Nederlandse Vereniging voor Pleeggezinnen
Pleegouders … partners in de zorg!? Een inventarisatie van de knelpunten die pleegouders ervaren in de samenwerking op de werkvloer rond de zorg voor een kind in een pleeggezin.
Maart 2008; NVP Overijssel (0570) 52 38 31;
[email protected]; www.denvp.nl
Inhoud.
1.
Inleiding.
2.
De wensen van pleegouders. 2.1.
Pleegouders willen een positie als partner in de zorg voor een pleegkind en erkend worden als deskundige over het (dagelijkse) leven van het kind.
2.2.
Pleegouders willen dat het ontwikkelingsbelang van het pleegkind altijd centraal staat en dat de kwaliteit van beslissingen verbeterd wordt.
2.3.
Pleegouders willen duidelijkheid over de taken en verantwoordelijkheden van de medewerkers van de pleegzorgaanbieder en bureau jeugdzorg.
2.4.
Pleegouders willen openheid in de communicatie en alle benodigde informatie die van belang is voor een goed verloop van de pleegzorgplaatsing.
2.5.
Pleegouders willen de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan alle besluitvormende en opiniërende besprekingen die betrekking hebben op het bij hun geplaatste pleegkind.
2.6.
Pleegouders willen dat bij het vaststellen van de bezoekregeling van het kind met zijn ouders het belang van het kind leidend is en dat de regeling wordt afgestemd op de mogelijkheden van het pleeggezin.
2.7.
Pleegouders willen dat altijd bekend is wie de pleegzorgbegeleider en wie de gezinsvoogd is en dat wisseling van deze medewerkers zoveel mogelijk voorkomen wordt.
2.8.
Pleegouders willen bij een crisisplaatsing, dat er direct gestart wordt met het in kaart brengen van de hulpvraag van het kind, de (on)mogelijkheden van de ouders en het gewenste vervolg.
2.9.
Pleegouders willen dat bij beëindiging van een plaatsing van een pleegkind, de rol die zij in het belang van het kind nog in zijn leven kunnen vervullen, besproken wordt voor het vertrek van het kind.
3.
Conclusies en aanbevelingen.
4.
Samenvatting.
2
1. Inleiding. De overheid heeft beoordeeld dat de zorg voor pleegkinderen verbeterd dient te worden en heeft daartoe een aantal ontwikkelingen in gang gezet, zoals het Deltaplan Jeugdzorg, Beter Beschermd en de wetsvoorstellen voor aanpassing van de kinderbeschermingsmaatregelen. Deze ontwikkelingen zijn van belang, maar op zich niet voldoende om een goede kwaliteit van de pleegzorg te waarborgen. Het is voor het scheppen van goede ontwikkelingskansen voor pleegkinderen binnen de huidige en toekomstige wet- en regelgeving een essentiële factor dat de betrokkenen rond de plaatsing van een kind in een pleeggezin goed met elkaar samenwerken en dat er duidelijkheid is over posities, taken en verantwoordelijkheden. Wat goede samenwerking is kan vanuit verschillende invalshoeken anders beoordeeld worden. In deze nota wordt beschreven hoe pleegouders de samenwerking wensen en hoe zij aankijken tegen hun positie. De NVP Overijssel constateert al vele jaren dat er in de samenwerking tussen pleegouders, Trias Jeugdhulp Pleegzorg en Bureau Jeugdzorg Overijssel verbetering nodig is en heeft de knelpunten besproken met de betrokken instellingen, maar de knelpunten zijn blijven bestaan. Naast de knelpunten zijn er zeker ook veel positieve ervaringen: goede samenwerking rond een pleeggezinplaatsing, komt het kind ten goede! In 2004 hebben twee studenten van de Hogeschool Windesheim in opdracht van de NVP Overijssel onderzoek gedaan naar de vraag “Waarom stoppen pleegouders met pleegzorg?”. Uit het onderzoek kwam naar voren dat het voor het behouden van pleegouders belangrijk is dat er binnen de pleegzorg goede communicatie is tussen de betrokkenen, dat pleegouders serieus genomen worden en dat het belang van het pleegkind voorop gesteld wordt. Uit het onderzoek kwam naar voren dat pleegouders hun ontevredenheid over pleegzorg vooral neerleggen bij de gezinsvoogd. Van de geënquêteerde pleeggezinnen was 46% van mening dat de voogd niet altijd in het belang van het pleegkind handelt, 48% was het oneens met de stelling dat de voogd de beslissingen met de pleeggezinbegeleider overlegt, 39% gaf aan dat de voogd pleegouders niet bij beslissingen betrekt. In 2005 heeft de Inspectie Jeugdzorg op verzoek van de provincie Overijssel onderzoek gedaan naar de samenwerking tussen Bureau Jeugdzorg Overijssel en de Voorziening Pleegzorg Overijssel (nu: Trias). Op grond van de onderzoeksresultaten was de inspectie van oordeel dat het werkdocument over de samenwerkingsafspraken tussen de Voorziening Pleegzorg Overijssel en Bureau Jeugdzorg Overijssel onvoldoende houvast biedt om een goede samenwerking tot stand te brengen. Het is voor pleegouders niet altijd duidelijk wat ze van beide instellingen mogen verwachten en de afstemming hangt in hoge mate af van de individuele werkers. De inspectie heeft aanbevolen om het werkdocument aan te passen. Trias en Bureau Jeugdzorg Overijssel hebben hier gehoor aan gegeven en zijn sindsdien bezig met de beschrijving van de samenwerking in de pleegzorg. In 2006 constateerde de NVP dat de knelpunten in de samenwerking er nog onverminderd zijn. Om een advies uit te brengen over verbetering heeft de NVP over heel 2007 de knelpunten en positieve ervaringen, die door Overijsselse pleegouders werden ervaren, geïnventariseerd. Deze ervaringen betreffen voor 95% Bureau Jeugdzorg Overijssel en Trias. In een enkel geval gaat het over de William Schrikker Groep, de jeugdhulp en jeugdbescherming van het Leger de Heils of een bureau jeugdzorg uit een andere provincie. Via de pleitbezorging, de vragen om informatie en advies, de gespreksgroepen, de themaavonden, de informele gesprekken met pleegouders en een oproep in de nieuwsbrief en op de website van de NVP om ervaringen te melden is er goed zicht op wat er bij pleegouders leeft. In het volgende hoofdstuk worden de meest genoemde wensen van pleegouders en een greep uit de (geanonimiseerde) concrete ervaringen, beschreven. Knelpunten betreffende de financiële vergoedingen zijn niet verwerkt, die staan beschreven in de NVP nota “Pleegouders willen wel de zorgen, maar niet de kosten” (2007). 3
2. De wensen van pleegouders. 2.1. Pleegouders willen een positie als partner in de zorg voor het pleegkind en erkend worden als deskundige over het (dagelijkse) leven van het kind. Zeven dagen per week en vierentwintig uur per dag zijn pleegouders verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van soms ernstig getraumatiseerde kinderen. Toch voelen zij zich ondanks hun kennis over het pleegkind lang niet altijd serieus genomen en ervaren dat zij onvoldoende gehoord worden aangaande de besluitvorming en het verloop van de zorg aan hun pleegkind. Pleegouders willen met alle betrokkenen als een team ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid om het pleegkind heen staan, maar voelen zich soms meer cliënt in plaats van partner in de zorg en vrijwillig medewerker. Pleegouders zijn geen professionele hulpverleners. De kracht van pleegouders is juist dat zij hun gezin openstellen voor het kind van een ander om het de kans te bieden zich te ontwikkelen tot een volwassene die adequaat kan deelnemen aan de samenleving. Toch wordt zelfs bij beslissingen die direct het kind in het pleeggezin aangaan de mening van pleegouders niet altijd gehoord. We hebben ervaring met meerdere pleegkinderen, maar het vreemde gedrag van de pleegdochter die sinds twee jaar bij ons woont, spant echt de kroon. Dat is ook wel begrijpelijk gezien wat ze allemaal heeft meegemaakt. Wij hebben behoefte aan specialistische adviezen en denken dat zij naast de zorg die wij haar kunnen bieden aanvullend therapie nodig heeft. We hebben bij herhaling gepleit voor een onderzoek. De gezinsvoogd vond het eerst niet nodig, want het ging toch al een stuk beter. De pleeggezinbegeleider stelde zich afwachtend op. Een half jaar geleden is de gezinsvoogd overstag gegaan, maar er is nog steeds niets geregeld. De problemen zijn nu zo hoog opgelopen dat het te zwaar wordt voor onze andere kinderen en we hebben met pijn in ons hart besloten dat ze niet bij ons kan blijven. We vragen ons af of gezien haar gedrag plaatsing in een ander pleeggezin nog wel mogelijk is. Als er tijdig was ingespeeld was op onze zienswijze, had een overplaatsing mogelijk voorkomen kunnen worden.
We hebben al een paar keer tijdelijk een afstandsbaby opgevangen. Onze ervaringen in de samenwerking waren altijd erg goed, maar bij de laatste afstandsbaby is de overplaatsing heel verdrietig verlopen. Het bleef lange tijd onduidelijk hoe lang het kindje zou blijven en daar hebben we ons heel soepel in opgesteld. Na vijf maanden kregen we plotseling een telefoontje van de gezinsvoogd dat alles rond was en er ook al een gezin beschikbaar was. Dat was op een maandagmiddag en op woensdagochtend zou de overplaatsing plaats vinden. Tot nu toe hadden we altijd rustig toegewerkt naar de plaatsing in een nieuw gezin. Het verliep steeds weer anders, maar altijd zorgvuldig en in goed overleg De pleegouders komen dan eerst bij ons op bezoek en kunnen dan meemaken hoe wij met het kindje omgaan. Dan volgt er een bezoek aan het nieuwe gezin. Met een paar bezoekjes over en weer kan dan iedereen, ook onze kinderen, toegroeien naar de nieuwe situatie. Ik heb de overplaatsing nog twee dagen kunnen rekken, maar dat is me door de gezinsvoogd niet in dank afgenomen en de sfeer rond de overplaatsing was heel onplezierig. Op deze manier willen we het nooit meer meemaken.
De moeder van onze pleegdochter van negen jaar drong er herhaaldelijk bij de gezinsvoogd op aan dat haar dochtertje in het weekend mocht komen logeren in plaats van de bezoekjes bij ons thuis. De gezinsvoogd had als voorwaarde gesteld dat ze dan wel een eigen woonruimte moest hebben en dat haar vriend, die onze pleegdochter toen ze nog bij haar
4
moeder woonde, meerdere malen heeft misbruikt, dan niet bij haar in huis mocht zijn. Volgens de gezinsvoogd was dat op een gegeven moment allemaal geregeld, maar onze pleegdochter vertelde dat in het eerste logeerweekend, de vriend van moeder er toch was geweest en ze wilde niet meer naar haar moeder toe. De gezinsvoogd nam dat totaal niet serieus en ondernam geen enkele actie. Wij wilden zolang haar veiligheid niet was gegarandeerd niet meer meewerken aan een logeerweekend. De gezinsvoogd suggereerde dat wij onze pleegdochter opstookten tegen haar moeder en dat hij de macht had om onze pleegdochter bij ons weg te halen. Het was onze eerste plaatsing en we wisten echt niet meer wat we moesten. De nog jonge, onervaren pleeggezinbegeleider had wel begrip voor ons standpunt, maar wist ook niet goed wat ze er mee aan moest. Het is uiteindelijk met een sisser afgelopen, doordat de moeder plotseling bij weer een nieuwe vriend introk, kon het volgende logeerweekend niet door gaan. De voogd was intussen langdurig ziek en zijn vervanger neemt ons wel serieus. Ondertussen reageert onze pleegdochter sterk op wat er is gebeurd en moeten we alle zeilen bijzetten om haar gedrag in goede banen te leiden.
2.2. Pleegouders willen dat het ontwikkelingsbelang van het kind altijd centraal staat en dat de kwaliteit van beslissingen verbeterd wordt. De twee fundamenten waarop een evenwichtige persoonlijkheid gevormd kan worden zijn dat het kind vertrouwen heeft in zichzelf en de ander. Vertrouwen in zichzelf en de ander kan ontstaan in een duurzame veilige hechtings- en opvoedingsrelatie, waarbinnen de primaire verzorger zijn gedrag afstemt op wat het kind nodig heeft. De voorwaarde voor het ontstaan van een hechtingsrelatie is de duurzame beschikbaarheid van dezelfde persoon. Continuïteit, voorspelbaarheid en betrouwbaarheid zijn van belang voor een goede ontwikkeling van kinderen. Toch is het soms vele jaren onduidelijk of het pleegkind bij zijn pleegouders blijft wonen of terug gaat naar zijn ouders. Het komt voor dat een terugplaatsing naar de ouders niet is ingegeven door het ontwikkelingsbelang van het kind, maar tegemoet komt aan de wensen en verlangens van de ouders. Overplaatsingen zijn soms zelfs gebaseerd op organisatorische redenen, terwijl elke herplaatsing consequenties heeft voor de ontwikkeling van het kind en elke keer de kans op probleemgedrag toeneemt. Pleegouders vinden het van belang dat de gezinsvoogd inzichtelijk maakt waarom bepaalde keuzen gemaakt worden, zodat duidelijk wordt dat er in het ontwikkelingsbelang van het kind gehandeld wordt. Door een meer expliciete wijze van motiveren, waarbij de verschillende belangen duidelijk gemaakt worden, moet zichtbaar worden dat het belang van het kind centraal gesteld wordt. Belangrijke beslissingen mogen niet afhankelijk zijn van de persoonlijke inzichten van de medewerker van bureau jeugdzorg of de pleegzorgbegeleider op een bepaald moment, maar moeten vast liggen in het hulpverleningsplan. Pleegouders vinden veelal dat bij twijfel over de kans van slagen van een terugplaatsing naar de ouders, het kind niet terug geplaatst mag worden. Wij doen naast langdurige pleegzorg al jaren crisisopvang en het valt ons op dat er veel willekeur is in het beleid. Een jongetje van vier jaar moest toen hij ruim drie maanden bij ons was naar een volgend tijdelijk gezin. Het was nog niet duidelijk of hij weer bij zijn moeder kon gaan wonen. We hebben aangeboden dat hij wel bij ons mocht blijven totdat duidelijk was hoe het verder zou gaan. Het jongetje had juist zijn plekje bij ons wat gevonden en was een stuk rustiger dan het chaotische, drukke kind dat bij ons binnenkwam. Hij mocht niet blijven omdat de crisispleegzorg dan verstopt zou raken. Wat is hier nu het belang van het kind? Overigens voelden we ons ruim een jaar geleden juist onder druk gezet om een crisisplaatsing langer te laten duren dan de geplande twee weken. Het betrof toen een plaatsing van een puber die eigenlijk niet in ons gezin paste.
5
Onze pleegdochter is nu zeven jaar en woont vanaf haar derde maand bij ons. Het gaat heel goed met haar. De moeder heeft een verstandelijke handicap. Het contact met haar verloopt naar wens en er worden bezoekjes over en weer afgelegd. Ook bij verjaardagen en andere bijzondere dagen in het leven van haar dochter wordt ze betrokken. De moeder komt graag bij ons en ze vindt het goed dat haar dochter bij ons woont. We hebben veel aan de ondersteuning van onze pleeggezinbegeleider. Toen onze pleegdochter vier jaar was is haar vader opgedoken. Tot dan toe wist hij niet dat hij een kind had. Er is afgesproken dat hij elke zes weken op bezoek mag komen. Vader is een eenzame, vriendelijke man, maar de bezoeken verlopen moeizaam en vader weet eigenlijk niet goed hoe hij met zijn dochter om moet gaan. Het komt ook geregeld voor dat hij op het moment van het bezoek afbelt. Vader woont alleen en heeft geen ervaring met kinderen. Vader wil in de toekomst graag zelf voor zijn dochter gaan zorgen en heeft dat ook al tegen zijn dochter gezegd. De voogd wil de mogelijkheden onderzoeken en heeft een nieuw schema gemaakt voor de bezoeken die uitmonden in over drie maanden een nachtje logeren. Wij willen wel meewerken aan een beter contact tussen vader en dochter, maar vinden het niet in het belang van onze pleegdochter dat ze bij haar vader gaat wonen. Ze is door de hele situatie heel onrustig en plast ook ’s nachts weer in bed. Tijdens het vorige bezoek heeft vader gezegd dat ze een keer mag komen logeren, maar dat wil onze pleegdochter helemaal niet. Gaat het nu om het belang van onze pleegdochter of om het belang van haar vader? Een kind is toch geen proefkonijn! We hebben een gesprek met de voogd en onze pleeggezinbegeleider aangevraagd. Ondertussen is onze pleegdochter door de hele situatie heel gespannen en is het voor haar niet mee zo vanzelfsprekend dat ze bij ons woont.
2.3. Pleegouders willen duidelijkheid over de taken en verantwoordelijkheden van de medewerkers van de pleegzorgaanbieder en bureau jeugdzorg. Het is voor pleegouders niet altijd duidelijk wat ze van de pleegzorgbegeleider en de medewerker van bureau jeugdzorg mogen verwachten. Wat is nou precies de taak van de gezinsvoogd? Hoe vaak komt hij en welke beslissingen neemt hij? Wat kunnen pleegouders van de pleeggezinbegeleider verwachten? Bij wie moet je waarvoor aankloppen? Sommige gezinsvoogden komen regelmatig en kennen het kind en het pleeggezin, anderen komen bijna nooit. Veel pleegouders hebben wel veel steun aan de gesprekken en pedagogische adviezen van hun pleeggezinbegeleider, maar als het er op aan komt en er bijvoorbeeld verschil van inzicht ontstaat met de gezinsvoogd, stelt de pleeggezinbegeleider zich nogal eens afwachtend op. Pleegouders ervaren dat zij niet altijd voldoende betrokken worden bij beslissingen van de gezinsvoogd, maar de gezinsvoogd overlegt ook niet altijd met de pleeggezinbegeleider. Bij een van de gezinsvoogden hebben we een keer overwogen om uit te testen of hij de kinderen kent, door onze buurkinderen te verwisselen met onze pleegkinderen. We vroegen ons af hij het door zou hebben gehad, maar we hebben het toch maar niet gedaan.
Onze pleegzoon is bijna zeventien jaar. We voorzien dat hij het over een jaar nog lang niet zelfstandig zal redden. Onze pleegzoon wil het er eigenlijk niet echt over hebben. Wel is duidelijk dat hij het liefst bij ons wil blijven. Dat lijkt ons ook het beste en dat willen we ook wel, maar wat komt daar allemaal bij kijken? Hoe zijn de financiën, de ondersteuning en de verantwoordelijkheden dan geregeld? We zouden wel willen dat er een checklist was van alle mogelijkheden en zaken die er geregeld moeten worden. We hebben het al wel aangekaart bij de gezinsvoogd en de pleeggezinbegeleider, maar die vinden dat het nog 6
geen haast heeft. Wij willen het juist in alle rust regelen nu het nog geen heet hangijzer is. We hebben niet duidelijk wat we kunnen verwachten aan ondersteuning van de gezinsvoogd en de pleeggezinbegeleider.
In april bedachten we dat als we in de zomer op vakantie wilden we een geldig identiteitspapier moesten hebben voor ons pleegkind van twee jaar. Bij de gemeente hoorden we dat daarvoor verschillende papieren nodig zijn, onder meer een formulier met toestemming voor de aanvraag met handtekening van de biologische ouders. We stuurden de gezinsvoogd een brief met de vraag of hij de benodigde papieren kon regelen. We kregen een brief terug waarin stond dat de ouders niet willen dat hun kind een paspoort krijgt en/of naar het buitenland reist. En dat de gezinsvoogd niet in de positie is om dit af te dwingen. Natuurlijk belde ik direct de gezinsvoogd voor meer informatie. Hij vertelde dat hij het de ouders telefonisch gevraagd had, terwijl hij daarvoor in hetzelfde telefoongesprek gevraagd had of ze de papieren voor de verlenging van de ondertoezichtstelling wilden tekenen. Ook zei de gezinsvoogd dat ons pleegkind (met een verstoorde hechting) maar een paar weken ergens moest gaan logeren. Van de NVP kreeg ik onder meer informatie dat de kinderrechter vervangende toestemming kan geven voor een paspoort. We hebben de informatie van de NVP en waarom we het voor ons pleegkind van belang vonden, dat ze met ons mee op vakantie ging, op papier gezet. De gezinsvoogd heeft na ontvangst van deze brief bij de kinderrechter vervangende toestemming aangevraagd. De rechter begreep dat we met ons pleegkind op vakantie wilden en verleende de toestemming. En de ouders zijn er uiteindelijk trots op dat hun pleegkind in het buitenland is geweest.
In een blad over de pleegzorg hebben we wel eens gelezen dat er veranderingen kunnen komen en dat mogelijk de pleeggezinbegeleider ook de eigen ouders gaan begeleiden. Ook de rol van de pleegouders naar de eigen ouders zou bij sommige plaatsingen intensiever kunnen worden, maar in onze provincie had ik daar nog niets van gemerkt. Wel zijn we zonder dat we het van te voren wisten in iets anders verzeild geraakt en dat heeft te maken met het Deltaplan. Het loopt heel anders dan we gewend zijn bij andere pleegkinderen. Er wordt volgens de Deltaplanmethode intensief gewerkt rond de plaatsing van ons pleegkind en er wordt naast de directe zorg voor ons pleegkind veel van ons verwacht. We hadden graag van te voren geweten wat ons te wachten stond.
2.4. Pleegouders willen openheid in de communicatie en alle benodigde informatie die van belang is voor een goed verloop van de pleegzorgplaatsing. Pleegouders hebben te maken met medewerkers van verschillende instanties en met de ouders en familie van hun pleegkind. Het kind kan met een kinderbeschermingsmaatregel of vrijwillig geplaatst zijn. De plaatsing kan voor kortere of langer tijd zijn. Het is van belang dat er goede informatie wordt gegeven over alle wetten, regels, personen en instanties waar pleegouders mee te maken krijgen. Een positieve ontwikkeling is de informatiemap voor pleegouders, die Trias heeft ontwikkeld en die in februari 2008 digitaal beschikbaar is gekomen. De informatie is toegankelijk beschreven en een goede bron van informatie. Het Servicepunt Pleegzorg dat door Trias in november 2007 in samenwerking Bureau Jeugdzorg Overijssel is gestart kan een goede aanvulling zijn. Bij dit servicepunt kunnen pleegouders, pleegzorgwerkers en medewerkers van bureau jeugdzorg met hun vragen terecht over alle regelingen met betrekking tot de pleegzorg. De financiële wegwijzer voor pleegouders is echter sterk verouderd en dringend aan herziening toe.
7
Pleegouders ervaren dat de gezinsvoogd soms teveel alleen beslist en zich niet altijd uitspreekt over wat hij van plan is en geregeld afspraken niet nakomt. De informatie over een pleegkind die (vooraf) voor een goed verloop van de plaatsing nodig is, wordt niet altijd in voldoende mate aan de pleegouders bekend gemaakt. Bij eerdere plaatsingen kregen we altijd alle informatie die voor de opvoeding van ons pleegkind van belang was. De laatste keer kregen we echter nauwelijks iets te horen. Na verloop van tijd kregen we door het gedrag van ons pleegkind het vermoeden dat ze mogelijk seksueel misbruikt was. We bespraken dit met de pleeggezinbegeleider en later ook met de gezinsvoogd. Toen bleek dat er inderdaad sprake was geweest van seksueel misbruik. Daar wisten wij niets van! Als we het wel van te voren hadden geweten, hadden we aantal zaken in de omgang met ons pleegkind beslist anders aangepakt.
Na zes jaar voor onze pleegzoon te hebben gezorgd, konden wij hem in ons gezin niet meer bieden wat hij nodig had. In afwachting tot er plek is in een instelling voor verstandelijk gehandicapte kinderen bij ons in de buurt, is hij tijdelijk in een particuliere instelling geplaatst. Om het weekend en ook een groot deel van de vakanties komt hij bij ons. Hij maakt echt nog deel uit van ons gezin. Ook bij verjaardagen, Sinterklaas en familiefeestjes wordt hij betrokken. We merken aan veel dingen dat er niet goed voor hem wordt gezorgd in de crisisopvang. Zijn kleren zijn vaak kwijt, niet schoon en kapot. Hij mag televisie kijken. zoveel hij wil. Hij wordt niet beschermd tegen het agressieve gedrag van een paar oudere kinderen. Het huis is niet schoon en ziet er niet gezellig uit. Eigenlijk wordt hij een beetje aan zijn lot over gelaten. Dit kind, dat juist zoveel structuur en begeleiding nodig heeft! We hebben het herhaaldelijk met de voogd besproken, maar die reageerde dat we ons teveel zorgen maken dat het een uitstekende plek is voor onze pleegzoon. We hebben een gesprek aangevraagd met de teamleider erbij. Iemand van de NVP ging ter ondersteuning met ons mee. Toen werd pas duidelijk dat ook bureau jeugdzorg zich zorgen maakt over de gang van zaken in de particuliere instelling en dat ze het daar ook wel hebben besproken.
Het kwam nogal eens voor dat zowel onze gezinsvoogd als de pleeggezinbegeleider gemaakte afspraken niet nakwamen. Deelname aan de gespreksgroep heeft me geholpen om steviger in mijn schoenen te staan in de gesprekken met de pleeggezinbegeleider en de gezinsvoogd. Mijn man en ik bereiden die gesprekken nu goed voor en we schrijven van te voren op wat we willen bespreken. We gaan niet meer mee in vage antwoorden of halve toezeggingen, maar willen dat er duidelijke afspraken worden gemaakt.
Onze gezinsvoogd was te laat met de aanvraag voor de verlenging van de ondertoezichtstelling. Het gevolg is dat het nu een vrijwillige plaatsing is geworden. Dat maakt de situatie wel kwetsbaarder, vooral omdat het contact met de eigen ouders niet altijd gemakkelijk verloopt. Bovendien is de regeling voor de financiële vergoedingen bij een vrijwillige plaatsing minder gunstig.
Sinds begin van dit jaar wonen onze twee kleinkinderen bij ons in huis. Op advies van bureau jeugdzorg zijn we voogd geworden. Ons oudste kleinkind is autistisch. Nu komen we er in de gespreksgroep voor pleeggrootouders achter dat we daardoor geen pleegouders meer kunnen worden, dat is niet mogelijk nu we de voogdij al hebben. Als bureau jeugdzorg
8
ons daar over had geïnformeerd was de keuze voor de pleegzorg voor ons veel gunstiger geweest.
We hadden voor het eerst een pleegkind in huis en er was een zitting bij de kinderrechter voor de verlenging van de ondertoezichtstelling. De gezinsvoogd adviseerde ons niet naar de zitting te gaan. Hij vertelde dat pleegouders daar eigenlijk nooit naar toe gaan en dat het niets voorstelde. Achteraf gezien hadden we er toch wel graag bij willen zijn, in ieder geval zelf de afweging willen maken.
2.5. Pleegouders willen de mogelijkheid hebben om deel te nemen aan alle besluitvormende en opiniërende besprekingen die betrekking hebben op het bij hun geplaatste pleegkind. Volgens de wet moet het hulpverleningsplan worden vastgesteld binnen zes weken na de dag waarop is komen vast te staan welke zorgaanbieder de zorg zal verlenen. In de informatiemap pleegzorg van Trias staat te lezen dat er twee keer per jaar een evaluatiebespreking met de betrokkenen plaats vindt. Deze evaluaties vinden echter lang niet altijd daadwerkelijk plaats. Pleegouders worden ook niet altijd betrokken bij het opstellen of de wijziging van het hulpverleningsplan. Het komt zelfs voor dat pleegouders het hulpverleningsplan helemaal niet kennen of dat de informatie niet meer actueel is. Er is een ontwikkeling gaande om de ouders van het kind meer en meer bij de evaluatiebesprekingen uit te nodigen. Het is uiteraard van groot belang om de eigen ouders optimaal te betrekken bij de plaatsing van hun kind in een pleeggezin. Het is echter ook van belang om de betrokkenheid en inbreng van de eigen ouders zo in te bedden dat het recht doet aan hun mogelijkheden en een goede besluitvorming niet in de weg staat. De belangen van een pleegkind dienen bepalend te zijn voor de manier waarop de ouders worden betrokken bij de plaatsing van hun kind. Een op de specifieke situatie toegesneden invulling van de wettelijke verplichting om ouders te betrekken bij de pleegzorgplaatsing is dan ook op zijn plaats. We hebben wel gemerkt dat de gezinsvoogd en de pleeggezinbegeleider telefonisch contact hebben om het een en ander af te stemmen. We hoorden van andere pleegouders, dat er elk half jaar een evaluatie is, waar zij ook bij zijn en dat daardoor veel ruis in de communicatie wordt voorkomen. We zullen er eens een balletje over opgooien.
De laatste twee jaar zijn we erg tevreden over hoe de evaluatie van de plaatsing van onze pleegdochter is geregeld. We zitten elk half jaar met de gezinsvoogd en pleeggezinbegeleider om tafel en dan wordt er zorgvuldig een lijn uitgestippeld over hoe we verder gaan. Zo worden verrassingen voorkomen.
Tijdens de laatste evaluatie waren voor het eerst ook de ouders van onze pleegkinderen aanwezig. We hebben een goed contact met hen en de bezoeken die bij ons thuis plaats vinden verlopen naar omstandigheden goed. Maar om het contact goed te houden kon ik tijdens de evaluatie niet alles zeggen, waardoor ik geen juist beeld kon geven hoe de ouders met hun kinderen omgaan en dat is de besluitvorming niet ten goede gekomen. We willen
9
ons echt inzetten voor een goed contact van de ouders met hun kinderen en vinden ook dat er naar hen moet worden geluisterd. Hun inbreng zou beter op een ander manier kunnen worden geregeld. Misschien zou daarvoor een extra bijeenkomst kunnen worden georganiseerd. Hoe het ook wordt geregeld, het is van belang dat wij vrijuit kunnen spreken over onze ervaringen en zienswijze.
Een deel van de besluitvormers bij bureau jeugdzorg ziet geen kinderen en gezinnen meer, maar neemt besluiten op grond van argumenten die schriftelijke en mondeling worden aangereikt door de gezinsvoogd. Hoe kunnen er over papieren kinderen goede besluiten worden genomen?
De zorg voor onze pleegkinderen nemen we graag en vrijwillig op ons. We zouden het echter wel redelijk vinden als onze aanwezigheid bij overleg, evaluaties en gesprekken betaald zou worden. Meestal vinden de gesprekken overdag plaats en dan moet mijn man er vrij voor nemen.
Er hebben al meerdere pleegkinderen bij ons gewoond. Het is geregeld nodig dat er extra deskundigheid wordt ingeschakeld. Vaak duurde het erg lang voordat dat geregeld was. Voor consultatie, diagnostiek en behandeling willen we dat er dan zonder wachttijd direct een beroep gedaan kan worden op de deskundigen. We zouden dan samen met de pleegzorgwerker gezamenlijk willen opereren als ”hulpvrager’’, zodat de nieuw vergaarde kennis en inzichten gedeeld kunnen worden.
2.6. Pleegouders willen dat bij het vaststellen van de bezoekregeling van het kind met zijn ouders het belang van het kind leidend is en dat de regeling wordt afgestemd op de mogelijkheden van het pleeggezin. Het is van belang dat pleegouders zich inzetten voor een goed contact van het pleegkind met zijn ouders en de existentiële relatie van het kind met zijn ouders respecteren. Onderzoek naar de effecten van de mate waarin het pleegkind contact heeft met de ouders laten geen eenduidig beeld zien. Aan de ene kant zijn er onderzoeken die laten zien dat een goede relatie tussen ouder en kind, bevorderend is voor de pleegzorgsituatie. Aan de andere kant zijn er onderzoeksresultaten die aantonen dat frequent contact vaak leidt tot voortijdig afbreken van de plaatsing in een pleeggezin. Ook zou frequent contact met de ouder samen kunnen hangen met een meer problematische ontwikkeling van het kind. De vaststelling van de juiste frequentie en vorm van het contact tussen de eigen ouders van het pleegkind moet nauw samenhangen met het doel van de plaatsing en vereist maatwerk en grote zorgvuldigheid. Moet het bezoek onder begeleiding plaatsvinden? Misschien op neutraal terrein? Is het een geheime plaatsing en wat zijn daarvan de consequenties? Vindt het bezoek bij de pleegouders thuis plaats? Is het verantwoord dat de ouders met het kind op stap gaan? Gaat het kind regelmatig op bezoek of logeren bij zijn ouders? De eerste en belangrijkste overweging bij de vaststelling van een bezoekregeling moet echter altijd het ontwikkelingsbelang van het kind zijn. Het contact met de ouders moet geen doel op zich zijn maar afgestemd worden op wat voor het kind nodig is.
10
We hebben drie pleegkinderen en twee eigen kinderen. Via de mail kregen we een nieuwe bezoekregeling met twaalf afspraken voor een van onze pleegkinderen. Tot nu toe vonden de afspraken altijd plaats in het weekend en dat is voor ons met halen en brengen erg handig omdat we dan beiden thuis zijn. De meeste afspraken waren nu gepland op een woensdagmiddag en dat is voor ons gezin heel lastig. We willen dat er van te voren met ons wordt afgestemd, voordat de bezoekregeling wordt vastgesteld.
Er moeten geen toezeggingen gedaan worden over uitbreiding van de bezoekregeling met de eigen ouders, als dit nog niet met ons als pleegouders besproken is. Laatst werd de nieuwe bezoekregeling ons per telefoon meegedeeld en de gezinsvoogd was op dat moment erg druk en had geen tijd om het er verder over te hebben.
Plotseling werd ons meegedeeld dat de bezoekregeling van ons pleegkind en de moeder werd uitgebreid. Het was ons niet duidelijk waarom en het leek ons ook niet goed voor ons pleegkind, dat juist wat tot rust begon te komen. Het gaat om een langdurige plaatsing. We wisten niet goed wat we er mee aan moesten. Gelukkig was er al gauw een bijeenkomst van de gespreksgroep. Dat hielp ons om onze positie te bepalen. We wilden pas meegaan in de nieuwe bezoekregeling als we inzicht hadden in het waarom van de uitbreiding en wat daarin het belang van ons pleegkind was. Het werd nog een heel gedoe, maar uiteindelijk is de nieuwe bezoekregeling teruggedraaid.
Onze pleegzoon is twaalf jaar. Zijn moeder leeft niet meer. Elke drie maanden is er een begeleid bezoek van anderhalf uur aan zijn vader in de bezoekruimte. Deze bezoeken vallen onze pleegzoon erg zwaar, maar hij werkt er goed aan mee. Nu kregen we onlangs zomaar uit het niets een telefoontje van de voogd dat de bezoekregeling wordt uitgebreid naar elke maand een dagdeel. De pleegzorgbegeleider was heel verbaasd en wist van niets, maar stelde zich afwachtend op. Onze pleegzoon gooit nu de kont tegen de krib en wil helemaal niet meer naar zijn vader. De voogd wil de nieuwe regeling toch doorzetten en hij heeft het de vader ook al beloofd. Wij hebben er veel moeite mee dat er niet vooraf met ons over is gesproken.
2.7. Pleegouders willen dat altijd bekend is wie de pleegzorgbegeleider en wie de gezinsvoogd is en dat wisseling van deze medewerkers zoveel mogelijk voorkomen wordt. Uiteraard is het niet altijd mogelijk om wisseling van pleeggezinbegeleiders gezinsvoogden te voorkomen, maar het zou zo veel mogelijk beperkt moeten worden. In het geval dat het niet anders kan moet een goede overdracht en soepele overgang gewaarborgd worden. Nieuwe werkers moeten goed zicht hebben op wat er tot dan toe heeft gespeeld om verkeerde inschattingen en beslissingen te voorkomen. Veranderingen worden niet altijd tijdig doorgegeven. Het komt voor dat er al een tijd een nieuwe gezinsvoogd is, maar dat de pleegouders nog van niets weten. Het komt ook voor dat er tijdelijk geen pleeggezinbegeleider beschikbaar is.
11
Bij wisseling van de gezinsvoogd wordt er – ondanks een tot dan toe zorgvuldig uitgestippeld beleid – soms toch plotseling een andere koers gevaren bijvoorbeeld ten aanzien van het contact met de ouders. Dit kan afhankelijk zijn van de individuele zienswijze van de gezinsvoogd op dat moment. Voor pleegkinderen, ouders en pleegouders kan dit veel onrust en onduidelijkheid opleveren. Bij ziekte is tijdig goede vervanging van belang. Onze pleeggezinbegeleider is al een jaar ziek. We kunnen wel iemand bellen als er problemen zijn, maar we kennen haar niet en dan doe je dat niet zo snel. Al die tijd is er geen evaluatie geweest en is het hulpverleningsplan niet aangepast.
Een rondje in onze gespreksgroep voor pleegouders, waar zes gezinnen aan deelnemen, leverde het volgende beeld op: In 18 maanden 5 pleeggezinbegeleiders en twee voogden. In 2 jaar 3 begeleiders en een goede voogd. Geen contact met de voogd, wel al jarenlang goed contact met de pleeggezinbegeleider. In 10 maanden drie begeleiders en een fantastische voogd. Al jaren dezelfde begeleider die prima werk levert, maar het laatste jaar 3 voogden, waarvan we de laatste voogd niet kennen. Geen begeleiding.
Wij hebben een half jaar geleden het kind van mijn verslaafde zus in huis genomen. Sinds twee maanden is het officieel een pleegzorgplaatsing. We hebben echt behoefte aan ondersteuning bij hoe we met de moeder van ons pleegkind om moeten gaan. Ze komt nu om de haverklap onverwachts langs om haar kind te zien, maar in feite vooral omdat ze haar verhaal kwijt wil. Ze vraagt ons soms ook om geld. We staan op de wachtlijst voor begeleiding.
We hebben een nieuwe gezinsvoogd, maar die komt al drie maanden niet in actie en er moet van alles geregeld worden. Hij heeft wel een keer gebeld, maar hij is nog niet geweest om kennis te maken. Ondertussen blijft er van alles liggen. Ons pleegdochtertje van drie jaar heeft de eerste twee jaar van haar leven bij haar psychiatrisch gestoorde moeder gewoond. Na een plaatsing in een crisisgezin woont ze al bijna weer een jaar bij ons Ze heeft ernstige gedragsproblemen en het vraagt veel van ons gezin, maar we willen alles op alles zetten om het vol te houden. Er is besloten dat ze wordt aangemeld bij een MKD, maar dat is een van de dingen die de nieuwe gezinsvoogd laat liggen.
De ouders van ons pleegkind wilden voor zijn negende verjaardag een televisie voor op zijn eigen kamer kopen. De zevende voogd zei: als de ouders dat willen kan ik daar niet intreden. Na veel gedoe hebben we toch voor elkaar gekregen, dat het niet doorgaat. In ons gezin heeft geen van de kinderen een eigen televisie op zijn kamer. We hopen nu maar dat de gezinsvoogd de ouders helpt te begrijpen waarom het niet mag en wat ze dan wel voor hun kind kunnen betekenen. De volgende voogd vertelde ons trouwens, dat hij het afgezien van ons standpunt sowieso niet goed had gevonden. Wat ons betreft moeten dergelijk zaken aan de pleegouders worden overgelaten.
12
2.8. Pleegouders willen dat er bij crisisplaatsingen direct wordt gestart met het in kaart brengen van de hulpvraag van het kind, de (on)mogelijkheden van de ouders en het gewenste vervolg. Als een kind bij pleegouders goed onderdak is, wordt er nogal eens geen vaart achter gezet om de hulpvraag van het kind duidelijk te krijgen. Wat heeft het kind nodig? Wat kunnen de ouders bieden? Wat is een goede vervolgplek? In de informatiemap pleegzorg van Trias staat te lezen dat na zes weken de crisisplaatsing moet worden geëvalueerd met de pleegouders, de ouders, de medewerker van bureau jeugdzorg, de jeugdige mits 12+ en de pleegzorgwerker. Er wordt dan bekeken wat nodig is om binnen de termijn van twaalf weken een vervolgoplossing te vinden. Het duurt echter regelmatig veel langer dan de daarvoor vastgestelde termijnen. Al die tijd leeft het kind in onzekerheid over wat er verder gaat gebeuren Het komt voor dat kinderen om organisatorische redenen worden overgeplaatst naar een volgend crisisgezin. Overplaatsingen om organisatorische redenen zouden niet voor mogen komen. Wanneer crisispleegouders het kind langer in hun gezin willen verzorgen en opvoeden moet deze mogelijkheid serieus in de besluitvorming meegenomen worden, want elke overplaatsing kan leiden tot een complexere problematiek bij het kind. We doen al meer dan tien jaar aan crisispleegzorg. Het duurt over het algemeen langer dan drie maanden voordat de situatie van het kind in kaart is gebracht, er een indicatie is gesteld en de matching rond is. We voelen ons dan vaak klem gezet. We vinden het voor een kind niet goed als het overgeplaatst wordt naar een volgend crisisgezin in afwachting van wat er gaat gebeuren, maar hebben ook moeite met langdurige crisisplaatsingen. Het is voor de ontwikkeling van een kind van belang dat het weet aan wie het zich duurzaam kan toevertrouwen.
We hebben al veel ervaring in de crisispleegzorg en vinden dat er teveel onnodige overplaatsingen plaats vinden. Twee broertjes zouden een paar weken bij ons komen. De nog jonge moeder stond er alleen voor en kon het niet meer aan. De moeder zou ondersteuning krijgen bij het huis op orde brengen en er zou pedagogische begeleiding geregeld worden. Het contact met de moeder verliep goed en ze was erg trouw in haar bezoeken aan haar kinderen. We hoorden van de moeder dat er nog geen enkele ondersteuning op gang gekomen was en trokken aan de bel. Drie maanden verder was er nog geen hulp gerealiseerd. Er had alleen nog maar een oriënterend gesprek plaats gevonden. We hebben hier meermalen de aandacht voor gevraagd en ook herhaaldelijk gezegd dat was ons betreft de plaatsing niet langer dan een half jaar kon duren in verband met andere aangegane verplichtingen. Het is heel triest, maar na een half jaar zijn de kinderen ieder bij een verschillend crisisgezin geplaatst. We hebben de indruk dat er niet tijdig is gezocht naar een gezin waar ze samen naar toe konden. Een paar maanden later zijn de jongens alsnog weer bij moeder gaan wonen.
We hebben een baby in huis, die geplaatst is toen ze drie weken was. Ze is nu vier maanden en het gaat heel goed. Wij hebben gezegd dat ze bij ons kan blijven totdat duidelijk is of haar moeder weer voor haar kan gaan zorgen. We moeten niet denken aan een extra overplaatsing voor zo’n kleintje. Als onverhoopt blijkt dat ze toch niet meer bij haar moeder kan zorgen, mag ze ook wel langdurig bij ons blijven. De pleegzorg wil dit niet, want het principe is dat er meer dan twee jaar verschil met de eigen kinderen moet zijn, omdat er
13
anders teveel concurrentiegevoelens kunnen ontstaan. De baby verschilt bijna twee jaar met ons eigen dochtertje. Is dit nu maatwerk?
Bij ons was het al snel duidelijk: er moest een langdurig pleeggezin gezocht worden voor ons pleegkind. Daarvoor was een nieuwe indicatie nodig en het duurde wel en half jaar voordat die er was. Ondertussen werd er niet gezocht naar een pleeggezin, waardoor het nog langer duurde en werd het voor ons pleegkind steeds moeilijker om afscheid te nemen.
2.9. Pleegouders willen dat bij beëindiging van een plaatsing van een pleegkind, de rol die zij in het belang van het kind nog in zijn leven kunnen vervullen, besproken wordt voor het vertrek van het kind. Voor het pleegkind vertrekt moet worden besproken en duidelijk geregeld welke rol pleegouders in de het belang van het pleegkind nog in zijn leven kunnen vervullen. Het kan zijn dat een pleegkind op een gegeven moment niet meer is gebaat bij de opvoeding en verzorging in een pleeggezin en in een zorginstelling wordt geplaatst. Ook voor kinderen die in een zorginstelling wonen is een duurzame relatie met volwassenen en onvoorwaardelijke betrokkenheid van belang voor zijn ontwikkeling. Ook in het geval een kind terug gaat naar zijn eigen ouders of wordt overgeplaatst naar een perspectiefbiedend pleeggezin, is een zorgvuldige overgang en expliciete afweging over de rol die de pleegouders nog al of niet blijven vervullen in het leven van het kind van belang. Toen ons jonge (crisis)pleegkind teruggeplaatst werd naar een twijfelachtige thuissituatie, gaven wij aan beschikbaar te zijn voor een eventuele terugplaatsing. Het leek ons voor het kind beter om terug te komen bij bekende pleegouders. We waren dan ook erg verontwaardigd toen we enkele maanden later hoorden dat het kind in een ander crisispleeggezin was geplaatst.
Onze pleegzoon heeft van zijn vierde tot zijn zevende jaar bij ons gewoond. Zijn moeder had haar leven weer enigszins op de rails en ging met begeleiding weer voor haar zoon zorgen. We hadden het er erg moeilijk mee, omdat we veel zorgen hadden of moeder wel voldoende stabiliteit en voorspelbaarheid aan haar zoon met adhd kon bieden en dat is juist zo van belang voor hem. Onze pleegzoon wilde aan de ene kant wel weer graag bij zijn moeder wonen, maar zag er ook erg tegen op om de veiligheid van ons gezin achter zich te laten. We hebben besproken met de pleeggezinbegeleider en de gezinsvoogd of het mogelijk was dat hij af en toe nog eens bij ons bezoek zou komen of logeren. Moeder voelde daar niet veel voor en de gezinsvoogd stelde dat onze pleegzoon nu de ruimte moest hebben om in het leven van zijn moeder in te groeien en het vertrek was definitief. We hebben ons daarbij neergelegd. Het voelde niet goed naar onze pleegzoon toe, alsof de band die we met hem hadden opgebouwd en de geschiedenis die we met hem hadden er niet toe doet. Een kind is toch geen postpakketje.
14
3. Conclusies en aanbevelingen. Om goede ontwikkelingskansen voor pleegkinderen te waarborgen binnen de huidige en de toekomstige wet- en regelgeving is een essentiële factor dat de betrokkenen op de werkvloer rond de zorg voor pleegkinderen beter met elkaar samenwerken en dat er meer duidelijkheid komt over posities, taken en verantwoordelijkheden. In de besluitvorming moet het ontwikkelingsbelang van het kind altijd centraal staan en door een meer expliciete wijze van motiveren inzichtelijk gemaakt worden. De positionering van pleegouders heeft verduidelijking nodig. Pleegouders zijn geen gewone ouders. De opvoeding van pleegkinderen vraagt meer (ortho)pedagogische competenties dan het opvoeden van eigen kinderen. Ondersteuning daarbij is wel van belang, toch zijn pleegouders geen cliënten, maar vrijwillige medewerkers van de pleegzorgaanbieder. Pleegouders zijn ook geen professionele hulpverleners. De kracht van pleegouders is juist dat zij hun gezin open stellen voor het kind van een ander en een affectieve band met het kind aangaan, om het de kans te bieden zich te ontwikkelen tot een volwassene die adequaat aan de samenleving deel kan nemen. Pleegouders zijn als verzorgers en opvoeders van een pleegkind onmisbare partners in de hulpverlening aan soms ernstig getraumatiseerde kinderen. Pleegouders zijn deskundige over het (dagelijkse) leven van hun pleegkind en vaak de continue, stabiele factor. Zonder pleegouders geen pleegzorg. Pleegouders ervaren veel knelpunten in de samenwerking en afstemming met de medewerkers van de pleegzorgaanbieder en bureau jeugdzorg rond de zorg voor hun pleegkind. Pleegouders vinden regelmatig dat ze ondanks hun kennis over het kind onvoldoende gehoord worden betreffende beslissingen en er alleen voor staan en er is ontevredenheid over de mate waarin het belang van het pleegkind centraal gesteld wordt en keuzes inzichtelijk worden gemaakt. Er zijn ook veel positieve ervaringen, waar de medewerkers van de pleegzorgaanbieder en bureau jeugdzorg uitstekend werk verrichten, maar dit hangt in sterke mate of van de inzet en de houding van individuele medewerkers. Het is voor pleegouders niet altijd duidelijk wat ze van de pleegzorgaanbieder en bureau jeugdzorg mogen verwachten. De belangrijkste aanbeveling is dat de positie van pleegouders als onmisbare partners in de zorg voor pleegkinderen en deskundige over het (dagelijkse) leven van hun pleegkind nadrukkelijker wordt erkend en vastgelegd in een visiedocument. Daarnaast is het noodzakelijk dat door de pleegzorgaanbieder en bureau jeugdzorg de taken en verantwoordelijkheden van hun medewerkers helder en inzichtelijk worden beschreven. Deskundigheidsbevordering, waarbij de nadruk ligt op communicatie en bejegening is van belang. Door meer duidelijkheid over de taken en verantwoordelijkheden van de medewerkers van de pleegzorgaanbieder en bureau jeugdzorg en een heldere positionering van pleegouders kunnen pleegouders, de pleegzorg en bureau jeugdzorg elkaar - ieder vanuit hun eigen deskundigheid - versterken. Er kan een grote kwaliteitsslag gemaakt worden als de werkers die direct samenwerken met de pleegouders in hun doen en laten de pleegouders erkennen als deskundige en vanuit die erkenning de samenwerking gestalte geven. Dit zal een positievere beleving van het pleegouderschap bevorderen. Een goed functionerend pleeggezin dat zich goed gesteund weet, is de beste reclame voor de pleegzorg. Naast het werven van nieuwe pleegouders is het belangrijk dat pleegouders pleegouder willen blijven. Door het aanbod van de NVP aan pleeggezinnen wordt de mondigheid van pleegouders vergroot en wordt regelmatig voorkomen dat pleegouders stoppen met het pleegouderschap.
15
Samenvatting. De NVP heeft in 2007 de ervaringen van pleegouders in Overijssel betreffende de samenwerking met de pleegzorgaanbieder en bureau jeugdzorg rond de plaatsing van kinderen in pleeggezinnen geïnventariseerd. De achtergrond hiervan is dat er door pleegouders al jarenlang knelpunten werden gesignaleerd in deze samenwerking. De gegevens voor de inventarisatie werden verkregen via de pleitbezorging, de vragen om informatie en advies, de gespreksgroepen, de thema-avonden, de informele gesprekken met pleegouders en een oproep in de nieuwsbrief en op de website van de NVP om ervaringen te melden. De uitkomsten spitsen zich toe op vier hoofdthema’s: • •
• •
De positie van pleegouders als partners in de zorg voor een pleegkind verdient meer erkenning en te worden vastgelegd in een visiedocument. Er is verbetering nodig in de samenwerking en afstemming tussen pleegouders en de medewerkers van de pleegzorgaanbieder en bureau jeugdzorg bij de zorg voor een pleegkind. De taken en verantwoordelijkheden van de medewerkers van de pleegzorgaanbieder en bureau jeugdzorg dienen helder en inzichtelijk te worden vastgelegd. In de besluitvorming moet het ontwikkelingsbelang van het kind altijd centraal staan en door een meer expliciete wijze van motiveren inzichtelijk gemaakt worden.
In hoofdstuk twee worden deze thema’s uitgewerkt. De negen meest genoemde wensen van pleegouders worden besproken en met concrete voorbeelden geïllustreerd. De inventarisatie sluit af met conclusies en aanbevelingen voor verbetering, zoals die door pleegouders gewenst zijn.
16
Literatuur. Waarom stoppen pleegouders met pleegzorg? – Hogeschool Windesheim – 2004. Samenwerking in de pleegzorg in Overijssel – Inspectie Jeugdzorg – 2005. Pleegzorg (overzicht van wetenschappelijk onderzoek) – Dr. J. Strijker – 2006. Kinderen eerst – Werkgroep kinderrechten / redactie Huub van ’t Hek – 2006. Initiatiefnota Gezin boven tehuis – CDA – 2007. Alle kansen voor alle kinderen – Programma ministerie Jeugd en Gezin – 2007. Registratie pleitbezorging 2006 – NVP – 2007. Verschoven gezag (methodisch werken in de voogdij) – Jo Hermanns – 2008. www.pleegzorg.nl www.triasjeugdhulp.nl
17