Pluslessen
http://www.edusom.nl
Lesbrief 37. Het rijexamen
Wat leert u in deze les? 0
Woorden over autorijden
0
Informatie over het rijexamen begrijpen
Succes!
Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en Gemeente Amsterdam
HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek deel 1. U kunt het gesprek ook beluisteren via de website.
Kojo heeft rijlessen gehad en mag nu rijexamen gaan doen. Zij zit in de lesauto samen met haar instructeur Erwin. Erwin:
Zo Kojo, ben je klaar voor je examen?
Kojo:
Ja, maar ik ben wel een beetje zenuwachtig!
Erwin:
Dat geeft niet hoor, iedereen is zenuwachtig als hij zijn rijexamen moet doen. Heb je al je documenten bij je? Je paspoort en het bewijs dat je bent geslaagd voor je theorie-examen?
Kojo:
Ja, die heb ik bij me.
Erwin:
Prima. Dan gaan we nu naar de examinator.
Examinator: Goedemorgen, ik ben Joan Verburg, de examinator. Kojo:
Goedemorgen. Ik ben Kojo en dit is Erwin, mijn instructeur.
Examinator: Ja, Erwin ken ik al. Die heb ik hier al vaak gezien. Wilt u dat hij meegaat tijdens uw examen? Kojo:
Ja, dat lijkt me wel fijn!
Examinator: Goed. We kunnen gaan rijden. We hebben de auto al gecontroleerd dus we kunnen gelijk gaan. U mag eerst rustig de parkeerplaats afrijden en dan naar rechts gaan. Kojo:
Oké!
Examinator: Bent u niet iets vergeten? Kojo:
Volgens mij niet…
Examinator: En de gordel dan? Moet die niet om? Kojo:
O ja, wat stom! Die vergeet ik nooit! Dat komt zeker door de zenuwen.
Examinator: Dat kan gebeuren. Doe de gordel snel om en trap het gaspedaal maar rustig in. Dan gaan we! Dus de parkeerplaats af en dan naar rechts. Kojo:
Oké!
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
2
DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Lees de woorden hieronder. Zoek de woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet een streep onder de woorden in de tekst. U kunt de woorden ook beluisteren via de les op de website. De woordenlijst deel 1 □ de examinator De examinator is de persoon die het rijexamen afneemt. De examinator bepaalt of je goed genoeg hebt gereden om te slagen. Bijvoorbeeld: De examinator is heel streng, hij beoordeelt alles heel precies. □ het rijexamen Het rijexamen bestaat uit twee onderdelen. Het theorie-examen en het praktijkexamen. Als je allebei de onderdelen goed hebt gedaan, dan ben je geslaagd. Dan krijg je je rijbewijs. Bijvoorbeeld: Ik ben zo blij als ik mijn rijexamen heb gehaald; dan kan ik eindelijk alleen autorijden. □ de rijles Tijdens een rijles oefen je met het rijden in het verkeer. Je zit samen met een instructeur in de auto. Hij leert je hoe je moet rijden. Bijvoorbeeld: Morgen heb ik mijn eerste rijles, dan ga ik echt oefenen met autorijden. □ de instructeur Als je rijles hebt dan is de instructeur de persoon die jou leert rijden. Een instructeur is een docent voor het rijden. Bijvoorbeeld: Mijn instructeur vertelt mij altijd precies wat ik goed doe en wat ik fout doe. □ het theorie-examen Het theorie-examen is een onderdeel van het rijexamen. Je krijgt een toets met vragen over verkeersregels. Bijvoorbeeld: Ik had bijna geen fouten bij mijn theorie-examen, dus ik ben geslaagd voor mijn theorie-examen.
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
3
□ het praktijkexamen Het praktijkexamen is een onderdeel van het rijexamen. Je moet een eind rijden met een examinator. Die kijkt hoe je rijdt. Bijvoorbeeld: Ik ben door rood gereden tijdens mijn praktijkexamen. Ik ben dus niet geslaagd. □ de parkeerplaats Een parkeerplaats is een stukje weg waar je je auto voor een tijd stil kan zetten. Meestal ligt een parkeerplaats naast een weg of voor een huis. Bijvoorbeeld: Wij hebben onze auto op de parkeerplaats gezet en zijn verder gaan lopen. □ de gordel In een auto of bus zitten gordels. Dat zijn veiligheidsriemen die je beschermen. Bijvoorbeeld: Ze heeft het ongeluk overleefd omdat ze haar gordel om had. □ de richtingaanwijzer Een richtingaanwijzer is een lampje aan de zijkant van een auto. Het lampje knippert aan één kant van het voertuig om te laten zien welke kant je op gaat. Bijvoorbeeld: Als ik naar rechts of links ga doe ik mijn richtingaanwijzer aan.
Tip: Gebruik een woordenboek. Kent u het Van Dale NT2-woordenboek? Dat is speciaal gemaakt voor mensen die Nederlands als tweede taal leren, met duidelijke omschrijvingen, voorbeeldzinnen, illustraties en een cd-rom met uitspraak.
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
4
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Waar of niet waar? Zet een kruisje. Waar
Niet waar
1. Kojo is erg nerveus. 2. Kojo geeft haar paspoort en het bewijs dat zij is geslaagd voor haar theorie-examen aan Erwin.
3. Erwin gaat mee in de auto tijdens het examen. 4. Kojo vergeet altijd haar gordel om te doen.
Daarom, gordels om Op www.gordelsom.nl vind je alle informatie over autogordels. Waarom is het belangrijk om altijd je gordel om te hebben, en hoe hoog is de boete als je het een keer vergeet?
Bekijk nu de antwoorden op p. 22.
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
5
HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek Deel 2 U kunt het gesprek ook beluisteren via de website.
Kojo is bezig met zijn rijexamen. Zij luistert goed naar de instructies van de examinator. Examinator: Bij het volgende kruispunt links. Kojo:
Oké. Richtingaanwijzer naar links. Dan ga ik nu al voorsorteren.
Examinator: We gaan zo invoegen op de snelweg. Volg de borden Amstelveen maar. Kojo:
Dit stuk heb ik al eens eerder gereden. Hier is toch die bocht waar je altijd goed moet uitkijken voor tegenliggers?
Examinator: Ik mag natuurlijk niets voorzeggen, maar je moet hier inderdaad goed opletten. Kojo:
Gelukkig is het vandaag niet druk op de weg.
Kojo:
Welke afslag moet ik nemen?
Examinator: De volgende afslag nemen we. Daarna mag je over de rotonde rechtdoor. Kojo:
Oké, dus eerst hier de afslag nemen, dan kijk ik in mijn achteruitkijkspiegel voordat ik rem… Ik moet voorrang verlenen aan deze witte auto die al op de rotonde rijdt… En nu mag ik.
Examinator: Nou, keurig hoor om alles zo precies te benoemen. Het lijkt mij wel duidelijk… U mag terugrijden naar de parkeerplaats waar we zijn begonnen. Erwin:
Zo, dat heb je mooi gedaan. Nu even afwachten. De examinator komt je zo vertellen of je geslaagd bent. Maar ik heb er een goed gevoel over.
Examinator:
Nou Kojo, U heeft het heel goed gedaan. Probeer wel iets zelfverzekerder te zijn, dan wordt u volgens mij een prima chauffeur. Gefeliciteerd, u bent geslaagd. U mag het rijbewijs volgende week ophalen.
Kojo:
Echt? Wow! Super, bedankt!
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
6
DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Lees de woorden hieronder. Zoek de woorden op in het gesprek op pagina 6. Zet een streep onder de woorden in de tekst. U kunt de woorden ook beluisteren via de les op de website. De woordenlijst deel 2 □ het kruispunt Een kruispunt is een punt waar twee wegen elkaar kruisen. Bijvoorbeeld: Wees heel voorzichtig op het kruispunt, want het verkeer komt van alle kanten! □ voorsorteren Als je met de auto voorsorteert,dan ga je met je auto vast aan een bepaalde kant van de weg rijden. Je kiest de baan in de richting die je op wilt gaan. Bijvoorbeeld: We moeten bijna naar links, wil je alvast links voorsorteren? □ invoegen Als je met je auto op een weg invoegt, dan ga je met je auto op een weg rijden waar al andere auto’s rijden. Je gaat met je auto tussen de andere auto’s in rijden. Bijvoorbeeld: Als het druk is op de snelweg dan is het lastig om in te voegen. Er is bijna nergens een plekje om er tussen te komen. □ de snelweg De snelweg is een verkeersweg die alleen bedoeld is voor snel verkeer. Fietsers en voetgangers mogen daar niet komen. Op een snelweg zijn verschillende rijbanen naast elkaar. Bijvoorbeeld: Op de snelweg mag je 120 km per uur rijden. □ de tegenligger Een tegenligger is iemand die in tegenovergestelde richting rijdt. Alle bestuurders die u tegemoet komen zijn tegenliggers. Bijvoorbeeld: Pas op, er komt een tegenligger aan die heel hard rijdt.
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
7
□ de rotonde Een rotonde is een soort rond plein waar meerdere wegen op uit komen. Bijvoorbeeld: Ik wist niet welke kant ik op moest, dus ik heb drie rondjes over de rotonde gereden. Toen had ik de juiste afslag gevonden. □ de achteruitkijkspiegel Een achteruitkijkspiegel is een spiegel in een auto of op een fiets. In de achteruitkijkspiegel kun je zien wat er achter je gebeurt. Bijvoorbeeld: Voordat ik rem, kijk ik in mijn achteruitkijkspiegel om te zien of er iemand achter mij rijdt. □ voorrang Als je voorrang hebt op een weg dan heb je het recht om als eerste te gaan. Als je voorrang verleent aan een ander, dan mag de ander eerst gaan. Bijvoorbeeld: Ik heb voorrang, dus de andere auto’s moeten wachten tot ik de weg op ben gereden.
Voorrangsborden
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
8
VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Waar of niet waar? Zet een kruisje. Waar 1.
De examinator mag niets voorzeggen.
2.
Het is druk op de weg.
3.
Kojo moet bij de rotonde rechtsaf.
4.
Kojo mag het rijbewijs morgen ophalen.
Niet waar
Kijk voor de antwoorden op pagina 22
SAMENVATTING Opdracht 7. Maak een korte samenvatting. Schrijf in een paar zinnen op waar het gesprek over gaat. Schrijf alleen de belangrijkste dingen op.
Vraag aan uw (taal)vriend of hij uw samenvatting kan controleren. Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
9
GRAMMATICA Opdracht 8. Voegwoorden van tijd ‘Voordat’, ‘nadat’, ‘terwijl’ en ‘toen’ zijn voegwoorden van tijd. Deze woorden zeggen iets over wanneer iets is gebeurd, of gaat gebeuren. Kijk naar de zinnen: Voordat ik ga eten, ga ik sporten. Dit betekent: Ik ga eerst sporten. Dan ga ik eten. Nadat ik heb schoongemaakt, ga ik een film kijken. Dit betekent: Ik ga eerst schoonmaken. Daarna ga ik een film kijken. Terwijl ik aan het koken was, belde ik met mijn moeder. Dit betekent: Ik was aan het koken én ik belde met mijn moeder. Dit deed ik tegelijkertijd. Toen ik jong was, had ik een dikke bos haar. Nu ben ik kaal. Dit betekent: Vroeger had ik veel haar, maar nu heb ik helemaal geen haar meer. Nog een paar voorbeelden: Toen ik bij de winkel kwam, ging hij net sluiten. Terwijl ik televisie kijk, schrijf ik nieuwe woorden op. Nadat mijn kind naar de crèche ging, ben ik weer begonnen met werken. Voordat ik naar de bruiloft ga, ga ik naar de kapper.
Opdracht: Welke woorden betekenen ongeveer hetzelfde? Trek een lijn.
Kijk voor de antwoorden op pagina 20
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
110 0
Opdracht: Vul de zinnen in. Gebruik: voordat, nadat, terwijl en toen. 1. Ga je nog gauw even naar de supermarkt, ………………… hij dicht is? 2. Er is bij mijn buren ingebroken ………………… zij op vakantie waren. 3. Mijn broer is heel sportief. ………………… hij een hele dag heeft gewerkt, gaat hij elke avond nog een uur hardlopen. 4. Sommige mensen kunnen wel drie dingen tegelijk. ………………… ze aan de telefoon zijn kunnen ze ook nog een email schrijven en hun kind eten geven. 5. ………………… ik een half uur op hem had gewacht, ben ik naar huis gegaan. 6. ………………… ik nog geen kinderen had, sliep ik elk weekend uit. 7. ………………… je het rijexamen mag doen, moet je eerst je theorie-examen gehaald hebben. 8. ………………… Mohammed geslaagd was voor zijn rijexamen, moest hij nog een week wachten voor zijn rijbewijs klaar was. 9. ………………… ik mijn favoriete acteur op straat zag lopen, wist ik niet meer wat ik moest zeggen. 10. ………………… de hele stad nog slaapt, sta ik al op om naar mijn werk te gaan.
Kijk voor de antwoorden op pagina 22
Maria vindt de achteruitkijkspiegel ontzettend handig! Terwijl ze belt met haar vriendin, borstelt ze haar haren en maakt ze zichzelf op. Hopelijk is ze op haar werk voordat een politieagent haar een bekeuring geeft, anders raakt ze haar rijbewijs kwijt!
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
111 1
WOORDEN Opdracht 9. De woordrotonde U ziet een rotonde met vier afslagen. Bij elke afslag staat een ‘kernwoord’. Schrijf de woorden die te maken hebben met dat kernwoord bij die afslag. .
Schrijf de woorden bij het goede kernwoord. Twee woorden staan er al. autorijden, afslaan, de achteruitkijkspiegel, de afslag, de examinator, het theorieexamen, de rotonde, de tegenligger, het kruispunt, het rijbewijs, de richtingaanwijzer, de snelweg, invoegen, voorrang, voorsorteren. Het rijexamen
De weg
Rijden
autorijden voorsorteren …
De auto
Weet u nog meer woorden? Schrijf die er ook bij.
Kijk voor het antwoord op pagina 22 Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
112 2
SPREKEN Opdracht 10. UU en OE In de Edusom-les hebben we geluisterd naar het verschil tussen UU en OE. Woorden met OE zijn bijvoorbeeld: oefening, toets, invoegen. Woorden met UU zijn bijvoorbeeld: stuur, duur, zenuwen (Let op: soms schrijf je u en hoor je uu!) Soms lijken woorden met UU en OE erg veel op elkaar. Kijk maar: stuur vuur muur
-
stoer voer moer
Het is daarom belangrijk dat u goed het verschil leert tussen UU en OE. 1. Op de website kunt u de Edusom-les opnieuw beluisteren. Als u kunt, luister dan nog een keer naar de oefening. U kunt de oefening ook doen met uw taalvriend of iemand anders die goed Nederlands spreekt. Vraag dan of hij (of zij) de woorden voor u voorleest. Luister naar de woorden. Hoort u het verschil? Oefening Proef Gevoel Toets Voertuig
Natuurlijk Bestuurder Buurt Duur Stuur
2. Zeg nu de woorden na. Vraag uw taalvriend te controleren of u het goed doet. 3. Lees nu de zinnen. Zeg ze daarna hardop. 1. 2. 3. 4. 5.
De rijles duurt een uur. Hij moest invoegen op de snelweg. Hij rijdt erg goed. Het praktijkexamen duurt 50 minuten Mijn rijlessen zijn duur.
Tip: controleer uzelf. Neem uw stem op met een voice recorder (veel mobiele telefoons hebben deze functie) of met een microfoon op de computer. Luister de opname af. Klinkt u zoals u wilt klinken? Hoort u bij uzelf al het verschil tussen UU en OE? Dit is een goede manier om uzelf te controleren!
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
113 3
SCHRIJVEN Opdracht 11. Een kort verhaal schrijven Zenuwachtig Erwin, de instructeur van Kojo, zegt dat iedereen zenuwachtig is voor zijn rijexamen. Klopt dat? Heeft u wel eens een rijexamen gedaan, en was u toen zenuwachtig? Misschien heeft u nog nooit auto gereden. Maar ook voor andere examens kun je erg zenuwachtig zijn, zoals een toets op school, of een toets voor Nederlandse les! U gaat nu een kort verhaal schrijven over een dag waarop u examen moest doen. Kies uit één van deze onderwerpen: • Rijexamen • Examen op school • Nederlandse toets • Of een ander examen Hoe vond u het? Was u zenuwachtig, ging het goed, heeft u een grote fout gemaakt? En het belangrijkste: bent u geslaagd? 1. 2. 3. 4.
Bedenk eerst wat u wilt vertellen. Kent u alle woorden? Zoek de woorden die u niet kent op in een woordenboek. Schrijf uw tekst op. Laat de tekst door iemand controleren, bijvoorbeeld door uw taalvriend.
Succes!
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
114 4
OEFENING Opdracht 12. En toen, en toen Op deze illustratie zie je 50 foto’s. Dit zijn foto’s van belangrijke mensen en dingen in Nederland. Het zijn 50 dingen die iedere Nederlander moet kennen, vinden sommige mensen. Op de eerste foto staat een hunebed. Hunebedden vind je in de provincie Drenthe en ze zijn al vijfduizend jaar oud. Op de laatste foto zie je de euro. Voordat Nederland in 2002 de euro kreeg, betaalde je hier met guldens.
Welke mensen en dingen kent u op deze illustratie? Kijk op www.entoen.nu om de plaat duidelijker te zien. Schrijf de woorden naast de tekening. De foto’s op de illustratie staan geordend op tijd: de hunebedden zijn het oudst, de euro is het nieuwst. Kunt u met deze foto’s een paar zinnen maken, met de woorden toen, voordat en nadat? Bijvoorbeeld: Lang voordat Nederland de euro kreeg, waren er al hunebedden. Op de website www.entoen.nu vindt u een heleboel informatie over deze plaat. Elke foto wordt uitgelegd en er staan links met meer informatie en tips. Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
115 5
DE WOORDEN Opdracht 13. Samenstelling Veel Nederlandse woorden zijn een combinatie van twee woorden. Dat noem je samenstellingen. Bijvoorbeeld: praktijkexamen theorie-examen parkeerplaats
Dit is een combinatie van de woorden praktijk en examen. Het betekent: een examen in de praktijk. Dit is een combinatie van de woorden theorie en examen. Het betekent: een examen van de theorie. Dit is een combinatie van de woorden parkeren en plaats. Het betekent: een plaats om te parkeren.
1. Wat betekenen deze woorden: autopapieren
…………………………………………………………………………………
fietslicht
…………………………………………………………………………………
radioles
…………………………………………………………………………………
rijbewijs
…………………………………………………………………………………
rijles
…………………………………………………………………………………
snelheidsmeter………………………………………………………………………………… verkeersregel …………………………………………………………………………………
2. Verbind de woorden en maak de goede samenstellingen. achteruitkijk • richting • kruis • praktijk • tussen • verkeers •
• aanwijzer • examen • punt • spiegel • tijds • veiligheid
3. Kent u nog meer samenstellingen? Schrijf ze op.
‘Nederland’ is ook een samenstelling! ‘Neder’ is een oud woord voor laag. Nederland betekent dus eigenlijk laag land!
Kijk voor de antwoorden op pagina 23 Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
116 6
SPREKEN Opdracht 14. Spreek samen! Doe deze opdracht samen met iemand die goed Nederlands spreekt. Eén van jullie is ‘A’, de ander is ‘B’. Lees de tekst hardop voor. Draai daarna de rollen om. A: Heb je het al gehoord?
B: Wat bedoel je?
A: Heb je het al gehoord?
B: Wat bedoel je?
A: Ik ben weer gezakt.
B: Het is niet waar!
A: Ik ben weer gezakt.
B: Het is niet waar!
A: Echt, weer gezakt.
B: Hoe kan dat nou?
A: Echt, weer gezakt.
B: Hoe kan dat nou?
A: Ik reed door rood.
B: Je meent het niet!
A: Ik reed door rood.
B: Je meent het niet!
A: Maar dat’s niet alles…
B: O nee, wat dan?
A: Maar dat’s niet alles…
B: O nee, wat dan?
A: Ik reed iemand aan.
B: O echt, wat erg!
A: Ik reed iemand aan.
B: O echt, wat erg!
A: Het was mijn schuld.
B: Wat een verhaal, zeg. En wat doe je nu?
A: Het was mijn schuld.
B: Wat een verhaal, zeg. En wat doe je nu?
A: Eerst nog wat lessen. Dan nog eens
B: Heel veel succes! En kijk maar goed uit!
proberen.
B: Heel veel succes! En kijk maar goed uit!
A: Eerst nog wat lessen. Dan nog eens proberen.
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
117 7
SPREKEN Opdracht 15. Spreek samen! Doe deze opdracht samen met iemand die goed Nederlands spreekt, bijvoorbeeld een taalvriend of uw buurman. 1. Lees de vragen. Stel elkaar om de beurt een vraag. Is het antwoord ‘ja’, volg dan de lijn met JA. Is het antwoord ‘nee’, volg dan de lijn met NEE. 2. Praat met elkaar over het rijbewijs en rijles nemen. Leert u nieuwe woorden? Schrijf ze op in uw woordschrift!
Heeft u een rijbewijs?
JA
NEE Wilt u uw rijbewijs nog halen?
NEE Waarom niet?
Heeft u een Nederlands rijbewijs?
JA
Hoe ging uw examen? Bent u in één keer geslaagd?
NEE
JA
Heeft u al rijlessen genomen?
NEE
Als u rijles gaat nemen hoe kiest u dan uw rijschool?
JA Wat heeft u op uw rijles al allemaal geleerd?
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
118 8
LEZEN Opdracht 16. Lees de tekst. Lees de informatietekst over het rijexamen. Beantwoord daarna de vraag van de les.
Het rijexamen.
In Nederland wil iedereen het liefst zo snel mogelijk zijn rijexamen halen. Als je 18 jaar bent, dan mag je zelf een auto besturen. Als je je rijbewijs hebt natuurlijk. Als je 16 bent, dan mag je al een scooterrijbewijs halen. Er zijn verschillende soorten rijbewijzen die je kunt halen in Nederland. Elk rijbewijs heeft een aparte letter of code gekregen.
Bromfietscertificaat
AM
Motorrijbewijs
A
Personenautorijbewijs
B
Vrachtwagenrijbewijs
C
Busrijbewijs
D
Aanhangwagen
E
De meeste mensen hebben een autorijbewijs. Om een rijbewijs te halen moet er een theorie-examen gemaakt worden en er moet een praktijkexamen gedaan worden. Allebei de onderdelen moeten voldoende zijn afgerond om een rijbewijs te krijgen. Om te testen of je al goed genoeg bent, kun je een tussentijdse toets afleggen. Bij deze toets wordt gekeken of een kandidaat al voldoende heeft geleerd om te slagen voor het rijexamen. Als het niet lukt om het examen te halen dan kan de kandidaat het nog een keer proberen. Het examen en de rijlessen zijn wel erg duur. Veel mensen moeten dus een tijd sparen voordat ze kunnen beginnen met rijlessen. Maar dat vergeet je vaak snel als je uiteindelijk je rijbewijs hebt en zelfstandig een auto mag besturen.
VRAAG VAN DE LES Om je rijbewijs te halen moet je een theorie-examen en een praktijkexamen leggen. Je kunt ook nog een tussentijdse toets doen. Wat is een tussentijdse toets?
Kijk voor het antwoord op pagina 23 Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
119 9
PRAKTIJK Opdracht 17. Kijk in de praktijk. Op zoek gaan naar een rijschool Niet alle rijscholen zijn hetzelfde. Op de website van het CBR (het Centraal Bureau Rijbewijzen) kan je informatie vinden over alle rijscholen van Nederland. Je kunt bijvoorbeeld zien hoe hoog het slagingspercentage van een rijschool is. Dat betekent het aantal cursisten dat in één keer slaagt voor het rijexamen. Maar je kunt er ook zien wat voor soort lessen een rijschool aanbiedt. Sommige rijscholen bieden bijvoorbeeld een speciaal lessenpakket aan, of je mag er net zo vaak examen doen tot je slaagt, zonder extra lessen te betalen. Ga naar de site www.rijschoolgegevens.nl en zoek rijscholen bij jou in de buurt. Welke rijschool zou u kiezen? Waarom? Wat vindt u het allerbelangrijkst voor een rijschool? En wat vindt u niet zo belangrijk?
MEER INFORMATIE ZOEKEN ‘Samenstellingen’ Op de website www.dutchgrammer.nl vind je informatie over de Nederlandse grammatica. Wilt u meer oefenen met samenstellingen? http://www.dutchgrammar.com/nl/?n=NounsAndArticles.24
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
220 0
HOE GAAT HET? Opdracht 18. Evaluatie. Nieuwe woorden. Kent u de woorden? Kruis aan. □ de achteruitkijkspiegel □ de examinator □ de gordel □ de instructeur □ de parkeerplaats □ de richtingaanwijzer □ de rijles □ de rotonde □ de snelweg □ de tegenligger □ het kruispunt □ het praktijkexamen □ het rijexamen □ het theorie-examen □ invoegen □ voorrang □ voorsorteren
Opdracht 19. Evaluatie. Kunt u dit nu? Deze les ging over Kojo. Zij moest rijexamen doen. Zij is zenuwachtig en vergeet door de zenuwen haar gordel om te doen. Maar verder doet zij het goed. Zij is geslaagd. Volgende week kan zij haar rijbewijs ophalen bij de gemeente. En u? Kent u de woorden over autorijden en rijexamen doen? Kunt u daar nu een gesprek over begrijpen? Gaat dat goed? Of een beetje? Of vindt u het nog erg moeilijk? Zet een kruisje.
Goed
Een beetje
Moeilijk
Woorden over de auto en Autorijden Een gesprek begrijpen over het rijbewijs en rijles nemen. Informatie lezen over het rijexamen Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
221 1
ANTWOORDBLAD Opdracht 3 1. Waar. 2. Waar. 3. Waar. 4. Niet waar. Opdracht 6 1. Waar. 2. Niet waar. 3. Niet waar. 4. Niet waar. Opdracht 7 (voorbeeld) Dit is een voorbeeld. Vraag een vriend of vriendin om je eigen samenvatting te controleren. Deze les ging over Kojo. Ze moest rijexamen doen. Ze vergeet door de zenuwen tijdens haar examen haar gordel om te doen, maar verder doet ze het goed. Ze is geslaagd. Volgende week kan ze haar rijbewijs ophalen bij de gemeente. Opdracht 8 lijnen trekken Nadat Terwijl Toen Voordat -
Later dan iets anders Op hetzelfde moment Vroeger Eerder dan iets anders
vul de zinnen in 1. voordat 2. terwijl of toen 3. Nadat (je kunt hier ook zeggen: Als) 4. Terwijl 5. Nadat 6. Toen 7. Voordat 8. Nadat 9. Toen 10. Terwijl Opdracht 9 Het rijexamen: de examinator, het theorie-examen, het rijbewijs. De weg: de afslag, de rotonde, het kruispunt, de snelweg De auto: de achteruitkijkspiegel, het gaspedaal, de richtingaanwijzer Rijden: autorijden, voorsorteren, afslaan, remmen, invoegen
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
222 2
Opdracht 13 wat betekenen de samenstellingen? autopapieren dit zijn de papieren die bij een auto horen. fietslicht dit is het licht op een fiets. radioles dit is een les op de radio. rijbewijs dit is een bewijs dat u kunt rijden. rijles dit is een les om te leren rijden. snelheidsmeter dit is een meter die de snelheid laat zien. verkeersregel dit is een regel in het verkeer. lijnen trekken – maak de goede samenstellingen achteruitkijkspiegel richtingaanwijzer kruispunt praktijkexamen tussentijds verkeersveiligheid voorbeelden van andere samenstellingen woordenboek boekenkast voordeur theelepel koffiekopje menukaart sollicitatiebrief Vraag van de les De tussentijdse toets is een soort proefexamen. Je doet deze toets als je bijna klaar bent voor je echte examen. Een examinator zegt dat wat je al goed doet en wat je nog niet goed doet. Als je de ‘speciale vaardigheden’, zoals parkeren en een heuvel oprijden, goed doet op de tussentijdse toets, hoef je die niet meer te doen op je echte rijexamen. Dit scheelt voor sommige mensen een boel zenuwen!
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
223 3
Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Leef & Leer. En op Oefenen.nl. Daar vindt u programma’s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. Een taalvriend is iemand die goed Nederlands spreekt. Een vriend. Of misschien iemand van uw werk. Of uw buurman. Het is handig als u een taalvriend heeft om samen de oefeningen mee te doen En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier!
Luister & kijk naar Edusom
Oefen in de praktijk
Oefen met de lesbrieven
Oefen met stationnederlands.nl
Ga naar een cursus & taalspreekuur OBA
Oefen met Oefenen.nl en Leef & Leer
Les 37 Plus- Station Nederlands - Edusom © ITTA 2015
224 4