Definitieve versie: 1.3 Datum: 24 maart 2014
Pionieren in provinciale beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland
Scriptiebegeleider: dr. Tamara Metze Tweede lezer: prof. dr. Frank Hendriks Instelling: Universiteit van Tilburg Praktijkbegeleider: drs. Anne de Rooij Instelling: Provincie Noord-Holland Auteur: bc. Bati Goedhart Administratienummer: 109251 Studie: Master Bestuurskunde
Samenvatting Binnen de Provincie Noord-Holland kent het concept kennismakelaar verschillende vormen. Een illustratie van deze vele gedaanten is op de achterzijde van dit rapport te vinden. De praktijk rondom dit concept blijkt dus niet eenduidig maar juist veelzijdig van aard. Dit onderzoek richt zich op het verklaren van deze veelzijdige praktijk bij de Provincie NoordHolland. Daarom is er voor dit onderzoek de volgende centrale vraag geformuleerd: Hoe zijn kantelmomenten in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland te verklaren? Om tot een antwoord op deze centrale vraag te komen, is er in de provinciale praktijk desken fieldresearch uitgevoerd. Documenten van de Sector Milieu en de Sector Ruimtelijke Inrichting van de Directie Beleid zijn nader bekeken. Daarnaast zijn er semigestructureerde interviews gehouden met provinciale ambtenaren. Zodoende is de praktijk van de beleidsvorming in beeld gebracht en zijn er in totaal zeven kantelmomenten geconstateerd. Bij zowel de beleidsvorming als bij de kantelmomenten zijn er vele verschillen waargenomen. Toch zijn er de volgende overeenkomsten in de beleidsvorming te herkennen: de uitwisseling van kennis; de wijze waarop kennis wordt aangewend; de werkwijze van pionieren en het bereiken van overeenstemming. Bij de kantelmomenten is er één overeenkomst aangetroffen, dit betreft het benutten van macht in de provinciale beleidsvorming. Met de overeenkomsten in beeld, is er een literatuurstudie uitgevoerd naar de relevante bestuurskundige theorieën. Ondanks de inductieve aanpak, wordt er dus gebruik gemaakt van reeds bestaande theorieën. Met zowel de provinciale praktijk en relevante theorieën in beeld, wordt er overgegaan op het geven van verklaringen. De provinciale praktijk en bijbehorende verklaringen passeren hieronder beknopt de revue. De beleidsvorming kan worden verklaard aan de hand van de volgende vier theorieën. Alleen in samenhang weten deze vier verklaringen de context van de beleidsvorming te duiden. Ten eerste is er in de provinciale praktijk sprake van kennisuitwisseling tussen verscheidene partijen. Deze partijen behoren tot het domein beleid en het domein stakeholders. Theoretisch gezien verloopt de beleidsvorming in de praktijk van de Provincie Noord-Holland volgens het model van een science policy stakeholder interface. Dit model komt voort uit de theorie van Goonch & Stalnåcke (2010). Partijen uit het domein wetenschap komen in de praktijk van de beleidsvorming niet voor. Daarnaast worden partijen uit het domein beleid altijd betrokken bij de beleidsvorming, terwijl er in beperkte mate stakeholders participeren. Er is dus sprake van een interne focus in de beleidsvorming. Het netwerk waaruit kennis kan worden gehaald, wordt vooralsnog onvolledig benut. Ten tweede blijkt dat er in de provinciale praktijk, op één geval na, geen voorbeelden van kennismakelaars worden gehanteerd. Kennis over het concept is dus niet bij ieder individu bekend. Vanuit de theorie wordt er gesproken over de mens eigen beperkingen. Simon zegt dat een individu over een beperkt conceptueel vermogen en een beperkte mate van kennis beschikt. Simon noemt de Pagina 1 van 72
combinatie van deze twee beperkingen ook wel bounded rationality (1997). Dus voor de betrokken partijen, ongeacht het domein waarin zij zich begeven, is het dus onmogelijk om alle mogelijke acties en bijbehorende gevolgen te weten. Ten derde komt naar voren dat de werkwijze van pionieren in de provinciale praktijk een universeel gegeven is. De sectoren werken langs elkaar heen, ook binnen sectoren wordt er in sommige gevallen het wiel -in dit geval het concept kennismakelaar- opnieuw uitgevonden. Er wordt in de praktijk dus stap voor stap gewerkt. Deze werkwijze wordt in Lindblom zijn theorie ook wel incrementalisme genoemd (1959). Ten vierde blijkt dat er in de provinciale praktijk weinig discussies plaatsvinden bij het opperen van ideeën. Met in het achterhoofd de mens eigen beperkingen en de werkwijze, ligt de nadruk op het bereiken van overeenstemming. In de theorie spreekt Simon over satisficing, waarbij er overeenstemming wordt bereikt wanneer er een effectieve actie wordt geformuleerd waarover alle betrokkenen tevreden zijn. Simon zegt dat deze oplossing suboptimaal kan zijn, doordat de eerste de beste actie die afdoende is én de partijen tevreden stelt gelijk wordt bekrachtigd (1997). Daarnaast komt het voor dat er in bepaalde gevallen een verkeerde voorstelling van zaken wordt gepropageerd. Door eenzijdige toekenning en verwarring rondom het concept kennismakelaar, wordt er meerdere keren onterecht het bestaan van een kennismakelaar verondersteld. De theorie van Simon is als een verklaring voor deze praktijk te beschouwen. Simon heeft het over de mens eigen gebonden rationaliteit, individuen beschikken nou eenmaal over een beperkt conceptueel vermogen en een beperkte mate van kennis (1997). Met de context van de beleidsvorming verklaard, komen er bij de kantelmomenten geheel andere verklaringen naar voren. Alleen twee partijen van de Provincie Noord-Holland zijn betrokken bij deze kantelmomenten. De twee hierna volgende theorieën geven een verklaring voor de kantelmomenten. De eerste partij bestaat uit de politici van de Provincie Noord-Holland. Zij vormen de wetgevende macht uit de machtenscheidingstheorie van Montesquieu (in: Kortmann, 2008). Vanuit deze machtspositie kunnen zij ambtenaren overtuigen van hun rechtvaardiging om uiteindelijk overeenstemming tussen de partijen realiseren. De tweede partij bestaat uit de ambtenaren van de Provincie Noord-Holland. De ambtenaren zijn als vierde macht aangemerkt in de theorie van Crince le Roy (1971). Vanuit deze onofficiële machtspositie kunnen zij politici of andere ambtenaren overtuigen van hun rechtvaardiging om overeenstemming tussen de partijen te bewerkstelligen. Met de analyse van de beleidsvorming en de daarna uitgevoerde analyse van de kantelmomenten wordt de praktijk inzichtelijk. Binnen de context van de beleidsvorming blijkt dat alleen provinciale ambtenaren en politici van de Provincie Noord-Holland vanuit hun machtspositie kantelmomenten in gang kunnen zetten. Alleen deze twee partijen weten de andere partijen van rechtvaardiging, ondersteunende hun visie, te doen wisselen.
Pagina 2 van 72
Voorwoord Door mijn eerdere studies en praktijkervaringen zie ik een verschuiving binnen allerlei overheidsorganisaties. Binnen ambtelijke organisaties verdwijnt, naar mijn idee, kennis verkregen uit ervaring en theorie. Een aantal ontwikkelingen dragen hier aan bij, zoals: de vacaturestops bij overheidsorganisaties; de talrijke reorganisaties; de arbeidsmobiliteit bij jongere ambtenaren; de vergrijzing onder de ambtenaren; het inzetten van interim medewerkers; de ingehuurde externe adviesbureaus en de zelfstandigen zonder personeel. Het leek mij dan ook fascinerend om af te studeren bij een overheidsorganisatie waarbij kennis hoog in het vaandel staat. Daarom ben ik op zoek gegaan naar een geschikte afstudeerorganisatie. Deze zoektocht bracht mij bij de Sector Kennis & Beleidsevaluatie van de Provincie Noord-Holland. In november 2012 werd dan ook het eerste contact gelegd met de Provincie Noord-Holland. Vanuit de organisatie was de opdracht uitgezet voor een afstudeeronderzoek naar de ‘kennismakelaar’. De opdracht kwam met een drietal randvoorwaarden, deze zijn: het onderzoek richt zich op de ‘kennismakelaar’; het onderzoek reikt praktische handvatten aan en het onderzoek dient gekoppeld te zijn aan de Provincie Noord-Holland. Uiteindelijk heeft deze opdracht geleid tot het onderzoeksrapport dat nu voor u ligt. In de afgelopen maanden is naar de oplevering van dit rapport structureel -en natuurlijk met veel plezier- toegewerkt. Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen in het bijzonder te bedanken. Zonder hen was dit rapport niet als zodanig tot stand gekomen. Allereerst mijn opdrachtgever én begeleider vanuit de ambtelijke organisatie, Anne de Rooij (Kennisspecialist, Provincie Noord-Holland). Bedankt voor de kans om te mogen afstuderen bij de Provincie Noord-Holland. Ook zal ik de prikkels om mijn kritisch denkvermogen verder te ontwikkelen niet snel vergeten. Het was niet altijd makkelijk en leuk om te ervaren, maar van zulke situaties leer je volgens mij juist veel meer. Ook wil ik Tamara Metze (Universitair Docent, Universiteit van Tilburg) bedanken voor haar intensieve begeleiding, inzicht en advies. Graag wil ik ook Frank Hendriks (Hoogleraar Vergelijkende Bestuurskunde, Universiteit van Tilburg) bedanken voor zijn rol als tweede lezer en de kritische feedback op mijn concept. Hoewel ik het vast al eens eerder heb gezegd, wil ik hierbij iedereen bedanken die heeft bijgedragen aan het onderzoek voor hun waardevolle informatie, tijd en inzichten. Tot slot wil ik speciale dank uitspreken aan mijn familie en vrienden. Zij hebben mij uitermate goed gesteund tijdens de studie en het afstuderen. Al met al heb ik het afstuderen als een continu leerproces, met veel interessante momenten, ervaren. Met deze scriptie rond ik mijn Master Bestuurskunde af. Haarlem, 20 februari 2014 Bati Goedhart
Pagina 3 van 72
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleiding ............................................................................................................6 1.1 Context .........................................................................................................................6 1.2 Aanleiding .....................................................................................................................6 1.3 Doelstelling ...................................................................................................................7 1.4 Leeswijzer .....................................................................................................................7 Hoofdstuk 2: Onderzoeksverantwoording .............................................................................8 2.1 Probleem ......................................................................................................................8 2.2 Vraagstelling .................................................................................................................8 2.3 Relevantie .....................................................................................................................9 Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethodiek ...................................................................................10 3.1 Afstudeeronderzoek ....................................................................................................10 3.2 Van opzet naar uitvoering ...........................................................................................10 3.3 Case study ...................................................................................................................10 3.4 Stappen in de uitvoering .............................................................................................10 3.5 Databronnen ...............................................................................................................11 3.6 Analyse van de data ....................................................................................................12 3.7 Methodologische triangulatie .....................................................................................12 3.8 Generaliseerbaarheid resultaten .................................................................................12 Hoofdstuk 4: Theoretisch kader ...........................................................................................13 4.1 Kennis .........................................................................................................................13 4.2 Visies op kennisuitwisseling ........................................................................................13 4.3 Doormodderen tot tevredenheid ................................................................................17 4.4 Macht..........................................................................................................................18 4.5 Kennismakelaar in theorie ...........................................................................................19 Hoofdstuk 5: Documenten uit de provinciale praktijk .........................................................22 5.1 Toegekende betekenissen bij Sector Milieu .................................................................22 5.2 Toegekende betekenissen bij Sector Ruimtelijke Inrichting .........................................22 Pagina 4 van 72
5.3 Vergelijking van de betekenisgeving ............................................................................23 5.4 Deelconclusie ..............................................................................................................24 Hoofdstuk 6: Visies uit de provinciale praktijk.....................................................................26 6.1 Sector Milieu en de kennismakelaars ..........................................................................26 6.2 Sector Ruimtelijke Inrichting en de kennismakelaars ...................................................30 6.3 Vergelijking van de invulling ........................................................................................31 6.4 Verwarring rondom kennismakelaars ..........................................................................35 6.5 Deelconclusie ..............................................................................................................37 Hoofdstuk 7: Kantelingen in de provinciale praktijk ............................................................38 7.1 Veranderingen en kantelmomenten ............................................................................38 7.2 Zeven kantelmomenten ..............................................................................................38 7.3 Vergelijking van de kantelmomenten ..........................................................................41 7.4 Deelconclusie ..............................................................................................................42 Hoofdstuk 8: Verklaringen volgens een bestuurskundig perspectief ...................................43 8.1 De te verklaren praktijk ...............................................................................................43 8.2 Vergelijking van de praktijk en theorieën ....................................................................44 8.3 Kanttekeningen bij het bestuurskundig perspectief .....................................................46 8.4 Deelconclusie ..............................................................................................................46 Hoofdstuk 9: Conclusie ........................................................................................................48 9.1 De beleidsvorming in de provinciale praktijk ...............................................................48 9.2 De kantelmomenten in de provinciale praktijk ............................................................48 9.3 De relevante theorieën ...............................................................................................49 9.4 De verklaring ...............................................................................................................49 Literatuurlijst .......................................................................................................................51 Bijlagen ................................................................................................................................54
Pagina 5 van 72
Hoofdstuk 1: Inleiding In deze inleiding leest u over de context van dit onderzoek. Er wordt een globaal beeld geschetst van de Provincie Noord-Holland en haar taken. Vervolgens komt de aanleiding van dit onderzoek aan bod. Ook de doelstelling van dit onderzoek wordt besproken. Als afsluiter van dit hoofdstuk volgt een leeswijzer om aan te geven welke structuur dit rapport hanteert.
1.1 Context De provincies van Nederland kennen een lange ontstaansgeschiedenis met vele veranderingen. Van de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën in 1579 geleidelijk aan veranderd naar de huidige twaalf provincies (Lemstra, Versteden & Kuijken, 1996, p. 328). De twaalf provincies vervullen een rol als middenbestuur in het geheel van het Nederlandse overheidsbestel. Als middenbestuur houdt de Provincie Noord-Holland zich bezig met verscheidene vraagstukken. Deze vraagstukken zijn ondergebracht binnen de thema’s: Cultuur; Economie; Europa; Groen; Jeugdzorg; Landbouw en Visserij; Milieu; Ruimtelijke Ordening; Veiligheid; Verkeer en Vervoer; Water; Wonen; Zorg en Welzijn. De Provincie Noord-Holland heeft deze rol als middenbestuur, omdat er vraagstukken bestaan die te klein zijn voor behandeling op Rijksniveau en juist weer te groot zijn voor aanpak door een enkele gemeente. De Provincie Noord-Holland is in een politieke en ambtelijke kant te verdelen. Aan de politieke zijde is het dagelijks en het algemeen bestuur, respectievelijk de Gedeputeerde Staten en de Provinciale Staten, te vinden. De Commissaris van de Koning fungeert, onder meer, als voorzitter voor beide besturen. Bij de ambtelijke zijde staat de Provinciesecretaris aan het hoofd van de organisatie. De staf en het kabinet bieden ondersteuning waar nodig. Onder de Provinciesecretaris fungeren een viertal Directies: Beleid; Middelen; Beheer & Uitvoering en Subsidies, Handhaving & Vergunningverlening. Deze Directies staan onder leiding van hun eigen directeur. Dit onderzoek vindt plaats binnen de Directie Beleid (324,36 FTE), welke bestaat uit dertien sectoren. Binnen deze sectoren zijn teams geformeerd waarin de provinciale ambtenaren werken.
1.2 Aanleiding De start van dit onderzoek begon binnen de Sector Kennis & Beleidsevaluatie van de Directie Beleid. Een ruime periode van vooronderzoek heeft plaatsgevonden om tot een goede probleemstelling te komen. Tijdens het schrijven van de onderzoeksopzet, is er gekeken naar wat een kennismakelaar in de praktijk is. In het vooronderzoek zijn alle gerelateerde documenten meegenomen. Ook zijn er oriënterende gesprekken gehouden. Het blijkt dat het concept kennismakelaar in de praktijk geen eenduidig begrip is. Het begrip komt enkel binnen de politiek en de Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland voor. De woordenwolk, te vinden op de achterzijde van dit rapport, geeft de resultaten weer van het vooronderzoek naar de kennismakelaar in de praktijk. Met deze woordenwolk wordt het duidelijk dat er voor een kennismakelaar, bij de Provincie Noord-Holland, vele verschillende invullingen bestaan. Deze verschillen vormen de aanleiding van dit onderzoek. Want waardoor komen de verschillen in de beleidsvorming, rondom dit concept, tot stand?
Pagina 6 van 72
1.3 Doelstelling Het hoofddoel van dit onderzoek is vastgesteld op: het geven van verklaringen voor, waarom het werkt zoals het werkt in de praktijk van de beleidsvorming rondom het concept van kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland. Het betreft dus een verklarende doelstelling. Om het hoofddoel te bereiken, worden er een aantal subdoelen geformuleerd, deze zijn het achterhalen van: welke betekenis er aan het concept kennismakelaar is gegeven; hoe er tot een concrete invulling van het concept kennismakelaar is gekomen; kantelmomenten in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar en bestuurskundig relevante theorieën om de provinciale praktijk te duiden. Deze verklaringen leiden eventueel tot nieuwe inzichten en leermomenten ten behoeve van het beleid bij de Provincie Noord-Holland.
1.4 Leeswijzer Dit onderzoek komt via een systematische werkwijze tot beantwoording van de centrale vraag (zie hiervoor paragraaf 2.2.1). Het onderzoek wordt in de eerste drie hoofdstukken besproken. Met in hoofdstuk één de inleiding, hoofdstuk twee bespreekt de verantwoording van dit onderzoek en in hoofdstuk drie komt de onderzoeksmethodiek aan bod. Hoofdstuk vier gaat in op het theoretisch kader van dit onderzoek. In dit hoofdstuk gaat het over invloeden -gerelateerd tot de bevindingen uit de praktijk- op de beleidsvorming. Ook wordt de theorie over kennismakelaars besproken. Dit theoretisch kader vormt een antwoord op de theoretische deelvragen (zie hiervoor paragraaf 2.2.2). De provinciale praktijk uit zich in de hoofdstukken vijf tot en met zeven, deze hoofdstukken eindigen respectievelijk in antwoorden op deelvraag één tot en met drie van het praktijkonderzoek (zie hiervoor paragraaf 2.2.3). Hoofdstuk vijf brengt, aan de hand van documenten, globaal in beeld welke betekenissen er aan het concept kennismakelaar zijn gegeven. Terwijl er in hoofdstuk zes juist op basis van interviews naar de toegekende betekenissen wordt gekeken. In hoofdstuk zeven worden de kantelmomenten in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar in kaart gebracht. De focus verschuift van provinciale praktijk naar het geven van een verklaring voor de provinciale praktijk in hoofdstuk acht. De verklaring wordt aan de hand van bestuurskundig relevante literatuur gegeven, hierdoor wordt er een antwoord gevonden op deelvraag vier van het praktijkonderzoek (zie hiervoor paragraaf 2.2.3). Nadat alle deelvragen zijn beantwoord, wordt er in hoofdstuk negen een antwoord gegeven op de centrale vraag van dit onderzoek. De literatuurlijst en bijlagen zijn na de conclusie te vinden. De uitwerkingen van de interviews zijn opgenomen in een apart databoek. Pagina 7 van 72
Hoofdstuk 2: Onderzoeksverantwoording In dit hoofdstuk over de onderzoeksverantwoording leest u op welke wijze het onderzoek is opgezet. Vanuit het probleem komt de vraagstelling voort. Definities uit de centrale vraagstelling worden ook toegelicht. Tot slot wordt de relevantie van dit onderzoek ten behoeve het provinciale beleid en de wetenschap besproken.
2.1 Probleem Zoals al reeds in de aanleiding is besproken, blijkt dat de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland vele verschillende invullingen kent. Waardoor deze verschillen zich voordoen is vooralsnog onduidelijk. Het probleem is het bestaan van deze onduidelijkheid. Voor een beter begrip van de provinciale praktijk, is er onderzoek naar het mechanisme waarmee men werkt in de beleidsvorming nodig. Het mechanisme dat zich in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland laat zien, wordt met dit onderzoek in kaart gebracht.
2.2 Vraagstelling De vraagstelling bestaat uit een centrale vraag en twee soorten deelvragen. 2.2.1 De centrale vraag De centrale vraag is in een verklarende vraagstelling gegoten, deze luidt als volgt: Hoe zijn kantelmomenten in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland te verklaren? 2.2.2 Theoretische deelvragen Chronologisch gezien zijn de theoretische deelvragen aan het einde van het praktijkonderzoek geformuleerd. Bij de formulering van de deelvragen is rekening gehouden met de resultaten uit het praktijkonderzoek. In deze scriptie wordt de theorie voor de data besproken in een theoretisch kader. De theoretische deelvragen zijn: 1. Wat wordt er onder kennis verstaan? 2. Wat wordt er onder kennisuitwisseling verstaan en welke typen zijn daarbij te onderscheiden? 3. Wat wordt er onder werkwijze verstaan en welke typen zijn daarbij te onderscheiden? 4. Wat wordt er onder macht verstaan en welke typen zijn daarbij te onderscheiden? 5. Wat wordt er onder kennismakelaar verstaan en welke typen zijn daarbij te onderscheiden? 2.2.3 Deelvragen praktijkonderzoek Om tot een beantwoording van de centrale vraag te komen, zijn er vier deelvragen voor het praktijkonderzoek geformuleerd. De deelvragen van het praktijkonderzoek zijn: 1. Hoe zag de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar er bij de Provincie Noord-Holland door de tijd heen uit? 2. Hoe zag de beleidsvorming rondom de invulling van het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland eruit? 3. Welke kantelmomenten vonden er plaats in de beleidsvorming rondom de invulling van het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland? Pagina 8 van 72
4. Welke bestuurskundig relevante theorieën verklaren geheel of gedeeltelijk de kantelmomenten in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland? 2.2.4 Definities Beleidsvorming: “de wijze waarop beleidsvoerende instanties een door hen geaccepteerd beleidsprobleem verwerken tot een politiek gesanctioneerd plan – een beleid” (Van de Graaf & Hoppe, 2007, p. 228). Kantelmoment: het specifieke moment, wanneer onenigheid in visies tussen belanghebbenden over een bepaald onderwerp overgaat in overeenstemming, vanwege veranderingen in de rechtvaardiging die ten grondslag ligt aan die visies (ontleend aan: ‘veranderingen in rechtvaardiging opvolgend een kritische moment’ in het schrijven van Boltanski & Thévenot, 1999). De definitie van het concept kennismakelaar kan hierbij niet worden gegeven, want dit concept wordt juist in het praktijkonderzoek nader onderzocht. Voor een theoretische definitie kunt u wel paragraaf 4.5 van dit onderzoek raadplegen.
2.3 Relevantie De relevantie is opgedeeld in de beleidsmatige en de wetenschappelijke relevantie. 2.3.1 Beleidsmatige relevantie Met dit onderzoek wordt de provinciale praktijk, met betrekking tot de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland, in kaart gebracht. Vervolgens wordt er aan de hand van bestuurskundig relevante literatuur gezocht naar verklaringen die de provinciale praktijk geheel of gedeeltelijk kunnen verklaren. De geconstateerde verklaringen, voor de veelzijdigheid van de uitkomsten in de beleidsvorming, bieden de mogelijkheid tot reflectie en eventuele leereffecten ten aanzien van de toekomstige beleidsvorming bij de Provincie Noord-Holland. Tijdens de presentatie(s) van de bevindingen, wordt de focus gelegd op het verwerven van draagvlak binnen de ambtelijke organisatie voor de resultaten. 2.3.2 Wetenschappelijke relevantie Over de onderwerpen: beleidsvorming; kennismakelaars en de Provincie Noord-Holland is inmiddels wetenschappelijk geschreven. Alleen Karsten heeft het tot op heden over de combinatie van deze drie onderwerpen gehad. Over deze combinatie van onderwerpen is er weinig bekend. In de wetenschap bestaat er dus nog een witte vlek. Dit onderzoeksrapport brengt de praktijk van beleidsvorming rondom kennismakelaars bij Provincie Noord-Holland in beeld en geeft verklaringen voor de praktijk aan de hand van bestuurskundig relevante theorieën. Dit onderzoeksrapport vult de wetenschappelijke literatuur aan met nieuwe inzichten over, onder meer, kennismakelaars in de praktijk. De witte vlek in de wetenschap wordt met dit onderzoek ingekleurd. Pagina 9 van 72
Hoofdstuk 3: Onderzoeksmethodiek In dit hoofdstuk over de onderzoeksmethodiek, leest u op welke wijze het onderzoek is uitgevoerd. De uitvoering van dit onderzoek, binnen de Provincie Noord-Holland, komt als eerste aan bod. Er wordt nog even teruggeblikt op de onderzoeksopzet, waarbij de relatie wordt gelegd tussen opzet en uitvoering. De case study wordt vervolgens nader gespecificeerd. De werkwijze van uitvoering wordt stap voor stap besproken in de onderzoeksmethodologie. De databronnen en analyse van de data worden toegelicht. Methodologische triangulatie in verband met bedreigingen voor dit onderzoek komt ook ter sprake. Evenals de generaliseerbaarheid van de onderzoeksresultaten.
3.1 Afstudeeronderzoek Het onderzoek is vormgegeven in een afstudeerstage tijdens de periode van april 2013 tot en met oktober 2013. Als stagekracht van de Sector Kennis & Beleidsevaluatie, onderdeel van de Directie Beleid bij de Provincie Noord-Holland, is er een betere toegang tot informatie en interviews gecreëerd. Deze vergemakkelijkte toegang is ten goede gekomen aan het onderzoek. Een reflectie op de onderzoeksperiode is opgenomen in bijlage één.
3.2 Van opzet naar uitvoering Het onderzoek is te typeren als inductief onderzoek. Er wordt uitgegaan van de praktijk, waarna verklaringen volgen voor de praktijkgebeurtenissen aan de hand van bestaande en relevante theorieën. De beleidsvorming speelt zich af in de ambtelijke organisatie van de Provincie Noord-Holland. Het gebruik van een flexible design ligt hiermee voor de hand, omdat dit de mogelijkheid biedt tot interpretatie van hetgeen er gebeurde. Met in het achterhoofd: de verklarende vraag- en doelstelling; inductief onderzoek en het flexible design specifiek voor de Provincie Noord-Holland blijkt de case study als strategie het beste te passen. Zodoende kan er een vergelijking plaatsvinden tussen de cases. De case study heeft gezien de gestelde vraag- en doelstelling een kwalitatief karakter, want het onderzoek richt zich op een antwoord in bewoordingen.
3.3 Case study De case study richt zich op de Directie Beleid bij de Provincie Noord-Holland. Het geheel onderzoeken van de Directie Beleid is gezien de beschikbaar gestelde middelen geen reële optie. Uit het vooronderzoek zijn, onder andere, verschillen tussen de Sector Milieu en de Sector Ruimtelijke Inrichting naar voren gekomen. Binnen de Sector Milieu bestaan er minimaal vijf concrete vormen van het concept kennismakelaar. Hiervan zijn er inmiddels al twee beëindigd. De Sector Ruimtelijke Inrichting heeft minimaal één concrete invulling van het concept kennismakelaar. De vormgeving binnen deze sectoren is respectievelijk extern en intern. Dit contrast heeft ertoe geleid dat deze twee sectoren nader zijn onderzocht.
3.4 Stappen in de uitvoering Door middel van een case study wordt de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Directie Beleid -enkel de Sector Milieu en de Sector Ruimtelijke Inrichting- bij de Provincie Noord-Holland nader onderzocht. Om tot de beantwoording van de centrale vraag te komen, maakt dit onderzoek gebruik van desk- en fieldresearch. Stap één is het achterhalen van de betekenis, die door de tijd, aan het concept kennismakelaar is Pagina 10 van 72
toegekend. Deskresearch is toegepast door documenten, gerelateerd aan de sectoren en het concept kennismakelaar, te verzamelen en te analyseren. Bij stap twee wordt fieldresearch toegepast door zelf data te verzamelen via semigestructureerde interviews. Op deze wijze worden ook toegekende betekenissen van het concept kennismakelaar in kaart gebracht. Met deze data is er een gebalanceerd beeld van de beleidsvorming gecreëerd, waarop in een later stadium analyse kan plaatsvinden. Met de werkwijze in beeld, kan er bij stap drie een onderscheid worden gemaakt in veranderingen en kantelmomenten. Met de beleidsvorming en de kantelmomenten in beeld, kan er worden begonnen aan de analyse, ofwel stap vier. Verschillen en overeenkomsten in de data, geven aanleiding om bestuurskundig relevante literatuur na te slaan en zodoende verklaringen te achterhalen voor de gebeurtenissen in de provinciale praktijk. De mate van aansluiting tussen theorie en praktijk is hierbij bepalend. Stap vijf betreft het in beeld brengen van de verklarende theorieën. Met zowel de praktijk en theorie in beeld, is het bij stap zes mogelijk om tot een conclusie te komen.
3.5 Databronnen Data kan verkregen worden uit drie verschillende bronnen, deze drie zijn: databanken; personen en wetenschappelijke literatuur. De geraadpleegde databanken van de Provincie Noord-Holland zijn: Provinciale Stukken; Bestuurlijk Activiteiten BewakingsSysteem (BABS); Document en Dossierbeheer (DocMan) en Verseon. Bij de selectie van databanken is, vanuit praktisch oogpunt, het zoeken op trefwoorden van belang. Het trefwoord is in dit geval ‘kennismakelaar’. Na het vinden van deze documenten, kan er rondom de datering van het document worden gezocht naar aanvullende informatie over de beleidsvorming. Met de verzamelde data zijn er documentreconstructies geformuleerd, deze reconstructies zijn opgenomen in bijlage twee en drie. Verwijzingen naar de interne documenten worden via een eigen stijl gedaan. Lijsten met deze verwijzingen zijn opgenomen in bijlage vier en vijf. Daarnaast zijn er personen bij de beleidsvorming betrokken. Deze personen kunnen ook data verschaffen voor het onderzoek. De selectie van personen wordt select gedaan. Het onderzoek heeft er baat bij als er personen worden geïnterviewd die daadwerkelijk betrokken waren bij de beleidsvorming, indien mogelijk ook door de jaren heen. De wijze van selectie vindt plaats via sleutelfiguren, deze sleutelfiguren zijn personen die in de beleidsvorming deelnamen. Het achterhalen van de sleutelfiguren gebeurt aan de hand van namen in documenten gerelateerd aan kennismakelaars. Vanuit de sleutelfiguren wordt de sneeuwbalmethode gebruikt om andere betrokken personen te achterhalen voor interviews. Een overzicht van de geïnterviewde personen is terug te vinden in bijlage zes. Een aantal factoren spelen mee bij het bepalen van het aantal te interviewen personen, deze zijn de: bruikbaarheid; geloofwaardigheid; wat er mogelijk is met de beschikbaar gestelde tijd en middelen. In kwalitatief onderzoek bestaat er geen voorgeschreven minimum aantal interviews (Patton, 2002, p. 244). Het aantal interviews is vastgesteld op vijf interviews per sector. In totaal zijn er tien interviews gepland. De bruikbaarheid van één interview is zodanig laag uitgevallen dat er één extra interview is ingelast. In bijlage zeven, acht en negen zijn een aantal documenten gerelateerd aan de interviewopzet opgenomen. Respectievelijk gaat het om: het interviewschema; de interviewvragen met topics en de doelen die hierbij Pagina 11 van 72
worden beoogd. De interviews zijn getranscribeerd en zijn terug te vinden in het databoek. De analyse van deze transcripten verliep volgens het coderingsproces van Boeije (2005). Het coderingsproces wordt kort toegelicht in bijlage tien van dit rapport, het bleek noodzakelijk om bij het coderen onderscheid te maken naar sector en kennismakelaar. Vervolgens was er de databron wetenschappelijke literatuur om de provinciale praktijk te verklaren. Bronvermelding van de literatuur werd aan de hand van de American Psychological Association richtlijnen gedaan, de literatuurlijst is na hoofdstuk negen te vinden.
3.6 Analyse van de data De data verkregen uit documenten en interviews worden gebruikt om reconstructies te maken. Binnen deze reconstructies is er gekeken naar hoe minimaal twee personen door middel van praten tot overeenstemming komen en zodoende hun acties coördineren. Deze analyse is gebaseerd op de Communicative Action Theory van Habermas (1984, p. 144).
3.7 Methodologische triangulatie Omdat het onderzoek terugkijkt op de beleidsvorming, zijn er een aantal bedreigingen voor het onderzoek. Documentdata kan een vertekend beeld geven, omdat niet alles wat is gezegd en gedaan ook daadwerkelijk is vastgelegd. Data van personen, uit interviews, kunnen ook een vertekend beeld geven omdat personen met hun eigen bril naar de werkelijkheid kijken. Daarnaast kunnen personen, door de tijd, gebeurtenissen verdraaien of vergeten. Toch hebben documenten en personen ook hun sterke kanten. De documenten geven een duidelijk beeld van hoe het concept wordt gezien. Terwijl de personen verdergaan dan enkel is vastgelegd in de documenten. Zij kunnen dus meer, in detail, inzichten verschaffen. Onderling compenseren de voordelen de nadelen. Daarom worden er meerdere methoden (document- en interviewanalyse) tijdens dit onderzoek toegepast (Hoogerwerf & Herwijer, 2008, p. 23; Van Thiel , 2010, p. 61).
3.8 Generaliseerbaarheid resultaten Door met een case study naar de Sector Milieu en Sector Ruimtelijke Inrichting te kijken, kan er specifiek over deze sectoren data worden verkregen. Resultaten uit deze data zijn, gezien de context, niet generaliseerbaar voor de gehele Directie Beleid. Doordat het onderzoek op meerdere sectoren(/gevallen) is gericht, neemt de kans wel toe om het ‘theoretisch’ te generaliseren volgens Yin (1989). Want wanneer er tussen deze sectoren overeenkomsten bestaan, dan neemt de kans toe dat deze overeenkomsten ook in de andere sectoren voorkomen. In welke mate deze kans toeneemt is niet van te voren te bepalen. Er kan niet met zekerheid worden gesteld, op basis van twee sectoren, dat resultaten van het onderzoek generaliseerbaar zijn voor de gehele Directie Beleid van de Provincie NoordHolland. Falsificatie, via de methode van Popper (Popper: in Leezenberg & De Vries, 2007, p. 68), kan ook worden gebruikt om tot generalisaties te komen. De inrichting van dit onderzoek maakt hiervan geen gebruik, omdat het onderzoeksdoel zich daar niet voor leent.
Pagina 12 van 72
Hoofdstuk 4: Theoretisch kader In dit hoofdstuk leest u het theoretisch kader waar dit onderzoek gebruik van maakt. De theoretische deelvragen (zie hiervoor paragraaf 2.2.2) worden in dit hoofdstuk beantwoord. De focus wordt in dit theoretisch kader gelegd op: kennis; kennisuitwisseling; werkwijze; macht en kennismakelaar. De theorie over de kennismakelaar staat los van de kennismakelaars uit de provinciale praktijk. Met de theorieën die in het theoretisch kader aan bod komen, kan er een verklaring voor de provinciale praktijk in beeld worden gebracht.
4.1 Kennis Een definitie van kennis schept helderheid in een veelzijdig landschap, want iedereen heeft vast een eigen beeld bij het woord kennis. Derksen legt kennis uit met zijn definitie: “kennis is het vermogen om betekenis te geven aan feiten” (2011, p. 11). Het voor velen bekende gezegde: ‘fouten maken is menselijk’ spreekt impliciet over het gebruik van kennis door mensen. Wanneer mensen overal vanaf zouden weten, ofwel alwetend zouden zijn, dan is het maken van fouten in bijvoorbeeld de besluitvorming uit den boze. Simon zegt dat mensen slechts over een gelimiteerde mate van kennis en een beperkte vorm van conceptueel vermogen bezitten. Ofwel, de mens kan simpelweg niet alles weten en optimaal omgaan met abstracte ideeën of informatie. Deze beperkingen, die mens eigen zijn, zorgen ervoor dat het onmogelijk is om voor alle mogelijke acties in iedere situatie het daadwerkelijke gevolg te kunnen voorspellen. Dit idee noemt Simon ook wel bounded rationality. In het meest gunstige geval is er alleen maar een gefragmenteerd beeld van acties in bepaalde situaties en haar gevolgen bekend. Bounded rationality vormt daarmee een tegenhanger van objectieve rationaliteit, waarbij er helemaal geen sprake is van de mens eigen beperkingen. Simon stelt dat er bij objectieve rationaliteit, de door hem benoemde economische mens, juist de actie onderneemt op basis van het meest gunstige alternatief. Volgens Simon is dit niet mogelijk en zijn alle mensen rationeel gebonden bij het komen tot en bij het maken van besluiten (1997, p. 20, 88, 92 - 120).
4.2 Visies op kennisuitwisseling Het uitwisselen van kennis kan tussen verscheidene werelden plaatsvinden, andere schrijvers noemen dit realiteiten of domeinen. Kreuger, Voorham, Van der Veen & Richardus spreken van de werelden: beleid; praktijk en wetenschap, waarbij er binnen iedere wereld een ander belang centraal staat (2010, p. 165). Deze tegenstellingen kunnen tot conflicten in de beleidsvorming zorgen (Van de Graaf & Hoppe, 2007, p. 79 – 80). Het wetenschappelijke domein bestaat uit feiten, of zoals Van de Graaf & Hoppe deze grondstof onderscheiden, het is: “een meerduidige, ambigue en nog te interpreteren massa van feitelijke gegevens” (2007, p. 79 – 80). Het politieke domein wordt gekenmerkt door normen, deze politieke grondstof wordt door Van de Graaf & Hoppe omschreven als: “abstracte en omstreden idealen, waarden, normen, beginselen en (partij-)politieke ideologieën” (2007, p. 79 – 80). De uitwisseling van kennis tussen deze domeinen kan in een science policy interface (SPI) plaatsvinden. Van den Hove definieert een SPI als een sociaal proces van interactie tussen wetenschappers en andere actoren in de beleidsvorming, waarbij kennis tussen deze Pagina 13 van 72
partijen wordt uitgewisseld of gecreëerd, met het doel om de (te maken) besluiten te verbeteren (Van den Hove, 2007, p. 815). Hoogerwerf & Herwijer zien beleidsvorming als een sociaal proces waarbij actoren interacteren. Met actoren bedoelen zij: bestuurders; ambtenaren; wetenschappers en belanghebbenden (ofwel stakeholders). Het is gebruikelijk dat er meer dan één actor deelneemt in de beleidsvorming (Hoogerwerf & Herwijer, 2008, p. 23). Een SPI hoeft, zoals de naam suggereert, dus niet beperkt te zijn tot enkel wetenschap en beleid. Naast wetenschap en beleid is er ook nog een derde domein mogelijk, dit is het domein van de stakeholders. Sommige auteurs refereren ook naar dit derde domein, maar maken dit vervolgens niet (zo) expliciet zoals Goonch & Stalnåcke dat doen. De volgende stap om stakeholders in een SPI op te nemen, om er vervolgens een science policy stakeholder Interface (SPSI) van te maken, is tot op heden alleen nog maar door Goonch & Stalnåcke ondernomen (2010, p. 1-7). Over het aanbrengen van interactie tussen verscheidene domeinen bestaan reeds meerdere theorieën. Verscheidene van deze theoretische visies op kennisuitwisseling in een SPI, waarbij wordt gesproken van coöperatie en volledige integratie van domeinen, komen hieronder voorbij. Vervolgens wordt er overgegaan op het bespreken van het SPSI model. In het cage model representeren wetenschap en politiek afzonderlijk van elkaar respectievelijk feiten en belangen, deze twee domeinen zijn strikt gescheiden van elkaar. De feiten en belangen worden, door respectievelijk experts en politici, gefilterd om zodoende tot rationele en verantwoordelijke besluiten te komen. Dit model, van categoriseren naar het betreffende domein, wordt ook wel dubbele delegatie genoemd. Hedendaags is deze zwart-witte scheiding voor complexe maatschappelijke problemen, zoals in het boek Onzekerheid troef, het betwiste gezag van de wetenshap aan bod komt, grijs geworden vanwege de vele vermengingen in de praktijk (Dijstelbloem & Hagendijk, 2011, p. 266 - 267; Halffman, 2003, p. 36 - 45). Halffman schetst naast het cage model nog het model van het seamless network. Bij de toepassing van een seamless network wordt er geen enkel onderscheid meer gemaakt in wetenschap en politiek, waardoor er onderlinge interactie plaatsvindt in het eigen netwerk van een actor of actoren (Halffman, 2003, p. 36 - 45). Als eerste alternatief op dubbele delegatie zien Dijstelbloem & Hagendijk de mogelijkheid om een aantal domeinen naar elkaar toe te bewegen. Deze beweging vindt plaats door middel van onderlinge deliberatie, met als doel om: “maatschappelijke meningsvorming, wetenschappelijke kennisvorming en politieke oordeelsvorming” bij elkaar te brengen. Er is alsnog wel een duidelijke scheiding van de domeinen (Dijstelbloem & Hagendijk, 2011, p. 268 - 269). De well ordered science theorie, van Kitcher, gaat hierop verder. Kitcher veronderstelt twee van deze domeinen, waarbij de wederzijdse relaties bijvoorbeeld plaatsvinden via een onafhankelijk adviesorgaan. Dit adviesorgaan gebruikt het domein van de wetenschap om het domein van de politiek te adviseren. Want zo is advies richting politiek objectief en wetenschappelijk te verantwoorden (Kitcher, 2001). Bij het pleitbezorgersmodel van Hoppe is er ook sprake van interactie tussen de domeinen wetenschap en politiek. Door middel van gelijkwaardigheid tussen partijen en flexibiliteit Pagina 14 van 72
worden belangen behartigd, dit kan in afstand van elkaar gebeuren of juist door een overlap te creëren. Volgens Hoppe dient het domein van wetenschap en politiek gescheiden te zijn. Hij maakt een uitzondering voor waar er mogelijkheden bestaan voor samenwerking, dan mogen deze domeinen wel verbonden worden met elkaar. De aangebrachte scheidingen en verbindingen tussen wetenschap en politiek zijn niet permanent. Volgens Hoppe kunnen deze scheidingen en verbindingen, indien nodig, ook weer heroverwogen worden (2002, p. 33 - 34; 65). Dit gaat ook op voor het leermodel van Hoppe. In zijn leermodel vindt interactie plaats door een, in een apart van wetenschap en politiek geplaatst, professioneel forum en/of maatschappelijk debat (Hoppe, 2002, p. 33 – 34). Een soortgelijk idee wordt, als tweede alternatief op dubbele delegatie, door Dijstelbloem & Hagendijk voorgesteld (2011, p. 268 269). Dijstelbloem & Hagendijk zien een rol weggelegd voor Hybride fora, naar het idee van Callon, Lascoumes & Barthe. Bij een hybride fora is er juist sprake van een synthese van het wetenschappelijke en politieke domein, waar haar vertegenwoordigers in een aparte organisatie zijn ondergebracht en onderling interacteren (Dijstelbloem & Hagendijk, 2011, p. 268 - 269; Callon et al., 2009). Voorbeelden van succesvolle hybride fora op internationaal niveau zijn schaars, tot nu toe zijn het Intergovernmental Panel on Climate Change en de wetenschappelijke beoordelingen onder de Convention on Long-Range Transboundary Air Pollution daaronder te scharen (Engels, 2005, p. 14). Een aantal van de theorieën blijken dus synoniemen of varianten van elkaar. Het wordt duidelijk dat de eerder aangehaalde verbondenheid van de drie domeinen enkel expliciet aan bod komt in het werk over SPSI door Goonch & Stalnåcke. In het boek Science, Policy, and Stakeholders in Water Management van Goonch & Stalnåcke, wordt dit SPSI model geformuleerd in relatie tot environmental governance. Goonch & Stalnåcke veronderstellen -zoals de hiervoor aangehaalde schrijvers- dat de groepen behorend tot het domein van: wetenschap; beleid en stakeholders ieder hun eigen rationaliteit hanteren (2010, p. 2). Goonch & Stalnåcke zien dat de interactie tussen wetenschap en beleid niet optimaal is vormgegeven. Vanuit beleid wordt wetenschappelijke kennis binnen beleidsvelden onbenut gelaten, terwijl er vanuit de wetenschap niet de juiste kennis wordt aangeleverd ten behoeve van de beleidsvorming. Zij geven als verklaring dat de gegeven realiteit binnen de domeinen mogelijke barrières opwerpt. Wetenschappers worden binnen hun eigen discipline opgeleid om vervolgens voor hun discipline relevante problemen te analyseren dan wel op te lossen. Deze wetenschappers gebruiken de aan hen aangeleerde methodiek en heuristiek, waarna het mogelijk is om eventuele bevindingen te publiceren. De wetenschappelijke bevindingen worden niet altijd begrepen door beleidsmakers. Beleidsmakers begeven zich in een andere realiteit, de realiteit waar er juist noodzaak is voor praktische antwoorden in plaats van wetenschappelijke theorieën en modellen. Daarnaast dient ook nog eens rekening te worden gehouden met de achterban van de Pagina 15 van 72
politieke partijen. Wetenschappers gaan wel eens voorbij aan de realiteit van de beleidsmakers en de politici. Een soortgelijk vertoog voor het domein van de stakeholders komt niet aan bod (Goonch & Stalnåcke, 2010, p. 3). Een SPSI bestaat dus uit de drie domeinen van: wetenschap, beleid en stakeholders waartussen interactie (ofwel de uitwisseling van kennis) plaatsvindt. Goonch & Stalnåcke geven een omschrijving van hoe de SPSI kan worden weergegeven, zij stellen het voor als: “een driehoek of piramide met drie toppen, namelijk: wetenschap; beleid en stakeholders, hoewel niet noodzakelijk in deze volgorde” (vrij vertaald: 2010, p. 3).
Afbeelding 1: Science Policy Stakeholder Interface (naar het idee van Goonch & Stalnåcke, 2010)
Volgens Goonch & Stalnåcke vallen alle wetenschappers, die een nuttige bijdrage kunnen leveren aan het voor de hand liggende vraagstuk onder het domein van de wetenschap. Het domein strekt zich dus verder uit dan alleen milieuwetenschappers voor een milieuvraagstuk, want ook wetenschappers die zich buigen over andere onderwerpen dan milieu kunnen objectieve kennis (ofwel feiten) aanleveren (Goonch & Stalnåcke, 2010, p. 4 - 5). Binnen het domein van beleid zijn er meerdere partijen actief, Goonch & Stalnåcke weten er drie te onderscheiden, dit zijn: politici; ambtenaren en economische lobbypartijen. Het zijn dus allerlei partijen die aan beleid werken, hoewel hun onderlinge doelen van elkaar kunnen verschillen. De politieke en ambtelijke partijen werken aan beleid ten gunste van de gemeenschap die zij dienen, terwijl de economische lobbypartijen zich richten op winstmaximalisatie voor bepaalde bedrijven (Goonch & Stalnåcke, 2010, p. 4 - 5).
Pagina 16 van 72
Ten aanzien van het stakeholders domein, stellen Goonch & Stalnåcke dat het bestaat uit individuen of belangengroepen die een bepaald belang hebben in de voor de hand liggende kwestie. Deze belangen kunnen allerlei vormen aannemen, bijvoorbeeld economisch. Zij stellen dat dit een direct belang kan zijn, maar ook een indirect belang zoals voor vele belangengroepen geldt (Goonch & Stalnåcke, 2010, p. 6 - 7).
4.3 Doormodderen tot tevredenheid Geconfronteerd met het eerder aangehaalde gegeven, dat mensen simpelweg niet alles kunnen weten, dienen kwesties op een andere wijze te worden benaderd. Lindblom heeft het in zijn artikel The Science of “Muddling Through” (vrij vertaald: de wetenschap van het doormodderen) over incrementalisme. Hij doelt hiermee op een stap voor stap werkwijze als mogelijke methodiek in de beleidsvorming. Simpele problemen, waarvan de: oorzaak; benodigde actie en het gevolg van deze actie inzichtelijk zijn, kunnen wellicht via objectieve rationaliteit worden opgelost. Hij noemt deze benadering de root method en haar tegenhanger de branch method. Deze methoden leunen respectievelijk zwaar en licht op het gebruik van wetenschappelijke theorieën om verscheidene problemen op te lossen. Het gebruik van een root method, met als doel om een complex probleem aan te pakken, acht hij als een ‘vanzelfsprekend onmogelijk’ gegeven. Lindblom spreekt ook, net als Simon, over de beperkingen van het menselijke geest. Hij voegt daaraan toe dat er ook andere beperkingen spelen, zoals gelimiteerde middelen (tijd en geld). Bij complexe problemen wordt er teruggevallen op incrementalisme, ofwel de branch method, zoals Lindblom het noemt. Bij een incrementele werkwijze, is er geen gedetailleerd masterplan om het complexe probleem te verhelpen. Juist kleine stappen volgen elkaar op in de beleidsvorming totdat men tevreden is over het bereikte resultaat (Lindblom, 1959). Ook bij de theorie van Simon, over bounded rationality, komt op een gegeven moment tevredenheid aan bod. Hij verbindt er, bij het schrijven over de psychologie van administratieve besluiten, nog een andere factor aan en komt zodoende tot de term satisficing. Volgens Simon wordt er in de beleidsvorming satisficing toegepast, omdat de mens eigen bounded rationality verhinderd dat er optimale besluiten worden gemaakt (1997, 118). Optimaal in de zin van de eerder besproken objectieve rationaliteit, waarbij alle mogelijke alternatieven zijn overwogen en de actie met het meest gunstige resultaat wordt ondernomen. Volgens Simon is een optimaal besluit, gezien de menselijke beperkingen, geen realistische mogelijkheid in de praktijk. Bij satisficing wordt er gestreefd naar een actie die voldoet en volstaat, ofwel een effectieve actie waarover men tevreden is. Satisficing zorgt dus mogelijk voor een suboptimale beleidsvorming, omdat er in de zoektocht naar alternatieven, bij de eerste de beste die voldoet en volstaat gelijk het einde van de zoektocht inluidt (Simon, 1997, p. 118 - 119).
Pagina 17 van 72
4.4 Macht Het idee van macht is door Dahl vrij abstract gedefinieerd in zijn, algemeen toepasbare, uitspraak: “A heeft macht over B in de mate dat hij B iets kan laten doen wat B anders niet zou doen” (vrij vertaald: in Devos, 2011, p. 123). Met de focus op de beleidsvorming kunnen betrokken partijen een zekere vorm van invloed uitoefenen, al dan niet door hun bevoegdheden aan te wenden. De provinciale besturen -de Provinciale Staten; de Gedeputeerde Staten; de Commissaris van de Koning en provinciale commissies- beschikken over een breed instrumentarium aan regelgevende en bestuursbevoegdheden. De bevoegdheden voor deze provinciale besturen zijn in de Grondwet en de Provinciewet opgenomen. Deze provinciale verdeling verschilt van die op rijksniveau, waar bevoegdheden naar het beginsel van de trias politica zijn verdeeld (Kortmann, 2008, 491 - 497). Het beschikken over bevoegdheden, ofwel macht, kan ook in het bredere perspectief van Nederland worden beschouwd. De uitspraak: ‘macht corrumpeert’ valt in lijn met het gedachtegoed van Montesquieu. Want hij heeft, met het idee van machtenscheiding, een manier gevonden om staatsburgers te beschermen tegen de tirannie van één enkele machthebber. Montesquieu zijn theorie over machtenscheiding, door anderen de trias politica genoemd, betreft het onderbrengen van macht bij drie verschillende partijen binnen een staat. Zijn zuivere machtenleer onderscheidt een drietal functies voor de drie partijen, zij bezitten een: wetgevende, uitvoerende of rechtsprekende macht. Bij het uitoefenen van hun functie opereren deze partijen zelfstandig van elkaar, dus zonder enige inmenging. Daarnaast is er geen sprake van een onderlinge hiërarchische relatie. Ten aanzien van Nederland, wordt de zuivere machtenleer ter inspiratie gebruikt, want er is sprake van drie partijen met ieder hun eigen functie. Absolute scheiding tussen de machtspartijen, zoals Montesquieu voorstaat, wordt niet gehanteerd. In Nederland werken de machten juist met elkaar samen, zodoende is er sprake van onderlinge controle en kan niet één partij oppermachtig worden (Kortmann, 2008, 47 - 50). Naast deze driedeling bestaat er, los van enige wetgeving, nog een aantal onofficiële machten. In De vierde macht: de ambtelijke bureaucratie als machtsfactor in de staat heeft Crince le Roy het over de macht die ambtenaren in de beleidsvorming kunnen uitoefenen. Hij stelt dat de ambtenarij dit doet, door wat er beklonken is in de politiek vervolgens te interpreteren en daarna zelfstandig uit te voeren (1971). Naast de ambtenarij als vierde macht, bestaat er volgens Rosenmöller ook nog een vijfde en zesde macht. Hij ziet de vijfde macht als de media welke als spil, in het geheel tussen machten en een breder publiek, feiten en interpretaties kan overbrengen. Rosenmöller stelt dat externe adviesbureaus een zesde macht vormen, deze bureaus worden namelijk betrokken bij de beleidsvorming zonder enig democratisch toezicht (1999).
Pagina 18 van 72
4.5 Kennismakelaar in theorie In de wetenschappelijke literatuur is wellicht de oorsprong van de provinciale kennismakelaars terug te vinden. Peters schetst dat de provincies, om hun toegevoegde waarde aan tonen, zich hebben geïdentificeerd met de analogie van regisseur. Peters stelt dat de rol van een regisseur van vitaal belang is om tot een geslaagd optreden te komen, deze veelgebruikte analogie -zowel binnen als buiten de provincies- zorgt voor verwarring. Er wordt simpelweg geen inspanning meer ondernomen om de gehanteerde analogie toe te lichten (Peters, 2007, p.47). Peters schrijft vervolgens dat de provincie als regisseur, optreedt als een makelaar, door ter zake dienende partijen met elkaar in contact te brengen. De provincie kan ondersteuning bieden, in de samenwerking tussen de individuele partijen, door bijvoorbeeld haar kennis beschikbaar te stellen (Peters, 2007, p. 48). Want door middel van kennis kunnen er vele voordelen, zoals: tijd; mankracht en geld, worden behaald in de beleidsvorming (Derksen, 2011, p. 14). Derksen propageert dat er al veel kennis bestaat, enkel het vinden van deze bestaande kennis is in de praktijk niet zo gemakkelijk (2011, p. 77 – 78). Kennis verkrijgen en benutten, blijkt in de Noord-Hollandse provinciale praktijk van jeugd en ruimte suboptimaal, volgens het schrijven van Karsten. Hij stelt dat er nog een aantal verbeteringen mogelijk zijn bij jeugd en ruimte op het gebied van: toegang tot kennis en de daadwerkelijke uitvoering van evaluatieonderzoek. Volgens Karsten ligt er daarom een rol weggelegd voor de Provincie Noord-Holland, die door coördinatie van opdrachten intergemeentelijke onderzoeken kan sturen en er kennisoverdracht inclusief ‘good practices’ kan plaatsvinden. Volgens Karsten is de Provincie Noord-Holland zodoende een kennismakelaar voor gemeenten (2009, p.11). Een schat aan al eerder ontsloten kennis kan door de kennismakelaar als een figuurlijke sleutel worden ontsloten (Derksen, 2011, p. 77 – 78). Teisman & Buuren omschrijven het alsof de beschikbare kennis niet meer door individuen en organisaties wordt ‘gehamsterd’, maar dat het juist wordt ‘gevaloriseerd’ ofwel benut door de kennismakelaars (2011, p. 15). In de context van het beleidsveld water worden deze kennismakelaars ook wel ‘oliemannetjes’ genoemd, deze personen weten de wegen van kennis verkrijgen en toepassen te bewandelen (Teisman & Buuren, 2011, p. 13). Inmiddels is er al meerdere keren gerefereerd aan het woord ‘kennismakelaar’, zonder dat er een daadwerkelijke definitie wordt gehanteerd. Binnen de wetenschap bestaan er vele definities van een kennismakelaar, voor de beeldvorming passeren er een aantal van deze definities de revue. Volgens Hoppe vormt een kennismakelaar de brug tussen wetenschap en politiek, welke als een kloof van elkaar afstaan (2009, p. 235). Een andere definitie is die van Jeeninga, Van Rijn & Van de Goor, zij zien het als volgt: “de kennismakelaar helpt bij de vertaling van een vraag of probleem uit de praktijk naar een op korte termijn te beantwoorden onderzoeksvraag en draagt zorg voor de feitelijke beantwoording van die vraag” (2012, p. 78). Onderzoek door Kreuger, Voorham, Van der Veen & Richardus typeren de kennismakelaar als: “een kennismakelaar zorgt voor een verbinding tussen het probleem vanuit praktijk of beleid waar een oplossing voor wordt gezocht en de mogelijkheden vanuit wetenschappelijk onderzoek om aan deze oplossing bij te dragen” (2010, p. 161). Hoppe schept met het “Rethinking-onderzoek” over grenswerkers een inzichtelijk en overzichtelijk Pagina 19 van 72
beeld, waar definities van kennismakelaar onder kunnen vallen. Hoppe schrijft dat kennismakelaars voortkomen uit de theorie over grenswerk, ofwel het werk tussen de hiervoor genoemde kloof van wetenschappers en beleidsmakers. In 2007 typeert hij zeven typen grenswerkers, waarvan kennismakelaar er één is. Hoppe geeft de volgende definitie: “de kennismakelaar die als ambtenaar of consultant ondanks de welbekende intellectuele gebreken van politiek en bureaucratie en de onvermijdelijke kloof tussen beleid en wetenschap soms kans ziet gunstige voorwaarden voor instrumenteel beleidsadvies te scheppen” (2008, p. 19-20). Deze kennismakelaars bestaan volgens Hoppe in twee varianten. Ten eerste, een kennismakelaar die zich richt op extern onderzoek en de coördinatie daarvan. De andere kennismakelaar legt de focus op het verspreiden van kennis naar relevante actoren. In beide varianten meet de kennismakelaar zich ook een management- en adviesrol toe (Hoppe, 2009, p. 245 – 246). Het gaat bij kennismakelaars dus om de verbindingen tussen de domeinen: wetenschap, beleid en stakeholders. Paragraaf 4.2 ging al in op deze drie domeinen en wat daarin van primair belang is. Derksen omschrijft de kennismakelaar als verbinder tussen de domeinen en spreekt over een paradox. De kennismakelaar heeft het ‘ultieme doel’ om de verbinding tussen de domeinen te optimaliseren. Maar het realiseren van dit ultieme doel, dient op een wijze te gebeuren waarbij de kennismakelaar een kleine rol wordt toegedicht, zodat invloed op kennis en beleid wordt geminimaliseerd. Om hierin te slagen dient een kennismakelaar zichzelf juist overbodig te maken (2011, p. 118). Het bereiken van dit ultieme doel voor kennismakelaars gaat niet zonder slag of stoot, volgens Hoppe bestaan er meerdere belemmeringen in het werk van de kennismakelaars. Kennismakelaars worden mogelijk geconfronteerd met: het beperkte denkvermogen van het politieke en ambtelijke apparaat; de kloof tussen politiek en wetenschap en het niet kunnen uitvoeren van experimenten omdat de (sociale) wetenschap zich er niet toe leent. Door deze belemmeringen vallen kennismakelaars terug op een incrementele werkwijze. Er wordt dus een trial and error benadering toegepast, waarbij er wordt geleerd van de consequenties van de ondernomen stap. Kennismakelaars hanteren een model van coping en maken zodoende gebruik van instrumenteel leren (2009, p. 253). Naast deze drie belemmeringen, blijkt dat onzekerheid ook nog eens een rol kan spelen. Hoppe concludeert dat ingeval er sprake is van meerdere onzekerheden, de kennismakelaar zich niet beroept op expertisekennis maar zich schaart achter de primaat van de politiek (2009, p. 256). Met deze verschillende domeinen, kan het wel eens lastig zijn om als actor de juiste rol te hanteren. Ten aanzien van wetenschappers en beleidsmakers, stelt Duyvendak dat zij zich elkaars rol niet behoren aan te meten. Dit zou vanwege hun eigen rol en ervaring voor problemen zorgen, de eigen identiteit dient men te bewaken. Duyvendak omschrijft het verlies van de eigen identiteit als gevaarlijk (Schuyt, Duyvendak & Roes, 2006, p. 15). Roes sluit aan op het beeld dat Duyvendak schetst, hij schrijft in aanvulling daarop het volgende: “er mag veel grensverkeer zijn tussen wetenschap en beleid, maar de grenslijn moet wel Pagina 20 van 72
over en weer worden gerespecteerd” (Schuyt et al., 2006, p. 65). Derksen heeft het over de verscheidene rollen en betrekt daar ook de kennismakelaar bij. Kennismakelaars behoren zich niet op de stoel van de politiek of de wetenschap te begeven. Faciliteren en adviseren kan best, maar zelf formuleren en uitvoeren van onderzoek is het overschrijden van een grenslijn (Derksen, 2011, p. 118). Termen als scheiding of verweving van deze domeinen hangt Derksen niet aan, volgens hem is er sprake van “verbinding, met een heldere onderscheiding van verantwoordelijkheden” (2011, p. 124). Met al de voorgaande inzichten in ogenschouw genomen, wordt de kennismakelaar als volgt gedefinieerd: de kennismakelaar is een individu die de verbindingen voor kennisuitwisseling binnen én tussen partijen uit de domeinen van: wetenschap; beleid en samenleving legt ten behoeve van de beleidsvorming. De kennismakelaar kan als volgt worden gevisualiseerd:
Afbeelding 2: Kennismakelaar en domeinen
De drie domeinen zijn ondergebracht in dit Venn-diagram. Het gedeelte waar de drie cirkels elkaar overlappen geeft de plek weer waar de kennismakelaar zich begeeft. Als individu kan de kennismakelaar vanuit deze positie de partijen uit de drie domeinen verbinden. De kennismakelaar weet door middel van kennisuitwisseling de: feiten, normen en belangen uit respectievelijk de domeinen: wetenschap, beleid en stakeholders met elkaar te verbinden. Zodoende kan er op een gestructureerde wijze kennisuitwisseling ten behoeve van de beleidsvorming plaatsvinden.
Pagina 21 van 72
Hoofdstuk 5: Documenten uit de provinciale praktijk In dit hoofdstuk over de documenten uit de provinciale praktijk, leest u welke verschillende betekenissen zijn gegeven aan het concept kennismakelaar. Door middel van documentreconstructies worden deze betekenissen inzichtelijk gemaakt. De documentreconstructies suggereren veranderingen die elkaar opvolgen, dit is incorrect. Er spelen zich meerdere beleidsprocessen af die langs én soms ook door elkaar heen lopen. Wanneer de betekenissen inzichtelijk zijn gemaakt voor beide sectoren, worden zij met elkaar vergeleken. Het hoofdstuk eindigt met een deelconclusie en vormt het antwoord op deelvraag één van het praktijkonderzoek.
5.1 Toegekende betekenissen bij Sector Milieu De documentenreconstructie voor de Sector Milieu (in bijlage twee) laat zien dat er verscheidene partijen betrokken zijn bij de betekenisgeving rondom het concept kennismakelaar. Deze partijen zijn: de Provinciale Statenleden; de Gedeputeerde Statenleden; de Provinciale Ambtenaren; het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid; het Servicepunt Duurzame Energie en de Stichting AgriBoard. In verschillende samenstellingen van de hiervoor genoemde partijen komen zij tot overeenstemming van wat het concept van kennismakelaar is. De kennismakelaar wordt gezien als: de Provincie Noord-Holland; een rol van de Provincie Noord-Holland; het Informatiepunt Baggerspecie; het Bodemloket; het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid; het Servicepunt Duurzame Energie/Co2 Servicepunt en de Stichting AgriBoard. De documenten geven geen duidelijkheid over hoe er tot deze betekenisgeving is gekomen. Het achterhalen van wat deze partijen onder het concept verstaan, blijkt slechts op hoofdlijnen voor een aantal kennismakelaars mogelijk. De Provincie Noord-Holland is een vraagbaak of een koploper in het beleid. Het Informatiepunt Baggerspecie en het Bodemloket zijn binnen de organisatie van de Provincie Noord-Holland geplaatst. Als interne kennismakelaars onderhouden deze twee contacten met Noord-Hollandse burgers en bedrijven. In het externe netwerk zijn: het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid; het Servicepunt Duurzame Energie en de Stichting AgriBoard de aangewezen kennismakelaars naar professionals en bedrijven in de regio.
5.2 Toegekende betekenissen bij Sector Ruimtelijke Inrichting De documentreconstructie voor de Sector Ruimtelijke Inrichting (in bijlage drie) maakt duidelijk dat er verscheidene partijen betrokken zijn bij de betekenisgeving rondom het concept kennismakelaar. De partijen die betekenis geven zijn: de Provinciale Statenleden; de Gedeputeerde Statenleden; de Provinciale Ambtenaren; de vertegenwoordigers van NoordHollandse gemeenten; een aantal van de Noord-Hollandse inwoners; de Noord-Hollandse organisaties en de Wethouders Ruimtelijke Ordening van Noord-Hollandse gemeenten. In verschillende samenstellingen van de hiervoor genoemde partijen komen zij tot overeenstemming van wat het concept van kennismakelaar is. De kennismakelaar wordt gezien als: de Provincie Noord-Holland; een rol van de Provincie Noord-Holland en de Woningmarktregisseur. De documenten geven slechts gedeeltelijk inzicht in hoe er tot betekenisgeving van het concept is gekomen. De betekenisgeving begint met de vier rollen, waaronder die van de kennismakelaar, die voor de Provincie Noord-Holland worden onderscheiden. Deze rollen zijn vervolgens in drie brede discussies ter sprake gesteld. Pagina 22 van 72
Vervolgens worden er intern concrete stappen gezet. De Provincie Noord-Holland begint met het stimuleren van de beleidsuitvoering en de ‘beeld kwaliteitsplannen’. Het voorgaande verandert naar het afstemmen van vraag en aanbod in de regionale woningmarkt door middel van kwantitatieve en kwalitatieve monitoring, taken en budget worden hierbij vastgesteld. De bewoording van taken wordt op een later moment nog concreter. De provincie is een loket waar (ervarings)kennis wordt ontwikkeld en verspreid. Tevens fungeert de provincie als vraagbaak en kennisgenerator. De vier rollen van de provincie als Woningmarktregisseur worden later nog nader gedefinieerd met instrumenten en bijbehorende planning. De Woningmarktregisseur kan in de rol van kennismakelaar: bijeenkomsten organiseren; onderzoeken uitvoeren of uitzetten; kwantitatieve én kwalitatieve monitoring toepassen en de digitale nieuwsbrief Wonen uitzetten.
5.3 Vergelijking van de betekenisgeving Bij vergelijking van de sectoren komen er overeenkomsten en verschillen naar voren in de beleidsvorming. Deze uiten zich in: de betrokken partijen; de betekenisgeving en de initieel toegekende taak. Ten aanzien van de betrokken partijen, zijn: de Provinciale Statenleden; de Gedeputeerde Statenleden; de Provinciale Ambtenaren overeenkomstig bij het geven van betekenis aan het concept kennismakelaar bij beide sectoren. In aanvulling daarop worden bij de Sector Milieu enkel de kennismakelaars betrokken, terwijl er bij de Sector Ruimtelijke Inrichting andere partijen vanuit de categorie overheid en stakeholders worden betrokken. Hoe de hiervoor genoemde partijen tot betekenisgeving zijn gekomen, is enkel voor de Sector Ruimtelijke Inrichting in grote lijnen inzichtelijk. De documenten geven geen inzicht in hoe er tot betekenisgeving bij de Sector Milieu is gekomen. Bij de Sector Ruimtelijke Inrichting zijn er verscheidene discussies georganiseerd. Verdere afstemming heeft vervolgens intern plaatsgevonden tussen de provinciale bestuurders en de provinciale ambtenaren. Ten aanzien van de betekenisgeving zijn er een aantal overeenkomsten en verschillen waargenomen tussen de sectoren. Beide sectoren zijn begonnen vanuit hetzelfde startpunt met dezelfde vier provinciale rollen, waar kennismakelaar er dus één van is. Ook de Provincie Noord-Holland wordt in de beide sectoren meerdere keren gelijkgesteld met het zijn van een kennismakelaar. Concrete vormgeving aan het concept volgt, doordat er binnen beide sectoren intern van de Provincie Noord-Holland kennismakelaars worden ingesteld. Deze interne kennismakelaars zijn: de Woningmarktregisseur; het Informatiepunt Baggerspecie en het Bodemloket. Alleen bij de Sector Milieu worden er ook extern kennismakelaars benoemd, zoals: het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid; het Co2 Servicepunt/Servicepunt Duurzame Energie en de Stichting AgriBoard. Wanneer er wordt gekeken naar waar deze kennismakelaars zich bevinden, dan blijkt dat er meer kennismakelaars aanwezig zijn bij de Sector Milieu dan bij de Sector Ruimtelijke Inrichting, respectievelijk zeven en drie.
Pagina 23 van 72
Wat deze kennismakelaars initieel als taak toebedeeld krijgen, verschilt onderling ook weer van elkaar. Ondanks het feit dat beide sectoren met dezelfde vier rollen voor de Provincie Noord-Holland zijn begonnen, wordt gelijk de rol van kennismakelaar bij de Sector Milieu gezien als een vraagbaak voor burgers en bedrijven. Terwijl bij de Sector Ruimtelijke Inrichting deze rol van kennismakelaar gelijk wordt opgevat als het stimuleren van de beleidsuitvoering. Een paar jaar later wordt het, binnen de Sector Ruimtelijke Inrichting, ook gezien als een vraagbaak.
5.4 Deelconclusie De voorgaande paragrafen hebben -aan de hand van data uit documenten- gereconstrueerd hoe de beleidsvorming, rondom het concept kennismakelaar, binnen de Provincie NoordHolland zich heeft voltrokken. Door in deze paragraaf te reflecteren op de reconstructies kan er een antwoord worden gegeven op de eerste deelvraag van het praktijkonderzoek. Deze deelvraag luidt als volgt: “Hoe zag de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland er door de tijd heen uit?”. Bij de betekenisgeving aan het concept kennismakelaar binnen de Sector Milieu zijn er bestuurders en ambtenaren van de Provincie Noord-Holland betrokken. Daarnaast spelen de kennismakelaars, als externe organisaties, zelf ook een rol in de betekenisgeving van het concept. Samen zijn zij, in verscheidene samenstellingen, tot zeven kennismakelaars gekomen. De documentstudie geeft geen inzicht in hoe deze partijen tot betekenisgeving zijn gekomen. De concrete vormgeving is voor een aantal kennismakelaars wel inzichtelijk. De Provincie Noord-Holland is een vraagbaak of een koploper in het beleid. Het Bodemloket en het Informatiepunt Baggerspecie onderhouden contact met Noord-Hollandse burgers en bedrijven. Het Instituut voor Natuureducatie, het Co2 Servicepunt/Servicepunt Duurzame Energie en de Stichting Agriboard delen kennis met professionals en bedrijven in de regio Noord-Holland. Ook binnen de Sector Ruimtelijke Inrichting zijn bestuurders en ambtenaren van de Provincie Noord-Holland betrokken bij de betekenisgeving van het concept kennismakelaar. Vertegenwoordigers van: de Noord-Hollandse gemeenten; een aantal Noord-Hollandse inwoners; de Noord-Hollandse organisaties en de Wethouders Ruimtelijke Ordening van Noord-Hollandse gemeenten worden er op latere momenten ook bij betrokken. Samen komen ze, in verschillende samenstellingen, tot drie kennismakelaars. Betekenisgeving begint met het toekennen van de vier rollen aan de Provincie Noord-Holland. Tijdens een drietal bijeenkomsten zijn deze vier rollen ter discussie gesteld. Vervolgens hebben deze rollen door de jaren heen bijgestelde betekenissen gekregen door provinciale ambtenaren en bestuurders. De concrete vormgeving voor de Provincie Noord-Holland begint met: coördinatie; stimulering; afstemming; kwantitatieve en kwalitatieve monitoring. Op een later moment worden deze werkzaamheden onder de Woningmarktregisseur geschaard. Deze kennismakelaar beschikt over vier instrumenten: bijeenkomsten organiseren; onderzoeken
Pagina 24 van 72
uitvoeren of uitzetten; kwantitatieve én kwalitatieve monitoring toepassen en de digitale nieuwsbrief Wonen uitzetten. Bij de sector vergelijking komt naar voren dat er verscheidene partijen betrokken zijn bij de betekenisgeving aan het concept kennismakelaar. Provinciale ambtenaren en bestuurders zijn continu bij de betekenisgeving betrokken. In sommige gevallen worden er ook andere partijen vanuit de categorieën stakeholders en beleid betrokken bij de betekenisgeving aan het concept. Hoewel er bij de sectoren vanuit hetzelfde startpunt wordt vertrokken, is er vrijwel gelijk een andere betekenis aan het concept kennismakelaar toegekend. Er wordt niet tussen de sectoren, of zelfs binnen de eigen sector, gekeken naar een voorbeeld van het concept. Het wiel -in dit geval het concept kennismakelaar- wordt telkens opnieuw uitgevonden. Eenzelfde tendens van zelf opnieuw uitvinden speelt zich af bij het geven van betekenis aan het concept en de taken van de kennismakelaars. Het niet hanteren van voorbeelden en daardoor het concept opnieuw uitvinden, is mogelijk een (gedeeltelijke) verklaring waarom de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar zeer diverse uitkomsten heeft opgeleverd.
Pagina 25 van 72
Hoofdstuk 6: Visies uit de provinciale praktijk In dit hoofdstuk leest u over de visies uit de provinciale praktijk die voortkomen uit de interviews. Uit de interviews komen, naast de eerder besproken concepten, ook nieuwe concepten van kennismakelaar naar voren. Per kennismakelaar wordt de betekenisgeving en hoe men ertoe is gekomen besproken. Ook de taken die de kennismakelaars daardoor hebben gekregen komen aan bod. De eerste paragraaf gaat over de Sector Milieu en de tweede paragraaf bespreekt de Sector Ruimtelijke Inrichting. In de derde paragraaf wordt er een vergelijking tussen beide sectoren gemaakt. Uit het praktijkonderzoek blijkt dat er een aantal betekenissen aan het concept kennismakelaar eenzijdig zijn toegekend, verwarring speelt hierbij onder meer een rol. De concepten waarover verwarring bestaat komen in paragraaf vier aan bod. Het hoofdstuk eindigt met een deelconclusie en vormt het antwoord op deelvraag twee van het praktijkonderzoek.
6.1 Sector Milieu en de kennismakelaars Uit de interviews blijkt dat er verscheidene partijen betrokken zijn bij het geven van betekenis aan het concept kennismakelaar. Bij de Sector Milieu zijn de volgende kennismakelaars ter sprake gekomen: de provinciale ambtenaar; het Afval en Emissie Preventie Team; het Co2 Servicepunt/Servicepunt Duurzame Energie; het Bodemloket; het Informatiepunt Baggerspecie; het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid; de AgriBoard en de EnergyBoard. Hieronder worden er drie aspecten per kennismakelaar beschreven, deze drie zijn: de betrokken partijen bij de betekenisgeving rondom het concept kennismakelaar; hoe deze partijen samen tot de betekenisgeving zijn gekomen en welke taken de kennismakelaars daardoor hebben gekregen. 6.1.1 Provinciale ambtenaar De provinciale ambtenaren van de Sector Milieu zijn te kennen als kennismakelaar. Betekenis wordt gegeven door de provinciale ambtenaren onderling. Volgens hen kunnen bepaalde reguliere taken onder het concept kennismakelaar worden geschaard. Vragen of signalen uit het beleidsveld moeten vertaald worden naar bestuurlijke vragen, waarop de politieke bestuurders het vervolg bepalen. Een andere taak is het voorkomen dat collega’s, uit onwetendheid over feiten of vanwege een simpel misverstand, een verkeerd advies geven. Opgemerkt moet worden, dat het binnen deze sector niet voor iedere provinciale ambtenaar geldt. Het komt ook voor dat provinciale ambtenaren geheel onbekend zijn met het concept van kennismakelaar of dat zij zichzelf niet als kennismakelaar typeren. Het concept van kennismakelaar is nooit echt goed gedefinieerd binnen deze sector. Dit zorgde ervoor dat eenieder geconfronteerd met het concept kennismakelaar, er een eigen invulling aan kan geven. Ambtelijke competenties als externe gerichtheid en bestuurlijke gevoeligheid, welke wel nader gedefinieerd zijn, vertonen volgens sommige provinciale ambtenaren in zekere mate raakvlakken met dit concept. 6.1.2 Afval en Emissie Preventie Team De betekenisgeving rondom het Afval en Emissie Preventie Team begint met het idee van een provinciale ambtenaar. Zijn visie en wisselwerking met de Gedeputeerde leidt tot de instelling van dit team binnen de Provincie Noord-Holland. De provinciale ambtenaren, als leden van de kennismakelaar Afval en Emissie Preventie Team, beginnen met pionieren in de Pagina 26 van 72
werkwijze. Er dient een vertaalslag te komen van beleid naar uitvoering. Door de provincie worden er twee sporen bewandeld, deze zijn: het stimulerende spoor en het regulerende spoor. Noord-Hollandse bedrijven dienen er bewust van te worden gemaakt, dat er door onzorgvuldig omgaan met afval en emissies er ook bruikbare grondstoffen verloren gaan. Met andere woorden, de bedrijven dienen gestimuleerd te worden om efficiënter te gaan werken. Er is op dat moment onvoldoende kennis beschikbaar om eventuele grondstofverliezen tegen te gaan. Kennis hierover dient nog ontwikkeld te worden, een extern adviesbureau is hiervoor ingehuurd. Door bedrijven te bezoeken, in onder andere de grafische industrie, komen de onderzoekers van dit adviesbureau tot branchewijde verbetermogelijkheden. Deze mogelijkheden zijn tenslotte vormgegeven in een preventiescan welke toegepast kan worden op nog niet onderzochte bedrijven. Hierdoor kan de provinciale ambtenaar van het Afval en Emissie Preventie Team, binnen een bezoek van circa drie uur, aangeven waar de belangrijkste verbeterpunten zijn voor dit specifieke bedrijf. Binnen deze werkwijze bestaat er veel vrijheid voor de provinciale ambtenaar. Verantwoording over de werkwijze gebeurt met een jaarlijkse rapportage richting de politiek. De doelgroep is vooral het Midden en Klein Bedrijf. In de loop der tijd verandert deze aanpak, toen bij een interne reorganisatie de werkwijze van het Afval en Emissie Preventie Team wordt beschouwd als ambtelijk hobbyisme. Het ambtelijk management heeft onvoldoende zicht op de werkzaamheden van het Afval en Emissie Preventie Team. Op een later moment is het stimulerende spoor verlaten en bij het Rijk ondergebracht. Deze verschuiving van provincie naar het Rijk luidt het einde in van het Afval en Emissie Preventie Team. 6.1.3 Co2 Servicepunt / Servicepunt Duurzame Energie Met het wegvallen van de hiervoor genoemde interne kennismakelaar komt er vervolgens een nieuwe externe kennismakelaar, het Co2 Servicepunt, ten tonele. De betekenisgeving bij deze kennismakelaar is door de Gedeputeerde en provinciale ambtenaren gedaan. De taken van het Co2 Servicepunt bestaan uit het ondersteunen en faciliteren van Noord-Hollandse gemeenten op het gebied van energiebeleid en duurzaam bouwen. Het Co2 Servicepunt bepaalt in het begin haar eigen werkprogramma’s. In de loop der tijd is er overgeschakeld naar een agenderingssystematiek voor gemeenten. Geregeld overleg tussen gemeenten vindt plaats, in ieder overleg kunnen gemeenten hun wensen aangeven naar het Co2 Servicepunt. Op het moment dat deze wensen inzichtelijk zijn, wordt het werkprogramma van het servicepunt erop afgesteld. De te verrichten werkzaamheden door het Co2 Servicepunt vereisen goedkeuring vanuit de provincie. Deze goedkeuring dient ervoor om eventueel conflicterend beleid tussen de bestuurslagen te voorkomen. In de loop der jaren wordt het Co2 Servicepunt door de provinciale politiek met een kritische bril bekeken. Het Co2 aspect wordt een politiek beladen begrip door de politieke discussie over (wel of geen) klimaatverandering. Deze beladenheid blijkt problematisch omdat het begrip Co2 in de naam van de kennismakelaar is opgenomen. De kennismakelaar dient daarom van naam te wijzigen. Een framewijziging van Co2 Servicepunt naar het Servicepunt Duurzame Energie wordt door een provinciale ambtenaar in 2011 ingezet. Op een later moment wordt de Pagina 27 van 72
doelgroep van het Servicepunt Duurzame Energie uitgebreid. Naast Noord-Hollandse gemeenten betreft de doelgroep nu ook het Noord-Hollandse bedrijfsleven. Ten aanzien van de taken hebben er zich geen andere wijzigingen voorgedaan. 6.1.4 Bodemloket De betekenisgeving rondom het Bodemloket begint vanuit het Rijk. De Gedeputeerde en provinciale ambtenaren geven vervolgens betekenis aan de wettelijke taak om als Provincie Noord-Holland bodem kwaliteitsgegevens in kaart te brengen en beschikbaar te stellen. Dit doen zij door intern bij de Provincie Noord-Holland het Bodemloket te creëren. De taken van het Bodemloket komen op de schouders van de provinciale ambtenaren terecht. De NoordHollandse gemeenten dienen data en rapporten bij het Geografisch Informatie Systeem (GIS) van de Sector Kennis & Beleidsevaluatie aan te leveren. Een via internet toegankelijke databank dient de bodem kwaliteitsgegevens beschikbaar te stellen. De doelgroep van het Bodemloket betreft in het begin: de Noord-Hollandse gemeenten; de Provincie NoordHolland en het Rijk. In de loop der tijd wordt de doelgroep van het Bodemloket breder met makelaars en projectontwikkelaars. Digitalisering van de data, voor gebruik in de internet databank, blijkt problematisch. Bodem kwaliteitsgegevens worden niet meer via een website beschikbaar gesteld, de provinciale ambtenaren dragen de zorg voor het uitwisselen van deze kennis. Uit de evaluatie van het provinciale milieubeleid blijkt het Bodemloket niet goed te functioneren. Er wordt te weinig met burgers gecommuniceerd, verbetering van de communicatie kan niet meer plaatsvinden omdat het Bodemloket een Rijkstaak wordt. 6.1.5 Informatiepunt Baggerspecie Ook het geven van betekenis aan het Informatiepunt Baggerspecie begint vanuit een wettelijke taak. De Gedeputeerde, de provinciale ambtenaren en waterschapsambtenaren geven er betekenis aan door extern van de Provincie Noord-Holland de kennismakelaar Informatiepunt Baggerspecie in te stellen. Dit informatiepunt wordt bemand door één externe kracht, gefinancierd door de provincie en is ondergebracht bij een waterschap. De taken van de extern georganiseerde kennismakelaar Informatiepunt Baggerspecie vallen op de schouders van deze externe kracht. Een website wordt opgezet om de kennisuitwisseling over aanbod en verwerking van baggerspecie te bevorderen. Verandering volgt na een evaluatie van het provinciale milieubeleid. In deze evaluatie blijkt het Informatiepunt Baggerspecie niet goed te functioneren. Een provinciale ambtenaar wordt ingezet om de functionaliteit van het informatiepunt Baggerspecie te verbeteren. Deze ambtenaar geeft aan dat het teveel inspanning zou vergen om alles recht te zetten. In samenspraak is het besluit genomen om het Informatiepunt Baggerspecie na twee jaar te beëindigen. 6.1.6 Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid De betekenisgeving rondom het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid begint met de wens van Provinciale Staten om te participeren in een door dit instituut georganiseerd Rijksprogramma. Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten zijn het oneens over wel of niet participeren. Uiteindelijk wordt er overeenstemming bereikt om te participeren, waardoor Pagina 28 van 72
er met provinciale ambtenaren bepaald wordt waarvoor de leertrajecten van dit Rijksprogramma zouden worden gebruikt. De taak van deze extern georganiseerde kennismakelaar Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid gebeurt aan de hand van het programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling (deel één en twee). Er worden meerdere leertrajecten voor het Co2 Servicepunt opgezet, met als thema’s duurzame energie en bouwen. Door de tijd verandert de focus, met het leertraject komt het oprichten van een agenda met stakeholders voor de EnergyBoard aan bod. 6.1.7 AgriBoard Het geven van betekenis aan de AgriBoard begint wanneer de Gedeputeerde, met zijn portefeuille Economie & Landbouw, agenda’s per beleidsthema wil hebben. Bij de agenda voor Landbouw wordt duidelijk dat het agrarisch bedrijfsleven in Noord-Holland-Noord behouden en versterkt dient te worden. De Gedeputeerde en de provinciale ambtenaren zoeken naar een manier om dit te bewerkstellingen. De Rabobank, de Kamer van Koophandel, het Ontwikkelingsbedrijf en de Landelijke Tuinbouw Organisatie Noord faciliteren in dit proces. Advies over de financieel juridische vorm wordt verschaft door een Rijksadvocaat. De AgriBoard in stichtingsvorm blijkt de beste optie, aldus de Rijksadvocaat, om in een Publiek Private Samenwerking met het agrarisch bedrijfsleven te stappen. De taken die deze externe kennismakelaar uitvoert begint ook met pionieren. Er wordt gekeken naar waar de kansen liggen om de samenwerking binnen de regio te versterken. Door te kijken naar waar de verbindingen liggen en vervolgens in deze verbindingen te participeren, kan er vanuit de verbinding eventueel gedeelde problematiek worden opgepakt. De aanpak vindt zodoende op een veel breder niveau plaats dan het oplossen van één enkel bedrijfsprobleem voor één enkel agrarisch bedrijf. Door middel van stuurgroepen met programma’s kunnen er een aantal quick wins voor de betrokkenen worden gerealiseerd. Een programmanager beweegt zich, indien nodig, tussen de programma’s. Zichtbaarheid in de regio, bij agrarische bedrijven, wordt nagestreefd. In de loop der tijd wordt de wens om zichtbaar te zijn flink uitgebreid, het Rijk en Brussel worden belangrijk. Dit leidt ertoe dat de AgriBoard zich ook gaat richten op andere doelgroepen dan agrarische bedrijven. De verbindingen worden nu ook gelegd met: onderwijs; onderzoek en overheden. De AgriBoard heeft nu een Greenport status gekregen en heeft een naamswijziging naar Greenport NoordHolland-Noord in het vooruitzicht staan. Door deze inspanning kan de AgriBoard nu, met haar nieuwe status als Greenport, ook de provinciale belangen behartigen en toegang verwerven tot eerder ontoegankelijke middelen bij het Rijk en Europa. 6.1.8 EnergyBoard De betekenisgeving van de EnergyBoard begint met een constatering van een Gedeputeerde. Samenwerking tussen partijen binnen de duurzame energiesector verloopt niet goed. Daarnaast dienen er in Noord-Holland-Noord, als anticipeerregio, economische clusters te komen om via de gebiedsagenda tot investeringen te leiden. Verscheidene partijen worden geïnspireerd door de AgriBoard en zien mogelijkheden voor de Pagina 29 van 72
energiesector. De Gedeputeerde stelt voor om een EnergyBoard naar het idee van de AgriBoard op te richten. De Kamer van Koophandel start hiervoor lokaal een discussie op. Een oud directeur van Energy stelt ook voor om een EnergyBoard op te richten en adviseert welke personen erin moeten plaatsnemen. In samenspraak met de Gedeputeerde en provinciale ambtenaren stuurt de Gedeputeerde sterk op hoe de EnergyBoard eruit moet komen te zien. De naam EnergyBoard en haar werkwijze, vergaderen en regionale agendapunten agenderen, is wat er moet komen. Enkel de vorm wordt niet gestuurd door de Gedeputeerde, daarvoor is er een kwartiermaker aangesteld. Deze kwartiermaker zoekt naar een geschikte juridische vorm en gaat praten met personen die in de board kunnen plaatsnemen (een lijst met gesprekspartners wordt meegegeven). Het advies is destijds zonder wijzigingen overgenomen. Over andere vormen en aantallen, dan met acht personen in de board, is niet gesproken. De taak van de kennismakelaar EnergyBoard is om als een soort kennispomp te fungeren en heeft als doelgroep de Noord-Hollandse energie bedrijven. De samenstelling van de EnergyBoard verandert ook in de loop der tijd, kritiek geuit door Provinciale Staten is de aanleiding voor meer kleine bedrijven in de vertegenwoordiging van het Midden en Klein Bedrijf en ook voor meer vernieuwing.
6.2 Sector Ruimtelijke Inrichting en de kennismakelaars Bij de Sector Ruimtelijke Inrichting zijn de kennismakelaars: de provinciale ambtenaar en de Woningmarktregisseur. Hieronder worden drie aspecten per kennismakelaar besproken, deze drie zijn: de betrokken partijen bij de betekenisgeving rondom het concept kennismakelaar; hoe deze partijen samen tot de betekenisgeving zijn gekomen en welke taken de kennismakelaars daardoor hebben gekregen. 6.2.1 Provinciale ambtenaar De provinciale ambtenaren van de Sector Ruimtelijke Inrichting zijn te kennen als kennismakelaar of begeven zich in de rol van kennismakelaar. Betekenis wordt, veelal achteraf, gegeven door de provinciale ambtenaren onderling. Zij zien dat reguliere taken niet onder de specifieke noemer van bevoegd gezag of regisseur geplaatst kunnen worden. Zodoende komt men samen op de informele rol van kennismakelaar en scharen taken als: de afstemming bevorderen tussen gemeenten; voorzien in de informatiebehoefte van andere overheden en verbindingen aanleggen tussen (markt)partijen eronder. Dit gebeurt bijvoorbeeld door middel van: het aanreiken van best & bad practices; het organiseren van bijeenkomsten en kennis ontsluiten door onderzoek. Ook hier moet worden opgemerkt, dat binnen deze sector het niet voor iedere provinciale ambtenaar geldt. Het komt voor dat provinciale ambtenaren geheel onbekend zijn met het concept van kennismakelaar of dat zij zichzelf niet als kennismakelaar typeren. Het concept is ook binnen deze sector nooit goed gedefinieerd -tenminste tot de notitie: Provincie Noord-Holland als Woningmarktregisseur werd vastgesteld-, dit zorgt ervoor dat eenieder geconfronteerd met het woord, er een eigen invulling aan geeft.
Pagina 30 van 72
6.2.2 Woningmarktregisseur De betekenisgeving rondom de Woningmarktregisseur, inclusief de vier rollen die eronder vallen, gebeurt in een bredere setting. Het begint met een provinciale ambtenaar (teamleider) die op het idee komt om de rollen nader te definiëren en formeel vast te laten leggen. Deze rollen worden namelijk informeel al gehanteerd door sommige provinciale ambtenaren. Dit idee wordt besproken met een Gedeputeerde, welke het nut er wel van inziet. Binnen het Team Wonen wordt, onder meer, de kennismakelaarsrol nader gedefinieerd. De opmerking wordt gemaakt dat het woord kennismakelaar eigenlijk geen woord is, discussie hierover komt snel ten einde wanneer de teamleider claimt dat het wel een woord is. Uiteindelijk komen de provinciale ambtenaren van Team Wonen tot overeenstemming over de rol van kennismakelaar die zij als Woningmarktregisseur kunnen aannemen. Vervolgens zijn er drie brede discussies gevoerd over deze vier rollen met: vertegenwoordigers van Noord-Hollandse gemeenten; een aantal Noord-Hollandse inwoners; Noord-Hollandse organisaties en de Wethouders Ruimtelijke Ordening van NoordHollandse gemeenten. Na afstemmingsmomenten tussen het team en de Gedeputeerde, rest nog verantwoording over de voorgestelde richting naar Provinciale Staten wat resulteert in de Provinciale Woonvisie 2010 - 2020. Na alle voorgaande betekenisgeving wordt uiteindelijk algehele overeenstemming bereikt, want de notitie Provincie Noord-Holland als Woningmarktregisseur is door Provinciale en Gedeputeerde Staten gekomen. Wat de provinciale ambtenaren als Woningmarktregisseur in de rol van kennismakelaar doen, begint klein en wordt stap voor stap uitgebreid. Het start met de afstemming van woningbouw tussen gemeenten, dit doet men door gegevens uit een kwantitatieve monitor beschikbaar te stellen. Trends/prognoses, die uit de databerekeningen voortkomen, worden actief gedeeld. De Woningmarktregisseurs van Team Wonen functioneren als loket voor kennisuitwisseling. Op een later moment verandert dit, gegevens worden nu ook beschikbaar door het gebruik van een kwalitatieve monitor, welke de afstemming bevordert. De doelgroep van gemeenten wordt uitgebreid met marktpartijen. Onderzoeken worden uitgezet om (meer) kennis op te doen. Werkbezoeken voor de Gedeputeerde worden georganiseerd. De kennisuitwisseling neemt toe door het gebruik van de instrumenten: website; nieuwsbrief; social media; kenniscafés en jaarlijkse netwerkconferenties. Ook dragen de Woningmarktregisseurs best & bad practice voorbeelden aan. Deze stap voor stap aanpak heeft ertoe geleid dat de omvang van de rol als kennismakelaar flink toenam.
6.3 Vergelijking van de invulling Bij het doorlopen van de voorgaande paragrafen, wordt al snel duidelijk dat de beleidsvorming rondom de invulling van het concept kennismakelaar vele verschillen bevat en daardoor vrij divers is. Per kennismakelaar lijkt er een nieuwe vertaalslag, van plan naar concrete actie, te worden gemaakt. Nadere analyse wijst uit dat er, ondanks deze vele verschillen, vier overeenkomsten bestaan. Deze overeenkomsten worden zichtbaar wanneer er wordt gekeken naar: de betrokken partijen; de betekenisgeving en kennis over het concept; het pionieren en de discussie rondom ideeën. Pagina 31 van 72
6.3.1 Betrokken partijen In de beleidsvorming worden er verscheidene partijen betrokken bij de betekenisgeving aan alle kennismakelaars. De reikwijdte van deze partijen varieert onderling wel, bij iedere betekenisgeving van kennismakelaars zijn er provinciale ambtenaren betrokken. Bij meer dan de helft van de kennismakelaars leveren de individuele Gedeputeerden ook een bijdrage aan de betekenisgeving. Deze twee partijen vormen de basis. “Het was een PvdA gedeputeerde [Geert de Boer] waar die heel goed contact mee had in deze tijd, en ik denk dat dat één tweetje ervoor gezorgd heeft dat hier afval en emissie preventie beleid is ontstaan. Je ziet vooral toch wel dat het een wisselwerking is […] het is niet vanuit of de politiek, of de ambtenarij die met ideeën komt.” (interview 1)
Deze twee partijen behoren tot de Provincie Noord-Holland. Bij de helft van de onderzochte kennismakelaars zijn enkel deze partijen uit beleid betrokken bij de betekenisgeving. “ik heb gisteren nog bij een atelier gezegd van wij zijn heel erg intern gericht. Dus gericht op onze opdrachtgever GS PS [respectievelijk Gedeputeerde en Provinciale Staten], daar zijn wij heel druk mee bezig. Wij zijn minder bezig met die buitenwereld [..] Maar hier moet je alle aandacht geven aan het interne besluitvormingstraject. Die voorbereiding wordt zo onder het vergrootglas gelegd. Ja. En dat de stukken naar GS brengt, daar maximale focus op zit, aandacht voor is. Want als je dat goed doet, dan ben je de goede ambtenaar. Dus het spannende ook, het hele beloning of strafsysteem is heel erg gefocust vanuit dat je dat goed doet in plaats van op kennisontwikkeling of zeg maar externe oriëntatie.” (interview 6)
Ingeval de andere helft van de kennismakelaars, worden er incidenteel andere partijen betrokken bij het geven van betekenis aan het concept kennismakelaar. De mate waarin dit gebeurt, eveneens het aantal partijen dat erbij wordt gehaald, varieert per kennismakelaar. “Met andere woorden, een netwerk kan zo groot en klein worden als je wilt. Een soort harmonica, als je heel actief gaat netwerken wordt je netwerk groter. Als je hier wat meer achter je computer gaat zitten wordt je netwerk weer kleiner. En ik merk dat mijn collega’s daarin zoeken, dat het ene moment willen ze de harmonica groter want je wilt in verbinding staan. […] nu moet ik opeens wat met dat programma en dan wordt die weer kleiner gemaakt. Dat is terecht, want je hebt niet alle tijd en je hebt ook gewoon een bestuurlijke opdracht uit te voeren. Dus die harmonica mag ook niet te breed gaan, want dan ben je aan het freewheelen in allerlei leuke netwerkevenementen.” (interview 4)
De volgende partijen zijn, in totaal één tot twee keer, in de “harmonica” opgenomen: het ambtelijk management; waterschapsambtenaren; de leden van Provinciale Staten; de leden van Gedeputeerde Staten; de Rabobank; de Kamer van Koophandel; het Ontwikkelingsbedrijf; de Landelijke Tuinbouw Organisatie Noord; een Rijksadvocaat; de oud directeur van Energy; een kwartiermaker; de vertegenwoordigers van Noord-Hollandse gemeenten; een aantal Noord-Hollandse inwoners; Noord-Hollandse Organisaties en Wethouders Ruimtelijke Ordening van Noord-Hollandse Gemeenten. Al deze partijen zijn stuk voor stuk onder de categorie beleid of stakeholders te plaatsen. “Ook omdat wij toen wij dat teruggelegd hadden bij marktpartijen, dus de rol die bijvoorbeeld marktpartijen. Corporaties en een grote bouwmaatschappij dat ook aan ons gevraagd hebben. Brengt ons bij elkaar. Wij als markt staan heel veraf, als wij bijvoorbeeld bij overheden langs moeten. Dat je daarin verbindende schakel bent.” (Interview 8)
Pagina 32 van 72
Deze partijen uit de categorie beleid en stakeholders hebben, naast het geven van betekenis aan het concept, ook gevraagd naar de instelling van een kennismakelaar of hierover advies te geven. Dus hoewel er bij alle kennismakelaars in totaal veel betrokken partijen zijn, blijkt dat er voornamelijk partijen uit de overheidscategorie deelnemen. In mindere mate worden er stakeholders bij betrokken. 6.3.2 Betekenisgeving en kennis Hoewel er in de beleidsvorming veel verschillende partijen betrokken zijn, is de wijze waarop er betekenis wordt gegeven aan het concept vrijwel uniform. De betrokken partijen wenden in alle gevallen hun kennis over het concept aan, om in samenwerking met de andere partijen een bepaalde betekenis aan het concept kennismakelaar te geven. “Nou denk ik dat Pim wel een eigen invulling daaraan geeft en ik denk dan dat ik dan ook doe. En ik ben dan ook een tussenpersoon tussen gemeente, bedrijfsleven en de provincie en eventueel het rijk. Noem het maar het oliemannetje. Ook misschien een andere term ervoor. [...] Ja het oliemannetje, en ik ben al vijftien jaar een oliemannetje. Of je nou een kennismakelaar bent, dat is een term die hier niet veel wordt gebezigd.” (interview 2)
Deze wijze van betekenis geven zorgt ervoor dat er meerdere interpretaties van het concept bestaan. Het hierboven aangehaalde oliemannetje is hier een uitstekend voorbeeld van. “Je weet gewoon wat je wettelijke taken zijn en waar je bevoegd gezag bent, dat is veel scherper. En kennismakelaar is wat diffuser.” (interview 6)
Deze interpretaties maken het diffuus, aangezien er per partij én binnen bepaalde partijen (zoals provinciale ambtenaren) er een verschillende mate van kennis over het concept wordt gebruikt. Deze kennis is beperkt, aangezien er bij alle kennismakelaars, met één enkele uitzondering, er door de betrokken partijen geen enkele verwijzing wordt gemaakt naar een interne of externe kennismakelaar. Woorden als kennis en makelaar worden samengevoegd om zo tot het concept kennismakelaar te komen. De partijen vallen terug op wat ze kennen. “En we moesten dus focus aanbrengen, wat kun je dan als provincie aan meerwaarde brengen vanuit je rol, regie en dan kom je bij het ja, kennismakelaar kennis overdragen. (interview 10)
In negen van de tien gevallen hebben de betrokken partijen niet verwezen naar een andere kennismakelaar in de beleidsvorming. Als enige uitzondering, maken de betrokken partijen in de beleidsvorming rondom de EnergyBoard wel verwijzingen naar de AgriBoard. “dat is ontstaan vanuit de markt, dat de Kamer van Koophandel dus eigenlijk de discussie gestart en lokaal en vond dat de provincie eigenlijk zoiets als een EnergyBoard moest oprichten voor volgens mij naar analogie van AgriBoard. En daar heeft de provincie eigenlijk ja tegen geroepen. En ja, de oud directeur van Energy had dus geadviseerd om de EnergyBoard op te richten en dus voorgesteld om welke mensen daar dan in zouden moeten plaatsen.” (interview 1)
Hoewel de AgriBoard als voorbeeld werd aangedragen, dient het enkel als inspiratie voor de EnergyBoard, aangezien de betekenisgeving tussen de kennismakelaars alsnog verschilt. Dus bij alle kennismakelaars wordt de beschikbare kennis van de betrokken partijen aangewend
Pagina 33 van 72
om betekenis te geven aan het concept. Van alle partijen en benutte kennis wordt er in totaal één voorbeeld aangedragen van een kennismakelaar, welke alleen ter inspiratie dient. 6.3.3 Pionieren Een andere overeenkomst in de beleidsvorming bij alle kennismakelaars, is die van pionieren ten aanzien van de taken die de kennismakelaars uitvoeren. De betrokken partijen geven, aan de hand van hun eigen kennis, in samenspraak met elkaar betekenis aan het concept. De samenwerking tussen deze partijen kan worden gezien als het betreden van onbekend terrein. Daarbij worden ook de taken geformuleerd die de kennismakelaar gaat uitvoeren. “Dus wat we hebben gedaan is, we hebben een proces gestart en het proces is gewoon kijken waar liggen de verbindingen tussen mensen. Waar ligt de gemene deler […] De provincie is daarbij een heel belangrijke partij geweest, financier, wil je zoiets overeind houden vanuit publiek privaat samenwerken. Dan zul je toch moeten beginnen met een aantal jaren pionieren, een aantal quick wins benoemen.” (interview 5)
Kortom, er wordt door de betrokken partijen gekeken welke taak er in de praktijk mogelijk is. Bij de uitvoering van de taak wordt er een stap gezet, bevalt het resultaat van deze stap, dan komen er eventuele vervolgstappen. Het patroon bij alle kennismakelaars volgt een stap voor stap werkwijze, waarbij ook wel eens een verkeerde stap wordt zet. Wanneer het bereikte resultaat niet bevalt, dan doet men een stap terug en volgt een alternatieve stap. “Maar je hebt niet iets van dé oplossing. Maar je probeert de boel wat in beweging te krijgen en dat samenwerken aan oplossingen en ieders ideeën erin brengen. Dat is daar eigenlijk het belangrijkste in. Bepaalde dingen heb je als provincie geen invloed op.” (interview 7)
Na het zetten van een aantal stappen vooruit en wellicht ook een paar achteruit, komt men uiteindelijk tot het gewenste resultaat. Stap voor stap gaat dus met vallen en opstaan. “Ja, dat is eigenlijk pionieren geweest. […] dat is toen gewoon zo ontstaan, door vallen en opstaan. En zo zijn ook de afval en emissie scans bedacht.” (interview 1)
Vanuit het pionieren komen er, in de loop der tijd, bij een aantal kennismakelaars nieuwe taken bij en / of worden de huidige taken uitgebreid. De toevoegingen aan de taken van de kennismakelaars volgen hetzelfde patroon van stappen evalueren en indien nodig bijstellen. “ook dat we het steeds groter zijn gaan aanpakken. En van daaruit zijn we van dachten, weet je, het is ook wel goed om te communiceren van wat we allemaal doen. Laten we een nieuwsbrief in het leven roepen. Dus hebben we een nieuwsbrief opgesteld. Zo kwamen er steeds meer dingen bij.” (interview 11)
In het geval van alle kennismakelaars, bij het zetten van stappen voor of achteruit om tot taken te komen en de toevoeging van taken, verloopt het via pionieren. Een legio aan taken die de kennismakelaars dienen uit te voeren volgt. Wanneer er wordt gekeken naar de gemeenschappelijke noemer, dan blijkt het bij al deze taken te gaan om kennisdeling.
Pagina 34 van 72
6.3.4 Geopperde ideeën In de beleidsvorming worden geopperde ideeën met de betrokken partijen besproken. Aan de hand van hun eigen kennis geven zij in samenspraak betekenis aan het concept en de taken van de kennismakelaar via een stap voor stap systematiek. Met deze aanpak wordt er gezocht naar overeenstemming, onderweg worden de geopperde ideeën wel bevochten. “tijdens een besluitvormingstraject moet je dat wel bevechten. Dat is geen automatisme.” (interview 10)
Het idee om een kennismakelaar in te stellen heeft niet ter discussie gestaan ten aanzien van alle kennismakelaars, met uitzondering van de provinciale ambtenaren bij beide sectoren. Taken van de kennismakelaars, dus ook de geopperde ideeën voor die taken, staan zelden ter discussie. Wanneer er eenmaal een discussie volgt, dan spelen de hiërarchische verhoudingen binnen de Provincie Noord-Holland ook een rol. “Kennismakelaar, ja. Oké. Ja, want er waren zelfs nog een aantal binnen het team die zeiden, ja dat is geen woord. Dat bestaat niet, kennismakelaar. Nou ik zei wel hoor.” (interview 11)
Simpele redeneringen kunnen dan enige kritiek snel teniet doen. Door de beperkte kennis van de betrokken partijen, waarbij geen voorbeelden worden gegeven, kan het voorkomen dat ieder geopperd idee even goed is als de andere. Argumentatie op basis van effectiviteit of efficiëntie komt zodoende niet in de beleidsvorming voor. Juist wat een betrokken partij wil, staat door het zoeken naar overeenstemming centraal. Dit beperkt de mogelijkheden. “Ja, de politiek bepaalt wat je doet. Is dat zo zwart-wit? Ja eigenlijk wel. Oké, interessant. Ja, je kan met voorstellen naar de politiek toe gaan, maar uiteindelijk besluit de politiek of ze akkoord gaan of niet.” (interview 1)
Wanneer er in de beleidsvorming een hiërarchisch hogere partij betrokken is, stuurt zij in de beleidsvorming door haar ideeën te propageren. Bij de ene kennismakelaar is er sturing op hoofdlijnen, terwijl er bij de andere kennismakelaar tot in de details wordt gestuurd. Omdat de andere partijen beperkte kennis bezitten, biedt dit zelden de mogelijkheid tot kritiek. “Maar de naam heeft nooit ter discussie gestaan, de manier waarop die zou werken, namelijk we komen zo nu en dan bij elkaar en we hebben het over de regionale agenda wat er nodig is, is ook niet ter discussie gestaan. Het enige wat er ter discussie stond was, wat vrij was, was de vorm. Moest het een stichting worden, moest het een formele adviesraad worden. Die is vrijgelaten. […] Dit was wat er moest komen. Oké. En. Op zich was het wel makkelijk werken. Maar het is ook wel heel erg gestuurd geweest door GS [Gedeputeerde Staten].” (interview 4)
Met het voorgaande in beschouwing, blijkt dat geopperde ideeën niet tot zelden ter discussie worden gesteld in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar. Wanneer er wel discussie volgt, dan spelen hiërarchische verhoudingen binnen de Provincie Noord-Holland een rol en kan er door de beperkte kennis enkel advies worden gegeven.
6.4 Verwarring rondom kennismakelaars Gedurende het praktijkonderzoek komen er ook concepten van kennismakelaar naar voren die bij nadere beschouwing te zijn ontstaan door eenzijdige toekenning. Deze gevallen zijn allen geconstateerd in de interviews. Bij deze gevallen van betekenis geven speelt kennelijk ook verwarring een rol. Ondanks dat deze concepten niet volledig aan de analyse criteria Pagina 35 van 72
voldoen, zijn deze gevallen toch het vermelden waard om verwarring in de toekomst te voorkomen. Met enige logica kunnen ze gelijk worden ontkracht. De verwarring bestaat rondom de: woningbouwregisseur; Provincie Noord-Holland; individuele Gedeputeerden; individuele Statenleden; functie kennismakelaar en databanken. Twee concepten van kennismakelaar, woningmarktregisseur en woningbouwregisseur, lijken in benaming zeer sterk op elkaar. In zeer beperkte mate wordt ook het concept woningbouwregisseur gebezigd. Door de tijd genomen begint het binnen de Sector Ruimtelijke Inrichting met het concept woningbouwregisseur, de focus verschuift binnen deze sector van woningbouw naar woningmarkt, waardoor het concept overgaat in het bestuurlijk geaccordeerde concept woningmarktregisseur. Toch wordt woningbouwregisseur gezien en gehanteerd als synoniem van woningmarktregisseur zijnde een kennismakelaar. Meerdere keren blijkt dat de Provincie Noord-Holland gelijk wordt gesteld met het zijn van een kennismakelaar of dat het de rol van kennismakelaar vervuld. De visie hierop is dat de provincie, als middenbestuur, de geschikte bestuurslaag is om Rijksbeleid te vertalen. Zodoende kan de provincie ondersteuning bieden richting haar gemeenten. Het hoge abstractieniveau, van denken in bestuurslagen, blijkt voor enige verwarring te zorgen. Het is niet de bestuurslaag van Provincie Noord-Holland die voor de vertaling zorgt, zij is immers geen natuurlijk persoon die deze acties kan ondernemen. In de gevallen waarbij wordt gerefereerd naar Provincie Noord-Holland als kennismakelaar, gaat het specifiek over werkzaamheden die verricht worden door provinciale ambtenaren of medewerkers van externe organisaties. De individuele Gedeputeerden en Provinciale Statenleden van de Provincie Noord-Holland worden gesteld met het zijn van kennismakelaars. Vanuit hun politieke positie kunnen zij vragen vanuit de maatschappij ophalen en doorzetten naar de relevante beleidsafdelingen binnen Provincie Noord-Holland. Een provinciale ambtenaar heeft eenzijdig een individuele Gedeputeerde als concept van kennismakelaar toegekend. Een andere provinciale ambtenaar typeert eenzijdig Provinciale Statenleden als een concept van kennismakelaar. Als politieke opdrachtgever en uitvoerder sturen zij het beleid, deze acties worden verward met het zijn van een kennismakelaar. Het concept kennismakelaar wordt op een gegeven moment ook als een functie gezien door een provinciale ambtenaar. Binnen de Provincie Noord-Holland is er geen functie van kennismakelaar. De verwarring ontstaat doordat de functie kennisspecialist in benaming lijkt op het concept kennismakelaar. Twee verschillende databanken worden afzonderlijk van elkaar besproken als het zijn van concepten van kennismakelaars. De bibliotheek waarover de Provincie Noord-Holland beschikt en een, via internet toegankelijke, databank voor het Bodemloket. De verwarring komt doordat deze databanken, als instrumenten voor respectievelijk de provinciale ambtenaren en gemeentelijke ambtenaren, worden aangezien als kennismakelaars. Pagina 36 van 72
6.5 Deelconclusie De voorgaande paragrafen hebben -aan de hand van data uit interviews- gereconstrueerd hoe de beleidsvorming, rondom de invulling van het concept kennismakelaar, binnen de Provincie Noord-Holland zich heeft voltrokken. Door in deze paragraaf te reflecteren op de reconstructies kan er een antwoord worden gegeven op de tweede deelvraag van het praktijkonderzoek. Deze deelvraag luidt als volgt: “Hoe zag de beleidsvorming rondom de invulling van het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland eruit?”. Bij de Sector Milieu zijn de kennismakelaars: de provinciale ambtenaar; het Afval en Emissie Preventie Team; het Co2 Servicepunt/Servicepunt Duurzame Energie; het Bodemloket; het Informatiepunt Baggerspecie; het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid; de AgriBoard en de EnergyBoard naar voren gekomen waarbij betekenis aan het concept wordt gegeven en taken worden toegekend. Vanuit de Provincie Noord-Holland, als zijnde een overheidspartij, zijn het voornamelijk de provinciale ambtenaren en de individuele gedeputeerden die betekenis geven aan het concept kennismakelaar. In aanvulling op deze hiervoor genoemde partijen worden incidenteel andere partijen vanuit de categorie beleid en stakeholders betrokken bij de betekenisgeving. In samenspraak met elkaar komen zij tot een legio aan taken voor de kennismakelaars. Deze taken zijn weliswaar anders verwoord, maar hebben allen met kennisdeling te maken. In het geval van de Sector Ruimtelijke Inrichting zijn de kennismakelaars: de provinciale ambtenaar en de Woningmarktregisseur ter sprake gekomen waarbij betekenis aan het concept wordt gegeven en taken zijn geformuleerd. Ook hierbij zijn voornamelijk partijen die onder de overheid vallen, dus de provinciale ambtenaren en individuele Gedeputeerden van de Provincie Noord-Holland, bepalend in de betekenisgeving. Incidenteel worden andere partijen vanuit de categorie beleid en stakeholders betrokken bij de betekenisgeving. Deze partijen komen samen tot de taken van de kennismakelaars. Ook binnen deze sector, ondanks het gebruik van andere bewoording, hebben deze taken telkens te maken met kennisdeling. Het gaat in de beleidsvorming dus over betrokken partijen die ieder hun eigen kennis aanwenden over het concept kennismakelaar, vervolgens geven zij in samenspraak met elkaar een betekenis aan wat een kennismakelaar is. De taken die deze kennismakelaar dient uit te voeren komen in alle gevallen tot stand door pionieren. Daarnaast blijkt dat ideeën geopperd ten aanzien van de kennismakelaar niet tot zelden ter discussie worden gesteld. Wellicht dat deze vier overeenkomsten een verklaring vormen voor het wiel -in dit geval het concept kennismakelaar- dat telkens opnieuw wordt uitgevonden. Daarnaast komt naar voren dat eenzijdige toekenning en verwarring ervoor zorgt dat er concepten van kennismakelaars worden ervaren, deze zijn de: woningbouwregisseur; provincie Noord-Holland; individuele Gedeputeerden; individuele Statenleden; functie kennismakelaar en een tweetal databanken (de bibliotheek en de databank voor het Bodemloket). Pagina 37 van 72
Hoofdstuk 7: Kantelingen in de provinciale praktijk In dit hoofdstuk leest u op welke wijze er zich in de beleidsvorming kantelmomenten hebben voorgedaan. Een zevental kantelmomenten zijn aan de hand van de interviewdata in kaart gebracht, de data uit de documenten hebben geen kantelmomenten opgeleverd. In de eerste paragraaf wordt het verschil tussen een verandering en een kantelmoment besproken. Daarna komen, in paragraaf twee, de zeven kantelmomenten aan bod. In paragraaf drie worden deze kantelmomenten met elkaar vergeleken. Het hoofdstuk eindigt met een deelconclusie en vormt het antwoord op deelvraag drie van het praktijkonderzoek.
7.1 Veranderingen en kantelmomenten Iedere verandering is geen kantelmoment, maar elk kantelmoment is wel een verandering. Deze uitspraak verdient enige toelichting, in de beleidsvorming hebben er zich vele veranderingen voorgedaan. Een voorbeeld van een dergelijke verandering speelt zich af binnen de Sector Ruimtelijke Inrichting. In 2005 wordt de kennismakelaar gezien als een rol van de Provincie Noord-Holland, deze visie gaat in 2010 over in een rol welke een aantal provinciale ambtenaren kunnen hanteren. Toch is deze verandering in de beleidsvorming, tezamen met vele andere veranderingen, niet als een kantelmoment te typeren. Een kantelmoment bestaat voor dit onderzoek uit vijf onderdelen: er dient onenigheid in visie over een onderwerp; in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland; tussen twee of meerdere partijen plaats te vinden; waarop een verandering plaatsvindt in de rechtvaardiging die ten grondslag ligt aan de visie; en er uiteindelijk overeenstemming in visie wordt bereikt. Een voorbeeld van een rechtvaardiging is de visie die een bepaalde partij aanhangt. Bijvoorbeeld de visie van Gedeputeerde Staten: om te bezuinigen; efficiëntie; effectiviteit; rechtmatigheid of de politieke (on)wil om te participeren in een project.
7.2 Zeven kantelmomenten De zeven geconstateerde kantelmomenten worden hieronder één voor één besproken. 7.2.1 Co2 versus duurzame energie Het eerste kantelmoment betreft de naam van het Co2 servicepunt. In de loop der tijd is de visie op het Co2 probleem veranderd. Binnen de Provincie Noord-Holland woedt er een politieke discussie over, wel of geen, klimaatverandering. Deze discussie zorgt ervoor dat het woord ‘Co2’ een politiek beladen begrip is geworden. Het voortbestaan van het Co2 Servicepunt komt daardoor onder vuur te liggen. In de ogen van de provinciale politiek wordt het servicepunt als problematisch ervaren, terwijl dit in de visie van een provinciale ambtenaar juist niet het geval is. De term Co2 is volgens deze provinciale ambtenaar een ongelukkig gekozen begrip, want de taken van het Co2 Servicepunt zijn voornamelijk op duurzame energie gericht. De provinciale ambtenaar onderneemt zelfstandig stappen voor de naamswijziging van het servicepunt. In 2011 wordt de framewijziging van Co2 Servicepunt naar het Servicepunt Duurzame Energie ingezet. Door deze naamswijziging wordt de rechtvaardiging om het servicepunt te steunen een acceptabele visie voor zowel de politiek als de ambtenaar.
Pagina 38 van 72
7.2.2 Bezuinigen versus voortzetting servicepunt Kantelmoment twee speelt zich ook af in relatie tot het servicepunt, deze keer na de wijziging in naam naar het Servicepunt Duurzame Energie. Tijdens een algemene bezuinigingsronde kort Provinciale Staten het budget, van vijf ton naar drie ton per jaar, omdat dit in hun visie noodzakelijk is. Een provinciale ambtenaar deelt deze politieke visie niet, want het kleinere budget is te weinig om het Servicepunt Duurzame Energie in stand te houden. Deze provinciale ambtenaar gaat vervolgens op zoek naar mogelijk aanvullende financiële middelen. Na het vinden van deze middelen, gaat de provinciale ambtenaar naar Provinciale Staten om het budget omhoog te krijgen. Door het vinden van aanvullende financiën en enige overtuiging door de provinciale ambtenaar, wordt de rechtvaardiging van politieke visie om te bezuinigen -enkel voor deze kwestie- teniet gedaan. De visie om het servicepunt voort te zetten wordt nu door beide partijen gedeeld. Met deze aanvullende middelen kan het Servicepunt Duurzame Energie de komende vier jaar vooruit. 7.2.3 Participatie versus jargon Bij het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid speelt zich het derde kantelmoment af. Dit kantelmoment gaat over de participatie van de Provincie Noord-Holland in het, door het instituut aangeboden, Rijksprogramma Leren voor Duurzame Ontwikkeling. In 2004 propageert Provinciale Staten de visie om hierin te participeren. Zij wil door het adopteren van dit programma, en de bijbehorende leertrajecten, het provinciale duurzame energie beleid versterken. Gedeputeerde Staten deelt deze visie niet, het gebruikte jargon in het programma zorgt ervoor dat het voor hen niet concreet en abstract genoeg verwoord is om ermee akkoord te gaan. Provinciale Staten dwingt Gedeputeerde Staten, in 2005, met een motie om alsnog tot een positief besluit te komen. Door het toepassen van dwang wordt de rechtvaardiging om niet te participeren eigenlijk ondergesneeuwd. Uiteindelijk wordt het Rijksprogramma geadopteerd en wordt het duurzame energie beleid versterkt, want het positieve besluit is er uiteindelijk toch gekomen. 7.2.4 Participatie versus jargon & vergelijking provincies Het vierde kantelmoment heeft ook betrekking op het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid. Deze keer betreft het de deelname aan deel twee van het programma, Leren voor Duurzame Ontwikkeling, dat in 2008 begint. Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten staan opnieuw met hun visies haaks tegenover elkaar. Provinciale Staten wil wederom meedoen aan het Rijksprogramma, terwijl Gedeputeerde Staten nog steeds weinig heeft met het gehanteerde jargon. Eigenlijk dezelfde situatie als drie jaar eerder, echter verloopt dit kantelmoment via een andere wijze. Vanuit Gedeputeerde Staten spelen nu naast jargon ook andere zaken mee. Het is nergens officieel vastgelegd, maar ook het feit dat alle andere provincies meedoen en dat Gedeputeerde Staten de vorige keer gedwongen is, speelt nu ook mee. Deze nieuwe overwegingen doen afbreuk aan de rechtvaardiging van jargon en zorgen er in dit geval voor dat het niet hoeft te komen tot een motie vanuit Provinciale Staten. Gedeputeerde Staten gaat hetzelfde jaar nog akkoord met deel twee van Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Pagina 39 van 72
7.2.5 Functioneren versus inspanning Kantelmoment vijf doet zich voor bij het Informatiepunt Baggerspecie. Nadat het provinciale milieubeleid in 2006 is geëvalueerd, blijkt het Informatiepunt Baggerspecie niet goed te functioneren. Een provinciale ambtenaar wordt er door leidinggevenden op gezet om het weer beter te laten functioneren. De visie van de leidinggevenden hierop is, het werkt op het moment niet en dient simpelweg weer te werken. Deze provinciale ambtenaar, eenmaal geconfronteerd met deze vraag, geeft aan dat het hem teveel inspanning zou vergen om alles weer recht te zetten. Zijn visie is, dat het weer functionerend krijgen van het Informatiepunt Baggerspecie zijn hiervoor gevergde inspanning niet zal rechtvaardigen. De mate van inspanning blijkt een belangrijkere rechtvaardiging, want in samenspraak wordt besloten om het Informatiepunt Baggerspecie te beëindigen. 7.2.6 Politieke wil versus ambtelijke onwil Bij de Woningmarktregisseur speelt zich het zesde kantelmoment af met betrekking tot de instelling van een, destijds nog te komen, Team Wonen. De provinciale ambtenaren in dit Team zullen, onder meer, de rol van kennismakelaar (wanneer nodig) hanteren. Het begint met de visie van een Gedeputeerde. Vanuit haar visie, stelt ze dat er meer afstemming moet komen tussen vraag en aanbod in de Noord-Hollandse woningmarkt en dat de consumenten in deze regio centraal moeten staan. Naar aanleiding van deze visie volgt er een discussie met het Management Team van de Provincie Noord-Holland. De visies verschillen van elkaar, de voorgestelde visie van de Gedeputeerde vraagt voor een nieuw intern vormgegeven beleidsinhoudelijk team. Wonen is op dat moment nog bij de regiocoördinatoren van Ruimtelijke Ordening ondergebracht. Het Management Team wil de taken rondom Wonen op dezelfde plek houden. De Gedeputeerde gaat vervolgens met het Management Team praten en weet hen uiteindelijk te overtuigen dankzij haar positie als Gedeputeerde. De rechtvaardiging van de onderliggende visie voor een beleidsinhoudelijk team voor Wonen wordt uiteindelijk gedeeld, aangezien een nieuw Team Wonen wordt ingesteld. 7.2.7 Rolverdeling versus taal Het zevende kantelmoment doet zich ook voor bij Woningmarktregisseur. Het wordt ingezet door een provinciale ambtenaar (functie: leidinggevende). Zij oppert, vanuit haar visie, om bij de taakstelling van de Gedeputeerde vier rollen te formuleren waarvan kennismakelaar er één is. Want deze term wordt immers al informeel gebruikt binnen de sector. Een andere visie komt van een provinciale ambtenaar met de opmerking dat kennismakelaar geen woord is. De onderliggende rechtvaardiging hiervoor is kennis van de Nederlandse taal. Nadat de leidinggevende aangeeft dat het wel een woord is komt de discussie tot een einde, kennismakelaar is één van de rollen die provinciale ambtenaren kunnen aannemen.
Pagina 40 van 72
7.3 Vergelijking van de kantelmomenten Wederom zijn er bij de vergelijking vele verschillen te ontdekken en weinig overeenkomsten. Rechtvaardigingen en de visies die daarop gebaseerd zijn bieden geen inzicht, toch schetst de overeenkomst tussen de betrokken partijen wellicht een handreiking. Bij het vergelijken van de zojuist behandelde kantelmomenten, valt op dat ze enkel plaatsvinden bij vier van de tien kennismakelaars. Deze vier zijn het Co2 Servicepunt/Servicepunt Duurzame Energie; het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid; het Informatiepunt Baggerspecie en de Woningmarktregisseur. Kantelmomenten vinden dus plaats binnen beide sectoren. Toch komen kantelmomenten niet bij iedere kennismakelaar voor. Ten aanzien van de betrokken partijen, bij de zeven kantelmomenten, valt op dat enkel partijen van de Provincie NoordHolland deelnemen. Andere partijen komen dus niet voor. “Ik [provinciale ambtenaar] ben terug naar PS [Provinciale Staten] gegaan om extra middelen vrij te maken voor het Servicepunt Duurzame Energie. Er was een bezuiniging rond geweest en door die bezuinigingsronde ging het middelen van vijf ton per jaar naar drie ton per jaar. Het was eigenlijk te weinig. En toen ben ik naar de Staten gegaan om het bedrag iets weer omhoog te krijgen. Ik had een potje gevonden” (interview 1)
Verschillende visies komen daardoor tegenover elkaar te staan, waarna men uiteindelijk tot overeenstemming komt. Nadere beschouwing wijst uit dat zowel de politieke als de ambtelijke zijde van de Provincie Noord-Holland een rol spelen bij de kantelmomenten. De samenstelling van de partijen varieert tijdens de kantelmomenten per individueel geval. “Het heeft aan één persoon gelegen dat het [Informatiepunt Baggerspecie] niet functioneerde. Dus toen heeft men, om het wel te laten functioneren is het bij mij [provinciale ambtenaar] gekomen in 2006. Daar heb ik van mijn kant gezegd, dat gaat mij teveel inspanning vergen […] Toen hebben we gezegd, we stoppen ermee. ” (interview 3)
Met betrekking tot de politieke zijde, laten zich er drie partijen zien. De Provinciale Staten, de Gedeputeerde Staten en individuele Gedeputeerden zijn betrokken bij kantelmomenten. “Jaap Bond is een bestuurder, die is gewoon, hup aanpakken. Hup aan de slag, hij heeft vooral ambitie en een visie, niet in dit jargon […] wat nooit formeel was opgeschreven, maar wat heel belangrijk is geweest. Alle provincies doen mee, wij als Noord-Holland zouden dan niet meedoen, dat kunnen wij niet verkopen.” (interview 4)
Ook bij de ambtelijke zijde zijn er drie partijen te onderscheiden, met een hiërarchisch verschil in status ten aanzien van elkaar. Ingeval de kantelmomenten zijn ook provinciale ambtenaren, leidinggevenden en het Management Team betrokken. “Kennismakelaar, ja. Oké. Ja, want er waren zelfs nog een aantal binnen het team die zeiden, ja dat is geen woord. Dat bestaat niet, kennismakelaar. Nou ik zei wel hoor.” (interview 11)
Met het voorgaande in het achterhoofd, blijkt dat kantelmomenten enkel worden ingezet door partijen afkomstig uit de politieke en de ambtelijke zijde van de Provincie NoordHolland. Geen andere (externe) partij speelt mee.
Pagina 41 van 72
7.4 Deelconclusie De zojuist behandelde paragrafen geven weer welke kantelmomenten zich in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar hebben voltrokken. Ook de vergelijking tussen kantelmomenten is reeds gemaakt. Deze paragraaf geeft een antwoord op de derde deelvraag van het praktijkonderzoek. De deelvraag luidt als volgt: “Welke kantelmomenten vonden er plaats in de beleidsvorming rondom de invulling van het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland?”. In de beleidsvorming, rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland, is er dus gekeken naar kantelmomenten. Hiervan moet worden gezegd dat iedere verandering geen kantelmoment is, maar ieder kantelmoment is wel een verandering. Dit komt doordat er naast verandering nog vier andere eisen worden gesteld aan een kantelmoment. Er doen zich zeven kantelmomenten voor in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar. De beleidsvorming van het Co2 Servicepunt/Servicepunt Duurzame Energie kent twee kantelmomenten, de eerste met betrekking tot de naamgeving en de tweede bij het budget van het servicepunt. In de beleidsvorming van het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid zijn er ook twee kantelmomenten te herkennen. Beide kantelmomenten gaan over participatie aan het Rijksprogramma Leren voor Duurzame Ontwikkeling. Bij het Informatiepunt Baggerspecie voltrekt er zich één kantelmoment binnen de beleidsvorming en betekent ook gelijk het einde van het Informatiepunt Baggerspecie. De beleidsvorming van de Woningmarktregisseur bevat twee kantelmomenten, deze kantelmomenten gaan over de instelling van een beleidsinhoudelijk Team Wonen en het woord kennismakelaar. Binnen de beleidsvorming van de andere kennismakelaars is er geen enkel kantelmoment aangetroffen. Alle bovengenoemde kantelmomenten worden ingezet door partijen, weliswaar in verschillende samenstellingen per kantelmoment, uit de politieke en de ambtelijke zijde van de Provincie Noord-Holland. Deze partijen zijn: Provinciale Staten; Gedeputeerde Staten; individuele Gedeputeerden; provinciale ambtenaren; leidinggevenden en het Management Team. Geen andere partij zet kantelmomenten in gang.
Pagina 42 van 72
Hoofdstuk 8: Verklaringen volgens een bestuurskundig perspectief In dit hoofdstuk wordt de provinciale praktijk verklaard aan de hand van bestuurskundig relevante theorieën. Om tot een verklaring te kunnen komen, worden allereerst de praktijkresultaten beknopt geduid in de eerste paragraaf. Paragraaf twee gaat in op de vergelijking tussen de praktijk en de eerder besproken theorie (in hoofdstuk 4). Door middel van deze vergelijking is het mogelijk om de relevante theorieën te achterhalen. In paragraaf drie volgen een aantal kanttekeningen op de aangetroffen verklaringen. Het hoofdstuk eindigt in een deelconclusie en is ook het antwoord op deelvraag vier van het praktijkonderzoek.
8.1 De te verklaren praktijk De documentstudie levert een legio aan inzichten over de beleidsvorming op. Deze verscheidenheid is terug te vinden in de betekenisgeving aan het concept, bij het bepalen van de taken en uiteindelijk ook in de onderlinge verschillen tussen de kennismakelaars. Deze verschillen komen tot uiting doordat in de betekenisgeving telkens het wiel -in dit geval het concept kennismakelaar- opnieuw wordt uitgevonden. Juist de overeenkomsten in de beleidsvorming reiken handvatten aan om de provinciale praktijk te verklaren. Ten eerste valt op, dat er bij de betekenisgeving ten aanzien van alle kennismakelaars continu provinciale bestuurders en provinciale ambtenaren zijn betrokken, terwijl in beperkte mate andere partijen vanuit de categorie beleid en stakeholders erbij worden gehaald. Ten tweede wordt er niet tussen de sectoren, of zelfs binnen de eigen sector, een andere kennismakelaar aangehaald welke als voorbeeld fungeert. Ten derde blijkt dat er bij de betekenisgeving, hoewel binnen de sectoren vanuit exact hetzelfde startpunt wordt vertrokken, er vrijwel gelijk een andere betekenis aan het concept kennismakelaar wordt toegekend. Deze drie overeenkomsten uit de documentstudie worden naast de bestuurskundig relevante literatuur gelegd. De interviews laten een soortgelijk beeld -als die van de documentstudie- zien. Echter is het beeld uit de interviews veel gedetailleerder en biedt het één aanvullende overeenkomst, dit is het gebrek aan discussie. De overeenkomsten zijn als volgt te beschouwen, ten eerste bestaan de betrokken partijen voornamelijk uit provinciale ambtenaren en individuele Gedeputeerden van de Provincie Noord-Holland, welke in de categorie beleid zijn te plaatsen. Daarnaast worden incidenteel andere partijen, vanuit de categorie stakeholders en beleid, betrokken bij de betekenisgeving aan het concept kennismakelaar. Ten tweede wenden deze betrokken partijen hun eigen kennis aan over het onderwerp, voorbeelden van kennismakelaars -de AgriBoard dient enkel ter inspiratie- worden niet gehanteerd. Ten derde blijkt dat er in de beleidsvorming wordt gepionierd, een stap voor stap werkwijze wordt gehanteerd om uit te vinden wat wel en niet werkt. Vervolgens blijkt, ten vierde, dat geopperde ideeën ten aanzien van de kennismakelaar niet tot zelden ter discussie worden gesteld. Ook hier moeten de overeenkomsten in de beleidsvorming naast de bestuurskundig relevante literatuur worden gelegd om tot relevante verklaringen te kunnen komen. Daarnaast blijkt verwarring rondom het concept van kennismakelaar ook een rol te spelen. Kantelmomenten zijn enkel gevonden binnen de interviewdata. Onderling van elkaar verschillen de zeven kantelmomenten ten aanzien van de visies en de onderliggende Pagina 43 van 72
rechtvaardigingen. De partijen die deze visies opwerpen delen overeenkomsten met elkaar, zij komen uit de politieke en de ambtelijke zijde van de Provincie Noord-Holland. Voor een verklaring van deze provinciale praktijk wordt de bestuurskundig relevante literatuur nageslagen.
8.2 Vergelijking van de praktijk en theorieën Bij de vergelijking tussen de provinciale praktijk en de eerder besproken bestuurskundig relevante theorie, blijkt dat één op één overlap niet altijd mogelijk is. De gegeven theorieën verklaren dus in sommige gevallen slechts gedeeltelijk de praktijkgebeurtenissen. In de praktijk wordt er continu kennis uitgewisseld door partijen binnen het domein van beleid. Daarnaast worden er ook, hoewel in beperkte mate, andere partijen uit de domeinen beleid en stakeholders erbij gehaald. Dit terwijl er in de theorie meerdere visies op kennisuitwisseling bestaan. Het merendeel van deze visies legt de nadruk op interactie tussen de domeinen wetenschap en beleid. Slechts één visie spreekt van interactie tussen de domeinen wetenschap, beleid en stakeholders. Onderling komen de verschillen tot uiting, het wetenschapsdomein is in de praktijk geheel afwezig, terwijl er slechts bij één enkele visie het domein van de stakeholders ter sprake komt. De visie met de meeste overeenkomsten voor de provinciale praktijk is dan ook de science policy stakeholder interface van Goonch & Stalnåcke (2010). Bij het hanteren van deze visie dient de kanttekening te worden gemaakt, dat interactie met het domein van de wetenschap in de praktijk niet plaatsvindt. Daarnaast hanteren de betrokken partijen in de praktijk geen enkel voorbeeld van kennismakelaar. Als uitzondering op de regel is er de AgriBoard, welke ter inspiratiebron is gebruikt. Zodoende wenden de betrokken partijen hun eigen kennis aan over het concept kennismakelaar. Dat de betrokken partijen dus niet alles kunnen weten, is terug te vinden in de theorie van Simon over bounded rationality (1997). Met in het achterhoofd de gebonden rationaliteit van mensen, is het ondernemen van stappen in de beleidsvorming in de praktijk daadwerkelijk pionieren. Vrijwel gelijk wordt er door betrokken partijen een andere betekenis toegekend aan het concept kennismakelaar. Er wordt een stap voor stap werkwijze gehanteerd ten aanzien van de beleidsvorming bij alle kennismakelaars. In de theorie omschrijft Lindblom deze werkwijze als incrementalisme (1959). Vervolgens komt naar voren, dat er in de praktijk van de beleidsvorming zelden discussie plaatsvindt over aangedragen ideeën door de betrokken partijen, want er wordt door deze partijen juist gestreefd naar overeenstemming. Dit heeft te maken met de theorie over satisficing van Simon (1997). Daarnaast speelt de gebonden rationaliteit van mensen, naar het idee van Simon, ook een rol bij de verwarring rondom het concept kennismakelaar. Doordat mensen beperkt zijn in hun kennis en over een gelimiteerd conceptueel vermogen beschikken, worden deze vergissingen gemaakt (1997). Ten aanzien van alle kantelmomenten is er sprake van politieke en ambtelijke betrokkenheid vanuit de Provincie Noord-Holland. Politici en ambtenaren oefenen invloed, ofwel macht uit. Vanuit de theorie bekeken, zijn er in het geval van Nederland, zes machten mogelijk. Slechts Pagina 44 van 72
twee van deze zes machten zijn van toepassing op de provinciale praktijk betreffende de kantelmomenten. Op provinciaal niveau is de wetgevende macht, naar het idee van de machtenscheiding van Montesquieu, relevant (in: Kortmann, 2008). Daarnaast speelt de vierde macht van de ambtenaren, naar het idee van Crince le Roy, ook een rol (1971). Na de zojuist behandelde vergelijking tussen praktijk en theorie voor: het komen tot de betekenisgeving en het plaatsvinden van de kantelmomenten, kan er vervolgens ook worden gekeken naar de verbindingen die de provinciale kennismakelaars aanbrengen. In de praktijk hebben de kennismakelaars bij de twee sectoren verscheidene betekenissen toegekend gekregen. In relatie tot de theorie over kennismakelaars worden deze betekenissen getypeerd, hieronder volgt een overzicht: Kennismakelaar (Sector)
Betekenis in relatie tot de theorie over kennismakelaars
Provinciale ambtenaar (M)
De kennismakelaar legt verbindingen Geen kantelmomenten voor kennisuitwisseling tussen partijen aangetroffen. uit het domein van beleid ten behoeve van de beleidsvorming. De kennismakelaar legt verbindingen Geen kantelmomenten voor kennisuitwisseling binnen én aangetroffen. tussen partijen uit de domeinen: beleid en stakeholders ten behoeve van de beleidsvorming. De kennismakelaar legt verbindingen De twee kantelmomenten leiden voor kennisuitwisseling binnen én niet tot een verandering. tussen partijen uit de domeinen: beleid en stakeholders ten behoeve van de beleidsvorming. De kennismakelaar legt verbindingen Het kantelmoment leidt tot de voor kennisuitwisseling binnen én beëindiging van deze tussen partijen uit de domeinen: beleid kennismakelaar. en stakeholders ten behoeve van de beleidsvorming. De kennismakelaar legt verbindingen De twee kantelmomenten leiden voor kennisuitwisseling binnen én tot de continuering van deze tussen partijen uit de domeinen: beleid kennismakelaar. en stakeholders ten behoeve van de beleidsvorming. De kennismakelaar legt verbindingen Eén kantelmoment leidt tot de voor kennisuitwisseling binnen én instelling van deze tussen partijen uit de domeinen: beleid kennismakelaar. Het tweede en stakeholders ten behoeve van de kantelmoment leidt niet tot een beleidsvorming. verandering. Tabel 1: Overzicht kennismakelaar praktijk en theorie
Afval en Emissie Preventie Team (M); Bodemloket (M); AgriBoard (M); EnergyBoard (M); Provinciale ambtenaar (RI) Co2 Servicepunt/ Servicepunt Duurzame Energie (M)
Informatiepunt Baggerspecie (M)
Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid (M)
Woningmarktregisseur (RI)
Betekenis na kantelmoment
Uit het overzicht valt op te maken dat de kantelmomenten niet tot verandering leiden in de verbinding(en) voor kennisuitwisseling die de kennismakelaars hanteren. Wel kunnen de kantelmomenten leiden tot: instelling; beëindiging of continuering van een kennismakelaar.
Pagina 45 van 72
8.3 Kanttekeningen bij het bestuurskundig perspectief In dit onderzoek zijn er theorieën voor specifiek één verschijnsel tot verscheidene overkoepelende modellen overwogen. Een voorbeeld van een overkoepelend model is bijvoorbeeld het door Van de Graaf en Hoppe geformuleerde IGOP-perspectief met tien theorieën. Het blijkt dat niet één enkele theorie of model, uit de bestuurskundig relevante literatuur, de algehele verklaring kan geven voor de provinciale praktijk. De aangedragen relevante theorieën zijn dan ook complementair tot elkaar. Daardoor kan er sprake zijn van macht door provinciale politici én provinciale ambtenaren. Met de huidige data passen deze theorieën bij de aangetroffen praktijk van de Provincie Noord-Holland. Wellicht dat er in de toekomst nog een specifiekere theorie of overkoepelend model wordt geformuleerd. Tot slot volgt nog de opmerking dat dit onderzoek gebruik maakt van een bestuurskundig perspectief. Een andere discipline kan met dezelfde onderzoeksdata een andere verklaring naar voren brengen.
8.4 Deelconclusie De hiervoor besproken paragrafen geven weer welke verklaringen er zijn gevonden voor de praktijk. Hiermee wordt een antwoord geformuleerd op de vierde deelvraag van het praktijkonderzoek. Deze deelvraag luidt als volgt: “Welke bestuurskundig relevante theorieën verklaren geheel of gedeeltelijk de kantelmomenten in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland?”. In de praktijk van de beleidsvorming zijn er meerdere partijen betrokken, die ieder hun eigen kennis aanwenden over het concept kennismakelaar, vervolgens geven zij in samenspraak met elkaar een betekenis aan wat een kennismakelaar is. De taken die deze kennismakelaar dient uit te voeren komen in alle gevallen tot stand door pionieren. Daarnaast blijkt dat ideeën geopperd ten aanzien van de kennismakelaar niet tot zelden ter discussie worden gesteld. Ook komt naar voren dat er enige verwarring bestaat rondom het concept van kennismakelaar. Ten aanzien van de kantelmomenten in de praktijk van de beleidsvorming, zijn alleen politici en ambtenaren van de Provincie Noord-Holland betrokken. In de theorie komt naar voren dat er meerdere vormen van interactie tussen partijen bestaan. Deze partijen begeven zich in de domeinen van wetenschap en beleid, in een enkel geval wordt het domein van de stakeholders besproken. Tijdens de interactie is er sprake van kennisuitwisseling tussen de domeinen. Ieder van deze domeinen heeft een eigen realiteit. Daarnaast blijken deze partijen rationeel gebonden te zijn, want mensen zijn eenmaal niet alwetend. Ook laat de theorie zien dat het oplossen van complexe problemen, vanwege de gebonden rationaliteit van mensen, er incrementeel kan worden gewerkt in plaats van het probleem te remediëren via een groots masterplan. De gebonden rationaliteit van mensen schept in de theorie ook ruimte voor satisficing. Waarbij er wordt gezocht naar een oplossing door deze partijen. Deze oplossing hoeft niet per se optimaal te zijn, zolang deze maar afdoende is om het probleem te bestrijden en de betrokken partijen over de
Pagina 46 van 72
aanpak tevreden zijn. Theoretisch gezien bestaan er zes verschillende machten die invloed dan wel bevoegdheden kunnen aanwenden. De beleidsvorming in de provinciale praktijk is geheel of gedeeltelijk overeenkomstig met de volgende vier theorieën. Ten eerste is er sprake van interactie tussen verscheidene domeinen volgens een science poilcy stakeholder interface, naar het idee van Goonch & Stalnåcke (2010), waarvan het domein science in de praktijk buiten beschouwing wordt gelaten. Ten tweede zijn de betrokken partijen uit deze domeinen allen gebonden rationeel volgens de theorie van Simon (1997). Ten derde, door de gebonden rationaliteit, hangen deze partijen allen een incrementele werkwijze aan in de beleidsvorming zoals Lindblom in zijn theorie bespreekt (1959). Ten vierde is er sprake van satisficing, uit de theorie van Simon (1997), in de beleidsvorming. Met deze vier theorieën in samenhang is de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar te verklaren. De gevallen van verwarring rondom kennismakelaars zijn te verklaren door de gebonden rationaliteit naar het idee van Simon (1997). Bij de kantelmomenten komen vervolgens geheel andere theorieën aan bod. Uit de praktijk blijkt dat alleen politici en ambtenaren van de Provincie Noord-Holland betrokken zijn bij deze kantelmomenten. De theorie wijst uit dat dit te maken heeft met de wetgevende macht en de macht van ambtenaren. Deze komen respectievelijk voort uit de theorie van machtenscheiding door Montesquieu (In: Kortmann, 2008) en het schrijven van Crince le Roy (1971).
Pagina 47 van 72
Hoofdstuk 9: Conclusie In dit hoofdstuk leest u de conclusie van dit onderzoek. De deelconclusies uit de voorgaande hoofdstukken worden beknopt besproken, waarna er een antwoord wordt geformuleerd op de centrale vraag van dit onderzoek: “Hoe zijn kantelmomenten in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de Provincie Noord-Holland te verklaren?”.
9.1 De beleidsvorming in de provinciale praktijk Zowel de document- en interviewanalyse laten zien dat er bij het geven van betekenis aan het concept kennismakelaar, in de beleidsvorming bij de Sectoren Milieu en Ruimtelijke Inrichting van de Provincie Noord-Holland, het wiel -in dit geval het concept kennismakelaar- telkens opnieuw wordt uitgevonden. De partijen die betrokken zijn in de beleidsvorming komen in alle gevallen vanuit de ambtelijke of politieke zijde van de Provincie Noord-Holland. In beperkte mate worden er ook andere partijen bij de beleidsvorming betrokken, de focus is dus voornamelijk intern georiënteerd. Stakeholders en andere partijen, weliswaar vanuit een andere overheidslaag dan de Provincie NoordHolland, houden zich ook bezig met beleid. Daarnaast wordt duidelijk dat er geen voorbeelden van kennismakelaars worden gehanteerd. De uitzondering hierop is de AgriBoard die enkel ter inspiratie diende voor de EnergyBoard. De betrokken partijen wenden dus hun eigen kennis aan, waarna zij vervolgens in samenspraak met elkaar een betekenis aan het concept kennismakelaar geven. De laatste overeenkomst tussen de analyses, is die van het stap voor stap te werk gaan door de betrokken partijen, waardoor er vrijwel gelijk andere betekenissen worden toegekend aan het concept kennismakelaar. De interviewanalyse levert nog één extra inzicht op over de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar. Dit gegeven is dat er zelden discussies plaatsvinden nadat er vanuit de betrokken partijen ideeën geopperd worden. Afgezien van deze twee analyses, blijkt dat er door eenzijdige toekenning en enige verwarring rondom het concept kennismakelaar er kennismakelaars worden ervaren terwijl deze logischerwijs niet bestaan.
9.2 De kantelmomenten in de provinciale praktijk Bij de betekenisgeving aan het concept kennismakelaar, in de beleidsvorming bij de Sectoren Milieu en Ruimtelijke Inrichting van de Provincie Noord-Holland, vinden er in totaal zeven kantelmomenten plaats. Deze kantelmomenten spelen zich af bij de kennismakelaars: Co2 Servicepunt/Servicepunt Duurzame Energie; Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid; Informatiepunt Baggerspecie en de Woningmarktregisseur. Uit de document- en interviewanalyse zijn er, ten aanzien van de overige zes kennismakelaars, geen andere kantelmomenten naar voren gekomen. De beleidsvorming in beide sectoren hebben kantelmomenten meegemaakt, toch blijkt het niet bij iedere kennismakelaar te gebeuren. De kwesties en onderliggende rechtvaardigingen van aangehangen visies bij deze kantelmomenten lopen zeer uiteen. Met betrekking tot de betrokken partijen blijkt er wel een overeenkomst te bestaan, zij komen allemaal uit de politieke of ambtelijke zijde van de
Pagina 48 van 72
Provincie Noord-Holland. Provinciale Staten; Gedeputeerde Staten; individuele Gedeputeerden; het Management Team; leidinggevenden en provinciale ambtenaren.
9.3 De relevante theorieën Uit de bestuurskundig relevante literatuur blijken een viertal theorieën relevant om de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar te verklaren. De science policy stakeholder interface van Goonch & Stalnåcke gaat nader in op kennisuitwisseling tussen de domeinen van wetenschap, beleid en stakeholders (2010). De partijen in deze domeinen, welke weer bestaan uit mensen, zijn allen rationeel gebonden volgens de theorie van Simon over bounded rationality (1997). Kortom, de mensen toebehorend tot deze partijen beschikken over een gelimiteerde mate van kennis en een beperkt conceptueel vermogen. Daarnaast is ook de theorie van Lindblom, over incrementalisme, van toepassing (1959). Dit betreft een stap voor stap werkwijze in de beleidsvorming. Simon heeft het naast bounded rationality ook over satisficing, waarbij er in de beleidsvorming wordt gezocht naar een effectieve oplossing waarover alle betrokken partijen tevreden zijn (1997). De eenzijdige toekenning en verwarring rondom het concept van kennismakelaar is ook terug te voeren op de theorie van Simon over bounded rationality (1997). Ten aanzien van de kantelmomenten zijn er twee theorieën relevant om tot een verklaring te komen. Deze twee theorieën zijn: de machtenscheidingstheorie van Montesquieu (in: Kortmann, 2008) en de ambtenaar als vierde macht uit de theorie van Crince le Roy (1971).
9.4 De verklaring De gevonden verklaringen worden hieronder één voor één behandeld. De verhandeling van de verklaringen volgt de lijn van het onderzoek. Ten eerste komen de verklaringen voor de beleidsvorming aan bod, daarna volgt de verklaring voor de eenzijdige toekenning en verwarring rondom het concept kennismakelaar. Tot slot volgen de verklaringen voor de kantelmomenten. Bij iedere verklaring wordt er een toelichting gegeven voor wat dit in de provinciale praktijk behelst. De vier hierna volgende theorieën verklaren in samenhang de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de twee sectoren van de Provincie Noord-Holland. Ten eerste is er in de praktijk sprake van kennisuitwisseling tussen verscheidene partijen en domeinen. Het model dat hiervoor kan worden gebruikt, is het science policy stakeholder interface van Goonch & Stalnåcke (2010), waarvan het domein science in zijn geheel buiten beschouwing moet worden gelaten. Simpel gezegd, in de praktijk wordt het netwerk waaruit kennis kan worden ingewonnen onvolledig benut. Partijen uit het domein stakeholders worden in beperkte mate ingeroepen, terwijl er volledig voorbij wordt gegaan aan partijen uit het domein van de wetenschap. Aangezien er daarnaast altijd partijen uit het domein beleid aanwezig zijn, is er dus sprake van een interne focus in de beleidsvorming. Ten tweede komt naar voren dat alle betrokken partijen rationeel gebonden zijn volgens de theorie van Simon over bounded rationality (1997). Dat er in de beleidsvorming vrijwel geen voorbeelden worden gehanteerd, komt dus doordat kennis over het concept kennismakelaar individueel varieert. In de praktijk beschikt iedere Pagina 49 van 72
partij simpelweg over een beperkt conceptueel vermogen en een beperkte mate van kennis. Voor de betrokken partijen, ongeacht het domein waarin zij zich begeven, is het dus onmogelijk om alle mogelijke acties en bijbehorende gevolgen te weten. Ten derde hanteren deze partijen in de beleidsvorming een incrementele werkwijze naar het idee van Lindblom (1959). Met andere woorden, doordat iedere partij rationeel gebonden is, wordt er in de praktijk stap voor stap naar een nieuwe oplossing gezocht. Hierbij valt op dat de sectoren langs elkaar heen werken, ook binnen sectoren wordt er in sommige gevallen het wiel -in dit geval het concept kennismakelaar- opnieuw uitgevonden. Ten vierde is er in de beleidsvorming sprake van satisficing naar het idee van Simon (1997). In de praktijk wordt er in de beleidsvorming gezocht naar een effectieve aanpak waarover alle betrokken partijen tevreden zijn. Het blijkt dat er in de provinciale praktijk weinig discussies plaatsvinden bij het opperen van ideeën. Met in het achterhoofd de mens eigen beperkingen en de werkwijze, ligt de nadruk juist op het bereiken van overeenstemming. Dit werkt mogelijk suboptimaal beleid in de hand, omdat de eerste de beste tevredenstellende oplossing wordt gekozen. Daarnaast blijkt in de beleidsvorming de eenzijdige toekenning en verwarring, rondom het concept kennismakelaar, te komen door de mens eigen gebonden rationaliteit in de beleidsvorming (Simon, 1997). Door eenzijdige toekenning of verwarring, komt het in de provinciale praktijk voor dat er een verkeerde voorstelling van zaken wordt gepropageerd. Dan wordt het bestaan van een kennismakelaar verondersteld, terwijl dit niet het geval is. In het geval van de kantelmomenten komen er geheel andere verklaringen naar voren. Alleen twee partijen van de Provincie Noord-Holland zijn betrokken bij de kantelmomenten. De twee hierna volgende theorieën geven in samenhang een verklaring voor de kantelmomenten in de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar bij de twee sectoren van de Provincie Noord-Holland. Ten eerste is er de wetgevende macht uit de machtenscheidingstheorie van Montesquieu (in: Kortmann, 2008). Politici van de Provincie Noord-Holland, nemen vanuit deze machtspositie een rol in bij de aangetroffen kantelmomenten. De politici kunnen ambtenaren, door middel van hun macht, overtuigen van hun rechtvaardiging om overeenstemming te realiseren. Ten tweede is er de vierde ambtelijke macht uit de theorie van Crince le Roy (1971). Vanuit deze onofficiële machtstheorie, hanteren ambtenaren van de Provincie Noord-Holland ook een rol ingeval de geconstateerde kantelmomenten. Deze ambtenaren kunnen politici of andere ambtenaren overtuigen van hun rechtvaardiging om uiteindelijk overeenstemming tussen de partijen te bewerkstelligen. Met de analyse van de beleidsvorming en de daarna uitgevoerde analyse van de kantelmomenten wordt de praktijk inzichtelijk. Binnen de context van de beleidsvorming blijkt dat alleen provinciale ambtenaren en politici van de Provincie Noord-Holland vanuit hun machtspositie kantelmomenten in gang kunnen zetten. Alleen deze twee partijen weten de andere partijen van rechtvaardiging, ondersteunende hun visie, te doen wisselen. Pagina 50 van 72
Literatuurlijst Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Denken en doen. Amsterdam: Boom Onderwijs. Boltanski, L. & Thévenot, L. (1999). The Sociology of Critical Capacity. European Journal of Social Theory. August 1999. Volume 2. Number 3. Pages 359 – 377. DOI: 10.1177/136843199002003010. Callon, M., Lascoumes, P., & Barthe, Y. (2009) Acting in an uncertain world. An essay on technological democracy. Cambridge: MIT Press. Crince le Roy, R. (1971). De vierde macht: de ambtelijke bureaucratie als machtsfactor in de staat. Baarn: Uitgeverij het wereldvenster. Derksen, W. (2011). Kennis en Beleid verbinden. Praktijkboek voor beleidsmakers. Den Haag: BOOM LEMMA uitgevers. Devos, C. (2011). Een plattegrond van de macht. Inleiding tot politiek en politieke wetenschappen. Gent: Academia Press. Dijstelbloem, H. & Hagendijk, R. (2011). Onzekerheid troef. Het betwiste gezag van de wetenschap. Amsterdam: Van Gennep Uitgeverij. Engels, A. (2005). The Science-Policy Interface. The Integrated Assessment Journal. Bridging Sciences & Policy. Volume 5, Issue 1. P. 7 - 26. Gooch, G. D. & Stalnåcke, P. (2010). Science, Policy, and Stakeholders in Water Management. Earthscan ltd. : London. Habermas, J. (1984). The theory of communicative action vol. 1. Reason and the rationalization of society. Boston: Beacon Press. Halffman, W. (2003). Boundaries of regulatory science. Boechhout: Albatros. Hoogerwerf, A. & Herwijer, M. (2008). Overheidsbeleid. Een inleiding in de beleidswetenschap. Kluwer: Alphen aan den Rijn. Hoppe, R. & Graaf, H. van de (2007). Beleid en Politiek. Een inleiding tot de beleidswetenschap en beleidskunde. Bussum: Coutinho. Hoppe, R. (2002). Van flipperkast naar grensverkeer. Veranderende visies op de relatie tussen wetenschap en beleid. AWT-achtergrondstudie 25. Den Haag, AWT, februari 2002.
Pagina 51 van 72
Hoppe, R. (2008). Na ‘doorwerking’, naar ‘grenzenwerk’. Een nieuwe agenda voor onderzoek naar de verhouding tussen beleid en wetenschap. Bestuurskunde. 2008-2, p. 15-26. Hoppe, R. (2009). Scientific advice and public policy: expert advisers’ and policymakers’ discourses on boundary work. Poiesis & Praxis: International Journal of Technology. Volume 6. Issue 3-4. P. 235 – 263. Hove, S. van den (2007). A rationale for science–policy interfaces. Futures. Volume 39, Issue 7. P. 807 - 826. Jeeninga, W., Rijn, C. van & Goor, I. van de (2012). Armoedebestrijding in Vught. De rol van de kennismakelaar in het verbinden van beleid, praktijk en onderzoek. Tijdschrift voor de gezondheidswetenschappen. Nummer 2. P. 78 – 81. Karsten, L. (2009). Ruimte voor de jeugd: gemeentelijke beleidsinspanning op het terrein van jeugd en ruimte in de provincie Noord-Holland. Haarlem: Provincie Noord-Holland. Kitcher, P. (2001). Science, Truth and Democracy. Oxford: Oxford University Press. Kortmann, C. A. J. M. (2008). Constitutioneel recht. Geheel herziende zesde druk. Deventer: Kluwer. Kreuger, F. A. F., Voorham, A. J. J., Veen, A. van der & Richardus, J.H. (2010). Kortdurende onderzoeksprojecten ‘Klein maar Fijn’. Het verbinden van praktijk, beleid en onderzoek. Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen. Nummer 4. P. 161 – 166. Lemstra, W., Versteden, C.J.N. & Kuijken, W.J. (1996). Handboek Overheidsmanagement. Alphen aan den Rijn: Samson H.D. Tjeenk Willink. Lindblom, C. E. (1959). The Science of “Muddling Through”. Public Administration Review. Volume 19. Issue 2. P. 79 - 88. Patton, M.Q. (2002). Qualitative Research & Evaluation Methods. London: Sage Publications. Peters, K. (2007). Het opgeblazen bestuur. Een kritische kijk op de provincie. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Popper, K.: in Leezenberg, M. & Vries, G. de (2007). Wetenschapsfilosofie voor geesteswetenschappen. Amsterdam: Amsterdam University Press. P. 68. Rosenmöller, P. (1999). 'De leiderschapsverleiding’ Politiek leiderschap in een veranderende samenleving. Een relativering! Amsterdam: Stichting Machiavelli.
Pagina 52 van 72
Schuyt, K., Duyvendak, J. & Roes, T. (2006). Werken op de grens van wetenschap en beleid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Simon, H. A. (1997). Administrative Behavior: A Study of decision-making processes in administrative organizations. Fourth edition. New York: The Free Press. Teisman, G. & Buuren, A. van (2011). Van kennishamsteraars naar innovatiemakelaars. Reflecties op een vitale kennis- en innovatie-infrastructuur water. Cashier versie. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam Water Governance Centre. Thiel, S. van (2010). Bestuurskundig onderzoek. Een methodologische inleiding. Bussum: Uitgeverij Couthinho. Yin, R.K. (1989). Case study research: Design and methods. Newbury Park, CA: Sage Publishing.
Pagina 53 van 72
Bijlagen Bijlage 1: Reflectie Bijlage 2: Documentreconstructie Sector Milieu Bijlage 3: Documentreconstructie Sector Ruimtelijke Inrichting Bijlage 4: Lijst interne documenten Sector Milieu Bijlage 5: Lijst interne documenten Sector Ruimtelijke Inrichting Bijlage 6: Lijst geïnterviewde personen Bijlage 7: Interviewschema Bijlage 8: Interviewvragen en topics Bijlage 9: Doelen interviewvragen en topics Bijlage 10: Toelichting coderingsproces
Pagina 54 van 72
Bijlage 1: Reflectie Met deze reflectie kijk ik terug op mijn leerzame ervaringen binnen de Provincie NoordHolland. Mijn inzicht is verruimd in de betekenis en werking van deze provincie. Het was fascinerend om van binnen de -voor mij nieuwe- bestuurslaag van de provincie te mogen afstuderen. Binnen de ambtelijke organisatie had ik veel eigen vrijheid en kansen om mijzelf te ontwikkelen. Hieronder volgen een aantal van deze leermomenten. Gedurende het afstuderen ben ik mijn manier van denken en werken kritisch gaan overwegen. Waarom denk ik zoals ik denk en waarom werk ik zoals ik werk? Vanuit mijn huidige opleiding en eerdere studies heb ik een bepaalde heuristiek en methodiek aangeleerd gekregen. Daarnaast speelde onbewust afwegingen mee als: ‘waar liggen mijn voorkeuren?’ en ‘waar ben ik sterk in?’ in het geval van onderzoek uitvoeren. Dit heeft mij voor een aantal uitdagingen geplaatst, waardoor ik uiteindelijk mijn horizon heb kunnen verbreden. Deze verandering in denken en werken begon tijdens het opzetten van het onderzoek. Geconfronteerd met meerdere keren vastlopen in het voorstel, begon ik iedere keer weer vanuit een nul situatie. Uiteindelijk kwam ik -in mijn ogen- weer met een compleet nieuw voorstel. Niets was minder waar. De inhoud was iedere keer wel nieuw. Maar de insteek, met mijn denkpatroon en hoe het onderzoek zou worden uitgevoerd, bleef een consistente factor in alle voorstellen. De voorstellen bevatte allen een lineair denkpatroon (denken in modellen en formules) en de werkwijze uit de een bestuurkundige onderzoekscyclus. Juist een systematisch denkpatroon (denken in interdependentie van factoren) met inductief of deductief onderzoek uit de wetenschappelijke onderzoekscyclus waren gewenst. Het onderzoek kreeg hierdoor een geheel andere vorm en invulling, dit was voor mij veelal onbekend terrein. Gedurende het onderzoek worstelde ik met vraagstukken hoe ik het onderzoek moest voortzetten. Op persoonlijk vlak merkte ik dat het moeilijk was, wanneer ik vastliep, om anderen om hulp te vragen. Mijn eigen zelfstandigheid en doorzettingsvermogen hielden mij op dat moment terug. Advies inroepen bij deze vastloop momenten zou een teken zijn dat ik het niet alleen aankon. Mijn beeld hierover is inmiddels bijgesteld en ik zie nu er het nut van in. Deze barrière vormde ook, achteraf gezien, een kans. Door deze barrière heb ik mijn eigen denk- en werkwijze kunnen achterhalen. Door dit nieuwe verworven inzicht heb ik persoonlijke groei meegemaakt. In plaats van door te modderen op inhoud, weet ik nu dat in bepaalde gevallen mijn denk- en werkwijze dient te veranderen om vooruit te komen. Tijdens dit onderzoek ben ik op sommige punten ver buiten mijn comfort zone gestapt. Aan de andere kant heb ik geweldige ervaringen opgedaan. Hoewel ik het soms moeilijk had, ben ik blij met mijn keuze om in de praktijk af te studeren.
Pagina 55 van 72
Bijlage 2: Documentreconstructie Sector Milieu 2001
2001| De provincie beschikt over vier rollen die zij kan aannemen, deze zijn: bevoegde instantie; regisseur; partner met gedeelde verantwoordelijkheid en kennismakelaar. Als kennismakelaar is de provincie vraagbaak voor burgers en bedrijven op gebied van milieu (Provinciaal MilieubeleidsPlan 2002-2006, 2001).
2006
6-12-2006| Evaluatie van de kennismakelaarsrol leidt tot de conclusie dat het “beperkt geslaagd” is. De wijze van vormgeving, door de provincie, bleek niet goed te functioneren. Zo bleek het Informatiepunt Baggerspecie niet goed te functioneren. Ook het Bodemloket onderhield te weinig communicatie met de burger (deze verantwoordelijkheid is destijds van provincie naar het Rijk gegaan) (Evaluatie Milieubeleid, Provincie Noord-Holland, 2002-2006, Onderbouwend Rapport, 6-12-2006).
2007
24-1-2007| De evaluatie wordt in de provinciale politiek besproken. Ambities met betrekking tot de kennismakelaar zijn, aldus de heer Holthuizen (Provinciaal Statenlid, VVD), niet gehaald. Hij vraagt zich af wat de gevolgen hiervan zijn (Verslag/definitief. Commissie: Natuur, Landschap, Water & Milieu, 24-1-2007).
2009
28-9-2009| Wederom komt in de provinciale politiek de provinciale rol als kennismakelaar ten sprake. De heer Gör (Provinciaal Statenlid, VVD) spreekt vanuit partijvisie over de regisserende rol die de provincie kan hebben bij innovatieprocessen en kennis, zowel verspreiding als verwerving. Op het vlak van milieu, specifiek afval, treedt de provincie al op als kennismakelaar. Op het vlak van het thema geur, dient er nog kennis te worden verworven (Notulen: Provinciale Staten, 28-9-2009). 28-9-2009| Mevrouw Blokker (Provinciaal Statenlid, PvdA) gaat in op de rol van provincie in relatie tot het thema duurzaamheid. Zij verwijst hierbij naar de Duurzaamheidsdag van 6 oktober 2009 georganiseerd door de Provincie Noord-Holland. Vanuit persoonlijke visie stelt zij dat “de provincie bij uitstek kennismakelaar is”. Daarnaast kan de provincie, volgens mevrouw Blokker, ook het geheel stimuleren en soms meefinancieren (Notulen: Provinciale Staten, 28-9-2009).
Pagina 56 van 72
2010
8-10-2010| De heer Kardol (Provinciaal Statenlid, CU-SGP) praat vanuit zijn fractie over de Lodders-plus kerntaken. De rol van de provincie als kennismakelaar dient, naast de door Provinciale Staten vastgestelde kerntaken, ook te worden voortgezet. Provinciale taken zullen gemeentelijke taken worden, omdat dit gepaard gaat met minder middelen van het Rijk, dient te worden nagegaan wat prioriteit heeft (Notulen: Provinciale Staten, 8-10-2010).
2011
28-10-2011| Provincie Noord-Holland stelt als doel om het saneren dan wel herontwikkelen van voormalige stortplaatsen te stimuleren. Om dit doel te bereiken wordt, ondermeer, deelname aan een Europees project beoogd. Het Europese project, waarbij de Provincie Noord-Holland leading partner is, richt zich specifiek op herontwikkeling van deze locaties. Door dit te doen, meet Provincie Noord-Holland zich de rol van kennismakelaar aan (Wegwijzer bodemsanering 2011, 28-10-2011).
2012 17-7-2012| Het Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid (IVN) heeft de provincie voorzien van haar jaarverslag. In deze rapportage gaat IVN in op Natuur en Milieu Educatie (NME) voor beroepskrachten en het onderwijs. Het IVN werkt op verzoek van provincies (op dat moment elf) als “’netwerk-beheerder’ en ‘kennismakelaar’ naar professionals in het NME veld” (IVN Nederland activiteiten, ingekomen stuk op 17-7-2012). 8-10-2012| Servicepunt Duurzame Energie (voorheen bekend onder de naam Servicepunt Co2) heeft in haar werkplan het volgende vermeld. Provincie Noord-Holland is door hen verdeeld in een drietal gebieden. Per gebied heeft het Servicepunt regioconsulenten in dienst, deze regioconsulenten zijn kennismakelaar. Zij weten wat er in hun regio speelt, verbindt partijen en organiseert regionale overleggen. Daarnaast fungeren zij als vraagbaak over, onder meer, provinciaal beleid voor gemeente of stadsdeel (Servicepunt Duurzame Energie, 8-10-2012).
2-11-2012| Stichting AgriBoard Noord-Holland vroeg subsidie aan, in deze aanvraag wordt verwezen naar de regiocoördinator die bij deze stichting werkzaam is. Deze coördinator vervult een actieve ondersteunende rol in de regio op het vlak van communicatie. De rol wordt benoemd als informatiepomp en kennismakelaar (Stichting Agriboard NH subsidieaanvraag, 2-11-2012).
Pagina 57 van 72
6-12-2012 & 12-12-2012| In een tweetal zaken van beroep meet de Provincie Noord-Holland zich een rol van kennismakelaar aan. Deze twee zaken hebben betrekking op de deelname in het Europese project naar herontwikkeling van stortplaatsen (Kopieën stukken inzake beroep, 6-12-2012 & 12-12-2012).
Pagina 58 van 72
Bijlage 3: Documentreconstructie Sector Ruimtelijke Inrichting 2005
2008
2009
22-2-2005| De provincie beschikt over vier rollen die zijn kan aannemen, deze zijn: bevoegde instantie; regisseur; partner met gedeelde verantwoordelijkheid en kennismakelaar. Als kennismakelaar is de provincie bezig met het stimuleren van de beleidsuitvoering. Het bewustzijn dient intern te worden gecreëerd, welke rol de provincie aanneemt en welke werkzaamheden zij uitvoert, want dit biedt mogelijkheden ter verbetering ten aanzien van de provinciale betrokkenheid bij pilotprojecten. Ook ten aanzien van het instrument Beeldkwaliteitsplannen vervult de provincie de rol van kennismakelaar als zijnde stimulator (Bestuurssamenvatting. Kwartiermaker Provinciaal Bouwmeester, 22-2-2005).
3-12-2008| In een interne oriëntatie van provinciaal bestuur, welke het gevolg is van de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening van 1 juli 2008, is er nagedacht over de rol van de provincie in de regio. Volgens deze nieuwe wetgeving dient er een structuurvisie voor de Provincie Noord-Holland te liggen. Voor deze structuurvisie waren er een viertal perspectieven opgesteld waaruit het provinciale bestuur een keuze kon maken. In het vierde perspectief, met de naam Totaal Lokaal, wordt de provincie een drietal zaken toegekend. De provincie: is een ondersteuner van lokale en regionale innovatie; is kennismakelaar en subsidieverstrekker (4 Perspectieven Noord-Holland 2040, 3-12-2008).
26-1-2009| De 4 Perspectieven Noord-Holland 2040 worden in de Commissie ROG (Ruimtelijke Ordening en Grondbeleid) besproken. De Provincie NoordHolland is in het vierde perspectief, onder de naam Totaal Lokaal: ondersteuner van lokale en regionale innovatie; kennismakelaar en subsidieverstrekker. Gedeputeerde Staten heeft ervoor gestemd dat dit werd ingebracht in drie brede discussies. De eerste discussie was tussen vertegenwoordigers van alle Noord-Hollandse gemeenten. Bij de tweede discussie waren er ongeveer 300 personen aanwezig, deze personen waren afkomstig uit de groepen: inwoners, vertegenwoordigers van NoordHollandse organisaties; Provinciale Statenleden en Provinciale Raadsleden. De derde discussie was tussen de Wethouders Ruimtelijke Ordening van alle gemeenten uit de Provincie Noord-Holland (Commissie ROG, 26-1-2009).
Pagina 59 van 72
2010 14-6-2010| Opnieuw komt in de Commissie ROG de rol van de provincie ter sprake. Mevrouw Baggerman (Gedeputeerde) stelde dat de Provincie Noord-Holland fungeert als: bemiddelaar; ondersteuner en kennismakelaar. Zij ziet dat de provincie over de juiste mate van kennis beschikt om regio’s te ondersteunen bij het opstellen van kwalitatief goede regionale woonvisies (Verslag Commissie Ruimtelijke Ordening en Grondbeleid, 14-6-2010).
14-6-2010| In dezelfde commissievergadering gaat Mevrouw Eelman-van 't Veer (Provinciaal Statenlid, CDA) in op de provinciale rol van kennismakelaar. Voor deze rol zit in de Woon- én Structuurvisies een grote hoeveelheid aan kennis besloten. Zij spreekt vanuit de CDA-fractie, wanneer zij stelt dat Provincie Noord-Holland zich moet beperken tot het stimuleren en coördineren binnen de regio. Onderling moeten de partijen, zoals: gemeenten; corporaties en marktpartijen, het eerst zelf uitvogelen. Zij ziet wel dat de Provincie Noord-Holland als meerwaarde partijen actief met elkaar kan verbinden (Verslag Commissie Ruimtelijke Ordening en Grondbeleid, 14-6-2010).
14-6-2010| Mevrouw Baggerman (Gedeputeerde) komt wederom aan het woord, zij wil na de zomer met een nieuw voorstel komen ten aanzien van het Aanjaagteam en de provinciale rol. Het gaat over de provinciale rollen van kennismakelaar en coördinator die het team, onder meer, op zich dienen te nemen. Het budget bestaat uit 175.000 euro per jaar en het is vastgesteld tot 2020 door het structureel in de begroting op te nemen (Verslag Commissie Ruimtelijke Ordening en Grondbeleid, 14-6-2010).
14-6-2010| Even later heeft mevrouw Baggerman (Gedeputeerde) het over de ‘natuurlijke rol’ van de Provincie Noord-Holland. Volgens de resultaten van een uitgezette enquête komt de rol van provincie naar voren als die van een: regisseur en tevens kennismakelaar. Dit kan bereikt worden door als provincie informatie over woningmarkt en ontwikkelingen demografisch vlak aan te bieden en aan te reiken hoe men erop kan insteken (Verslag Commissie Ruimtelijke Ordening en Grondbeleid, 14-6-2010).
Pagina 60 van 72
5-7-2010| Als gevolg van hetgeen besproken in de Commissie ROG komt een voordracht in Provinciale Staten tot stand. In deze voordracht wordt gesteld dat de Provincie Noord-Holland als expert data voor beleid verzameld en voortgang weet te monitoren. Dit komt voort uit de ‘vraag- en aanbodmonitor’ welke is opgenomen in het uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie. Hoe de provincie, in de rol van kennismakelaar, de voortgang bijhoudt gebeurt via kwalitatieve en kwantitatieve monitoring van de woningbouw in de Provincie Noord-Holland. Ook wordt wederom de meerwaarde van de provincie aangetoond door het actief verbinden van partijen. De toevoeging, dat de provincie ook kennis weet te ontsluiten, wordt hier ook nog op gemaakt (Voordracht: Provinciale Staten, 5-7-2010).
27-9-2010| De heer Kardol (Provinciaal Statenlid, CU-SGP) praat vanuit zijn fractie over de Lodders-plus kerntaken. De rol van de provincie als kennismakelaar dient, naast de door Provinciale Staten vastgestelde kerntaken, ook te worden voortgezet. Provinciale taken worden gemeentelijke taken omdat deze verandering gepaard gaat met minder middelen van het Rijk. Daarom dient te worden nagegaan wat prioriteit heeft (Notulen: Provinciale Staten, 27-9-2010).
8-10-2010| In een andere Provinciale Statenvergadering spreekt mevrouw Nagel (Provinciaal Statenlid, CDA) over het eerder genoemde voorstel van mevrouw Baggerman (Gedeputeerde). Zij stelt, namens anderen, benieuwd te zijn naar de voorstellen van de gedeputeerde voor het Aanjaagteam en de rollen ten aanzien van de provincie. Het gaat wederom om de provinciale rol van kennismakelaar en coördinator (Notulen: Provinciale Staten, 8-10-2010).
8-10-2010| In navolging van mevrouw Nagel (Provinciaal Statenlid, CDA) spreekt de heer Gerstelling (Provinciaal Statenlid, SP) over het belang van de vier rollen van de provincie in relatie tot de ruimtelijke inrichting. De rollen waarover wordt gesproken zijn die van de provincie in haar rol als: regisseur; adviseur; aanjager en kennismakelaar (Notulen: Provinciale Staten, 8-10-2010).
Pagina 61 van 72
27-9-2010| Invulling van de rol van kennismakelaar volgt in de Provinciale Woonvisie 2010-2020. De provinciale rol is die van een expert/kennismakelaar in de regio, waarbij de provincie zorg draagt voor adequate afstemming en de beste keuzes op het gebied van regionaal woningbeleid. Als onderbouwing wordt aangedragen dat de Provincie Noord-Holland in staat is om op provinciaal vlak kennis te verzamelen en weer te verspreiden. Als kennismakelaar gebruikt de provincie binnen de regio monitoring als een instrument. Zodoende kan de voortgang inzichtelijk worden gemaakt. Daarnaast wordt de focus gelegd op het stimuleren van de woningbouw, door als provincie te fungeren als aanjager en kennismakelaar. De Provincie NoordHolland vult de rol van expert/kennismakelaar als volgt in: het verzamelen en verspreiden van kennis. Dit verzamelen en verspreiden komt niet alleen voor het eigen beleid van pas, maar wordt ook ter beschikking gesteld van provinciale partners. Voortgang wordt inzichtelijk gemaakt door de woningbouwmonitor, zowel kwantitatief (bouwproductie) als kwalitatief (woonmilieu). Daarnaast worden er themabijeenkomsten georganiseerd en worden er werkbezoeken afgelegd die in het teken staan van de huidige onderwerpen binnen het domein van ruimtelijke inrichting. Binnen ruimtelijke inrichting, voornamelijk wonen, vervult de provincie de rol van kennismakelaar. Met de Provinciale Woonvisie is een financiële ruimte gecreëerd van negen miljoen euro welke beschikbaar is tot 2020. Van deze negen miljoen is er in de begroting een jaarlijks budget vastgesteld van 100.000 euro specifiek voor kennismakelaar werkzaamheden. De werkzaamheden van monitoring en aanjagen hebben raakvlakken met die van de kennismakelaar. De budgetten van deze werkzaamheden zijn respectievelijk, 100.000 euro en 175.000 euro, per jaar (Goed wonen in Noord-Holland: Provinciale Woonvisie 2010-2020, 27-9-2010).
2011
7-2-2011| Op de begroting volgt de 1e wijziging. In deze wijziging staat dat de financiële ruimte, eerder genoemd in de Provinciale Woonvisie 2010-2020, van negen miljoen euro is vergroot naar tien miljoen euro. Voor de taak van ‘Regulier Provincie (rol van kennismakelaar en monitoring)’ is twee miljoen euro gereserveerd. Het betreft dus respectievelijk 100.000 euro per jaar. De aanjaagfunctie is elders ondergebracht, aangezien de overige acht miljoen euro naar de kostenpost ‘Provinciaal Woonfonds’ en de kostenpost ‘Stimulering Collectief Particulier Opdrachtgeverschap’ (CPO) gaat met respectievelijk zes en twee miljoen euro (1e begrotingswijziging 2011, 7-2-2011).
Pagina 62 van 72
2011| In de Jaarstukken van 2010 wordt de rol van kennismakelaar nader bekeken. In de jaarstukken staat opgenomen dat de Provincie Noord-Holland in de rol van kennismakelaar, doormiddel van ‘assists verlenen’ door de Task Force Ruimtewinst , haar rol heeft vervuld. Op het vlak van ‘Ruimtewinst creëren’ is de rol van provinciale kennismakelaar deels geslaagd (Jaarstukken 2010, 6-6-2011). 9-6-2011| Onduidelijkheid bestond bij de heer De Graaf (Provinciaal Statenlid, CDA) in de Commissie Mobiliteit en Wonen over de provinciale rol als kennismakelaar. Hij vraagt zich in de vergadering af of de kennismakelaar gekoppeld kan worden met startersfinancieringen. In diezelfde vergadering geeft mevrouw Geldhof (Gedeputeerde) te kennen dat de provincie als kennismakelaar en startersfinanciering niet te koppelen zijn (Commissie Mobiliteit en Wonen). Uitleg volgt niet voor de kennismakelaar, wel geeft zij beknopt uitleg over de startersfinanciering (Commissie Mobiliteit en Wonen, 9-6-2011). 3-10-2011| Op de Provinciale Woonvisie 2010-2020 volgde een Uitvoeringsregeling. In de achtergrondinformatie van deze uitvoeringsregeling staat het bedrag van twee miljoen euro genoemd voor de betalingsstroom 'onderzoek’. De activiteit bestaat uit algemene activiteiten binnen de provincie, waarbij specifiek gekeken wordt naar, onder andere: onderzoek; monitoring en de functie van kennismakelaar (Achtergrondinformatie Uitvoeringsregeling Woonvisie en Budget Locatiegebonden Subsidies, 3-10-2011). 7-11-2011| In Gedeputeerde Staten wordt een motie aangenomen. Dit vormde de basis voor een aantal maatschappelijke debatten die werden gevoerd met belanghebbende partijen. De Provincie Noord-Holland werd, door: het Rijk; gemeenten; maatschappelijke organisaties; marktpartijen en corporaties, gevraagd om de rol van Woningmarktregisseur te vervullen. De provinciale rol van kennismakelaar had zich op dat moment geuit door een onderzoek te laten verrichten naar ‘vraaggestuurd bouwen’. Dit onderzoek betrof een kwalitatief onderzoek naar gewenste woonmilieus. Op basis van deze resultaten, kwam men tot de conclusie dat er anders over de woningbouw in Noord-Holland gedacht moest worden. Deze resultaten zijn besproken met alle belanghebbenden. In navolging daarop werden afspraken gemaakt over eventuele vervolgstappen (Motie M9-15/7-11-2011, 7-11-2011).
Pagina 63 van 72
2012
1-7-2012| Het anders denken over de woningbouw, zoals besproken in 2011, wordt in 2012 gemaakt. De provincie wordt gelijk gesteld met de regionale woningmarktregisseur. De provincie draagt zorg voor het op één lijn brengen van vraag en aanbod met betrekking tot de woningbouw. De rollen die de provincie kan aannemen zijn inmiddels verandert, de rollen bestaan nu uit: regisseur; aanjager; verbinder en kennismakelaar (Bijlage 1 Nota GS: Aanpak (Ruimtelijke Programma) Kop op de kaart van de Provincie Noord-Holland 2012-2014, 1-7-2012). 24-9-2012| Met de Zomernota 2012 wordt de rol van kennismakelaar onder de loep genomen. Daarin staat opgenomen dat de Provincie Noord-Holland in haar rol als kennismakelaar kwalitatief én kwantitatief woningbouw gemonitord is ten behoeve van gemeenten. Hiermee, men noemt het ‘assists’ met betrekking tot binnenstedelijke ontwikkelingen, heeft de provincie haar rol als kennismakelaar waargemaakt (Zomernota 2012, 24-9-2012). 26-10-2012 & 28-12-2012| Het één en ander wordt kortstondig omgedraaid, in een periode van twee maanden, ten aanzien van de voorgaande visies. In beide documenten staat opgenomen dat Provincie Noord-Holland zich de rol van woningmarktregisseur heeft toegekend. Daarnaast wordt de provincie gelijkgesteld met het zijn van kennismakelaar. In deze documenten wordt ingegaan op de gezamenlijke verantwoordelijkheid om afstemming te vinden tussen vraag en aanbod in de woningbouw (Definitieve RAP (Regionaal Actie Programma) Haarlem, 26-10-2012 & Vaststelling RAP Wonen ZuidKennemerland/IJmond, 28-12-2012).
11-6-2012| In de Jaarstukken van 2011, wordt ook verwezen naar het functioneren van de provincie in de rol van kennismakelaar en de ‘assists’ die zij hebben geleverd aan gemeenten (Jaarstukken 2011, 11-6-2012). 13-7-2012| In een notitie wordt verder ingegaan op de rol van kennismakelaar die de Provincie Noord-Holland (als zijnde woningmarktregisseur) kan innemen. Deze notitie komt voort uit samenwerking tussen de Commissie Mobiliteit en Wonen en provinciale ambtenaren. Hierin staat, onder meer, dat de provincie een loket is waar (ervarings-) kennis wordt ontwikkeld en verspreidt. Waar mogelijk worden raakvlakken tussen beleidsterreinen verbonden. Hierdoor bedient de provincie: gemeenten en maatschappelijke partijen als vraagbaak en kennisgenerator. Om deze ambitie te realiseren zijn vier concrete instrumenten met planning geformuleerd: bijeenkomsten; onderzoeken; monitoring en een digitale nieuwsbrief Wonen. Reeds beschikbare kennis van de kenniscentra Co2 Servicepunt en WMO & Wonen wordt ook benut (Notitie: Provincie als Woningmarktregisseur, 13-7-2012).
2013
18-3-2013| Ook in de Concept Jaarstukken 2012 wordt er verwezen naar het functioneren van de provincie in de rol van kennismakelaar en de ‘assists’ die zij geleverd hebben (Concept Jaarstukken 2012, 18-3-2013). Pagina 64 van 72
Bijlage 4: Lijst interne documenten Sector Milieu De gebruikte documenten voor deze reconstructie zijn, vanwege de interne aard van de documenten, als volgt weergegeven: Naam document (Datum). Databank (Indien aanwezig het registratiekenmerk). Evaluatie Milieubeleid, Provincie Noord-Holland, 2002-2006, Onderbouwend Rapport (6-12-2006). Provinciale Stukken. IVN (Instituut voor Natuureducatie en Duurzaamheid) Nederland activiteiten (ingekomen 17-7-2012). Verseon (68144). Kopieën stukken inzake beroep (12-12-2012). Verseon (125011). Kopieën stukken inzake beroep (6-12-2012). Verseon (122610). Notulen: Provinciale Staten (28-9-2009). BABS. Notulen: Provinciale Staten (8-10-2010). BABS. Provinciaal MilieubeleidsPlan 2002-2006 (2001). BABS. Servicepunt Duurzame Energie (8-10-2012). Verseon (93737). Stichting Agriboard NH subsidieaanvraag (2-11-2012). Verseon (103311). Verslag/definitief. Commissie: Natuur, Landschap, Water & Milieu (24-1-2007). Provinciale Stukken (2006-1899). Wegwijzer Bodemsanering 2011 (28-10-2011). BABS.
Pagina 65 van 72
Bijlage 5: Lijst interne documenten Sector Ruimtelijke Inrichting De gebruikte documenten voor deze reconstructie zijn, vanwege de interne aard van de documenten, als volgt weergegeven: Naam document (Datum). Databank (Indien aanwezig het registratiekenmerk). 1e begrotingswijziging 2011 (7-2-2011). BABS. 4 Perspectieven Noord-Holland 2040 (3-12-2008). BABS. Achtergrondinformatie Uitvoeringsregeling Woonvisie en Budget Locatiegebonden Subsidies (3-102011). BABS. Bestuurssamenvatting: Kwartiermaker Provinciaal Bouwmeester (22-2-2005). Provinciale Stukken. Bijlage 1 Nota GS: Aanpak (Ruimtelijke Programma) “Kop op de kaart” van de Provincie NoordHolland 2012-2014 (1-7-2012). BABS (2012-11508). Commissie Mobiliteit en Wonen (9-6-2011). BABS. Commissie ROG (Ruimtelijke Ordening en Grondbeleid) (26-1-2009). BABS. Concept Jaarstukken 2012 (18-3-2013). Verseon (157480). Definitieve Regionaal Actieprogramma Wonen RAP Haarlem (26-10-2012). Verseon (119460). Goed wonen in Noord-Holland: Provinciale Woonvisie 2010-2020 (27-9-2010). BABS. Jaarstukken 2010 (6-6-2011). BABS. Jaarstukken 2011 (11-6-2012). BABS. Motie M9-15/7-11-2011 (7-11-2011). Verseon (173222). Notitie: Provincie als Woningmarktregisseur (13-7-2012). BABS. Notulen: Provinciale Staten (27-9-2010). BABS. Notulen: Provinciale Staten (8-10-2010). BABS. Vaststelling RAP (Regionaal Actie Programma) Wonen Zuid-Kennemerland/IJmond 2012-2015 (28-122012). Verseon (133098). Verslag Commissie Ruimtelijke Ordening en Grondbeleid (14-6-2010). BABS. Voordracht: Provinciale Staten (5-7-2010). BABS. Zomernota 2012 (24-9-2012). Verseon (104019).
Pagina 66 van 72
Bijlage 6: Lijst geïnterviewde personen 1. Dhr. ing. P.S. (Pim) van Herk. Medewerker Beleid A bij Sector Milieu, Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland. 2. Mw. J.C.M. (Jannie) van der Pluijm. Medewerker Beleid A bij Sector Economie, Landbouw & Toerisme, Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland. 3. Dhr. E.R. (Eric) Khodabux BC. Medewerker Beleid A bij Sector Milieu, Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland. 4. Mw. drs. F. (Fleur) Meijer. Beleidsadviseur B bij Sector Milieu, Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland. 5. Dhr. ir. P. (Peter) Graven. Beleidsadviseur A bij Sector Economie, Landbouw & Toerisme, Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland. 6. Dhr. M.G. (Rien) Wezenberg MSc. mcd. Beleidsadviseur A bij Sector Ruimtelijke Inrichting, Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland. 7. Mw. drs. E.C.M. (Lonneke) Steensma-Nooij. Beleidsadviseur C bij Sector Ruimtelijke Inrichting, Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland. 8. Mw. drs. D. (Delia) Hofman. Beleidsadviseur B bij Sector Ruimtelijke Inrichting, Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland. 9. Dhr. drs. M.A. (Marc) Hanou. Strategisch Beleidsadviseur B bij Sector Ruimtelijke Inrichting, Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland. 10. Mw. drs. J.J. (Jeannette) Kluit. Beleidsadviseur B bij Sector Ruimtelijke Inrichting, Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland. 11. Mw. drs. S.G. (Silvia) van der Meij. Beleidsadviseur B bij Sector Ruimtelijke Inrichting, Directie Beleid van de Provincie Noord-Holland.
Pagina 67 van 72
Bijlage 7: Interviewschema Voor de interviews heeft de onderzoeker gebruik gemaakt van het onderstaande schema.
Interviewschema [Heb ik te maken met een provinciale ambtenaar, spreek die aan met ‘je’. In andere gevallen altijd de beleefdheidsvorm ‘u’ gebruiken] Hallo. [Hand schudden, geef de ander de tijd ter zelfintroductie] Ok, aangenaam. Ik ben Bati. Als stagekracht bij de Sector Kennis & Beleidsevaluatie ben ik bezig met het afronden van mijn studie Bestuurskunde. Mijn afstudeeronderzoek richt zich op het concept kennismakelaar binnen uw sector. Via [sleutelpersoon] begreep ik dat u ook hierbij betrokken was. Geweldig dat u wilt meewerken aan dit onderzoek. Met dit interview wil ik gericht informatie boven water halen. Ten eerste over hoe het proces rondom het concept kennismakelaar binnen de Sector Milieu/Ruimtelijke Inrichting zich door de tijd bewoog. Dus, hoe ging het eraan toe, chronologisch gezien. Ten tweede zoek ik naar eventuele veranderingen in: probleemdefinitie; oplossingsdefinitie en invulling van het concept kennismakelaar. Met deze informatie wil ik toewerken naar verklaringen waarom de beleidsvorming destijds zo verliep. De vragen voor dit interview [overhandig formulier: Interviewvragen en topics] deelt de zojuist besproken volgorde. [Geef de ander tijd om het te lezen] Het interview bestaat uit een aantal vragen. Graag hoor ik van u, per vraag en de eventuele topics, wat u mij erover kunt vertellen. Het kan zijn dat ik tussentijds doorvraag op een bepaald onderdeel. Dit interview wordt uitgewerkt, ik zal u een transcript ter goedkeuring toesturen. Het is voor mij handig als ik het interview mag opnemen. Gaat u ermee akkoord dat het interview wordt opgenomen voor latere verwerking? [Bij ja, zet de opnameapparatuur aan] Voordat we beginnen, zou u iets over uw werkzaamheden kunnen vertellen (bijvoorbeeld: uw functie?; periode dienstverband Provincie Noord-Holland?). 1.
Ik wil het graag eerst met u over het tijdspad van de beleidsvorming hebben. Dus, hoe zag de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar binnen uw sector er door de tijd heen uit? Oorsprong (het probleem, wanneer begon het, wie bracht het naar voren); Tijdens (werken vanuit het probleem naar de oplossing, hoe ging dit, wie waren erbij); Einde (de oplossing, definitie, aspecten beleid, aspecten praktijk, hoe kwam dit tot stand, wie bracht het naar voren).
2.
Dan wil ik het nu graag hebben over veranderingen. Welke veranderingen vonden er plaats tijdens de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar binnen uw sector? Probleemdefinitie (welke visie was hierop en waren er veranderingen in); Oplossingsdefinitie (welke visie was hierop waren er veranderingen in); Invulling concept kennismakelaar (welke visie was hierop en waren er veranderingen in); In de rechtvaardiging (verandering in regerende variabelen waarop visies zijn geformuleerd).
3.
Nu ben ik wel benieuwd naar hoe u er zelf over denkt. Hoe verklaart u de veranderingen tijdens de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar binnen uw sector?
4.
Wat kunt u mij nog aanraden om de reconstructie en/of de veranderingen gedetailleerder te krijgen? Andere personen; Nieuwe relevante documenten.
[Variabele toepassing] Dan pak ik even de reconstructie erbij. [Reconstructie erbij pakken en bespreken] Ok, volgens mij hebben we alle punten besproken, super! Heeft u nog vragen en/of opmerkingen? [Geef tijd om na te denken, indien ze ook te stellen, neem de tijd om het te beantwoorden]. Dan wil ik u hartelijk bedanken voor uw tijd en inzichten. [Opnameapparatuur uit]
Pagina 68 van 72
Bijlage 8: Interviewvragen en topics Naast het interviewschema voor de onderzoeker (bijlage 7), was er voor de geïnterviewde ook een overzicht aanwezig. Indien gewenst kon de geïnterviewde dit overzicht, tijdens het interview, op papier krijgen. Dit overzicht ging in op: het doel van het interview, de interviewvragen en de topics die mogelijkerwijs van toepassing zijn. De onderstaande tekst werd op A4 formaat afgedrukt en was aanwezig tijdens ieder interview.
Interviewvragen en topics Met het afnemen van interviews wordt informatie verzameld over het tijdspad van de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar. Daarnaast wordt er ook gezocht naar veranderingen in de beleidsvorming. Op basis van deze gegevens worden verklaringen gegeven voor waarom de beleidsvorming destijds zo verliep binnen uw sector. Het transcript van dit interview ontvangt u via de e-mail.
De interviewvragen en topics zijn: 1.
Hoe zag de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar binnen uw sector er door de tijd heen uit? Oorsprong; Tijdens; Einde.
2.
Welke veranderingen vonden er plaats tijdens de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar binnen uw sector? Probleemdefinities; Oplossingsdefinities; Invulling van het concept kennismakelaar; In de rechtvaardiging.
3.
Hoe verklaart u de veranderingen tijdens de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar binnen uw sector?
4.
Wat kunt u mij nog aanraden om de reconstructie en/of de veranderingen gedetailleerder te krijgen? Andere personen; Nieuwe relevante documenten.
Pagina 69 van 72
Bijlage 9: Doelen interviewvragen en topics Elke interviewvraag diende een ander doel. Het doel van vraag één, naar het tijdspad van de beleidsvorming rondom het concept kennismakelaar, diende als ‘opwarmertje’ voor de geïnterviewde persoon. Door terug te gaan, aan de hand van topics, naar: waar de beleidsvorming begon; de beleidsvorming zelf en de oplossing, werd geprobeerd het interview op een relatief simpele wijze op te starten. De tweede vraag vergde meer van het abstracte denkvermogen. Hierbij werd gevraagd terug te denken in de tijd en kantelmomenten op het gebied van: probleem; oplossing; invulling van het concept en regerende variabelen binnen de gelijk genaamde topics te benoemen. Het doel bij deze vraag was het achterhalen van de verscheidenheid aan kantelmomenten. Tijdens de interviews zijn kantelmomenten geframed als veranderingen. Uit het proefinterview bleek namelijk dat framing nodig was om de vragen begrijpelijk te houden. De geïnterviewde persoon werd bij de derde vraag bevraagd naar zijn visie op eventuele verklaringen voor de veranderingen. Hoewel deze visies over verklaringen niet de basis vormden, om voor de onderzoeker te komen tot verklaringen, werden deze visies wel in een andere vorm gebruikt. De verklaringen werden primair gezocht in de wetenschappelijke literatuur. Op het moment dat geïnterviewde personen structureel visies over verklaringen gaven, die niet door de onderzoeker waren meegenomen, dan konden die verklaringen nader worden onderzocht. Het was een manier om open te staan voor alternatieve verklaringen en tegelijkertijd zelfkritisch te zijn. Het doel van deze vraag is om eventuele bedreigingen als: tunnelvisie en de onderzoekers eigen bounded rationality te ondervangen. Als afsluiter wordt de vierde vraag gesteld over te benaderen personen en te onderzoeken documenten. Omdat een overzicht van betrokken personen ontbrak werd er aan de hand van oriënterende gesprekken gezocht naar sleutelpersonen waar vanuit de sneeuwbalmethode kon worden toegepast. Dezelfde strategie werd ook ten aanzien van de documenten gehanteerd. Wanneer de geïnterviewde ontbrekende documenten kon aanleveren, die relevant waren voor het onderzoek, dan bestond de mogelijkheid om dit te doen. Het doel van vraag vier, was het vooruit helpen van het onderzoek. Het doornemen van de reconstructie was ook opgenomen in de interviewvragen en topics, dit vormde een losstaand onderdeel. Op momenten dat het interview spaak liep, kon het, vanwege het losstaande karakter, erbij worden gepakt om het interview een kickstart te geven.
Pagina 70 van 72
Bijlage 10: Toelichting coderingsproces De interviews zijn, aan de hand van de opnames, verwerkt tot transcripten. Ieder transcript is aan de geïnterviewde voorgelegd ter goedkeuring. Geïnterviewde personen konden nog verbeteringen aanbrengen. De goedgekeurde transcripten zijn vervolgens gecodeerd. Het coderingsproces heeft drie fasen doorlopen. De eerste fase was het open coderen. Hierbij zijn tekstfragmenten uit de transcripten voorzien van bepaalde codewoorden welke het fragment beknopt weergeven. Tijdens het onderzoek is er gekeken naar twee sectoren, vanwege deze splitsing in het onderzoek was er ook een scheiding aangebracht in het gehele coderingsproces. Transcripten over de Sector Milieu werden dus gescheiden van de transcripten over de Sector Ruimtelijke Inrichting. Binnen de Sectoren bleek ook dat er meerdere concepten van kennismakelaar aanwezig waren. Het bleek noodzakelijk om tekstfragmenten met een kenmerk van het concept van kennismakelaar te voorzien. Kenmerk AB werd gegeven aan de AgriBoard. Kenmerk B werd gebruikt voor het Bodemloket. Kenmerk W staat voor Woningmarktregisseur, deze werkwijze is ook op de andere concepten toegepast. Uniformiteit in open codes werd, waar mogelijk, ook nagestreefd. De open codes zijn daarop ondergebracht in categorieën overeenkomstig met de interviewvragen en topics. Deze categorisering was de tweede fase, waarbij de werkwijze bekend staat als axiaal coderen. Bijvoorbeeld: wanneer een tekstfragment ingaat op de oorsprong van de beleidsvorming binnen de Sector Milieu, ofwel vraag 1 topic 1, dan werd de open code ondergebracht bij categorie MV1T1. Deze werkwijze was voor elk interview gebruikt, dit resulteerde in twee gecategoriseerde lijsten met open codes. De gebruikte categorieën in relatie tot het onderwerp en sectoren was: Sector Milieu Onderwerp Sector Ruimtelijke Inrichting MV1T1 Oorsprong beleidsvorming RV1T1 MV1T2 Tijdens beleidsvorming RV1T2 MV1T3 Einde beleidsvorming RV1T3 MV2T1 Kantelmoment probleemdefinitie RV2T1 MV2T2 Kantelmoment oplossingsdefinitie RV2T2 MV2T3 Kantelmoment invulling concept RV2T3 MV2T4 Regerende variabelen RV2T4 MV3 Verklaring(en) volgens geïnterviewde RV3 MV4T1 Relevante personen vervolginterviews RV4T1 MV4T2 Relevante documenten vervolgonderzoek RV4T2 Elke categorie diende een ander doel en werd daarom ook anders aangewend. Categorieën MV1 & RV1 dienden, indien deze gegevens ontbraken in de reconstructie, ter aanvulling op de reconstructie. Deze data werd ook gebruikt bij de kantelmomenten. Categorieën MV2 & RV2 vormden, naast hetgeen gevonden in documenten, de input voor de kantelmomenten. Categorieën MV3 & RV3 gingen in op de visie van de geïnterviewde om, door de onderzoeker eventueel gemiste, verklaringen te achterhalen. De basis voor de verklaringen werd primair gezocht in wetenschappelijke literatuur. De uitkomsten uit deze categorieën dienen ter controle, zodoende kon er mogelijke tunnelvisie én de bounded rationality van de Pagina 71 van 72
onderzoeker worden ondervangen. Wanneer er structureel verklaringen voorkwamen die niet door de onderzoeker waren meegenomen, dan konden deze nader worden onderzocht. Deze categorieën dienden dus niet als basis voor verklaringen, slechts als een mogelijke aanvulling. Categorieën MV4 & RV4 droegen bij in de zoektocht naar relevante personen voor vervolginterviews en documenten ter aanvulling. Nadat de open codes waren ondergebracht in de overeenkomstige categorieën volgde fase drie, die van het selectief coderen. De open codes uit de subcategorieën van MV2 en RV2 waren, samen met de daaronder hangende tekstfragmenten, meerdere keren doorgenomen. Zodoende was er een verhaal, voor iedere sector, geconstrueerd. Tijdens het coderen is er geen gebruik gemaakt van coderingssoftware. Het open en axiaal coderen ging via Microsoft Word. Bij het selectief coderen werd gebruikt gemaakt van Microsoft Excel.
Pagina 72 van 72
Pagina 73 van 72