MGR Rijk van Nijmegen
Platform voor regionaal overleg en afstemming Een notitie over de samenwerking in het Rijk van Nijmegen en de rol die de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen daarin kan spelen
Kring van secretarissen 2-6-2015
Inhoud 1. Inleiding............................................................................................................................................... 2 1.1 Doel en status ............................................................................................................................... 2 1.2 Opbouw......................................................................................................................................... 3 2. Context ................................................................................................................................................ 4 2.1 Samenwerking versterkt de regio ................................................................................................. 4 2.2 Het speelveld ................................................................................................................................ 4 3. Rolopvatting MGR als platform........................................................................................................... 6 3.1 Voorgestelde rolopvatting ............................................................................................................ 6 3.2 Gevolgen voor de inrichting van de MGR ..................................................................................... 7 4. Strategische samenwerking ................................................................................................................ 8 4.1 Wat kunnen we winnen bij meer strategische samenwerking? ................................................... 8 4.2 Het juiste niveau voor deze samenwerking en de rol van de MGR .............................................. 8 5. Tactische samenwerking ................................................................................................................... 10 5.1 Wat kunnen we winnen bij meer tactische samenwerking? ...................................................... 10 5.2 Samenwerking in het sociaal domein ......................................................................................... 10 5.2.1 Het regionaal Werkbedrijf ................................................................................................... 11 5.2.2 Inkomen ............................................................................................................................... 11 5.2.3 Regionaal ondersteuningsbureau (ROB) .............................................................................. 12 5.2.4 Beschermd wonen ............................................................................................................... 12 5.2.5 Leerplicht ............................................................................................................................. 13 5.2.6 Handhaving en toezicht kinderopvang ................................................................................ 13 5.2.7 Volwasseneneducatie en laaggeletterdheid ........................................................................ 14 5.3 Samenwerking in het fysieke domein ......................................................................................... 14 5.3.1 Wonen .................................................................................................................................. 14 5.3.2 Stadsregiotaxi en doelgroepenvervoer ................................................................................ 15 6. Operationele samenwerking............................................................................................................. 16 6.1 Wat kunnen we winnen bij meer operationele samenwerking?................................................ 16 6.2 ICT ............................................................................................................................................... 16 6.3 Shared service center.................................................................................................................. 17 6.4 Belastingsamenwerking .............................................................................................................. 17 6.5 Gezamenlijke inkoop en aanbesteding ....................................................................................... 17 7. Conclusie ........................................................................................................................................... 18 8. Proces ................................................................................................................................................ 19 1
1. Inleiding Regionale samenwerking is een thema waaraan in het Rijk van Nijmegen al decennia wordt gewerkt. Gemeenten in de regio zijn ten behoeve van hun inwoners in een voortdurende zoektocht naar effectieve, efficiënte en klantvriendelijke methoden van intergemeentelijke samenwerking, die hen in staat stellen hun taken zo goed mogelijk uit te voeren. Nadat daarvoor in het verleden onder meer een stadsgewest en diverse gemeenschappelijke regelingen gevormd zijn, werd anno 2012 de vraag weer actueel of intensivering van de intergemeentelijke samenwerking in de regio Nijmegen wenselijk is en welke structuur daarbij dan past. Dit heeft geleid tot de notities ‘Niet gelijk, wel gelijkwaardig & niet gelijk, wel geleidelijk’ en ‘Een koepel voor regionale zuilen’, aan de hand waarvan het gesprek is gevoerd over regionale samenwerking tussen de colleges en raden van de gemeenten in het Rijk van Nijmegen. Geconstateerd is dat in de regio veel regionaal wordt samengewerkt en dat dit zal toenemen als gevolg van wetgeving, bezuinigingen, de decentralisaties en de voortdurende zoektocht naar zo effectief en efficiënt mogelijk beleid. Het voeren van regie op deze samenwerking werd als noodzakelijk gezien, om te voorkomen dat een lappendeken ontstaat van gemeenschappelijke regelingen en onduidelijkheid. Na dit traject van ruim twee jaar met raden en colleges, worden in het koersdocument “In een goede relatie geef je elkaar de ruimte” een aantal conclusies getrokken en leidende principes benoemd voor regionale samenwerking. Samenwerking in de regio:
haalt het maximale uit de uitvoering (instrumenteel niveau); laat beleid een lokale aangelegenheid; levert geen bestuurlijke drukte op; gaat uit van ontkokering en integraliteit.
Om hier invulling aan te geven is per 1 juli 2014 de Modulaire Gemeenschappelijke Regeling Rijk van Nijmegen (MGR) opgericht. Tegelijkertijd is uitgesproken dat naast de MGR geen nieuwe, andere gemeenschappelijke regelingen worden opgericht. Er blijven natuurlijk wel altijd andere opties om samenwerking vorm te geven: bijvoorbeeld via gastheerconstructies of bestaande organisaties (zoals de GGD of de Veiligheidsregio).
1.1 Doel en status De MGR is zowel een uitvoeringsorganisatie als een platform voor regionaal overleg. In het AB van november 2014 is gesproken over een opinienota met betrekking tot deze platformfunctie ‘Platformfunctie voor samenwerking en afstemming’. In deze notitie borduren we hierop voort en geven we een aanzet om verder invulling te geven aan dit platform. Daarbij gaan we onder meer in op de volgende vragen: wat wordt verstaan onder een dergelijk platform en wat is de reikwijdte hiervan? Op welke thema’s willen we samenwerken en welke vorm en schaalgrootte kiezen we daar voor? En wat is de rol van de MGR daarbinnen? Dit betreft een opiniërende nota, die wordt opgesteld in opdracht van het AB van de MGR. Op basis van deze nota gaan we in de tweede helft van 2015 het gesprek aan met de colleges en raden in het 2
Rijk van Nijmegen om uiteindelijk te komen tot een kader voor samenwerking in de regio en een goede basis voor de platformfunctie van de MGR. In het kader van deze nota worden nog geen definitieve besluiten genomen over bepaalde vormen van regionale samenwerking of de toevoeging van modules aan de MGR: daarvoor is altijd aparte besluitvorming nodig van de verschillende colleges en raden. Deze notitie biedt wel een basis om daarover het gesprek aan te gaan.
1.2 Opbouw De uitwerking van de platformfunctie starten we met een passage over de rolopvatting van de MGR en de betekenis van het bieden van een platform voor regionale samenwerking. Daarna gaan we nader in op de samenwerking die nu bestaat in de regio en de thema’s en wijze waarop deze versterkt kan worden. Dit bouwen we in deze notitie op aan de hand van de volgende indeling, die we overnemen van de Adviescommissie Sterk Bestuur in Gelderland :
Strategische samenwerking: economische, ruimtelijke ordenings- en infrastructurele keuzes en maatregelen die bijdragen aan het versterken van de (internationale) concurrentiepositie van de regio; Tactische samenwerking ten aanzien van beleidsvorming en –uitvoering: het maken van beleidskeuzes en de beleidsuitvoering van gemeentelijke taken in het fysieke en sociale domein. Operationele samenwerking ten aanzien van bedrijfsvoering en dienstverlening: het beheer van de ambtelijke organisatie en de uitvoering van gemeentelijke diensten die zich richten op buurten, wijken en dorpskernen.
Uiteraard kan het spreken daarover in het kader van de platformfunctie niet geheel los gezien worden van de rol van de MGR als uitvoeringsorganisatie. Als immers vanuit de platformfunctie bedacht wordt dat regionale samenwerking op een thema wenselijk is, is de MGR één van de mogelijke vormen om hier invulling aan te geven. Maar alvorens we ingaan op deze niveaus van samenwerking, starten we met een korte schets van de context waarbinnen we als gemeenten opereren en benoemen we een aantal relevante ontwikkelingen.
3
2. Context 2.1 Samenwerking versterkt de regio Onze samenleving heeft te maken met verschillende ontwikkelingen: bevolkingsgroei en–krimp, informatisering, bezuinigingen, etc. Deze ontwikkelingen hebben hun weerslag op inwoners van onze gemeenten en daarmee ook op onze besturen. Een sterk bestuur gaat op een goede manier om met deze ontwikkelingen, samen met inwoners, bedrijven, instellingen en medeoverheden. De gemeente heeft hier een belangrijke rol als verbindende schakel: zij laat zien dat door samen te werken (op verschillende niveaus) goede resultaten kunnen worden bereikt in een veranderende samenleving. Uit onderzoek is gebleken dat afwegingen door gemeenten met betrekking tot regionale samenwerking met name worden gemaakt op basis van de drie K’s: kosten, kwetsbaarheid en kwaliteit. We gaan onderstaand bij het beschrijven van de verschillende mogelijkheden tot samenwerking dan ook steeds in op deze aspecten en de meerwaarde die de samenwerking daar al dan niet voor heeft. Daarbij zijn we ons ervan bewust dat dit niet de enige relevante en ook niet altijd de belangrijkste aspecten zijn bij dergelijke afwegingen: ook het behoud van een bepaalde mate van autonomie en democratische legitimiteit zijn belangrijk in dit kader. Dat is een afweging die iedere gemeente voor zich zal moeten maken en waar we ook bij de inrichting van de verschillende vormen van regionale samenwerking goed vorm aan moeten geven. Een voorbeeld van samenwerking binnen een veranderende samenleving is het versterken van belangrijke (economische) sectoren, zoals health, toerisme en recreatie en milieu. Als deze sectoren groeien, heeft dat een positieve invloed op de (economie van) de regio en daarmee ook op onze gemeenten en de inwoners. Onze regio heeft deze groei ook hard nodig. Uit het rapport “sterk bestuur in de regio Nijmegen” blijkt dat we de economische kracht in de regio nog onvoldoende benutten. (Economische) sectoren worden sterker als er ruimte is voor innovatie, kennisontwikkeling en economische ontwikkeling. Dit is te realiseren door nieuwe ontwikkelingen te stimuleren; door te kijken wat er kan. Gemeenten kunnen hiervoor niet alleen naar het eigen grondgebied en de eigen vraagstukken kijken. Afstemming en samenwerking tussen gemeenten is essentieel, zodat uiteindelijk de overheid, bedrijven, onderwijs en instellingen goede samenwerkingspartners worden en de sectoren groeien.
2.2 Het speelveld Voor de komende periode zijn de gemeenten in de regio Rijk van Nijmegen duidelijk. Millingen aan de Rijn, Ubbergen en Groesbeek zijn heringedeeld. Er zijn in de regio wel wensen voor fusies, maar dat heeft niet tot een herindeling geleid en dit zal dat de komende tijd ook niet gebeuren. Daarmee hebben we het veld van de gemeenten voor de komende tijd helder en kunnen we met elkaar zoeken naar slimme samenwerkingsvormen. De ontwikkelingen rondom de Stadsregio moeten hier niet onbenoemd blijven. In december 2014 heeft de Eerste Kamer besloten de WGR+ regio’s af te schaffen. Dit heeft ertoe geleid dat de Stadsregio Arnhem Nijmegen in 2015 wordt geliquideerd. De gemeenten in de Stadsregio zijn op dit moment in gesprek over de vorm waarin de samenwerking gecontinueerd kan worden. Het ziet er 4
naar uit dat er een Gemeenschappelijk Orgaan gevormd gaat worden waarbij vooral afstemming gezocht wordt op de terreinen wonen, economie, duurzaamheid en mobiliteit.
5
3. Rolopvatting MGR als platform We willen als regio onze (economische) kracht beter benutten. Tevens willen we complexe en grensoverschrijdende dossiers met elkaar oppakken, zodat we kennis en tijd effectief kunnen inzetten waarbij het uiteindelijke doel is om efficiënt en kostenbesparend te werken. Hiervoor is samenwerking nodig. Om deze samenwerking verder vorm te geven en benodigde eenheid te creëren in trajecten, is in de regeling voor de MGR vastgelegd dat het (ook) een platformfunctie heeft. Deze platformfunctie kan op verschillende manieren worden ingevuld. Grofweg onderscheiden we drie verschillende varianten: De lichte variant In deze variant gaan we er van uit dat de MGR alleen een samenwerkingsplatform biedt voor taken die onder de MGR zijn gebracht of in de nabije toekomst gebracht gaan worden. Er wordt daarmee in die variant alleen gesproken over taken in het bestuur van de MGR als het een module in de MGR betreft of als door de gemeenten in het Rijk van Nijmegen is uitgesproken dat het een module in de MGR zou moeten worden. Van beleidsmatige afstemming en samenwerking op andere werkvelden is dan in de MGR geen sprake. De midden-variant De MGR richt zich naast de uitvoerende taken en afstemming over bestaande en toekomstige modules, ook op afstemming over andere taken waarop regionaal samengewerkt wordt of kan worden. Er wordt per werkveld geïnventariseerd of er een regionale koers kan worden uitgezet en zo ja, dan wordt bekeken of de MGR die koers verder kan oppakken en uitzetten of dat er een andere samenwerkingsvorm moet komen. De MGR is hier een platform waar afstemming over regionale samenwerking bij elkaar komt; samenwerking die niet altijd onder de MGR hoeft te (blijven) hangen. De zware variant De MGR richt zich naast haar uitvoerende taken op bijna alle (samenwerkings)beleidsvelden en is het samenwerkingsorgaan waar beleidsuitgangspunten worden geformuleerd, de koers wordt geschetst en uitgezet. Gesprekken over regionale samenwerking vinden niet plaats buiten de MGR en als buiten de MGR het idee opkomt om op een thema meer samen te gaan werken, wordt dit direct naar het niveau van de MGR getild om dat gesprek verder te voeren. Als al regionaal wordt samengewerkt, wordt in deze variant alleen in de MGR over het verloop van die samenwerking en het beleid rondom dat betreffende thema gesproken.
3.1 Voorgestelde rolopvatting We stellen voor te kiezen voor de midden-variant. In de lichte variant zijn we onvoldoende in staat om de gewenste eenheid in samenwerking te brengen en kunnen we middels de MGR niet goed voorkomen dat er een lappendeken ontstaat van samenwerkingsverbanden. Tegelijkertijd heeft de lichte variant als voordeel dat er flexibiliteit is ingebouwd. Als samenwerking zich richt op een beperkt grondgebied of als we van mening zijn dat er in een kleiner of ander gremium moet worden verkend of samenwerking doeltreffend is, dan geeft de midden-variant ruimte voor een samenwerking op kleiner schaalniveau.
6
We geven hieraan de invulling dat niet alleen sprake is van gesprekken over mogelijke samenwerking, waarin de MGR een rol kan spelen. Ook voor thema’s over regionale samenwerking waarbij de uitvoering uiteindelijk niet bij de MGR ligt of wordt belegd, zien we een duidelijke rol voor het bestuur van de MGR. We vinden het belangrijk dat besluiten over het al dan niet regionaliseren op schaalniveau Rijk van Nijmegen altijd langskomen bij het bestuur van de MGR en daar een koers wordt voorgesteld. Dat geldt dus ook als de keuze wordt gemaakt voor een andere rechtsvorm of voor een gastheerconstructie. Anders dan in de zware variant, is het niet zo dat daarmee binnen de MGR het primaat ligt op samenwerkingsinitiatieven. Gesprekken over samenwerking kunnen overal ontstaan. In het AB van de MGR of in andere gremia. We zorgen er wel voor dat het bestuur van de MGR op de hoogte is van deze gesprekken en altijd wordt aangehaakt in een stadium. Uiteraard betekent dit niet dat gemeenten de bevoegdheid tot het regionaliseren van taken overdragen aan de MGR. Voor het daadwerkelijk regionaliseren zullen altijd nog formele besluiten genomen dienen te worden door de colleges of de raden in de regio. Wel zien we het bestuur van de MGR als plaats om die besluitvorming voor te bereiden en een gezamenlijk voorstel vanuit de regio aan de raden voor te leggen.
3.2 Gevolgen voor de inrichting van de MGR Het maken van een keuze voor de rolopvatting van de MGR, heeft wel invloed op de wijze waarop de MGR is ingericht. Door de voorgestelde keuze voor de midden-variant, worden afstemmingsvraagstukken onder de MGR gebracht die daar nu nog niet liggen. Nu is de platformfunctie immers nog niet daadwerkelijk ingericht en is daarmee in zekere zin sprake van de lichte variant. Een vraagstuk dat hierbij opkomt is het volgende: Is het AB van de MGR, dat is aangewezen als platform, wel in alle gevallen het aangewezen gremium om sturing te geven aan en zicht te houden op alle ontwikkelingen met betrekking tot regionale samenwerking? Soms zal specifieke kennis nodig zijn, die met name zit bij de portefeuillehouders op een bepaald thema. En zelfs als dat niet het geval is, is het van belang dat zij goed worden aangehaakt bij de bespreking van dergelijke thema’s. En hoewel het belangrijk is dat bestuurders het totaaloverzicht behouden en de uiteindelijke knoop doorhakken, kan ambtelijk al veel voorbereid worden. Daarmee kan het zinvol zijn de kring van secretarissen bijvoorbeeld een duidelijke rol te geven rondom de platformfunctie. En ook de secretaris van de MGR zal daar een rol in kunnen en moeten spelen. Maar tegelijkertijd willen we onnodige bestuurlijke en ambtelijke drukte zoveel mogelijk zien te voorkomen. Het is dan ook van belang dat we de uiteindelijke keuze voor de platformfunctie op een goede manier doorvertalen naar de organisatie van de MGR, waarbij we ook kijken naar een goede relatie met de colleges en raden. Op dit moment wordt vanuit de kring van secretarissen een notitie voorbereid over de toekomstige inrichting van de MGR, daarin nemen we dergelijke vraagstukken mee en proberen we daarop een antwoord te formuleren. In deze opiniërende notitie laten we het dan ook bij de bovenstaande constateringen en vragen en verwijzen wij naar de nota over de toekomst van de MGR.
7
4. Strategische samenwerking Het stedelijk netwerk Arnhem-Nijmegen is, ondanks de crisis van de afgelopen jaren, een economisch gezond gebied. De meeste economische groei is gerealiseerd in de middelgrote steden aan de randen van de metropolitane gebieden, de stedenrij van Breda naar Zwolle. Uit hetzelfde onderzoek blijkt echter óók dat vergelijkbare regio's in het land nog beter presteren. In onze regio zijn alle elementen van een concurrerende regio aanwezig: een gunstige ontwikkeling van de bevolking en van de werkgelegenheid, een over het algemeen financieel gezond bedrijfsleven, een relatief hoog opleidingsniveau van de beroepsbevolking en een uitstekende ligging binnen Nederland en Europa. Toch weten regio's als Eindhoven en Zwolle naar verhouding meer profijt te halen uit hun vestigingsfactoren. Middels de oprichting van de triple helix, waarin wordt samengewerkt tussen overheid, kennisinstituten en het bedrijfsleven, wil de regio Arnhem/Nijmegen hierop meer inzet plegen om uiteindelijk door de krachten te bundelen minimaal de vierde economische regio van Nederland te zijn. Daarnaast wordt in de regio Arnhem/Nijmegen samengewerkt in overleggen tussen de portefeuillehouders wonen, economie en mobiliteit.
4.1 Wat kunnen we winnen bij meer strategische samenwerking? Strategische samenwerking richt zich op economische, ruimtelijke ordenings- en infrastructurele keuzes en maatregelen die bijdragen aan het versterken van de (internationale) concurrentiepositie van de regio. We hebben in hoofdstuk 2 geconstateerd dat (in lijn met het rapport ‘sterk bestuur’) de regio Nijmegen haar economische kracht nog onvoldoende benut. Daar ligt dus een opgave die we nu moeten oppakken willen we de inhaalslag maken om weer bij de economisch sterkere regio’s te gaan behoren. Om de economie te versterken, zullen we moeten inzetten op een paar belangrijke economische sectoren. Door die inzet gezamenlijk te bepalen kunnen bedrijven en instellingen zich richten op die gekozen sectoren. Zo zijn ze niet genoodzaakt zich bezig te houden met verschillende toekomstvisies van diverse gemeenten. De keuze in de economische speerpunten moet dus gemeente overschrijdend worden opgepakt. Vervolgens moet worden bekeken hoe we innovatie en kennisontwikkeling in de gekozen sectoren (extra)genereren. Dit zal samen met bedrijven, onderwijs en instellingen moeten gebeuren. Ook hier geldt dat we gezamenlijk sterker staan dan iedere individuele gemeente. Een andere meerwaarde van regionale samenwerking in dit verband is de versterking van het vestigingsklimaat. Het vestigingsklimaat wordt ruwweg bepaald door de combinatie van een aantrekkelijke mix van woonmilieus, een goede bereikbaarheid van de regio en binnen de regio, een goed sociaal-cultureel aanbod (cultuur, sport, winkels, horeca, onderwijs, gezondheidszorg). Gezamenlijk hebben we hierin meer te bieden. En met gezamenlijke promotie kunnen we dan ook bijdragen aan onze economische doelstellingen.
4.2 Het juiste niveau voor deze samenwerking en de rol van de MGR Bij strategische samenwerking gaat het om het versterken van het beeld van een regio die één economisch geheel is, het versterken van de (internationale) concurrentiekracht van de regio en het zorgen voor een optimale bereikbaarheid van de regio. Dat we op deze onderwerpen meer moeten samenwerken en elkaar kunnen versterken staat voor de gemeenten in het Rijk van Nijmegen buiten kijf. We kunnen dit echter niet alleen in onze Nijmeegse regio doen. De regio Arnhem/Nijmegen is voor veel thema’s een logisch niveau om strategische samenwerking vorm te geven. De 8
vraagstukken die aan deze vormen van samenwerking zijn verbonden, willen we dan ook met name op dit niveau bespreken. De MGR Rijk van Nijmegen vervult geen hoofdrol op het gebied van strategische thema’s, maar kan wel een aanvullende rol spelen. Het kan als platform dienen waar (economische) speerpunten voor de regio Nijmegen worden benoemd. En het kan als afstemmingsorgaan dienen voor gemeenten onderling en tussen gemeenten en bedrijven/onderwijs/instellingen. Het AB kan fungeren als een overlegplatform tussen de gemeenten in het Rijk van Nijmegen, ter voorbereiding op overleggen met de regio Arnhem erbij of ter aftasting van thema’s, alvorens in de samenwerking met de regio Arnhem het gesprek wordt aangegaan. Of als in het Rijk van Nijmegen de wens leeft om op meer of andere onderwerpen samen te werken, dan in de samenwerking met Arnhem gebeurt. Het overleg in dit platform is op dit gebied vrijwillig en vrijblijvend en kan gezien worden als een ad hoc vooroverleg. We maken ook niet vooraf afspraken over de momenten waarop dit van toepassing is of zou moeten zijn, maar houden enkel de mogelijkheid open het platform ervoor te gebruiken.
9
5. Tactische samenwerking Samenwerking op tactisch niveau vindt reeds veelvuldig plaats in de regio Nijmegen, zowel binnen als buiten de MGR. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de samenwerking in het sociaal domein op de decentralisatie-opgaven, maar ook op het gebied van mobiliteit en belastingen vind samenwerking plaats. Het niveau van de samenwerking verschilt. Waar het bij de decentralisatieopgaven zowel om samenwerking op het gebied van beleidsvoorbereiding en uitvoering gaat, ziet het bij belastingen meer op de uitvoering alleen. We hebben een overzicht toegevoegd in de bijlage van alle onderwerpen waarop samenwerking plaatsvindt in de regio, zowel op tactisch als op operationeel niveau, en de wijze waarop deze samenwerking is vormgegeven. Onderstaand gaan we nader in op de samenwerking in het sociale en in het fysieke domein en lichten we er een aantal thema’s specifiek uit.
5.1 Wat kunnen we winnen bij meer tactische samenwerking? Samenwerking op tactisch niveau is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eisen die het bestuur en de inwoners van onze gemeenten aan ons stellen. Door samenwerking op beleidsniveau wordt de kwaliteit van de advisering en – uitvoering beter omdat kennis gebundeld wordt en meer tijd kan worden besteed aan het betreffende thema. Natuurlijk heeft iedere gemeente te maken met zijn eigen problematiek en heeft iedere gemeente haar eigen beleidskoers en politieke samenstelling van de raad en het college. Lokale beleidsruimte blijft dan ook een belangrijke voorwaarde om als gemeente goed te kunnen samenwerken. Maar dat maakt niet dat we ieder individueel het wiel moeten uitvinden. Door samen te werken op tactisch niveau, met daarin de mogelijkheid voor iedere gemeente om haar eigen keuzes te maken, kunnen we de kosten van beleidsontwikkeling en –uitvoering drukken, de kwaliteit verhogen en met name in de kleinere gemeenten de kwetsbaarheid op beleidsdossiers verminderen.
5.2 Samenwerking in het sociaal domein In het sociaal domein wordt al jaren goed samengewerkt in de regio. De regio Rijk van Nijmegen is op het sociaal domein een prominente speler. Partijen zijn geïnteresseerd in onze aanpak, die door de VNG als best practice wordt gepresenteerd. We durven keuzes te maken en daarvoor te staan. Veel van die keuzes maken we als regio. Daarvoor hebben we verschillende portefeuillehoudersoverleggen ingericht in onze regio, zoals op de onderdelen Onderwijs & Jeugd en Zorg & Welzijn. De uitvoering van een groot aantal taken ligt nog op lokaal niveau, veel keuzes worden nog op lokaal niveau gemaakt. Dat is een bewuste keuze, regionale afstemming versterkt de lokale keuzes. Toch kunnen we soms mogelijk meer bereiken door de regionale samenwerking steviger vorm te geven. Als voorbeeld: In 2013 kwam in het kader van het Sociaal Akkoord budget vrij voor sectorplannen en voor de periode 2013 tot en met 2015 ontvangt de regio middelen uit de regionale sociale agenda. Soms spelen we adequaat in op het beschikbaar komen van deze middelen, maar soms ook niet. Door de platformfunctie van de MGR sterker neer te zetten en te zorgen dat deze samenwerkingsmogelijkheden daar langskomen, kunnen we sneller en adequater handelen als regio. Dat geldt zeker voor thema’s die niet specifiek bij één portefeuillehoudersoverleg horen, maar overstijgend zijn. Dit betekent niet dat binnen de MGR de aanvragen voor dergelijke middelen en de ideeën voor de invulling ook verder vormgegeven moeten worden, dit kan ook vervolgens bij één van de gemeenten worden belegd. Wel is de MGR het platform waar dit gemonitord wordt, waar de 10
samenwerking aangezwengeld wordt en waar besloten kan worden dat ergens wel of niet als regio op wordt ingespeeld.
5.2.1 Het regionaal Werkbedrijf Per 1 januari 2015 is de eerste module van de MGR van start gegaan: het Werkbedrijf. Met het Werkbedrijf worden door de deelnemende gemeenten, het SW-bedrijf Breed, het UWV en andere organisaties de handen ineen geslagen om de doelstellingen uit de Participatiewet te realiseren. Eén regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt waarbij zoveel mogelijk mensen aan de slag gaan bij reguliere werkgevers. Een bijzonder samenwerkingsverband omdat hiermee het afbreken van de schotten tussen de verschillende regelingen, wordt doorvertaald naar de uitvoeringsorganisatie. Het jaar 2015 staat voor het Werkbedrijf in het teken van de bouw en inrichting. Dit betekent dat dit jaar gewerkt wordt aan de integratie van Breed in het Werkbedrijf, dat het personeel geplaatst wordt en dat de gezamenlijke uitvoering van start gaat. Het is echter een proces: nog niet alles stond per 1 januari 2015 en ook nog niet alles zal in de uitvoering volledig functioneren per 1 januari 2016. De komende jaren staan voor het Werkbedrijf dan ook met name in het teken van de inrichting van de organisatie en het neerzetten van de ambities en de gewenste werkwijze van het Werkbedrijf in de praktijk, zodat kandidaten, bedrijven en gemeenten een zo goed mogelijke dienstverlening geboden kan worden.
5.2.2 Inkomen Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. Op het onderdeel Werk wordt daarvoor samengewerkt door de regio in het Werkbedrijf. Ook op het onderdeel Inkomen is slechts op een beperkt aantal onderdelen ruimte voor lokaal beleid. Toch is er veel diversiteit in de wijze waarop de uitvoering van de inkomensverstrekking is vormgegeven, afhankelijk van de inrichting van werkprocessen, de mate van automatisering en handmatige werkzaamheden die moeten worden verricht en het ICT-systeem. Al met al zijn de kosten van het proces van inkomensverstrekking door bijna 400 (deels regionaal samenwerkende) gemeenten relatief hoog. De afgelopen twee jaar onderzochten 13 gemeenten, waaronder Nijmegen, of en hoe dit proces van inkomensverstrekking door samenwerking en vergaande digitalisering doelmatiger en rechtmatiger te organiseren is door het gezamenlijk inrichten van het werkproces voor de inkomensverstrekking in plaats van in iedere gemeente afzonderlijk. De resultaten van het project tot nu toe zijn positief en perspectiefrijk. Voor 8 van de 13 gemeenten is bijvoorbeeld onderzocht welke besparingen te realiseren zijn op de Aanvraag levensonderhoud (ALO). Het vergaand digitaliseren van dit werkproces kan veel uitvoeringskosten besparen. Als regio zien we dit als een kansrijke potentiële samenwerking in de uitvoering van de inkomensverstrekking. Tot september 2015 vindt nader landelijk onderzoek plaats, waarna een go/no go besluit wordt genomen over participatie. . Indien het een ‘go-besluit’ wordt, kunnen we als regio bij de verdere ontwikkeling en invoering hierin gezamenlijk optrekken. Ook op beleidsniveau kan in verdere mate samengewerkt worden tussen de gemeenten in onze regio. We stellen voor dit nader te onderzoeken, evenals de rol die de MGR daar mogelijk in kan spelen. 11
5.2.3 Regionaal ondersteuningsbureau (ROB) Het ROB verzorgt voor de regio taken op het gebied van contractmanagement, monitoring en contractering voor de AWBZ en Jeugdwet. Er vinden nu gesprekken plaats over de positionering daarvan. Voor de doorontwikkeling van het ROB bestaan vervolgens grofweg twee opties: men zou ervoor kunnen kiezen de taken van het ROB uit te breiden met een regionale backoffice voor de taken AWBZ en Jeugdwet. Maar er kan ook worden volstaan met het behouden van het huidige takenpakket, waardoor het ROB ‘lean and mean’ wordt gehouden, klein, faciliterend en ondersteunend. In dat geval worden er geen budgetten overgedragen en vindt er geen uitbreiding plaats van uitvoerende taken (zoals bijv. het backoffice). Er zijn derhalve nog keuzes te maken omtrent het al dan niet verder regionaliseren van taken rondom Jeugdwet en ABWZ en dat heeft ook gevolgen voor de positionering van het ROB. Op dit moment vinden gesprekken plaats in de regio over de positionering van het ROB. Eind mei verwachten we hierover meer duidelijkheid. Daarom volstaan we in deze notitie voor nu met een verwijzing naar die gesprekken en het standpunt dat reeds eerder is ingenomen door het DB van de MGR, namelijk dat het ROB een logische volgende module is. Nadat meer duidelijkheid is gekomen over de standpunten in de regio, vullen we dit onderdeel aan.
5.2.4 Beschermd wonen Met ingang van 1 januari 2015 is beschermd wonen als onderdeel van de decentralisaties overgekomen naar de gemeenten. Beschermd Wonen is zorg in combinatie met woonruimte voor mensen die vanwege (een) ernstige psychiatrische aandoening(en) niet zelfstandig kunnen wonen. Voor maatschappelijke opvang en beschermd wonen is Nijmegen centrumgemeente voor de regio’s Rijk van Nijmegen en Rivierenland. De WMO 2015 kent echter formeel gezien geen onderscheid tussen centrumgemeenten en regiogemeenten. Alle gemeenten zijn verantwoordelijk voor opvang en beschermd wonen, maar er is wel een verplichting in de wet opgenomen om met elkaar samen te werken, indien dat voor een doeltreffende en doelmatige uitvoering van deze wet aangewezen is. Voor opvang en beschermd wonen is tussen Rijk en de VNG afgesproken dat voorlopig met centrumgemeenten zal worden gewerkt. Dit is een voortzetting van de praktijk zoals die voor opvang al langer gangbaar was. De centrumgemeenten hebben hierbij een regierol en ontvangen ook financiële middelen van het Rijk. In de toekomst kan deze afspraak mogelijk veranderen, waardoor samenwerking in de regio op een andere manier vormgegeven kan worden. Gelet op het feit dat ook Rivierenland onderdeel uitmaakt van de regio voor beschermd wonen, zien we de MGR niet direct als logisch vehikel om in dat geval beschermd wonen in onder te brengen. Daar komt bij dat de uitvoering op het gebied van opvang en beschermd wonen is uitbesteed aan gesubsidieerde en gecontracteerde bedrijven en instellingen, waardoor de rol van de gemeente anders is dan bijvoorbeeld bij het Werkbedrijf. Echter, de MGR is conform hoofdstuk 3 wel het platform waarin ons deel van de regio over dat soort besluiten beraadslaagt. Dit thema zal dan ook nog terugkomen in de toekomst.
12
5.2.5 Leerplicht Alle kinderen in Nederland hebben recht op onderwijs. Dat onderwijs biedt kinderen de mogelijkheid om hun talenten aan te spreken en bereid ze voor op de arbeidsmarkt en een plaats in de maatschappij. Dit betekent dat 5 tot 18-jarigen naar school moeten of een onderwijsprogramma moeten volgen totdat een startkwalificatie (diploma havo, vwo of mbo niveau 2 of hoger) is behaald. Burgemeester en wethouders houden toezicht op de naleving van de leerplichtwet en wijzen voor de uitvoering van het toezicht leerplichtambtenaren aan. De leerplichtambtenaar controleert of kinderen ook echt naar school gaan. Leerplicht hangt samen met de uitvoering van de Jeugdwet door gemeenten. Bespreking van schoolverzuim is vaak een eerste stap om met ondersteuning aan de slag te gaan. Medio 2014 zijn door de gemeenten uit het Rijk van Nijmegen stappen gezet om te komen tot een nieuw regionaal beleidskader Leerplicht. We verwachten dit uiterlijk medio 2015 aan de gemeenteraden ter vaststelling voor te leggen. In deze notitie verstaan wij met verwijzing naar dit nieuwe beleidskader.
5.2.6 Handhaving en toezicht kinderopvang Bijna alle kinderen maken ooit gebruik van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvanglocatie, peuterspeelzaal of gastouder. Een goede kwaliteit van deze voorschoolse voorzieningen is dan ook essentieel, zodat de ontwikkeling van het kind gestimuleerd wordt en kinderen daar in een veilige en gezonde omgeving verkeren. Het college heeft de wettelijke taak om toe te zien op de naleving van die kwaliteitseisen. Hiervoor geven de colleges opdracht aan de GGD om bezoeken af te leggen bij de voorschoolse voorzieningen en inspectierapporten op te stellen. Deze opdrachtformulering wordt in regionaal verband afgestemd. De handhaving op basis van deze inspectierapporten regelt iedere gemeente voor zich. Bij sommige gemeenten is het belegd bij de beleidsmedewerker of bij juridische afdeling en anderen beleggen een gedeelte van de handhaving bij de GGD. Omdat handhaving en toezicht slechts een relatief kleine taak is voor alle gemeenten, bestaat er niet altijd voldoende body en aandacht om de taak optimaal vorm te geven. Het lijkt dan ook een logische stap om deze handhaving meer regionaal vorm te geven, waarbij het onderbrengen bij de GGD één van de mogelijkheden is. De komende periode gaan we dit verder onderzoeken en de vooren nadelen hiervan op een rijtje zetten, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen op dit terrein. Op dit moment is er maar beperkte beleidsvrijheid op dit terrein. Met invoering van “Het nieuwe toezicht” in 2017 zal veel meer beleidsvrijheid ontstaan, komt er meer ruimte voor verschillende vormen van kinderopvang én kan beter worden ingespeeld op de wensen vanuit het veld, de ouders en de kinderen. Een complicerende factor bij regionalisering is het feit dat sinds 1 januari 2013 samenwerking voor Mook en Middelaar binnen een andere GGD-regio bij wet verplicht is. Dit wordt alleen gedaan voor de wettelijk verplichte taken en dus niet voor de jeugdgezondheidszorg. Op basis van een samenwerkingscontract neemt de gemeente Mook en Middelaar deel aan de GGD Gelderland-Zuid. Ook handhaving en toezicht op de kinderopvang zou daar goed bij kunnen passen. Dat nemen we mee bij het onderzoek naar de mogelijkheden tot samenwerking.
13
5.2.7 Volwasseneneducatie en laaggeletterdheid Een van de meest fundamentele voorwaarden voor duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, zelfredzaamheid van burgers en het voorkomen van maatschappelijke uitsluiting is geletterdheid. Alles staat of valt met lezen. Laaggeletterdheid zorgt voor een lagere productiviteit en lagere belastinginkomsten en vergroot de druk op sociale voorzieningen en subsidies. Volgens een schatting van Price Waterhouse Coopers (PWC) in 2013 kost dit de Nederlandse samenleving jaarlijks gemiddeld € 560 miljoen. In het licht van bovenstaande zien we Volwasseneneducatie niet als een doel op zich, maar als een instrument dat in relatie tot het bredere gemeentelijk veld van sociaal beleid en welzijn kan worden ingezet om een volwaardige participatie aan de samenleving te bereiken; Volwasseneneducatie biedt in het bijzonder een meerwaarde voor een groep volwassenen die in een achterstandsituatie verkeert of hierin dreigt te geraken door een tekort aan maatschappelijke, sociale of beroepsmatige kennis en vaardigheden. Door de wijziging van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) dienen de samenwerkende gemeenten binnen de arbeidsmarktregio Rijk van Nijmegen (Beuningen, Druten, Groesbeek, Mook en Middelaar, Nijmegen en Wijchen) te komen tot een regionaal programma educatievoorzieningen voor volwasseneducatie. In de WEB is tevens bepaald dat bij uitvoeringsregeling één van deze gemeenten contactgemeente is en daarmee een coördinerende rol heeft. Binnen de arbeidsmarktregio Rijk van Nijmegen is dat de gemeente Nijmegen. In 2015 zal het regionaal programma educatievoorziening worden vastgesteld en zal een besluit genomen worden over de aanbesteding/subsidie van de volwasseneducatie per 2016. In deze notitie verstaan wij met verwijzing naar dit nieuwe regionale programma.
5.3 Samenwerking in het fysieke domein Over het algemeen kenmerkt het fysieke domein zich door de onderwerpen ruimte/volkshuisvesting, infrastructuur en economie: onderwerpen die ook onder ‘strategische samenwerking’ aan bod komen. In dat hoofdstuk kwam al naar voren dat samenwerking op het gebied van ruimtelijke ordening, infrastructuur, economie van grote meerwaarde kan zijn, met name als we de regionale economie willen versterken. Dit geldt ook voor onderwerpen die zich bewegen op het niveau van tactische samenwerking, zoals wonen en de stadsregiotaxi.
5.3.1 Wonen Op het terrein van de woonruimteverdeling is sprake van regionale samenwerking in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. Met het van kracht worden van de nieuwe Huisvestingswet per 1 januari 2015 is het noodzakelijk om de huidige Regionale huisvestingsverordening op onderdelen aan te passen. De insteek daarbij is om het goed functionerende huidige systeem zoveel mogelijk overeind te houden. Regionale samenwerking heeft hier duidelijk meerwaarde, zowel in de uitvoering als in de regionale afstemming. Momenteel is de samenwerking met name belegd op het niveau Arnhem/Nijmegen. Echter, uit diverse woningmarktonderzoeken is gebleken dat de meeste woningmarktontwikkelingen (verhuisbewegingen) zich binnen de subregio afspelen. Daarom sluiten we op dit punt aan bij de constateringen die we hebben gedaan over strategische samenwerking in hoofdstuk 2 en de rol van 14
de MGR daarin: de MGR kan als platform dienen voor voorbereidende overleggen en voor overleg over specifiek subregionale ontwikkelingen.
5.3.2 Stadsregiotaxi en doelgroepenvervoer Binnen het werkveld mobiliteit is momenteel een discussie gaande over de wijze waarop het samenwerkingsorgaan eruit moet komen te zien dat de huidige stadsregiotaxi (contract loopt af in sep 2016) en het doelgroepenvervoer gaat aanbesteden. Vroeger deed de Stadsregio de aanbesteding, maar aangezien die wordt opgeheven, ligt nu het vraagstuk voor hoe we in de regio een juridische entiteit gaan opzetten die de aanbesteding kan voeren. Hier ligt het samenwerkingsvraagstuk helder en urgent op tafel. In stadsregionaal verband en op het niveau van de MGR wordt dit gesprek gevoerd. Hier zien we duidelijk de potentiële meerwaarde van de MGR, zowel als uitvoeringsorgaan als in de vorm van een platform voor afstemming terug komen. In deze notitie volstaan wij met verwijzing naar de gesprekken die hierover op deze tafels worden gevoerd.
15
6. Operationele samenwerking Bij samenwerking op operationeel niveau gaat het om het uitvoeren van ondersteunende taken voor de zeven regiogemeenten, de modules in de MGR, en voor andere gemeenschappelijke regelingen. Met de samenwerking op ICT-gebied zijn hierin de eerste stappen gezet in de afgelopen jaren. In dit hoofdstuk gaan we nader in op de noodzaak tot operationele samenwerking en op verschillende onderwerpen die daarbij benoemd kunnen worden.
6.1 Wat kunnen we winnen bij meer operationele samenwerking? Samenwerking op operationeel gebied heeft niet alleen veel voordelen voor de organisaties, maar is meer en meer noodzakelijk. De inkrimping van de formatie als gevolg van de bezuinigingen door de economische crisis is de afgelopen jaren groot geweest. De ambtelijke organisaties van alle gemeenten kennen een hoge werkdrukbeleving. Ze zijn kwetsbaar in hun bedrijfsvoering en hebben op onderdelen ook capaciteitstekorten, zowel kwalitatief als kwantitatief. Tegelijkertijd neemt in veel gemeenten het aantal fte's nog af. Voor de gemeenten in de regio, anders dan Nijmegen, constateert de commissie Sterk Bestuur dat er grote inspanningen moeten worden geleverd om adequaat te kunnen blijven functioneren. Voor kleine gemeenten geldt bovendien dat de kwetsbaarheid vanwege de vele `éénpitters' in de organisatie groot is. Dit terwijl de ambities van de colleges en de raden vaak hoog reiken. Samenwerking in de regio is de enige manier om aan deze kwaliteitseisen te kunnen voldoen en de kwetsbaarheid van de organisaties te kunnen verminderen. Op thema’s gebeurt dit momenteel ook al wel, maar het zetten van volgende stappen hierin is noodzakelijk. Onderstaand beschrijven wij dit verder per thema.
6.2 ICT De afgelopen jaren hebben we kunnen zien dat informatievoorziening in onze maatschappij steeds belangrijker wordt. Het snel verkrijgen, verwerken, (waar nodig) delen en versturen van informatie wordt een zeer belangrijke randvoorwaarde om als gemeente goed te kunnen functioneren voor inwoners, andere overheden, bedrijven, instellingen. De ontwikkelingen op dit gebied gaan snel en om deze ontwikkelingen te volgen, zullen we onze systemen en werkwijzen blijvend moeten aanpassen. Een dergelijk goed functionerend informatiesysteem kunnen we niet meer als gemeente alleen opzetten. Ook hierin is samenwerking noodzakelijk. Eind 2013/begin 2014 hebben alle colleges en raden in de regio Rijk van Nijmegen, behalve Wijchen, het bedrijfsplan ICT Rijk van Nijmegen vastgesteld. Doelstelling was om te komen tot een efficiënte uitvoeringsorganisatie op het gebied van informatiemanagement en automatisering die de dienstverlening aan de deelnemende gemeenten centraal stelt. Op basis van deze besluitvorming is de samenwerking tussen de gemeenten op ICT-gebied per half 2014 gestart, in die zin dat de medewerkers op het gebied van ICT van de deelnemende gemeenten vanaf dat moment functioneel werden aangestuurd door een afdeling van de gemeente Nijmegen. Per 1 januari 2016 wordt ICT een onderdeel van de MGR. Overigens moet het formele besluit tot aanpassing van de MGR om ICT toe te voegen als module nog genomen worden, de raden nemen daarover uiterlijk 1 oktober 2015 een besluit. De samenwerking in de MGR betreft in principe alleen de ‘harde’ ICT. Voor de overige activiteiten en I-vraagstukken in de regio wordt het I-platform gebruikt om zaken af te stemmen. In het bedrijfsplan 16
is echter wel afgesproken dat het perspectief bestaat om in een volgende fase de I-component aan de samenwerking toe te voegen. Nijmegen heeft in de uitwerking hiervan het voortouw genomen en voert momenteel voor haar eigen organisatie een onderzoek (transitie I&A) uit naar welke I-taken overgeheveld kunnen en moeten worden naar de MGR. Rond het zomerreces wordt hierover meer bekend.
6.3 Shared service center Met samenwerking op ICT is een eerste stap gezet om te komen tot meer samenwerking in de bedrijfsvoering van organisaties. Dit zou een eerste stap kunnen zetten naar het oprichten van een gezamenlijke shared service organisatie. Voordelen van het opzetten van een shared service organisatie zijn kostenbesparingen die gerealiseerd kunnen worden en een verhoging van de kwaliteit door schaalvergroting. Tegelijkertijd geldt dat de ontvlechting van de bedrijfsvoering uit de gemeentelijke organisatie een forse opgave is, welke de grondslag onder een zelfstandige gemeentelijke organisatie (verder) lijkt te verzwakken. Vanuit de kring van gemeentesecretarissen van het Rijk van Nijmegen is dan ook vooralsnog uitgesproken dat men een spoedige totstandkoming van een regionale shared service organisatie niet wenselijk acht. Tegelijkertijd achten we het niet wenselijk om de (modules van de) MGR van een eigenstandige bedrijfsvoering te voorzien. Organisaties van een dergelijke omvang kunnen beter gebruikmaken van de ondersteuning van een grote organisatie, die de massa bezit om de regionale onderdelen te ondersteunen. Om die reden willen we ook in de nabije toekomst blijven werken met een gastheerschap van de gemeente Nijmegen hiervoor. Tegelijkertijd spreken we af dat de gemeente Nijmegen het gastheerschap zo inricht dat, mocht er in de toekomst wél draagvlak komen voor een regionale shared service organisatie, dit onderdeel relatief gemakkelijk overgeheveld kan worden naar de MGR.
6.4 Belastingsamenwerking Munitax is een regionaal samenwerkingsverband op het gebied van gemeentelijke belastingen. In 2010 is een samenwerkingsverband gestart op het gebied van gemeentelijke belastingen tussen de gemeenten Beuningen, Heumen en Wijchen. Inmiddels zijn ook de gemeenten Druten en Groesbeek aangesloten. Mook en Middelaar werkt samen met Nijmegen middels een gastheerconstructie. In de toekomst zouden deze samenwerkingsverbanden samengevoegd kunnen worden. De samenwerking beoogt een efficiëntere manier van werken waardoor kosten en inspanningen worden bespaard. Tevens zorgt de samenwerking ervoor dat de gemeenten minder kwetsbaar zijn en dat kennis gebundeld wordt.
6.5 Gezamenlijke inkoop en aanbesteding In het vorige hoofdstuk zijn we reeds ingegaan op het regionaal ondersteuningsbureau, waarin samenwerking plaatsvindt op het gebied van inkoop voor Jeugdzorg en AWBZ. Ook voor de stadsregiotaxi/het doelgroepenvervoer vindt een dergelijke samenwerking plaats. Het kan interessant zijn om ook op andere thema’s inkoop en aanbesteding gezamenlijk vorm te geven. Dit kan namelijk leiden tot schaalvoordelen voor de deelnemende gemeenten, doordat de gemeenten gezamenlijk meer een vuist kunnen maken. We willen dan ook graag onderzoeken of er op specifieke aanbestedingen meer samenwerking kan plaatsvinden en welke onderwerpen dit dan betreft.
17
7. Conclusie Om de regio (economisch) sterker te maken en om complexe dossiers effectief en efficiënt op te pakken is samenwerking in de regio Rijk van Nijmegen noodzakelijk. De MGR Rijk van Nijmegen is een goed platform om deze samenwerking vorm te geven. We kunnen concluderen dat samenwerking in de regio Rijk van Nijmegen uiteindelijk zorgt voor een sterkere regio en dat dit een positieve invloed heeft op onze inwoners. Samenwerking is dus cruciaal. De MGR is een goed platform om die samenwerking vorm te geven. We onderscheiden in deze notitie drie samenwerkingsvormen: De lichte variant In deze variant gaan we er van uit dat de MGR alleen een samenwerkingsplatform biedt voor taken die onder de MGR zijn gebracht of in de nabije toekomst gebracht gaan worden. Van beleidsmatige afstemming en samenwerking op andere werkvelden is dan in de MGR geen sprake. De midden-variant De MGR richt zich naast de uitvoerende taken en afstemming over bestaande en toekomstige modules, ook op afstemming over andere taken waarop regionaal samengewerkt wordt of kan worden. De MGR is hier een platform waar afstemming over regionale samenwerking bij elkaar komt; samenwerking die niet altijd onder de MGR hoeft te (blijven) hangen. De zware variant De MGR richt zich naast haar uitvoerende taken op bijna alle (samenwerkings)beleidsvelden en is het samenwerkingsorgaan waar beleidsuitgangspunten worden geformuleerd, de koers wordt geschetst en uitgezet. We stellen voor om te kiezen voor de midden-variant. In deze variant creëren we de benodigde eenheid voor bestuurlijke afstemming. Door de bestaande MGR Rijk van Nijmegen als platform te gebruiken, voorkomen we een lappendeken van gemeenschappelijke regelingen. Daarnaast biedt de midden-variant flexibiliteit omdat op elk samenwerkingsniveau de MGR een eigen rol spelen: Op strategisch niveau kan de MGR het platform zijn voor afstemming en voorbereiding voor grotere vraagstukken. Op tactisch niveau speelt de MGR een sterkere rol door onderwerpen als doelgroepenvervoer en decentralisatie te agenderen en waar gewenst te besluiten. Hier is het doel dat samenwerking leidt tot een effectievere en efficiëntere manier van werken. Voor operationele samenwerking kan de MGR de samenwerking vanuit het oogpunt van kostenbesparing goed uitvoeren.
18
8. Proces Zoals gesteld in de inleiding, betreft dit een opiniërende nota. Deze is opgesteld in opdracht van het AB van de MGR en dient als basis om het gesprek aan te gaan met de colleges en de raden in het Rijk van Nijmegen. Op basis van die gesprekken willen we uiteindelijk komen tot een kadernotitie over de platformfunctie van de MGR, die zowel door de gemeenten als door de MGR wordt vastgesteld en als basis dient voor regionale samenwerking in de komende jaren. Hiertoe hanteren we in grote lijnen de volgende planning: 20 mei 2015: 17 juni 2015: September 2015: Okt 2015:
Nov- dec 2015:
bespreking in het DB van de MGR bespreking in het AB van de MGR we organiseren een conferentie over de nota voor de raden uit de zeven gemeenten in het Rijk van Nijmegen de nota wordt aangepast n.a.v. de raadsconferentie en door het AB aan de colleges en raden aangeboden; de gemeenten worden uitgenodigd een reactie te geven de nota wordt op basis van de ingekomen reacties omgezet in een kadernotitie platformfunctie MGR, die begin 2016 ter vaststelling wordt aangeboden aan het AB van de MGR en de raden.
Na bespreking in het DB van 20 mei 2015 treden we over dit proces in overleg met de agendacommissie van de MGR, om te zorgen dat we de betrokkenheid van de raden bij de uitwerking van de platformfunctie op een goede manier kunnen vormgeven. Hierbij hanteren we bovenstaande planning als uitgangspunt. De uiteindelijke keuze voor de platformfunctie dient op een goede manier te worden doorvertaald naar de organisatie van de MGR, waarbij we ook kijken naar een goede relatie met de colleges en raden. Op dit moment wordt vanuit de kring van secretarissen een notitie voorbereid over de toekomstige inrichting van de MGR, daarin nemen we dergelijke vraagstukken mee en proberen we daarop een antwoord te formuleren.
19