidingen overeenkomstig deze sectorspecifieke regelgeving. Het Vademecum Verplaatsen nutsleidingen te vinden op http://www2.vlaanderen.be/overheidsopdrachten/docs/leidingvademecnov2009.pdf biedt daarvoor een goede handleiding. Dit Vademecum heeft specifiek betrekking op de relatie domeineigenaar of -beheerder versus vergunninghouders. Het bevat de algemene principes zoals deze zijn opgenomen in de wetgeving op nutsleidingen, evenals de door rechtspraak gesanctioneerde standpunten die in diverse situaties worden ingenomen.
Versie: 15 januari 2010
5
1
Ontwerpfase
1.1
Inleiding
1.1.1
Deze afdeling handelt over de werkzaamheden van de bouwheer, de ontwerpers en vergunninghouders, die met betrekking tot de ondergrondse leidingen en installaties inlichtingen moeten vragen en/of geven, die tegelijk nodig zijn voor: - het maken van het voorontwerp en het ontwerp; - het voorschrijven van veiligheidsmaatregelen tijdens de uitvoering van werken in de nabijheid van de installaties; - het geven van inlichtingen nodig voor het opmaken van de offertes door de inschrijvers.
1.2
Bij het opzetten van het ontwerp te nemen schikkingen
1.2.1
In geval de ontwerper niet de domeinbeheerder is, verzoekt hij, zodra het voorontwerp ten laatste in het stadium van de liggingplannen is, de betreffende domeinbeheerders op wiens grondgebied de werkzaamheden gepland zijn, hem te laten weten welke vergunninghouders installaties bezitten in de zone van de voorgenomen werken. De domeinbeheerders winnen deze informatie in door middel van het gebruik van het KLIP en KLIM-CICC.
1.2.2
De ontwerper zendt vervolgens aan ieder van de mogelijke vergunninghouders een exemplaar van de plannen met de kenmerken van de geplande werken, met het verzoek hem binnen de kalendermaand de volgende informatie te bezorgen om de verzamelplans te kunnen opmaken op basis van de verkregen inlichtingen: a de eigen liggingplans, met ondermeer aanduiding van de eventuele lussen, van bestaande leidingen en installaties van de betrokken vergunninghouder of van leidingen en installaties die binnen de drie jaar gepland zijn in de zone van de betreffende werkzaamheden. Deze bevatten de lengte- en breedtecoördinaten bij voorkeur in Lambertcoördinaten, en voor de ondergrondse leidingen en installaties de ingravingsdiepte voor zover deze laatste beschikbaar is. Onderdelen waarvan de ligging in belangrijke mate t.o.v. een rechtlijnig tracé afwijken, worden degelijk aangegeven. Als dit mogelijk is, worden de plans in elektronische vorm bezorgd; b de naam en coördinaten van de persoon die als aanspreekpunt van de vergunninghouder zal fungeren; c algemene en eventuele bijzondere voor elke sector of vergunninghouder geëigende richtlijnen voor de uitvoering van de werken in de nabijheid van leidingen en installaties. Op basis van deze gegevens maakt de ontwerper de verzamelplans op in Lambertcoördinaten en vermeldt voor de ondergrondse leidingen en installaties, indien mogelijk, eveneens in de ingravingsdiepte. Versie: 15 januari 2010
6
1.2.3
Dadelijk bij ontvangst van de door de vergunninghouders meegedeelde plans en andere documenten onderzoekt de ontwerper de weerslag van de aanwezigheid van de bestaande en de gekende installaties en van de algemene en bijzondere richtlijnen van de vergunninghouders op het voorgenomen bouwwerk. De ontwerper belegt een eerste coördinatievergadering (CV1) met de betrokken vergunninghouders en openbare besturen en de domeinbeheerder om de gevolgen van de aanwezigheid van de bestaande en gekende leidingen en installaties op de geplande werken na te gaan en het voorontwerp eventueel bij te sturen. De nutsmaatschappijen maken na deze CV1 de gegevens omtrent de geplande nutswerken over voor opname in het CPW. Van zodra het GIPOD operationeel is, zorgen de nutsmaatschappijen zelf voor de juiste en tijdige ingave van hun geplande werken in het CPW. Dit in overleg uitgevoerde onderzoek: a bepaalt de nauwkeurigheidsgraad van de ligging van de bestaande installaties en de bijzondere aandachtspunten zoals verplaatsingsvoorwaarden en uitvoeringsmodaliteiten in verband met de bestaande en toekomstige leidingen en installaties; b heft de eventuele tegenstrijdigheden tussen de ontvangen inlichtingen op; c bepaalt of het mogelijk is de bestaande leidingen en installaties te behouden, met inachtneming van de nodige en van de wettelijke minimumafstanden tussen de bestaande installaties en het voorgenomen werk; d bepaalt de te nemen maatregelen of voorzieningen zoals geulen, wachtbuizen, bezoekkamers of dienstgalerijen, waarin de leidingen behoorlijk kunnen worden gelegd; e bepaalt de nieuwe tracés wanneer verplaatsingen van installaties onvermijdelijk zijn om het bouwwerk te kunnen uitvoeren; f bepaalt de termijn nodig voor het verplaatsen van leidingen, rekening houdend met mogelijke externe factoren zoals het verkijgen van de nodige MB’s of KB’s, de mogelijkheid tot buitendienststelling, Vogel- en habitatrichtlijn, leveringstermijn van sommige constructies enz. g bepaalt voor de installaties die gedurende de uitvoering van de werken binnen de grenzen van het desbetreffende werk moeten worden behouden, de vereiste bijzondere voorzieningen om de continuïteit van hun uitbating te verzekeren; h bepaalt de verlaten leidingen en installaties.
Versie: 15 januari 2010
7
1.2.4
In dit stadium oordeelt de ontwerper, steeds in overleg met de vergunninghouders en domeinbeheerders, of een wijziging van het voorontwerp aangewezen is, rekening houdend met de investeringskosten, de economische gevolgen, de verplaatsingstermijnen van sommige installaties, de hinder t.g.v. de noodzakelijke verplaatsingen, de kosten van de door de aanwezigheid van de installatie of het beschadigingrisico vereiste werken, en dit na onderzoek van de mogelijke alternatieven. Besluit de bouwheer tot een dergelijke wijziging, dan moet het hierboven beschreven vooronderzoek worden herhaald voor de niet bij het onderzoek van het eerste voorontwerp betrokken zones.
1.2.5
Na het uitvoeren van de hierboven vermelde acties kan er worden overgegaan tot het opstellen van een definitief ontwerp. Indien een termijn van meer dan 1 jaar verlopen is tussen de aanvraag van de plans en de bekendmaking van de aanbesteding, of wat daarmee overeenstemt dan zal de bouwheer of ontwerper er bovendien over waken dat de erin opgenomen gegevens nog actueel zijn. Voor documenten die een kortere geldigheidstermijn vermelden, gebeurt dit bij het verstrijken van de vermelde einddatum.
1.2.6
Overeenkomstig het KB van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen stelt de aanbestedende overheid een coördinatorontwerp aan. Zo nodig past de ontwerper het ontwerp aan in functie van de richtlijnen van de coördinatorontwerp.
1.2.7
Telkens dit noodzakelijk is, wordt er een coördinatievergadering georganiseerd door de ontwerper met alle betrokken partijen (vergunninghouders, openbare besturen, betrokken domeinbeheerders…). Voor werken met een mogelijke impact op leidingen en installaties wordt er minstens één coördinatievergadering (CV2) belegd tijdens de ontwerpfase en vóór het in aanbesteding stellen van de werken. Hierop wordt de impact van de voorgenomen werken op de bestaande en geplande installaties toegelicht en worden er bindende afspraken gemaakt over: • het in stand houden van de bestaande leidingen en installaties; • de te nemen beschermingsmaatregelen voor de bestaande leidingen en installaties; • de aan te passen leidingen en installaties; • de te verplaatsen leidingen en installaties; • het buiten dienst stellen en verwijderen van buiten gebruik gestelde leidingen en installaties.
Versie: 15 januari 2010
8
Tijdens de CV2 worden ook de voorwaarden bepaald waaraan de nutsmaatschappijen zich moeten houden in het kader van minder hinder maatregelen bij het verplaatsen van hun kabels en leidingen. Dit gaat over de toegelaten werkuren, de totale termijnen, de toegankelijkheid van percelen, de inname van openbaar domein (rijstrook, fietspad, …), de lengte van de werkzones, de tjidelijke verhardingen, enz. Deze voorwaarden zullen ook overgenomen worden in de vergunningen die worden afgeleverd aan de nutsmaatschappijen. Op deze coördinatievergadering maken de ontwerper en de (respectieve) vergunninghouder(s) samen een inschatting van het te verwachten aantal peilingen dat redelijkerwijze zal moeten worden uitgevoerd en van de methode waarop dit zal moeten gebeuren. De vergunninghouder onderzoekt in welke omstandigheden de elektronische methode voor de plaatsbepaling van de installaties mogelijk is en deelt de resultaten van dit onderzoek mee aan de bouwheer. De bouwheer stuurt het verslag van de coördinatievergadering naar alle betrokken partijen. Voor de nutsmaatschappijen wordt dit verslag van CV2 gehecht aan de officiële verplaatsingsopdracht. Van zodra de verplaatsingsopdracht is gegeven, dienen de nutsmaatschappijen de verplaatsingen concreet voor te bereiden (synergieafspraken, planning, aankoop materialen, keuze aannemer, enz.) volgens de termijnen en afspraken van het Protocol voor infrastructuur- en nutswerken. De nutsmaatschappijen dienen na deze CV2 de gegevens omtrent de geplande nutswerken bij te werken voor update in het CPW. Van zodra het GIPOD operationeel is, zorgen de nutsmaatschappijen zelf voor de juiste en tijdige update van hun geplande werken in het CPW.
2
Opdrachtdocumenten
2.1
Te verstrekken inlichtingen De aanbestedende overheid verschaft de inschrijvers de nodige inlichtingen die hen in staat stellen in hun offertes rekening te houden met de aanwezigheid van ondergrondse leidingen en installaties. Wanneer men de inschrijvingsprijs op basis van onder meer de moeilijkheidsgraad en de planning bepaalt, houdt men tevens rekening met de in het bestek vermelde bestaande, te verplaatsen, aan te passen en te vernieuwen leidingen en installaties.
Versie: 15 januari 2010
9
Het bestek bevat onder meer de volgende elementen: a de verplichting om de voorschriften van deze leidraad toe te passen; b de standaardbestekken die van toepassing zijn; c een lijst van de gekende vergunninghouders die leidingen en installaties in de zone van de werken hebben en die door de aannemer moeten worden geraadpleegd; d voor zover reeds bekend, een opgave van: - de voor de aanvang van de werken uit te voeren verplaatsingen en aanpassingen aan leidingen en installaties door de vergunninghouders; - de tijdens de aannemingswerken voorziene verplaatsingen en aanpassingen aan leidingen en installaties door de vergunninghouders; - de leidingen / installaties die voor / tijdens / na de werken moeten worden in stand gehouden en beschermd door de aannemer; - de leidingen en installaties die na tijdelijke verplaatsing zijn terug te plaatsen door de vergunninghouder; - het vermoedelijke aantal van de door de aannemer uit te voeren peilingen en de zones waar gepeild moet worden en dit rekening houdend met de in het bestek vermelde toegelaten uitvoeringsmogelijkheden. e de bijzondere voorschriften die nagekomen moeten worden met het oog op de veiligheid van de installaties, voorzover deze niet vervat zijn in de bijzondere richtlijnen van de vergunninghouders; f een verwijzing naar de algemene richtlijnen en een opname van de eventuele bijzondere richtlijnen van de vergunninghouders (deze zijn rechtstreeks bij deze laatste te verkrijgen); g de aanbevelingen van de coördinatorontwerp; h een lijst van documenten die ter inzage liggen bij de aanbestedende overheid, zoals bijvoorbeeld de ontvangen liggingsplans van de vergunninghouders.
Versie: 15 januari 2010
10
3 3.1
Uitvoeringsfase Verplichtingen van de aannemer De aannemer legt elke derde waarop hij beroep doet de verplichting op deze leidraad te eerbiedigen. De aannemer zorgt ervoor dat het documentatiemateriaal dat door deze leidraad voor preventiedoeleinden wordt geëist op de bouwplaats beschikbaar is. Op de aannemer rust de plicht tot vrijwaring van de belangen van derden. De aannemer en desgevallend zijn onderaannemers nemen deel aan de coördinatievergaderingen georganiseerd door de leidende ambtenaar. De aannemers winnen de lijst van de vergunningshouders die leidingen en installaties hebben binnen de werfzone in, door middel van het gebruik van het KLIP en KLIM-CICC.
3.2.
Verzekeringen De aannemer is verplicht voor de duur van de werken gedekt te zijn door een verzekering voor burgerlijke aansprakelijkheid. De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid dekt eveneens de aansprakelijkheid van de aannemer voor alle mogelijke schade die ontstaan is door de uitvoering van de werken, rechtstreeks of onrechtstreeks, voorzien of onvoorzien, berokkend door hem, door zijn werknemers of onderaannemers,aan de bouwheer of aan derden. De aannemer is gehouden de bouwheer te vrijwaren tegen iedere vordering ingesteld uit kracht van artikel 544 BW of artikel 14 van het decreet van de Vlaamse Raad van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwater. De overeenstemmende verzekeringspolis mag in principe geen andere dan de hierna opgesomde tegenover de bouwheer en de vergunninghouders te stellen uitsluitingsvoorwaarden bevatten: de vernietigingen, uitzonderingen of het vervallen van dekking voor de van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst afgeleide schade.
3.3.
Aanvullende bepalingen - Het verwijderen van verlaten leidingen en installaties is ten laste van de vergunninghouder. Uitzonderlijk en mits akkoord van de domeinbeheerder mogen de verlaten leidingen en installaties worden opgevuld. Dit opvullen is ten laste en op risico van de vergunninghouder.
Versie: 15 januari 2010
11
- In het geval de leidingen en installaties niet op de door de vergunninghouder aangeduide plaats liggen, is de aannemer verplicht de vergunninghouder onmiddellijk te contacteren met afschrift aan de aanbestedende overheid. Als blijkt dat er: • leidingen liggen, terwijl dit niet gebleken was uit alle bij de vergunninghouders ingewonnen inlichtingen; • leidingen op een niet conform de door de vergunninghouder aangeduide plaats liggen, dan wordt de vergunninghouder, tot bewijs van het tegendeel, aansprakelijk geacht voor alle eruit voortvloeiende schade. - Het opsporen van te verplaatsen leidingen en installaties en het effectief verplaatsen ervan is ten laste van de vergunninghouder. - Het opsporen en het in stand houden van niet te verplaatsen leidingen en installaties, incl. alle nodige werkzaamheden en tijdelijke beschermingsmaatregelen, zijn een aannemingslast. De aannemer is bovendien verantwoordelijk voor het instandhouden van verplaatste leidingen binnen de werfzone. 3.4
Maatregelen te treffen als voorbereiding tot de eigenlijke uitvoering van het werk
3.4.1 Coördinatie De aannemer maakt de te volgen planning op, rekening houdend met de instructies van het bestek en voor de leidende ambtenaar, met de omvang der werken en met de plaatselijke omstandigheden. De aannemer herneemt de rondvraag bij de vergunninghouders zo vlug mogelijk nadat hij de kennisgeving van de opdracht ontvangt en in ieder geval voor de laatste coördinatievergadering voor het begin van de werken die de ondergrondse leidingen en installaties kunnen beïnvloeden en licht zijn uitvoeringsmethode(s) toe. De vergunninghouder verschaft binnen de 15 werkdagen alle plans en nodige informatie aan de aannemer. De leidende ambtenaar organiseert coördinatievergaderingen (CV3), eventueel op vraag van de aannemer, een vergunninghouder, een gemeente of een openbaar bestuur. Hierop worden desgevallend ook andere betrokken administraties uitgenodigd. De leidende ambtenaar stuurt de verslagen van de coördinatievergaderingen, met inbegrip van de planning van de werken naar alle betrokken partijen. De nutsmaatschappijen dienen na deze CV3 de gegevens omtrent de geplande nutswerken bij te werken voor update in het CPW. Van zodra het GIPOD operationeel is, zorgen de nutsmaatschappijen zelf voor de juiste en tijdige update van hun geplande werken in het CPW.. Versie: 15 januari 2010
12
3.4.2
Aanvullende handelingen van de aannemer ingeval de begindatum van de werken of de termijn gewijzigd wordt of bij onderbreking van de werken
3.4.2.1
Wijziging van de termijn of van de begindatum van de werken of onderbreking van de werken De leidende ambtenaar is verplicht de gemeenten, eventuele andere openbare besturen en de vergunninghouders te verwittigen van elke belangrijke wijziging van de uitvoeringstermijn en/of voorziene aanvangsdatum van de werken of van onderbrekingen, teneinde: a de invloed te bepalen van die wijzigingen op de planning van de eventuele verplaatsingen door de vergunninghouders; b zich ervan te vergewissen of er inmiddels geen wijzigingen of toevoegingen aan de installaties van de vergunninghouders hebben plaatsgevonden (nieuwe plannen) of gepland zijn binnen de nieuwe termijn. Elke partij die na aanbesteding wijzigingen ten opzichte van het op moment van de aanbesteding gekende gegevens doorvoert, draagt de volledige aansprakelijkheid voor alle gevolgen van die wijzigingen.
3.4.2.2
Langdurige of geografisch gespreide werken Wanneer de werkzaamheden geografisch gespreid zijn of zich over een lange periode uitstrekken, actualiseert de aannemer de bij de openbare besturen en de vergunninghouders verkregen inlichtingen, telkens wanneer hij een nieuw deel van de werken aanvat. Hierbij deelt hij door middel van duidelijke referenties of plannen de betrokken vergunninghouders mee in welke zones de werken zullen worden uitgevoerd. De hieraan verbonden kosten zijn voor rekening van de aannemer.
3.4.3
Werken zonder voorafgaand onderzoek Als de aanbestedende overheid werken laat uitvoeren waarvoor geen voorafgaande navraag is gedaan en die omwille van de continuïteit van de uitbating onmiddellijk moeten worden uitgevoerd, doet de leidende ambtenaar onmiddellijk het nodige om in samenwerking met de aannemer de eventueel ontbrekende gegevens te bekomen, bij voorbeeld door middel van schriftelijk te bevestigen telefonische contacten.
Versie: 15 januari 2010
13
3.5
Maatregelen te treffen tijdens de eigenlijke uitvoering van het werk.
3.5.1
Veiligheidsmaatregelen Op het opzoeken, het plaatsen en verplaatsen, het instandhouden en beschermen en het verwijderen van leidingen zijn artikel 25 tot en met 36 (veiligheidsplan en gezondheidsplan, coördinatiedagboek en postinterventie dossier) van het KB van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen van toepassing. De bij de uitvoering van werken te treffen veiligheidsmaatregelen, inzonderheid in de nabijheid van ondergrondse leidingen en installaties, maken deel uit van de wezenlijke verplichtingen en lasten van de aanneming.
3.5.2
Organisatie van het werk
3.5.2.1
Aanstelling van een met de veiligheidsmaatregelen belaste afgevaardigde In overeenstemming met het KB van 25 januari 2001 betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen stelt de aanbestedende overheid op zijn kosten een coördinator-verwezenlijking aan die gemachtigd is om de veiligheidsmaatregelen voor te stellen bij werken in de nabijheid van leidingen en installaties van vergunninghouders en, behoudens bezwaar vanwege de vergunninghouders, ook veiligheidsmaatregelen kan voorstellen bij het aanpassen, verplaatsen of instandhouden van nutsleidingen.
3.5.2.2
Plannen en eventuele andere documenten van de vergunninghouders
3.5.2.2.1 Vanaf de opening van de bouwplaats moeten de door de vergunninghouders verstrekte plannen en andere documenten door de aannemer ter beschikking worden gesteld op de bouwplaats. Indien deze plans wegens hun geheime of vertrouwelijke aard niet kunnen worden medegedeeld, dan geeft de vergunninghouder aan de aannemer ter plaatse alle nodige inlichtingen. 3.5.2.2.2 De aannemer houdt een inventaris bij van de plannen en documenten waarvan sprake in voorgaande alinea. 3.5.2.2.3 De aannemer materialiseert op het terrein de bovengrondse referentiepunten die zijn aangeduid op de grondplans van de aanneming, ziet de bovengrondse referentiepunten na op de plannen van de vergunningshouders en die door hen aangeduid zijn op het terrein en doet het nodige nazicht. Ingeval van onverenigbaarheden wordt overleg gepleegd met de leidende ambtenaar resp. de vergunninghouder(s). De daaraan verbonden kosten zijn voor rekening van de aannemer.
3.5.2.2.4 De aannemer vervolledigt de plans van de aanneming waarop het tracé Versie: 15 januari 2010
14
van de leidingen en installaties voorkomt met gegevens van bijzondere punten die hij heeft ontvangen op basis van inlichtingen die hij ter plaatse of op eigen verzoek heeft verkregen en die niet voorkomen op de aanbestedingsdocumenten. De daaraan verbonden kosten zijn voor rekening van de aannemer.
3.5.2.2.5 Bij onverenigbaarheden op of tussen de plans van de vergunninghouders, raadpleegt de aannemer de vergunningshouders en stelt de leidende ambtenaar hiervan onverwijld in kennis. 3.5.2.3
Ontbreken van plans van leidingen en aftakkingen Als er noch plans noch instructies die leiden tot het lokaliseren van de ondergrondse leidingen en installaties beschikbaar zijn, wordt de ligging van de leidingen en aftakkingen ter plaatse aangeduid door de vergunningshouders in aanwezigheid van de aannemer. De kosten die de vergunninghouders hiervoor maken, zijn voor hun rekening. Als de aanbestedende overheid werken laat uitvoeren waarvoor geen plans beschikbaar zijn, noch andere informatie beschikbaar is en die omwille van de continuïteit van de uitbating onmiddellijk moeten worden uitgevoerd, doet de leidende ambtenaar onmiddellijk het nodige om in samenwerking met de aannemer de eventueel ontbrekende gegevens te bekomen, bijvoorbeeld door middel van schriftelijk te bevestigen telefonische contacten.
3.5.2.4
Verplaatsing van leidingen en installaties Verplaatsingen worden uitgevoerd door de betrokken vergunninghouders of door een derde mits akkoord en onder toezicht van de vergunninghouders. De vergunninghouder informeert de aannemer, de leidende ambtenaar en de coördinatorverwezenlijking over deze verplaatsing. De vergunninghouder informeert de aannemer onmiddellijk over de ligging van de verplaatste leidingen en installaties in de zone van de werken via een aangepast plan. Dit plan moet de aannemer toelaten de verplaatste leidingen eenduidig te lokaliseren. De kosten die hieraan verbonden zijn, maken deel uit van de verplaatsingskosten en zijn ten laste van de vergunningshouder.
3.5.3
Plaatsbepaling van ondergrondse leidingen en installaties
3.5.3.1
Algemene bepalingen
3.5.3.1.1 De plaatsbepaling van de ondergrondse leidingen en installaties heeft tot doel het de aannemer mogelijk te maken de leidingen en installaties te situeren met de juistheid en nauwkeurigheid die vereist zijn, gelet op de middelen die hij voornemens is in te zetten binnen het kader van zijn werken, om aldus de risico's van beschadigingen te beperken en de maximale bescherming en vrijwaring van de ondergrondse leidingen en installaties te verzekeren. Versie: 15 januari 2010
15
3.5.3.1.2 Zodra hij de plans of andere inlichtingen vanwege de vergunninghouders ontvangen heeft, lokaliseert de aannemer de leidingen en installaties die zich in een werfzone bevinden waar er een gevaar is voor beschadiging ten gevolge van de uitvoering van de werken en/of door het werfverkeer of andere mechanische werktuigen. Indien nodig pleegt hij hierover overleg met de vergunninghouders. De keuze van de plaatsbepalingsmethode gebeurt in samenspraak met de vergunninghouders, namelijk: a plaatsbepaling door peilinggraafwerk; b plaatsbepaling langs elektronische weg en peilinggraafwerk ter bevestiging. De plaatsbepaling wordt tijdig verricht zodat de daarbij eventueel ontdekte tegenstrijdigheden het vlotte verloop van de werf niet kunnen hinderen. 3.5.3.1.3 Wanneer de diepteligging van de ondergrondse leidingen en installaties onvoldoende nauwkeurig gekend is, voert de aannemer de peilingen uit in aanwezigheid van de betrokken vergunningshouders. De eraan verbonden kosten voor de vergunningshouder zijn ten laste van de vergunninghouder, inbegrepen het aanpassen van hun liggingsplannen. 3.5.3.2.
De singuliere plaatsbepaling
3.5.3.2.1 Plaatsbepaling door peilinggraafwerk 3.5.3.2.1.1
Locaties van de uit te voeren peilingen De locaties van de uit te voeren singuliere peilingen worden bepaald, rekening houdend met de door de aannemer gekozen bijzondere uitvoeringsmiddelen en uitvoeringswijze, de door de vergunninghouder gestelde veiligheidsvoorwaarden en de voorwaarden van het bestek, evenals met de adviezen van de coördinatorverwezenlijking, zo nodig in overleg met de vergunninghouder, en na goedkeuring door de leidende ambtenaar. In elk geval worden ten minste de volgende singuliere peilingen verricht: - één peiling voor de kruising van een ondergrondse leiding en installatie met een sleuf of een boring, met inbegrip van aftakkingen en dienstleidingen; - de nodige peilingen op al de delicate plaatsen die in het bestek zijn beschreven en/of tijdens de uitvoering aan het licht komen.
3.5.3.2.1.2
Uitvoering van de peilingen Er wordt gepeild met behulp van handwerktuigen. De oppervlaktelaag mag echter met de nodige voorzichtigheid met behulp van mechanische tuigen (pneumatische hamers, enz...) worden weggenomen.
Versie: 15 januari 2010
16
Een peiling wordt uitgevoerd door loodrecht boven de vermoedelijke leidingsas een sleuf te graven, d.w.z. op de plaats aangeduid op het plan of ter plaatse aangegeven door de vergunninghouder, en deze symmetrisch en loodrecht op de richting van die as aan weerszijden over een zekere afstand uit te breiden en te verifiëren totdat de leiding gevonden wordt. Boven een bocht van de leidingsas wordt er een uitgraving gemaakt met middelpunt boven het vermoedelijke krommingsmiddelpunt van de bocht, op zulke wijze dat de tracérichtingen voor en na de bocht vastgesteld kunnen worden. Ingeval bij peilingen zoals boven beschreven de aangegeven leiding of bocht nog niet werd gevonden op een diepte van 0,50 m beneden de aangegeven ingravingsdiepte, of horizontaal op meer dan 0,75 m van de vermoedelijke ligging, moeten de vergunninghouder en de leidende ambtenaar worden verwittigd. De leidende ambtenaar stelt dan in overleg met de vergunninghouder de werkwijze vast die het de aannemer mogelijk maakt de opsporing verder te zetten op basis van een aantal peilingen, dat gebruikelijk is voor een dergelijk installatietype en bij gelijkaardige omgevingsfactoren. De hierboven vermelde afstanden van 0,50 m (verticaal) en 2 x 0,75 m (horizontaal) zijn algemeen van toepassing voor zover hieromtrent geen voorbehoud opgenomen werd in de contractuele documenten van de aanneming. Dit eventuele voorbehoud moet door de vergunninghouder in zijn antwoord op het bij toepassing van artikel 1.2.2. hem door de ontwerper toegestuurd schrijven geformuleerd worden. 3.5.3.2.2 Plaatsbepaling langs elektronische weg met peilinggraafwerk ter bevestiging Wanneer deze methode toegelaten is, mag ze enkel aangewend worden voor de vakken die zich daartoe lenen. Tegelijk wordt ook de ingravingsdiepte vastgesteld. Vermits de plaatsbepaling langs elektronische weg weinig zekerheid biedt, wordt ze - nadat het tracé en de diepte aldus bepaald zijn - steeds nagezien door manuele graafpeilingen. 3.5.3.2.3
Toezichtskosten De singuliere peilingen worden door de aannemer uitgevoerd onder toezicht van de leidende ambtenaar en, indien gewenst, een afgevaardigde van de vergunninghouders. De kosten voor het uitvoeren van deze singuliere peilingen worden aan de aannemer vergoed onder afzonderlijke posten opgenomen in het bijzonder bestek. De toezichtkosten van de vergunninghouders worden niet vergoed.
Versie: 15 januari 2010
17
3.5.3.3
Afwijkingen ten opzichte van de ontvangen inlichtingen Ingeval de aannemer afwijkingen ten opzichte van de ontvangen inlichtingen en / of plannen vaststelt, zoals bijvoorbeeld: - een op de plannen aangeduide leiding is niet aanwezig; - er is een leiding aanwezig die niet is aangeduid op de plannen; - er is een belangrijke afwijking ten opzichte van de plannen; - er is een tegenstrijdigheid tussen de plannen; dan verwittigt hij de leidende ambtenaar en de gekende vergunninghouder(s) om de invloed vast te stellen die deze afwijkingen zouden kunnen hebben op het vervolg van de werken. Ingeval van de aanwezigheid van een niet aangeduide leiding bevestigen de gekende vergunninghouders schriftelijk en na controle ter plaatse op de werf of ze er al dan niet eigenaar van zijn. De vergunninghouder past zijn plannen aan indien deze onvolledig of onvoldoende nauwkeurig zijn en overhandigt deze plannen aan alle betrokkenen.
3.5.4
Merking, bebakening of liggingkentekens op basis van de peilgegevens
3.5.4.1
Het merken, bebakenen of plaatsen van liggingkentekens door de aannemer heeft tot doel het uitvoerend personeel in staat te stellen zich visueel rekenschap te geven van de ligging van de ingegraven leidingen en installaties.
3.5.4.2
De bakens hebben tot doel de verticale projectie en de ingravingsdiepte van de ondergrondse leidingen en installaties op grondniveau aan te wijzen. Behoudens tegenstrijdige aanduiding, wordt aangenomen dat het tracé van de ondergrondse leidingen en installaties tussen de bakens rechtlijnig of gebogen is naargelang de gegevens vermeld op de plannen van de vergunningshouders. Om elk misverstand te vermijden, duiden de bakens op duidelijke wijze aan met welk soort leiding men te maken heeft en of haar tracé rechtlijnig of gebogen is. Om de juistheid van de inplanting steeds te kunnen nagaan, worden in onderstaande gevallen de merkpunten, de bakens en de liggingkentekens op plan door de aannemer aangegeven t.o.v. een vaste meetbasis: - bij werken van lange duur; - op vraag van de coördinatorverwezenlijking.
Versie: 15 januari 2010
18
3.5.4.3
Ingeval er geen bakens aangebracht kunnen worden of slechts ten dele, wegens de aard van het ondernomen werk, moet de aannemer op een plan duidelijk het tracé en de ingravingsdiepte van de niet bebakende ondergrondse leidingen en installaties aanduiden en dat plan ter beschikking van zijn uitvoerend personeel stellen.
3.5.4.4
De merkpunten en/of liggingkenmerken, die hij gevonden heeft op basis van peilingen, worden geplaatst door de aannemer die de peiling uitgevoerd heeft, en dit op zijn kosten. Ingeval leidingen en installaties door de vergunninghouder verplaatst of gewijzigd werden met het oog op de werken, moet de uitvoerder van deze verplaatsingen of wijzigingen erover waken dat de leidingen en installaties duurzaam afgebakend worden met het oog op de uitvoering van werken in latere fasen.
3.5.4.5
De aannemer waakt er over dat de bakens behouden blijven tijdens de werkzaamheden, zolang als dit nodig is in het kader van de werken.
3.5.5
Maatregelen te treffen tijdens het uitvoeren van de werken
3.5.5.1
Algemene principes: a) tijdelijke beschermingsmaatregelen tijdens de uitvoering van de werken: De aannemer beschermt op zijn kosten de leidingen en installaties tegen elke beschadiging en treft daartoe de gepaste maatregelen om de veiligheid van die leidingen en installaties niet in gevaar te brengen en de continuïteit van hun uitbating te vrijwaren. b) definitieve beschermingsmaatregelen na de uitvoering van de werken: De kosten voor de definitieve beschermingsmaatregelen na de uitvoering van de werken vallen ten laste van de vergunninghouder.
3.5.5.2
Maatregelen te treffen bij graafwerken
3.5.5.2.1 Werken waarvoor een ondergrondse leiding en installatie blootgelegd moet worden Vanaf de plaats waar de ondergrondse leiding en installatie door peilingen gelokaliseerd is, wordt deze voorzichtig over de nodige lengte blootgelegd, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijke aanwezigheid van speciale stukken en hulpstukken van die installatie. 3.5.5.2.2 Graafwerk in een zone waar zich leidingen en installaties bevinden Werken in de nabijheid van volgens de beginselen van de punten 3.3.3 en 3.3.4 opgespoorde en afgebakende installaties worden uitgevoerd met alle vereiste voorzichtigheid om elke beschadiging te vermijden.
Versie: 15 januari 2010
19
Het begrip “nabijheid” kan niet in absolute waarde worden vastgesteld aangezien het afhangt van meerdere factoren die wezenlijk veranderen met de aard van het werk (b.v. hoe dieper de uitgraving, hoe uitgebreider de kans op grondverschuivingen), de soort grond (b.v. rotsgesteente of drijfzand), de aard en omvang van de ingezette machines (b.v. inheien van palen), de soort installatie, de in de nabijheid gelegen constructies en hun staat en ouderdom, enz.. De aannemer moet met al die elementen dan ook rekening houden. Wordt er bij het graafwerk op een obstakel gestoten dat niet geïdentificeerd kan worden aan de hand van inlichtingen ingewonnen bij de gekende vergunninghouders, dan verwittigt de aannemer de leidend ambtenaar. Enkel na bevel van de leidende ambtenaar mag het niet geïdentificeerde obstakel worden afgebroken. Bij graafwerk in de nabijheid van ondergrondse leidingen en installaties wordt er voor de bescherming van eventueel vrijgegraven installaties evenals voor de handhaving van hun stabiliteit gezorgd, namelijk: - door te zorgen voor de stabiliteit van de ondergrond waarin zij ingegraven zijn (stutten, ...); - door in overleg met de vergunninghouders geëigende steunen aan te brengen die geschikt zijn om die stabiliteit te handhaven (blootleggen, bouw van bruggetjes, ...). De specie nabij de lokaal blootgelegde installaties wordt voorzichtig weggeruimd. 3.5.5.2.3 Het dichten van sleuven Het dichten van sleuven waarin installaties zijn blootgelegd en het dichten van het uitgevoerde peilinggraafwerk moet volgens de regels van goed vakmanschap geschieden met inachtneming van de wettelijke voorschriften, de bestekvoorschriften en de richtlijnen van de vergunninghouders. De weggenomen veiligheidslinten en –netten en beschermdallen moeten worden herplaatst en zo nodig vernieuwd. Indien boven de leiding een veiligheidslint of -net met identificatie van het nutsbedrijf was aangelegd, vraagt de aannemer aan het nutsbedrijf een gelijkaardig lint om het vernietigde lint te vervangen. De herplaatsing van het lint, net of beschermdallen moet gebeuren op dezelfde hoogte als voordien en zonder onderbreking aansluiten op de niet te vervangen signalisatie.
Versie: 15 januari 2010
20
De installatie moet inzonderheid op een voldoende verdichte bodem rusten en mag niet in aanraking komen met harde voorwerpen. Met de verdichting van de opvulgrond mag pas worden begonnen nadat een minimumdikte van 20 cm werd bereikt. Bij deze verdichting worden enkel handwerktuigen ingezet. 3.5.5.3
Maatregelen in verband met het verkeer op de werf. Het werfverkeer boven de ingegraven leidingen en installaties moet geschieden met de nodige voorzichtigheid. Dit geldt vooral wanneer de wegbedekking weggenomen is en/of wanneer het peil van het terrein verlaagd is door het wegnemen van de bovenste lagen. Bijzondere en plaatselijke aan de omstandigheden aangepaste voorzorgsmaatregelen, die tevens voldoen aan de eisen van de vergunninghouder, moeten zo nodig worden genomen.., Het is dan ook streng verboden rollend materieel te laten rijden boven water- en gasinstallaties zonder vooraf toereikende voorzieningen ter versterking of bescherming te hebben getroffen. Hetzelfde geldt voor elke zware geconcentreerde last. Er dient bovendien voor gezorgd te worden dat het verkeer geen abnormale trillingen of schokken in de ondergrond veroorzaakt.
3.5.6. Maatregelen te treffen bij een schadegeval Mocht niettegenstaande alle getroffen voorzorgsmaatregelen zich toch nog een schadegeval voordoen, dan treft de aannemer, onafhankelijk van zijn wettelijke verplichtingen, de hierna vermelde maatregelen. De aannemer moet onmiddellijk de noodzakelijke beschermende en veiligheidsmaatregelen treffen, in voorkomend geval in samenspraak met de vergunninghouders en met in acht name van hun bijzondere richtlijnen. Behoudens expliciete toelating van de vergunninghouder, is het de aannemer verboden om zelf tot herstelling over te gaan. Bij voorkeur en zo mogelijk wordt niet overgegaan tot het herstellen van de schade vooraleer er een tegensprekelijke vaststelling met beschrijving van de schade is gebeurd. De aannemer en de vergunninghouder(s) noteren de gegevens met betrekking tot de schade (eventueel gestaafd met foto’s met uur- en datumaanduiding) in een schadevaststelling en ondertekenen de documenten vooraleer de plaats van het ongeval te verlaten. Als er een herstelling bij hoogdringendheid vereist is, neemt de aannemer in elk geval eerst foto’s en laat de schade door de politie vaststellen. Indien de vergunninghouder schade vaststelt, verwittigt hij de aannemer. De aannemer verbindt zich ertoe binnen de twee uren ter plaatse te komen. Versie: 15 januari 2010
21
BIJLAGE VERKLARENDE LIJST VAN GEBRUIKTE TERMEN
AFTAKKING: Leiding(en) en toebehoren die de gebruikersaansluiting op de verdeelleiding vormen.
BAKEN: Een tijdelijk paaltje geplaatst door de aannemer waarop een plaat is bevestigd met vermelding van de naam van de nutsmaatschappij, de liggingkenmerken en de soort van leiding of de kenmerken van de leiding en installatie. CPW: Het CoördinatiePunt Wegenwerken (CPW) houdt alle informatie bij over werken op het openbaar domein, meer bepaald wegenwerken, rioleringswerken, nutswerken, enz. Op basis van up to date informatie coördineert het CPW werken zodat er zo weinig mogelijk hinderende interferentie is op verschillende niveaus. De opdrachtgevers staan zelf in voor het up to date houden van de informatie in het CPW. Via de website www.wegenwerken.be kan men de stand van zaken zien van de werken die opgenomen zijn in de databank van het CPW. GIPOD : Het Generiek Informatie Platform voor het Openbaar Domein (GIPOD) is een systeem dat door het Agentschap Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV) wordt uitgewerkt met als doel alle geo-gerelateerde informatie die voor verschillende toepassingen, zoals het CPW, noodzakelijk is, via één systeem verwerkbaar te maken. Eenmaal het GIPOD operationeel is zullen onder andere nutsmaatschappijen de informatie van hun eigen opvolgingstools, rechstreeks kunnen koppelen aan afgeleide producten als het CPW. Binnen het GIPOD wordt ook een synergiemodule ontwikkeld waarbij de nutsmaatschappijen kunnen bepalen voor welke verplaatsingen men met elkaar kan samenwerken. INGRAVINGSDIEPTE VAN EEN ONDERGRONDSE LEIDING EN INSTALLATIE: Loodrecht gemeten afstand tussen de bovenste beschrijvende lijn van de leiding en het terreinniveau. Als de leiding in een mantelbuis geplaatst is, wordt de diepte voor ingraving gerekend vanaf de bovenste beschrijvende lijn van de mantelbuis.
Versie: 15 januari 2010
22
INSTALLATIE: Geheel gevormd door de ondergrondse leidingen en installaties en hun beschermingsmiddelen en in voorkomend geval de daarmede samengaande bovengrondse constructies. KLIP : het Vlaamse Kabel en leiding informatie Portaal. (zie: www.klip.be) KLIM-CICC : het federaal Kabels en Leidingen Informatie Meldpunt LEIDING: Elke soepele of onbuigbare buis, pijp, goot, kanaal, kabel of geleider of tot één streng samengebundelde geleiders voor het vervoer of het verdelen van informatie, grondstoffen of energie. Bijvoorbeeld: - elektrische kabels of lijnen voor transport of distributie, op laag-, midden- of hoogspanning; - telecommunicatielijnen; - buizen voor transport of distributie van gas, water, ...; - oliepijpleidingen; - riolen, enz. Wanneer een leiding mechanisch beschermd is, wordt die bescherming beschouwd als een onderdeel van de leiding. ONTWERPER: Natuurlijke persoon of rechtspersoon gelast door de bouwheer met de studie van een ontwerp en met de opstelling van de aanbestedingsdocumenten met het oog op de verwezenlijking van een werk. VERGUNNINGHOUDER: Elke natuurlijke persoon, elke privaat- en publiekrechtelijke rechtspersoon (een entiteit van het Vlaamse Gewest, private of publieke telecomoperatoren, bedrijven en intercommunales voor elektriciteit, water, gasvervoer en gasdistributie, enz.) die privatief gebruik maakt van het openbaar domein. VERLATEN LEIDING EN INSTALLATIE: Een leiding en installatie die niet meer gebruikt wordt, niet tot het netwerk behoort en definitief afgeschreven is. ZONE VAN DE WERKEN: (Werfzone) Gebied dat betrokken is bij de uitvoering van een werk. Het is het gebied waarin niet alleen de eigenlijke werkzaamheden uitgevoerd worden, maar eveneens waar materialen of machines neergezet worden, machines of werfvoertuigen zich verplaatsen of opgesteld zijn. Kortom, het is heel de ruimte waarin, wegens het uitvoeren van het werk, schade aan de installaties zou kunnen worden berokkend. Versie: 15 januari 2010