XT 143 Nederlandsche phytopathologische Vereeniging en Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te Gent.
TIJDSCHRIFT OVER
Plantenziekten ONDER REDACTIE VAN Prof.
Dr.
j.
RITZEMA BOS,
Directeur van het Instituut voor Phytopathologie te Wageningen.
VIJFTIENDE JAARGANG. Met
Gedrukl
drie platen.
bij F. E.
Haak,
te WagfiniiigeB.
1909.
V'.*/V
^>
Nederlandsche phytopathologische Vereeniging en Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te
Gent.
TIJDSCHRIFT OVER
Plantenziekten ONDER REDACTIE VAN Prof.
Dr.
J.
RITZEMA
BOS,
Directeur van het Instituut voor Phytopathologie te Wageiiingen.
VIJFTIENDE JAARGANG. Met
(ïriiniU
liij
F.
drie platen.
E.
llnak,
ie
1909.
Wagftningen.
INHOUD. Blz. Naamlijst der leden van de Nederlandsche Phytopathologlsche (Plantenziektenkundige) Vereeniging J.
Ritzema Bos, De Nonvlinder voor de ooftboomteelt (met
...
1.
en zijne beteekenis
PI.
12.
I.)
H. M. Quanjer, Over nuttige insekten en over de zoogenaamde Amerikaansclie methode ter bestrijding van Insektenplagen
H.
W.
Verslag van
Heinsliis, der
ring
28.
Nederl.
de.
Algemeene Vergadeop
Phytopathologische Vereeniging,
13 Maart 1909 J.
Ritzema Bos, De Anthracnose van den in
j.
wijnstok
Nederland
85.
Ritzema Bos, De
H. M. Quanjer, (met J.
82.
PI.
belangrijkste ziekten van de druiven.
De
95.
Perzikdopluis en hare bestrijding 100.
II)
Ritzema Bos, De
schadelijkheid van petroleumgas
voor den plantengroei (met
Boekbespreking
(J.
PI.
128.
III)
R. B.):
HOLLRUNG, „Jahresbericht über das Gebiet der Pflanzenkrankheiten"
VON Faber,
133.
„Krankheiten
und
Parasiten
des
Kakao-
baumes" SORAUER's, „Handbuch der Pflanzenkrankheiten"
137. .
.
.
140.
:
Nederlandsche phytopathologische Vereeniging
Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te
'^"^' ><*^'
Gent.
Tijdschrift over Plantenziekten ONDER REDACTIE VAN
Prof. Vijftiende Jaargang.
Dr.
-
J.
RITZEMA
BOS. April 1909.
Ie en 2e Aflevering.
Naamlijst der leden van de Nederlandsche Phytopathologische
(Plantenziektenkundige) Vereeniging.
Bestuur Prof. J. J.
RiTZEiJA Bos, Voorzitter,
Wageniugen.
Hazeloop, 2e Voorzitter, Alkmaar. tl. W. Hkinsius, Secretaris, Vondelkerkstraat, 10, Amsterdam. H. J. Calkoen, PenniDgoieester, Leidschevaart, 86, Haarlem. B. LÖHKis, 's Graveuhage. K. Welt, Usquert. Boskoop. Koster Mz
(t.
Dr.
Dr F.
D. A.
,
Donateurs 1
2
:
Mr. H. J. van Heijst te Wijk bij Duurstede. Pomologische Vereeniging te Boskoop: Secretaris Penn. P. Boer Gz te Boskoop.
:
B. de Bruijn
;
,
3 Teyler's Stichting, te Haarlem 4 P. Loosjes, te Haarlem. 5 Hollandsche Maatschappij van Landbouw, Secretaris-Penniuguieester Mr. Kleii, WagenaarwegNo. 8 te 'sGravenhage. ö Hoofdbestuur der Friesche Maatschappij van Landbouw Algem.
DA
^O
;
*"• 7
CO Csj
Otoj
CO
Broekema, te Leeuwarden. Noorder Afdeeling van de Groninger Maatschappij van LandSecretaris: C.
oli*
bouw en 8 H. D.
Nijverheid, Penningm. D. Bruins, te Usquert. Willink van Colleu, grondeigenaar te Breukelen. :
9 Aldeelirg Meeden vau de Groiniiger Maatschappij van Landbouw en Kijverbeid (Secretaris: J. L. Veenman, te Meeden). 10 Groninger ]\laatscbappij van Landbouw en Nijverheid (Penningmeester: J Sypkens, te Wiuschoten Secretaris: H. D. Ebbens, ;
te
11
Nieuw
Beerta).
Neierlaudsche Entomologische Vereenigiug (Penu. Veth, Sweelinckpleiu, 83, den Haag).
:
Dr. FL J.
12 J. E. Stork, Verlengde St.-Jorisstraat, te Nijmegen.
13 C. A. L. Smits van Burgst, te Princeuhage (bij Breda) 14 C. W. R. Scbolteii Jr., Tesselschadestraat, te Amsterdam. 15 Afdeeling Leeijs vau de Groninger Maatschappij vau Landbouw eu Nijverheid (Secretaris: M. Dijkhuis, Ulrum). 16 Herman J. Jansen te Schiedam. 17 Afdeeling Eenrum van de Groninger Maatschappij v. Landb. eu Nijverheid, Peuniugm K. H. Noordhuis, te Eenrum. 18 F. B. Löhuis, Inspecteur van den Landbouw, Groothertogiune:
laau,
den Haag.
19 Noordbrabantsche Maatschappij vau Landbouw, (Penningmeester: C. J. J. Daniels, te 's Hertogenbosch). 20 Dr. J. Th. Oudemans, Paulus Potterstraat, 12, te Amsterdam. 21 AL van Waveren en Zonen. ,Leeuwenstein", te Hillegom. 22 D. G. Moutenberg, Fort Kijk in de Potstraat, 14G, Nijmegen. 23 C. J. vau den Broek, te Middelharuis. 24 C. J. Koning, te Bussum, Kerkstraat
van Lennep, te Eist (O.B.) H. J. H. Gelderman, Huize ^Kahlenpink" (bij Oldenzaal). Baron van Heeckeren van Wassenaar, te Twickcl. Denis Swagemakeis, te Tilburg. Maatschappij tot bevordering van üoft- en Tuinbouw in het kanton Oostburg, (Secretaris Iz. SteeLhart, te Oostburg.) 30 Jacs. Smits, te Naarden. 31 Landbouw- Vereenigiug Tjugchem (Secretaris: B. HaauteTjngchem, Groningen). 32 Hoofdbestuur van het Genootschap voor Laiidbouw en Kruidkunde te Utrecht (Secretaris: L H. Thissen: Penningmeester:
25 26 27 28 29
C.
33 34 35 36 37 38
J.
Jhr.
G W.
Hadders Azn
J. ,
Hooft). te
Valthermond (Drente).
Wilbrink, oud-notaris, te Lunteren. Paul Leendertz, villa , Eikenhof ", te Velp (G ). te Twello. Dr. W. D. Cramer, Jr Dr. J. G. de Man, te lerseke. D. K. Welt, lid van de Ie kamer der S. G te Usquert (Gron). G.
J.
,
van Oiid-lpovlinofeu van den R. laiidb. wiutercursus te Cortgene (Noord- Brabant) Vcortuitgang, (Secretaris: A. M. NienweubuijzeD, te Kampereiland; Penniugm. N. M. Tazelaar te Colijnsplaat.) Geldersch-Overijselscbe Mij. van landbouw (Secret A. Staring, te Locbem; Penningmeester: Jbr. W. Prins, te Velp (G). Afdeeling Arnbem en omstreken der Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbonw en Plantkunde (Penningmeester: D. W. [jekking, Secretaris J. C. Koker, beiden te Arnhem). Naamlooze Vennootschap „Zeeuwsche Fruitteeltmaatschppij", te Goes (Directeur: VV. J. J. van den Bosch). Vereeniging ter bevordering van Landbouw en Nijverheid te
39 Vercenitriiia
40 41
:
:
42 43
Bouwman, te PieBouwman, Wierhuizen bij Pieterburen )
Pieterburen (Gron). (Penningmeester: O. terbureu; Stcret
:
D.
44 Naamlooze Landbouw- en Handelsvereeniging ,Langendijk en omstreken" (Secret. S Zeemam te Zuid-Scharwoude). 45 „De Veldbode", adres: uitgever: Leiter-Nype's te Maastricht. 46 Maatschappij „Phytobie", Molenstraat 15, den Haag. 47 Firma H. Avenarius, iii/2 Bechardgasse 14, Wien. 48 Dr. W. Spaltebolz, Overveen. 49 Vereeniging „Akkerbouw" te Andijk, voorzitter W. Singer JJz, te Andijk (N.B.). 50 B. W. G. Wttewaall van Wickenburgh, Houten. 51 's-Gravenhaagscbe Tuinbouwvereeniging, den Haag.
Leden
:
A P.
J.
G. Aarts, boomkweeker, te Bergeik.
H. Abersou, Leeraar R.H L. T. en B school te Wfigeniugen. J. W. H. Ader, bewaarder van het Kadaster, Batavia. Afdeeling „Amsterdam en Omstreken" der Ned. Mij. voor Tuinbouw- en Plantkunde, secr. Jac. J. Kriest, P. C. Hooft
J.
straat
183.
Mzn., boomkweeker en bloemist, Ud van de firma Gebrs. Admiraal, te Rijp (N H.) S. A. Arendsen Hein, 17, Emmalaau, Utrecht. R. Armbrust, landbouwonderwijzer Stadskanaal. G. van Asten, landbouwer, te Heeze.
K.
Admiraal
B. J.
W.
Bakkes, hoofd eener openbare school nystraat,
J.
W.
5.
Balk, de Bangert, gem.
Blokker.
te
Amsterdam, Herao-
)
W.
J.
Baiig^rt (bij Hooru). vruchtenkweeker, „Pomona", te Zwaag. C. vau den Ban, landbouwer te Nieuw Heivoet. Baron, Overtoom, 328i, te Amsterdam. Bastiaans, te Nieuwolda. Bauduin, te 's Gravenhage. van Best, fabrikant te Valkenswaard. H Beursgens, bloem- eu boomkweeker te Sittard.
J
Bleeker, leeraar
K.
W. K. J.
P. D.
A.
Balk, tuiuder te
IJalk
G
Wzn
Bleeker, Bleeker,
S.
,
H
B.
S,
St.
Auualaan 73
te
Da Costakade 46i Amsterdam. directeur der G. A v. S. Tuiub school,
Nijuiegen.
te
Frederiksoord.
vau de Blocquery, te Hoorn. P, A. van Bloppoel, geëx. landbouw-onderwijzer, te Avereest. R. Boer, te St. Anna Parochie. H Boerema, hoofd der school te Euumatil. Hendrik Boot Hzu kweekerij „Multitiora", te Valkenswaard. Dr. H Bos, leeraar R. H. B. S., te Wageniugen. Prof. Dr. J. Ritzema Bos, te Wageniugen. J. Botke, leeraar H. \i. school te Almelo. David Breen Azu te Goedereede. Joh. de Breuk, te Haarlem. L. Broekema, directeur R. U. L. T. eu B S. te Wageniugen
J.
C.
,
,
J
Broer.se Jr
,
kweeker
te Mijdrecht.
H. B. Brommersma, landbouwer, te Maarhuizen, ge ui. Wiusum (Gron.) A. Brouwers Azu oud landbouwer te Gilze. J. K. Budde, hortulanus te Utrecht. C. Bulder, directeur R. L. W^ S. te Sittard (Limburg). E. Bu.sscher, te Midwolde, (Gron. Oldauibt). H. F. J. van Bijlevelt, te Westdorpe. ,
c. Dr. H. J. Calkoeu, leeraar H. B. school te Haarlem, Leidsche vaart 86. (J.
(J.
H. Glaasseu, Rijkstuiubouwleeraar te Boskoop. Clarijs, landbouwer te Steenbergen.
J.
A. M. C. Joijgkiiult ('ouiuck, tuiubouwkuudige te Bussum. G. Copijn, tuinbouwkundige te Groenekan (bij Utrecht Dr. J. C. Costerus, directeur H. B. school te Ami-terdam, Keizers-
P.
gracht,
177.
D. M.
Dekhuijzen, leeraar Rijks Veeartseuijkundige school Utrecht. Alex Delamar, 4 Bussumcr Griutwcg, Flilversum. Dr.
C.
te
W. Dekker, Pzn., landbouwer te Wemeldinge E. D. van Dissel, Inspecteur der staatsbosschen eu ontginningen, te Utrecht. R. P. Dojes, landbouwer te Uithuizen. R. Dojes, landbouwer te Meeden (Grou.) K. Drent, hoofd der school te Emmen (Zuid Barge). J.
Dijt,
S.
landbouwer
te Texel.
E.
Edelman, hoofd der school en landbouwonderwijzer te Kadijk (bij Terwolde). J. Elema, Rijkslandbouwleeraar te Hoogeveen. J. Oost Elema, landbouwer te Middelstum (Gron ) A. M. C. van der Eist, te Dedemsvaart. Jhr. Dr, Ed. Everts, leeraar H. B. S., Stationsweg, 79 te 's Hage. H.
J.
F. Dr. J. van der Feen, Sligtenhorststraat 9, Nijmegen. Mevr. de wed J. A. Frima- van der Tuuk, Oosterstraat, Groningen.
G. vruchtboom- en rozeukweeker, v. Eegheustraat 75 te Amsterdam. Coru. de Geus, landbouwer te Noord-Scharwoude. Dr. E. Giltay, leeraar R. H. L. T. eu B. S., te Wageningeu. D. Geertsma, te Niewolda. Jos. van Glabbeek, firma A. H. van Glabbeek, bloemisterij, te Breda. H. J Goemans, tuinbouwkundige te Benuebroek (Straatweg). Dr. J. W. Ch Goethart, Witte Singel 39 te Leiden. P. van der Goot te VV'ageningen P. A. van der Goot, tuinbouwkundige te Eist (Betuwe). Jac.
P. R. Galesloot,
R, Gouma, hoofd der school te Nijstryne (Fr ) S. A. de Graaff, bloemist te Leiden. W. C. de Graaff, gemeente apotheker, te Leiden, G. Baron de Senarcleus de Graucy, Vucht. Gbrs Gratama & Co, speciale rozenkweekerij, te Hoogeveen Dr, M. Greshoff, direct, van het Kol Museum te Haarlem. W. F. A. Grimme, Land- en Tninbouwouderwijzer, Het LooApeldooru. G. A. M. Groeneveldt, rentmeester krooudomein, te Breda, P. Groeneveldt & Zoon, te Noordwijk-Binnen, Groeuewegen eu Zoon, boomkweekers, de Bilt. J.
L.
F.
Groneman,
te
Wieringerwaard (N.H
)
)
6 vau de firma Sluis en Groot, teler eu handelaar bloem- en tuinzadeu, tg Euklinizeu. J de Groot, hoofd der school te Mnrmerwoude (Gem. üatamadeel). M. Grootwassink, tuinbaas te Hilversum J. vau Gnrp, te Breda.
N. Groot
Sz, lid
in
H.
Landbouwer
C. ilagen,
te
Bruinisse.
van Hall, inspecteur van deu landbouw te ParaJ J. maribo (Suriuame). H. A. Hauken, directeur vau den Wilhelmii)apolder te Wilhelminadorp (bij Goos) J. Hartmans, ie Breda H. M. Hartog, landbouwer te Barueveld. Ü. C. Hasselmau, te Zoelen. P. ten Have te Nieuwolda. Hazeloop, Rijkstuiub leeraar te Alkmaar. J. G J. C. Heeringa, tandarts, Keizerstr. 9. te Deventer Dr, H, VV. Heinsius, leeraar H. B. school (Vondelkerkstraat 10). Dr.
C.
te
Amsterdam
A. J. van Heemskerk Düker, apotheker te Hilversum. Piet Hoogkamer, Naaldwijk. G. de Heer, penn. der Ned. Tuiubouwvereeniging, Nieuwe Ter-
brngsche weg 51, te Rotterdam. H. Heukels, Weesperzijde, 81, te Amsterdam. N. R J. Heijmeriks, Huize ,Suideras„, bij Zutphen. P. van Hoek, Inspecteur Landbouwonderwijs te 's Graveuhage. C. J. den Hollander, onderwijzer te Nieuwaal (bij Zalt Bommel VV. Hülzenbosch, landbouwer te Valkenswaard. Dr. F. W. T. Hunger, Directeur ,Alg. Proefstat.",Salatiga (.Java). .1. Hutter, „de Braak", te Paterswolde (bij Groningen). E M. J. VV. Huijsmaus, te Hilvarenbcek. I.
A, C.
Ide,
Rijkstuinbouwleeraar
te
Wageningen.
J.
G. de Jager, te Nieuwolda. Geert Jongstra, bloemist, kweekerij Vijversbuurt,
K.
L G. Dr.
L
Kakebeeke, R. landb. leeraar te Goes. Kamerliüg, te Buitenzorg (Java). van Keerso[), landbouwer te Dommelen.
Z
J.
te
Leeuwarden.
.
W.
Keostra, dii-ectenr der Rijkszuivelschool Bolsward.
Dr.
Kerberfc, direct,
C.
vau den Kou. Zool. Geo.
,
Natura Artis
Magistra", te Amsterdau]. I. J. Kerbert, firma Zocher & Co, tuinbouwkundige te Haarlem. F. H. Kersseraakers, hoofd der school te Nuland. J. L. Kleintjes, Huize „Kolthooru", te Heerde. C. J. Kueppelhout van Sterkenburg, Huize „Sterkeuburg" te Driebergen.
Koker, Arnhem.
J.
C.
J.
Kollen, te Aalsmeer.
W. Koning Wz
adj direct, van den landb. bij de Rijkswerkinrichtingen te Veenhuizen (Drente). J. van der Koogh, landbouwer te Middelharnis. te Enkhuizen. B. Koolhaas Jr Firma Koster & Co, te Boskoop. A. Koster Mz, voorzitter der Pomol. Vereeuiging te Boskoop. ,
,
M. Koster & Zonen, tuinbouwkundigen Ernst H. Krelage, te Haarlem.
te
Boskoop.
G. J. Krol en Co's Kunstmesthandel, te Zwolle G. Krusemau, te Houtrijk & Polaneu. J.
H. Kruymel, Heerengracht 568,
te
Amsterdam.
L.
Mr. A. R. van de Laar, te Gendringeu. Landbouwkundig Bureau van het Kali-Syndikaat, Chef: Herm.
Lindeman
W.
te
Utrecht.
Renardel de LavaJette, hoofd der school te Ingen, (Neder-Betuwe) J. Leendertz Czn, Rijkstuinbouwleeraar te Leeuwarden. M. Leunenburgh, tuinbaas te 's Graveland. P. Lindenbergh, landbouwer te Wemeldinge. David Lodder, Mz, te Goedereede. W. Lodder, tuinbouwkundige te Santpoort. H.J.Lovink, Directeur Generaal van den Landbouw te 's Gravenhage. Landbouwvereeniging, Secr L. Rienks Lz te Horuhuizen. Baron van Lijnden van Nederhorst, Kasteel ,Nederhorst'', te Nederhorst-den - Berff A,
F.
:
M. L. Maas, te
P.
Man
Dedemsvaart.
Dz, te Aalsmeer.
s VV. P. Markiisse, onderwijzer, te
's
Heer Arendskerke.
Z ten Rodengate Marisseu, leeraar R. L. S. te Wageningen. Firma van Meerbeek & Co, bloemisten te Hillegom. M. H. Meertens, landbouwonderwijzer en hoofd der school te Bunde (bij Maastricht). W. Mesmau Kz boom- en bloemkweeker te Boskoop.
J.
,
A. K. van der Meulen, te Drachten. L. Meyer, rentmeester van Z. H. den Vorst van Hohenzolleru, te
's
Heerenberg.
Prof. Dr. J.C.H, de Meijere, villa ^Yda", Waldecklaan, te Hilversum.
D. van Mourik, burgemeester van Zoelen, te Kerkavezaath. G. Murman, landbouwer en steenbakker, te Geldermalsen. H. W. Mees, kweekerij „Zwanestein", te Heerde. Joh. V. d. Molen, te Heemstede. J. Th. Mercx, hoofd der school, te Woensdrecht.
N. A. A. Neeb, Rijkslandbouwleeraar te Dordrecht. Nicola, opzichter te Ter Apel. J. W. van Nieuwenhuijse, Weteringschans, 119, te Amsterdam. G. E. H. Tutein Nolthenius, rentmeester van het Kroondomein, te Apeldoorn. H. Noordhuis te Eenrum. P. van Noort & Zonen te Boskoop. J.
O. Frans Oomen te Oosterhout. D. van Ophoven te Meersseu.
Oudemans Jzu, leeraar H. B. S. te Arnhem, Boulevard Ueuvelink, 85. G. A. Vorsterman van Oyen, secret, van de Maatschappij ter bevordering van ooft- en tuinbouw in het kanton OostA. C.
Dr.
burg, te Aardenburg.
F. J
J.
Dr. O.
Plemper van Balen, leeraar R. Fl. L T. en B. S van Poppel, landbouwer te Gilze. Pool, tuinbaas, Esschilderstraat, If, Haarlem.
B. A.
G S.
Poort, fruitkweeker, Marconistraat 97, den Haag. leeraar R. H. L T. en B S. te Wageningen.
Pitsch,
J.
te
Wageningen.
9
Q. Dr. H. M. C^uanjer te Wagöinngeu. T. L. Qnanjer, apotheker, te Enkhuizen. Jhr. L. J. Qaarles vau Uffort te 's Gravenhage.
R. Mr.
J.
G. Ridder vau Rappard, voorzitter der Geldersch-Overij-
selsehe maatschappij van landbouw, te Laren (Gelderland).
Ch. Ranweuhoff, te Tongeren (bij Epe Gelderland). H. van Ree, hoofd der school te Aardswond. R. Reiudersma, onderwijzer te Appiugedara. A. G. M. Richard, boomkweeker en bloemist te Naarden. H. F. van Riel, laudmeter vau het Kadaster, 's Hertogeubosch. Jan Roes, te Vogelenzang. B. Ruys, zaadhandelaar te Dedemsvaart. K. Ruijterman, onderwijzer te Hauwert. (N H.) Rijkslaudbouwproefstation te Goes. ;
s.
G. Scheepers, landbouwer te Heeze. M, M. Schepman, rentmeester te Rhoon (bij Rotterdam). P. J. Schenk, Sloterstraatweg E 212d, Sloten (N.H.). W. W. Schipper, leeraar H. B. school te Winschoten. L. Schoorl, apotheker, Frans Halsstraat, 9, te Haarlem, Prof. N. Schoorl, Wilhelminapark 29. te Utrecht. Jac. van Schouwen Cz., landbouwer te Sommelsdijk. K. van Schouwen, landbouwer te Honselaarsdijk. K. vau der Slikke, te Wolfaartsdijk, Zeeland. N. Sluis, lid van de firma Sluis en Groot, telers en handelaars iu bloem- en tuiuzaden, te Enkhuizen. B. Smit, Am-couc, Instituut v. Pbytopathologie, Wageningen. P. J. Smulders, hoofd der school te Wouw. W. C. Smuliug, kweekerij Ge3^nwijck, Baambrugge. E, Snellen, Directeur Ned. Pomol. Ver., Mariahoek 3, Utrecht. A. M. Sprenger, Rijkstuinbouwleeraar, Lambsrtuslaau, Maastricht. Leouard A. Springer, Alexauderstraat, 16, te Haarlem. P. Stadt, te Wieringerwaard. A. van Steijn, Intendant Paleis en Domein het Loo,
10 Sturing, leeraar aau de Kweekschool Maastricht. Dr. B. Sijpkens, leeraar H. B. S., Barbarossastraat 103, Nijmegen. J. Sijpkens, secret, vau de Maatschappij v. Laudb. eu Nijverheid in de provincie Groningen, te ^'inschoten. N. H. Swellengrebel, rer. nat. stud., P. C. Hooftstr., 167, te A'daa^ J.
T.
Van Helden Tucker, Straatweg D 4, Billegersberg. G. Tenkiuk, landbouwer te Hummeloo. P. Tennissen, 2e Oosterparkstraat, 236, te Arasterdam. G. Eling Tichelaar, te Loppersum (Groningen) Tuinbouwwintercursus
te
Haarlem (adres
de Laanstraat, te Haarlem
C.
H. Geevers, Nic. van
)
V. Jean H. Vallen, kasteel „Hellenraedt'', te Swalmen. G. Aziugs Veuema, plantkundige aan het Rijksproefstation voor zaadcoutróle te Wageuiugen. Vereenigiug „de Proeftuin", te Zwaag. Vereeniging van oud-leerlingen der luiubouwcursussen te Amsterdam, bibliothecaris H. Vos, Wilhelmiuastraat 162. A. Verëll, bloemist te Hoorn. J. Vermeulen, hoofd der school eu landbouwonderwijzer te OudGastel (N. B.). Dr. E. Verschaffelt, hoogleeraar. Oosterpark 58, te Amsterdam. Verschoor, zaadhandelaar Hilversum. P. Verseput, landbouwer te Zonnemaire V^. Vis, H. d. S. te Oudkarspel.
M
Firma
Visser's laudbouwkan'oor.
Damrak, 36,
te
Amsterdam.
Nederlaudsche
maatschappij ter bevordering van Vlasindustrie (Secretaris G, A. Hasselmau, Riouwstraat, den Haag). F. Volker, opziener der Domeinen in Noord- Brabant te Breda K. Volkersz, Rijkstuinbouwleeraar te Aalsmeer. W, C. de Voogt, te Ginneken. H. W. A. Voorhoeve, boomkweeker te Veur (Z.H.) Mej. H, Vos, Riouwstraat, 175 's-Gravenhage. A. Heerma van Voss, boomkweeker te Rozeudaal (N.B.). U. J. Heerma vau Voss Czn, tuinbouwkundige, Roosendaal (N.B ). Dr. M. F. Vrauken, arts te Weert (Limburg.) Prof. P. de
Hugo Vries,
de Vries, te Amsterdam. Directeur der Rijkstuinbouwwinterschool te Aalsmeer.
Dr. J. J. Ott de Vries, te Hoorn.
11
K. de Vrieze, leeraar aau de R. L. Wiuterschool, te Helpman bij Groningen. A, J. Vrucbte, bloemist te Hilversum. C. van Vrijbergbe de Coningb, firma Vrijberghe de Coningh & Co
,
te
Lisse.
w. Prof.
van Weel, Bezuidenhout, 115, te 's Gravenhage. Dr K. F. Wenckebach, Zuiderpark, te Groningen.
Prof.
Dr. F.
J.
J.
A. F. 0. Went,
te
Utrecbt.
Westbroek, hoofdopzicbter der plantsoenen te 's Gravenbage. R. Wiersma, directeur der R. T. Wiuterscbool te Naaldwijk. J. F. Wilke, bortulanus der diergaarde te Rotterdam. W. H. Wind, bloemist te Apeldoorn. F, van de Wissel, te Epe (Gelderland). H. Witte te Bennekom. J. Woldendorp, Koruhorn, Gem. Grootegast (Gron ) en Gymnasium te S. H. L. Gerth van Wijk, leeraar H. 13 Middelburg. Prof. P. van der Wielen, Willemsparkweg, 209, te Amsterdam.
M. van der Zaude, directeur R. L. Proefstation te Hoorn. Zeeman, koolbouwer te Zuid-Scbarwoude, H. D. Zelders, Leeraar aan de Rijkslandb. winterscbool te Zutphen Dr. K. H.
S.
,
Kastanjelaau 11.
H
H. Zeijlstra Fzn., assistent bij het departement van Landbouw te Buitenzorg H. C. Zwart, hoofdopzicbter bij de beplantingen van Amsterdam, te Watergraafsmeer. H. Zwijze Gzn te Gramsbergen (Overijsel), ,
12
DE NONVLINDER EN ZIJNE BETEEKENIS VOOR DE OOFTBOOMTEELT.
Uit
van
het thans verschenen
den
nonvlinder in
dusver wel
is
waar
,,
Rapport betreffende het optreden
Nederland"
')
hier te lande alleen
bh'jkt dat dit
insekt tot
onder Alphen en Tilburg
belangrijke schade in de dennenbosschen teweeg bracht, maar dat het toch in grooter of kleiner getal ook
verscheiden
van
streken
Noordbrabant,
Graafschap, op de Veluwe, te
Ommen;
trouwens
in
in het
werd aangetroffen
bij
Nijmegen,
locaal,
eene
de
Oosten van Utrecht en verder
de buurt van laatstgenoemde plaats heeft
geheel
in
in
vermeerdering
in
zelfs,
massa plaats
gegrepen.
')
Gratis vcrkrijp^haar
bij
de Directie van den
Landbouw
tc's-Gravenliagc.
13
Op
de vergadering van de Nederl. Entomologische Vereeniging,
op 24 Januari
te
op eene
zelfs
schen
Amsterdam gehouden, werd medegedeeld waar
plaats,
de buurt
in
in
geheel geene
't
nonvlinders werden
zijn,
dat
dennenbos-
gevangen,
nl.
te
een naaldhout-insekt
is,
Dordrecht.
Hoewel zoo 't
vreet
kan
zij
toch ook wel de bladeren van loofboomen; en
worden.
zij
bosschen
gelegen
op
tot
ook van beteekenis voor onze
of
ooftboomkweekerijen dicht
maar toch kan
zijn;
ooftteelt
bij
denne^i-
het gevreesde insekt
afstanden van dennenbosschen ver-
groote
vrij
Zoo nam men
breiden.
eigenlijk
gevaar dreigt natuurlijk hoofdzakelijk daar,
Dit
boomgaarden
waar zich
de
vraag of
de
is
nonrups
nu
de stad Tilburg, gelegen op minstens
in
een half uur afstands van de geteisterde bosschen, nonvlinders waar, die daar
men
vlinders
bij
avond om de straatlantarens vlogen, en zag
stammen der boomen langs de
tegen de
zitten
wegen, die door het tusschen de stad en de aangetaste bosschen gelegen bouwland loopen.
Ook
onmiddellijk
bij
Breda zag men
nonvlinders zitten op iepenboomen. Mogelijk zelfs vlinders,
bosschen dichterbij
Het afstand
men
die
der
te
zijn
de non-
Dordrecht heeft waargenomen, van de
houtvesterij
„Breda"
daarheen
overgevlogen;
liggen geen dennenbosschen.
blijkt
van
dus dat de nonvlinders zich
tot
op
vrij
dennenbosschen kunnen begeven; en
de
grooten al
zijn
het nu hoofdzakelijk de meer beweeglijke mannetjes, die over
groote
afstanden
wegvliegen,
de wijfjes kunnen zich
ook
al
vliegende tamelijk ver verbreiden.
Eene andere wijze van verbreiding der nojivlinders van
passieven
wagen
of een
aard.
Wanneer een zoodanig
meer
ander voertuig, dat door of langs een aangetast
dennenbosch wordt voortbewogen, zitten,
is
insekt op een
neerstrijkt en daar
op
blijft
dan kan het over groote afstanden worden meegesleept,
en op eene plaats, waar
men
het in
't
geheel niet zou hebben
14
verwacht,
kunnen
zij
En wanneer nonvlinders uit spoorwagen terecht komen,
voertuig verlaten.
het
op
dennenbosch
een
of
in
een
geheel passief, zelfs naar
vrij
worden getransporteerd. Wie weet nonvlinders
Breda
van
niet
ver verwijderde plaatsen
Dordrecht gevangen
of de in
spoor
per
eerstgenoemde
naar
plaats zijn gereisd!
Het
boomgaard des
te
wijfjes,
een kweekerij
of
grooter de kans
Nog op
andere
eene
een dennenbosch gelegen
bij
vallen,
krachtige
is
Een
hier te lande, voor zoover mij
zulks
waargenomen, komt
het toch, blijkens in
buitenland gedane waarnemingen, nu en dan voor.
Die
beweeglijkheid
groote
lateren
leeftijd;
hoewel
zij
waarop
zij
leven,
't
stammen opklimmen,
dan
dat
zij 't
zij
den rupsen eigen ook op
blijft
zij
dat
zij
—
't
geen
en weer zij
weer
gaan eten.
die
den
tegen
—
Ook
te
zich onder
verbergen, en des
om
de stammen opkruipen bij
de
— tegen den morgen
doen
bodem bedekken,
bij
vooral in den
stammen naar beneden marcheeren, om
planten,
avonds
toch dikwijls de boomen,
er uit vallen
zij
laatsten tijd van haren rupstoestand
langs de
meer met den wind naar
niet
andere streken wegwaaien, verlaten
te
rupsjes zijn in hooge
dan opnemen en over groote afstanden
ze
Hoewel
bekend, nog nooit
het schadelijke insekt in
De jonge
aan dat draadje blijven hangen.
zij
wind kan
kan
wijze
spinnen een draadje, en laten zich dik-
Zij
terwijl
voortbewegen.
de
is,
dat de nonvlinderrs, mannetjes en
komen.
terecht
m.ate beweeglijk.
't
is
dat hoe dichter een ooft-
zelf,
daarheen kunnen overvliegen.
boomgaarden wijls
van
overigens
spreekt
in
de kronen
onweer en langdurig koud weer
krui-
pen de rupsen naar beneden.
Wanneer de boomen, waarop de rupsen vreten, trekken deze een
dan ook wel kerij
terecht
uit
eindweegs verder; en zoo kunnen
een dennenb(;sch
komen,
leven, kaal zijn ge-
die er dicht
in bij
zij
een boomgaard of kweegelegen
is.
15
Zooals reeds boven werd gezegd,
de nonrups
is
een naaldhout-insekt; maar toch versmaadt
plaats
beuk,
de
worden
die
evenmin
de eerste
zij
ook de
Onder de woudboomen
bladeren"_^van loofboomen' niet.
vooral
in
is
het
moet ontgelden, maar berk en eik
het
gespaard.
van nood worden ook
geval
In
heidestruiken en boschbessen kaalgevreten.
Van de ooftboomen lijden;
pereboom,
de
dat
schoond
blijven
nonrups
de
heeft de
mate ook
mindere
in
kerseboom.
de
—
te
Het schijnt
alsmede kruis- en aalbessenstruiken verofschoon
;
nog zeer de vraag
het toch
is
of
van nood wel ééne soort van boomen
geval
in
appelboom van de nonrups
geheel ontziet. hare
Bij
met
kwistend
gaat de nonrups in
vreterij
bladeren
de
(zooals die van den
grond
den
op
valt.
Is
het
blad korter gesteeld, zooals dat
wordt de top van het blad versmaad.
maar toch
;
van de nonrups onmiddellijk
Hierdoor
is
scheiden
van
niet veel
anders dan de hoofdnerf overlaat.
de
vreterij
te
onder-
van de plakkerrups, daar deze gewoonlijk
die
Of nu de non inderdaad dikwijls zeer
boomgaarden
onze
slechts het
dan wordt een grooter gedeelte van de bladschijf
eik,
verorberd
lang gesteelde bladeren
zoodat het grootste gedeelte van het blad
doorgebeten,
van den
Bij
appelboom en de berk) wordt
vrn de bladschijf afgevreten en de middel-
onderste gedeelte nerf
om.
algemeen zeer ver-
't
veel
kwaad doet aan kan
ooftboomkweekerijen,
en
ik
niet
zeggen.
Het
insekt
v/ordt
den boschbouw handelen meld, In
;
dat
of
en in zulke boeken vindt het
de boeken,
ook
al
zeer
besproken
in
boeken, die
wel
appel- en
men
slechts ter loops ver-
kerseboomen
kaal vreet.
die de schadelijke insekten van onze ooftboo-
men behandelen, der
hoofdzakelijk
de voor boschbouw schadelijke dieren be-
vindt
weinig.
men gewoonlijk omtrent den
nonvlin-
Snellen van Vollenhoven echter schrijft
16 zijn
in
reeds in 1843 geschreven boekje over ,De schadelijke
insekten
tuinen"
in
jaren aan de
Dat
worden
sommige
52):»„Zij (de non) heeft in
vruchtboomen groote schade toegebracht." waar de
streken,
in
(bl.
dennenbosschen door nonrupsen
ook de ooftboomen, die
geteisterd,
van
niet al te ver
het tooneel der verwoesting verwijderd zijn, door deze insek-
worden,
ten bedreigd
De jonge rupsen kunnen
wel zeker.
is
naar boomgaarden en kweekerijen, ook wanneer deze niet vlak bij
de
geteisterde
en
de
oudere
rupsen kunnen naar de
de plaag
treedt
zelfde jaar, waarih het
stammen
de
dan leggen
;
ooftboomen,
der
die
beide
in
geteisterd.
zij
de on-
in
trekken;
of kweekerij
dennenbosch wordt
ders kunnen er heen vliegen
overwaaien,
de meer
in
boomgaard
in
zijn,
ooftboomen
gelegen
nabijheid
middellijke
gevallen
dennenbosschen gelegen
op
in
De
'/
vlin-
hunne eieren tegen
dus pas het volgende jaar
worden kaalgevreten. Aangezien den
het grootst
afgeloopen jaar op niet
kwamen, zoo land
bij
te
plaatsen,
wel
in
te
al
die streken,
in
is
het insektin 1908
zien of de
het
zijn
aangegeven
Nederal
die
werd waargenomen, maar waarop
non daar
in
geringen, in matigen of
Deze
werd aangetroffen.
zeer grooten getale
in
grooten afstand nonvlinders voor-
voegen, waarop niet alleen
waar
waar
nuttig hier eene kaart van
schijnt het mij
men ook kan
nonrups-gevaar voor
den aard der zaak het
uit
ooftverbouvv^er
kaart, die
van wege het Staatsboschbeheer werd samengesteld, geeft dus die plaatsen in
op
hunne
dat er zij
't
ons land aan, waar de ooftboomtelers
hoede
moeten
zijn
;
nog vele andere plaatsen dan misschien ook
kwam, hoewel
zij
op
kaart
bijgaande
in
— in
ons land
zijn,
zelf,
waar de non,
zeer geringen getale, in 1908 voor-
daar niet werd waargenomen. Dat eene plaats speciaal
is
aangegeven
bijzondere waakzaamheid aansporen; dat is
z^e/* ze/r^r
maar het spreekt van
aangegeven, leide echter
niet tot
zij
,
er
moge dus niet
onachtzaamheid!
tot
speciaal
—
17
kan
Ik
dank
hier ter plaatse mijn
niet nalaten,
te
betuigen
aan den Heer E. D. van Dissel, Inspecteur van het Staatsbosch-
te
op
die mij veroorloofde bijgaande kaart in dit opstel
beheer,
nemen.
Eene vraag, die
ik
nu nog wil
non ook voor langeren den kan vestigen; m.
stellen,
deze: of zich de
is
meer duurzaam,
tijd,
in
ooftboomgaar-
w. of de non daar jaar op jaar gere-
a.
eene meer of minder aanzienlijke vermeerdering kan
geld tot
geraken. Een positief antwoord kan op deze vraag niet worden
gegeven; het
nonrupsen
zij
meestal eerst
Herhaaldelijk
nonvlinders
met
maakt het waarschijn-
of nooit sprake
is.
De non
is
dan
voorkeur een naaldhout-insekt. Loofhout en ooftboomen
bij
schijnt
leest,
zelden van vreterij van
eene meer duurzame vestiging van nonvlinders
ooftboomgaarden zelden
in
ook
men zoo
echter, dat
ooftboomgaarden
in
van
dat
lijk,
feit
dit insekt te
den laatsten
in
en
eiken
iepen,
in
geval van nood aan
in
men
heeft
te
tasten.
gesproken van
ooftboomen, waar men
niet
doen had, maar met den plakker, stanmil
zwamvlinder (Liparis dispar), (Liparis
tijd
monacha) verwant
is
,
die
nauw aan den
of
nonvlinder
en waarvan het wijfje ook wel
bij
oppervlakkige beschouwing tamelijk veel op dat van den nonvlinder gelijkt. In
Het de
schijnt
twee
lende
nuttig,
bestaan,
hier
in
genoemde soorten
toestanden
welke verschillen
in
sommige streken, waar in 1908 veel nonvlinwas toen ook de plakker vrij algemeen.
voorkwamen,
ders
De
't
kort
aan
te
geven, waardoor
zich van elkaar in hare verschil-
van gedaanteverwisseling onderscheiden, en er
de leefwijze tusschen deze beide soorten
in
plakker
is
een loofhout-insekt, en komt dus ook
ooftboomgaarden en kweekerijen veelvuldig en dikwijls
grooten
getale
voor
;
hij
tast
bij
in
gebrek aan beter ook wel
naaldboomen aan. De non daarentegen is, zooals werd gezegd, meer naaldhout-insekt, en schijnt doorgaans slechts occasioneel op loofhout en op ooftboomen over
te
gaan.
18
Fig.
Rechts
].
De
boven:
plakker, het
zittende tegen den stam, het
mannetje.
stanuiil
wijfje,
Midden
waarop
in
of
vliegende; zij
zwainvlinder liiiks
(Liparis
dispar
beneden: een ander
L).
wijfje
een eihoop heeft gelegd. Linksboven'
de figuur: de pop.
Rechts beneden: de rups.
(Natuurlijke grootte).
J.
Deze figuur en die op bl. 21 kan ik hier plaatsen doordat de firma B. Woi.TERS te Groningen zoo goed was, mij daarvoor de clichés
ter
leen
dank aan.
af
te
staan.
Ik
bied
haar
voor hare welwillendheid mijnen
19
den plakker
Bij
mannetje en wijfje zeer verschillend.
zijn
Het eerste heeft eene vleugelspanning van 45 niM., en
met donkerder
vlek.
—
van 80 mM., hoewel
van
Het achterlijf
met zwarte vlekjes; de achtervleugels
lichtgrijs
plompe
het
veel
dan het veel grootere
met donkerder teekeningen.
voorvleugels
de
achterlijf,
borststuk en voorvleugels zijn donker grijsbruin,
Kop,
wijfje.
van
smaller
vooral
slanker,
is
is
geelbruin
zijn
Het wijfje heeft eene vleugelspanning
ook kleinere exemplaren
er
dier
zoo
vuilwit;
is
De
zijn.
kleur
ook de voor- en
zijn
achtervleugels, die echter met zwartbruine teekeningen versierd
zware
Het
zijn.
achterlijf is
aan
zijn
uiteinde met bruingrijze
wolharen bekleed.
De volwassen rups exemplaren, met name met Het
geheele
dier
volgende
lichtgrijs
De kop
zwarte
overlangsche strepen.
lange
vele
haren
De
bekleed.
op de rugzijde
dragen
overdwarse
in
vier,
rugzijde
is
lichaamsleden
drie
eerste
twee
De
kleiner.
met
is
sommige
lang;
de buikzijde vuil geelbruin.
met twee
geelachtig
groot,
is
gemarmerd,
zwart
mM.
50
waaruit zich mannetjes ontwikkelen,
die,
aanmerkelijk
echter
blijven
hoogstens
is
zes,
de
blauwe
lijnen geplaatste
wratten; terwijl op ieder der volgende leden vier roode wratten staan.
Men Het
vindt de vlinders van deze soort in Juli en Augustus. trage
zeer
wijfje
met samengeslagen vleugels tegen
zit
boomstammen en
schuttingen, en vliegt over dag niet,
weinig;
zich
het
opzoeken.
300—500
laat
—
Het
eieren
boomstammen. haren
van
trekt.
De
in
haar
aldus
stukje
zwam.
naam
„plakker"
nacht
door het vlug rondvliegende mannetje
wijfje
Het
bij
legt
een
of
bedekt
achterlijf,
acht dagen na de paring hare
meer groote deze
welke
klompen tegen de
eihoopjes
haren
zij
met
de
tot dat
bruine
doel los-
beplakte eihoopen gelijken zeer veel op een
Vandaar aan
de
het
naam insekt
„zwamvlinder";
wordt gegeven,
terwijl wijl
de
het de
20 tegen
eihoopen
omdat aan
stam
den
„Stamuil"
asinplakt.
het,
zit.
De
De
overwinteren.
eieren
voorjaar
aanvankelijk vret;n
uit;
komen
rupsjes zij
in
nerf na, geheel. Zij
volgende
zij
op de hoofd-
vreten kolossaal veel, en doen dus
grooten getale voorkomen
in
't
vooral knoppen, later uit-
sluitend bladeren; en deze laatsten verorberen
zij
heet
gewoonHjk tegen den stam
het dier (althans het wijfje)
—
nog
al
— waar
veel schade. (In de
Noord-oostelijke gedeelten van de Vereenigde Staten van Noord-
Amerika
heeft dit insekt, dat daar indertijd
veel sterker vermeerderd dan in
zich
komt daar
jaarlijks
daar ,Gypsy moth.")
in
zeer beweeglijke
haarbundeltjes
gele
weinige
is
Men noemt
twee generatiën voor.
en het
— Onder het genot van veel voedsel worden
de rupsen spoedig groot;
De
werd geïmporteerd,
Europa het geval
verpoppen tegen
zij
pop
is
en
bedekt,
draden, die van
't
't
einde van
Juli.
dof zwart van kleur, met eenige is
opgehangen tusschen zeer
eene blad naar het andere of van
het eene takje naar het andere loopen.
Het de
is
niet moeilijk
eihoopen
gelegenheid
te
den plakker
te
bestrijden, en wel door
vernietigen, waartoe den ganschen winter de
Deze
bestaat.
eihoopjes
bevinden zich meestal
aan de benedenste gedeelten der dikkere stammen, en wel aan dien kant, welke
schut
is.
vernielen
verdund
Men door is.
't
meest tegen regen en afloopend water be-
kan deze eihoopen het best en ze
te
bestrijken
Ook kan men
in
met
teer,
die
't
gemakkelijkst
met petroleum
den zomer gemakkelijk vele tegen
den stam zittende wijfjes dooden.
21
De noavlinder
(Liparis
monacha
L.)
Boven: rups en pop; daaronder:
mannelijke vlinder, zittend; geheel beneden aan: vrouwelijke vlinder met uitgeslagen vleugels. (Natuurlijke grootte.)
De dun
nonvlinder
en
zijn
zijn
't
kleiner dan de plakker, en naar verhouding
teer.
De vleugelspanning bedraagt
bij
wijfje
40 mM., van
is
't
± 50
mM.
Bij
bij
lichaam en de vleugels ongeveer dezelfde.
wit met zwarte zigzagvormige teekeningen lichtgrijs,
basis van
't
't
mannetje ±
de beide seksen
;
is
de kleur
De voorvleugels
de achtervleugels
aan den rand donkerder. Kop, borststuk en de
achterlijf zijn
wit met zwarte vlekken.
De
rest
van
22 achterlijf
't
Een
zwart,
is
vooral
bij
't
aan de kanten, rozenrood.
wijfje, vooral
exemplaar
vrouwelijk
klein
De
men
zal
van
lengte
nooit met elkaar verwarren.
volwassen
de
nonrups bedraagt hoogstens
omstreeks 45 mM., meestal minder. roodachtig of vuilachtig
is
men
hartvormige
eenigszins
zwarte,
op het tiende
als
wassen
grijs.
De
Op
grondtint van de rugzijde
elk lid des lichaams vindt
blauwe wratten, en op het tweede
zes
toestand
plakker.
—
iets
eene fluweel
lid
vlek; op het negende zoowel
een rood wratje.
lid
gelijkt,
De mannetjes van
zeer veel op eenen vrouwelijken nonvlinder.
de beide soorten
plakker
samengeslagen vleugels,
zittende houding, dus met
in
den
van
De rups
is
in
den vol-
minder sterk behaard dan die van den
Het zeer jonge rupsje echter
gekenmerkt door
is
buitengewoon lange beharing van de eerste wratten, vlak
de
achter den kop; de daar geplaatste haren zijn bijkans zoolang
de geheele rups.
als
De
kleur van den nonvlinder zoowel als die van de nonrups
Men
zeer verschillend.
is
exemplaren
Maar op ook
zoowel
onder
de
verre na niet altijd
donkere
vlinders
te
dennen en van loofhout donkere
heeft zeer donkere, bijkans zwarte
onder de rupsen. de donkere rupsen
voorsch'jn.
zijn
—
naar
meer algemeen
vlinders
als
juist uit
vlinders
komen
In
bosschen van grove
sommigen beweren
dan
in
bosschen van
—
de
fijne
sparren.
De
nonvlinders
woonlijk in
in
jaren,
't
verschijnen
laatst
waarin
van
een
Juli
ware
en
den volwassen toestand ge-
in
in
't
begin van Augustus; hoewel
nonnenplaag" optreedt, sommige
vlinders er veel eerder zijn en andere veel later dan gewoonlijk als
de
tijd
van verschijnen wordt opgegeven.
Over dag
zitten
althans de wijfjes, meestal ook de mannetjes, met samengeslagen
vleugels tegen de bij
boomstammen; laatstgenoemden
de minste verontrusting op.
rrjnd,
Bij
echter vliegen
nacht vliegen de nonvlinders
vooral de meer beweeglijke mannetjes.
De
wijfjes leggen
23 eenige dagen na de paring hare eieren aan de stammen, meestal
25 stuks bijéén, onder schorsschubben,
in
hoopjes van 20
in
spleten van de schors of tusschen
mossen en korstmossen,
boomstammen bedekken. Men
die
de
de
eieren
maar
tot
op dat
geeft gewoonlijk
de tweede helft van Augustus gelegd
in
alle
zijn
;
op, vooral niet in jaren, waarin eene
dit gaat niet altijd
ernstige nonrupsenplaag voorkomt.
De
Eerst in Mei van
overwinteren als zoodanig.
eieren
volgende jaar komen daaruit de rupsjes
't
voorschijn.
te
Enkele dagen vóór deze uitkomen, veranderen de eieren van
Tot
kleur.
waren
dusver
De
een parelmoerglans.
zij
komen, gedurende enkele dagen
men
hoopjes, die
zitten in
worden
bruin; dan
rupsjes blijven, als bij
den
weg,
al
terug
dan zoo
tegen den stam
spinnende; en
genomen,
zeer jeugdigen staat,
later
kan men
vinden aan het
is.
maar toch ook nog op
Evenzoo over hare wijze van
leeftijd.
dit
dit
hebben
zij
schreef reeds over de beweeglijkheid der rupsen, vooral
haren
in
doen
zij
zij
waarmee de stam overdekt
spinsel, Ik
dien
stammen
zijn
Zij
uitge-
zijn
elkaar tegen de
„spiegels" noemt.
goed als zwart. Na weinige dagen trekken op naar de kroon;
wit met
zij
pas
zij
lateren
vreten, althans voorzoover
loofboomen en ooftboomen aangaat; de bijzonderheden der
vreterij
aan dennennaalden behoeven hier niet nader
te
worden
behandeld. Er
zijn
nonrupsen,
en andere, die het als
de in
viermaal
in
haar
leven
vervellen
keer doen. Laatstgenoemden leven langer
rups en worden ook grooter.
De verpopping in
die
vijf
't
begin van
grijpt
Juli,
meestal plaats
en wel
mossen en korstmossen, jaren
plaatsen:
in
op
den
grond, of
aan
't
laatst
van Juni en
reten van de schors en tusschen
die de
van sterke vermeerdering
boschbesstruiken
in
stammen bedekken; maar letterlijk
op
alle
denkbare
tusschen het strooisel, aan hei- en laag houtgewas, in de kroon;
soms
24 vindt
men verscheiden poppen met de punten van
lijven
aan elkaar vastgesponnen.
De pop bundels
bruinkleurig schitterend, en vertoont hier en daar
is
gele
roodachtige
of
haren.
Thans
moet
waren
Wie met
cM.
25
om
een
bestaat.
sprake komen, wat de ooftteler
ter
te
vrij-
die grenzen aan of althans niet ver
streken,
boomgaard
zijn'
aan een aangetast
onmiddellijk
grenst, dient allereerst zijn terrein van dit
scheiden door een' greppel met
af te
in
van dennenbosschen.
zijn
dennenbosch
dunne draden
voor een inval van nonvlinders
zich
zulke
in
verwijderd
vraag
de
om
doen
bevindt zich
Zij
spinsel, dat uit een zeer gering aantal
moet
hare achter-
Rupsen,
diepte.
di^
't
zij
bosch
kanten van minstens
steile
gebrek aan voedsel of
uit
dennenboomen hebben verlaten en misschien zich in den boomgaard zouden verspreiden, worden daardoor tegengehouden. Zoo noodig, kan men den greppel redenen
andere
de
nu en dan laten leegzoeken,
terwijl natuurlijk
de daar aanwezige
rupsen worden gedood.
Wie
nonrupsen
kregen, te
graven,
zijn
zij
boomgaard
zijn'
verzuimd
hij
of kweekerij
heeft ge-
heeft tijdig een greppel
doordat de nog jonge rupsen naar
zijn perceel
overgewaaid, kan het volgende doen.
Hij
van
't
in
doordat
zij
't
brenge,
zoodra
de rupsen bemerkt, op eene hoogte
hij
8 a 9 voet boven den grond een lijmband
aan van eiken boom, dien
om den
stam
van den aanval der rupsen wil
hij
bevrijden.
De meesten
tengevolge
van hare groote beweeglijkheid, minstens éénmaal
in
nonrupsen,
der
haar leven op den grond
;
vinden
een lijmring voorzien, dan kunnen kruipen.
de
Op
zij
nu
niet
alle
weer
alle,
vallen
stammen van in de boomen
dezen grond wordt het gebruik van lijmringen
dennenbosschen
aangeraden.
zij
zoo niet
Nu
is
als dit
bestrijdingsmiddel
middel
in
van
de
in
nonrups
uitgestrekte dennenbosschen,
Tijdschr
o.
Plantenz.; 1909.
PI.
.:..>c-.^
m ir viTtl
jï.m
26 althans in groote betrekkelijk jonge bosschen, wel nauwlijks door
boomgaarden lijkt mij het gebruik van praktisch vooral wanneer men de boomen, nadat
Maar
voeren.
te
juist in
lijmbanden heel de lijmbanden
;
zijn
aangebracht, eenige dagen achtereen eiken dag
een paar malen eens
waardoor de nonrupsen spoe-
flink schudt,
zijn. In boommaken van gewone lijmbanden, zooals die tegen den wintervlinder in zwang zijn. Mochten er toch rupsen in de boomen zijn achtergebleven,
boomen
diger uit de
gaarden
dan
lijkt
kruipt
vallen dan anders
het mij
't
't
geval zou
meest praktisch, gebruik
meerendeel van deze tegen den
het
popping naar beneden; deze verzamelen zich den lijmring, die haar
kunnen
Zij
te
op
dan
belet,
de
verder
bij
waar
plaats,
in
tijd
den stam neer zij
zich
der ver-
massa's boven te
dalen.
ophoopen, ge-
makkelijk worden doodgedrukt.
Wanneer uit
er
den
in
van
vliegtijd
't
insekt vrouwelijke vlinders
dennenbosschen naar de boomgaarden overvliegen,
de
het raadzaam, deze, die zich meestal spoedig tegen de
neerzetten,
weg
is
stammen
vangen, opdat het leggen van eieren zooveel
te
mogelijk worde voorkomen. naar
Zijn
een
zonder
vlogen
dooden,
dan
boomgaard
dat
moet
men men
in
vrij
talrijke
nonvlinders overge-
de gelegenheid was, ze
later
velde
te
tijdig te
trekken óf tegen de
eieren óf tegen de jonge rupsjes.
De
eieren
worden,
zooals
reeds
werd gezegd,
spleten en onder schorsschilvers gelegd.
den
men
winter vooraf
de
op
in
schors-
Men kan dus gedurende
stammen van de ruwe schors ontdoen, nadat den grond zeilen heeft gelegd, op welke de
schorsschubben en de daaraan afgezette nonvlindereieren neer-
men brengt alles bijeen men besmeert de stammen in
en werpt het
vallen;
webersche pap
1);
't
deze droogt
laatst tot
in
't
vuur.
Ofwel
van Maart met Leine-
een korst op en belet
de
1) Over Leinewebersche pap: Zie Ritzema Bos, „Ziekten en Bescliadigingen der Ooftboomen", I. bl. 103, 104.
26 rupsjes
de eieren
uit
komen,
te
door de opgedroogde pap heen
stam naar de kroon
Misschien
werd
boven
gaan.
is
't
echter
gezegd,
al
gelukt,
kruipen en zóó langs den
te
gemakkelijker, niets tegen de eieren
maar wèl
ondernemen,
te
te
hun dat ook
of als
de
tegen
jonge
rupsjes.
wanneer ze pas
zitten deze,
Gelijk
zijn
uitge-
lang, alvorens tegen de stammen op te zoogenoemde „spiegels" tegen de stammen aan.
komen, eenige dagen kruipen,
in
Deze spiegels nu kan men gemakkelijk vernielen, door stijve
Daar
niet
—
men laten
lang
rupsjes
alle
—
zitten
inspecteeren,
worden
want,
korte, stevige
gelijker
te
waar men vermoeden
stammen
de
met
borstels of
doet
gegaan, en
gewacht
men zijn
om
of er
tijde
dan
hooger
in
't
laatst
heeft zijn
aangeduid, in
de
in
eerste
met
slaan.
de dag of drie den boomgaard
zijn in
zitten.
vernietigen
het
mag
Er
te
niet te
van de spiegels;
de jonge rupsjes reeds uitéén
boom
den
van April en
men de
eihoopjes, waarvan
er
uitkomen, zoo dient
gekropen.
Wanneer moet men beginnen met op de
Men neme
te
nonvlindereieren tegen
heeft, dat
ook spiegels
met
dat,
zij
bezempjes tegen
plaats
in
spiegels
te
letten?
Mei nauwkeurig enkele
op den stam door een teeken
oogenschouw; zoo lang
dagen geen rupsjes
te
zij
bruin blijven,
wachten; zoodra
zij
parelmoerglanzend wit worden, kan men binnen een paar dagen de spiegels verwachten, en zorge men, zijne borstels of bezempjes in
gereedheid
te
hebben.
Nog op één ding als palen
gebruikt
wil ik wijzen. Als stutten onder boomtakken,
van een hek en voor verschillende andere doeleinden
men
in
de boomgaarden wel eens dunnere of dikkere
dennenstammetjes,
in jaren,
aanzienlijk getal in onze
men
altijd,
brengen,
waarin de nonvlinder
dennenbosschen aanwezig
ongeschilde dennenstammen
in
in
eenigszins
is,
vermijde
den boomgaard
te
daar toch de mogelijkheid bestaat, dat op die wijze
eieren van het schadelijke insekt
werden geïmporteerd.
—
27
Het bovenstaande moge voldoende
zijn
om
de aandachtvan
nabij
dennenbosschen
bezitters van
boomgaarden, welke dicht
gelegen
te vestigen op eene insektensoort, die
zijn,
gewoonlijk
misschien
voor in
dit
onze jaar
van
oofttelers
op
't
geringe
— hoewel beteekenis —
onverwachtst zeer schadelijk zou
kunnen worden.
Wageningen, Februari
1909. J.
Op
RITZEMA BOS.
bijgaande kaart van Nederland zijn alle plaatsen, waar
1908 één nonvlinder werd gevonden, door waar 1—10 stuks werden aangetroffen, door waar men 10—50 stuks ving, door vier die, in
waar meer dan 50 stuks werden geduid. sen,
één
stip,
—
drie stippen, stippen,
—
die
— die,
geteld, door vijf stippen aan-
Verder zijn door een dikke stip aangeduid die plaat-
waar eene
vreterij
van beteekenis voorkwam, zonder dat
men nog van eene belangrijke plaag kon spreken. De plaatsen, waar dit laatste het geval was, zijn door eene dikke stip met een' kring er
om
heen aangegeven.
28
OVER NUTTIGE INSECTEN EN OVER DE ZOOGENAAMDE AMERIKAANSCHE METHODE TER BESTRIJDING VAN INSECTENPLAGEN.
De
men
roep, dat
insecten bestrijdt,
eens
mij
is
is
in
Amerika schadelijke insecten met nuttige
tot
ons land doorgedrongen en meer dan
het bespreken van middelen tegen insecten-
bij
schade door den prakticus gevraagd en het meest afdoend zou of
zijn
om
eenvoudigst
zoeken
te
kweeken, waaraan de opruiming van het schadelijk ge-
te
kunnen
zou
dierte
worden
bouwblad van ons land nonvlinderplaag vijand
van
een insect
dit
op
te
men van
nuttige insecten in
eigenlijk
bestaat,
derhalve
niet
te
is
deelen,
verwachtingen,
om dan die
men
zal
in zijne
om
aan de
het gebruik, dat
Amerika en elders gemaakt
zijn,
algemeen
vervolgens zich
bekend
hieromtrent
ook
het bestrijden van insecten door
maakt,
geopperd
door den natuurlijken
Waarin
sporen.
minder
overbodig
maken
te
dat in
het meest gelezen land-
in
het denkbeeld
einde
men
„zooals
overgelaten
Amerika doet." Nog onlangs werd
mee
of het niet het
een nuttig insect
in
na
het te
en het
heeft
moge
een en ander
gaan
of
aan de
ons land wel eens van
hunne eigene klassegenooten
kunnen worden voldaan. algemeene beschouwingen over de natuurlijke vijanden
der schadelijke dieren werden door professor Ritzema Bos voor
eenige jaren ')
')
zeer interessante mededeelingen ook over nuttige
Zie „Tiidsciirift over Plantenziekten" 1904 blz. 73.
29 insecten gedaan. Zijne verhandeling houdt zich echter voornabezig met eene vergeh'jking van de rol, die de vogels
meUjic
en
andere
van
roof
de parasietische
levende
organismen
dieren
spelen,
met die welke
ten opzichte van de schadelijke
diersoorten vervullen, en daar overigens in dit Tijdschrift nog weinig over nuttige insecten is geschreven, heb ik als inleiding
meer gewaagd om tot het
actueel gedeelte van mijn
nuttige insecten
in
't
vertegenwoordigers
De mensch vrienden
in
in
algemeen en van de belangrijkste hunner 't
bijzonder een denkbeeld
hem hij
alle
er
ze weinig waardeert. Vrienden zijn
van
het
zonder
hare
gewassen, slecht
dat
feit,
hare
hij
werkzaamheid
die
om
humus,
dagen
in
zijn
zijn
onmid-
weinig acht op slaat en
hem de
bijen,
nog afgezien
met den opbrengst van vele
om
het zaad geteeld worden, zijn
hem
vele soorten van
doode planten omzetten
in
vrucht-
ontbinding verkeerende dierlijke stoffen Vrienden ook de insecten, die zich met onkruiden
opruimen. voeden,
of
het
Vrienden
zijn.
vliegen, die afstervende en
baren
geven.
voortbrengselen verbruikt, omdat
de vrucht of
zou
gesteld
te
zoo gewoon aan de goede diensten, die
is
de insectenwereld
omgeving bewijzen, dat
delijke
onderwerp een poging
korte trekken van den handel en wandel der
in
zooals
ondervinden.
hij
in
een
enkele
maal
tot
zijn
De geschiedenis van de waterpest
schade moest ff'/o^eö co/za-
densis Casp.) leert het ons. Enkele stekjes van deze waterplant
waren daar
uit
insecten
Amerika naar Europa overgebracht en hebben zich
afwezigheid
bij
van
natuurlijke
—
vijanden
—
waaronder
zoo sterk vermenigvuldigd, dat in vele landen van Europa de scheepvaart in kanalen en rivieren bemoeilijkt werd. Sedert
is
toeschrijft
deze plaag langzamerhand verminderd, hetgeen men aan de dieren, die in deze plant smaak kregen en
die zich bij eene zoo onbeperkte hoeveelheid voedsel, ongestoord
konden vermeerderen. Tegenwoordig
heeft
Noord-Amerika hare
30 waterpest (Eichhornia speciosa Kunth.), die
Zuid-Amerika, waar
zij
uit
haar vaderland,
door hare natuurlijke vijanden binnen
de perken gehouden wordt, door plantenliefhebbers bracht naar Florida.
Vereenigde
Jaarlijks stelt het
in
de
St.
Johnsrivier, die door deze plant verstopt
baar
te
maken
Vrienden de
Staten
dollar
insecten,
beschikbaar is,
om
de
weer bevaar-
').
ten slotte, en niet de die
leven
onze
cultuurgewassen
zich
met
schadelijke
Phalacnis
10.000
overge-
is
departement van oorlog
corruscus
slechtste vrienden, zijn ons
koste van de organismen, welke
ten
beschadigen.
Men
zwammen
voeden,
Panz.,
die
vrij
kent er enkele, die
de
zooals
algemeen
leeft
kever
de
in
uit
schimmelsporen bestaande inhoud van brandzieke graankorrels, en
die
dus
bijdraagt
Maar meestal
is
vermindering
tot
van deze sporen
^).
het door het verdelgen van hare eigene klasse-
genooten, dat deze groep van insecten zich verdienstelijk maakt. Verdienstelijk niet alleen voor den mensch,
maar voor
op aarde. Want wanneer de plantenetende
leeft
of
al
wat
phyiophage
insecten zich ongehinderd konden ontwikkelen en voortplanten, het
zou
spoedig gedaan
aardbodem. Het
zijn
zijn
met den plantengroei op onzen
de insectenetende of entomophage insecten,
waarvan vele hunne eieren
bij
honderdtallen en sommige zelfs
duizendtallen leggen, die de plantenetende soorten in toom
bij
houden. Daar bovendien soms meerdere entomophage soorten leven ten koste van ééne phytophage soort, zou van deze het
bestaan weldra onmogelijk
zijn
geworden, wanneer
zij
niet
op
hunne beurt door natuurlijke vijanden werden bedreigd.
De vraag is,
is
in
den regel gemakkelijk
insecten,
'j
^)
die
BulIetinNo, Arb.
eene bepaalde insectensoort nuttig of schadelijk
of
a.
hierin
18,
te
beantwoorden. Toch
zijn er
met vele vogels overeenstemmen, dat
zij
U.S. Departement of Agriculture,Division Botany", 1897.
d. Kais. Biol.
Anst.
f.
Land-
u.
Forstwirtscli. Vil (1908)
1.
biz. 38.
31
zoowel der
vliegsoorten,
Amerika
noem
een
ik
wier larven de wortels van koolplanten aan
den Langendijk beschadigen, In
Als voorbeeld
nuttig als schadelijk zijn.
Anthomyia
n.1.
men waargenomen,
heeft
Rond
cilicrura
').
dat deze larven behalve
aan kool en andere kruisbloemige gewassen, zich ook
te
doen aan uien, boonen, kiemplanten van granen en
sprink-
haneneieren. In den herfst van 1876 bleek
n.1.
ongeveer 10 pCt. van de sprinkhaneneieren
in
dat deze insecten
Missouri, Kansas
en Nebraska verwoestten, en ook duizende eieren
Colorado
Minnesota, Jowa,
en
goed
in
de Staten
Ook
Texas uitzogen.
bij
mieren kent men soorten, die zoowel nuttig als schadelijk
de
zijn.
Nuttig door het verslinden van schadelijke insecten; schadelijk
omwoelen van den bodem, door
door
knagen aan zoete
het
vruchten en door het uitvreten van hout.
Alvorens
nader
in
te.
de entomophage insecten,
gaan op het economisch belang van is
het noodig, dat wij de verschillende
familiën, die hiertoe gerekend
kennen.
Er
maar
zijn
er
delijke
zijn
loopkevers,
terwijl
die
insecten,
hunne eieren
die
van roof leven, of in
in,
de onmid-
andere insecten leggen, en waarvan de
hunnen prooi parasieteeren.
De meeste van makers,
entomophage
er andere,
nabijheid van
larven in
der
kunnen worden, eenigszins leeren
gaasvliegen, wij
er
men
roof levende insecten vindt
kortschildkevers,
ook
in
de families
lievenheersbeestjes, glazen-
roofvliegen, zweefvliegen en galmuggen,
onder
de
mieren,
vlinders
en
wantsen
enkele zullen ontmoeten.
De loopkevers verband
of
met hunne
schallebijters
nachtelijke
zijn
slanke
levenswijze
maar ook wel metaalglanzend groen, paars
*)
of
en vlugge, in
meestal
donker,
brons gekleurde
Uitvoeriger zijn de koolvliegen besproken in mijne verhandeling over
koolziekten
in
den dertienden jaargang van
dit tijdschrift, blz.
100.
32 dieren. Enkele soorten jagen overdag, zoo b.v.
bekende
de
kevers
„gouden op
leeft
den
beklimmen,
te
Zoowel de loopkevers
der loop-
een uitzondering maakt
poppenroover, Calosoma sycophanta
boomen
De meerderheid
loopkever."
grond;
Carabus auratusL.,
teneinde
zelve, als
L., die
o.a.
de
de gev^^oonte heeft
om
hare prooi
hunne
larven,
insecten. Slechts zeer enkele soorten leven
bemachtigen.
te
voeden zich met
ook van plantaardige
stoffen.
Eene afzonderlijke vermelding verdient nog de onder-
familie
der
zandkevers, die juist overdag hare werkzaamheid
ten toon spreiden, en die
schilden
heldere,
bezitten.
Ofschoon
op de meestal metaalglanzende dek-
bandvormige zij
van
vlekvormige
of
dierlijk
toch ternauwernood nuttig noemen, omdat
ons
land,
bijkans
uitsluitend
teekeningen
voedsel leven, kan
aantreft
men
op
men
ze
althans in
ze,
heidevelden en
in
droge, zandige streken.
De
kortschildkevers
gelijken
door hunne korte, schijnbaar
om
afgesneden dekschilden en door de gewoonte
het achtereinde
van het lichaam opgericht en naar voren omgebogen
op de oorwormen, maar door het ontbreken der tang buitengesloten.
spelen is
is
van
bekend, dat
met
De
rol,
die
zij
zij
in
te
dragen,
vergissing
van den landbouw
ten voordeele
Van de grootere soorten
bescheidener aard.
beide ontwikkelingstoestanden zich voeden
den grond levend schadelijk gedierte,
in
is
terwijl
de kleinere
soorten van rottende dierlijke of plantaardige stoffen leven.
Met een
enkel
Clerus formicariiis
zwart
woord dient L. genoemd
hier te
ook
het mierenkevertje
worden,
een slank, rood,
en wit gekleurd kevertje, dat met enkele verwanten
de kleine familie der mierkeverachtigen behoort. jaar
en
't
treft men De rozenroode
begin van den zomer
onze dennenbosschen aan.
In
tot
het voor-
dit torretje
veel
in
larven jagen voor-
namelijk op schorskevers.
De
familie
algemeene
der
lievenheersbeestjes
bekendheid.
verheugt
zich
in
meer
Met uitzondering van eenige weinige
33
moeten
vormen,
plantenetende
gerekend worden;
zij
zij
de
tot
Sommige
met blad- en schildluizen.
insecten
nuttigste
en hunne larven voeden zich
bij
voorkeur
soorten zijn in de keuze
van hun voedsel veel meer beperkt dan andere. Zoo zullen wij aanstonds nader een lievenheersbeestje, Novius cardinalis Muls. bespreken, dat zich slechts met enkele soorten van het schildluisgeslacht Icerya tevreden
Van een anderen vertegen-
stelt.
woordiger van deze keverfamilie, den
Kaapland afkomstigen
uit
Exochomus nigromaculatus daarentegen, toond,
dat
de meest verschillende soorten van bladluizen,
hij
bladvlooien en schildluizen voor
De
op plantendeelen
afgezet, bij de
bladluiskoloniën,
maar
Het
aantal
verschillend.
30 eieren
per
generaties
^),
zij
legt
zijn
L.,
de verschillende
leggen de vrouwelijke
twee, enkele malen drie
150
ontwikkeling van af dat het
kever uitkomt,
bij
is
Een vrouwelijk exemplaar van
Novius cardinalis daarentegen geheele
elkander niet raken.
zij
wordt,
terwijl
vormt.
jaar
worden in hoopjes te midden van
Van onze meest algemeene inland-
sche soort, Coccinella septempunctata tot
').
meeste soorten
zoo, dat
altijd
dat gelegd
eieren,
zeer
kevers 20
de
neemt
lief
wasgele eieren der lievenheersbeestjes
soorten
Green aange-
heeft
tot
ei
36 dagen noodig,
200 eieren; voor de
gelegd wordt, terwijl
tot dat
direct na het
verlaten van de cocons bevruchting plaats heeft en den volgenden
dag reeds weer eieren gelegd worden.
De
met wratjes gekleurd.
of dorentjes en haren bezet en veelal fraai en
Bij
The
soorten
vele
larven, alvorens
')
^)
der lievenheersbeestjes zijn langwerpig, dikwijls
larven
heeft
men waargenomen,
bont
dat de
eene luis aanvallen, zich met hun vleezigen
zij
tropical Agriculturist, Vol XVIII, 1898, blz. 131 „Lady-bird beetle
and bug." *)
5.
P.
Boeker. Arb.
a.
d.
Kais
biol.
Anst für Land-
blz. 282. =*)
COQUILLET. Insect
Life.
Vol
II.
blz. 70.
u.
Forstwirtsch. V.
34 anus,
die
aan den onderkant van het laatste achterHjfs-
zich
segment bevindt, vastzuigen. Daarna wordt de
bovenkaken gegrepen,
voorkeur aan den kop, en langzaam
bij
uitgezogen. Reeds na een of twee minuten ziet luis allengs bruin v/ordt
dat
elkander
zelfs
rank,
de
zijn
gekleurd
fraai
't
water
beteekenis, delijk
vooral
en
lichaam
en
en
vlinders zij
zoo
of vv'rattenbijters
met
evengroote glas-
vier
De
larven leven
derhalve voor den landbouw van geene
heen en weer vliegend, vangen
op den grond
De
zijn
maar de volwassen dieren
opeten, terwijl
larven
gebrek aan voldoend voedsel verslinden.
bij
achtige vleugels zijn algemeen bekende dieren. in
dan, dat de
hun prooi met huid en haar opvreten en
zij
Ook de waternimphen, glazenmakers hun
men
en hoe langer hoe meer verschrompelt.
Van andere soorten lievenheersbeestjes vraatzuchtig,
met de spitse
luis
vliegen,
die
zijn
doorgaans
zij
„Onophou-
nuttig.
verscheidene insekten,
zij
al
vliegende
de onverteerbare deelen, als pooten en vleugels,
laten vallen"
evenals
gaasvliegen,
').
de
netvleugelige, en niet, zooals de
glazenmakers
naam
allicht
tot
de orde der
zou doen denken,
tot
die der tweevleugelige insecten behoorende, zijn kleiner
de
glazenmakers,
maar hunne sprieten
vleugels naar verhouding veel breeder. slacht Chrysopa kent
zijn
De
dan
langer en hunne
soorten van het ge-
men gemakkelijk aan hunne
meestal groene,
geaderde vleugels en aan hunne schitterende, goudgroene oogen. Bij
van
aanraking
deze sierlijke dieren bemerkt men, dat
het lot van de meeste vleescheters deelen;
geprikkeld worden, eene vloeistof
zij
gename geur
verspreidt.
van een langen
De
af,
zij
zij
zonderen, wanneer
die een hoogst
onaan-
eieren der gaasvliegen zijn meestal
steel voorzien,
waarmede
zij
op een blad worden
vastgehecht.
Van sommige soorten hebben de larven eene zeer
eigenaardige
levenswijze, waarover ik de volgende bijzonder-
')
„Landbouwdierkunde"
d.oor professor
Ritzema Bos
II
(1882) blz. 229.
35
heden ontleen aan van Deventer's beschrijving van eene
„Wanneer
boorteplaats afdalen, dan
hun
is
voorwerpen,
kleine
allerlei
soort,
met de bladluizen van het suikerriet op Java voedt. de larven van Chrysopa van hun „verheven" ge-
weli<e zich
eerste werk,
zooals
hun lichaam met
afgestroopte
van
huidjes
luizen en mijten, andere overblijfselen van insecten, boormeel,
kleine stukjes blad, plantenharen enz. te bedekken. Zij pakken
deze voorwerpen met hun sikkelvormige mondwerktuigen, buigen
zoowel de
den kop en het borststuk
als het achterlijf sterk naar
bedoelde
voorwerpjes met de haak-
zoodat
rugzijde,
vormige Dit
haren
in
komen en daaraan
blijven hangen.
een oogwenk en na korten
tijd
de
is
larve aan het gezicht van den beschouwer onttrokken.
kleine
Nu
inraking
in
geschiedt
alles
de
gaat
met de
op
zij
voortdurend
in
die naar een
Op
jacht.
de bladeren rondloopende,
tast
zij
en tasters overal rond; ook het achterlijf
sprieten
beweging, het best
te
is
vergelijken met een vinger,
voorwerp zoekt. Ontmoet nu de larve een geschikte
prooi,
dan
stevig
op de onderlaag
stelt zij
zich vlug in positie, de pooten zetten zich het achterlijf zuigt zich
vast,
met
zijn
anus vast en met een ruk wordt de grijptang de prooi in het lijf
geslagen.
wat
niet
Zij
tracht nu deze laatste van het blad af te rukken,
gemakkelijk gaat, omdat de Cfirysopa-larven dikwijls
betrekkelijk groote insecten aanvallen. Bij de witte luis zij
bovendien veel
toch
laten
zij
hebben
van de was, waarmede deze bedekt
last
is;
zich daardoor niet afhouden en ten slotte ziet
men, dat de larve de
luis
met opgelichten kop
vrij
in
de tang
houdt. Deze wordt nu diep in het lichaam der luis ingeboord
en haren inhoud opgezogen. Dit gaat zeer vlug en buitengewoon handig. Onder de loupe kan
men
zien,
hoe de
luis allengs in
elkaar schrompelt, hoe de tangen tot in de kleinste plooien en zelfs in
vocht
de ledematen gestoken worden, opdat niet het minste
overblijft.
De
luis
wordt
gekneed, enz., zoodat ten
om
en
slotte alleen
om
gedraaid, uitgeperst,
het sterk verfrommelde
36 dat dadelijk op den rug vastgehecht wordt.
overblijft,
velletje
Daar de Chrysopa-larven zeer vraatzuchtig zijn, zoo vraatzuchtig zelfs, dat zij elkaar in gevangenschap opeten, wanneer men hun zoo hoopen zich de leege velletjes
niet zeer veel voedsel geeft,
op den rug snel op;
kunnen op het
zij
meer
laatst niet
direct
aan de haakvormige haren vastgehecht worden en zouden aan weerszijden van het lichaam neervallen, indien
doorntjes
kleine
Ten
lange haren tegengehouden werden.
bezette
en de punt van het achterlijf blijven onbedekt, en als
wandelende, afgeronde, volumineuse,
Als zoodanig neemt
vuil.
men
aangetaste rietbladeren waar.
Voor
ik
door de
de larven geheel gemaskerd; slechts de grijptang
slotte zijn
dan voor
niet
zij
der lichaamsringen en de daarop ingeplante, met
uitsteeksels
ze gewoonlijk
doen zich
zij
grijze
hoopjes
op de door luizen
')
van de gaasvliegen afstap, nog een enkel woord over
de mierenleeuwen, de larven van dieren, welke aan de water-
nimfen zeer verwant
vormige
van
sprieten
maar
izijn,
onderscheiden.
deze dieren voeden zich met
bemachtigen
in
er zich
allerlei
door hare korte, knots-
De plompe
larven van
kleine insecten, welke
zij
het zand gegraven, trechtervormige vang-
in
kuilen.
de roofvliegen, die
Bij
en
aan
de naam vlieg past, nuttig
die
vliegen,
zijn.
v/ier
zijn
De
kop
haar
')
uit
„De
met
hare,
als
dat tot
dierlijke vijanden
W. VAN Deventer.
het
de
drie leden.
slachtoffer,
boren
de tweevleugelige insecten behooren
wederom de volwassen
roofvliegen
op
van onderen zoowel bestaan
tot
wie dus beter dan aan de zooeven besproken dieren
kruin
meer
of
is;
Met hare krachtige pooten grooter
is
magere
min ingedrukt, en
aan weerskanten behaard
dikwijls
insecten,
zijn slanke, ja zelfs
dan
zij
de sprieten grijpen
zij
zelve, beet,
een enkel lancctvormig stuk vergroeide
van het suikerriet en hunne parasieten" door
1906 biz. 175 en 176.
37
bovenkaken door de huidbekleeding heen en zuigen het vervolgens
Rozenkevertjes
uit.
o. a.
worden
veel door roofvliegen
vervolgd.
De
zweefvliegen worden zoo genoemd, omdat
langen
omdat
men
tijd zij
zwevende
vleugels
De
kennen.
doet
bekend, dat
op
in
den,
zich
om dan opnieuw somtijds
Deze
laatste
en te
ook reeds doen aan
voorzien,
ook wel afgezetten
slechts
vliegen
min kop
nauwkeurige waarplotseling
zij
hunne buurt bevindende, met luizen bezette daar
zich
of
en
terwijl
een
gaan zweven.
men dan met de loupe de
men
Bij
kan men zien, hoe
vliegen,
neerschieten,
wratjes
als
daarom maden genoemd worden, stoffen, maar van vele is
van bladluizen leven.
zij
zulke
kan
voorkomen van
ziet
met zeer verschillende
neming van de
het
beschouwing
nadere
bij
zijn,
larven van deze insecten, die, als van alle twee-
zich
bladeren
houden; daarom en ook
lucht
wespen aan;
ze
vleugeligen, pootloos zijn en
voeden
zich dikwijls
meestal opvallend zwart en geel gekleurd
ze wel eens voor
twee
de
in
zij
larven
Tusschen de luizen
tusschen de luizen opmerkt.
denken;
hunne kleur groen
meer bont
is.
ophou-
witte eieren vinden, terwijl
slakken
kleine
oogenblik
Zij
zijn
zij
van
of geelachtig of
hebben
geen duidelijk
geen oogen, maar zoeken hun prooi door
zich uit te rekken en met het vooreinde rond te tasten, terwijl het achtereinde op het blad in
is
vastgezogen. Zijn er geen luizen
het bereik der larve, dan verplaatst deze zich een weinig,
waarbij het lichaam golvende bewegingen maakt; de larve zuigt zich van achteren vast en het voorste uiteinde begint
rond
te
tasten.
Komt de
larve hierbij
met eene
luis in
wederom
aanraking,
dan wordt deze met de mondopening, die den vorm van een zuignapje heeft en van haakvormige kaken voorzien
klein
met
daarna
zorgvuldig
nog
is,
de stiletvormige mondwerktuigen aangeboord en
gepakt,
uitgezogen,
zoodat
het velletje der luis overblijft.
na korten
tijd
slechts
38
Van de galmuggen
de soorten, welke cultuurgewassen
zijn
beschadigen, wel het meest bekend. Toch
Zoo vond
onder.
soorten
zijn
er
ook nuttige
tusschen jonge perzikdopluizen
ik
meer dan eens galmugmaden, welke, volgens mededeeling van
De
professor
Meijere, behooren
De vertegenwoordigers van
tot het
geslacht Lestodiplosis.
geslacht voeden zich in het
dit
larvcstadium met mijten, met andere galmugmaden, met schildluizen
Ook
enz.
men
vindt
galmugmaden
somtijds
de
in
sporehoopjes van roestzwammen, maar ofschoon deze zich met de roestsporen voeden,
oeconomisch oogpunt
De mieren
de
is
al
die
zij
hierbij
spelen
uit
een
eten zoowel plantaardig als dierlijk voedsel, en
brengen zoowel schade aan
Onder de
als nut.
nuttige soorten
boschrijke streken de roode boschmier bovenaan. De
staat in
boomen, welke hebben
staan,
rol,
van zeer weinig belang.
in
de nabijheid van de nesten dezer miersoort
zelden
of nooit
van rupsen
te
lijden,
daar de
mieren ze schoon houden. Zoo vindt men ook op Java somtijds
den
aan
mier;
bijtende
voet in
der
dit
suikerrietplanten
geval
kan men
een
er zeker
roode
kleine,
van
zijn
geen
larven van de kever Apogonia destructor H. Bos, een der gevaarlijkste rietvijanden,
aan
te
Aan andere miersoorten
treffen.
stoort dit schadelijk dier zich minder.
Onder de wantsen kent men verscheidene soorten, die op maken en daarbij haren snuit in 't lichaam van
insecten jacht
hunne
—
prooi
meestal eene rups
—
steken, welke
zij
dan
geheel uitzuigen.
Dat larven
er
ook
zich
dienstelijk
onder
door
maken,
de
vlinders
enkele
soorten
zijn,
wier
het verdelgen van schadelijke insecten veris
minder bekend.
soort, Erastria scitula Rbr., die in
De rups van eene
uil-
Zuid-Europa tamelijk veel voor-
komt, voedt zich met de dopluis der olijven, Lecaniiim Oleae
'j
RiLEY. Insect
Life. Vol. VI, 1893, blz. 6. „ An
').
important predatory insect."
39
KoNiNQSBERGER der
op Java
kofficLiltuLir
men zijn
beeldt in zijn
werk over de
het rupsje van eene lichtmot
aangetast, kan aantreffen en dat zich
Van Deventer
dierlijke vijanden
beschrijft
^)
eene
dat
af,
op koffieboomen, die door de groene
dikwijls
zeer
')
luis
met deze luizen voedt.
waarvan
mot,
de rupsen
leven uitsluitend ten koste van de witte bladluis van het suikerriet.
De
worden
luizen
de
geten;
rupsen,
maar
niet uitgezogen,
die
hun geheel opge-
in
verkwistend
tamelijk
zijn
en dikwijls
groote stukken van hunne prooi laten liggen, zijn in staat binnen
enkele dagen geheele bladeren leeg
vreten.
te
De pop van
dit
rupsje wordt op hare beurt door twee soorten van parasieten aangetast.
Wanneer
nu overgaan
wij
tot
de entomophage insecten met
parasietische levenswijze, dan zullen wij zien, dat deze slechts
twee orden gevonden worden,
in
en
in
der
n.1.
insecten
name komen
kent
men
enkele
Ook
entomophage parasieten; met
laat ik, als buiten mijn
achterwege, evenals
de
dieren
buiten de klasse
onder de wormen en mijten voor, maar de
ze
bespreking van deze dieren vallende,
der vliesvleugelige
in die
die der tweevleugelige insecten.
ik
ook
bij
spinnen en de insecteneters
onderwerp
de van roof levende
uit
andere afdeelingen
van het dierenrijk stilzwijgend ben voorbijgegaan. Rijker aan soorten dan alle andere families van vliesvleugelige
insecten
te
samen,
de groep van
is
den naam sluipwespen samenvat,
wespen soorten
zijn,
De sluipwespen
vijf families,
terwijl
er
die
men onder
ook onder degal-
die in andere insecten parasieteeren.
bezitten meestal een
dun lichaam, met lange,
uiterst beweeglijke sprieten en een langeren of korteren legboor.
Deze legboor
is
^)
Mededeelingen
*)
v.
Deventer.
fijner
uit s' 1.
dan de
fijnste
naald en toch, zooals
Lands Plantentuin, XLIV,
c. blz,
199.
blz. 58.
men
40 onder
microscoop
het
opgebouwd
waarnemen,
kan
lijstvormige stukken, die
uit
wordt voortgedreven, wanneer een insect
aangestoken.
is
larven der sluipwespen zijn pootloos en wit of geelachtig.
van die der
later te
popping geschiedt wordt
Meestal
hetgeen daarmede
lichaam een
rijke
worden
kan
ei
De De
kop onderscheidt de larven der sluipwespen onmid-
duidelijke dellijk
zes
een kanaal vormen, waardoor het
al
of niet in een cocon.
de in
bespreken parasietvliegen. De ver-
prooi
in
verband
het iarvestadium geïnfecteerd,
dat de larven en
staat,
hun vet-
voedselbron voor de parasieten bezitten, die
zonder
opgeteerd
gastheer er direct onder
lijdt.
dat
de
gezondheid
Soms ook worden
van den
eieren of
poppen
geïnfecteerd, hoogst zeldzaam de volwassen insecten. Dit laatste heeft
alleen
plaats
bij
neer
deze
daarentegen
honderden. aangetast;
zelf niet zeer
leggen
in
Rupsen daarna
De wan-
bladluizen en enkele keversoorten.
grootere sluipwespsoorten leggen in hare prooi,
groot
is,
slechts één
ei
vooral
de kleinere
;
één hospes vele eieren, soms wel vele
worden
volgen
meest
het
bastaardrupsen
sluipwespen
door en
de
larven van
schorskevers, snuittorren en boktorren, terwijl vele kleine soorten
bladluizen en insecteneieren aantasten. die hare eieren leggen in de dit zijn
Ook
zijn er
sluipwespen,
maden van andere sluipwespen;
dus secundaire parasieten. Ja nog verder gaat de speurzin kleine sluipwespsoorten om haren gastheer
sommige
van
als parasiet
binnen
in
een ander dier
te
vinden;
men
kent onder
haar ook tertiaire parasieten, terwijl er wellicht ook parasieten in
nog hoogeren graad bestaan. Niet alleen insecten worden
door sluipwespen aangetast, maar soms ook spinnen en eieren-
cocons van spinnen. Meestal leggen de sluipwespen hare eieren in
het lichaam der insectenlarven,
aan,
of
in
maar somstijds ook
er tegen
de onmiddellijke nabijheid ervan. Dit batste heeft
voornamelijk plaats met die insectenlarven, welke een verborgen levenswijze hebben, zooals in een spinsel, binnen in planten-
41 deelen, of in een gemetseld of gegraven nest. die in houtborende rupsen parasieteeren,
prooi geboorden gang zeer goed
legboor
in
vinden.
te
het hout en zetten een
ei
De sluipwespen,
weten den door hare Zij drijven
hun langen
den gang, het aan
af in
de uitkomende larve overlatende haren gastheer op
te
zoeken.
Dr. Oudemans, de beste kenner van inlandsche vliesvleugelige insecten, aan
wiens werk „De Nederlandsche Insekten"
ik hier
meer bijzonderheden over de levenswijze der sluipwespen ontleen,
beschrijft
de infectie van een nest met rupsen van een
spinselmot aldus: „De- wesp dreef de rupsen voor zich een hoek van het nest, waar
daarop nog nader kwam, kropen de rupsen één voor één onder haar door, doch niet zóó lijk
wel
alle
Somtijds
is
snel, of
geïnfecteerd, ten minste
zij
naar
konden. Toen
niet verder
zij
uit
zij
pijlsnel
werden waarschijn-
met de legboor geraakt."
een sluipwesp zeer lang met eierleggen
bij
hare
prooi bezig; in dit geval zullen verscheidene eieren in een en
denzelfden gastheer gelegd worden.
door
De
infectie
van het geslacht Aphidius
sluipwespen
is
van bladluizen eene der ge-
makkelijkst waarneembare.
den beginne leven de larven van het bloed van den gastheer,
hl later
soms ook van de meer
bewoonde niets
te
De door
larven vertoonen, althans in den eersten
bijzonders.
noodig
vaste weefsels.
Het eenige
is,
dat
hebben dan anders, zeker
tengevolge van de infectie
lijden,
zij
om
parasieten
tijd,
meestal
meer voedsel schijnen in
tegemoet
het verlies, dat te
zij
komen. De door
sluipwespen aangetaste perzikdopluizea herkent men aan hare zwarte kleur.
De door sluipwespen van
het geslacht Aphidius
bewoonde bladluizen zwellen sterk op en veranderen van kleur; na haren dood komt de sluipwesp er uit te voorschijn, waarbij zij
een rond dekseltje
In vele gevallen
uit
de huid van den gastheer
ook blijven de aangetaste luizen na haren dood
aan de bladeren vastgehecht. taste
uitsnijdt.
insecteneieren
zijn
Ook
de door sluipwespen aange-
dikwijls van gezonde exemplaren te
42
Wanneer
onderscheiden.
boorder van
door sluipwespen eenigen
b.v.
worden
z.g.
stengel-
striafalis Sn.)
alle eieren
binnen
zwart, terwijl de gezonde eieren, die aanvankelijk
tijd
Bij
rups van Diatraea
aangetast, dan
zijn
ongeveer kleurloos waren,
men.
de eieren van den
suiiterriet (de
liet
men
vergrooting kan
van het rupsje,
in
eene koperroode kleur aanne-
later
in
eene geval de ontwikkeling
't
het andere geval die van de sluipwesp door
de doorschijnende eihuid waarnemen.
De meeste sluipwespsoorten houden gastheer. Dit
is
zich aan een bepaalden
zeer begrijpelijk, immers niet alleen het voedsel
moet voor haar geschikt
dat de gastheer haar biedt,
zijn,
maar
ook de grootte van den gastheer moet eene zekere verhouding tot
haar eigen afmetingen hebben.
teerende
van
sluipwespmaden
haar
De ademhaling
geschiedt
doordat
zij
der parasiehet uiteinde
waarin de hoofdstammen van het lucht-
achterlijf,
buizenstelsel uitloopen, in verbinding brengen met eene luchtope-
Ook
ning van den hospes.
in dit
opzicht moet dus het slachtoffer
aan bepaalde eischen voldoen; verder moet
duur een zoodanige zich
te
zijn,
tijd
ontwikkelings-
om
genoeg heeft
ontwikkelen. En niet alleen de gastheer moet aan den
maar ook de parasiet aan den gastheer.
parasiet zijn aangepast,
Het
dat de parasiet
zijn
welzijn
den
van
hospes
daarom worden
parasiet en
dezen vermeden en voedt
hij
is
alle
van groot belang voor den
functioneerende organen door
zich slechts met de in het vctlichaam
afgezette reservestoffen. Als een bewijs hoezeer de parasiet
aangepast aan zijn
zijn
gastheer,
mag
het feit
darmkanaal blind eindigt, zoodat
afzondert,
hij
die prikkeling en ontsteking
genoemd worden,
is
dat
geen excretieproducten bij
den hospes zouden
kunnen veroorzaken. Eerst wanneer de sluipwesplarve volwassen is,
en
wanneer
het
leven van hare prooi geen waarde meer
voor haar heeft, vormt zich een anus, door welken
zij
zich van
de opgehoopte excrementen ontdoet.
Sommige
soorten
van sluipwespmaden
zijn
volwassen en
43 tot
verpopping gereed, wanneer de hospes
is.
Zij
boren zich nu openingen
om, zoodra
netjes te spinnen. Dit
soorten, die wij o.
geweri
hunne cocon-
het geval met de Microgaster- en Apanteles-
is
kennen
a.
als parasieten
en van de dennenspinners. Zeer bekend
glanzende cocons, die
zijde
verpopping gereed
de huid van dezen iaatsten
in
hebben
zich naar buiten
zij
tot
in
van de koolwitjes de geelwitte, als
zijn
groot aantal de langzaam afster-
vende en ineenschrompelende rupsen bedekken. Andere sluip-
wespmaden ontwikkelen hospes
daarbinnen verpoppen.
men dan na eenigen Dikwijls of
eizijn
na
is
uit
tot
volwassen insect
't
haar
zeiven zich ziet
van de sluipwespen aan de
zien, of
te
aangetast geweest.
zij
de pophuid van den gastheer een
uitkomen
het
wachten
voor
voorschijn komen.
te
pophuiden nog
zij
heeft,
plaats van
In
tijd
meer sluipwespen
of
zich langzamer;
pop veranderd
zich in een
zij
al
door parasieten
of niet
De door sluipwespen
van de meest schadelijke motluissoort van het
aangetaste larven suikerriet, Aletiro-
des longicornis Zehnt., onderscheiden zich uitwendig niet van
de gave. Pas nadat de wespjes uitgekomen
de larven aangetast waren of
of
niet.
zijn,
kan men zeggen,
In het laatste geval, d.w.z.
v^'anneer de gevleugelde Aleurodes uitgekorrien
schildjes
geval
eerste tot
in
drie
hun voorste
daarentegen vindt
ronde
gaatjes,
luizen gevreten hebben,
De sluipwespen,
die
om
is,
vertoonen de
een T-vormige spleet,
helft
men
in
er uit te
het
de achterste helft een
de wespjes
die de eieren
in
in
het rugschild der
kruipen
').
van Cyclopelta obscura Lep.
et
Serv., de zwarte wants, die in West-Java als vijand van de dadap
berucht
is,
slechts
eene
aantasten, kleine,
maken
in
de bovenzijde van de eischaal
ronde opening
om
de wantsen de eischaal geheel oplichten
Deventer,
V.
Koningsberger. Mededeelingen
c.
te
komen,
terwijl
2).
blz. 219.
')
^)
1.
vrij
uit 's
Lands
Plantentuiii,
XX,
blz. 22.
44
Maar
medegedeelde
het hier
om
genoeg
is
geven van de levenswijze der sluipwespen.
een denkbeeld
eens bezig houdt met het opkweeken van vlinders
nu en dan teleurgesteld de
uit
rups of
uit
rupsen, zal
door het verschijnen van parasieten
zijn
de pophuid, maar tevens zal
uit
te
wel
Ieder, die zich
wanneer
hij,
kweekproeven een zekere uitgebreidheid hebben aange-
zijne
zich door
nomen,
tal
van interessante waarnemingen over de
betrekkingen tusschen hospes en parasiet voor
schadeloos kunnen
zijn teleurstelling
stellen.
Voor wij van de vliesvleugelige insecten afstappen, dienen nog enkele woorden aan de familie van de graafwespen gewijd worden.
te
mag men ook hier niet van eene familie men onder den naam graafwespen weer eene groep
Eigenlijk
spreken, daar
van
families samenvat, die
haren
insecten
*uit
angel
begraven en
dan een
prooi een langen overgaat, vijand
of insectenlarven,
tijd
zooals
het
in
ei
wespmade
de
haar
geval
voedsel
volv/assen
boven
den
is,
grond
vervolgens begraven
graafwespen
Sommige en
leggen.
te
bij
dien toestand
zou
zijn,
klaar staan.
haar slachtoffer zonder het nog
om
solitaire of niet gezellig
de
zijn
zij
te
in
en niet
wanneer
Zij
den grond
tijd
zij
in
rotting
door haren
uitkomende graaf-
leeft
een tijdlang
in
in
eerst tegen dat de
dood veroorzaakt.
insecten
worden, ook
te
Daar de bedwelmde
dooden;
levende
engerlingen
soorten
verzamelen
heeft
te
prooi,
door een steek van
blijft
gedood was, vindt de na eenigen
wesplarve
alleen
z.g.
bedwelmen, haar vervolgens
te
er
zijn
de gewoonte hebben eene levende
levende wespen, die
bestaande
hunne levenswijze eene groote
in
overeenkomst vertoonen. Dit
Niet
worden aangetast den grond weten
en ander gedierte op
te
sporen.
van graafwespen dooden hare prooi direct afgemaakte
insecten
onder den grond
als
voedsel voor hare nakomelingschap.
Wij hebben hier overgangsvormen van de van roof levende dieren tot de parasieten.
De van
roof levende dieren toch zijn
45
wanneer
niet verzadigd,
hebben verorberd.
Zij
hun
zij
slaciitoffer
geheel of gedeeltelijk
zoeken spoedig een nieuwe prooi en bepalen
zich hierbij in vele gevallen niet tot een enkele insectensoort.
Onder de graafwespen kent men insectenlarven:
en
spinnen buitmaken en die uit
meerdere
er,
die verschillende insecten
rupsen, sprinkhanen en bladluizen, of bok bij
eene zekere hoeveelheid proviand,
slachtoffers bestaande, één enkel
ei
leggen.
De
uitkomende larve zal hier dus geen parasitaire levenswijze lijden,
maar verorbert achtereenvolgens de verschillende gerechten, voor
die
haar
Andere soorten van graafwespen
klaar staan.
vallen slechts een enkele of weinige soorten hunner klassege-
nooten
en leggen
aan,
De uitkomende
bij
larve
elk buitgemaakt
exemplaar één
ei.
zich inboren in hare prooi, en als
zal
deze niet aan hare eischen van voeding en huisvesting voldoet, zal
afsterven.
zij
Hier bestaat dus weer een zuiver parasie-
tisme met aanpassing van parasiet aan gastheer en van gastheer
aan parasiet, op dezelfde wijze, als wij het
bij
de sluipwespen
hebben leeren kennen. Behalve de orde der vüesvleugelige, bevat ook die der tweeinsecten verschillende families, wier vertegenwoor-
vleugelige digers
in
insecten parasieteeren.
familie der
Bombylidcn
Zoo leven de larven van de
het algemeen parasietisch ten koste
in
van bijen- en wespenlarven. Maar de meest bekende parasietvliegen zijn die, welke tot de naverwante families der Tachiniden
De
en der Dexiiden behooren. het
aantal stekelharen zij
doch
vliegentype,
echte
op het
met groote snelheid
een
ruk
van
het
licht
achterlijf.
uit.
eene
leden van deze families vertoonen zijn
Somtijds
naar
kenbaar aan het groot
Hunne bewegingen voeren ziet
men, dat
zij
het andere slachtoffer
zich
met
bewegen
en hunne prooi slechts een ondeelbaar oogenblik voor het afzetten
van
het
rups,
enkele
aanraken.
ei
enz.)
Vooral harige rupsen (nonrups, ringel-
maar ook wel bastaardrupsen, vliegmaden en een
maal
ook kevers en oorwormen
worden door deze
46
De moedervlieg,
parasieten aangetast. legboor, larven
van een
(sommige soorten brengen
of larve
ei
wereld)
n.1.
op het lichaam van den gastheer,
buiten
den parasiet boort zich op een weeke plek,
larve van
de
en
haar
legt ter
niet in het bezit
meestal tusschen twee lichaamssegmenten, naar binnen.
Van een onzer meest algemeene soorten echter heeft OudeMANS waargenomen, dat zij hare larven m.et behulp van een gootvormigen „legstekel" ent door de huid heen van den hospes'). Een door deze vliegen rups herbergt
waarin
stadium,
het
gekozen
sterft,
Het
dozijn.
hangen van
schijnt af te
oogenblik der infectie bereikte grootte
en het aantal parasieten, dat
hij
herbergt. In de meeste gevallen
een aangetaste rups reeds voor de verpopping en komen
sterft
de vliegmaden
grond de
tot slachtoffer
dan ongeveer een
m-eer
gastheer
de
hem op
door
lichaam
den regel slechts ééne larve; soms meer dan
maar slechts zelden
ééne,
de
in
in het
te
parasieten
stand.
uit
de leege huid
te
voorschijn
verpoppen. Brengt de rups het nog
Op
tot
om
zich in den
pop, dan brengen
hunne verpopping binnen hunnen gastheer
tot
deze wijze kunnen sommige parasietvliegen zich min
meer naar de omstandigheden schikken en hiermede hangt
of
ongetwijfeld
samen
van haren hospes
wespen.
het in
De poppen
feit,
dat de parasietvliegen in de keuze
den regel minder beperkt
zijn
dan de sluip-
der parasietvliegen doen zich
altijd
voor
donkerbruine tonnetjes.
als
Overgaande
tot
de bespreking van het oeconomisch belang
der entomophage insecten, dien ik in de eerste plaats de reeds het begin van dit opstel
in
van
professor
Ritzema Bos over de
levende dieren en
')
Dr.
blz. 849.
J.
genoemde algemeene beschouwingen
die^
rol,
welke de van roof
welke de parasietische organismen ten
Th. Oudemans. Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde, 1899, Deel
II,
47 opzichte van de schadelijke diersoorten spelen, in herinnering
Vele van roof levende insecten, maar vooral ook
brengen.
te
de insectenetende zoogdieren en vogels, komen meestal geregeld matig aantal
in
wezigheid
in
eene streek voor; hunne
die streek hangt geenszins af van het
in
streek een bepaalde soort van dieren
die
al- of nietfeit,
of niet
al
aanof in
aanwezig
Vandaar, dat de van roof levende natuurlijke vijanden der
is.
om
schadelijke dieren voortdurend werkzaam, zijn
dering van deze laatste binnen zekere grenzen
om
zijn
plagen.
zoo
De
de en
— en als zoodanig kent men
parasieten,
maar ook verschillende zich niet slechts
voeden
lichaamssappen van hunne prooi, maar
der
meer aan
of
zij
—
dierlijke
bacteriën
een deel van hun leven door en
bespreking
houden;
te
zeggen de voorbehoedmiddelen tegen insecten-
te
parasieten daarentegen
alleen
niet
zwammen
de vermeer-
brengen
zij
zooals
bij
deze ook
in
de voorafgaande
is
gebleken, dientengevolge min
aanwezigheid
van één enkele insectensoort
sluipwespen
de
zijn,
met de
gebonden. Hun aantal
is
in
gewone jaren zeer gering. Zij komen wanneer de insectensoort, waarvan
eerst tot sterke vermeerdering,
afhankelijk
zij
dus
in
kunnen
zich sterk heeft vermenigvuldigd. Zij spelen
huishouding der natuur de
de
een
tengevolge
zijn,
insectenplaag,
van
klimatologische
ophouden. De
doen
van eene rem;
rol
wanneer die eenmaal
zwammen
invloeden
—
en bacteriën
is
zijn
—
zij
meestal
uitgebroken, in
hare ver-
meerdering veel meer dan de sluipwespen en parasietvliegen
van
bepaalde bij
zij
het
uitwendige
beëindigen
invloeden
afhankelijk, en ofschoon
van insectenplagen sneller werken,
is
hare werking tevens wisselvalliger.
Een ander verschilpunt, dat tusschen de van roof levende dieren en de parasietische insecten bestaat, springt ook reeds
den oppervlakkigen waarnemer nut
door
een einde
te
in
't
oog.
maken aan
De
eerste stichten direct
het leven van schadelijke
insecten; de tweede daarentegen verhinderen in vele gevallen
48 niet,
hunne prooi
dat het schadelijk bedrijf van
Zoo weten
gebracht. die vóór
den winter door parasieten
nog evenveel schade doen nog
het zeer dikwijls
tot
worden
zijn aangetast, in het
als hare
wordt
voorjaar
gezonde soortgenooten, en
den popvorm brengen. Vlinders komen
er echter niet uit te voorschijn. als larve
ten einde
dat de rupsen van den dennenspinner,
wij,
Nooit komen de insecten, die
geïnfecteerd, toe aan de voortplanting.
Slechts betrekkelijk zelden draagt de werkzaamheid der parasieten
meer directe wijze
op
schadiging. Dit
het geval,
is
bij
tot het
voorkomen van be-
wanneer de eieren van eene phyto-
phage soort worden aangetast, en deze reeds vóór het uitkomen of vrij korten tijd
daarna door de sluipwespmade worden gedood,
en soms ook wanneer rupsjes op zeer jongen
leeftijd
geïnfecteerd, zoodat het met het weinigje voedsel, dat
nog bevatten meegedeeld,
zij
dan
en daarmede ook met hunne schadelijke werk-
spoedig gedaan
zaamheid,
worden
is.
Zoo wordt van den nonvlinder
dat zijne rupsjes reeds als z.g. „Einhauter" door
parasietvliegen geïnfecteerd worden, en dat
dientengevolge
dus voordat hunne schadelijkheid eenigszins
als „Dreihauter",
merkbaar begint
zij
worden, afsterven.
te
Dat het noodig zou
zijn,
baarheid moet hebben dan
')
dat de parasiet eene grootere vrucht-
gastheer
zijn
om
dezen
tot zijn
normaal
wordt wel eens gemeend, maar, zooals
aantal terug te brengen,
Bellevoye en Laurent ^) is aangetoond, ten onrechte. Wanneer wij ons 300 rupsen voorstellen, waarvan er 100 zijn
door
aangetast
door
heeft
zijn
als
een
parasiet,
gastheer;
die eene gelijke vruchtbaarheid
wanneer
wij ons verder voorstellen,
dat de wijfjes van beide soorten 100 eieren leggen, bij
beide
soorten
het
')
JUDEICM und NiTSCHE. Forstiiisekteiikunde,
'')
Buil.
de
Ia
terv/ijl
ook
mannelijk en vrouwelijk geslacht even
II
(1895), biz. 828.
Société d'Etudc des Sciences naturelles de Reims, 1897.
„Les plantations de Pins dans
la
Marne
et les parasites qui les attaquent."
49 sterk vertegenwoordigd
dan zullen
is,
er in dit eerste jaar
200
vlinders (100 wijfjes) en 100 parasieten (50 wijfjes) uitkomen.
volgend jaar zullen
Het
dan levende generatie
er
X
van de 100
50
telt,
X
100 rupsen, die de
100 aangetast worden, zoodat
aan het einde van dat jaar 5000 vlinders en 5000 parasieten
er
zullen uitkomen. Het derde jaar zullen alle rupsen zijn aangetast;
het vierde jaar
is
de rupsenplaag verdwenen.
Dit theoretisch voorbeeld verklaart duidelijk het verschijnsel, dat een schadelijk insect, na zich gedurende eenige jaren steeds
vermeerderd
te
hebben,
zoo goed
plotseling
verdwijnen, een verschijnsel, dat
bij
als geheel
kan
de verwoestingen aan onze
ooftboomen door spinselmotten, aan onze naaldbosschen door rupsen
')
en aan onze graanvelden door galmuggen aangebracht,
telkens weer
opnieuw kan worden waargenomen. Hongersnood,
en atmosferische
werken
tot
invloeden
natuurlijk factoren, die
zijn
matiger periodiciteit
is
waargenomen
bij
meikevers en kniptorren,
maar deze berust eenvoudig daarop, dat deze en vier of
als kever verschijnen, resp. drie,
den grond doorbrengen.
in
Het die
is
opmerkelijk,
dat
dieren, vóór
vijf
zij
jaren als larve
^)
het
eerste
type van periodiciteit,
scherpe afwisseling tusschen sterke vermenigvuldiging en
schijnbare
den
')
mede-
het beëindigen van de plaag. Een nog veel regel-
der
werkeloosheid,
gewassen,
die
meest
het
over
zeer
voorkomt groote
bij
de vijan-
uitgestrektheden
Zie over de nonvlinderplaag het onlangs verschenen „Rapport betref-
fende het optreden van den nonvlinder bestrijding
die
ter
Dit
rapport
is
van de
gratis
in Nederland en de maatregelen, nonvlinderplaag genomen kunnen worden."
verkrijgbaar
aan de Directie van den Landbouw
's-Gravenhage. Over de gestreepte dennenrups en de dennenknoprups verwijs ik naar het meergenoemde opstel van professor Ritzema Bos, te
blz. ^)
90-94. Nader wordt
dit
uiteengezet
in
„Ziekten en
beschadigingen der
Landbouwgewassen" door professor Ritzema Bos, tweede 22 en 23, en 33.
druk,
II,
blz.
—
50 geteeld worden.
dom
mensch
De
')
vormen
van
plaats
door het
hier
met
toestand
natuurlijke
heeft
hare
rijk-
van
ingrijpen
den
gemaakt voor eene eenvormigheid, die de ont-
wikkeling van insectenplagen begunstigt, en slechts met schokken en voor korten de
Alleen
kan het verloren evenwicht worden hersteld.
tijd
sprinkhanenplagen
van
zijn
oudste
de
tijden
af
voorgekomen en treden ook op in landen, waar de natuur niet aan banden gelegd is. Verklaard wordt dit door het feit, dat sprinkhanen
de
komen, voor
die
nemen en eene
lief
gebonden
dus niet
dieren
planten,
alle
is
zij
op hunnen weg tegen-
sterke vermenigvuldiging dezer
aan
de aanwezigheid van een
groot aantal exemplaren van ééne plantensoort. lang niet alle schadelijke insecten
Bij
Vele soorten
woordigd,
zijn
is
het hollen of stilstaan.
jaren in ongeveer gelijk aantal vertegen-
alle
en zoo er
schommelingen voorkomen,
al
Hun
slechts van ondergeschikt belang.
bestaan
zijn
min
is
of
deze
meer
overeenstemming gebleven met den natuurlijken toestand van
in
voorhistorische
meer zij
tijden.
gelijkmatig;
leven,
vrij
hun
constante
moet de
Theoretisch
verhouding van het
de
toestand
tot die
van
l):a.
2).
In
blijven,
den parasiet
verschenen
B. V. in
;
er zijn zoovele
studie van professor
de houtteelt;
RiTZEMA Bos, ^)
staat tot die
bij
biz.
het
weergeven
zie hierover
Paui.
In
Marchal
een •^),
nicergcnocnid opstel van professor
87 en 88.
Bellevoyi- et Laurent Extrait des Annales de
Tomé
1,
van
andere factoren
den natuurlijken toestand rekening moet houden.
onlangs
'')
wanneer de
exemplaren van den gastheer
nog dan de vruchtbaarheid, waarmede men
')
aangenomen.
werkelijkheid zal deze theoretische
evenwichtstocstand nooit bestaan
van
der soort, waarin
hebben
constant
totaal aantal
vruchtbaarheid
het insect als (a
moet
verhoudingen
der door den parasiet aangetaste als a:
staat tot het aantal terwijl
deze soorten werken de parasieten
Bij
getalsterkte
VI, Pascicule 2e (19Ü7).
1.
c.
l'Institut
national agronomique, 2e Série
parasietenkenner
een
het
vervolg
van
maken,
worden
als
in
1ste.
strijd
kunnen
3de.
zijn
bewoond. soorten,
die
ten
koste van
en die met hunne medeparasieten
leven
gastheer
om
zal
wederom door
of hyperparasieten, die
De andere entomophage
denzelfden
een
nog herhaaldelijk gebruik
opstel
dit
ik
zoodanig de volgende factoren genoemd:
De secundaire
tertiaire parasieten
2de,
uitnemendheid, van wiens studie
bij
het bestaan voeren.
De phytophage
insecten,
gastheer overeenstemmen en
hem
die
levenswijze met den
in
derhalve
concurrentie
aan-
doen. 4de.
Vijanden
andere klassen van het dierenrijk, die ten
uit
koste van de phytophage soort leven.
De weersinvloeden,
5de.
en vrienden
De
6de.
die
op den gastheer en
zijn
vijanden
de dierenwereld inwerken.
in
waarmede de verschillende
snelheid,
generaties van
de phytophage soort en die van haren parasiet elkaar opvolgen.
De soms
7de.
zeer veranderlijke duur van de periode, ge-
durende welke de eieren der phytophage soort worden gelegd» en van de periode, gedurende welke de ontwikkeling der verschillende individuen zich afspeelt. 8ste.
Het voorkomen van eene dergelijke veranderlijkheid
bij
den parasiet.
Ter verduidelijking van de werking van den onder 7 genoemden factor,
wordt
er
door Marchal op gewezen, dat de periode,
gedurende welke de sluipwesp Encyrtiis veel
legt,
eieren zijn,
zij
toch
korter
parasiteert.
kan
zij
Hessische
mug,
rogge over
allerlei
de
is
dan de
Hoe
fiiscicollis
hare eieren
welker
legtijd
der spinselmot,
talrijk
ook deze sluipwesp moge
in
nooit alle motteneieren aantasten.
Van de
den graanvijand, die met stroo van tarwe en landen verbreid geworden
omstandigheden voor
hare
is,
ontwikkeling
kunnen, wanneer gunstig
Frankrijk 5 a 6 generaties per jaar voorkomen.
zijn,
in
De ontwikke-
52 lingsduur van
dit
insect
zeer afhankelijk van de plaats, waar
is
poppen bevinden.
zich de
nog
Zijn deze vastgehecht aan een
groen gedeelte van de plant, dan speelt zich de geheele levensloop
af
stroo,
enkele weken; bevindt zich de pop
in
of
is
uitdroging
is
gekomen op
terecht
zij
dan kan het een, soms
blootgesteld,
op eenzelfde
tijdstip
De
muggen. afhankelijk
is,
vinden
:
eieren, larven,
sluipwespen,
wier
aan
zij
twee
zelf
Men kan dus
duren eer het volwassen insect uitkomt.
jaren
het droge
in
waar
plaatsen,
poppen en volwassen van
bestaan
galmug
deze
vliegen elk jaar hoogstens in twee scherp afge-
bakende generaties. Behalve, dat de volwassen muggen, die dan
zijn,
haar geslacht voor uitroeiing bewaren, blijven ook de
eieren en larven, die zich
ontwikkelen,
gespaard.
afwezigheid van de sluipwespen
bij
Dat
de
een
die
tijd,
larvetoestand doorbrengt, zeer verschillend kan elders
er
bij
in
ons land zeldzame, maar
in
ik
hetzelfde
eihoopje
omstandigheden
aan Boisduval^).
Bombyx
rupsen, zelfs
de
voortkomen
en
ik
Een ander
Duitschland
voor loofboomen zeer schadelijke spinners, B. lanestris, verpoppen zich
')
den
deelde
zijn,
de bespreking van de koolvlieg mede.
voorbeeld van deze veranderlijkheid ontleen
Van twee
insect in
wanneer
af
everia en
wanneer zij
en toe
in
zij
uit
dezelfde
hebben verkeerd, voor een gedeelte vóór en
voor een ander gedeelte na den winter.
Van den onder 8 genoemden geval
leeren
kennen
veldsprinkhanen.
vermogen om uit
in
Deze
factor heeft
interessant
parasieten
bezitten
het
merkwaardig
achtereenvolgende jaren telkens voor een gedeelte
een toestand van verdooving
uitstekend
men een
de studie van de parasieten van de
bij
aangepast
aan
de
te
ontwaken, en
trekkende
zijn
levenswijze
sprinkhanen. Deze laatste ontvluchten hunne vijanden
daardoor
van
om
de zich
')
„Tijdschrift over Plantenziekten," 1007, blz. 103.
^)
Inleiding van zijn „Essai sur rentomologic liorticole." Paris 1867.
53 elders te vermenigvuldigen
komst
om
af
de parasieten wachten hunne terug-
zich eene nakomelingschap te verzekeren.
plantenetende
Planten,
;
en hunne parasieten staan
insecten
met elkander op voet van oorlog, maar door
voortdurend
tal
wijze voorzorgen behoedt de natuur hare talrijke soorten
van
voor den ondergang en handhaaft het evenwicht
konijnenplagen,
Insectenplagen,
van
enkele
vele rampen, die de
de
zich zelven
tijden
mensch
op den hals gehaald
maken op de orde der Meestal
waterpest,
verstoort
in flora
het in
en fauna.
zijn
slechts
den loop der
heeft door inbreuk te
natuur. het
hij
evenwicht, doordat
hij
ongekend
gunstige voorwaarden voor de, van zijne cultuurplanten afhankedieren in
lijke
soms ook doordat hij planten waar zij oorspronkelijk niet
leven roept, maar
't
of dieren transporteert naar landen,
Gelukkig heeft
thuis hooren.
wijzer gemaakt;
van
gevolgen geleerd
hem
zijn
in
hem
enkele gevallen de straf
althans geleerd geheel of gedeeltelijk de
wenden.
ingrijpen af te
Hij
heeft dat o.
a.
maken van de levenswijze waarmede hij te kampen had en van
door nauwkeurig studie
der schadelijke insecten,
te
hunne parasieten.
De
studie
van
de levenswijze der parasieten
is
wel niet zoo
oud, als die van de schadelijke insecten zelve, maar toch in
de eerste
helft
belangrijke verhandelingen verschenen
de gedachte zijn
voordeel
voor
het
kwam met te
eerst
In
de jaren
Toen men
').
echter op
de parasieten langs kunstmatigen
een
schitterend
succes
onderwerp zeer
1837,
1840
en
weg
mee behaalde,
rijkelijk
is
de
gaan vloeien, vooral
1845 b.v. verschenen de verschillende
deelen van Ratzeburq's „Forstinsekten", die van zijn
reeds
doen, en daar nu ongeveer twintig jaar geleden
literatuur over dit
')
zijn
van de 19de eeuw over de parasieten enkele
in
de jaren 1844, 1848 en 1853
„Ichmumonen der Forstinsekten"
54
Marchal somt
Amerika.
in
genoemd
de literatuurlijst van
meer-
zijn
opstel een kleine zestig verhandelingen op. Volledig
overzicht niet, maar dit
zijn
is
in
is
zeer begrijpelijk
de ver-
bij
over de verschillende Europeesche tijdschriften en
snippering
Amerikaansche
Zoo schijnen sommige mededeelingen
bulletins.
van Duitsche en Hollandsche schrijvers,
entomologen
in
onze Oost, hem niet
o.
ook die van de
a.
handen
in
te zijn
gekomen,
daarentegen van de Fransche en Italiaansche literatuur
terwijl
een veel ruimer gebruik
gemaakt, dan het mij
is
land beschikbare bronnen mogelijk was.
bij
de
in
ons
de hier volgende
Bij
samenvatting van de belangrijkste der door verschillende onderzoekers verkregen resultaten
van Marchal's
zal ik herhaaldelijk
overzicht gebruik maken.
Wanneer verschaffen,
dieren in
't
entomophage insecten ons
het voordeel, dat de
zouden kunnen
voor de hand
meest
b.v.
ons afvragen op welke wijze wij langs kunst-
wij
weg
matigen
te
dan
vergrooten,
groot in het laboratorium
daar waar ze noodig
meenen, dat men
lijke
het wel het
om
deze
kweeken, zooals men
te
ook wel gedaan heeft met de stikstofbindende bacteriën
der vlinderbloemige gewassen, en ze dan
te
ligt
denken aan de mogelijkheid
zijn.
in
Amerika
insecten in den regel zoo
methode
wordt
echter
meeste parasieten
in
zeer
in
laten,
het bestrijden van schade-
bij
te
werk
gaat.
Eene dergelijke
bemoeilijkt door het
feit,
hunne voedselkeuze zeer beperkt
zou dus tevens de insecten, die
hebben
vrijheid te
in
Inderdaad schijnen ook vele practici
zij
dat de
zijn;
men
voor hunne voeding noodig
groot aantal moeten kweeken, en dat
is in
de meeste
gevallen onuitvoerbaar. Slechts in zeer enkele speciale gevallen, die wij aanstonds nader zullen leeren kennen, heeft
men
het hier
geopperde denkbeeld met succes ten uitvoer kunnen brengen.
Wat wel de
nuttige
degelijk
goed uitvoerbaar
insecten,
is,
dat
is
de raad: Spaar
zooals de vogels, de nuttige zoogdieren
55 de kikvorschen en padden gespaard worden, of tenminste
en
behoorden gespaard
Men behoorde
te
worden.
het zoeken van de z.g. „miereneieren"
—
werkeHjkheid mierenpoppen materiaal,
voedsel
als
verbieden,
te
meeren en plassen, zoo
kon
het jaar
in
ik
tot
's
morgens,
om
deden,
vangen
te
in
wij toen in
weer
als het
brandden,
en wel
Hoe goed de haften op het licht afkomen, 1905 in het Noord-HoUandsche kooldistrict
is.
waarnemen, waar
dit
waaraan ons land met
haften,
zijne vele grootere en kleinere vaarten, rijk
meer daar
voor kooivogels en goudvisschen zeer
goed kan worden vervangen door
bijzonder
te
— in
den zomer van
licht
de koolmotjes, die
avonds 9 uur
was, petroleumvanglantaarns in
dat jaar zeer veel schade
Koolmotjes vingen wij
').
's
niet, alleen haften,
zoo groot aantal, dat de ruiten van de lantaarns er
geheel door bedekt waren. Aan den bovenstroom van de Elbe steekt
dieren
men in den vliegtijd van de haften vuren aan; deze komen dan in dichte zwermen daarop af, zengen zich
de vleugels en vallen op den grond. droogt
den handel
in
Men
veegt ze
bij
elkaar,
ze en brengt ze als surrogaat voor de „miereneieren" ^).
Van de schade,
van de roode bosch-
die door het verdelgen
mier, die wij reeds als zeer nuttig insect leerden kennen, wordt
teweeggebracht, krijgen wij een denkbeeld
van Henschel
^).
droogde mierencocons, die alpen
70 een
')
in
Stiermarken
in
van
eene mededeeling
96
tot
jaarlijks
in
het dorpje Hinterwild-
den handel gebracht werd, op 50
H.L., hetgeen, volgens
aantal
uit
Deze houtvester schatte de hoeveelheid ge-
zijne berekening,
overeenkomt met
134 millioen poppen.
De
„Tijdschrift over Plantenziekten", 1906, blz. 68.
'^)
Judeich und Nitsche „Forstinsektenkunde",
^)
Judeich und Nitsche,
1
c,
1,
blz. 706.
I,
tot
blz. 276.
houtvesterij
.
56 van dat dorpje kreeg daarvoor slechts 4
Een ander voor de houtteelt
gulden vergoed
a 5
').
nuttig insect, de poppenroover,
Colosoma sycophanta, kan, w^anneer het
de voor nonrupsen
in
ander schadelijk gedierte gegraven vanggreppels zich bevindt,
of
door eenige oplettendheid
bij
worden gespaard.
greppels, gemakkelijk
Kennis van de nuttige insecten stadiën
van
hier
is
schoonvegen der
het nazien en
grootste
't
in
al
hunne ontwikkelings-
Waar
belang.
die ontbreekt,
worden soms averechtsche bestrijdingsmiddelen genomen. Zoo kunnen
de
lievenheersbeestjes
worden
aangezien
voor
de
oorzaak van eene kwaal, waar inderdaad slechts kleinere, minder in
't
oog vallende insecten schuld aan hebben.
„Vraagt men",
zoo zegt Koningsberger, naar aanleiding van eene door cicaden veroorzaakte verdrogen,
ziekte,
„vraagt
men nu aan
van het afsterven der planten heersbeestjes,
op
die
is,
dergelijke
de inlanders, wat de oorzaak
dan wijzen plekken
zij
op de lieven-
meestal
in
grooten
rondvliegen, en die, met hunne larven en poppen, het
getale
eenige
bestanddeel
zendingen Buitenzorg
hebben
betreffende zijn
deze
ontvangen
^).
uitgemaakt ziekte,
door
van
de
zeer talrijke
die in de laatste jaren te
Het verband, waarin de lieven-
heersbeestjes tot de ziekte staan, als
worden en
die de rijstplanten doet bruin
is
natuurlijk een geheel ander,
de inlanders wordt vermoed.
Zij
maken een einde
De mierenvangers gaaa
als volgt te werk. Zij spitten een mierenzakken en brengen deze naar een open, zonnige plek in het bosch, waarvan zij een gedeelte van 10 tot 15 vierkante Meter dooreen lagen wal omgeven hebben. Binnen dezen wal maken zij eenige kuilen, ter grootte van een nogal grooten bloempot en overdekken deze met dennenrijs. Zij schudden dan den inhoud van hunne zakken tusschen de kuilen uit. Zoodra de mieren een weinig van de eerste schrik bekomen zijn, nemen zij de larven en poppen op en dragen die ijverig naar de kuilen, in de meeiiing, dat zij daar veilig zijn. De mierenvanger heeft ze slechts daaruit op te scheppen. ')
hoop
^)
in
Mcdedeelingcn
uit 's
L^.nds Plantcntuin, LXIV, blz. 3
57 aan
buitensporige vermeerdering der kleine cicaden, door
de
welke de ziekte veroorzaakt
is.
Niet alleen de van roof levende, niaar ook de parasietische
worden soms
insecten
Een
bouwer.
groot aantal verdelgd door den land-
in
maatregelen,
der
worden aanbevolen, bestaat
die
in het
mug
tegen de Hessische
verbranden van de stoppelen
men dit werk evenwel wat lang uitstelt, men juist ingrijpt op een oogenblik, dat
na den oogst. Wanneer
kan het gebeuren, dat
gezonde exemplaren dezer galmug reeds
de
bevinden
KiRBY
Triticl
uitgekomen,
de door parasieten aangetaste poppen nog
zich
terwijl
stoppelen
zijn
').
die de graankorrels aantast,
,
de
in
Tegen een andere galmug, Diplosis
volen na het dorschen het kaf
te
wordt somtijds aanbe-
verbranden, omdat zich hierin de
poppen bevinden. Men dient echter
te
weten, dat de gezonde
larven reeds voor den oogst de plant verlaten hebben, terwijl
de door parasieten aangetaste poppen tusschen de kafjes blijven
Halve kennis
zitten.
den in
strijd
heeft,
zooals overal, en niet het minst
bij
tegen schadelijke dieren, reeds menigeen van den wal
de sloot geholpen.
Nu
doet zich de vraag voor
weer vernomen,
o.
nonvlinderplaag
—
te zien
a.
—
en deze vraag wordt telkens
ook naar aanleiding van de heerschende
of het in
't
algemeen
niet beter is
maar
af
van verdelgingsmaatregelen tegen schadelijke insecten,
omdat daardoor ook hunne parasieten worden gedood en
het
natuurlijk einde van de plaag verschoven.
Er moet
bij
de beantwoording van deze vraag
genomen worden,
in
aanmerking
ten eerste, dat de parasieten eerst hulp ver-
leenen, v/anneer de phytophage insecten zelve zich tot groote
scharen hebben vermeerderd en dus reeds veel schade
')
is
aan-
Zie over de andere voordeelen van het tijdig ploegen der stoppels
het artikel van professor tijdschrift, blz.
135.
Ritzema Bos
in
den vierden jaargang van
dit
58 gebracht
ten tweede, dat zich in dien tijd secundaire parasieten
;
kunnen vermeerderen,
die
beschermen; ten derde, deze
laatste
zijn
dat,
ook wanneer
aangestoken, hunne
een tijdlang aanhoudt, alsof
nog
meer
De
plaatselijk
vreterij
om
gevallen
vele
in
volkomen gezond waren; min
altijd slechts
kan toepassen.
overwegingen zullen
drie
eerste
ons aansporen
zij
exemplaren van
alle
men verdelgingsmaatregelen
en ten vierde, dat of
dan indirect de schadeHjke diersoort
de meeste gevallen
in
wèl bestrijdingsmaatregelen
te
nemen; wan-
neer slechts een gedeelte van de cultuur of van den oogst er
door gered kan worden,
zijn
zulke maatregelen niet overbodig.
En wat de vierde overweging betreft: meestal is er geen reden waarom de verhouding tusschen het aantal phytophage insecten en hunne parasieten op de plaatsen, waar wij ze wel verdelgen,
eene
zou
andere
houding
dus
dan op de plaatsen, waar wij ze
zijn,
verdelgen. Meestal
zal
niets
er
beslissend
is
En
veranderen.
het
die
is
verhouding
stelling,
dat
de
insectenetende
zouden
vogels
eigenlijk
omdat
teweegbrengen,
schade
dan
nut
voeden
met
nuttige
woonde
schadelijke insecten, eene stelling, die onlangs
insecten,
en
zeer spitsvondige wijze door Sévérin
Bij
de
opzichte
als
de
met
is
zij
zich
meer
ook
door parasieten be-
nog op
verdedigd, kan op gelijke
bovengenoemd van de hand worden gewezen. '). in Amerika, heeft men ten
van de
hier
besproken kwestie zeer positieve ervaAanvankelijk trachtte
Zie hierover de peiinestrijd tusschen den Heer
la
die
gypsy-moth-bestrijding
ringen kunnen opdoen.
')
—
voor den duur van de plaag.
De
gronden
—
der beide groepen van dieren
niet het absoluut aantal
niet
door onze maatregelen aan die ver-
men de
Séverin
elk jaar
in „Bulletin
Société centrale forestière de Fielgiqiie" van April en Mei 1906 en
September, October en November 1907, en professor Ritzf.ma Bos „Tijdschrift voor Plantenziekten", 1900 hl/. 105 en
1908 blz. 47.
in het
59
wederkeerende
verwoestingen, die
insect, bij
dit
ons bekend
onder den naam van plakker of stamuil, teweegbrengt,
minderen
door
van de boomen
vernietiging van de eihoopjes en besproeiing
met arsenicumhoudende
Ondanks langzaam
maar gestadig
breidde
uit.
strijdingsmaatregelen gestaakt
geworden
parasieten van
nigvuldiging
eerste
speelden.
rol
plaag
de
zich elk jaar
Men heeft toen de directe beom de reeds in Amerika bekend
deze
dieren
niet
hunne verme-
in
Maar wat bleek toen? De plaag nam
storen.
te
eene
vergiften
besproeiingen
die
ver-
waaronder
bestrijdingsmaatregelen,
directe
te
veel sneller toe, dan voor dien tijd, en heeft zich in
vijf
jaar
over eene viermaal zoo groote oppervlakte uitgebreid.
Men meent
gewoonlijk, dat door sproeimiddelen niet alleen
de phytophage insecten, maar ook
gedood.
In
den
regel
zal
dit
hunne
Van Deventer
kent uitzonderingen.
werk mede, dat door
zijn,
deelt in zijn
worden
maar men
meergenoemd
met kalkmelk, een middel,
het bestrijken
op de door motluisjes van de soort Aleurodes longicornis
dat
Zehnt. aangetaste deze
luizen
Ik
wil
dacht
niet
te
deze kwestie afstappen, alvorens de aan-
hebben op het m.i
dat de nonvlindercommissie met het dit insect
„De
niet de sluipwespjes, die
').
van
gevestigd
wordt toegepast, alleen
suikerrietbladeren
worden gedood, maar
zich erin bevinden
tot
parasieten
ook wel waar
inneemt, en dat
bestrijding
is
in
zij
zeer juiste standpunt,
oog op de bestrijding van
aldus formuleert:
den regel
af te
raden of kan althans
de directe omgeving beperkt blijven, wanneer
bij
ontdek-
king eener nonvlinderplaag de meeste eieren reeds gelegd
wanneer de omvang der
plaag
zijn,
reeds zeer groot, het aantal
voor bestrijding beschikbare personen naar verhouding gering,
O VAN Deventer,
1.
c.
biz. 218.
60
wanneer
of
het
door parasieten of ziekten aangetaste
aantal
rupsen zeer belangrijk
is."
„Wordt een nonvlinderplaag zeer
althans
of
weinig vlinders hun eieren gelegd hebben,
de uitgestrektheid der plaag nog niet
plaag
staande,
dienste
nog ver
vermoedelijk
Dat
het,
is
het natuurlijk einde
behooren
dan
de omstandigheden
door
dingsmiddelen toegepast
om,
af,
te
bepalen
te
van
vele exemplaren door parasieten zijn
Daar
men
uit
maken
is
of
echter meestal niet met het bloote oog
laboratoriumonderzoek plaats hebben, de
te
bewoond, spreekt
kan zien of eene rups gezond of geïnfecteerd
van
bestrij-
verband hiermede, somtijds van groot belang
in
zelf.
ten
alle
worden."
zoodra eene rupsenplaag ontdekt wordt,
reeds
is
groot, zijn de ter be-
te
schikking zijnde krachten voldoende of der
zoodat nog geen
tijdig ontdekt,
rups worden
is,
waarbij
moet
hier een
de ingewanden
uitgedrukt en op de aanwezigheid van
sluipwesp- en parasietvlieglarven met loupe of microscoop on-
Over
derzocht.
overbodig,
voerd ik
daar
dit
onderzoek
in
bijzonderheden
het toch wel nooit anders zal
treden
te
worden
uitge-
dan door wie daartoe de technische vaardigheid bezit;
kan dus verwijzen naar een der grootere handboeken Er
is
').
Kan men bij de worden bewoonde ?
doet zich nu eene andere vraag voor.
bestrijding niet zorgen, dat alleen de gezonde rupsen
verdelgd en niet de door parasieten Bij
toepassen van besproeiïngen of berookingen
het
mogelijkheid natuurlijk geheel uitgesloten. Wanneer
is
men
die
daar-
entegen de phytophage insecten verzamelt, dan kan deze vraag in
vele gevallen bevestigend
exemplaren
van
verzamelen,
te
deringen
')
JUDEICH
de dat
natuurlijk
U.
worden beantwoord. De gezonde
phytophage soort wel en aangetaste zou
niet
gaan,
daargelaten
—
omdat de
Nitsche's „Forstinsektciikiiiiclc".
men
gezonde
— en
niet
uitzon-
zieke
61
oog
zoo
op
wel
kan doen,
niet
te
mende
het
kan
niet
dat
dooden, maar ze zoodanig parasieten
maar
wel,
phytophage
zij
te
kunnen ontsnap-
zelve niet dit
te
bereiken door
Op, door met water gevulde greppels
„Raupenzwinger."
men de verzamelde rupsen
geïsoleerde plaatsen, bracht in
echter
insecten
de uitko-
bewaren, dat
pen. Duitsche boschbeambten trachtten z.g.
Wat men
onderscheiden.
verzamelde
de
is
bijeen
de hoop, dat de sluipwespen, die zich hier zouden vermeer-
deren,
der plaag zouden bespoedigen.
einde
het
Intusschen
heeft men de ervaring opgedaan, dat aan de uitvoering dezer zijn. Ten eerste moet Ten tweede moet men
methode groote moeilijkheden verbonden
men de rupsen greppel
de
vol
voedsel verschaffen.
water houden,
waken om de rupsen per
kunnen
samenbrengen, betaald worden,
zij
het gemakkelijker valt
verzamelen.
1908
In
bracht
de rupsen
men
stelen,
te
van het aangetaste gebied samen,
om
gaas
ontsnappen.
de
in
sluipwespen
Ook
dan ze
in
het centrum
met draadgaas gesloten kisten gelegenheid
bracht
men
te
te
geven door het
zulke kisten over naar
de randen van het aangetaste gebied, waar de rupsen over
algemeen nog minder door sluipwespen waren aangetast. al
te
de op Belgisch grond-
bij
gebied heerschende nonvlinderplaag de rupsen
te
niet
beschermen tegen de rupsenvangers, die
te
rupsen, die
hectoliter
en wien
opdat de rupsen
Ten derde moet men den „Raupenzwinger" be-
ontsnappen.
't
Maar
heel spoedig ging de inhoud van die kisten in een rottende
massa over, zoodat terecht
gekomen.
„Zwinger" niet
bij
ook van de sluipwespen weinig kan
Aan
minder
voor voedsel hoeft
in rotting
pen
zijn
er
het
bewaren
bezwaren te
van
poppen
verbonden, daar
zorgen en
zij
ook
niet
in
zijn
zulke
men dan
zoo spoedig
overgaan. Alleen neemt het verzamelen van de pop-
de meeste rupsenplagen slechts eene zeer ondergeschikte
plaats in de
rij
Waar men,
der bestrijdingsmiddelen
in.
zooals dat o.a. ook tegen de nonvlinderrupsen
62 onder bepaalde omstandigheden met succes geschiedt, lijmringen
men
tevens de sluipwespen.
Het geheele
waar de van lijmringen voorziene boomen
staan, behoeft
aanlegt, daar spaart terrein,
nog slechts door een vanggreppel omgeven „Raupenzwinger"
grooten
aandeel
nemen dan de sluipwespen
'),
bedekten bodem verpoppen, zou men met
strooisel
één
de verdelging van de nonvlinderrupsen een veel
vliegen, die in
grooter
om
Daar nu de parasiet-
vormen.
te
worden,
te
op den met dit strooisel
een groot aantal van deze nuttige insecten kunnen overbrengen naar de randen van het aangetaste gebied, waar de parasieten
nog weinig onze
in
talrijk
zijn.
men, zooals wij zagen,
Terwijl
verbreiding
van
de nuttige insecten
zelf heeft
kunnen bijdragen,
literatuur
beschreven,
werkzaam
nog
streken
boschrijke
de groote rupsenplagen
bij
weinig
geweest
men
waarin zal
Ik
is.
het aangetaste gebied
in
eenige gevallen
er toch
zijn
in
de
met meer succes
hierbij
niet al
bescherming en
tot
deze gevallen opsom-
men, doch slechts enkele van de meer belangrijke bespreken.
Zehntner, wiens onderzoekingen over de boorders (inwendig levende rupsen) van het suikerriet doeltreffende
en
aan te
snijden en ze
bak met dito rand
grooteren
een
in
vastgesoldeerd. In den buitensten bak giet
bak
heenvliegen
en
')
men verdunde
met een laag petroleum. Komen nu de eieren
binnensten
8—10
practische
gevoerd, raadt
kleven
dagen,
uit,
zijn
stroop in
den
dan kunnen de wespjes over de stroop
ontsnappen, en sterven.
gedurende
JUDEICH UND NlTSCHE,
Tijdschrift voor
af
plaatsen in blikken bakken met opstaanden
te
midden
die
of water
blijven
tot zeer
met eihoopjes bezette stukken van de rietbladeren
de
rand,
hem
hebben
bestrijdingsmiddelen
1.
In
zulke bakken blijven de eieren
welken
c.
de rupsjes op de stroop
terwijl
blz.
tijd
828
Oeneeskunde, 1899, Deel
wespjes uitkomen.
alle
cii
Dr.
II,
No.
J.
Th. Oudemans, Ned.
17,
blz. 851.
63 Het
noodig een geheele reeks van dergelijke bakken
dus
is
hebben
te
om
waarin
,
de
de
beurt
geborgen worden. Deze bakken worden
beschermd voor
Ook
de tuinen geplaatst,
in
zonneschijn en regen
diefstal,
tegen den appelbloesemkever
aanbevolen en wel door Decaux
In
^).
vangsten
dageiijksciie
').
eene dergelijke methode
is
een geïsoleerd liggenden
boomgaard werden de aangetaste bloemknoppen op zijn aanraden lange jaren achtereen niet verbrand, maar overgebracht in vaten, die door een lap waren bedekt. Door af en toe den lap op te
men de sluipwespen ontsnappen. Nadat men deze
lichten, liet
methode twee jaren had toegepast, werd gedurende een lange reeks van jaren in de boomgaard, waar de toepassing had plaats gevonden, geen schade
De methode
ondervonden.
door gaas
vat
het
rupsen
in
men
heeft
meen
gemakkelijk
sluiten.
af te
Waar
te
verbeteren door
het de bestrijding van
geïsoleerd liggende oofttuinen of wijnbergen geldt, er
soms goede
resultaten
mede verkregen.
In
't
alge-
het verschil in afmetingen tusschen de rupsen en de
is
sluipwespen groot genoeg wijdte
is
meer van den appelbloesemkever
te
kunnen
om
vaststellen.
gemakkelijk de vereischte maasMoeilijker
wordt
waar de
het,
afmetingen van het phytophage insect en zijnen vijand weinig
Toch is het Zimmermann gelukt langs dezen weg eene scheiding te weeg te brengen tusschen de sluipwespen, uiteenloopen.
die de eieren van eene
op midden- en Oost-Java zeer schadelijke
sprinkhaansoort aantasten, en de
hanen hij,
van *)
zelve.
Na eene
grootere
jonge
sprink-
dat gaas met rechthoekige gaatjes van een lengte en breedte 1
tot
1,25
mM.
het meest geschikt was. In vele gevallen
Zehntner'S onderzoekingen over de „Levenswijze en
der hoorders," vindt industrie,
Deel IV,
men opgeteekend
blz.
werk van van Deventer. Zie Marchall, c. blz. 1.
in
15.
bestrijding
het Archief voor de Java-Suiker-
477 en 649, Deel VI,
773, terwijl zijne resultaten tevens zijn
"-)
iets
reeks van proeven dienaangaande vond
blz.
673 en Deel Vlll,
opgenomen
in
het
biz.
meergenoemde
64
men
het natuurlijk, vóór
zal
gebruik van door gaas afge-
tot het
bewaarplaatsen voor de schadelijke insecten overgaat,
sloten
gewenscht
zijn
eerst
eene proef
in
klein na te gaan of er wel
pen aanwezig
't
Men kan
zijn.
onderzoek of door
door microscopisch
genoeg sluipwes-
voor zulk eene proef
de eieren of larven eenvoudig eenigen
tijd
in
't
klein
een bedekt glas
in
houden, zoo noodig met voedsel. gemakkelijker
Veel
het de sluipwespen der zich blijvend
is
vastzuigende schildluissoorten (die van de familie der Diaspinen)
men
sparen, daar
te
volstaan kan met het verzamelen van de
met deze luizen bezette takken schildluizen
zich
afgesneden
takken
parasieten,
bijna
samengevat
leven
in
blijven,
zeer
uitsluitend
onder
open
den
en
naam
Wenscht men
maken.
de
zullen kleine
Aphelininae,
gevleugelde
sluipwespen
verwante
eenige
zich van een nieuwe prooi voor hare
toe
—
van
geslachten bij
—
uitkomen
't
nakomingschap meester
insecticide besproeiïngen of berookingen
passen, dan verdient het aanbeveling van
te
deze
Terwijl
vaten.
verplaatsen kunnen en ook niet op de
niet
Aphelinus
geslacht
het
in
voren de
te
ergst aangetaste takken af te snoeien, deze te bewaren, en ze later
zoo
tueel
in
te
plaatsen, dat de vrijkomende sluipwespen de even-
leven gebleven schildluizen weer gemakkelijk kunnen
bereiken.
Aan de sluipwespen van de groep der Aphelininae dikwijls
schreven.
eene
zeer
groote
HowARD, de
economische
waarschuwt echter voor
invloed,
en
heeft
verrichten, in
aangetoond,
zou,
van
OY/"«s-soorten
volgens sommigen,
gemaakt
door
citrinus.
Bij
overschatting
dat
sommige gevallen
Zoo
de
nader
door tot
beteekenis
men
toege-
beste kenner van deze groep van pa-
rasieten,
zij
heeft
in
men te
van
het nuttig werk, dat
hoog
heeft aangeslagen.
Californiü aan de
Diaspis
hunnen
mnygdali een
aantasting
einde
zijn
deze groep behoorende Aspidiotophagus
onderzoek bleek evenwel, dat
bij
het ver-
65 dwijnen
bedoelde
der
eene
luizen
ziekte de hoofdrol had gespeeld.
Men
nog
andere,
onbekende
')
kent enkele parasieten, die niet alleen van éene of en-
phytophage insectensoorten leven, maar die zich
kele weinige
Zoo
tevens voeden met galvormende insecten.
wesp van den van
w^esplarven
een sluip-
er
Een maatregel,
eiken en bottelrozen.
hiermede
verband
is
oiijvenvlieg die, tevens parasieteert in de gal-
aanbevolen, bestaat daarin,
is
dat
laatstgenoemde houtgewassen spaart of ze aanplant
van olijfgaarden, die door de oiijvenvlieg
zijn
die in
men de de buurt
in
aangetast.
^)
Daar somtijds wordt opgemerkt, dat bepaalde streken zeer rijk
zijn
streken
van
aan nuttige entomophage insecten, terwijl
weer schijnen
deze
waar
zij
zooals
ook
de
ook wel
en
getracht
gevallen
plaats
overbrengen
heeft
over
ze
men
zij
andere
zij
in
in
sommige
brengen
te
naar de plaats waar
wèl,
van
en padden in hunne plantenkassen
kikvorschen
bondgenooten
den
strijd
tegen schadelijk ge-
nesten van Formica rufa heeft
men wel eens met
als
De
succes
overgebracht.
op de
Wel
waar vestigen zich de mieren
is
waar
plaats,
in
zijn
zij
neergeworpen, maar
leggen toch in de nabijheid daarvan nieuwe hoopen aan
Het nut van pogingen der parasieten
te
over
begint
te
zij
^).
rupsenplagen de verspreiding plaats, zijn
waar
aange-
brengen naar plaatsen, waar de plaag zich pas
te
vertoonen,
„Revision
bij
en dus reeds vele rupsen
is
the
of
zeer twijfelachtig.
is
worden
verspreidingsmethode
*)
om
bevorderen door rupsen van de
de plaag reeds ouder tast,
de
voorkomen,
niet
kweekers en tuinlieden somtijds roodborstjes
dierte.
niet direct
ontbreken,
te
Aphelininae
door
of
de
De kosten van deze daarvoor
North America". U.
vereischte
S.
Division of Entomology, Technical series, No.
of Agriculture. ^)
Marchal,
^)
JUDEICH und NiTSCHE,
1.
c.
blz.
18. 1.
c.
blz. 205.
Departm. 1,
1895.
66
„Raupenzwinger" en de verdere bezwaren, die hierbij moeten worden overwonnen en die ik boven reeds met een enkel woord noemde, zeer hoog, en daar men achteraf nooit met kan
zekerheid
wespen op de zonder
wel
zeggen plaats,
dit opzettelijke
eene vermenigvuldiging der sluip-
of
waar men
ook
transport zou hebben plaats gehad, zullen
sprekende resultaten
nooit
ze heen gebracht heeft,
langs
dezen
weg verkregen
worden. Heel
anders echter
iets
is het,
wanneer eene phytophage soort in een land, waar zij tot nog
door den handel wordt ingevoerd
onbekend was, zonder dat
toe
zij
vergezeld
stoet van vijanden, die hare uitbreiding
den weg stonden. Bepaaldelijk invoer
herhaaldelijk
verwonderen, dat men
juist in
gedachte gekomen
is,
delijke insecten te
zoeken
in
Amerika
gehad,
plaats
en
eerste
acclimatisatie
is
heeft een dergelijke
het
is
daarom
dat werelddeel het eerst
ingang
met
te
tot stand.
Het
Apanides (Microgaster) glomeratus
van de rups van het groote koolwitje. Deze rups
resultaat
om
noodig
deze
was een
bestrijdingsmethode
doen vinden. Dit belangrijke resultaat werd bereikt van de familie der lievenheers-
vertegenwoordiger
een
op de
bracht Riley in 1883
van een nuttig insect
slechts een vijand van ondergeschikt belang, en er
belangrijker
niet te
het land van herkomst.
in
betrof eene kleine sluipwesp, L, een parasiet
van de geheele
naar parasieten van geïmporteerde scha-
Na herhaalde vergeefsche pogingen de
is
haar vaderland in
in
beestjes, Noviiis cardinalis, in
Amerika naar de kleuren van het
volwassen kevertje ook „the black and red ladybird" genoemd. Het genoemde kevertje heeft zijn roem verworven in den strijd tegen Icerya Piirchasi Mask, eene schildluis lende boomgewassen, meer
')
Dit
is
perniciosus.
ccnc
andere soort
in
't
'),
die
op verschil-
bijzonder van de familie der
dan de
San-José schildluis, Aspidiotus
67 Aurantiaceeën planten bracht,
leeft.
omstreeks
waar
zij
Deze
scliildluis
1868
uit Australië
werd met eene bezending naar Californië overge-
weldra vreeselijke verwoestingen aanrichtte en
cultuur van sinaasappels en citroenen met den ondergang
de
bedreigde. Alle proefnemingen met insecticiden ten
de
plaag
zich
over
steeds
spijt,
grootere oppervlakten
breidde
uit,
totdat
RiLEY, destijds directeur van de entomologische afdeeling van
departement
het
aandringen
bij
landbouw
van
Washington, na herhaald
te
de regeering gedaan kreeg, dat
1888 de ento-
in
moloog KOEBELE naar Australië gezonden werd met de opdracht naar parasieten van Icerya tot
de
vliegenfamilie
zoeken.
der Osciniden behoorende parasiet van
vonden en
Zuid-Australië ge-
deze Oscinide parasieteerende sluip-
in
mee getransporteerd werd. Maar Leptophomis
niet
zich in Californië niet ingeburgerd zijn
in
naar Californië overgebracht, waarbij tevens zorg
gedragen werd, dat eene
Bij
Er was toen reeds een
Leptophomis Iceryae Williston,
Icerya,
wesp
te
heeft
').
terugkomst bracht Koebele eene heele collectie van
vijanden der Australische schildluis mede, o.a. een honderdtal
levende exemplaren van Novius cardinalis. Deze vermenigvul-
men
digden zich zoo goed, dat tot
Juni
kon distribueeren. Anderhalf had dat
het er
in
het volgend jaar van Januari
10.000 exemplaren onder de Californische kweekers
/.
purchasi
geen
schade
hebben verklaard, dat
tot
was ingevoerd,
een zoo beperkt aantal gereduceerd,
meer dit
jaar nadat het insect
door werd geleden.
succes
in
Ooggetuigen
de oogen der Californische
kweekers aan het wonderbaarlijke grensde. Uitgestrekte boomgaarden,
die
waren met de
')
meer
opbrachten,
en
witte schildluizen, zoodat
men
niets
ZiMMERMANN. „Die Bekampfuiig der
die
geheel bedekt
ze verloren waande,
tierischen Schadlinge der Kul-
turpflanzen durch ihre natürlichen Feinde". Centralblatt für Bakteriologie,
Parasitenkunde und Infektionskrankheiten, 1899,
blz. 807.
68 werden gaven
korten
in
weldra
gezuiverd, begonnen weer
tijd
een
overvloedigen
cardinalis, zoover
men
schildluisgeslacht
Icerya
de
na
bestond
voedt,
beëindigd
weinige
enkele
zich
Novius
weet, alleen met enkele soorten van het
schildluisplaag
zoodat
Daar
oogst.
groeien en
te
het
gevaar, dat
hebben,
te
hij,
zou uitsterven,
exemplaren van Icerya, die den dans
ontsprongen waren, zich opnieuw
Om
vermenigvuldigen.
plaren voor opzending directie
van Alex.
tot eene plaag zouden kunnen voorkomen en om steeds exem-
dit te in
voorraad
Craw werkende
te
hebben, heeft de onder
„Californian State Board of
Horticulture" kappen van glas en metaalgaas laten maken, van
achthoekige vorm, 4 a 5 M. breed en 5 a 6 M. hoog, waardoor enkele
oranje-
purchasi
ƒ.
en
citroenboomen, die voor het kweeken van
en
N.
dienen, geheel kunnen
cardinalis
worden
afgesloten van de omgeving. In
het jaar 1894 had eene
chasi, en
hoe
wel
in
veel .gevaar
nieuwe invasie plaats van/.
De geschiedenis van dezen
Florida.
pi//-
inval leert
methode van import van nuttige dieren
de
wanneer men haar aan onbekwame handen overlaat. Een kweeker in Florida, die gehoord had van het succes van
oplevert,
and red
„the
black
zich
slechts
ladybird"
voedt met
slacht Icerya,
liet
tot
natuurlijk
voedsel
kweekerij torretjes
vuldigde
en
deze
Aspidiotiis en andere
is,
zeer
geheele
De
kevertjes wer-
zending
Men weet
vrijheid gelaten.
gebeurd zich
om
bestrijden.
te
gestuurd met exemplaren van Icerya, dis
dienden,
in
soorten van het schildluisge-
N. cardinalis komen
schildluizen in zijne kweekerij
den
en niet wist, dat het kevertje
enkele
niet
werd
wat
er
hen in
de
met de
maar de Australische schildluis vermenigsnel
en
toen
eene ware landplaag
dreigde
nieuwde invoer van N.
cardinalis,
uit
te
zij
zich
ook
in
Florida tot
breiden, moest door her-
nu uitgevoerd door den staats-
entomoloog van Florida, het evenwicht weer hersteld worden. Terloops zij hier nog een ander voorbeeld genoemd, waaruit
69 blijkt,
dat halve kennis van zaken eene slechte leidsvrouw
om op ,Amerikaansche"
proeven
bij
Koningsberger behandelt
in
wijze insecten
te
is
bestrijden.
het tweede deel van „de dierlijke
vijanden der koffiecultuur op Java" een lievenheersbeestje, eene Epilüchna-soort, dat zich, evenals zijne larven, voedt met plantenkost, en wel
met de bladeren van
tot
allerlei
de familie der
Solanaceae behoorende planten. „Een planter, die schildluis in zijn tuinen, ontdekte
waarop
het diertje
op deze plant thuis behoorde, en bekend met de nut-
kunstmatig tusschen ging der
zijn
koffieheesters aan.
£pz7flc/?n<7's liet niets te
zooals voor de hand
ligt,
ingevoerd,
hij
die plant
De vermenigvuldi-
wenschen over;
zij
werd
echter,
overtroffen door die der schildluizen."
Niet alleen in Californië en Florida ure
plant,
Bemerkende, dat
eigenschappen der lievenheersbeestjes, kweekte
tige
had van
op zekeren dag eene
deze Epilachna-soort bevond.
zich
last
maar ook
in
Sandwicheilanden, Portugal en
is
I.
purchasi
{qt
kwader
Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika, de Italië,
en
in
al
deze landen
is
men genoodzaakt geweest tot de meergenoemde Coccinellide zijn te nemen om de plaag te bedwingen, terwijl zij in Egypte
toevlucht is
gebruikt ter bestrijding van de verwante Icerya aegyptica, die
een twintig jaar geleden
in
Egypte
als ernstige vijand
cultuur van citroenen, sinaasappelen en vijgen
Over
de
acclimatisatiemethode, die
bij
van de
was opgetreden.
N. cardinalis wordt
toegepast, ontleen ik eenige bijzonderheden aan de ervaringen in
tot
Portugal opgedaan.
HowARD, den
De
Silva en Le
Cocq wendden
directeur van het bureau voor
zich
entomologie
van het departement van landbouw der Vereenigde Staten en deze
liet
larven
zich een zestigtal volwassen kevertjes en een
van
verschillenden
Horticulture"
van
loop van October
overgepakt
in
schildluizen.
leeftijd
door den „State Board of
Californië toezenden. te
kistjes,
aantal
Zoodra deze
in
den
Washington waren gearriveerd, werden
zij
gevuld met mos en een ruimen voorraad
De meeste exemplaren van N.
cardinalis
bezwe-
70
onderweg;
ken
5
slechts
op
stuks,
reis tot kevers verpopt,
kwamen
levend op de plaats van bestemming.
gelukkig
in het
generatie.
kweeken en had
in
Men was
December eene
Eene nieuwe colonie, die
de tweede
in
talrijke
helft
om
over
duur van deze
reis
waren
exemplaar
mannelijk
volgend
het
jaar
van Novem-
werd, had 44
ber van San Francisco naar Lissabon gestuurd
dagen noodig
zeer
nieuwe
komen. Tengevolge van den langen
te
alle kevertjes,
op 5 vrouwelijke en één
bezweken.
Van deze zes had men
na,
Juni vele duizenden nakomelingen.
in
Dit
opkweeken geschiedde door de lievenheersbeestjes over brengen
in
een bekerglas,
De
met gaas.
sloten
ter
te
grootte van een bierglas, en ge-
werden hen toegediend op
schildluizen
achthoekige cartonnen schoteltjes, die horizontaal
in
deze glazen
konden worden neergelegd. Wanneer men deze schoteltjes maakt door van vierkante stukken carton de vier hoeken naar beneden
om
vouwen, dan kan het zoo worden
te
ingericht, dat
van 2 a 3 cM. boven elkaar kunnen worden
afstanden
met
zij
aan-
Wanneer de schildluizen van het eerste schoteltje bijna op zijn, plaatst men er een nieuw carton met schildluiDe zen op, en zoo gaat men door tot het bekerglas vol is. gebracht.
opeenvolgende generaties van het kevertje verspreiden zich nu over de etages en wanneer
men na eenigen
exemplaren van
schoteltjes geen
toch zeer goed mogelijk, dat er nog dit nuttig insect
zijn
spreidt
men
tal
vol
is,
wacht men
op de onderste
meer
ziet, is
tot er vier tot
zijn
verborgen.
acht dagen ver-
na het opdisschen van den laatsten maaltijd.
men
de
het
van eieren en larven van
onder de oude schilden der luizen
Wanneer de beker loopen
tijd
cardinalis
TV.
Dan
ver-
etages over een aantal andere bekers, terwijl
de laagste etage
()p
hare plaats
laat. In elk
van deze glazen
men vervolgens de cultuur op denzelfden voet voort. Wanneer men er een voldoenden voorraad van heeft, brengt men eenige
zet
naar
glazen
deze
in
buiten,
neemt
geopende houten
er of
de
schoteltjes
uit
en
plaatst
cartonnen doozen, welke aan de
71
takken
worden gehangen van de wenscht aan gewond,
vuldiging meer
in
hi
Op
brengen.
te
kweekende, behoeft men de insecten ze dus niet
op welke men een
planten,
Coccinellidenkolonie
niet
aan
te
deze wijze
raken en worden
Lissabon wordt bovendien de vermenig-
groot, in gazen kooien, voortgezet. Bij het
't
kweeken van lievenheersbeestjes moet men overigens ruime
eene
hoeveelheid
laatste
samen
te
voor
gewoonten dezer dieren. Wanneer men kevers
kannibaalsche en larven
altijd
voedsel zorgen, met het oog op de
dan zullen
opsluit,
niet zelden
de eerste de
De aanwezigheid van wat doode bladeren
verorberen.
en mos, waarin zich de larven voor hunne vervellingen en voor
de verpopping kunnen verbergen en waarin de eieren kunnen
worden gelegd,
Hoe
is
bij
het
kweeken zeer gewenscht.
men mag
schitterend de verkregen resultaten ook zijn,
niet uit het
oog
de schildluis schildluis,
in
waar
verliezen, dat Novius cardinalis nooit
volkomen
kwestie heeft kunnen uitroeien;
brengt de
zij
klein aantal terug,
hij
zich sterk vermenigvuldigd heeft tot een
maar verhindert
niet,
dat
zij
zich over steeds
grootere gebieden verspreidt.
Intusschen hebben vele onderzoekers, onder wie Alex.
de eerste plaats genoemd moet
in
met de vraag
of
Craw
worden, zich beziggehouden
ook andere insectenplagen door het invoeren
van parasieten konden worden bestreden.
Men
ging daarbij
uit
van de gedachte, dat wel voor elk schadelijk insect een land zou
zijn te
wordt
in
vinden, waar deze soort zoodanig door hare vijanden
bedwang gehouden,
onder de cultuurvijanden twijfeld het vaderland
vaderland moest
')
is
zij
er
ternauwernood meer
van die schadelijke soort
men ook de
zijn
en
parasieten importeeren
Deze gedachtengang van Alex.
een artikel van den Heer
dat
rekenen. Dit land zou dan onge-
te
Craw
vindt
Harteveld over de
Ned. Landbouwweekblad van 23 Jan
1908.
men
o.a.
uit
haar
').
weergegeven
in
nonvlinder'oestrijding in het
72
Zoo
heeft
Compere
opdracht van de regeering van West-
in
Australië het vaderland gezocht van dewViQg, Ceratitis capitata, die
en de landen aan de Middellandsche zee
Zuid-Afrika
in
aan
berokkent
de
zooveel
schade
oranjes,
en die zich sinds eenigen
vermenigvuldigd en
zelfs
omstreken van Parijs
Compere
heeft
ook
in
Australië heeft
de laatste jaren verschenen
in
is in
de
beschadiger van perziken en abrikozen.
als
gezocht
eerst
speciaal aan de
ooftteelt, tijd
de landen aan de Middel-
in
landsche zee; toen, met het oog op de mogelijkheid, dat Spanje insect
dit
koloniën had gekregen,
uit zijn
en verder achtereenvolgens
deze landen Ceratitis
den Australischen Archipel, China,
in
enquête
in
om
vinden.
te
de insectenverzamelingen
weten
te
komen
te
Italië,
bezocht.
teruggekeerd, scheepte Ceratitis,
tijd
zijn
Voor-lndië
Australië,
boomgaarden
zette
Hij
en
uit
ook
welk land de vlieg
herinnerden, dat deze plaag
onderzoek voort Ceylon, waar
Wederom zonder hij
hij
vernam, dat de meeste kwee-
Hij
kers zich nog zeer goed den
voorkwam.
Amerika zocht
In
stelde vervolgens in Spanje eene
af,
daarheen was overgekomen.
niet
Philippijnen
en de Vereenigde Staten van Amerika, zonder evenwel
Japan in
de
in
in
hij
succes
zich in naar Brazilië.
Frankrijk,
markten en in
Australië
Daar vond
weinig schade veroorzakende, tengevolge van
in
hij
haar
parasieteerende sluipwespen en op haar jacht makende kortschildkevers.
Compere
is
met deze natuurlijke vijanden van de vlieg
naar Australië teruggekeerd, maar de resultaten, die heeft,
zijn
gevonden
nog
niet
nuttige
bekend.
insecten
acclimatiseeren dan Novius
Het
langer
schijnt, tijd
dat de door
tal
hem
om
te
cardinalis.
Üe Sandwich-eilanden, waar van
gekregen
noodig hebben
tropische en subtropische cul-
turen op zeer hoogen trap van ontwikkeling staan,
Eldorado
hij
is
tevens het
van blad- en schildluizen, die er met ver-
schillende plantensoorten zijn ingevoerd door de Amerikaansche kolonisten.
Nadat
de
planters het
succes van N. Cardinalis
73
hadden gezien, werd de entomoloog Koebele, die op sporen
zijn
dit
gebied
verdiend, belast met het zoeken naar
had
reeds
middelen tegen de luizen van den koffieboom en van het suiker-
Van de
riet.
tot
voor
vijf
door Koebele
dit doel
in
Californië ver-
soorten van lievenheersbeestjes hebben er zich twee
zamelde
nut van de cultures geacclimatiseerd.
Verder heeft
hij
uit
Australië naar de Sandwich-eilanden overgebracht Cryptolaemus
Montroüzieri Muls., die uitstekende diensten bewijst tegen de gevaarlijkste koffiedopluis-soort, Pulvinaria psidii, en de
voorkomende
Oost
onze
ook
in
repanda Thunb., die de
Coccinella
bladluizen van oranjes, Hibiscus en suikerriet verdelgt.
Nog andere Koebele op
plagen van het suikerriet op deze eilanden heeft
dergelijke wijze onderdrukt; en dat
debetrokken
planters zijn werk waardeerden, blijkt uit den flinken finantiëelen steun, die
hem schonken, en waardoor
zij
o.a.
ook de uitgave
van eene zeer goede monographie over de rietvijanden en hunne
worden
parasieten kon
Het zou
van
alle
verricht.
zijn
door
die
pogingen
zijn
mislukt. Echter zal
het
in
te
is
om
moeilijkheid
Reeds werd
er
in
aan de hand van
ook de bekwame entomoloog met veel
kampen hebben, dan men, hoorende van
te
gelooven.
Nog
afgezien van de groote te
importeeren bond-
moet men vooral rekening houden met de
vaii
klimatische
dit
nuttig insect en
factoren.
Wat
het
met
zijne afhankelijkheid
eerste punt betreft,
men
zich
haar
vaderland werkelijk een zoo geduchte vijand
insect,
geven
op gewezen, dat sommige van
mij
de parasieten van den
weren,
voedselkeuze
van
lijst te
Californië en de Sandwich-eilanden verkregen succes,
geneigd
genoot
te
eene lange
van onvoldoende kennis van zaken
tengevolge
meer moeilijkheden
om
import van lievenheersbeestjes, die
tot
voorbeelden
allicht
hand genomen.
veel ruimte eischen
te
pogingen
de laatste jaren enkele
ter
dat
er
van
overtuigd
men wenscht
te
moet
hebben, dat de nuttige soort is
in
van het
bestrijden, dat dit laatste daar nooit
74
beestjes, die in
ook
hun vaderland
(zie
boven
blz. 33)
zijn,
zooals
zouden misschien
worden tegen schadeHjke
kunnen
gebruikt
soorten van lievenheers-
hunne voedselkeuze weinig beperkt
Exocliomus nigromaciilatus
in
Sommige
groote getalsterkte komt.
tot
insecten, die
voorkomen.
niet
Watdeklimatische invloeden betreft, zoo kent men verscheidene voorbeelden,
dat
deze
pogingen
de
tot
import
van nuttige
dieren verijdeld hebben. Het lievenheersbeestje,C/z/7oron/ss//77//7s,
gevonden bewijst
de
als vijand
invloeden
klimatische
dit insect
tengevolge van
is
de Noordelijke Staten niet geslaagd.
in
besproeiing met eene, zwavel en kalk bevattende vloei-
is
(salt-lime-sulfur-wash)
stof
van de San-Joséschildluis,
van N. -Amerika, uitstekende
Staten
Zuidelijke
maar de kolonisatie van
diensten,
Daar
Noord-China
in
in
middel,
het
waarmede men
de
schildluis in de perken houdt.
Klimatische invloeden
zijn
mede de oorzaak,
dat twee andere
vijanden van de San-Joséschildluis, de Coccinellide Chiloconis
ook
in
de Noordelijke Staten voorkomen, daar van veel minder
belang de en
sluipwesp Aphelinus fuscipennis, die beide
de
en
biviilneriis
zijn,
dan
voortplanting
komen van
in
het
Zuiden.
In
dit
daarentegen begint zich eerst hare
ben,
en
twee
of
dien slechts
drie
De in
schildluis
Mei, wan-
In het
een
Noorden komt de Coccinellide
slechts
generaties voor en de voortplanting van de stil
van December
tot April,
terwijl
betrekkelijk weinig exemplaren don winter
komen. Eerst tegen den
zij
te
voortplant.
vermenigvuldigen
(Mider de rustende schildluizen groote verwoestingen
sluipwesp staat er
anden
begint
Februari
vijanden reeds eene groote talrijkheid erlangd heb-
hebben aangericht. in
in
insect zes generaties per jaar voor, terwijl
de sluipwesp er zich het geheele jaar
neer
Zuid-Californië
van deze Chilocorus-soor\ reeds
eenigzins
herfst
hebben
belangrijke
bovendoor-
hier de natuurlijke vij-
getalsterkte
aangenomen en
kunnen dus der schildluis weinig afbreuk doen.
•75
Green en KonIngsberqer hebben genoemde
lievenheersbeestje,
bestrijding
van
de groene koffieluis
Ceylon, de tweede in Java. Van
in
kevertje had
getracht het reeds meer-
Exochomus
Green aangetoond,
te
dit
en
larven
zonder zich voort klimaat
hierbij
Green
bericht,
te
planten.
eene dat
een
ervaren, dat de over-
ne
de ander stierven
Niet onwaarschijnlijk heeft
Naderhand kreeg
gespeeld.
rol
Kaapiand afkomstig
dat het zich gretig met deze
de
torretjes
ter
importeeren, de eerste uit
Maar Koningsberqer moest
luis voedt.
gebrachte
nigromaculatus
Exochomus ook op Ceylon
gunstiger uitkomsten heeft gegeven, dan na de,
het
hij
van
later veel
on-
in
den eersten
zeer gunstige resultaten, te verwachten was.
tijd
Nog andere redenen kunnen er zijn, die men met den import van nuttige diersoorten gedeeltelijk ter
o. a.
cinelliden
te
niet doen.
in
het jaar
het voordeel, dat
beoogt, geheel of
Koebele,
1891 bracht
verdelging van de olijvendopluis, verschillende Coc-
van Australië naar Caiifornië over.
soort Rhizobiüs ventralis had
hij in
't
tingen, en inderdaad heeft zich deze
Vooral van de
begin zeer goede verwachsoort in twee districten van
Caiifornië, Santa Barbara en Ventura ingeburgerd.
WORTH, de staatsentomoloog van Coccinellide zich
bij
voorkeur,
Caiifornië,
zij
Maar WOOD-
nam waar,
het dan ook
dat deze
niet uitsluitend,
met zieke luizen voedt, en dat op plaatsen, waar het kevertje
aanwezig
wèl
is,
olijvendopluis, dan Bij
men
de niet
minder schade wordt gedaan door de
niet
waar
het zich niet heeft ingeburgerd.
')
der resultaten van importproeven kan
beoordeeling
voorzichtig genoeg
zijn.
Juist de schildluizen ver-
dwijnen dikwijls weer tengevolge van ongunstige weersgesteldheid, ziekten en andere
van ter
')
het
reeds
nog onbekende oorzaken. Na den invoer
vroeger
besproken mierenkevertje
in
Virginië
bestrijding van een voor naaldhout schadelijken schorskever.
ZiMMERMANN,
Ceiitralbl
fiir
Bakt
etc
1.,
c, 809.
76 abnormaal
Dendroctoniis frontalis, viel een
Daar
koude
winter
in.
geïmporteerde exemplaren van Clerus nog maar op
de
waren
zeer enkele plaatsen Virginië
was
afstierf,
uitgezet, en Dendroctoniis in geheel
het in dit geval niet moeilijk
maken, dat de verbetering
der kevertjes, maar wel van de abnormale koude
Het succes, verkregen met parasieten,
minder
groot,
Slechts
in
Zoo
de
is
om
uit te
gevolg was van het import
niet het
is
in
't
').
algemeen veel
dat met van roof levende dieren behaald.
dan
enkele gevallen had
men
er
goede resultaten mee.
sluipwesp Scutellista cyanea, van de Kaapkolonie
naar Californië getransporteerd, een goed verdelger van de dop-
gebleken.
luis der olijven
Op nog
eene andere onderneming van dezen aard wilde
aandacht vestigen, en wel op de pogingen
hier de
Amerika, bepaaldelijk
woon te
schadelijk
om
de
ik in
de staat Massachusetts, zoo buitenge-
in
geworden „gypsy moth" en „browntail moth"
bestrijden door natuurlijke vijanden van deze dieren te im-
porteeren.
Eerstgenoemde vlinder,
of plakker,
is
1890
in
in
bij
Amerika geïmporteerd.
waar de „gypsy moth" het
In
Europa
In
maar na een zoo
goed
zijn
paar jaar
als geheel
de gevolgen der
als stamuil
de omstreken van Medford,
eerst schadelijk werd,
jaar over grooter uitgestrektheden de
gevreten.
ons bekend
1868, laatstgenoemde, de bastaardsatijnvlinder,
in
worden
de rupsen ook^wel eens schadelijk,
zijn
in
zij
de geteisterde streek weer
verdwenen, zoodat de boomen zich van
vreterij
kunnen
herstellen.
Tegenwoordig wordt
de Vereenigde Staten van regeeringswege jaarlijks
in
dollar
beschikbaar
gesteld
Er
')
zijn
150.000
voor de bestrijding van beide in-
secten, die in de laatste jaren in
voorrang
elk
bosschen en parken kaal-
hunne verwoestingen om den
strijden.
wc!
daar
ZiMMERMANN,
1.
C, 806.
eenige
parasieten
van
deze
insecten
77
maar
bekend,
het zijn er slechts een elftal, vijf sluipwespen en
zes parasietvliegen, Amerikaansche soorten, die zich langzamer-
hand aan echter
nieuwe rupsen hebben aangepast,
de
worden
zijn er
men
verre overtreffen. Tot 1900 heeft
sproeien er onder
te
krijgen. In
anderd, en heeft,
om
de reeds
hun
getracht de rupsendoor
1900
men van
is
tactiek ver-
Amerika bekende parasieten
in
vermenigvuldiging
dus ongetwijfeld,
Amerikaansche soorten
die in vraatzucht en vruchtbaarheid de
in
Europa
bedreigd door 27 soorten van sluipwespen en
zij
25 soorten van parasietvliegen. Hierbij
niet
in
belemmeren, het sproeien
te
gestaakt. Al zeer spoedig daarop bleek zich nu de rupsenplaag
nog
sterker
veel
sproeien,
intensief
aangetast.
HowARD zich de
uit
Toen
zoodat
medewerking in
Europa.
de
zelfs
naburige
staten
werden
de jaren 1905, 1905 en 1907 de entomoloog
is in
naar Europa gegaan
instituten
dan tijdens de periode van
breiden
te
om
parasieten op
te
sporen en
verzekeren van de phytopathologische
te
honderdduizenden
Bij
zijn
de rupsen en
poppen van den stamuil en de nesten van de bastaardsatijnvlinder naar Boston gestuurd, waar te midden der geteisterde bosschen een speciaal laboratorium te
de
maken.
Men
secundaire
laat
is
gevestigd
deze niet direct
om studie van vrij,
men
parasieten ontsnappen,
lang in kleinere en vervolgens
in
de parasieten
want dan zouden ook bestudeert ze zoo
grootere kooien, dat
men
zich
ten slotte over de beteekenis van elke soort als rupsenverdelger
men
een oordeel heeft kunnen vormen, en dat de primaire parasieten
Men
heeft
nog geen
in
zeker
is
alleen
in
goede
vrijheid te stellen.
resultaten,
maar de leiding
is
handen en moeite noch kosten worden gespaard, zoodat zeker op den duur bereikt
Zoodra
de
worden, wat
zal
uitkomsten
bekend
onderneming nader terug
Wanneer
wij
te
in
zullen
komen
in
dezen zijn,
ons
te
hoop
bereiken ik
is.
op deze
tijdschrift.
naar voorbeelden zoeken, waaruit het nut van
78
entomologisch onderzoek voor den landbouw moet blijken, dan
zou het ons moeilijk vallen
meer spreekt,
er een te vinden, dat
dan de bestrijding van Icerya piirchasi
Californië door den
in
invoer van Noviiis cardinalis of van Piilvinaria psidii op de Sand-
wich-eilanden door Cryptoloemus Montrouzieri.
Maar wanneer
wij
de belanghebbende praktici willen over-
tuigen van het nut der wetenschap voor hun bedrijf, dan schuilt
een
er
groot gevaar in alleen uitzonderingsgevallen als deze,
hun
door
die
werken,
sprake
ter
pogingen,
die
Want wie
om
brengen.
meer verblindend
of
Daarom heb
ik
ook enkele
met goeden uitslag bekroond werden, be-
niet
sproken. Niet
te
min
succes
schitterend
daarvan den uitvoerders een verwijt
zich wel eens
te
maken.
met experimenteel onderzoek
het
in
laboratorium of op het veld heeft beziggehouden, weet hoeveel
soms moeten worden gedragen, voor men
teleurstellingen
wetenschap
er
Ook
in
slaagt aan de
uit
mislukte pogingen valt evenwel, zooals wij de gelegenheid
hadden op
te
zijn
steentje
merken, dikwijls veel
te
te
bij
dragen.
leeren.
Wij hebben gezien, dat de voorstelling, die over de bestrijding van schadelijke insecten door hunne natuurlijke vijanden onlangs naar aanleiding van een gesprek met in
het Nederlandsch
werd
kweeker
nog
AlexanderCraw
Landbouwweekblad door een Hollandsch
gegeven,
zeer
overdreven
Volgens
is.
die
voorstelling zou geen enkel insect in zijn vaderland schadelijk
genoeg altijd
zijn
om
gezorgd
een landplaag
is
te
worden, omdat door de natuur
voor een vijand, die het
Wanneer
zich
een
insect
meerdert,
dan
zou
men
tot
in
de perken houdt.
buitengewone getalsterkte ver-
slechts
in
zijn
vaderland naar den
natuurlijken vijand hebben te zoeken en dezen
om
aan de plaag een einde
Dat insecten
in
te
te
importeeren
maken.
hun vaderland wel degelijk soms ware land-
plagen kunnen worden, weet ieder, die de verwoestingen van meikevers, emelten of nonvlinderrupsen van nabij kent.
Ook
de
79
Amerikanen kunnen van plagen, veroorzaakt door inheemsche insecten, meespreken.
Ten bewijze daarvan behoef ik
slechts aan
de schade door den Coloradokever aan de aardappelverbouwers toegebracht,
te
herinneren.
geen sprake en
hier natuurlijk
is
Amerikanen aan
zich
Van import van is
zeer verstandig, dat de
tot
een inheemsche vijand
't
hebben gewacht
niet
natuurlijke vijanden
schadelijk torretje heeft aangepast,
dit
maar dat
zij
de plaag door Schweinfurter groen hebben onderdrukt. in
zooverre on-
dat de betrekkelijke onschadelijkheid van vele
phytophage
Verder juist,
insecten
de boven weergegeven voorstelling
is
hun
in
vaderland
niet
werking hunner natuurlijke vijanden. haren invoer van de Nieuwe
woon
schadelijk
gevolg
Dat de
druifluis,
Europeesche
de
de
onvatbaarheid
den wijnstok vatbaarheid
vol
in
dit
die na
wijnstokken,
haar eigen vaderland niet van zich doet spreken,
van
van de
is
de Oude wereld zoo buitenge-
in
werd voor
het
altijd
is
in
het gevolg
van de Amerikaansche variëteiten van
Na
haren aanval.
gaan, waarin die on-
te
en andere gevallen bestaat, zou ons hier
te
ver doen afdwalen tot morphologische en physiologische eigen-
schappen der voedsterplant, eigenschappen, die zeker eene
waard Wanneer een geïmporteerd
zonderlijke bespreking
meerdert,
is
bekendheid
af-
zijn.
insect
zich tot eene plaag ver-
dat een evenement, dat zich spoedig in algemeene
verheugt.
Maar lang
elke
niet
invasie van een
schadelijk insect wordt door eene blijvende vestiging gevolgd.
Als
dat
zoo was, zouden wij
in
Europa
niet
verschoond
zijn
gebleven van de verwoestingen van den Coloradokever en de San-Joséschildluis.
eens
in
Belde
schadelijke
Europa Ingevoerd;
niet aarden.
zij
soorten
kunnen echter
zijn
in
meer dan
ons klimaat
Maar wanneer import van eene phytophage
wel door blijvende vestiging wordt gevolgd, en wanneer de
afwezigheid van
zij
soort
door
hare natuurlijke vijanden de gelegenheid
heeft groote schade aan te brengen, zelfs
dan
is
nog lang
niet
80 altijd
de invoer van een natuurlijken vijand
het eenige redmiddel.
Amerika
luis in
toom
te
.salt-lime-sulfur-wash"
is
haar vaderland
uit
geschiedenis van de San-Joséschild-
Om
opzicht zeer leerzaam.
dit
in
is
houden
De
haar
in
vele staten on-
in
misbaar. En wat hare natuurlijke vijanden betreft, de
in
Amerika
inheemsche vijanden, die zich aan het nieuwe voedsel hebben aangepast, winnen het
in
werkzaamheid
den
van
opzettelijk
China ingevoerden verdelger.
uit
nog ander opzicht
In
nalis
tijd
Cryptolaemus
en
den
In
zijn
regel
toch
de resultaten met
Montroiizieri
Novius
cardi-
exceptioneel.
verkregen,
een ingevoerd nuttig insect veel meer
zal
noodig hebben voor
dan het
zijne naturalisatie,
noemde twee soorten het geval was. De prakticus late zich door het enthousiasme,
de ge-
bij
dat voor im-
portproeven door buitengewoon gunstige resultaten gewekt niet overhalen tot
voegde autoriteiten met
reeds
een
is,
navolging zonder daarvoor de hulp der bein
enkel
Want door deze zullen de roepen. woord genoemde gevaren, die aan de
te
bestrijdings-methode verbonden
„Amerikaansche"
beter
zijn,
vermeden kunnen worden, dan door den landbouwer
kwee-
of
ker zelven.
Wanneer
ons
wij
afvragen
in
hoeverre de bestrijding van
insecten door van hunne eigene klassegenooten gebruik
aan de verwachtingen, die men daarvan schijnt te koesteren, zal
in
kunnen voldoen, moet
verloren worden, dat de vijanden, die jaar
te
maken
ons land wel eens niet uit het
uit jaar in hier
oog
hunne
schadelijke werking uitoefenen, voor ons van veel meer belang zijn,
dan die welke van verre dreigen. Wat
noodig
is:
de
natuurlijke
zooveel mogelijk eenige het
kennis
meer
te
van
vijanden
der
in
ons land vooral
schadelijke insecten
sparen. Van hoeveel belang
onze vrienden en vijanden
in
zakelijk gedeelte van deze bespreking
hebben aangetoond.
dit
opzicht
meen
ik
in
voldoende
te
is,
81
Nooit
—
alleen enkele
zeer
speciale
gevallen,
zooals
van eene vergevorderde nonvlinderplaag uitgezonderd
men
in
te
te
dat
moet
groot vertrouwen op zijne bondgenooten in de
sectenwereld, de handen blijk
—
geven de
rol,
die deze insecten in de natuur spelen niet
begrijpen. Zij zijn er niet
mensch over
te
in-
den schoot leggen. Dan zou men
in
nemen
;
zij
om
het bestrijdingswerk
van den
roeien de insecten, die zich in de
kunstmatige eenvormigheid der cultuurflora vermenigvuldigen, niet uit,
waar en wanneer het den mensch behaagt.
slechts één der middelen
Zij
vormen
waarvan de natuur zich bedient
haren rijkdom van vormen
te
handhaven. H.
M. QUANJER.
om
;
82
VERSLAG van de Algemeene Vergadering der Ned. Phytopalhologische Vereeniging, op
Maart 1909,
13
het Laboratorium van Prof. Verschaffelt,
in
te
De
Voorzitter,
Amsterdam.
Ritzema
Prof.
opent
Bos,
de
vergadering,
waarna de notulen worden gelezen en goedgekeurd. Ingekomen
een schrijven van de Algemeene Vereeni-
1".
is:
ging voor Bloemboilencultuur
van
de
vorige
om
verzoek
donatrice
;
dit
te
antwoord op een,
Vergadering,
Alg.
terug
in
tot
komen op haar
antwoord
in
opdracht
die Vereeniging gericht
besluit van
bedanken
als
en wordt voor kennis-
luidt afwijzend,
geving aangenomen; 2°.
een
verzoek
overlegging
van
van een
de
Directie
van
den Landbouw
afschrift der rekening en
om
verantwoording
onzer Vereeniging over 1907 en van de begrooting van 1908; zulks naar aanleiding van een, Alg.
Vergadering,
subsidie.
3".
bericht van
in
opdracht van de vorige
H. M. de Koningin gericht verzoek
tot
De bedoelde
de subsidie-aanvraag
mede
is
afschriften zijn toegezonden,
om
maar op
nog geen antwoord ontvangen;
bedanken van 2 donateurs en van toetreding
van 4 nieuwe (Het
aantal
donateurs bedraagt nu 51
bijdrage van ƒ322.50, dat der leden 253.)
met een jaarlijksche
—
:
83 bericht van den Heer G. Staes te Gent, dat
4".
drage
in
hij
zijn bij-
de kosten van het Tijdschrift over Plantenziekten voor
1909 wil verdubbelen en dus brengen op ƒ50.
—
.
Dit aanbod
wordt dankbaar aanvaard en besloten, hem den dank der vergadering over
te
brengen.
De rekening en verantwoording van den Penningmeester worden nagezien en onder dankbetuiging goedgekeurd.
De
Voorzitter
mede, dat door hem, namens de Ver-
deelt
eeniging, 3 voordrachten zijn gehouden in verschillende plaat-
sen
Heer Quanjer 4;
den
door
en
hierdoor
met /25.
—
ofschoon de begrooting
werd overschreden,
is
dit
mogelijk ge-
weest, doordien de kosten van het Tijdschrift eenigszins
zijn
meegevallen.
Voor het
jaar
1909 wordt de volgende begrooting vastgesteld
Ontvangsten. ƒ320.—
Bijdragen donateurs
....
.
.
-
250.—
Rente
.
.
-
10.-
Bijdrage van den Heer Staes
.
.
-
50.-
.
-
245.—
„
leden
Verkoop van het
Tijdschrift
.
ƒ875.-
Uitgaven. ƒ700.—
Kosten van het Tijdschrift Uitgaven van Secretaris en Penningmeester
-
Drukwerk
-
20.
Voordrachten
-
150.
50.
ƒ920.-
Het
maar
kassaldo dit
zal
hierdoor
weer met ƒ45.
wordt voor alsnog geen
te
—
verminderen,
groot bezwaar geacht.
84
De dat
Voorzitter deelt, als redacteur van het Tijdschrift, mede,
de verschijning en verzending hiervan thans meer geregeld
geschiedt en dan ook tot
klachten.
aflevering
in
't
geheel geen aanleiding heeft gegeven
De druk was, door een
begaan,
wel
wat
te
dicht,
vergissing
maar
dit
bij
de eerste
zal
bij
den
nieuwen jaargang weer veranderd worden. Behalve verslag
het
Tijdschrift,
ontvingen
de leden ook het jaar-
van het Rijksinstituut voor Phytopathologie kosteloos.
De Heer
Löhnis, aan de beurt van aftreding als bestuurslid,
wordt herkozen.
Na rondvraag dankbetuiging
sluit
aan
de Voorzitter hierop de vergadering onder
Prof. Verschaffelt
voor de verleende gast-
vrijheid.
De Dr. H.
Secretaris:
W. HEINSIUS.
Nederlandsche phytopathologische Vereeniging en Kruidkundig Genootschap
DODONAEA
te Gent.
Tijdschrift over Plantenziekten ONDER REDACTIE VAN
Prof. Vijftiende Jaargang.
Dr.
-
J.
RITZEMA
3e, 4e en 5e Aflevering.
BOS. December
1909.
DE ANTHRACNOSE VAN DEN WIJNSTOK IN NEDERLAND. De anthracnose van den langen en niet liet
het
't
oude ')
19e
de druifluis
tijden
^)
-)
')
(Peronospora
viticola),
=
Uncinula
(Oïdium Tuckeri
(Phylloxera vastatrix)
of de laatste helft
— eerst sedert
van de vorige eeuw
werd ontdekt. Het
eerst
Europa,
in
meeldauw
wit of de ware
midden
eene ziekte, die sedert
is
— zooals de valsclie meeldauw
spiralis) en
voor
wijnstok
de wijnverbouwende streken van Europa voorkomt,
tijd in
in
Europa
schijnt eene ziekte te zijn, die
waar wijnbergen voorkomen, sedert over-
overal
aanwezig
is.
Men beweert
zelfs dat reeds
Teophrastes
De valsche meeldauw, in Amerika reeds in de eerste helft van de eeuw bekend, werd in 1878 voor het eerst in Europa waargenomen
(door Planchon,
in
Zuid-Frankrijk).
Het wit of het Oïdium kent men eerst sedert 1845, toen Tucker deze ziekte dicht bij den Theemsmond waarnam. ^) Phylloxera werd het eerst in Europa geconstateerd in 1868 (door Planchon en eenige anderen in Zuid-Frankrijk, waar zij trouwens later ")
bleek reeds sedert
±
1865 te zijn voorgekomen).
86 en
haar kenden
Pliniiis
uit
die
vermelden.
zij
nauwkeuriger
op
zij
in
blijkt
is,
van
-).
Uitvoeriger en
het
slot
vindt
men
Sanssouci
te
^).
wijnverbouwende publiek algemeen
het
bij
wel
is,
deze ziekte toch reeds
anthracnose
de
van
terrassen
erge mate optrad
Dat deze ziekte
bekend
de
wel de anthracnose
Frankrijk voor
in
met zekerheid
valt niet
of het
kwam
echter
Vrij stellig
beschrijvingen
sedert
Potsdam
maken
te
vóór de Fransche revolutie
eerst
maar het
');
hunne beschrijvingen op
het ontzachelijk groot aantal populaire
uit
de onderscheiden streken van Europa
namen, waardoor
zij
in
wordt aangeduid.
In
Frankrijk
noemt men haar Charbon, Car-
Picontat,
Rouille
Peyreyade,
bonnat, d'ortie,
:
noire,
Vigne a
Tacon, Cabuchage, Carie, Maladie noire.
—
feuilles, In
Italië:
Vajolo, Vaiulo, Picchiola,Morbiglione, Bolla, Slachetta, Carbone,
Marino nero, Ferro, Petecchia, Senobecca, Manna ciola, Varola, Zella.
—
Duitschland
In
:
antica,
Quer-
Schwindpocken, Pocken
des Weinstockes, Brenner, Schwarzer Brenner, Schwarzer Fresser,
Pech der Reben, Fleck.
pox
—
Engeland Bird's eye, Rot, Small
In
:
').
De naam „anthracnose", aangetroffen,
is
die
in
de boeken
't
meest wordt
eene meer wetenschappelijke benaming, welke
echter ook in verschillende streken langzamerhand in de praktijk het burgerrecht heeft gekregen.
geven
door
Fabre
en Duval
den naam „Charbon", die
Frankrijk die
óók
gebruikt
is,
te
't
meest algemeen
voeren, wijl deze
veroorzaakt.
is
in
en door eene geheel andere
De brand
der granen nu heet
')
Zie Viala, „Les inalaciies de
^)
Prillieux in „Bulletin de la Soeiélé botanique de France".
')
Meycn
')
naam
wordt voor den „brand" der granen,
eene geheel andere ziekte
zwam wordt
in
het eerst ge-
achtten het niet gewenscht,
Frankrijk wel
in
voor de ziekte gebruikelijk
Deze naam werd zij
;
„Pflanzenpatliologie",
Zie Viala, „Les maladies de
la
bl.
la
vij^iie",
in
3 iènie édition, pag. 205.
204.
vigne", 3
iè'nie
éd. pag. 204, 205.
't
87 Grieksch „Anthrax", en
„nosos"
stelden
(ziekte),
woord
welk
zij
streken voor de bedoelde druivenziekte
vele
in
woord en het Grieksche woord het woord „anthracnose" samen,
uit dit
het burgerrecht heeft verkregen.
naam
dezen
den
De Bary
en Millardet verander-
welk woord minder
„anthracose",
in
juist
schijnt.
Zooals
met
het
de
meeste plantenziekten gaat, treedt ook
meer verwoestend op dan
het eene jaar veel
anthracnose
de
het andere. Zulks hangt vooral af
van atmospherische invloeden.
Vooral de jaren 1839, 1848 en het tijdperk van 1874
— '78 waren
de wijnbouwende streken berucht door het ernstig optreden
in
der anthracnose.
Tegenwoordig kan men wel zeggen, dat deze wijnstokziekte geen enkel land ontbreekt, waar de druif
in
de wijnproduktie, wordt gekweekt.
algemeen
in
Zwitserland
In
Zurich;
bij
in
is
zij
in
bekend
Duitschland
Turkije,
Australië.
in
in
in
is
groot, voor zij
in
't
echter
het Pays de Vaud, in Genève,
de Rijnlanden in
Amerika te
schijnt
;
in Italië in Ligurië,
Portugal, Spanje, Grieken-
Algerië en Tunis;
in
In
meer schade teweeg Het
't
komt
de Zuidelijke (Gironde, Languedoc).
Lombardije en Toscane; verder land,
in
Frankrijk
de Noordelijke streken (Champagne, Bourgogne,
minder voor dan
enz.)
In
maar óók
zelfs
brengen dan
in
de
in
Amerika en
Anthracnose veel
Europa
').
zeer waarschijnlijk, dat verschillende andere
ziekten van den wijnstok herhaaldelijk met de eigenlijke anthrac-
nose
verward
zijn
geworden. Zoo heeft indertijd de Bary het
Noord-Amerika voorkomende „Black
in
de zijn
')
-)
anthracnose ^).
Wat men
beschouwd, wat daarentegen
in
rot" als identiek met
later is 't
Viala, „Les maladies de Ia vigne",
gebleken onjuist
Kaapland en elders
3ième
te
Zuid-
éd. pag. 207.
Prillieux „L'anthracnose de la vigne", „Buil. de la Soc.
14 Nov. 1879.
in
myc. de France",
88 Afrika met den
naam „Zwart
de anthracnose
').
Overigens
wel met
uit
is
wel degelijk
deze ziekte langzamerhand wel ongeveer over
is
waar wijn wordt geteeld, verbreid geworden, en
landen,
alle
roest" bestempelt,
besmette streken geïmporteerde wijnstokken, waarvan
was
het hout door de anthracnose
aangetast.
In de streken, waar de wijnstok niet wordt geteeld voor de
wijnproduktie, maar voor de teelt van tafeldruiven,
bedoelde ziekte niet zoo algemeen. Of
in
zij
schijnt niet zeker te zijn; althans G. Staes
omliggende
de
in
„is
zeldzaam
xijn."
te
(De cursiveering in
worden
ranken
en
niet alleen
-)
zegt er van:
van
is
voor
bij
in
ons land
Aardenburg. Gewoon-
te
de jonge vruchten, maar ook de bladeren,
tv/ijgen aangetast;
doch
dit speciale
in
toonden alleen de jonge vruchtjes de hieronder typische
(zij)
mij).
1908 voor het eerst
waargenomen, en wel op een wijnstok lijk
de hier
wel bekend, doch schijnt hier
landen
De anthracnose nu werd
is
België voorkomt,
ziekteverschijnselen.
De
kv/am
ziekte
een' veertigjarigen wijnstok
;
in
te
geval ver-
vermelden
Aardenburg
te
de buurt daarvan waren
geene geïmporteerde wijnstokken aanwezig, zoodat de oorzaak der besmetting geheel
De
in
't
duister
verschijnselen der ziekte
(fig.
ligt.
1
en
de volgende. Aan de oppervlakte van
fig.
alle
2) zijn in
hoofdzaken
groene plantendeelen
(bladeren, ranken, jonge scheuten, jonge vruchten) ontstaan zwart
donkerbruin gekleurde plekken, die gestadig
of
nemen. Langzamerhand zinkt het midden van
')
„Zwart roest or anthracnose
(„Agric. Journal" in
Constantia",
Hope ^)
—
G.
—
bij J.
February Staes,
Gent; 1896;
bl.
of
Cape
L.
of
omvang
die
toe-
plekken
in.
by Chas. P. Lounsbury, — Anthracnose
—,JiiIy 1906);
Watcrmcijer („Agric. Journal"
—
of
Cape
of
Ge cl
1907).
„De Cryptogamische 87.
of the vine"
üood Hope
in
ziekten der gekweekte gewassen";
89
y
x^
FiG 1. Jonge, nog teere scheut van een wijnstok,
met ingezonken plekken, tengevolge nose.
vaii
de anthrac-
FiG.
7.
Druiven, aangetast
door anthracnose.
90 de kleur witachtig begint
terwijl
evenwel zinkt
mee
niet
worden de rand der plekken
te
;
en steekt dus weldra boven de zieke
in,
plek uit als een verheven
ledere plek heeft eene doorsnede
lijst,
van slechts eenige millimeters, maar vaak versmelten verschil-
—
lende plekken met elkaar. 2) zijn insgelijks scherp
(flg.
nemen
maar
kerbruin,
eene
blijvenden
rand,
aangetaste
druiven
normale
zij
zijn
onrijpe bessen
aanvankelijk don-
met uitzondering van den bruin
later,
De aldus
aschgrauwe kleur aan.
licht
komen
ontwikkeling;
De plekken op de
omgrensd;
den
uit
gewoonlijk
aard
komt
der er
zaak
niet
niet veel
van
tot te
recht.
De
zieke plekken in de bladeren verschrompelen
zoodat er gaten ontstaan. Als de bladeren erg sterven
lang vóór hunnen
zij
Jonge scheuten worden, pelen ineen;
op
twijgen zij
als
tijd
zien er uit als of
zij
zij
zij
krijgen
breken op de aan-
af.
oorzaak van de anthracnose heeft men eene
de
Als
zwart en schrom-
bevroren waren. Wanneer
plekken, die steeds dieper invreten;
getaste plaatsen gemakkelijk
zijn,
worden aangetast, dan
lateren leeftijd
iets
geheel,
aangetast,
af.
aangetast
zij
soms
zijn
leeren kennen, die Gloeosporiiim
zwam
ampelophagum Saccardo heet
').
De draden van deze zwam groeien aanvankelijk in den buitenwand der epidermiscellen van het aangetaste orgaan (twijg, blad, vrucht)
;
begeven
zij
zich
daarna
daarvan en vlechten zich daar bundeltjes
van
hunnen top zéér
vrij
naar de buitenoppervlakte
tot dichte
kluwens ineen, waarop
dikke conidiëndragers ontstaan, welke op
kleine, ellipsvormige,
kleurlooze
lange) conidiën afzonderen. Deze conidiën
(5
—6
mikron
worden door dauw
en regen verbreid.
Brengt
men de conidiën met
een' waterdroppel
op een
tot
dusver gezond gedeelte van een wijnstok (twijg, blad, vrucht).
1)
Prillicux.
„Maladics des
plaiites agricolcs", enz.
11.
pag 316, 317.
:
91
dan dringen de kiembuizen, welke zich daaruit ontwikkelen, in zij vertakken zich daar, en doen na ongeveer dit orgaan binnen ;
week
eene
de voor
tijds
kwaal
de
plekken
karakteristieke
ontstaan.
Aan de stengeldeelen worden door de zwam weefsel
en
het jonge kurk-
bastweefsel aangetast; het aangetaste weefsel
het
wordt bruin, en doordat het later ineenschrompelt en er lucht
sommige plaatsen helder
binnentreedt, wordt het dan op
in
De aangrenzende deelen vaak
het
zieke
gedeelte,
zich van het andere losscheurt. Dit
gedeelte
zieke
wit.
waardoor
blijven in de dikte groeien,
dat bruin,
sommige plekken
op
deels ook grijsachtig van kleur
is,
glimmend,
en er kankerachtig
uit ziet,
omgeeft zich door eene kurkwoekering.
Ook wat plekken
bessen
de
het
strekt
betreft,
zwamweeisel
slechts
zakelijk slechts in de opperhuid.
daaronder
gelegen
vaak ook krijgen
lagen
zij
in
zich op de aangetaste
de schil
uit,
en hoofd-
Deze zelve en de onmiddellijk
verschrompelen,
en worden bruin;
eene glimmend witte of grijze kleur, doordat
De zieke plekken op de bessen beantwoorden gewoonlijk aan dauw- of regenlucht tusschen de
doode
cellen binnendringt.
druppels, die op de bessen hebben gelegen, en waarin sporen
van de anthracnose-zwam aanwezig waren, die daar ontkiemd
Water speelt
in
't
algemeen een groote
rol
bij
zijn.
het optreden
en de verbreiding van de anthracnose. Hetzij mij nog vergund,
daaromtrent de volgende woorden van Prillieux aan (in
te
halen
het Nederlandsch vertaald)
„Vochtig, regenachtig weer
is
eene voorwaarde voor de ver-
worden meegenomen in waterdruppels, welke op de zieke plekken hebben gelegen. Eene eenigszins hooge temperatuur, wanneer het er maar vochtig
breiding, en de ontkieming der sporen; deze
begunstigt zeer de ontkieming der sporen en
bij
is,
de
verbreiding van
dikwijls
in
het
de ziekte.
Zuid-Westen
daarmee
Deze voorwaarden heerschen van
Frankrijk
;
daar
tast
de
:
92 anthracnose dan ook de wijngaarden aan.
de
In
meer warme
waarin geen regen
bijzonder sterke mate
in
kunnen
streken
in
de mist en de dauv/
valt,
in
het jaargetijde,
de morgenuren
de regens vervangen, en aldus veroorzaken, dat de ziekte zich sterk
Zoo
uitbreidt.
Algerië,
in
is
in
verscheiden plaatsen
van de Mitidja, de wijnstok bijzonder erg aan de anthracnose blootgesteld.
Oosten
het
In
van
Frankrijk
men
heeft
ver-
scheiden malen geconstateerd, dat beschuttingen tegen muren,
waardoor
de
daartegen staande wijnstokken tegen den regen
beschermd werden, de
overal
voor
deze
onder
niet
de
ziekte
behoedden,
terwijl
staande wijnstokken door
beschutting
haar werden verwoest.
De zwam Gloeosporium oorzaak
van
plantendeelen
de
ziekte
woekert,
ainpclophagiim Saccardo en
is,
warmen
vormig; maar
welke zich
meer
die,
bolvormig,
opening op den
met
en
tijd
de
de weefsels der aangetaste
des jaars ontstaan, in
het
koude
zijn schotel-
jaargetijde
met uitzondering
top, geheel
overwintert
stand
die de
vormt op de zieke plekken pykniden.
Die, welke in den
zijn
in
'),
van
vormen,
eene kleine
gesloten. In laatstgenoemden toe-
zwam op
de scheuten en twijgen; en
de stekken, welke dergelijke vruchtlichamen dragen, kan
de ziekte naar elders worden overgebracht.
De anthracnose vochtig
lucht
draineeren
van
is;
daar
dat
bij
den wijnbouw het
den grond goede resultaten
van
tegengaan van
wanneer de omgevende
breidt zich vooral uit
te
dichten stand; terwijl
bij
goed luchten der kassen een eerste vereischte te
evenals het
geeft,
de
teelt is
flink
onder glas
om
de kwaal
beteugelen.
Ter
voorkoming en
bestrijding
van
de
ziekte kan verder
worden aangeraden 1)
In
1873 heeft de Bary haar het eerst beschreven onder den
Sp/iaccloma uiupcUnuin.
naam
;
93 het afsnijden en verbranden van de aangetaste scheuten
1".
en het opharken van de aangetaste bladeren
wasschen van den wijnstok met eene oplossing van tot 300 gram ijzersulphide op 100 Liter water on-
het
2°.
100
middellijk na den snoei en veertien dagen na het uitloopen
van den wijnstok; 3°.
in
den zomer: het bespuiten met Bordeauxsche pap of
met
wel
volgende
het
en
ijzersulphide
mengsel:
K.G.
1
K.G. kalk,
1
kopersulphaat op
1
100
K.G. Liter
water;
Volgens Nijpels
4".
begint
stok
uit
')
moet men korten
vóór de wijn-
tijd
loopen, den stam, de takken en de
te
twijgen behandelen met eene als volgt verkregen oplos-
Men neemt
sing.
zwavelzuur
deciliter
die
in
eerst
in
53° B.)
Liter
en
warm
giet
water.
vervolgens
De
vloeistof,
een houten, steenen of glazen vat moet worden
moet
Naar Prillieux het
(van
langzaam 10
daarbij zeer
bereid,
5 K.G. ijzervitriool, giet daarop één
^)
in
lauwen toestand worden gebruikt.
aangeeft,
werd
het gebruik van ijzervitriool
Zwitserland aanbevolen door Schnorf; en tegen-
woordig moet een middel ongeveer
bovenvermelde
als het
in
Zuid-Frankrijk algemeen als bestrijdingsmiddel tegen de anthrac-
nose worden aangewend, en moet het aan schrijven,
te
dat
deze
dit
ziekte daar thans veel
middel
zijn toe
minder schade
teweegbrengt dan voorheen.
Men een
behandelt den wijnstok met het boven aangegeven middel
korten
vóór
tijd
hij
begint uit
hem met de boven aangegeven 1)
les
Paul Nijpels
moyens de
2)
men
bestrijkt
met behulp van een et
combattre", Liège, 1895, pag. 89.
Ed. Priliieux
pag. 317, 318.
vloeistof,
loopen;
„Les Champignons nuisibles aux plantes cultivées
:
les
tlers et forestiers,
te
:
„Maladies des plantes agricoles et des abres fruipar des parasites vegétaux"; Paris, Tomé II.
caucées
94 penseel
van
of
eenige
op het uiteinde van een
elkaar
bij
die men Men behandelt
gebonden lappen,
heeft bevestigd.
steel
aldus den stam, de dikkere takken, de dunnere twijgen en ook jongste
het
Volgens geen
schade;
worden zijn
lot,
zelfs
uitloopen
het
verlaat,
zonder
trachten, de
te
veroorzaakt
Prillieux
deze
moge
der knoppen
sparen.
te
in
geheel
't
door
er iets
maar de zich daaruit ontwikkelende scheuten
minder krachtig om.
er niet
laatstgenoemden Franschen schrijver kan men ook
Volgens
wel de wijnstokken, die aan anthracnose
vermelde vloeistof bespuiten,
Men kan
strijken.
oogen
behandeling
echter
in
lijden,
met de boven-
plaats van ze er
voor
zoodanige
gebruik maken van een' metalen pulverisateur
mee
bespuiting
;
be-
te
geen
men zou zoodanig
moeten hebben met een glazen reservoir, want metaal
toestel
wordt door de vloeistof aangetast.
Hoofdzaak
blijft
voor ons land voorloopig:
verder bevrijd blijven van deze nieuwe kwaal. die zich
op
't
met de
hart gedrukt,
hunnen bladeren
op
tuin
of
zij
allen,
eventueelen invoer van wijnstokplanten te
zien, dat
den vijand
zij
hunne kassen invoeren.
Zij
niet in
doen goed, hout,
vruchten, die er verdacht mochten uitzien, dade-
of te
bij
zorgen dat wij
van druiven bezighouden, ten ernstigste
nauwkeurig toe
of -stekken
lijk
teelt
te
Daarom
zenden aan het
Instituut voor
phythopathologie
Wageningen. J.
RITZEMA BOS.
te
95
DE BELANGRJJKSTE ZIEKTEN VAN DE DRUIVEN. Het voorgaande opstel, waarin de eigenaardige ziektesymto-
men, waardoor de anthracnose der druiven gekenmerkt deld worden, geeft mij aanleiding
om
behan-
aan de hand van een aantal
grootendeels voorkomende
afbeeldingen,
is,
in
Sorauer's „Schutz
Obstbaume gegen Krankheiten" (Stuttgart, 1900, bl. 188— 190) en overgenomen in mijn werkje „Ziekten en Beschadigin-
der
gen der Ooftboomen", deel
I,
bl.
79—82
')
—
eene korte ka-
rakteriseering te geven van de belangrijkste ziekten der druiven;
immers het te
lande,
is
mij herhaaldelijk gebleken, dat deze ziekten hier
ook door de druiventelers van beroep, vaak met
kaar
worden verward.
plaats
om
te
maken, dat de
in het
voorgaande
ziekte der druiven, die hier te lande
nomen,
niet
ziekten
worde verward.
Men kan
met andere, voorheen
bij
el-
Dit opstel dient dus in de allereerste
de druiven
in
artikel
behandelde
nog nooit werd waarge-
hier reeds
bekende druiven-
hoofdzaken de volgende ziekte-
verschijnselen onderscheiden.
(O
B. Wolters te Groningen stond mij welwillend de j. voor de figuren, welke in dit opstel en in het vorige voorIk bied haar daarvoor mijnen vriendelijken dank aan.
De
clichés
komen.
af
firma
96
Kwalen,
A.
^^1^ ^^-^^
Deze
Steelziekie.
\.
'
^
de rijpe of
l)ij
rijpende druiven verfoonen.
^^
^
zich
die
is
het eerst te
zien
aan de stelen der bessen of wel
aan
de
welke deze draagt; deze
as,
aangetaste deelen worden bruin, schrom-
^^
meer
pelen
Druiven, eerst kort geleden ziek geworden Fig.
ten deeie
1.
,
min inéén, en worden
of
met kleine wratjes bedekt. De
.
,
,
,
,
,,
door „steeiziekte". Zij zijn druiven zelve worden eerst natrottig, bezet met knobbeltjes of bruin (fig. lichtgrijs, aschgrauw » \ & j /> » 1); lykniden van Conwthv(py riiim Diplodiella). zij schrompelen inéén en gaan later >
'
verdrogen
(fig.
2)
;
ook breken aan
hare oppervlakte kleine, kleurlooze of zalmkleurige, later
wordende
grauw
knobbeltjes
(pykniden van de
of
\G,
puistjes
^^ "
zwam
Coniothyriiim
Diplodiella Saccardo, die
de
beginnen de
zien
te
zie
(zooals
bl.
99).
er
Ten uit
het „Black
bij
De verdroogde
deelen van den druiventros kunnen ten
slotte
ziekte
afbreken.
komt
vooral
^'
maar worden
als rozijnen;
nooit broos rot";
druiven
^
steei-
ziekte veroorzaakt) naar buiten. slotte
'^^g;
of bruin
—
De
op
in
steel-
kassen
p,Q
2.
Stuk van eendrui-
ventros, aangetast door de „steeiziekte" in een later sta-
dium
(verkleind).
gekweekte druiven voor, en wordt door hooge temperatuur en vochtige atmospheer 2.
den),
in
de hand gewerkt.
Verdrogen van de druiven (waardoor ten
zij
rozijnachtig wor-
gevolge van voortdurend droog, heet, zonnig weer,
wanneer de rijpende druiven
overschaduwd
;
dus
bijv.
niet
voldoende door loof v/orden
wanneer vooraf de bladeren door
—
in-
De door boven aangegeven oorzaak verdroogde druiven kunnen soms wel gelijken op die, welke sekten
zijn
opgevreten.
97 lijden aan de steelziekte (no.
komen
gaaf, en
maar hier
1);
de stelen vol-
zijn
op
ontbreken
de knobbeltjes of puistjes
de
verschrompelde druiven. Rotting der rijpe bessen,
3.
-^-r^
die later door zv^^amzoden (van
Ik
worden bedekt. In plaats van de grijswitte zwamzoden kunnen later
donkerbruine, liarde lichaam,,
,
,...
X
erotien)j pies (sk v^""^ ^>
,
worden aangeö
(Fig. 3.)
troffen.
tri
^^j^
Biotrytis cinerea of van Monilia) p.^ 3
^^.^^-^^
^^^^^^
sklerotiën van de
Fuckeliana, A\q
^^ j^,^,^^^^
.^^^.^
zwam
Sderotinia
eerst grijze
zwam-
kussentjes vormt, grootendeels be•, -a- a u a bekend staande uit conidieadragers, .
,
1
onder den naam Botryiis cinerea.
Kwalen {misvorming en groeibelemmering) .
bij
de nog
onrijpe bessen.
1.
De
(gewone)
driiivenziekte,
de ware
meeldauw, het „wif of het „Oïdiunf, ver-
Tiickeri(=^
soms nog
zeer klein
^.
L;iuiven,
waren meeldauw (Oïdium Tuckeri).
de
pitten
wanneer ze worden
soms echter
gevorderd
stadium van groei ziek worden,
blijven i
en
van buiten
zii~
in
een meer
met een meelachtig poeder
later
Als
bedekt.
eerst
met eene spinragachtige be-
eerst
kleeding, Fiü.
zijn,
aangetast,
worden
aangetast door den
meeldauwzwam Oïdiiim Uncinulqspiralis). De druiven, die
door de
oorzaakt
zij
worden
vroeg
aangetast,
zeer klein. Zii groeien j
soms
vaak
open,
zoodat
worden.
Op
barsten
zeer
af zichtbaar
De
valsche meeldauw,
(fig.
5 en 6).
zelfs
de oppervlakte
der aangetaste druiven vormen zich bruingrijze kurklagen. 2.
scheef,
(fig. 4.)
De druiven worden
loodkleurig grijs en schrompelen inéén.
Wanneer de omgevende verschijnt een witte
lucht
rijk
is
aan waterdamp, dan
schimmel aan de oppervlakte der druiven.
OR
Soms wordt de huid achtig, bruin
;
der druiven dik, leer-
dan komt geen schimmel aan
de oppervlakte.
FiQ. 6. Druiven, in een later stadium aangetast door Peronospora viticola.
Brotrytis-rot der on-
3.
volwassen druiven.
Sommige druiven klein
voor
worden
niet
zij
gekleurd,
donker
zij
eene blauwe
tot
variëteit,
vroeg
blijven
zoover
behooren te
/.-^rr;^"
en
;
blauw,
roodachtig paars.
gaan de druiven
veel
echter
maar Later
rotten.
--ri4f'";1^^C>^
Fig. 7.
druiventros,
aange-
Jonge door den valschen meeldauw (Peronosjwra viticola). a =^ gezonde weinig aangetaste c druiven; b de zwam rf steri< aangetaste druiven op den steel. Fig.
5.
tast
—
;
=
;
=
Druiven, aangetast
door anthracnose. (
Glocosporiiim ampclopluii^'iim). 4.
Anthracnose. (Zie mijn
artikel
op
jaargang.)
blz.
85 van dezen
99
De bessen grensde, min ziene plekken, 5.
„Black
Laestadia
krijgen bruinachtige of aschgrauwe, scherp of
om-
meer ingezonken, van een' hoogeren rand voor-
(fig.
rof\
Bidwelli
7).
veroorzaakt (
=
door
Phoma
iivi-
cola).
De druiven die zich
krijgen bruine vlekken,
langzamerhand over de geheele
bes uitstrekken, welke ten slotte verschrompelt, hard en broos wordt. (Fig. 8.)
Fig. 8.
Druif, .driemaal
vergroot, aangetast door
„Black
rot"
{Laestadia
Bidwelli.)
J.
RITZEMA BOS.
100
DE PERZIKDOPLUIS EN HARE BESTRIJDING. (Met plaat
Evenals perziken in
de in
Men
ons land.
boomen rijke
in
ooftteelt
den laatsten
in
II),
algemeen, heeft de cultuur van
't
eene groote uitbreiding verkregen
tijd
gebouwd, waarin twintig en meer
heeft kassen
het voorjaar hun' schitterenden bloesemtooi als eene
belofte voor den oogst ontplooien.
Maar
niet altijd
wordt
op vele plaatsen heeft men met eene ziekte
die belofte vervuld;
jaar tot jaar erger wordt. Er verschijnt
dan
te
kampen, die van
in
den loop van den zomer op bladeren en takken een zwart dat
overireksel,
onoog'lijk
ook
voorkomen
aan
de
groeiende vruchten een
slecht
en dat door den ooftteler, die deze
geeft,
ziekte vooral voor zijne vroege, zuidelijke variëteiten vreest, als
„het zwart" wordt aangeduid.
Men om aan
behoeft
slechts
de boomen,
een
vv'cinig
nauwkeuriger toe
die door dit euvel zijn aangetast,
te
zien
nog een
op te merken. Het geheele jaar door kastanjebruine wratjes, 3 tot 6 m.M. hunne takken vindt men op lang, 2 tot 4 m.M. breed en 1 tot 2 m.M. hoog. Deze wratjes
ander ziekteverschijnsel
of blaasjes,
vallen er
af,
dan
stof,
die zijn afgebeeld, zittende
wanneer men
uit
als
er
in
verschijnen
in
tak,
hechten.
blijft
April
;
zij
zien
miniatuur, gevuld met een wit
waarvan een weinig op den
blaasjes
takje, in figuur 8,
met den vinger tegen stoot
notedopjes
aan waren vastgekleefd,
op een
of Mei.
waar
zij
met hun' rand
De kweeker Zij
zijn
ziet
nieuwe
dan bleekgeel
en eene kleurlooze, zoetsmakende vloeistof wordt aan den rand
dezer notedopjes zoo pelt
rijkelijk
afgescheiden, dat
zij
overal afdrop-
op de bladeren en daar indroogt als een kleverig laagje, aanneemt en zoo het zwarte
dat weldra eene doffe, zwarte kleur
waas vormt,
op
hetwelk
in
den zomer
als
meest opvallend
101
ziektesymptoom het eerst onze aandacht wratjes, als
dan komt
er
nood met Later
zijn,
valt.
Wanneer men de
aanraakt, bemerkt men, dat
vast aan de takken zijn vastgehecht. Drukt
vrij
zij
nog bleekgeel
zij
een geelwit smeer
uit,
in
men
ze plat,
hetwelk zich ternauwer-
bloote oog waarneembare korreltjes bevinden.
het
worden de wratjes
over dan wat wit
stof,
bruin, van den inhoud
terwijl
blijft
niets
meer
de wand, die aanvankelijk vliezig
was, zich nu voordoet als een stevig, bruin huidje, het notedopje
van zooeven.
Nog
een ander abnormaal verschijnsel
is
met het bloote oog
aan de door het zwart aangetaste perzikboomen dit
te zien,
maar
ontsnapt meestal aan de aandacht der oofttelers. Vanaf den
herfst,
wanneer de boomen hunne bladeren verloren hebben,
tot
het volgend voorjaar vindt
in
men op de
lichtbruine, ovale, vliezige schilfertjes, tot 2 half
zoo breed
kurkwratjes, (de
zelve.
lenticellen),
heeft
zoo geplaatst, dat hunne lengteas
hierdoor onderscheiden
zij
zich van de lenticellen,
zonder eenige moeite met den nagel kunnen worden
opgelicht. bij
tegenstelling met de lichtbruine
weinig of niet afwijkt van de lengteas van de takken
Ook
zij
Zij zijn, in
waardoor de ademhaling der takken plaats
zoogenaamde
in richting
dat
(fig. 1).
twijgen talrijke
m.M. lang en ruim
Soms
zitten
zij
verspreid,
maar ook wel
zijn er
eenige
elkaar geplaatst, niet zelden elkaar gedeeltelijk bedekkend.
Wanneer men een vergrootglas te hulp neemt, ziet men, dat in lengterichting midden over zulk een schilfertje een eenigszins uitstekende, lichter gekleurde
lijst
loopt, terwijl zeer flauw straals-
gewijs gerangschikte plooien nabij een groot gedeelte van den
omtrek
zijn
waar
te
nemen.
Wie de zooeven besproken notedopjes kan ook daarop zulkeene
lijst in
oplettend
bekijkt,
lengterichting en zulke straals-
gewijze plooien zien, zoodat het voor de hand
ligt
aan
te
nemen,
dat zoowel deze voorwerpen als de schilfertjes, ontwikkelings-
stadiën
zijn
van één en hetzelfde organisme. Menig prakticus
102
verbaasd
zal is
te
zijn
en toch kan
dat
vliezig schilfertje een dier
om
ze herhaaldelijk gade
den geheelen winter door exem-
er
bewegen.
zich
die
zijn,
bij
opgeheven, alsof
dit
die den tijd heeft
hij,
bemerken,
slaan,
plaren
hooren, dat
te
er zich pootjes
Zij
dan een weinig
zijn
onder bevonden en de eigenaar-
dige wijze van voortbeweging doet denken aan eene schildpad.
Wanneer bedeeld
dier in kwestie toch
het
dat
zien,
over een microscoop beschikken, kunnen wij
wij
dan men
is,
Figuur 2 geeft in
de figuur
oppervlakkige kennismaking zou zeggen.
bij
van de buikzijde gezien, weer.
het,
juist
nog beter door de natuur oogen,
aan den omtrek gelegen, twee sprieten en een
van een' langen, dunnen zuigborstel
snuit, die
Twee
is
voorzien, geven
de plaats aan van het gedeelte, dat hier ternauwernood kop
ge-r
noemd mag worden. Ongeveer ter weerszijde van dezen snuit ziet men het bovenste paar pooten, waarvan er een is dubbelgeslagen. Het gedeelte van het lichaam, waar zich de volgende
paren
beide
bevinden,
toont
den omtrek nog
aan
iets,
wat
herinnert aan geledingen, terwijl daarvan ook in het achterlijf
nog
iets
raadt
waar
is
het
dier,
te
Door
nemen.
deze eigenschappen ver-
al
dat het tot de klasse der insecten, en wel tot
de orde der snaveldragende insecten behoort, terwijl het zich
door
zijn
schildpadachtig
uiterlijk als
een vertegenwoordiger van
de schildluizen doet kennen.
Reeds voor de vormverandering heeft plaats gehad, die het dier in
de
Mei plotseling
rugzijde
de
in
't
gedaante
oog doet van
vallen, heeft de huid aan
een stevig, wasachtig schildje
aangenomen. Aan de achterzijde van het lichaam zooals
de
is dit
schild,
laat zien, ingestulpt. Hier eindigt het spijs-
figuur
verteeringskanaal, hier bevindt zich dus de anus, door welken
de
suikerhoudende vloeistof wordt afgescheiden, die men ge-
woonlijk met den naam honingdauw bestempelt.
De April
sterke opzwelling,
plotseling
in
't
waardoor de luizen
oog
vallen,
in
het einde van
moet worden toegeschreven
103 aan de vorming van eieren. Beziet men ze nu van de onder-
dan kan men met het bloote oog gemakkelijk de
zijde (fig. 6),
geledingen van het achterlijf herkennen. Het eierleggen neemt
weldra
naarmate
aanvang, en
een'
schrompelt het dier meer en meer
meer
er
in, terwijl
afgescheiden
zijn
de rughuid steviger
wordt en de kastanjebruine kleur aanneemt. Het aantal eieren zeer groot; volgens den Engelschen schildluiskenner
is
STEAD
bedraagt het twee-
')
Den 9den Mei 1908
tot
zette ik
drieduizend.
op mijn laboratorium perziktakken
deze luizen, die toen opgezwollen en nog geheel sappig
met
waren,
was.
een glas water onder eene glazen stolp, zoodat de
in
evenals
daarin,
lucht
Op
zijn
ovaal,
iets
minder
de perzikkassen,
bedekt. uit
pas
te
mM.
0,5
tot
de
In
het
ei
gekropen,
toe.
mijne
Bij
in
de
zij
binnen
om daarmede
drijven
kiezen
ontdekken. leege
zij
Mei Juni
begonnen de wemelde het
doorschijnende,
zij
geelachtige
nemen spoedig een weinig
hebben
zij
eihuidjes
te
weldra een plekje
bij
plantensappen
voorkeur de bladeren
op
te
uit,
en met de
zuigen.
luizen aan beide zijden van het blad
de voorjarige takken vindt
kastanjebruine
verlaten
van
den langen, draadvormigen zuigborstel naar
men de jonge
Op
breed en
proef gingen vele jonge luizen
perzikkas
gevonden, waar
Hiervoor
drogen, een
mM.
eersten
dagen
laatste
en breedte als de eieren, maar
loupe kan
te
uitkomen hebben deze ongeveer dezelfde lengte
larven. Bij het
maar
in
lang, 0,2 tot 0,3
komen en op den
uit
grootte
aan waterdamp
wit van kleur en met gekrulde wasdraadjes
dik,
geheel
gronde,
rijk
vorming der eieren had opgehouden. De eieren
0,3
eieren
van
in
den loden Mei begonnen de luizen
teeken, dat de
in
New-
dopjes,
men nu
alleen
waaronder, als een wit
stof,
en de daarop vastgehechte wasdraden
nog de zijn
overgebleven.
O Newstaed „Monograph
of the British Coccidae", Vol.
II,
1903, biz. 93.
104
Wanneer de jonge hebben terug.
vervellen
Zij
om
eenigen
na
in
zij
zuigborstel in het blad
September
en
daar de nieuwe huid
nemen
is,
de afmetingen
tijd
onder het lichaam
pooten
de
week en rekbaar
aanvankelijk nog toe
hunnen
luizen
trekken
gestoken,
te
zij
weer
in
grootte
bereiken, welke ik
boven voor de overwinterende dieren aangaf. Onderwijl beginnen de bladeren geel
nog
worden en begeven
te
groene twijgen voor
bladeren,
te
twijgen
en
toe.
verliezen
voort
te
gronde te
Eerst
daarop
door
op het blad
vele luizen
de
om
Wanneer de
overwinteren.
te
op de gewone wijze hunne functie hebben
plotseling
volbracht,
voedsel
zij
zich de luizen naar de
te
vorst
zitten
gaan.
De
worden gedood, dan
spoedig luizen,
bij
aan welke het gelukt
in
is
de opzwelling plaats heeft,
April
om
de ledematen en met deze het vermogen
zij
blijven
gebrek aan geschikt
verplaatsen zich ook daarop nog af
bereiken,
wanneer
om
zich
bewegen.
Reeds boven werd opgemerkt, dat de
luis, die
ons hier bezig-
houdt, behoort tot de orde der snaveldragende insecten, tot welke
behalve de schildluizen, ook de bladluizen, bladvlooien
orde,
en wantsen worden gebracht.
Terloops
zij
vermeld, dat de onderorde der bladluizen door
twee soorten op den perzikboom
is
vertegenwoordigd,
n.1.
door
de groene en de zwarte perzikbladluis, die aan de eigenaars van perzikkassen vooral
in
in
ons land maar
al
te
goed bekend
het jaar 1909 herhaaldelijk onder de
oogen
zijn
zijn
en mij
gekomen.
De onderorde der schildluizen bevat, afgezien van de op sommige kasplanten levende „mealy bugs", soorten, die een schild van was afscheiden, waaronder het vrouwelijke dier verscholen is, zonder er mede vergroeid te zijn; dit zijn de „schildluizen in engeren zin", de geslachten Aspidiotiis, Diaspis,
Chionaspis
een
en
Mytilaspis.
Voorts
kent
men
schildluizen, die
schild dragen, dat uit eene woekering van de huid zelve
bestaat.
De jonge
wijfjes zijn plat en bezitteti
nog het vermogen
105 zich
voort
zwellen
twee
verliezen
;
het
zij
vermogen en
dit
familie onderscheidt
op.
geslachten:
tijdens de blijft
bewegen later Onder deze
te
sterk
Lecanium,
geslacht
waarbij
men weer het schild
vorming en het uitkomen der eieren op het plantendeel
zitten,
en het geslacht Piilvinaria, waarbij de eieren tegelijk
met eene zoo
dichte, wollige
wasdradenmassa gevormd worden,
dat het schild door deze massa wordt opgeheven. Zooals
voorgaande
het
perziken luizen, in
tot het
blijkt,
behoort de hier besproken vijand der
geslacht Lecanium. Terwijl nu de
engeren
zin,
uit
beperkt
schild-
de los onder een schild
tot
is
naam
levende en gedurende hun gansche bestaan min of meer plat blijvende
soorten,
geslachten
der
is
vormige gedaante, die den
met
naam
men gewoon de vertegenwoordigers
Lecanium zij
en
Pulvinaria wegens de notedop-
tijdens de
„dopluizen"
vorming der eieren aannemen, bestempelen.
te
De dopluizen
scheiden, evenals de bladluizen en de andere schildluizen, honing-
dauw af. Deze honingdauw vormt een' uitstekenden voedingsbodem voor saprophytisch levende schimmels, waarvan de sporen, door
luchtstroomingen
blijven hechten.
ofschoon zelve niet
waar de
plekken,
voortbewogen,
op
het kleverig vocht
Zoogenaamde roetdauwzwammen in
zijn het, die,
de bladeren binnendringend, weldra
honingdauw op
neergedroppeld
is,
alle
zwart
kleuren, en die de gaswisseling, welke aan de oppervlakte dier
plantendeelen plaats heeft, belemmeren en aldus de schade, die
de
luizen
door
het opzuigen van plantensappen aanbrengen,
nog vergrooten. De perzikbladluizen scheiden ook honingdauw af,
maar de grootere hoeveelheden,
praktici spreken
van „het zwart"
die aanleiding zijn, dat de
(Fr.
„la
fumagine")
zijn
van
de dopluis afkomstig. Terwijl het insect zelf niet op de vruchten leeft,
klein
openbaart zich zijne schadelijkheid doordat de vruchten blijven
en
met roetdauw
zijn
bezoedeld.
Ofschoon het na het voorafgaande duidelijk dat het
is,
dat het dier,
onderwerp van deze bespreking uitmaakt, eene dopluis
106
moet de naam perzikdopluis
is,
slechts ééne bepaalde dopluissoort
Er
zoo opgevat worden alsof er
niet is,
den perzikboom aantast.
die
twee verschillende soorten, die op den perzikboom leven,
zijn
en ofschoon deze, wanneer
men
ze
kennen,
in
met
elkaar
worden,
is
't
dit
geheel
niet
eenmaal goed heeft leeren
verward behoeven
eenvoudig de dopluizen, die
zij
op den perzik vonden Lecanhim
persicae genoemd, terwijl b.v. de dopluizen, die struiken vonden, als Lecanium ribis
zij
op bessen-
werden aangeduid. Zoo
eene hopelooze verwarring ontstaan, die het tot voor korten
goed
onmogelijk maakte,
als
dopluis
om
de
bij
tijd
is
zoo
ons voorkomende perzik-
De Heer Dr. L. Lindinger, speciaal te Hamburg, was zoo welwillend mij bij
determineeren.
te
kenner van schildluizen de determinatie den
op eene
te
toch zeer dikwijls gedaan. Vele schrijvers hebben
weg
wijzen en mijne aandacht
te
1908 verschenen verhandeling van
in
collega Dr. P.
Marchal
').
zijn'
te
vestigen
Franschen
Laatstgenoemd onderzoeker heeft
eene zeer uitvoerige studie gemaakt van de beide op den perzik
voorkomende schildluizen en komt Zuid-Frankrijk
In
reeds
onder
in
leeft
op
de volgende resultaten.
perzikboom eene dopluis,
Réaumur beschreven en afgebeeld naam „Gallinsecte du pêcher en forme de bateau De soortnaam persicae is in het jaar 1766 door
het jaar 1740 door
den
renversé".
Fabricius voor vervelling
dit dier
gekozen. Deze dopluis
omgeven door
een'
zoom van
haren, terwijl dan de kleur bleeker
voorkomt,
en
is
terwijl
chagrineerd,
is
na de tweede
zeer fijne, zijdeachtige
dan van de
soort, die bij
ons
de lichaamsvorm meer langgerekt. Later wordt
de kleur niet kastanjebruin, zooals bruin,
tot
den
de
bruine
maar
niet
huid
van
bij
wèl,
radiale
onze soort, maar kaneelzooals
plooien
bij
de onze, ge-
voorzien
is.
In
Noord-Duitschland, Holland en Engeland komt deze soort niet ') „Notes sur les Cochenilles de l'Europe et du Nord de l'Afrique", Annales de la Société entomologique de Fraiice, 1908, 2tne trimestre,
pa;,'.
221
107 voor. Zij
tot
is
meer zuidelijke streken beperkt en
leeft daar,
behalve op den perzik, ook op den wijnstok, Berberis vulgaris, Clematis vitalba, Hydrangea hortensia, roos, moerbei, en enkele
andere wildgroeiende planten en sierheesters.
Ofschoon
namen
twintig
dopluis,
die
eeuw onder eene kleine is de naam Lecanium 1844 door Bouché is gegeven, de juiste,
in
natuuronderzoeker
beschrijving van gaf, terwijl
voor
er
eerst eene
't
tevens over de levenswijze
hij
goede tal
van
waarnemingen deed. De afbeeldingen van dit insect gegeven, zijn naar Marchal's figuren gereprodu-
interessante II
Ook door
ceerd.
den perzik beschadigt,
de literatuur voorkomt,
in
haar
die
omdat deze
op plaat
ons
bij
eerste helft van de vorige
sedert 'de
corni,
de
bouw
den anatomischen
details in
van andere LecaniumsoortQn
te
is
L. corni
onderscheiden. Duidelijk treden
men door koken
zulke details voor den dag, wanneer
in
eene
oplossing van bijtende potasch de vetbolletjes oplost. Figuur 2
is
gemaakt naar het winterstadium, welk stadium door den bouw der sprieten en door de verdeeling van borstelharen en klieren voor
de onderscheiding der soorten het meest belangrijke uitvoerig ingaan op deze details
welke
door
zijdeachtige
echter
zijn
bij
draden
vervelling, ;
bij
in
groot
L. corni
nog enkele). de
zoo goed
vier
minder opvallend, dan
tot
zij,
zijde
van het lichaam
ziet.
bij
ook na de tweede
een zoom gerangschikt, aan-
als niet. (In figuur 3 ziet zijn
die
het,
inhammen, waarvan men
in,
Na
aantal,
Veel fijnere klieren
juist
uiterst
Ik zal niet
worden afgescheiden. Deze
L. corni veel
L. persicae. Bij laatstgenoemde soort zijn
wezig
is.
alleen wil ik hier de aandacht
op de klierbuisjes aan den omtrek van het lichaam,
vestigen
draden
;
In figuur 3
zijn
er
de
men
er
was afscheiden twee aan elke vier,
door deze
dunne wasdraden gevormde klompjes, zichtbaar. de tweede vervelling, die
in het
voorjaar plaats heeft, zuigt
de dopluis zich voorgoed vast. Als de huid van een' appelschimmel,
maar dan bruin op vuilgelen grond,
is
nu de rugzijde van
108 het dier geteekend
(fig. 4). In
rug kielvormig verhoogd en
het midden, in lengterichting,
is
de
van kleur. Gedurende het
lichter
opzwellen neemt de teekening meer den vorm aan van breed
uit-
vloeiende dwarsbanden, naar de achterzijde meer straalsgewijs gerangschikt, terwijl een donkere band het eierleggen wordt de kleur
Bij
banden verdwijnen, maar die
samen eene
te
banden
(fig.
in plaats
is
de
huid
poederd.
nog
De
is
pootjes en monddeelen
zwollen staat verkeerend geeft
ten eerste de
als
vormen
als
de zwarte
meer glanzend
gedurende het eierleggen
en door fijne wasafscheidingen als be-
zeer klein, zooals blijkt uit fig. 7,
Marchal
kiel loopt (fig. 5).
nu harder, en
en gechagrineerd. Aan de buikzijde soepel
de
daarvan verschijnen groeven,
dergelijke teekening
De rughuid
8).
om
kastanjebruin en de zwarte
zijn
nu naar verhouding
gemaakt naar een
in
dier.
voedsterplanten van Lecanium corni op
cornoelje, Cornus sanguinea L., waarnaar
BouCHÉ haren naam
opge-
ontving.
De
volledige
lijst
zij
van
der voedster-
planten met de land2n, in welke de luis op deze planten werd
gevonden,
laat
ik
hier volgen.
Cornoelje
Zwitserland, Duitschland.
Hazelnoot
Frankrijk, Zwitserland, Duitschland,
p ^^^^^^ .,
Zweden.
\
Frankrijk, Zwitserland, Duitschland, Groot
(
Brittannië.
Sleedoorn
Frankrijk, Zwitserland.
Abrikoos
Zwitserland, Duitschland, Zweden.
Appel
Duitschland.
Peer
Frankrijk, Zwitserland, Duitschland.
Kwee
Zwitserland.
Zwitserland, Groot Brittannië. Meidoorn Frankrijk, Duitschland. Roos Weichselboom Zwitserland.
Wijnstok
Koode en Zwarte Aalbes en Kruisbcs
Frankrijk, Zwitserland, Duitschland. 1
j
Frankrijk, Zwitserland, Duitschland.
109
Framboos en
1
andere Rubussoorten
;
Zwitserland, Engeland.
I
Vuilboom
Frankrijk.
Iep
Frankrijk.
Kamperfoelie
Zwitserland, Zweden.
Wistaria sinensis
Frankrijk, Engeland.
Viburnum lantana Zwitserland. Diospyros Kaki
Frankrijk.
Bignonia radicans Frankrijk. Voorts moet, volgens Marchal, eene Lecanium door onderzoekers
Clemaüs
scoparius, rius,
Groot Brittannië op Cotoneaster microphylla, Cytisus
in
sp.,
Philadelphiis sp. en
en door onderzoekers
vonden, identiek soorten
uit
zijn
in
Frankrijk en
met de soort
corni.
Men
Sarothamnus scopaop moerbei ge-
Italië
ziet, tal
van planten-
de meest verschillende familiën leveren haar voedsel.
Uit proeven van
Marchal
blijkt
deze Lecanium, wanneer
men
haar van de eene op eene andere soort van voedsterplant over-
nieuwe voedsel
brengt, zich eerst na eenige generaties aan het
aan
te
passen.
Terloops pseudacacia
den perzik
wikkelt. is
vermeld, dat
leeft,
als
hij
een Lecanium, die op Robinia
eene grootere variëteit van de soort corni
Door proeven toonde
beschrijft.
L. corni
zij
overgebracht,
hij
aan, dat deze variëteit,
zich moeilijk aanpast,
maar dat de
van den perzikboom zich op de acacia zeer goed ont-
Dat beide
variëteiten
verre van onwaarschijnlijk:
tot
dezelfde
soort
De vormen,
in
grootte
de
acacia
die
men op den
die,
b.v.
op den
wijnstok vindt, houden
ongeveer het midden tusschen en
behooren
Lecanium corni toch bereikt op
bepaalde voedsterplanten grooter afmetingen; zoo wijnstok.
op
welke men op
die,
welke men op de meeste andere voedster-
planten aantreft.
Om tot mijn eigen waarnemingen tertrg te keeren in
:
ik
vond
L. corni
verschillende plaatsen van ons land op perzik, peer, wijnstok,
110 aalbes, zwarte bes en kruisbes. Vierder
werd
zij
aan het instituut
voor Phytopathologie toegestuurd op framboos, Biixiis scmper-
Op den
Tfiuya occidentaüs en Vibiinmm niacrocephaUim.
virens,
wijnstok komt
ons land^lang
in
zij
zoo groote verme-
niet tot
nigvuldiging als op den perzik.
Ofschoon kan
talrijk
kan
door
corni op aal- en kruisbes in
L. zijn
'),
strijken,
sommige
jaren nogal
waar de wind
flink
toch lang niet die schade aan, welke
men
brengt
struiken,
in
zij
perzikkassen van haar ondervindt. Tegen ons guur en vochtig
in
klimaat
zijn
de
men
slecht bestand;
dophiizen
ook voornamelijk op beschutte plaatsen en
in
vindt ze dan
dichte struiken
op eenigszins verborgen plekken. Uit het volgende geval büjkt, hoezeer de perzikdopluis van
de uitwendige omstandigheden afhankelijk
zwaar
geteisterd
door
dauw, werd buiten
tijd.
de
in
Het zwart
minder hevige mate, teruggekomen.
veel
met roet-
boom eene
Later kreeg deze
aan de zuidzijde van een' muur. in
Een perzikboom,
den vrijen grond geplaatst, en de kwaal
in
verdween na eenigen
is.
insect en geheel bedekt
dit
is
plaats
toen, ofschoon
Ook
zoekt
men
kweekerijen, waar jonge perzikboomen des zomers op
het vrije veld staan, de ziekte te vergeefs.
waar men vroege,
Vooral
Vinqueur, vroege Montagne en
volgens
ervaringen
teleurstelling
en
ook
de
aangetast.
')
tuut
Zie
late
terwijl
gekweekte
de
in
stookkasscn
Ie
teelt, heeft,
opgedaan, het zwart veel
maar toch
latere
sterk
in
het
Zwolsche, Aiberta,
variëteiten,
Montagne minder
Dat het
schijnen
te
worden
zwart meer \at heeft op zwak groeiende,
o.a. dit tijdschrift j^-
voor
Amsden
Loosduinen
gebaard,
nog veel
Westland
in
zuidelijke variëteiten, Cardinal
1907, biz. 66
Phytopathologie "over
19U7
in
eri
jaarverslag van
liet
insti-
„Mededeelingca van de Rijks
Hoogere- Land-, Tuin- en Boschbouwschool",
1['()8
bIz. 98.
111
dan op krachtige, sterk groeiende boomen, zooals dat andere plantenziekten het geval
Ook
ken.
niet,
komt de is
en
zoowel voor op zand,
Lecanium
op
plantensoorten
den
behoorenden perzik kan dat
gelijk,
langen
zij
met perziken
en
streken
Het luizen
goed
als
bij
veel
kunnen bemer-
op zavel- en kleigrond.
inheemsch
ons
bij
volgt, dat
van inheem-
zij
oorspronkelijk niet thuis
hier
overgegaan,
zijn
tijd
geleden niet
is
het zeer goed
mo-
ons land voorkwam
in
en edelrijs van deze ooftsoort
er hier
die
de aandacht op
uit zuidelijke
bessentuinen
in
overgebracht
vestigen, dat de jonge
te
meegenomen door de kleederen van
worden
kunnen
personen, aldus
niet
ingevoerd en nog steeds wordt ingevoerd.
is
is
ik
tegenwoordig
coriii
Marchal's waarnemingen
uit
sche
heb
dat de grondsoort invloed heeft. In het Westland
ziekte
Ofschoon
is,
naar
werken,
perzikkassen
of
nog onbesmette planten.
Door
borstelen der kleederen kan eene dergelijke verplaatsing
en af-
worden
voorkomen. verband met het
In
niet
tiert,
had een
feit,
dat de perzikdopluis in de open lucht
ooftteler te
Loosduinen beproefd
kwaal kon overwinnen door de kassen
in
langer dan anders de gewoonte
maken.
wel
tot zijne
is,
open
te
of hij
de
den zomer geheel en Hij
moest even-
schade ondervinden, dat vele perzikboomen deze be-
handeling niet verdroegen en aan de gomziekte ten prooi vielen.
onderzoek
Bij
streken
van
werden
door mij
van
het
materiaal,
dat
uit
verschillende
ons land eenige jaren geleden werd ingezonden, enkele
malen
nog
niet
opgezwollen exem-
plaren gevonden, welke in het midden van het lichaam zwart
waren een
gekleurd
en
waarvan
het
rugschild
gekleurd, vreemd voorwerp omsloot.
plaren ziet kelt.
daar ter plaatse
weinig uitgerekt en geheel glad was, alsof het een zwart
bij
doorvallend
licht
Wanneer men deze exem-
onder het microscoop beschouwt,
men, dat zich daarin eene parasietische sluipwesp ontwikDe Heer L. O. Howard te Washington, speciaal kenner
112
van
sluipwespen,
trad jaar
ook
de,
is
FiTCH.
groep der Aphelininae, de zeer
de
kas,
1909
in
daarom
wa? zoo wel-
schildluizcn leven,
in
te
determineeren.
Amerika gevonden soort Coccophagas
in
de
In
zij
;
die
door mij opgekweekte exemplaren
v^iilend de
Het
van
sluipwespen
de
kleine
waar
even
op
sporadisch
verwacht
ik
lecanii
1908 deze sluipwesp aantrof,
in
ik
als in het
van deze sluipwesp
voorgaande
bij
de verdel-
Ook werden door
ging van de perzikdopluis weinig hulp.
mij
galmugmaden gevonden, die zich met de perzikdopluis voedden. Volwassen muggen heb ik hieruit nog niet kunnen opkweeken, zoodat met zekerheid nog niet de soort is op te geven. Maar ook deze maden zijn niet algemeen en bovendien door hare weinig
zoo
kleinheid
bondgenoot
als
in
opvallend,
den
beschrijving van
nadere
dat
ondoenlijk
het
tegen de luis
strijd
genoemde
de
te
nuttige
is
haar
Eene
sparen. insecten
kan
dus, als niet van direct belang, hier achterwege blijven.
Toch vond ik het gewenscht hier van deze dieren gewag maken, omdat ook naar aanleiding van deze plaag wel eens door perzikkweekers gevraagd is of men niet van nuttige insecten
te
gebruik zou kunnen maken,
Die
vraag
artikel
Methode
van het ongedierte.
werd reeds uitvoerig beantwoord tijdschrift
dit
in
ter bestrijding
mijn vorig
„Over de zoogenaamde Amerikaansche
Bestrijding van
ter
in
Insectenplagen."
meegedeelde kan men concludeeren, dat
ik
Uit
het
daar
van het kunstmatig
voortkweeken van vijanden van de perzikdopluis weinig resultaat verwacht.
Een kwceker op.
Hij
had
in
in
Poeldijk deed eene zeer belangrijke ervaring
den winter
in
een afgesloten gedeelte van de
perzikkas kippen ondergebracht. draad, waaraan de twijgen
kippen zaten,
te
Op
het rasterwerk van ijzer-
worden opgebonden,
slapen, in de buurt van de plek,
werden
nogal
eens
waar
zetten zich de zij
gewoonlijk
door het pikken van deze vogels
twijgjes afgebroken, vandaar dat
zij
eerst voor schadelijk
werden
113
Maar
gehouden.
hadden
opgehouden,
boomen, waarin
bleek, dat de
later
geheel gezuiverd waren van dopluis en
dan de andere. Bedoelde
veel grootere vruchten voortbrachten ooftteler
kippen
de
zal in
zich
zij
bestrijding
van
de volgende jaren
met behulp van
zwart
het
een ander gedeelte van zijne
in
kassen voortzetten.
Dat
onder
vogels
dopluizen
de
ondervond ook Marchal, toen
kunnen huishouden
flink
proeven deed met L. corni
hij
en haar op verschillende planten trachtte
Op
zekeren morgen ontdekte
voort
het grootste gedeelte van zijne luizen
had weggepikt.
sporen van snavelhouwen op de twijgen wist
waar
zijn
hij
op
Uit de
maken,
te
proefdieren gebleven waren.
De middelen, waar men terwijl hierbij
Ten
aangegeven.
methode van
Westland eenigszins baat
het
in
bij
kwamen, besproken tevens enkele verbeteringen zullen worden
vindt, zullen nu, voor zooverre
worden,
kweeken.
te
dat een insectenetende vogel
hij
slotte
zal
kasontsmetting
zij
mij ter oore
ik
de aandacht vestigen op eene
,
die
,
waar tegen de toepassing
ervan geene bezwaren bestaan, het meest afdoende middel tegen het zwart zal blijken te
De Westlandsche de perzik tabaksstof.
zijn.
ooftteler gebruikt tegen de bladluizen
De groene
bladluis kan
hij
van
reeds door
besproeiing met water onderdrukken; voor de zwarte bladluis,
minder gemakkelijk verdelgd wordt,
die
het verstuiven van tabaksstof op of
de
na de besproeiing,
is,
jonge
wel
gesproeid
met
het,
nicotine
noodig
blaadjes
wel besproeiing met aftreksel van tabaksstelen. bevattende
X L
All
echter in groote kassen een duur middel
wordt.
Het
van tabaksstelen helpt tegen de groene,
minder
goed
Maar
men
de
zwarte
de
dopluis zich door tabakspraeparaten
heeft in
,
ondervonden, 't
wat
rooken tegen dat
geheel niet laat
Tegen de dopluizen van den wijnstok (behalve L. komt n.1. in ons land ook eene Putvinaria-soori op den
bestrijden.
corni
bladluis.
,
Ook wordt
114 wijnstok voor) heeft
van
takken
voorjarige
men goede
resultaten verkregen door de
deze plant
in
te
smeren met het be-
Waar de perzikdopluis zich niet zoo sterk vermenigvuldigt, kan men met kalk en zwavel de kwaal wel eenigszins verminderen. De toepassing kende mengsel
van
van
en
zwavel.
op den zoo sterk vertakten perzikboom kost
middel
dit
kalk
echter heel wat arbeidsloon, want het
de
takken
dikkere
te
Waar
behandelen.
de ziekte zich veel heftiger openbaart,
Ook
voerbaar.
wanneer ten
zij
is
voldoende alleen
in
de stookkassen
het eenvoudig onuit-
het afborstelen van de luizen in het voorjaar,
door
onbegonnen
een
is niet
de
goed zichtbaar worden,
opzwelling
is
Bovendien v/orden vele jonge vruch-
werk.
dezen arbeid afgestooten.
bij
Besproeiing sultaten
heel wat eenvoudiger en tamelijk goede re-
is
werden
in
het
Westland met petroleum verkregen.
Men
emmer water roeren en zuigt hiervan telkens eene druivenspuit vol op. Wanneer dit primitieve werkje niet met de uiterste zorg geschiedt, komen er laat
eene
test
doode takken
petroleum door een'
in
den perzik; geen wonder, daar van eene goede
vermenging van de grondstoffen Petroleum
is.
verisateur
is
zulke gevallen geen sprake
in
wel bruikbaar, maar men moet dan een pul-
nemen met een petroleum-mengtoestel,
of
petroleum met behulp van zeep emulgeeren, en ook geval
is
men moet de in dit laatste
het gebruik van eene goede pulverisateur te verkiezen
boven dat van eene druivenspuit, omdat het middel
er fijner
door
verdeeld wordt en de takken beter van verschillende kanten kunnen
worden
geraakt.
Men
het voorschrift hier
den
perzikboom
kan eene 6 pCt's verdunning, waarvoor
beneden
nemen.
zuiver, in geen geval hard zijn. in
6
L.
vuur en een
Men
kokend water op; voege licht)
voor winterbesproeiïngvan
volgt,
Het water, dat men gebruikt, moet
bij
losse
'2 Ko. groene zeep
de heete oplossing (ver van
12 L. petroleum en klutst die er doorheen, totdat
homogeen mengsel verkregen
is.
Men kan
zich het
mengen
115 vergemakkelijken door met eene gewone druivenspuit de vloeistoffen om de beurt op te zuigen en krachtig weer uit te spuiten-
De
men
beware
van
emulsie
verkregen
aldus
Om
wijnflesschen.
in
eene 6 pCt's emulsie
twee zulke flesschen
dik
vloeibare consistentie
een pulverisateur vol van
maken, verdunt men den inhoud van
te
met
L.)
(l'/a
heet water en 10 L.
4'/2 L-
koud water. Deze petroleumemulsie mag alleen gebruikt worden midden in^den winter, als de knoppen volkomen in rust zijngeheimmiddel waarvoor tegenwoordig zeer veel reclame wordt gemaakt, de phytophiline, is ook met tamelijk goede resultaten gebruikt tegen de perzikdopluis, maar afdoende
Een
is
duur
Daar het voor de planten veel minder schadelijk
het niet.
is
dan
men de toepassing uitstellen totdat er de knoppen komt; maar men moet niet te lang
petroleum, kan
werking wachten,
in
want dan
zou het kunnen
gevormd worden. De eieren toch
zijn,
zijn
dat er reeds eieren
onder het schild van de
moederluis goed tegen contactgiften beveiligd. Eene perzikkas, het vroege voorjaar van 1909
met phytophiline,
1
:
in
20, besproeid,
was eenigszins, maar lang niet afdoende gezuiverd. Begin September van dat jaar zat er weer heel wat luis in en waren de Het bladeren en ook vele vruchten met roetdauw^bezoedeld. phytophiline
De takken
nog sterker er
mee
zou
gebruiken
te
kwasten zou
af te
te
te
duur worden.
veel arbeidsloon en
toezicht vereischen, daar reeds voor het besproeien van de kas
twee dagen door één persoon was gewerkt.
Meer afdoend en goedkooper dan alle tot nog toe genoemde middelen is het berooken der kassen 'met blauwzuur. Het gebruik van dit sterk werkend vergift als insectendoodend middel is van Amerikaansche oorsP^ong. Dat de vindingrijke
Amerikanen
dingsmiddelen gevoelen,
van
zich
tot
het
tegen^ insectenschade
behoeft
waardevolle
ons
^niet
vruchten
in
te
uitdenken van bestrijbijzonder
aangetrokken
verwonderen, daar de cultuur
dat land over groote aaneenge-
116
beslaat.
wordt
bedreven
oppervlakten
sloten
en
millioenen hectaren
die onbeperkte hoeveelheid voedsel
Bij
de schadelijke insecten er zich, veel meer dan geval als
Schweinfurter groen en blauwzuiir levert
gaarden
waar kleine
andere
en
Californië
in
minder gevaar op dan centra,
in
in
de groote
boomen
onze veel dichter bevolkte tuinbouw-
lapjes fruittuin afwisselen
Dat men
graast.
boom-
Amerikaansche Staten veel met woningen en
erven, of waar, ais het bedrijf minder intensief
de
ons het
ware landplagen. Het werken met zware vergiften
tot
is,
vermeerderen dit bij
in
Europa
in
't
is,
het vee onder
algemeen afkeerig
van 't gebruik van de genoemde giftstoffen, dat zelfs in is Zweden de berooking met blauwzuur verboden is, laat zich begrijpen. Intusschen heeft men in de laatste jaren ook in ons land ondervonden, dat Schweinfurter groen wel degelijk zonder
gevaar
te
gebruiken
overtuigend
van
bewijs
ervaring medegedeeld
Blauwzuur
geleverd
en
wij
De
in
breeden kring
zijne
cyaanwaterstof en cyaankali, de witte kristal-
of
zijn
de sterkste vergiften
kennen.
geringste ademhaling
eene ruimte, die met blauwzuur
in
berookt wordt, veroorzaakt oogenblikkelijk den een
heeft hier het
').
brokken, waaruit het gemaakt wordt, die
Bos
Professor Ritzema
is.
vandaar
zenuwvergift,
Insecten worden ten er, althans
er
dat
het
dood.
oogenblikkelijk
is
werkt.
onmiddelijk door vergiftigd, terwijl plan-
oordeelkundige toepassing, niet van
bij
Het
te lijden
hebben.
Toen
zich,
nu bijna
genheid aanbood
maken, vond
ik
om het
vijf jaar
geleden, voor
van blauwzuur
eerst de gele-
jammer een zoo duchtig wapen tegen
van de hardnekkigste onzer kleine vijanden
') Ingezonden stuk weekblad, eind April
't
als insecticide gebruik te
o.a. 19(/J.
in
te
vele
versmaden om
Nieuwe Rotterdammer en Ncd. Landbouw-
117 het gevaar, dat er aan verbonden
mogelijke
alle
duizenden afdoend
appelboomen
jonge
van
gezuiverd
keeren
tiental
is.
Onder inachtneming van
voorzorgen van veiligheid werden toen eenige
bloedluis
blauwzuur
het
in
eene kweekerij berookt en ').
het
in
Sedert heb ik nog een groot
toegepast en
ik
ben van meening, dat het wel degelijk met voordeel en zonder gebruiken
maar
alleen onder deskundige
gevaar
te
leiding.
Want ik heb de ervaring opgedaan, dat door personen, gewoon zijn zware vergiften in handen te krijgen,
die
is,
niet
dikwijls eene zekere ongeloovigheid ten opzichte van de werking
van die stoffen aan den dag wordt gelegd. Eene kleine onvoorzichtigheid of vergissing
bij dit
werk, kan levensgevaarlijk
Wanneer
ik
voor den prakticus zeer ongewone
zijn.
nu op deze bladzijden het een en ander mededeel
over de eigenschappen van het blauwzuur, over de gevoeligheid
van
enkele
en
planten
insecten voor dit vergift en over het
gebruik, dat ik ervan maakte
bij
de bestrijding van de perzik-
dopluis en enkele andere insectenplagen, dan
aansporing
eene
als
Veelmeer
passen.
van
dit
tijdschrift,
om
bekampen plaag
dat niet bedoeld
de methode op eigen houtje toe
mogen deze
regelen dienen
om
te
den lezers
die misschien te eeniger tijd de hulp van
het Instituut voor Phytopathologie
ter
is
bij
eene door blauwzuur
willen inroepen, enkele gegevens
beoordeeling van de vraag of
in
te
te
verschaffen
een bepaald geval
al
dan
niet
resultaten van dit middel zijn te verwachten. Hierbij ga de verzekering, dat het Instituut,
waar het de behandeling uitvoerbaar
acht, zich ten allen tijde voor de leiding ervan beschikbaar stelt.
De
cyaanwaterstof, ook wel blauwzuur of Pruisisch zuur ge-
heeten,
de
is
lucht
*)
vindt
bij
lage temperatuur eene vloeistof, die evenwel, aan
blootgesteld,
spoedig vervliegt, daar haar kookpunt
Nadere bijzonderheden over de toen door mij gevolgde werkwijze men in den twaalfden jaargang van dit tijdschrift, blz. 187.
118 bij
26,5° C. (79,7" F.)
—
De damp
ligt.
het
is
n.1.
juister
van
spreken —
is kleurloos, blauwzuurdamp dan van blauwzuurgas te zoodat hij slechts door zijn' zoeten, bedwelmenden, aan bittere
amandelen herinnerenden geur,
is
waar
te
nemen. Behalve door
inademing kan de damp ook door de slijmvliezen en den worden geabsorbeerd. 7 pCt. lichter
is
dan de
opgestegen
spoedig
Daar het blauwzuur
lucht, zal de tot
zijn
damp
in
in in
open won-
dampvorm
eene open ruimte
buiten het bereik der zintuigen.
dat in witte kristalbrokken met een gehalte
Door cyaankali,
overgieten met — ofte verkrijgen — verdund zwavelzuur, hoeveelheid voldoende eene dompelen in
van 96
brengt
met
tot
98 pCt.
te
is,
te
men eene heftige opbruising teweeg,
waterdamp
gemengd,
voor een gering gedeelte
in
waarbij het blauwzuur
grootendeels
de vloeistof
ontwijkt,
en slechts
opgelost. Ofschoon
blijft
kleinere hoeveelheden zwavelzuur reeds voldoende zijn,
men gewoonlijk op één die,
aangezien
neemt
deel cyaankali, twee deelen zwavelzuur,
geconcentreerd zwavelzuur cyaanwaterstofzuur
ontleedt, vooraf door uitgieten in drie deelen water zijn verdund. Bij dit verdunnen moet er aan gedacht worden, dat zich daarbij warmte ontwikkelt, en dat die warmteontwikkeling zeer heftig is en de vloeistof uiteen doet spatten wanneer men het water
giet
wanneer daarentegen het zwavelzuur
het zwavelzuur;
in
omzwenking en
onder
dunnen
in
straal
het water
in
wordt
gegoten, verwarmt zich de vloeistof meer gelijkmatig.
Wie met
de open lucht
te blijven
blauwzuur werkt, zorge steeds en wel aan de windzijde
een
;
zelf in
voorts zorge
fleschje met chloorkalk
om
van den bedwelmenden geur aan
bij
te
hij,
dat
de hand
bij
is
de minste gewaarwording
ruiken. Reeds
bij
het
openen
van eene flesch met cyaankali neemt men een' flauwen blauw-
zuurgeur ontleed
waar, wordt.
onbedekte lucht,
daar
Men
hand aan.
dit
vatte
zout
een
aan de lucht stuk
Het cyaankali,
in
geringe mate
cyaankali nooit met de dat,
blootgesteld aan de
spoedig door wateraantrekking vervloeit, moet
in
herme-
119
van etiquetten met het woord „vergift" worden bewaard. Het zwavelzuur, een dii
tisch gesloten flesschen,
voorzien,
zwaar en bijtend vocht, dat gaten brandt werk, moet, evenals het cyaankali,
in
kleederen en
in
hout-
voorkoming van ongeluk-
ter
ken, voorzien van vergift-etiquet achter slot
worden bewaard.
Wat
betreft,
de
prijs
der
genoemde chemicaliën
cyaankali (kristalbrokken van 98 f
— 100
1.15; een kilo (ruw) zwavelzuur kost
veelheden nog minder
plantenweefsels
geringe
concentraties
kilo
f
0.09;
groote hoe-
bij
').
Geheel ongevaarlijk voor planten teêre
een
pCt.) kost tegenwoordig
het blauwzuur niet. Jonge,
is
na de inwerking van
reeds
zullen
vrij
bruine of zwarte kleur aannemen
eene
en afsterven. Zelfs wanneer
men zoo weinig
laat
inwerken, dat
de bovenaardsche deelen niet worden beschadigd, zullen vele kasplanten toch tengevolge van de
voelige plantendeelen
minder dat
dan
1
n.1.
door de
is.
met het blauwzuur
gram
of
het te verdelgen ongedierte niet
men
wel eenige gegevens, maar niet gebruik van
te
in
die
welke temperatuur en op welken
gevoeligheid van
zijn
dit
te
deze voldoende
zijn
altijd
tijd
om
wordt meegedeeld
van den dag de proef
omstandigheden, die op de
heeft in het
bouwblad „Sempervirens" van Wellicht
planten-
de planten een' grooten invloed uitoefenen.
De Heer Plemper van Balen
zwavelzuur
te bestrijden
buitenlandsche geschriften
altijd
kunnen maken. Niet
genomen werd, en toch
')
1
verschillende soorten van kasplanten wordt verdragen
luizen, mijten of Thrips, vindt
bij
uit
Over de concentratie van blauwzuurdamp,
en die tegelijkertijd doodelijk werkt op de
er
lang in
gram cyaankali per cubieke Meter kasruimte,
men van de werking op
meer zeker
tijd
beschadiging van zeer ge-
voorkomen, moet men met zóó kleine
te
hoeveelheden berooken,
berooking een'
Om
den groei worden belemmerd.
10
Sept.
Nederlandsch Tuin1904 een overzicht
het noodig bij het berooken van gevoelige planten zuiver nemen. Dit moet nader onderzocht worden.
is
120
gegeven van de meer betrouwbare gegevens, die toen omtrent de gevoeligheid van een aantal kasplanten in Amerikaansche Engelsche
en
bulletins
zoodat
gepubliceerd,
lezenswaard
bijzonderheden
v(Hir
naar
intusschen
kan verwijzen,
artikel
tuinbouwbladen
Fransche
en
ik
zijn
waren
zijn
zeer
ook nu de
gegevens voor eene meer algemeene toepassing
bestaande
in
de kascultures nog lang niet voldoende.
Enkele
men
welke
ervaringen,
genomen Wanneer de temperatuur boven de 50 blauwzuur
wanneer
berooking
de
dit
damp wordt
worden toegeschreven
is
gestegen en
wanneer
zij
bij
wordt het plantenweefsel veel gemak-
dan wanneer
het donker aan den
in
a 60" F.
daglicht en vooral
bij
direct zonlicht plaats heeft, kelijker beschadigd,
verslagen over met
alle
in
terugvindt, laat ik hier volgen.
proeven
aan
bij
lagere temperatuur en
blootgesteld. Of dit
moet
grootere gevoeligheid van de
de
plant voor de werking van het blauwzuur
bij
hooge temperatuur
en intensieve belichting, dan wel aan de werking van de ontledingsproducten,
cyaanwaterstof onder de inwerking
waarin
van het zonlicht uiteenvalt,
is
bekend.
niet
gehouden worden met de vochtigheid
in
Ook moet
de
te
rekening
ontsmetten kas.
Aan de planten hangende waterdroppels absorbeeren den damp, hetgeen aanleiding geeft
dat de
grond
Vochtige
vlekken.
wortelwerking
gegeven
tot
het ontstaan van bruine of zwarte
kan
tijdelijk
vó(')r
licht
dien
tijd
en
bij
'j
Zie
uit
absorbeeren,
vindt althans op-
den grond wordt opgenomen.
flink
lage temperatuur plaats
gelucht en niet gesproeid
vermeld, dat de planten
door eene
van
de .berooking zooveel mogelijk onder buitensluiting
Dus moet het
men
dat gedurende een of twee dagen na de berooking,
'),
weinig water door de planten
van
zooveel
er
stilstaat,
iets
o.a.
in
't
hebben en moet zijn.
Voorts wordt
algemeen minder geschaad worden
meer intensieve, maar korte behandeling, dan door
Revue Horticole, Nouvelle
„Désinfection des serres du
Muséum"
par
Série,
Tomé
4,
1904, pag. 191.
Costantin,GéROME
et
Labroy.
121
langduriger
verblijf in
eene minder intensief beroükte ruimte.
Voor het achterblijven van een
kunnen
geval
nog
niet
van
zulke
eene
bij
Dit zou alleen het het berooken v^ater-
welke
of wel,
bij
aanra-
het
wanneer zich op de reageerende vloeistof
alcalisch
Bordeauxsche pap, zeepoplossing), daar de
stoffen
hebben.
er zich
opgedroogd,
zijn
bevonden (kalkmelk, door
te
bevonden,
bladeren
de
droppels
bladeren
vrees
wanneer
zijn,
op
droppels
ken
men geen
behoeft
zijn,
giftig residu, dat later bij het
van de berookte planten nog gevaarlijk zou kunnen
aanraken
cyaanwaterstof
als
zout wordt vast-
gelegd.
Larven en volwassen exemplaren van blad- en schildluizen en ook van Thrips en mijten worden
door
blauwzuurgas,
het
cubieke Meter
worden
entegen
Wat voor de berooking
uit
De
1
den regel reeds gedood
a 2
gram
cyaankali
eerst door veel sterker
men
echter
mogelijk
zooveel
eieren aanwezig
Bij
zijn.
berookingen gedood.
nog weinig.
Men
zal
dus de
moeten verrichten wanneer geen
diersoorten,
waar steeds naast andere
ook eieren voorkomen,
ontwikkelingsstadiën
is
herhaling van
de berooking noodig. Dat de eieren veel minder gevoelig
voor
dit
vele
terwijl
huid in
staat
vergift,
ademhaling, die
van
per
eieren van deze dieren daar-
eieren der verschillende soorten de maximaaldosis
weet
daarvan
is,
dat
ontwikkeld.
is
in
in
dit
schildluizen
in
zijn
verband met de weinig intensieve
stadium plaats heeft; daarbij komt, dat de
eieren door het schild zijn bedekt,
de wintereieren der plantenmijten door eene extra dikke
omgeven
zijn
en die van
Thrips en galmijten inwendig
de pla-ntendeelen worden gelegd.
Zooals alle
uit
het bovenstaande reeds blijkt, kan
nog
in
lang niet
gevallen voor het ontsmetten van plantenkassen van blauw-
zuur worden gebruik gemaakt en vermoedelijk zullen wel niet
alle
bezwaren tegen de toepassing van het middel voor zeer gevoelige planten zijn
weg
te
nemen. Men zou zulke planten echter
bij
de be-
122
rooking der kassen
tijdelijk
naar eene andere kas kunnen over-
brengen.
Ter ontsmetting van hardere of in rust verkeerende planten ter berooking van boomen en heesters, die in den
en speciaal
bladerloos zijn, zal zeker niets ontdekt worden, dat met het biauwzuur kan wedijveren. Het middel wordt dan ook in vele Staten van Amerika gebruikt om te voorkomen, dat insecten met plantenzendingen worden ingevoerd of verspreid. Amerikaansche onderzoekers hebben gevonden, dat de in rust verkeerende planten algemeen eene behandeling met het uit 6 gram per cubieke Meter ontwikkelde biauwzuur verdragen, terwijl het maximum voor vele van deze planten veel hooger ligt. Zoo kan de perzikboom zonder schade aan eene anderhalf maal zoo groote, de pruimeboom aan eene driemaal zoo groote en de appelboom zelfs aan eene achtmaal zoo groote hoeveelheid gedurende een half uur worden blootgesteld. Bij mijne eerste proeven in Blitterswijk, met appelboomen, maakte ik van zeer sterke concentraties, 40 gram per cubieke Meter (waarvan een aanzienlijk gedeelte tengevolge van absorbtie door den grond
winter
ging), gebruik. Voor ontsmetting van perzikkassen had ik zeer goede resultaten met 5 gram p.c.M. ') (ik kom daarop aanstonds terug), terwijl door berooking met 3 gram p.c.M. de dopluis wel grootendeels, maar toch niet op afdoende wijze werd verdelgd. Met 3 gram p.c.M. werden de z.g. witte vliegjes,
verloren
Aleurodes vaporariiim Whstw., die
in /^za/ecïkassen
zeer schade-
lijk
waren, geheel uitgeroeid. Enkele ylzö/eaplanten kregen na
de
berooking bruine vlekjes op de bladeren, maar noemens-
waarde schade had dit niet tengevolge; geen enkele plant is dood gegaan, en na korten tijd kwamen de jonge blaadjes even frisch als anders te voorschijn. De kweeker, bij wien Aleurodes variëteit
op
deze
wijze
Vervaeneana, die tengevolge van
haar blad verloor en die
')
p.c
was verdelgd,
M. bctcekcnt
Iiier
hij
daarom
niet
schreef dit
o.a.,
dat de
insect steeds al
meer durfde kweeken,
en verderop per cubieke Meier.
123 na
zich
met
berooking
de
bladerpracht
volle
Voor de ontsmetting van planten,
bij
dierte in zeer diepe en smalle spleten
veel grootere hoeveelheden noodig.
zijn
Zoo had berooking van
weer i4/?2a-
10 gram p.c.M. slechts gedeeltelijke verdelging van deze
„mealy bug" tengevolge, en
men
er in zal
ontdoen,
te
welke het schadelijk ge-
kan wegkruipen,
tegen Pseudococciis (Daciylopiiis) hibernicus Newst.
r_y///sbollen
met
ontwikl^elde.
den damp
Alleen
is
het b.v.
niet te
verwachten, dat
slagen op deze wijze meubelen van houtworm
tenzij
men
dagen lang aan de inwerking van
ze
blootstelt.
van
ontsmetting
de
van
perzikkassen
eén meer
is
den winter,
als de
perzikboom eene intensieve behandeling verdragen kan,
is juist
gedetailleerd verslag hier
de perzikdopluis voor
op
dit
zijne plaats.
In
Dan
gas zeer gevoelig.
geen eieren, maar alleen larven, die zich
af
toch zijn er
en toe voortbewegen
en die dus, voor zoover eene schildluis dat kan, intensief ademhalen. te
Om
nemen
de vele bijomstandigheden, die hierbij
zijn,
is
in
aanmerking
het moeilijk in vaste regels aan te geven hoever
de kas van huizen moet
zijn
afgelegen
gevaar voor de bewoners daarvan
te
om
de besmetting zonder
doen plaats hebben, en men
doet in den regel het best het oordeel hierover aan het Instituut
voor Phytopathologie over
wordt besloten,
is,
te
laten.
Wanneer
tot
de kweeker verantwoordelijk voor de veiligheid van die
op
zijn terrein
iets
te
maken hebben, daar
kent en weet of de mogelijkheid bestaat, dat lig
de bewerking
met den ambtenaar, die de leiding
punt zullen ophouden. Onveilig
is
zij
hij
alle
heeft,
ook
personen,
zijne
mannen
zich op een onvei-
natuurlijk eene zekere strook
van het terrein, die ten opzichte van de kas, waaruit het blauwzuur ontsnapt of
kan ontsnappen, onder den wind
deze strook vooral, als
men
ligt;
onveilig
is
neerslaande winden heeft.
Van te voren moet worden gezorgd, dat de deuren en de luchtramen van de kas door een persoon, die ten opzichte van de kas
124
boven den wind
staat,
met behulp van stevige, lange koorden
kunnen worden geopend. zoo
in
meestal op bezwaren
af zal
men nog
hoeft
door
zich
worden
De
van
en
paar ruiten boven
een
neme men
ontsmet,
met
eindige
de kas, kan
in
eerst die,
welke onder den wind
welke aan de windzijde
die,
af te zien;
Wanneer meerdere kassen moeten
behelpen.
altijd
Daarom
de constructie stuiten.
in
van de uitvoering van het werk
niet
het inslaan
men ligt
maar het
richten,
te
Met de deuren is dit gemakkelijk openen der luchtramen van buiten
gelegen.
is
kas moet tijdens de berooking zoo dicht mogelijk gesloten
Men
zijn.
heele
zijn
de
als
dus
zorge
van
voren, dat kapotte ruiten door
te
vervangen en dat reten
zon
zijn
gestopt.
Berookt men
dan moet de kas vooraf door middel van
schijnt,
beschaduwd.
krijtwater of anderszins zijn
Ter ontsmetting van groote perzikkassen gebruik
boven gemotiveerd werd,
bij
voorkeur 5 gram
p.
zooals
ik,
c.M. Voor eene
kas van 500 cubieke Meter inhoud (en eene lengte van bijna 50 M.) is
dus 2,5 Kilo cyaankali noodig.
eenigszins
dat
deeld,
te
zorgen, dat de
damp
gelijkmatig inwerkt, moet deze hoeveelheid niet in
geheel
haar
Om
zwavelzuur gedompeld worden, maar zoo ver-
in
hoogstens
50 cubieke
Meter
inhoud, of 5 Meter
lengte, zijn eigen ontwikkelingsvat krijgt. In
aarden, niet in metalen vaatwerk, moet de inwerking plaats
hebben,
ik
plaatste
bodem van de bevond
om
dit
steeds
kas, dat de
aldus
te
zoodanig
in
een' kuil in den
opening zich aan de oppervlakte
bewerken, dat ook het ongedierte op de
onderste takken werd gedood.
Op
verschillende manieren kan
men, buiten de kas staande, de porties cyaankali laten
zakken
blijven;
men
;
in
het zuur
bijzonderheden daarover kunnen hier achterwege late
dit
werk aan den ambtenaar van het
over. Absoluut noodzakelijk
bereid,
want
hapert,
doordat
er
als
b
v.
bij
een
't
is
in
het, dat alles
werking
gedeelte
zorgvuldig
Instituut is
voor-
stellen der reactie iets
van het cyaankali niet
in
125
ondergedompeld
zuur
het
zeer
groot.
papier gewikkeld, zoo wel in het zuur kan
in
werpen en dan vlug wegloopen. gewezen,
men
dat
de kans op ongelukken
is
heb personen ontmoet, die meenen, dat men
Ik
cyaankali,
het
dan
is,
Er
uitdrukkelijk op
hier
zi]
door eene dergelijke handelwijze
zich
in
levensgevaar begeeft. Als alle cyaankali
uur
van
inachtneming
worden
half
den
uur
zonder
half
er
vermelde voorzorgen openge-
men
uur flink luchten kan
adem,
inhouden van
in
gevaar
ademhalen.
de potten zwavelzuur,
in
blijft
Als de inwerking
zwavelzuurkalium en water achter.
Men
waarin
hoeveelheid
grootere
of kleinere
uitgeschoten. Een weinigje blauwzuur
ziet
blijft
dus eene
is
vloeistof,
kristallen zijn
hierin
de inhoud blauw gekleurd
somtijds
terwijl
nog opgelost,
door Berlifnsch
blauw, dat zich vormen kan, wanneer sporen ijzerroest ontwikkelingsvat aanv/ezig in
zijn.
in
het
Als geen kinderen of huisdieren
de buurt kunnen komen, werpe
men de
op
onder toevoeging van kalk,
ten,
onder
zich,
de kas begeven en na nog een
in
naar wensch heeft plaats gehad,
eene
half
deuren en luchtramen onder
de
vroeger
de
Na een
trokken.
ondergedompeld en de inwerking een
is
geduurd,
heeft
resten uit de pot-
Zoo
den composthoop.
wordt nog van de bemestingswaarde van het zwavelzuurkalium van
en
zwavelzuur, dat zich met kalk
het
tot
gips verbindt,
geprofiteerd. Het overgeschoten cyaankali en zwavelzuur
moet
weer zorgvuldig worden weggesloten. Eene
berookte
blauwzuur opmerkte,
rieken.
echter
op den grond
Na
eenige
den grond bij
het,
de
kas
of,
of
blijft
Men niet
nog dagen lang zeer flauw naar
behoeft
bezorgd
zich,
te
aan de wanden een
dagen zoo
vallen er al
zooals ik reeds boven
maken, dat op de boomen, giftig residu achterblijft.
de perzikdopluizen verdroogd op
eenige blijven zitten, laten ook deze
minste aanraking van de twijgen
dat de door sproeimiddelen
los.
Merkwaardig
gedoode jonge dopluizen
is
uit-
126
gedroogd aan de twijgen blijven zitten; de door blauwzuur gedoode daarentegen vallen naar beneden. Van de door mij met 5 gram cyaankali p. c. M. berookte kassen kon in den daaropvolgenden zomer worden getuigd, dat zij vrij van ziekte waren. Terwijl de perziken in vorige jaren klein en door roetdauw bezoedeld waren, plukte men in den zomer na de berooking perziken van de volle grootte en onberispelijk van voorkomen. Bij zeer nauwkeurig onderzoek was hier en daar een enkel jong luisje op een blad nabij den grond te vinden. In den tweeden zomer na de berooking evenwel zat de ziekte er weer in, ofschoon in veel mindere mate dan vroeger. De met 3 gram p. c. M. berookte kassen brachten in den zomer daarop ook groote en zuivere perziken voort, maar ik vond op een grooter aantal bladeren jonge luisjes en sporen van het zwart. In den tweeden zomer zat ook in deze
kassen
eiken
winter
worden
;
de
de berooking
Het
weer.
ziekte
opnieuw met
gram
blijkt dus,
dat de kassen
M. behandeld moeten afdoend slechts voor één jaar. Door
is
de berooking eenige jaren
5
te
p. c.
herhalen zal
men
het ongetwijfeld
kunnen brengen, dat de kassen voortaan slechts om de twee of drie jaar behoeven te worden behandeld. Natuurlijk mag, m.et het oog op overbrenging van de luis met de kleederen of anderszins, geen enkele kas worden overgeslagen, terwijl ook eventueele vermenigvuldiging van Lecanium coriii op de andere bovenvermelde voedsterplanten moet worden tegengegaan. Winterbesproeiïng met tot 10 pCt. verdund carbolineum van de Nederlandsche Pomologische Vereeniging kan voor dit doel worden aangewend bij bessenstruiken en appel- en pereboomen, daar deze, in tegenstelling met de steenooftsoorten, door dit middel niet worden beschadigd. zoover
Pasteur
heeft gezegd, dat de
mensch
Men
behoeft
Franschman, perziken toe
niet
om te
eens dit
zoo
optimist
macht heeft doen verdwijnen.
het in zijne
de parasitaire ziekten van den aardbodem te
te
zijn
als
deze groote
gevleugeld woord op „het zwart"
passen.
in
Laten de Westlandsche oofttelers
de zijn
Tijdschr.
o.
Plantenz
;
1909.
PI.
II.
127
woord
tot
hunne maken en
het
in
samenwerking met elkaar
en met het histituut voor Phytopathologie den de perzikdopluis.
tegen
macht hebben de gebied
te
Dan
ziekte, die
zal
blijken, dat
strijd
zij
aanbinden
het in hunnv-^
ons hier bezighield, voorgoed
uit
hun
verbannen.
Wageninqen, December
1909.
H. M.
VERKLARING VAN PLAAT
QUANJER.
IL
Figuren, toepasselijk op de Hollandsche perzikdopluis, ontleend aan Marchal. Fig. „
1.
2.
Twijgje met dopluizen
in
winterstadium; vergr.
Winterstadium, gepraepareerd onder het microscoop,
vande buikzijde gezien; vergr. 3.
„
2,4.
48.
Winterstadium, ongepraepareerd, van de rugzijde gezien; vergr. 7,2.
„
4.
Voorjaarsstadium, kort na de 2de vervelling, van de rugzijde gezien, vergr. 7,2.
„
5.
Voorjaarsstadium, gezien
„
6.
;
Voorjaarsstadium, opgezwollen, tijdens het leggen van eieren,
„
7
pas opgezwollen, van de rugzijde
vergr. 7,2.
van de buikzijde gezien; vergr.
Voorjaarsstadium,
gepraepareerd onder het micros-
coop, van de buikzijde gezien; vergr. „
8
Twijgje
met dopluis,
vergr. 2,4.
7,2.
die
de
eieren
7,2.
gelegd heeft;
128
DE SCHADELIJKHEID VAN PETROLEUMGAS VOOR DEN PLANTENGROEI.
Een
kweeker
aan de daar is
Veur
te
eene gasleiding
in
(Z.H.) heeft in het najaar van
plaatse aanwezige petroleumgasfabriek.
ter
eene Boskoopsche kweekkas
midden trekkas
door
dient,
twee
de zijkanten
;
afgescheiden,
is
kant
van
3 M.
;
In
deze afdeeling staat
Aan
de kas bevinden zich de werkplaats,
in
houtwerk gescheiden staat.
Deze werk-
De gasmeter
staat in een
verbinding
plaats heeft twee deuren naar buiten. bij
kas
een klein gedeelte, dat voor
lang
en met deze door eene deur
hoek
De
1.30 M., het
de breedte bedraagt 5.75 M., en de
;
Van deze kas
die van de kas door een muurtje, glas en is,
zijn
deurtjes met de eigenlijke kas in verbinding.
anderen
den
M. hoog
2.65
is
14.70 M.
lengte
1908
aanleggen en deze aangesloten
zijne kas laten
de deur.
de werkplaats bevinden zich verscheiden Meters pijp en
twee gaskranen. Het bleek mij verder, dat op de beide plaatsen,
waar de gaspijpen, tusschenwand
den
opening zij
't
niet
doorboren,
daar
de
geheel door de pijp
is
ter
plaatse gemaakte
aangevuld, zoodat eene,
ook geringe, verbinding bestaat tusschen de lucht
werkplaats en die
in
De gezamenlijke Meter. Er
wordt
die uit de werkplaats naar de kas loopen,
in
zijn 't
in
geheel
in
de
de kas.
lenute der pijpen
deze kas niet
in
't
in
de kas bedraagt 25,50
geheel tien kranen.
In
de kas
meer dan ééne enkele losse lamp met
129
van
de
die
gebruikt,
gloeilichtbrander
voorden verbonden. Zoo kan men, waar
De lamp
het te verrichten v/erk.
bij
noodig
't
aan een
is,
van een guttapercha slang kan
middel
door
kranen
naar
al
dit
moet, licht hebben
heeft in den winter hoogstens
twee uur per etmaal gebrand.
M. gasbuis; maar
het trekkasje loopen 5
in
geen kraan,
wordt dan ook nooit
er
licht
er bevindt zich
gebrand.
Alle gaspijpen zijn van ijzer, en geverfd.
Het
petroleumgas
verwarming,
op
werd
gebruikt,
en
alleen
dan nog maar hoogstens twee uur
een' dag.
Zoowel de planten
in al
petroleumgas
Een
vrij
de groote kweekkas als
eene
fletse,
af;
dagen
bij
groot getal hulstplantjes van verschillende soorten in
de kas gezet
geelachtige kleur
te
;
einde October en begin
hunne normale kleur tegen
aan,
verwisselen, en weldra vielen
sommige hulststammetjes geschiedde
nadat
binnen gebracht waren.
zij
Bij
reeds
dit
vijf
een bezoek, dat
op 4 Mei aan de bedoelde kweekerij bracht, waren de hulsten
uitgepoot; in
het trekkasje bleken
lijden.
November vingen de bladeren ze
in
spoedig verbazend onder de inwerking van het te
werden op 15 October
ik
voor verlichting, niet voor
de
die ze aan
bladeren,
de kas nog hadden, hadden
exemplaren cornuta
Ilex
waren (de
zoo
goed
Japansche
zij
't
einde van hun verblijf
behouden; maar de meeste
als kaal. hulst),
Merkwaardig was dat
hoewel ook deze
er niet
ongeschonden was afgekomen, toch veel minder had geleden dan
al
De
de andere hulsten. bladeren
der
Rhododendrons
kregen
in
de
kas eene
eigenaardige blauwgrijze kleur, en vielen ook voor een gedeelte
Die der Azalea's werden geelbruin en vielen van eene Passiflora. af,
Ook
vóór ze opengingen.
af,
af.
evenals die
de bloemknoppen der Azalea's vielen
130
De
bladeren
der Clivia's werden geel en verschrompelden
hunnen top
eerst aan
zoo lang
;
zij
onder den invloed van het
gas bleven, breidde de sterfte zich steeds verder naar beneden toe
van sommige bladeren was de bovenste
uit;
Eene Araucaria excelsa verloor eene geheele durende hun bloemen,
uit,
welke ge-
de kas vele nieuwe bladeren en ook
verblijf in
ontwikkeling moesten brengen. Deze jonge bladeren
tot
bleven klein, en vertoonden zij
étage.
zagen die heesters er
eigenaardig
Bijzonder
dood.
helft
kronkelingen.
allerlei
Soms waren
op de meest vreemde manier heen en v/eer gebogen. Overigens
waren
zij
was
bleekgroen. Dit
o.a. het
geval met eene partij Prunus
plena, alsmede met seringen. In bijgaande Plaat
sinensis alba
fl.
wordt
boompje van eerstvermelde
een
weergegeven, hetwelk
III
soort photographisch
de kas die kleine, ineengekronkelde
in
bladeren beneden aan heeft gevormd, maar
later, niet
meer aan
de inwerking van het petroleumgas blootgesteld, flinke scheuten
met normale bladeren heeft gekregen. Hoewel te zien
in
de hoofdfiguur van Plaat
duidelijker in het
Men
het boompje. ren,
aan
III,
duidelijk
dit
valt het misschien
is
nog
oog aan de twee takjes aan weerskanten van heeft,
alvorens het boompje
daarvan
weerskanten
een
te
photographee-
afgesneden
takje in
den
grond gestoken, waaraan de boven beschreven verschijnselen zeer
duidelijk
zichtbaar
zijn.
De onder den
invloed van het
pretroleumgas gegroeide bladeren, hoe klein, krom gebogen en
heen
en
weer gekronkeld ook, bleven betrekkelijk zeer lang
aan de takjes zitten; terwijl de bladeren
(bijv. bij hulst,
Rhodo-
dendrons. Azalea, Passiflora), die ongeveer volgroeid waren op het
oogenblik,
toen
zij
aan
de schadelijke werking van het
petroleumgas werden blootgesteld, wankleurig werden en veel te
vroeg afvielen. Zeer eigenaardig ontwikkelden zich
bloemen.
Bij
Malus en
bij
bij
sommige
heesters de
Seringen verschrompelden de kroon-
blaadjes, terwijl de stampers en meeldraden tamelijk wel regel-
Tijdschr. o. Plantenz.; 1909.
B. Smit, phot.
PI
III.
131
matig
tot
ontwikkeling kwamen. Dit leverde een heel bijzonderen
De
aanblik op.
planten zagen er
alsof
uit
zij
met
kleine, gele
bloemen bezet waren. Dat
de boven vermelde verschijnselen aan het petroleumgas
al
worden toegeschreven,
moeten
bedoelde kweeker hij
te
blijkt
Veur de schade
wel
niet
het
uit
„Ook de
de hoofdkraan had afgesloten. Hij schrijft: verloren
griffels
alle
blad,
op
tot
kwamen normaal vervolgt
maar
slecht,
;
te
zelfs
nemen
binnenge-
na die afsluiting
hulstgriffels,
hij
„Niet
:
het branden van gas
alleen
in
is
het loopen van een buis zonder kraan door
een vertrek, heeft dezelfde slechte resultaten,
waar
tijd
hun blad."
gezet, behielden
Verder
bloei
in
hulst-
oogenblik, dat ik de
het
hoofdkraan afgesloten heb. Alle planten, na dien bracht,
dat de
feit,
meer bemerkte, zoodra
het trekkasje,
bij
waar geen kraan
mij duidelijk is,
maar waar
alleen een buis rondloopt. mij niet te erkennen, dat ik hierdoor een paar
schaam
„Ik
honderd gulden schade heb gehad; en verzoek
maken,
ik 't
U
machtig U,
ik
zeer vriendelijk, deze ervaring overal
bekend
hier een algemeen tuinbouwbelang, en
Geldt
erg genoeg dat er één geleden heeft, reden te
ja zelfs
waarschuwen.
Het
gas
op zich
zelf is
te
meer
om
't
te is
anderen
prachtig en goed-
koop, veel helderder dan steenkolengas, en uitstekend geschikt
voor
maar
straatverlichting;
laat
toch
planten liefheeft, dien plantenmoorder
De schade
is
Later dat
hij
vernam
ik
die
huis brengen in kassen,
—
doch
men de schade ook."
van een' eigenaar eener
villa te
Oosterbeek,
met petroleumgas gelijksoortige ervaring had opgedaan;
een' enkelen dag konden, volgens hem,
bladplanten
waar
zijn
onberekenbaar, vooral natuurlijk
de huizen ondervindt
in
in
nimmer iemand,
zich
tamelijk
wel
palmen en verschillende
straffeloos in lokaliteiten vertoeven,
petroleum-gasgeleidingen
bevonden
;
maar bleven
132
mate
dan
dagen achtereen, dan werden
eenige
daar
planten
de erge
beschadigd.
Petroleumgas
is
in
in
zij
dezen veel erger
lichtgas.
Mijn correspondent
maar
Veur v/ees
er reeds op, dat
petroleumgas
behoeft te worden gebrand, om schadeHjk te zijn de aanwezigheid van eene leiding, waar doorheen
niet
juist
te
;
dat
zich dit gas begeeft, op zich zelf nadeelig werkt.
branden
Het
voor
van zn/Ver lichtgas en van petroleumgas kan
planten
de
volkomen
schadelijk zijn door de produkten van
niet
verbranding,
koolzuurgas en water, maar wèl
n.1.
door de produkten van onvolkomen verbranding, die er soms ontstaan. Bovendien kan het branden van lichtgas dikwijls
bij
schadelijk
zijn
ontreinigd
is,
doordat
welke
Maar ook wanneer er bijkans
altijd
bij
het gas in
iets,
't
gas door zwavelverbindingen ver-
dit
verbranding
zij
't
in
zwaveldioxide overgaan.
geheel niet wordt gebrand, ontsnapt
bij
de koppelingen der buizen,
de branders, wanneer de kraan niet
bij
Het
kan
is
bekend, dat
houden
in
vertrekken,
waar
te
goed
t
loopt.
zij
afsluit.
zijne planten niet
mooi
lichtgas gebrand wordt,
waar ook maar eene gasleiding door
men
al
men op den duur
'
Ook zonder
of
dat
het lichtgas kan ruiken, schijnt er altijd wat te ontsnappen.
ook met het petroleumgas het geval; en petroleumgas blijkt voor het plantenleven nog veel gevaarlijker te zijn dan het gewone lichtgas. Men zij er dus voor gewaarschuwd!
Dit
is
J.
RITZEMA BOS.
133
BOEKBESPREKING. Op
mijne schrijftafel liggen nog een aantal boekwerken, mij
bespreking
ter
dit tijdschrift
in
aangeboden door de bekende
uitgevers-firma Paul Parey te Berlijn.
lagen daar reeds zeer lang; maar drukke
Sommige van deze
werkzaamheden verhinderden
mij tot dusver, eene eenigszins
nauwgezette studie van deze werken
maken.
liggen er zelfs ^vv^e jaargangen van het bekende „Jahres-
Zoo bericht
über
ga
ik
Halle op eene bespreking
te
over
der Pflanzenkrankheiten" van Prof.
Gebiet
das
Dr. M. Hollrung eerst
te
de bespreking van
tot
te
wachten. Het
dit belangrijke
werk.
„Jahresbericht über das Gebiet der Pflanzenkrankheiten",
I.
van
Prof.
Dr. M. Hollrung, IXter Band (das Jahr 1906), Xter
(das Jahr 1907). Prijs van deel IX deel
in
Tijdschrift
XIII
(laargang
gebied verschenen
in
de lezers van
dit
het „Jahresbericht" over 1905.
De
maakte
1907)
opmerkzaam op
verslagen over hetgeen
15 Mark, van deel X: 18 Mark.
:
ik
1906 en 1907 op phytopathologisch
leveren weer het bewijs van de
is,
bewon-
derenswaardige belezenheid des samenstellers; want men vindt er,
voorzoover
verhandelingen
op
het mij mogelijk in
dat na te gaan,
is
genoemd en besproken,
phythopathologisch
gebied brengen.
die
—
maar
weer
iets
alle
nieuws
Overigens onder-
scheidt zich het overzicht over het jaar 1907 in twee opzichten van dat over het jaar 1906 en van de laatste vroegere jaar-
gangen. Vooreerst
zijn
blicaties weggelaten,
maar
alleen
reeds
in
het overzicht over 1907 nu al die pu-
welke eigenlijk
bekende
feiten
niet veel
nieuws brengen,
weergeven; daardoor werd
eene aanzienlijke bekorting verkregen, zonder dat het doel van het
werk verloren
ging.
Overigens
is
daardoor ten
slotte
het
134 deel over 1907 toch het
daaraan toe
te schrijven,
is
voor staf
de
niet alleen
gestreefd, vollediger overzichten
geven over de verschenen belangrijke onder-
te
—
zoekingen.
is
vorige;
dat het aantal onderzoekingen ieder
naar
er
,,Jahresbericht"
vroeger
het
wordt; maar ook heeft de samenstelier van
jaar steeds grooter
dan
dan Dat
100 bladzijden dikker.
integendeel,
het
geworden
kleiner
niet
En
tweede heeft
ten
Prof. Hollrung, die vroeger
onderdeden
verschillende
van het vak een grooten
van medewerkers had, het „Jahrcsbericht" over 1907 bijkans
geheel alleen bewerkt, waardoor natuurlijk het groote voordeel
werd verkregen, dat deze onderscheiden onderdeden nu op gelijksoortige wijze behandeld onderdeel,
dat,
nl.
heeft
hij
(H. Diedicke te Erfurt), terwijl
Scandinavische
en
sische
een' hij
medewerker behouden
voor de Bulgaarsche, Rus-
literatuur
zich van den steun van
personen heeft verzekerd, die de
een drietal
waren
werken
Slechts voor een enkel
hetwelk de Crypogamen als oorzaak van plan-
behandelt,
tenziekten
zijn.
alle
geschreven,
die
talen,
Vv^aarin
moesten worden
de
gelezen en
geëxerpeerd, beter verstonden dan Hollrung.
nieuwe
Het
welke
deringen,
worden dan Het
jaarverslag
zij
zijn
zijne
mij
is
door verschillende kleine veran-
aangebracht, nog meer overzichtelijk ge-
voorgangers.
vergund
hier
een beknopt overzicht
te
geven
van den inhoud. Het
hoofdstuk
eerste
bevat de bespreking van de
in
1907
verschenen onderzoekingen over pathologische plantenanotomie
dus over den makroskopischen en planten
en
plantendeden,
Het tweede
hoofdstuk
;
mikroskopischen bouw van
welke door ziekten
zijn
aangetast.
behandelt de plantenpathologie, dus
de eigenlijke leer van de ziekten en beschadigingen. Dit hoofdstuk
is
gesplitst
ziekteoorzaken als
in
in
ziekteoorzaken
't
twee
gedeelten: het eerste handelt over
algemeen,
en
(phanerogamen,
wel
over:
a.
organismen
cryptogamen,
hoogere
135 dieren, lagere dieren),
anorganische ziekteoorzaken (oorzaken
/;.
chemischen, van physischen, van mechanischen aard),
van
ziekteversciiijnselen,
welker oorzaak
tweede
Het
komen
is
van verschillende gewassen.
beschadigingen
en
achtereenvolgens
ter
is;
sprake komen.
ter
behandelt wat er verschenen
gedeelte
ziekten
dusver onbekend
tot
welk hoofdstuk de monstruositeiten
bij
c.
over Hier
de ziekten en beschadi-
sprake
gingen der graangewassen, der weidegrassen, der hakvruchten, der
peulgewassen,
der
voederplanten,
der
handelsgewassen,
der warmoezerijgewassen, der ooftboomen, der bessenstruiken,
van den wijnstok, van de houtgewassen (woud- en laanboomen),
van de tropische kultuurgewassen en van de sierplanten.
tweede
gedeelte
van hoofdstuk
II
heeft wel uit
Dit
den aard der
zaak den grootsten omvang; het beslaat ongeveer 200 van de
400 bladzijden van het geheele werk. Het derde hoofdstuk behandelt de plantenhygiène of de gezond-
komen
heidsleer der planten. Hier
ter
sprake: algemeene zaken,
inv/endige gezondheidsfactoren, qualiteit der reproductieorganen,
vatbaarheid voor ziekten, invloed van de voeding, invloed van
invloeden
prikkels,
van
zonneschijn
sieten, het
Het
en
den bodem,
van
van
weersgesteldheid,
warmte, wijze van verbreiding der para-
verhoeden van epidemiën. hoofdstuk
vierde
handelt over de plantentherapie, dus
over de bestrijdingsmiddelen tegen ziekten en beschadigingen. Hier
worden behandeld: organismen
(insektenetende insekten
;
zwammen
woekeren, en
van
zoogdieren
in
epidemiën
en
als bestrijdingsmiddelen
vogels;
en bacteriën, welke
insektenverdelgende in
schadelijke dieren
verband daarmee de kunstmatige verbreiding onder
bestrijdingsmiddelen
de
schadelijke
(insektenpoeder,
dieren);
zwavel,
scheikundige Schweinfurter
groen, Bordeauxsche pap, enz.), physische bestrijdingsmiddelen (electriciteit,
matige
licht),
wolken,
mechanische bestrijdingsmiddelen (kunst-
boomborstels,
vangschermen,
enz.),
hulptoe-
136 stellen
de scheikundige bestrijdingsmiddelen (kasten voor
bij
berooking, pulverisateurs, enz.)
Het
hoofdstuk eindelijk bespreekt wat er
vijfde
1907
in
is
gepubliceerd over de ontwikkeling van de phytopathologie en
bescheiming der planten tegen ziekten („Pfanzenschutz"),
de
alsmede
organisatie van de bestrijding der planten-
de
over
ziekten en beschadigingen in verschillende landen.
Van de verschillende verhandelingen, welke
—
wordt of
ter
sprake komen,
naar de bewerker het noodig vindt
al
—
—
een meer
minder uitvoerig referaat gegeven; door nauwkeurige opgave
van den
der besproken verhandelingen, eventueel van de
titel
waarin
tijdschriften,
gesteld,
men
zulks
zijn
zij
gepubliceerd, wordt
verhandelingen zelve nader na
de
na
van het referaat
lezing
in
te
men
in
staat
wanneer
lezen,
het „Jahresbericht"
gewenscht oordeelt. Hollrung
eenvoudig een juist Ik
welke
geeft van de verhandelingen,
geene
referaat,
handelt; dat zulks eindig
in
kritiek.
bespreekt, hij
daarin
een werk als het zijne niet anders kan.
bespreking
mijne
hij
geloof, dat
Ik
met mijne bewondering
uit te
spreken voor het werk van den samensteller van het „JahresGebiet der Pflanzenkrankheiten".
bericht
über
dat het
hem moge gegeven
das
er
nu verschenen
zij
zijn
nog vele andere
zijn,
Ik
hoop
na de tien jaarverslagen, die te
bewerken; want
zij
onmisbaar geworden voor iedereen, die zich met phy-
topatholügisch
onderzoek
wetenschappelijk zich
zijn,
bezig
ontwikkelden
op de hoogte
te
en
houdt, practicus
houden van wat
er
bieden
ook den
de gelegenheid,
om
over plantenziekten
en -beschadigingen wordt gepubliceerd op die gebieden, welke
hem
bijzonder belang inboezemen.
De bewerker
heeft gestreeft
naar volledigheid en naar overzichtelijkheid, en heeft het mij
voorkr)mt
—
in
-
naar
beide richtingen het bereikbare bijkans
geheel bereikt.
J.R.B.
137
^Die Krankheiten iind Parasiten des Kakaobaumes" Q\ne
II.
,
Monographie mit besonderer Berücksichtigung der Verhaltnisse in den deutschen Koloniën; von Dr. F. C. von Faher. {Band VU, der „Arbeiten aus der Kaiserlich Biologischen Anstalt
2
Heft
Land- und Forstwirtschaft")-
für
De
schaft"
door het
Dahlem
te
quaesties in verband met de
biologische
hoofdzaken met dat van phytopathologische
was
zij
aparte afdeeling aan het
eene
als
Gesundheitsambt" verbonden, maar weldra
„Kaiserl.
zelfstandig
Jnstituut
deze
wat
heel
daaraan een
waaronder
Dat
geworden.
voor
worden gedaan, geveer
inrichting,
bezig houdt met
zich
die
und Forstwirt-
prachtige
eene
is
gesticht,
Rijk
van in
Eerst
quaesties.
Berlijn
bij
Duitsche
het
onderzoek
bodemkultuur,
dat
10 Mark.
Prijs
„Kaiserlich Biologische Anstalt für Land-
de
behalve twaalftal
uitstekende
het
aan
phytopathologische
spreekt wel
van
zelf,
is
zij
een
eene inrichting als
als
wetenschap kan
men
overweegt
meer ondergeschikte personeel, on-
gevormde
wetenschappelijk
verbonden
krachten,
van
Instituut een groot aantal flink ingerichte,
personen,
—
zijn,
alle
dat het
noodige hulp-
middelen voorziene laboratoria bevat, en eene oppervlakte van verscheiden Hektaren gronds, alsmede een aantal plantenkassen zijne
tot
weinig
beschikking
tijd
behoeft
te
heeft
terwijl
;
naar verhouding slechts
worden besteed aan
het geven van inlichtin-
gen aan practici; en een phytopathologische dienst, zooals geloof
ning
een
wij
— kost,
groot
maar enorm
den
zin,
naar ik
veel tijd en
inspan-
dien in Nederland hebben, en die wel zeer nuttig werkt,
in
—
voor het Duitsche Rijk niet bestaat; alleen wordt deel
van
den
tijd
van
een'
der „Mitglieder der
Biologischen Anstalt", geh. Regierungsrat Dr. Moritz,
genomen door de samenstelling der verslagen over der Phylloxera
in
beslag
het optreden
in verschillende landen van het Duitsche Rijk
en wat daarmede samenhangt.
Dat eene inrichting zooals die
te
Dahlem,
die zich
dus bijkans
138 uitsluitend aan
kan
zoek
liet
gebied
dit
wat kan praesteeren,
heel
Sedert het bestaan van de „Biologische
dikke
met
deelen
wege deze
van
inrichting
zeer belangrijke onder-
de firma Paul Parey
bij
gegeven; en zeer uitvoerige, meerendeels prachtig
licht
't
zelf.
zes
zijn
zoekingen in
op
wijden,
spreekt wel van Anstalt"
wetenschappelijk phytopathologisch onder-
uitgevoerde illustraties vergezellen den tekst.
Thans
deel
heeft
verhandeling
eene
lichem
2 het licht gezien, bevattende
Heft
Vil,
van
Dr.
C. von Faber, „wissenschaft-
F.
an der Kais. Biologischen Anstalt", over
Hilfsarbeiter
^Die Krankheiten und Parasiten des Kakaobaumes. Met bijzonder veel genoegen
neem
omdat de
óók
Faber
—
ik
de aankondiging van
—
schrijver
een Nederlander
niet
is,
dit
tegenstaande
werk op
zijn
mij,
naam von
en wel een oud-leerling van de
Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool.
Rijks
De Heer von Faber was een
tijd
lang in
Kamerum, en
heeft
zich daar vooral met de studie der Cacaoziekten bezig gehou-
den, welke studie door Zijn in
hem
boek bevat echter
het gedeelte van Afrika,
maar
heeft
hij
al
wat
later te
Dahlem werd
niet slechts zijne eigen
waar
hij
voortgezet.
onderzoekingen
zich een tijd lang ophield;
andere streken der wereld omtrent
in
de cacaoziekten en hare oorzaken bekend werd, verzameld, en aldus
eene
monographie
compleete
vrij
beschadigingen der cacao samengesteld, besonderer
„mit
Berücksichtigung
der
van
uit
de
ziekten en
den aard der zaak
Verhaltnisse
in
den
deutschen Koloniën."
Aldus van
de
is
a. h.
cacao
w. een handboek voor de de studie der ziekten ontstaan,
een boek van 156 bladzijden royaal
octavo met 49 afbeeldingen plaat,
een
waarop een
in
den
tekst en
eene groote gekleurde
aantal schadelijke insekten zijn afgebeeld
boek, dat niet genoeg den cacaotelers
wereld kan worden aanbevolen. Het
ligt
in
in
alle
:
landen der
den aard der zaak,
dat den cacaoplanter in eene bepaalde streek der wereld wel
.
139 de eerste plaats die vijanden der cacaocultuur interesseeren,
in
welke
goed
staande
schadelijke
voorkomen; maar dat
streek
zijne
in
dat
is,
dieren,
al
ook over ziekten en
voorkomen,
elders
Want maar
oriënteeren.
althans
zich
hij
die
het desniettegen-
ook spoedig kan
vaak verbreidt zich een vijand
te
dezer kultiiur van het eene gebied naar het andere. loten", die aanvankelijk beperkt
weerden
1906
in
ook
in
schenen
te
tot
zijn
Demerara geconstateerd.
West-Indische eilanden en Venezuela vrijblijven?
De
-krul-
Suriname, Zullen de
Wie
het
zal
zeggen? De Helopeltis-soorten komen èn op Java èn op Ceylon
De
voor.
Nectria-soorten, welke oorzaak zijn van den cacao-
worden
kanker,
cacaoboomen In
gemakkelijk
van
met
elders
geïmporteerde
verbreid.
het
werk van von Faber worden 52 plantaardige parasieten
of
minder uitvoerig behandeld, en 77 schadelijke dieren.
meer
Gaan
wij
hoe groot het aantal plantaardige parasieten, maar
na,
vooral het aantal insekten
dan kan het
leeft,
niet
is,
dat op andere soorten van
anders of het
boomen
zal later blijken, dat in het
onderhavige boek nog slechts een betrekkelijk klein gedeelte van de op den cacaoboom levende parasieten en schadelijke dieren
En dit zooveel te meer, omdat in de verschillende waar de cacaoboom wordt geteeld, zooveel verschillende
behandeld streken,
is.
vijanden zich op dezen die van wilde
boom
boomen en
struiken op
zich derhalve inzien, dat het
verouderd
zal
zijn
het
neemt
ik
niets
;
vestigen, v/aaronder er vele zijn,
maar dat
weg van
hem
overgaan. Het laat
werk van Dr. von Faber spoedig ligt
in
den aard der zaak
de waarde van
dit
;
en
boek, waarvan
hoop, dat zoo spoedig zulks met het oog op de uitbreiding
onzer
kennis
van de cacaoziekten noodig
zal
blijken te zijn,
een nieuwe druk zal verschijnen. Waarschijnlijk zal dan ook wel
omtrent de ziekten en beschadigingen, welke door invloeden van niet-organischen
nu 'worden
aard
ontstaan,
door Dr. von Faber
meer bekend
zijn
geworden
alleen behandeld de zonnc-
140
brand en de doode toppen („Gipfeldürre"); stagneerend zullen
grondwater
van verkeerde
de invloed van
kultuurmethoden
tweeden druk zonder
eventneelen
een'
in
en
—
twijfel
met
nog vele andere onderwerpen wel aan eene nadere bespreking
worden onderworpen. Het boek van Dr. von Faber heeft onze kennis van de cacaoziekten en beschadigingen belangrijk vermeerderd en geeft verder
een overzicht van hetgeen dienaangaande vroeger bekend was.
Het
een zeer verdienstelijk werk.
is
Sorauer's „Handbiich der Pflanzenkrankheiien"
111.
standig neubearbeitete Auflage,
in
,
3tte vo!l-
Gemeinschaft mit Prof. Dr.
G. Liiidau und Dr. L. Rek, herausgegeben von Pro}. Dr. Paul Lieferung
Sorauer.
Van
— 19.
werk van
het groote
waarvan
11
100 en jaargang
jaargang XI,
(zie
Xlll,
bl.
scheidene afleveringen het
compleet en deel 13,
12,
dat
18,
17,
te
wordt beeld ten,
geven
van
behandeld te
;
144, jaargang Xll, bl.
licht gezien.
Reeds
zijn
deel
1
en
11
—
19 behooren tot het eerste deel, dat is.
Het
ligt
in
den aard der zaak,
een ook maar eenigszins volledig over-
niet aangaat,
het
bl.
hebben successievelijk weer ver-
nadert zijne voleindiging.
111
15,
84),
door Sorauer zelven bewerkt
zicht
medewerkers,
de verschijning reeds vroeger herhaaldelijk door mij
werd aangekondigd
Afl.
Prof. Sorauer en zijne
de rijke
stof,
welke
in
deze afleveringen
wil ik trachten eenigszins een denk-
toch
geven van het genot en de leering, welke hem wach-
nauwgezet
die
het
eerste deel van Sorauer's
Handbuch
bestudeeren. Eerst
wordt voortgezet de bespreking van den invloed van
overmatig groote vochtigheid der dampkringslucht. Hier worden
behandeld van in
de
o.a.
de vorming van knobbeltjes aan den onderkant
bladeren van
den zomer
flink
Ficus elastica, wanneer deze plant, na
gegroeid
te
zijn,
gedurende den winter
—
141
op eene meer koele en droge plaats
plaats van
in
—
gehouden
wordt gegoten,
veel
te
worden
op eene zeer verwarmde plaats wordt gezet en
—
de „huidziekte" der hyacinten",
— het
worden" van cactussen.
„glazig
Een volgend hoofdstuk behandelt de nadeelige werking van gemaakt en
den
op
nevels
plantengroei,
welke men
die,
een
waarbij
onderscheid wordt
tusschen de nevels, zooals die buiten in
de steden heeft.
worden
Wat de
gezien,
laatstbedoelde
nevels betreft, deze werken nadeelig op den plantengroei in èn
door
lichtvermindering,
waardoor weer
de assimilatie v/ordt
onderdrukt, èn door de werking van schadelijke stoffen, welke
de nevels der steden wel nooit ontbreken. Maar ook de nevels,
in
welke
men
in
't
bergland alsmede
in
vochtige, laaggelegen
landen kent, ook op grooten afstand van de steden, en die dus bijkans uitsluitend uit fijne waterdroppeltjes bestaan, ook deze
nevels kunnen nadeelig zijn voor den plantengroei. Inzonderheid geldt uit
dit
een
voor den groei van zulke planten, die droger klimaat
—
zich
nog
niet
—
afkomstig
aan de heerschende
nevels hebben aangepast. Bepaaldelijk handelt Sorauer uitvoeriger
over den schadelijken invloed, dien de katoencultuur
in
Egypte van de nevels ondervindt.
Volgende hoofdstukken handelen over den schadelijken invloed van
hevige
van
regenbuien,
hagelbuien,
van wind, van den
bliksem.
497—634) geschilderd de invloed van gebrek aan warmte op het plantenleven. Na eene algemeene Daarna wordt uitvoerig
(bl.
inleiding over de levensuitingen der planten
bij
lage temperaturen,
worden achtereenvolgens behandeld: de herfstkleuring der bladeren,
—
theoriën planten, ^)
bevriezen over
doodvriezen van plantendeelen,
wezen
—
en
de
der inwerking van de vorst op de
— het zoogenaamde „verkouden worden der planten",
Wanneer
gebracht,
het
en
')
planten uit de eene warme kas naar de andere worden lusschenbeiden ook slechts enkele minuten aan eene lage
142
—
zoet
het
van bietenplanten
(d.
i.
jaar
bloeien),
inzonderheid
van
die
't
het „doorschieten"
het verschijnsel dat deze planten reeds
eerste
in
—
worden der aardappelen,
—
onzer
de beschadiging van bloemen,
ooftboomen, door vorst,
ontstaan van „roestringen" (kurkringen)
bij
—
het
appelen en peren,
—
— het uitblijven van bladgroenlage temperatuur, — gevolge van vorst, — vorstblazen
vorstbeschadiging van bladeren,
vorming
in
jonge organen ten gevolge van
het afvallen van bladeren ten
op de bladeren, van
de
inwerking
—
planten,
—
vorst,
van
—
te
het uiteensclieuren van bladeren ten gevolge
van de vorst,
—
het opvriezen van jonge
beschadiging van graanhalmen en van aren door
bewegingsverschijnselen van plantendeelen ten gevolge
vorst,
—
— de sterfte van — het bevriezen van wortels, — — vorstbuilen, — verschillende appelaan stammen, — kanker
het afvriezen van topscheuten,
de kersenboomen aan den Rijn '), vorstspleten in boomstammen,
andere vorstbeschadigingen en pereboomen, rozen,
bij
bij
kersenboomen,
braambessen,
bij
bij
wijnstok,
— brandplekken
Spiraea,
bij
aan boomstammen,
—
bij
dubbele jaarringen ten gevolge van vorstwerking,
—
ontstaan
van
parenchymhout door vorstwerking langs experimenteelen
weg,
—
de theorie der mechanische vorstwerking; enz.
Vervolgens worden de middelen behandeld,
n.1.
ter
bescherming tegen vorst
bedekking door sneeuw en door andere slecht
temperatuur blootgesteld büjveii, zoodat van ijsvorming iii de weefsels geen sprake is, kunnen zij er toch onder lijden, in dier voege dat er vaak „glazige plekken" in de bladeren optreden, v^^clke plekken later gaan verwelken. Vooral bij Begonia's heeft men dat waargenomen. Sorauer schrijft dit daaraan toe, dat door de plotselinge inwerking van de lage temperatuur belangrijke spanningsverschillcn in de weefsels ontstaan. De samentrekking der cellen ten gevolge van de sterke afkoeling veroorzaakt, volgens lieni, dat vocht in de intercellulaire ruimten wordt geperst. Hij raadt aan, wanneer de buitenlucht vrij koud is, planten, die men van ccne kas in eene andere wil (overbrengen, onder een j^apieren of linnen muts te vervoeren. ')
Vgl. „Tijdschrift voor Plantenziekten",
X
(1904),
bl.
166.
:
143
—
geleidende stoffen,
van
staan
rootc
—
nachtvorst,
Ten
rijp,
wijnbergen,
in
:
verstijving en
— de slechte
—
invloed van
natuur
vrije
door
te
—
ten,
—
van zaaien,
tijd
en
hooge temperatuur,
van orchideeën, wassen, enz.
de tropen,
in
het „verbranden" van bladeren in de
kassen en bakken,
in
invloed van
hooge temperatuur aan de
-te
dood door hooge temperatuur,
ontwikkeling van onze groenten
den
het voorspellen van
een hoofdstuk over de werking van sneeuw,
—
Daarna komt de invloed van orde
—
enz.,
— het doen ont-
aanbouw van winterharde gewassen.
de
slotte volgt
en
ijzel
werking van den wind,
te
—
—
— zonnebrand
bij
hooge bodemwarmte,
mislukkingen
bij
afval
van bladeren
bloemen en vruch-
— het glazig worden
het forceeren van bolge-
—
Een volgend hoofdstuk behandelt de gevolgen van gebrek aan
—
ziekten. te
het étioleeren,
licht:
\¥ing,
legerkoren,
—
—
—
den invloed van
gebrek aan
—
Een zeer belangrijk hoofdstuk
is dat,
waarin de „enzymatische
plantenziekten" worden behandeld. Het zou mij hierover
ik
te
nader wilde uitweiden. Het
hier te vermelden, dat Sorauer in deze rubriek o.
panacheering (bontbladigheid),
de
zij
genoeg,
behandelt
„de mozaïekziekte" van
ziekte
gomziekte acacia's,
van kersenboomen
en
andere
Amygdaleeên, van
van citroenen en andere Citrus-soorten, alsmede van
— den Coniferen. —
vijgeboo'men,
van
—
a.
ver voeren,
— de serehziekte van het suikerriet, — „peach yellov/" van de perzikboomen in Noord-Amerika), — de
de tabak, (eene
voor
Daarna komt een hoofdstuk over den invloed van
sterke belichting.
wanneer
beschadu-
te sterke
licht als praedispositie
mannavloed van esschen,
Een volgend hoofdstuk bespreekt tige stoffen:
— den harsvloed
den invloed van vergif-
zwaveligzuurgas, zoutzuurgas en chloor,
stofgas, ammoniakgas, teer- en asphaltdampen,
fluorvv^ater-
enz.,
—
vaste
144 stoffen,
die uit schoorsteenen ontsnappen,
—
tyleen,
water, dat
rijk
—
lichtgas en acce-
aan keukenzout, aan chloorcaicium
is
zinksulphaat, aan ijzersulphaat, aan
en chloormagnesium, aan koperzouten.
Vervolgens wordt behandeld de nadeelige inwerking van
worden gebruikt om
fen, die
de ontwikkeling der planten
te
wonden van boomen
te
bakken
paden
ter
bestrijken,
te
kalk
(bijv.
bij
—
verfstoffen,
vernissen
in
—
dampen,
't
te
verbeteren, enz. enz. Hier
verbeteren van wegen),
van
't
sche pap. praktisch
koken van
olie
van carbolineum,
—
lysol,
en
komen
dampen van
teer (bijv.
—
van gas-
— van loodwithoudende
en het vervaardigen van
de nabijheid van levende planten,
lokarbol, sapokarbol),
te bestrijden,
heelen, houtwerk enz. van kassen
van het hout van bakken en kassen)
teeren
om
'de kuituur te verbeteren, bijv.
bespoedigen, vijanden
sprake: de schadelijke werking der
het
stof-
— van terpentijn-
creoüne, karbolzuur (amy-
van blauwzuurgas,
— van Bordeaux-
De behandeling van deze onderwerpen is van groot belang, daar men er uit leert, hoe men zelfs met
stoffen, die
voor onze kultures hoogst nuttig
zijn,
ja
soms
te-
genwoordig onmisbaar schijnen, vaak de noodige voorzorgen moet in acht nemen. Blauwzuurgas, dat wegens zijne groote mate heid
van vergiftigheid
mag
middel,
't
v/orden gebruikt,
welk
dan met de
niet
er bestaat
is
');
uiterste voorzichtig-
wel het beste insektendoodende toch kan het onder zekere
om-
standigheden eenigszins nadeelig worden voor het plantenleven.
En Bordeauxsche pap, — de vloeistof, waar v/ij niet meer buiten kunnen bij de bestrijding van aardappelziekte, valsche meeldauwziekten, schurft in ooftboomen, en van zoo menige andere door eene
zwam
veroorzaakte plantenziekte,
— ook
de
Bordeauxsche pap kan onder bepaalde omstandigheden nadeel te weeg brengen. Dat carbolineum naast heel veel goed, ook ')
Vergelijk het artikel van Dr. Quanjer, XII (1903\
van dezen jaargang.
bl.
187
e.i
bl.
100
145 hee! veel
kwaad kan doen, werd door
eengezet.
')
hoofdstuk
hetzelfde
In
welke
aetherdampen,
mij
het vorige jaar uit-
behandelt Sorauer den invloed van
—
tegenwoordig
men
zooals
weet,
het „trekken" van syringen en andere bioemheesters
bij
den aangewend. door
van
en
Het
met kalk
het
van stikstofkalk.
hoog praktisch belang aangeduid.
eerste
zijn,
die door
plaats
— verder de schadelijke
„gasphosphaat", ten gevolge
rhodaanammonium,
aan
ammonia, wanneer stikstof
de
In
zoogenaamde
het
gehalte
zijn
sprake.
ter
welke perchloraten bevat,
werking van
wor-
— Ten slotte komt de beschadiging van planten
meststoffen
chilisalpeter,
—
in
—
van zwavelzure
aanraking komt,
— van kalk-
Dat ook deze onderwerpen van behoeft hier niet nader
worden
te
—
laatste
hoofdstuk van het eerste deel handelt over wonden
van stammen, takken en wortels, en over de wijze, waarop herstellen; een hoofdstuk, dat
ook
zij
zich
weer eene groote uitge-
al
breidheid bezit. (Het beslaat meer dan 100 bladzijden). Hierbij
komt
sprake de wüdschade, maar ook worden besproken
ter
de wonden, welke de
boomen
toebrengt:
soms
boomteler
het
ringen,
de
griffelen en plakken, het stekken, enz.
Zoo de
komen
parasitaire
plantenziekten,
hierbij ter sprake.
kompleet; en eveneens
891 bladzijden; het tweede slechts 549.
dezen
zijne
is
geval met het tweede, door Prof. Dr. G. Lindau bewerkte
deel, dat de plantaardige parasieten behandelt. telt
aan
dan het eerste deel van Sorauer's werk, gewijd aan
is
niet
dit het
opzettelijk
veredeling door oculatie,
nieuwen
werk van
druk
Frank,
van
„Die
Sorauer's
Krankheiten
Het eerste deel nu
—
Vergelijken wij
werk met
het
bekende
der Pflanzen" (2e druk,
1895), dan zien wij dat hierin aan de niet-parasitaire planten-
')
Vergelijk Ritzema Bos, "Het gebruik van carbolineiim in den in „Tijdschrift over Plantenziekten", XiV (1908), bi. 15.
bouw",
tuin-
146
worden gewijd 344
ziekten
bladzijden, terwijl de plantaardige
parasieten beschikken over 574 pagina's.
handboeken
pathologische
zwammen
aan parasitaire ziekten, door
dan
rijker
heeft
dat
klaren,
't
welk
het meest omvangrijk
deel
dit
is
gewijd.
hem bewerkte
dat het met zijn
de tweede uitgave blootlegde,
van
voorbericht
feit,
„Volgens mijn standpunt,
is:
andere phyto-
teweeggebracht, omvang-
voorrede van het door
de
in
deel de volgende verklaring van het
andersom
in
hetwelk aan niet-parasitaire ziekten
dat,
Sorauer
Ook
gewoonlijk het gedeelte, gewijd
is
is,
boek
ik
reeds in het
is
het te ver-
daar
op de
ik
kennis van de ziekten, welke door weers-, bodem- en kuituur-
invloeden worden
De
in
aanzijn geroepen, het hoofdgewicht leg.
't
door deze factoren
in
de meest dikwijls voorkomende en de ernstigste, maar
alleen
vormen ook vaak de
zij
leven geroepen storingen zijn niet
't
„Daarom ook was
inleiding tot de parasitaire ziekten.
het mijn streven, gesteund
op eigen studie
en op de waarnemingen van andere onderzoekers, aan
hoe dezelfde plantensoort, van den bodem, zich kan
veranderen;
individu
al
erlangt,
is
in
al
te
toonen,
naar de geaardheid en de ligging
bouw
haren
en hare levensgewoonten
naar de verschillende constitutie, die een het nu
meer vatbaar voor een' bepaalden
ziektevorm, dan weer meer weerstandbiedend daartegen. „Dit
door
ook
geldt
parasitaire
van
hare
verhouding ten opzichte van de
organismen; en daaruit
volgt, dat deze niet alleen
rechtstreeksche bestrijdingsmiddelen moeten worden be-
streden
;
maar
dat
het
gewicht
vooral
moet vallen
op
de
verandering van den voedingsbodem van iederen parasiet, dat wil
zeggen
op
de verandering
in
de constitutie der planten,
waarin de parasiet woekert."
Deze opvatting van Sorauer
heeft gemaakt, dat de geleerde
schrijver van het eerste deel zoo uitvoering de niet-parasitaire
ziekten
van
de
planten heeft behandeld.
Men bewondert
de
groote belezenheid van den schrijver, zijne uitgebreide kennis
147
van de praktijk van
takken der bodemkultuur, de menigte
alle
nieuwe onderzoekingen, die zijn
in
opgehoopt.
De
opvatting van Sorauer stond
—
geleden
die onderscheiden parasitaire
parasiet
een'
genomen, moest
ontwikkeling
hare
men
vond
als
oorzaak van plan-
groot gewicht gehecht;
te
op eene zieke
plant,
dan werd aan-
die
hoofdzaken van sapro-
in
werden maar
al
men
vaak
nemen
wanneer
;
zwam werd
eene
eerst
besmet-
gezonde
plant
met de
besmet, en deze vertoonde daarna
werd
voorwaarden,
in
het laboratorium
welke voor de
zwam
hand,
de
bedoelde
maakt. Hierop
Sorauer;
parasiet
te
omstandigheden van
't
allergrootste
belang
is,
ligt
dat
voor
worde
van welke omstandigheden nu het vooral afhangt,
nagegaan, of
van
dat het
genomen,
zoo gunstig-, voor
de voedsterplant zoo ongunstig mogelijk waren. Het
de
be-
zij
de oorzaak dezer ziekte. Maar de bedoelde besmet-
als
tingsproeven werden gewoonlijk
onder
eene zieke
althans
verschijnselen van eene bepaalde ziekte, dan
schouwd
de boos-
als
wanneer op
m.oest,
zwam werd waargenomen,
sporen van eene
te
Langzamerhand begonnen de vakmannen
redeneeren:
te
tingsproeven
de
zijn,
aangezien.
eene
plant
een al
zwammen,
ja zelfs
phytische natuur
anders
bekend was geworden,
rol
zwammen
die per se de oorzaak der ziekteverschijnselen
dat
zijn;
doeners
althans een aantal jaren
kunnen spelen, werd aan de kennis van zwammen
tenziekten
van
—
tegenover die van de meeste phytopatho-
geheel
Toen eenmaal de groote
logen.
en
bewonderenswaardig werk
zijn
die
plantensoort
hebben gewezen en
te
en
hebben nagegaan, tegenwoordig
kan
in is
al
dan
niet ziek
zeer vele gevallen die
de grootste verdienste
worden gezegd,
dat de
meeste phytopathologen op het zelfde standpunt staan als al
schatten
zwammen
ook velen van hen de beteekenis der
als rechtstreeksche ziekteoorzaak
baar Sorauer doet.
hij,
parisitaire
hooger dan
blijk-
148
Van hoe groote beteekenis of steeds
alleen
het
is
dat de phytopathologen niet
de eerste plaats de parasitische
in
zwammen
maar vooral ook de omstandigheden van bodem
bestudeeren,
en atmospheer en de kultuurvoorvvaarden, waaronder zij optreden, blijkt wei het best uit de geschiedenis van den /7/eff/z/;/ï7/Z(y.
Deze werd vroeger algemeen voor eene parasitaire ziekte aanmaar de een beschouwde Pythiiim de Baryamiin, de gezien ;
andere ervan.
Phoma Betae, een derde Rhizodonia violacea als de oorzaak De een beweerde dat ontsmetting van het zaaizaad den
bietenbrand deed verminderen, de ander ontkende de meening toegedaan, dat
is
bietenbrand spelen
rol is
van
;
de
parasitaire
misschien
worden gewijzigd
—
zooals
medewerking
zonder
kan
bij
den
door verschillende
;
bespoedigd,
maar bietenbrand kan ook
de gelegenheid had
zelf
ik
Sorauernu
den bodem de ware oorzaak
zwammen worden
halfparasitaire
iets
—
in
ziektebeloop
Het
kwaal.
dat.
zwammen
eene meer of minder bijkomstige
altijd
en dat zuurstofgebrek
of
voorkomen teeren
eigenlijk
de genoemde
al
te
consta-
eenigen parasiet.
van
Door
de zaden, waardoor sporen van daaraan zich worden gedood, kan soms de bietenzv/ammen bevindende brand aanmerkelijk worden tegengegaan, wijl de daarbij optre-
van
désinfectie
dende
parasitische
maar soms afdoend
van
den
middel.
ziet
zwammen
men
er
in
't
geheel geen resultaten van; en
de désinfectie der zaden
is
toestand
des
den toestand verergeren;
altijd
bodems
is
geen geval
in
;
verbetering
hier het eenige rationeele
—
Niet overal en altijd kan ik de meeningen, door Sorauer uitge-
sproken, deelen. Ik onderscheid
altijd
in
mijne verslagen naast
de plantenziekten, waarvan de oorzaak wèl bekend is, een groep van die ziekten, welker oorzaak nog niet bekend is. Sorauer doet dat niet; in
dit
heeft ten gevolge dat
hij
een aantal ziekten
bepaalde rubrieken onder dak brengt, zonder dat daarvoor
voldoende reden schijnt
te
bestaan.
Zoo worden de
fasciaties
149
behandeld
het hoofdstuk over te groot watergehalte van den
in
grond;
—
zoo vinden de „aardappelschurft" en gelijksoortige
ziekten
bij
andere onderaardsche plantendeeien eene bespreking
den invloed van overmaat van voedsel
het hoofdstuk over
in
den bodem
in
;
en het doorschieten van bloemen en vruchten,
alsmede het ontstaan van dubbele bloemen, worden dak
onder
rubriek
gebracht.
tische plantenziekten"
En
dezelfde
worden onderscheiden ziekten besproken,
men kan vragen waarom
waarvan
in
de groep der „enzyma-
in
zij
juist hier
worden be-
handeld.
Het
dat ziekten, waarvan de oorzaak feitelijk niet
feit,
bekend
eene aparte rubriek worden onder dak gebracht, geeft
niet in
is,
aanleiding,
dat
soms de
scheiden deelen van
liet
zelfde ziekte meermalen, in de onder-
werk, wordt besproken. Zoo behandelt
Sorauer „het glazig zijn" der appelen op
bl,
286 van deel
I
onder
de rubriek „Wasser- und Nahrstoffmangel", terwijl Lindau op
van
55
wel
deel
II
hetzelfde verschijnsel
de bacterieziekten.
bij
De omstandigheid,
—
bl.
nog eens behandelt, en
dat het eerste deel zoo omvangrijk
is
gewor-
den, heeft waarschijnlijk ten gevolge gehad dat de bewerkers van het
tweede en het derde deel zich moesten beperken. Gedurende
de bewerking zagen
zij,
dat de door hen bewerkte deelen veel
dikker zouden worden dan volgens het contract met den uitgever
veroorloofd was; de schrijvers waren dus genoodzaakt, óf het geheel
beknopteren
in
vorm over
uitvoerige behandeling van
gen zeer
Noch
te
sommige
te
brengen, of wel na de
gedeelten, andere afdeelin-
bekorten.
het een noch het ander
komt
mij
gewenscht voor;
in
een werk als de derde druk van Sorauer's handboek dienden de parasitaire ziekten met de zelfde uitvoerigheid
handeld Bij
de
als
te
zijn
be-
de niet parasitaire.
lektuur
van het eerste gedeelte van het door Prof.
150
Lindau bewerkte tweede
gewijd
bladzijden
zou
geval
het
lijkheid
deel,
aan
zou men denken dat
Immers
zijn.
worden
er
dit in
zelfs
werke-
ruim 75
de bacterieziekten, die toch onder de
plantenziekten eene zeer ondergeschikte rol spelen, en wel zullen blijven spelen. Hier
worden
altijd
onderscheiden „ziekten"
zelfs
welke nauwelijks den naam van „plantenziekten"
behandeld,
kunnen dragen, maar
die eerder
den naam „rottingsverschijnselen"
verdienen; andere onderwerpen, als de behandeling der „stik-
stofverzamelende bacteriën", behooren eigenlijk
buch
in
een ,,Hand-
Pflanzenkrankheiten" niet thuis, en konden dus
der
bij
gebrek aan ruimte, zeker worden gemist. Terwijl de bacterieziekten der planten 75 bladzijden in beslag
nemen, worden de plantenziekten, welke door Peronosporeeën
worden veroorzaakt,
in
44 bladzijden afgehandeld.
belangrijke groep van parasieten moet
Deze zeer
het dus met deze veel
beknoptere bespreking doen. Toch worden aan de belangrijkste Peronospo.-'eeën-ziekte,
de aardappelziekte, niet minder dan
nl.
17 bladzijden gewijd.
Hoe verder men
zwammen
echter
nadert, des te
samengedrongen.
riaal
bladzijden
af,
slot
van
de
bespreking der
meer wordt de behandeling van het mate-
Zoo komen de Exoasceeën
aan de
terwijl
het
uit
er
met 7
een phytopathologisch oogpunt
zoo hoogst belangrijke roestzwammen
of
Uredineeën
niet
meer
dan 35 bladzijden worden gewijd.
De bewerker van geopperde bezwaar „Uit
richt:
werk,
't
aantal
in
aard
tweede deel voelt
zelf het
door mij
sterke mate. Hij schrijft in het voorbe-
der zaak laat zich de
omvang van een
welk een overzicht moet geven van het ontzaglijk groot
onderzoekingen,
verschenen juist
den
het
in
is,
dat
er
in
de
niet vooraf vaststellen;
laatste tientallen jaren
en het was dus noodig
de laatste hoofdstukken de stof samen
vastgestelde
omvang
te
persen, wijl de
reeds verre overschreden was. Wa:ir dus
de belangrijke hoofdstukken over Ascomyceten en Fungi imper-
151
zeer beknopt moesten worden, daar
fecti
omstandigheden genoodzaakt. Toch heb zoo
getracht,
dat
mogelijk
volledig
te
was ik
daartoe door de
ik
desniettegenstaande
blijven
en
;
ik
geloof ook
zulks, binnen de gestelde grenzen althans, gelukt is;
mij
maar zeer dikwijls kon
dit slechts
geschieden ten koste van
de nauwkeurige schildering van het ziektebeeld „in rein pathologischer und anatomischer Beziehung."
een
men den
moet
Inderdaad
schrijver
bewonderen, dat
naar
van volledigheid heeft bereikt; en men moet
Waar
voor zijne groote belezenheid.
genoeg kon
zijn,
daar heeft
hij
alle
respect hebben
de schrijver niet volledig
door verwijzing naar de
litera-
deskundigen lezer verder ingelicht en eene vinger-
den
tuur
in
hij
verhouding zóó klein bestek, eene zoo groote mate
wijzing voor verdere onderzoekingen gegeven. Hij heeft inder-
een boek samengesteld van groote waarde, vooral voor
daad
den onderzosker op phytopathologisch gebied. En de gebreken,
welke het boek aankleven, dat Prof.
Nadat
zijn het
gevolg van de omstandigheid,
Lindau geen ruimte genoeg
hij
in
beschikking had.
voorbericht zelf gewezen heeft op de tekort-
zijn
komingen van
te zijner
het
legd,
waaraan die
,Und
derjenige,
door hem bewerkte deel, te
der
wijten zijn, eindigt 's
hij
en
heeft
uitge-
met de woorden:
besser macht, werfe den ersten Stein
auf mich."
Nu
geloof
dat onder de omstandigheden,
ik,
werkte, moeilijk
iets
beters kon
waaronder Lindau
worden verkregen. Toch
blijft,
naar mijne bescheiden meening, de fout over, dat de opzet van het geheele
Leggen
boek onjuist was.
wij
omvang en behandelingswijze van
deel als maatstaf aan voor het geheele werk, dan deel het
II
en
III
geheele
het eerste
hadden ook
zoodanigen omvang moeten kunnen krijgen, dat gebied,
't
welk
in
de laatstgenoemde deelen
ter
sprake komt, met gelijke uitvoerigheid kon worden behandeld als dit het geval
was met de onderwerpen, waaraan
deel
I
is
152
Dan hadden
gewijd. alle
omvang gekregen, welken
dubbelen
nog omvangrijker geworden
zou er
handboek gekregen,
wij een
eischen voldeed; maar dan had zeker deel
geweest
gelegenheid
zijn,
II
't
welk aan
meer dan den
het nu heeft, en deel
dan deel
zijn
III
Dan zou
11.
naast de kenmerken, de ontwik-
zwammen,
kelingsgeschiedenis
en de leefwijze der parasitaire
ook
spreken over de veranderingen, welke ten
uitvoeriger
van
gevolge
hospes
te
bij
den
en dan zouden ook de praktische ervaring
;
op het bouwland,
in
bosch en
het
de kweekerijen, de er-
in
proefvelden en proeftuinen, alsmede de bestrij-
van
varingen
zwammen
inwerking der parasitaire
de
optreden
dingsmiddelen
het bosch,
in
meer
hun recht gekomen
tot
zijn.
Dan zou deel II ook wat overzichtelijker kunnen zijn bewerkt, zoodat men er beter den weg in zou kunnen vinden een gebrek, :
waarop
ik
reeds
in „Tijdschrift
Overigens
wees.
opgave
en
deel
blijft
III,
opschrift
is,
iets
heeft
vette letter gedrukt
en
11
Afl.
Daarin
16
den
door
wordt
dat,
op deel
op
te
XIII, bl.
II
verschenen
zoeken
87
inhouds-
sedert de
als vroeger.
het
is,
Toch
doordat daar iedere groep en ieder genus een en
is,
zijn
uitgever
de
soort
iedere
altijd
Maar deze wijze van doen nu
gaarne,
ik
register
het
meer
niet zoo moeilijk
apart
erken
vooral
over Plantenziekten",
van
dieren daar met II.
meer ruimte.
de afleveringen van deel ter
dan deel
veel overzichtelijker
eischt
beoordeeling
II,
worden
welke mij gezonden.
behandeling der roestzwammen voortgezet,
en inzonderheid vinden daar de graanroesten en hunne bestrij-
ding
eene
nadere
bespreking.
Hymenomyceten, en vervolgens de zooge-
Exobasidiinen,
de
naamde fungi
imperfecli":
systeem
welker o.Tidat
bekend
der
zwammen
is.
ascosporen
—
Nadat
eene
die in een natuurlijk
groep,
eigenlijk niet thuis behoort,
vertegenwoordigers de
Verder worden behandeld de
men geen
voortbrengende de
zwammen
plaats
vorm
zijn
maar aan
kan aanwijzen, er
nog
niet
van
afgehandeld, volgen
153 de
algen
parasitische
korstmossen,
de
wieren,
of
—
de phanerogame plantenparasieten.
handelt over het bestrijden en het verhoeden van door
veroorzaakte
Hier
plantenziekten.
verdunde zuren, kopervitriool, alsmede poeders en
daarmee
die
andere
vloeistoffen,
stoffen
teer,
worden
carbolineum,
de instrumenten, waarmee deze
vervolgens
en
formaldehyd),
van
kalkmelk,
zwavelkalium,
zwavel,
bereid,
toevoeging
onder
zwammen
worden op beknopte wijze
behandeld (water, heet water,
directe bestrijdingsmiddelen
de
eindelijk
Het laatste hoofdstuk
worden aangewend.
stoffen
Het boek
met een zeer beknopt (slechts 4 bladzijden
sluit
maar zeer lezenswaardig
groot)
opstel, bevattende
algemeene
opmerkingen betreffende het bestrijden en verhoeden van ziek-
Van 1907 1
zwammen worden
die door
ten,
en
veroorzaakt.
—
Reh bewerkt, verscheen in Dit werk vordert veel langzamer dan deel
het derde deel, door Dr. L.
aflevering II.
2.
De voornaamste
reden,
waarom
dit deel, dat
de dierlijke
vijanden van de bodemkultuur behandelt, zoo langzaam vordert, zal
wel deze
heeft.
zijn:
Reh
Dr.
is
dat de schrijver zoo weinig nl.
niet meer, zooals vroeger,
een Instituut voor phytopathologie, maar king
tijd
van adsistent aan het
Museum
hij
beschikbaar
verbonden aan
bekleedt de betrek-
voor Natuurlijke Historie
Hamburg: eene betrekking, waarin hij zich met geheel andere zaken heeft bezig te houden dan met phytopathologisch werk, en die hem slechts zijne snipperuren vrij laat voor het schrijven van het derde deel van het „Handbuch der Pflanzenkrankheiten". Daarbij komt nog dat juist de eerste gedeelten van het door Dr. Reh samengestelde werk die groepen van het dierenrijk behandete
len,
over welker schadelijke inwerking op de planten niet dan zeer
verbreide literatuur bestaat.
van deel
II
(afl.
De
zeer interessante tweede aflevering
14 van het geheele werk) behandelt achtereenvol-
gens de schadelijke Millioenpooten, en de mijten (Bryobia-soorten,
;
154 zooals B.
de
of
ribis
kruisbessenmijt
Tetranychus-soorten,
;
zooalsTetranychus telarius of de roode plantenspin
Uropoda,
Tarsonennis,
Rhizoglyphus,
Pediculoïdes,
;
soorten van
Tyroglyphus
Oribata,
Rh. echinopus, de mijt der bloemenbollen
o. a.
;
de
galmijten of Phytopiden en de talrijke, door deze veroorzaakte
plantenmisvormingen.).
met de insekten. Hier geval
het
veeltijds
— Vervolgens wordt een begin gemaakt wordt niet — zooals dergelijke werken — veel ruimte besteed aan algemeene in
is
beschouwingen omtrent lichaamsbouw, metamorphose en wijze
insekten:
der
noodige gezegd,
in
om
6
spoedig
leef-
7 bladzijden wordt daarvan het
a
kunnen overgaan
te
tot
de nadere
bespreking dier orden, welke met het oog op de daartoe be-
hoorende schadelijke soorten eene nadere bespreking verdienen.
Onder deze worden de Collembola (Springstaarten) en
behandeld:
uitvoerig
zeer
werken gewoonlijk slechts
het eerst
die in andere
insekten,
boek-
loops worden besproken. Daarna
ter
volgen de zoogenaamde Orthophera of Rechtvleugelige insekten,
onder welke rubriek worden besproken
wandelende
kerlakken,
veldsprinkhanen.
—
stokk<Mi
:
oorwormen, kak-
wandelende bladeren, en
en
De bewerking van deze
aflevering valt
zeer te prijzen, evenals die van de eerste aflevering van deel
waarover over niet
reeds op
ik
bl.
Plantenziekten"
onderdrukken, dat
87 van jaargang
handelde.
—
XIll
Echter
1,
van het „Tijdschrift
kan
de opmerking
ik
wanneer de overige insekten en de
verdere schadelijke diersoorten met gelijke uitvoerigheid zullen
worden behandeld,
deel
III
dan die van deel
veel grooter dat,
—
een'
omvang
I; terwijl ik
zal
moeten krijgen
aanvankelijk vreesde,
wanneer de bewerking van de volgende afleveringen niet
sneller laatste
haar
in
deel nog
doet
Intusschen teeren,
dat
Parey mij
werk in
de
afl.
ging
dan
die van de eerste twee, dit
geen jaren kompleet zou kunnen het mij
bewerking
11—20
ter
genoegen thans van deel
111,
te
zijn.
kunnen consta-
sedert de firma Paul
bespreking zond, regelmatig doorgaat,
155 vlugger dan vroeger; want zoowel
iets
in
1908 en 1909
is
nu
eene aflevering verschenen.
Hopen lijke
als
wij
dat de verschillende verdere groepen van schade-
dieren met dezelfde uitvoerigheid kunnen die,
welke
in
atl.
het geheele belangrijke
een
zoodanig
parasitaire zij
kunne
zwammen
worden behandeld
en 2 worden besproken; en dat van
werk binnen
nieuwe druk verschijne, waarin
deel
als
1
uitbreiden
,
een' niet al te langen Prof.
dat
Lindau
ook
alle
zijn
tijd
tweede
groepen van
zoo uitvoerig kunnen worden behandeld
verdienen.
J.
R. B.
York
B°*='"'f,i[lSS|lÏÏÏi
3'"5185 00280 1700