Het regionale vestigingsklimaat in de provincie Gelderland
Afsluitende thesis van de masteropleiding Economische Geografie aan de Faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht Antoine Burgers
Het regionale vestigingsklimaat in de provincie Gelderland
Masterscriptie
__________________________________________________________________________
Naam:
Antoine Burgers
Studentnummer:
0306657
Periode:
Augustus 2008
Master:
Economische Geografie
Begeleider Universiteit Utrecht:
Dr. Leo van Grunsven
Begeleider Provincie Gelderland: Menno Walsweer
2
Voorwoord Dit onderzoek werd uitgevoerd in het kader van de afsluitende thesis van de masteropleiding Economische Geografie aan de Faculteit Geowetenschappen van de Universiteit Utrecht. In dit onderzoek probeer ik de kennis en de academische vaardigheden, die ik tijdens mijn driejarige bacheloropleiding en mijn eenjarige masteropleiding heb aangeleerd, te gebruiken om onderzoek op hoogwaardig niveau uit te voeren. Voor de uitvoering van dit onderzoek heb ik zeven maanden stage gelopen bij het bureau Economisch Onderzoek van de provincie Gelderland in Arnhem. Bij de provincie Gelderland werden de voorwaarden gecreëerd om dit onderzoek zo optimaal mogelijk uit te kunnen voeren. Daar wil ik in het bijzonder Menno Walsweer voor bedanken. Menno heeft mij gedurende het onderzoek bij de provincie Gelderland begeleid en met hem heb ik vele interessante discussies over dit onderzoek gevoerd. Daarnaast wil ik van de gelegenheid gebruik maken om mijn begeleider bij de Universiteit Utrecht, Dr. Leo van Grunsven, te danken voor zijn nuttige ondersteuning bij dit onderzoek. Ook met hem heb ik een aantal leerzame en waardevolle besprekingen gehad. Ik besef dat ik niet iedereen kan bedanken die bij dit onderzoek betrokken is geweest en wil, zonder iemand daarbij te kort te willen doen, mijn dank uitspreken aan: - Drs. Freerk Viersen
Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
- Alfons Bloemberg
Bureau Economisch Onderzoek, Provincie Gelderland
- Henk Ligtenberg
Manager investeringsbevordering Oost NV
- Drs. Bart Riesewijk
Projectmanager investeringsbevordering Oost NV
In deze masterscriptie ligt vele maanden hard werken besloten. Tijdens het schrijfproces is ze meerdere malen geëvalueerd, bijgeschaafd, en op sommige punten hergestructureerd. Ik wil daarom eindigen met de hoop uit te spreken dat u als lezer mijn drijfveer om van deze scriptie een uitgebalanceerd en goed leesbaar werk te maken, terugziet in het eindresultaat. Antoine Burgers
3
4
Samenvatting De doelstelling van dit onderzoek is om te onderzoeken in hoeverre Gelderland een aantrekkelijke vestigingslocatie is voor kennisintensieve buitenlandse bedrijven. De focus ligt hierbij op buitenlandse bedrijven, omdat buitenlandse bedrijven aangemerkt worden als groeiversnellers voor de regionale economie. In vergelijking met Nederlandse bedrijven zijn ze actiever in (inter-)nationale netwerken, besteden ze meer activiteiten uit, hebben ze meer hoogopgeleiden in dienst en realiseren ze meer indirecte werkgelegenheid. Voor een regio is het van belang dat de buitenlandse bedrijven in de regio behouden blijven en dat nieuwe bedrijven aangetrokken worden. In dit kader is het opmerkelijk dat het aantal buitenlandse bedrijven tussen 2004 en 2007 juist afgenomen is. Uit hoofdstuk twee blijkt dat de vertrokken bedrijven voornamelijk actief zijn in de wat meer traditionele sectoren, zoals bijvoorbeeld de productie. Daarnaast blijkt dat een deel van de verdwenen bedrijven de behoefte heeft aan een meer centraal gelegen locatie in de Randstad. Van 43% van de bedrijven is echter niet bekend waarom ze uit Gelderland verdwenen zijn. In hoofdstuk drie wordt een analyse op macroeconomisch niveau uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt gekeken of het Nederlandse vestigingsklimaat van invloed kan zijn op de daling van het aantal buitenlandse bedrijven in Gelderland. Uit dit hoofdstuk blijkt dat buitenlandse bedrijven dit vestigingsklimaat niet heel positief waarderen. Nederland scoort weliswaar goed op de quality of life, de ligging en de telecomfaciliteiten, maar vooral de beschikbaarheid voldoende gekwalificeerd personeel, de kosten van arbeid, de bereikbaarheid en verschillende soorten wetgeving worden als probleem ervaren. Een aantal van deze factoren wordt op nationaal niveau beïnvloed, maar de provincie Gelderland kan op regionaal niveau een groot aantal van deze factoren beïnvloeden. In hoofdstuk vier wordt op meso-economisch niveau gekeken wat er in de regio gedaan wordt om nieuwe buitenlandse bedrijven aan te trekken. Uit dit hoofdstuk blijkt dat Gelderland zich voornamelijk richt op het aantrekken van kennisintensieve bedrijvigheid in twee speerpuntsectoren: de Food en Health sector. In beide sectoren wil Gelderland in 2015 tot de top vijf van de wereld te behoren. Deze sectoren functioneren als het ware als uithangbord van het Gelderse vestigingsklimaat. Om deze ambitie waar te kunnen maken, dienen de randvoorwaarden goed te zijn. Deze rand-voorwaarden komen terug in de kwaliteit van het regionale vestigingsklimaat. In deze masterscriptie is gekeken hoe aantrekkelijk het vestigingsklimaat in Gelderland voor kennisintensieve bedrijven is, door middel van een uitgebreide survey onder de in Gelderland gevestigde buitenlandse bedrijven en bedrijven in de kennisintensieve Food en Health sector. De bedrijven die in Gelderland gevestigd zijn, 5
dienen hierbij als proxy om de kwaliteit van het vestigingsklimaat te kunnen meten. In het onderzoek zijn ook Nederlandse bedrijven in de Food en Health sector meegenomen. Dit is gedaan omdat het aantal buitenlandse bedrijven in deze sectoren te laag ligt. De Nederlandse bedrijven in de Food en Health sector zijn hierom als proxy gebruikt voor de waardering van de buitenlandse bedrijven in de Food en Health sector. Buitenlandse bedrijven zijn over het algemeen kritischer dan Nederlandse bedrijven als het gaat om een potentiële locatie. De buitenlandse bedrijven vergelijken de potentiële locatie met de eigen vestiging(en) in het thuis land. Wanneer de Nederlandse bedrijven niet tevreden zijn over bepaalde zaken, zullen de buitenlandse bedrijven dit waarschijnlijk al helemaal niet zijn. Uit het onderzoek blijkt dat de waardering van het vestigingsklimaat in Gelderland in grote lijnen overeenkomt met de waardering van het Nederlandse vestigingsklimaat. In Gelderland zijn de bedrijven erg te spreken over de quality of life en de kwaliteit en capaciteit van ICT en telecominfrastructuur. Een aantal omgevingsfactoren wordt in Gelderland minder goed gewaardeerd. Het gaat hier onder andere om de regionale bereikbaarheid en het aanbod van betaalbare en goedopgeleide arbeidskrachten. Uit de analyse van Food en Health Valley blijkt dat het merendeel van de bedrijven in deze sectoren niet op de hoogte is van de initiatieven die genomen zijn. Bedrijven die dit wel zijn, zijn over het algemeen erg tevreden over het functioneren van het cluster. Dit onderzoek geeft aanleiding tot een aantal verbeterpunten van het vestigingsklimaat in Gelderland. In hoofdstuk zeven worden hier een aantal adviezen voor gegeven: •
Het Food en Health Valley Bureau moeten aan bekendheid gaan winnen bij de bedrijven in de sector. Deze bedrijven kunnen de rol van intermediair op zich nemen en zo bedrijven met elkaar in contact brengen om nieuwe innovatietrajecten op te zetten. Daarnaast kunnen deze bureaus ervoor zorgen dat de bedrijven geïnformeerd worden over de belangrijkste onderzoeksresultaten bij de kennisinstellingen;
•
In de acquisitie van nieuwe buitenlandse bedrijven is het van belang dat het huidige beleid gecontinueerd wordt. De focus op kennisintensieve bedrijven in de Food en Health sector is goed. In het acquisitieproces is het wel belangrijk dat een meer proactief beleid gevoerd gaat worden. Concreet betekent dit dat de speerpuntsectoren actief gepromoot moeten worden onder bedrijven die bij toetreding een meerwaarde zouden zijn voor de Food en de Health sector. Oost NV is van mening dat hiervoor de eigen capaciteit ontoereikend is;
6
met een gemiddeld aantal van 250 tot 300 projecten in de portefeuille kan Oost NV niet veel extra bedrijven meer aan. •
In het acquisitieproces zijn financiële prikkels vaak van doorslaggevend belang. Gelderland beschikt, in tegenstelling tot een aantal andere Nederlandse provincies, niet over investeringssubsidies. Het zou de acquisitie van kennisintensieve bedrijven ten goede komen wanneer er een basisregeling zou komen. Deze basisregeling kan voor bedrijven in de speerpuntsectoren eventueel uitgebreid worden met een extra generieke subsidie;
•
Aandacht voor de verankering van de in Gelderland gevestigde bedrijven is essentieel. Ook hier zou een proactief beleid gevoerd kunnen gaan worden. Het aantal bedrijven dat jaarlijks bezocht wordt moet omhoog, zodat er niet alleen op problemen ingespeeld kan worden maar zij juist voorkomen kunnen worden;
•
Het is voor kennisintensieve bedrijven belangrijk om in aanmerking te komen voor R&D subsidies. Vanuit de Europese regelgeving is het mogelijk om individuele bedrijven R&D subsidies toe te kennen. Deze mogelijkheid zal ook in Gelderland benut kunnen worden.
•
Ondersteun de Gelderse bedrijven op het moment dat ze op zoek gaan naar een nieuwe bedrijfslocatie of op het moment dat ze hun oude bedrijfslocatie willen uitbreiden. Zorg ervoor dat de bedrijven bij een organisatie terecht kunnen met allerlei vragen op dit gebied en dat dit platform de bedrijven ondersteunt bij de uitbreidings- of verhuizingsplannen;
•
Aandacht voor de kwaliteit van het onderwijs is essentieel. Het is belangrijk dat er genoeg aanwas is van afgestudeerden in de bèta en techniekrichtingen. Let er echter op dat de pijlen niet alleen op het hoger onderwijs gericht worden, maar dat de kwaliteit van het personeel ook in de breedte toeneemt. Ook in het onderwijs moet er extra aandacht zijn voor de speerpuntsectoren. In dit kader dient de samenwerking tussen het bedrijfsleven en het onderwijs gestimuleerd te worden;
•
De regionale bereikbaarheid zal verbeterd moeten worden. De congestie op de Gelderse wegen is een groot knelpunt en ook de bereikbaarheid met het openbaar vervoer kan beter.
Het Gelderse vestigingsklimaat kan, zoals uit dit onderzoek op tal van punten verbeterd worden. Gelderland heeft de potentie om uit te groeien tot een aantrekkelijke vestigingslocatie voor kennisintensieve buitenlandse bedrijven. Hiervoor dient wel het nodige werk verzet te worden. De adviezen die in dit onderzoek gegeven zijn dragen er hopelijk aan bij dat Gelderland aantrekkelijker kan worden voor deze kennisintensieve bedrijven.
7
8
Inhoudsopgave 1. Introductie........................................................................................................................... 11 1.1 Doelstelling ..................................................................................................................... 13 1.2 Probleemstelling ............................................................................................................. 13 1.3 Deelvragen ...................................................................................................................... 13 1.4 Verantwoording deelvragen............................................................................................ 14 1.5 Opbouw........................................................................................................................... 16 2. De buitenlandse bedrijven in Gelderland ........................................................................ 17 2.1 Ontwikkeling buitenlandse bedrijven ............................................................................. 17 2.2 Verklaring verdwijnen buitenlandse bedrijven ............................................................... 21 2.3 Conclusie......................................................................................................................... 23 3. Het locatiekeuzeproces op macro-economisch niveau .................................................... 25 3.1 Het locatiekeuzeproces ................................................................................................... 25 3.2 Vestigingsklimaat in Nederland...................................................................................... 29 3.3 Conclusie......................................................................................................................... 32 4. Het regionale aanbod ......................................................................................................... 35 4.1 Het belang van clusters voor de regionale concurrentiepositie ...................................... 35 4.1.1 Global-Local Paradox.............................................................................................. 35 4.1.2 Clusters..................................................................................................................... 36 4.1.3 Regionale Concurrentiepositie ................................................................................. 40 4.2 De strategie van de provincie Gelderland ....................................................................... 41 4.2.1 Het triangle concept ................................................................................................. 41 4.2.2 Food Valley............................................................................................................... 43 4.2.3 Health Valley ............................................................................................................ 45 4.3 Hypothesen ..................................................................................................................... 48 4.4 Conclusie......................................................................................................................... 50 5. Methodologie....................................................................................................................... 51 5.1 Survey-onderzoek ........................................................................................................... 51 6. Het vestigingsklimaat in Gelderland ................................................................................ 55 6.1 Belang en waardering van de verschillende omgevingsfactoren .................................... 55 6.2 De knelpunten ................................................................................................................. 61 6.2.1 De bereikbaarheid .................................................................................................... 62 6.2.2 De beschikbaarheid en kosten van arbeid ................................................................ 63 9
6.2.3 Wet- en regelgeving .................................................................................................. 64 6.2.4 Bedrijfshuisvesting.................................................................................................... 66 6.2.5 Samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen en universiteiten.................. 67 6.3 Food Valley..................................................................................................................... 68 6.4 Health Valley .................................................................................................................. 71 6.5 Conclusie......................................................................................................................... 73 7. Beleidsadviezen.................................................................................................................... 75 7.1 Algemeen ........................................................................................................................ 75 7.2 Netwerkorganisaties........................................................................................................ 76 7.3 Acquisitie ........................................................................................................................ 76 7.4 Verankering..................................................................................................................... 77 7.5 Onderwijs ........................................................................................................................ 78 7.6 Regionale bereikbaarheid................................................................................................ 79 8. Conclusie ............................................................................................................................. 81 9. Literatuurlijst ..................................................................................................................... 83 10. Bijlagen.............................................................................................................................. 87 Bijlage 1: De enquête............................................................................................................ 87 Bijlage 2: de aankondigingsbrief .......................................................................................... 97
10
1. Introductie Het belang van buitenlandse bedrijven voor de Nederlandse economie is groot en lijkt, door een toenemende mate van internationalisering, alleen maar belangrijker te worden. In 2006 telde Nederland ongeveer 5.400 vestigingen van buitenlandse bedrijven. Deze vestigingen waren samen goed voor 535.000 arbeidsplaatsen wat omgerekend 7% van de totale werkgelegenheid in Nederland betreft (Ministerie van Economische Zaken, 2006 (1): p. 6). Naast de invloed van buitenlandse bedrijven op de werkgelegenheid, blijkt uit een recent onderzoek van Berenschot (2007, p. 13) dat buitenlandse bedrijven, in verhouding tot Nederlandse bedrijven: •
Meer kenmerken hebben van succesvolle bedrijven;
•
Actief zijn in sectoren met een hoge ‘multiplier’ en binnen die sectoren meer indirecte werkgelegenheid realiseren;
•
Actiever zijn in internationale en nationale netwerken;
•
Meer activiteiten uitbesteden;
•
Meer hoogopgeleiden in dienst hebben.
Daarnaast blijkt uit onderzoek van het CBS (2008) dat bij buitenlandse bedrijven het bruto salaris 30% hoger ligt dan bij Nederlandse bedrijven. Volgens het onderzoek van Berenschot (2007: p. 13) dient Nederland de buitenlandse bedrijven te koesteren en meer van dergelijke buitenlandse ‘groeiversnellers’ aan te trekken. De ontwikkeling van het aantal buitenlandse bedrijven in de provincie Gelderland laat zien dat het aantal bedrijven tussen 2004 en 2007 met bijna 12% gedaald is (PWE Gelderland1, 2007). Het is de vraag of deze ontwikkeling deel uitmaakt van een landelijke trend of dat dit te maken heeft met de kwaliteit van het Gelderse vestigingsklimaat. Nederland wil zichzelf profileren als kennisland en zet voornamelijk in op het aantrekken van kennisintensieve bedrijvigheid. De vraag is of hiervoor de juiste voorwaarden aanwezig zijn. Het niveau van de Nederlandse investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie is in internationaal perspectief bezien laag te noemen (Sociaal Economische Raad, 2006: p. 40). Robbert Dijkgraaf, de nieuwe president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), waarschuwt bij zijn inauguratiereden voor het niveau van de R&D in Nederland: ‘onze huidige R&D-inspanningen, ook en met 1
De PWE enquêteert jaarlijks (op 1 april) alle bedrijven en instellingen in de provincie Gelderland. Op deze manier wordt jaarlijks inzicht gekregen in de aard, omvang en ontwikkeling van de werkgelegenheid. Buitenlandse bedrijven worden in de PWE als zodanig aangemerkt waardoor de nationale van de internationale bedrijven onderscheiden kunnen worden. Het bedrijvenbestand in de PWE wordt jaarlijks gecontroleerd aan de hand van het bedrijvenbestand van de Kamer van Koophandel. Als een bedrijf verdwijnt dan wordt hier een code (oorzaak) voor gegeven. 11
name die van het bedrijfsleven, behoren tot de laagste in Europa en nemen zelfs nog verder af. Dat is een uitputtingsslag die we niet lang kunnen volhouden. Nederland valt terug in de economische hitparade, zeker waar het concurrentiekracht en innovatie betreft.’ (Dijkgraaf, 2008: p. 3). Het aantrekken van de gewenste buitenlandse groeiversnellers blijkt in de praktijk lastig te zijn. Met een marktaandeel van 2,7%, oftewel 95 buitenlandse investeringsprojecten in 2006, neemt Nederland een 12de plek op de Europese ranglijst in. Hiermee blijft het achter bij bijvoorbeeld België, Zwitserland en Denemarken. (Ernst & Young, 2007: p. 4). Volgens de Nederlandse overheid moet dit anders. In 2006 kwam het Ministerie van Economische Zaken (2) met het beleidsdocument ‘Pieken in de Delta’. De centrale gedachte achter dit document is dat het nationale groeivermogen versterkt kan worden door de relatieve voordelen van regio’s (de pieken) te benutten. Dit kan als een beleidsverandering bestempeld worden, omdat in het verleden juist de achterstandsgebieden steun ontvingen. Deze beleidsverandering
werd
breed
gesteund
door
onder
andere
adviezen
van
het
Innovatieplatform (2006: p. 14), de Sociaal Economische Raad (2006: p. 43) en de Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (2006: p. 7). De implicaties van Pieken in de Delta voor Gelderland worden uiteengezet in het beleidsdocument ‘Pieken in Oost Nederland’ (Programmacommissie Oost-Nederland, 2007). In dit document worden voor Oost-Nederland drie belangrijke clusters (in beleidsdocumenten ook wel aangeduid als speerpunten) aangewezen. Dit zijn Food & Nutrition, Health en Technology. Van deze drie clusters zijn er twee gelegen in de provincie Gelderland. Het gebied rondom Wageningen wordt aangeduid als Food Valley en rondom de Radboud Universiteit in Nijmegen is Health Valley gelokaliseerd. Uit recent onderzoek van Gostelie et al. (2008: p. 22), namens de Boston Consulting Group, blijkt dat multinationals vooral worden aangetrokken door goed werkende clusters van soortgelijke bedrijven of activiteiten. Het hebben of versterken van concurrerende clusters heeft als positief neveneffect dat multinationals sneller geneigd zijn zich te vestigen in de regio. De clusters zijn hierdoor een belangrijke schakel in de vestigingsplaatskeuze voor buitenlandse bedrijven en zijn als zodanig een belangrijk onderdeel van het regionale vestigingsklimaat. Gelderland heeft deze constatering al eerder gedaan. Oost NV, de ontwikkelingsmaatschappij voor Oost-Nederland (Gelderland en Overijssel), stelt in haar jaarverslag van 2006 dat het ‘de ambitie is om in 2015 tot de Europese top te behoren met innovatieve instellingen en bedrijven die kennis ontwikkelen en exploiteren op deze drie speerpunten’ (Jaarverslag Oost NV 2006, p. 11). Het is de vraag hoe reëel deze doelstelling is en of de focus op kennisintensieve bedrijvigheid het verlies aan buitenlandse bedrijven in de toekomst kan compenseren. Om deze ambitie waar te kunnen maken, dient het 12
vestigingsklimaat in de provincie Gelderland aantrekkelijk genoeg te zijn voor het aantrekken van kennisintensieve bedrijvigheid. Of dit zo is zal in deze masterscriptie onderzocht worden. 1.1 Doelstelling De doelstelling van dit onderzoek is om te onderzoeken of het vestigingsklimaat in de provincie Gelderland aantrekkelijk genoeg is voor het aantrekken van kennisintensieve buitenlandse bedrijven. Een belangrijk onderdeel van het vestigingsklimaat voor deze bedrijven zijn de Food en Health clusters. Deze clusters zijn belangrijke blikvangers van het Gelderse vestigingsklimaat en daarom zal hier specifieke aandacht aan besteed worden. Met behulp van een literatuurstudie, een enquête en data-analyse zal de kwaliteit van het vestigingsklimaat in kaart worden gebracht. In deze context zal duidelijk worden hoe de buitenlandse bedrijven en de bedrijven in de Food en Health sector2 het vestigingsklimaat in Gelderland waarderen. Op basis van deze analyse zal gekeken worden hoe het vestigingsklimaat verbeterd kan worden. Hiervoor zullen een aantal gerichte beleidsadviezen gegeven worden. Het opvolgen van deze beleidsadviezen dient er hopelijk toe dat het vestigingsklimaat verbetert, waardoor meer buitenlandse bedrijven aangetrokken kunnen worden. 1.2 Probleemstelling De doelstelling van dit onderzoek leidt tot de volgende probleemstelling: Hoe aantrekkelijk is de provincie Gelderland als vestigingslocatie voor kennisintensieve buitenlandse bedrijven in met name de Food en Health sector en hoe kan het vestigingsklimaat in de toekomst verbeterd worden? 1.3 Deelvragen Om de probleemstelling te kunnen beantwoorden zal de probleemstelling opgedeeld worden in een zevental deelvragen: 1. Hoe valt de daling van het aantal buitenlandse bedrijven in Gelderland te verklaren? 2. Welke locatiefactoren zijn van belang voor het aantrekken van kennisintensieve buitenlandse bedrijven? 3. Hoe wordt het vestigingsklimaat in Nederland gewaardeerd door de buitenlandse bedrijven?
2
Het aantal buitenlandse bedrijven in de Food en Health sector is nog betrekkelijk klein in Gelderland. Het enquêteren van alleen deze bedrijven zou een te kleine respons opleveren. Hierdoor is ervoor gekozen om de Nederlandse bedrijven in beide sectoren als proxy te gebruiken. Naast de buitenlandse bedrijven in de Food en Health sector zijn ook de Nederlandse bedrijven in deze sectoren geënquêteerd. 13
4. Hoe kan een regio zich het beste profileren als aantrekkelijke vestigingslocatie voor kennisintensieve bedrijven en hoe doet Gelderland dat? 5. Hoe goed scoort de provincie Gelderland op voor kennisintensieve bedrijven belangrijke omgevingsfactoren en waaraan kan dit worden toegeschreven? 6. Zijn de bedrijven in de Food en Health sector tevreden over het functioneren van het eigen cluster? 7. Op welke punten kan het vestigingsklimaat in de provincie Gelderland in de toekomst verbeterd worden? 1.4 Verantwoording deelvragen 1. Hoe valt de daling van het aantal buitenlandse bedrijven in Gelderland te verklaren? In de inleiding is geconstateerd dat het aantal buitenlandse bedrijven in Gelderland tussen 2004 en 2007 gedaald is. Voor dit onderzoek is het van belang om te weten of hier een verklaring voor is. Deze verklaring kan zowel op macro-economisch als op meso-economisch niveau gevonden worden. Met behulp van deelvraag twee en drie wordt gekeken of het Nederlandse vestigingsklimaat een reden zou kunnen zijn voor de daling van het aantal buitenlandse bedrijven in Gelderland. Met deelvraag vier, vijf en zes wordt juist gekeken of deze verklaring gegeven kan worden op meso-economisch niveau, oftewel door het Gelderse vestigingsklimaat. Dit niveau staat centraal omdat de provincie Gelderland als opdrachtgever van dit onderzoek inzicht wil krijgen in de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat in Gelderland. Hieronder zal de verantwoording voor de genoemde deelvragen gegeven worden. 2. Welke locatiefactoren zijn van belang voor het aantrekken van kennisintensieve buitenlandse bedrijven? Door het beleidsdocument ‘Pieken in de Delta’ is duidelijk geworden dat Nederland zich de laatste jaren steeds meer richt op kennisintensieve sectoren. Bedrijven die in kennisintensieve sectoren actief zijn, hebben andere preferenties dan productiebedrijven. Voor de provincie is het van belang om te weten welke locatiefactoren belangrijk zijn bij het aantrekken van buitenlandse bedrijven in kennisintensieve sectoren.
14
3. Hoe wordt het vestigingsklimaat in Nederland gewaardeerd door de buitenlandse bedrijven? Het vestigingsklimaat in de provincie Gelderland is onderdeel van het Nederlandse vestigingsklimaat. Voor de interpretatie van het Gelderse vestigingsklimaat is het van belang om te weten hoe het vestigingsklimaat in Nederland gewaardeerd wordt. 4. Hoe kan een regio zich het beste profileren als aantrekkelijke vestigingslocatie voor kennisintensieve bedrijven en hoe doet Gelderland dat? Voor een regio is het van belang om onder de aandacht te komen bij de buitenlandse bedrijven. Deze vierde deelvraag gaat in op de manier waarop een regio dit volgens de theorie kan doen en onderzoekt vervolgens of de wijze waarop Gelderland zich profileert hieraan voldoet. 5. Hoe goed scoort de provincie Gelderland op voor kennisintensieve bedrijven belangrijke omgevingsfactoren en waaraan kan dit worden toegeschreven? Bedrijven hechten een bepaald belang aan de bij deelvraag twee erkende locatiefactoren. Voor de regio is het van belang om deze omgevingsfactoren zo goed mogelijk voor elkaar te hebben. Met behulp van deze vijfde deelvraag wordt gekeken of de vraag van bedrijven overeenkomt met het aanbod van de regio. Als bedrijven bepaalde omgevingsfactoren belangrijk vinden, maar de waardering van deze factoren in Gelderland is laag, dan is er sprake van een mismatch. Door de verklaringen van de mismatches te zoeken kunnen gerichte beleidsadviezen gegeven worden. 6. Zijn de bedrijven in de Food en Health sector tevreden over het functioneren van het eigen cluster? De Food en Health clusters richten zich op kennisintensieve bedrijvigheid; hierdoor zijn ze een belangrijk onderdeel van het vestigingsklimaat in Gelderland. Om de kwaliteit van het vestigingsklimaat in Gelderland goed te kunnen beoordelen is het van belang om te kijken naar de manier waarop de bedrijven in de sectoren het eigen cluster waarderen. De mening van de Nederlandse bedrijven in deze sectoren dient als proxy voor het geringe aantal buitenlandse bedrijven in deze sector. Op het moment dat Nederlandse bedrijven in de clusters al niet tevreden zijn over het functioneren van het cluster dan zullen de buitenlandse bedrijven zich zeker niet tot deze clusters aangetrokken voelen.
15
7. Op welke punten kan het vestigingsklimaat in de provincie Gelderland in de toekomst verbeterd worden? Op basis van de vijfde en zesde deelvraag zullen de beleidsadviezen tot stand komen. Met behulp van deze zevende deelvraag wordt gekeken hoe de zwakke(re) punten van het vestigingsklimaat aangepakt kunnen worden. 1.5 Opbouw In het volgende hoofdstuk zal de eerste deelvraag beantwoord worden. In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van de buitenlandse bedrijven besproken en wordt er naar een verklaring voor het dalende aantal buitenlandse bedrijven gezocht. In hoofdstuk drie wordt vervolgens de tweede en derde deelvraag beantwoord. In het eerste gedeelte van dit hoofdstuk wordt gekeken hoe het locatiekeuzeproces van een bedrijf eruit ziet en welke omgevingsfactoren van belang zijn bij de locatiekeuze van een kennisintensief bedrijf. In het tweede gedeelte wordt gekeken naar de manier waarop het Nederlandse vestigingsklimaat gewaardeerd wordt door de buitenlandse bedrijven. Na deze macro-economische benadering in hoofdstuk drie wordt er in hoofdstuk vier gekozen voor een meso-economische benadering. In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de vierde deelvraag door het clusterprincipe toe te lichten en in te gaan op de regionale concurrentiepositie. Ook wordt in dit hoofdstuk de acquisitiestrategie van de provincie Gelderland besproken. In het vijfde hoofdstuk wordt vervolgens de methodologie van het onderzoek uiteengezet. In hoofdstuk zes worden de resultaten van het onderzoek onder kennisintensieve bedrijven in Gelderland aan de hand van de vijfde en zesde deelvraag besproken. Uit deze analyse komen een aantal beleidsadviezen voort. Deze beleidsadviezen zullen aan de hand van deelvraag zeven besproken worden in hoofdstuk zeven. In hoofdstuk acht wordt een korte samenvatting van de belangrijkste onderzoeksresultaten gegeven en zal de onderzoeksvraag beantwoord worden.
16
2. De buitenlandse bedrijven in Gelderland In dit hoofdstuk staan de buitenlandse bedrijven in de provincie Gelderland centraal. In de inleiding is beschreven dat het aantal buitenlandse bedrijven in Gelderland tussen 2004 en 2007 gedaald is. In dit hoofdstuk wordt hier een verklaring voor gezocht. Om dit te kunnen doen zal in paragraaf 2.1 allereerst de ontwikkeling van het aantal buitenlandse bedrijven beschreven worden. Vervolgens worden de vertrokken bedrijven in paragraaf 2.2 geanalyseerd en wordt gekeken welke verklaring deze bedrijven geven voor hun bedrijfsverplaatsing. In paragraaf 2.3 wordt tenslotte de eerste deelvraag van dit onderzoek beantwoord. 2.1 Ontwikkeling buitenlandse bedrijven In 2007 was ongeveer 0,4% van alle bedrijven in Gelderland een buitenlands bedrijf, zoals uit tabel 2.1 valt op te maken. Dit percentage daalde de afgelopen jaren. Tussen 2004 en 2007 is het aantal buitenlandse bedrijven afgenomen (van 595 in 2004 naar 533 in 2007), terwijl het totaal aantal bedrijven in Gelderland juist toenam (van 110.633 in 2004 tot 120.702 in 2007) (PWE Gelderland, 2007). Volgens het jaarlijkse rapport van de Stec Groep was in 2006 ongeveer 10% van alle buitenlandse bedrijven in Nederland in Gelderland gevestigd (Stec Groep, 2007: p. 17). Tabel 2.1: Aandeel buitenlandse bedrijfsvestigingen in Gelderland3 2004
2005
2006
2007
Totaal aantal vestigingen
110.633
112.874
116.024
120.702
Buitenlands (moeder) bedrijf
595
575
558
533
Aandeel buitenlandse bedrijven
0,5%
0,5%
0,5%
0,4%
Bron: eigen berekening op basis van PWE Gelderland (2007)
Ook het aantal arbeidsplaatsen bij de buitenlandse bedrijven in Gelderland is in dezelfde periode gedaald (van 30.999 in 2003 naar 27.885 in 2007), zoals uit tabel 2.2 blijkt. In dezelfde periode is het aantal arbeidsplaatsen in de provincie Gelderland juist toegenomen. 3
In de PWE krijgen de vestigingen het label ‘buitenlands bedrijf’ wanneer de vestiging buitenlandse eigenaren heeft. Wanneer de aandelen van een bedrijf overgaan van Nederlandse naar buitenlandse aandeelhouders, dan wordt het bedrijf daarmee een ‘buitenlands bedrijf.’ In de PWE verandert het label van de vestiging dan van een Nederlands bedrijf naar een buitenlands bedrijf. Aan dit label wordt geen datum verbonden waardoor het bedrijf volgens de PWE in het verleden ook altijd een buitenlands bedrijf geweest is. Hierdoor kunnen de resultaten enigszins vertekenen. Als voorbeeld hierbij kan het bedrijf NXP Semiconductors (4625 werknemers) in Nijmegen genomen worden. In augustus werd 2006 werd Philips Semiconductors verkocht aan een buitenlands bedrijf, NXP. Omdat het bedrijf nu in buitenlandse handen is, heeft dit bedrijf het label ‘buitenlands bedrijf’ gekregen. Dit label is aan de vestiging gehangen waardoor het bedrijf volgens de PWE ook in het verleden een buitenlands bedrijf was. 17
Volgens de Stec groep waren de buitenlandse bedrijven in Gelderland in 2006 goed voor 8% van de totale werkgelegenheid bij buitenlandse bedrijven in Nederland (Stec Groep, 2007: p. 17). Tabel 2.2: Aandeel werknemers bij buitenlandse bedrijven in Gelderland4 2003
2004
2005
2006
2007
Totaal aantal werknemers
907.586
907.713
903.252
916.142
938.884
Bij Buitenlands (moeder) bedrijf
30.999
29.949
28.305
28.295
27.885
Aandeel buitenlandse bedrijven
3,4%
3,3%
3,1%
3,1%
3,0%
Bron: eigen berekening op basis van PWE Gelderland (2007)
Het gemiddelde aantal arbeidsplaatsen ligt bij buitenlandse bedrijven in Gelderland hoger (gemiddeld 52,3) dan het gemiddelde aantal arbeidsplaatsen bij het totale aantal bedrijven in Gelderland (gemiddeld 7,8) (PWE Gelderland, 2007). Deze cijfers komen terug in figuur 2.1. In deze figuur zijn de bedrijven naar grootte klasse ingedeeld en is per klasse berekend hoeveel procent van het totaal aantal arbeidplaatsen er wordt gecreëerd. Voor Gelderland wijst de figuur op een soort van parabool, met andere woorden: een normale verdeling. Bij de buitenlandse bedrijven wordt de meeste werkgelegenheid gecreëerd bij de bedrijven met 100 tot 199 werknemers (23,6%) en 200 tot en met 499 werknemers (30,2%). De 11,1% bij de bedrijven met meer dan 1000 werknemers wordt volledig gecreëerd door NXP Semiconductors in Nijmegen. In 2007 was 54,4% van de buitenlandse bedrijven in Gelderland actief in de ‘reparatie consumentenartikelen en handel’, 28,1% was actief in de industrie en 10,1% was actief in de zakelijke dienstverlening, zoals ook uit tabel 2.3 valt af te lezen. In deze tabel wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van het aantal buitenlandse bedrijven tussen 2004 en 2007 per sector. Hieruit blijkt dat in absolute aantallen vooral het aantal buitenlandse bedrijven in de ‘industrie’, de ‘reparatie consumentenartikelen en handel’ en de ‘zakelijke dienstverlening’ daalde (PWE Gelderland, 2007).
4
In de Inleiding op pagina 8 is aangegeven dat de buitenlandse bedrijven in Nederland goed waren voor 7% van de werkgelegenheid. Voor Gelderland lijkt dit cijfer in tabel 2.6 met 3,0% in 2007 lager uit te pakken. Dit komt doordat er verschillende definities gehanteerd worden. In het onderzoek van de Stec Groep zijn alleen bedrijven in de analyse meegenomen die tenminste 5fte’s (fulltime equivalents) hebben. Daarnaast zijn bedrijven in de detailhandel, toeristische sector, horeca en de non-profit sector niet meegenomen. Bij de gegevens die gepresenteerd wordt aan de hand van de PWE en/of LISA database zijn alle bedrijven in alle sectoren meegenomen. 18
Figuur 2.1: Aandeel werknemers buitenlandse bedrijven naar grootte klasse Percentage banen naar grootte klasse
35 30 25
Banen buitenlandse bedrijven GLD
20 15
T otaal banen GLD
10 5
10 00
99 9
>
79 9 80 0
t/ m
49 9 50 0
t/ m
19 9 20 0
t/ m
99 10 0
t/ m
49 50
t/ m
19
t/ m
20
10
t/ m
9
4
t/ m 5
1
t/ m 2
G
ee n
0
Bron: eigen berekening op basis van PWE Gelderland (2007) Tabel 2.3: Aantal buitenlandse bedrijven in Gelderland naar sector en sectorstructuur (totaal = 100%) Buitenl.
Buitenl 2007
Buitenl 2007
Ontwikkeling
2004 in GLD
in GLD
in %
2004-2007
Landbouw, jacht- en bosbouw
3
3
0,6%
0
Industrie
170
150
28,1%
-20
Bouwnijverheid
9
9
1,7%
0
Reparatie
311
290
54,4%
-21
Horeca
3
3
0,6%
0
Vervoer, opslag en communicatie
16
15
2,8%
-1
Financiële instellingen
3
1
0,2%
-2
Zakelijke dienstverlening
71
54
10,1%
-17
Milieudienstverlening, cultuur en
8
7
1,3%
-1
Overig
1
1
0,2%
0
Totaal
595
533
100%
-62
consumentenartikelen
en handel
recreatie
Bron: eigen berekening op basis van PWE Gelderland (2007)
Tabel 2.4 laat zien dat de buitenlandse bedrijven in 2007 de meeste werkgelegenheid in de industriesector creëerden. De ontwikkeling van het aantal banen bij de buitenlandse bedrijven tussen 2003 en 2007 laat zien dat vooral in de industriesector het aantal banen sterk gedaald is. In de zakelijke dienstverlening is het aantal banen bij de buitenlandse bedrijven tussen 2003 en 2007 juist toegenomen (PWE Gelderland, 2007).
19
Tabel 2.4: Aantal arbeidsplaatsen bij buitenlandse bedrijven in Gelderland naar sector en sectorstructuur (totaal = 100%) Buitenl 2003
Buitenl
in GLD Landbouw, jacht- en bosbouw
2007
in
Buitenl 2007
Ontwikkeling
GLD
in %
2003-2007
40
40
0,1%
0
Industrie
17.770
14.533
52,1%
-3.237
Bouwnijverheid
235
195
0,7%
-40
Reparatie consumentenartikelen
8.029
7.992
28,7%
-37
Horeca
104
117
0,4%
13
Vervoer, opslag en communicatie
1.370
1.326
4,8%
-44
Financiële instellingen
49
9
0,1%
-40
Zakelijke dienstverlening
2.713
3.057
10,9%
344
Milieudienstverlening, cultuur en
645
565
2,0%
-80
Overig
44
51
0,2%
7
Totaal
30.999
27.885
100%
-3114
en handel
recreatie
Bron: eigen berekening op basis van PWE Gelderland (2007)
Van deze buitenlandse bedrijven is 76% afkomstig uit Europa, 18% uit Noord-Amerika en 5% uit Azië. Uit Europa zijn de meeste bedrijven afkomstig uit Duitsland (189), GrootBrittannië (55), België (34), Tsjechië (28) en Zweden (20). Uit Noord-Amerika komen 89 bedrijven uit de VS en uit Azië komen 13 bedrijven uit China, 7 uit Japan en 6 uit Taiwan (eigen berekening op basis van PWE Gelderland, 2007). Als er gekeken wordt naar WGR-regio’s5 waar deze bedrijven gevestigd zijn, dan valt uit tabel 2.5 op dat de meeste bedrijven gevestigd zijn in de Stadsregio Arnhem/Nijmegen. In de Stadsregio wordt ook de meeste werkgelegenheid gecreëerd.
5
In de provincie Gelderland zijn 5 WGR regio’s: Stedendriehoek, Achterhoek, Rivierenland, de Vallei en Noord Veluwe + het Kaderwetgebied Stadsregio Arnhem-Nijmegen. Voor de precieze indeling zie de Provinciale Werkgelegenheidsenquête 2006, bijlage J., p. 79 20
Tabel 2.5: Aandeel aantal buitenlandse bedrijven en werkgelegenheid bij buitenlandse bedrijven per WGR-regio Aandeel aantal bedrijven
Aandeel werkgelegenheid
Arnhem-Nijmegen
36,1%
41,2%
Rivierenland
16,0%
12,8%
De Vallei
15,5%
11,6%
Stedendriehoek
15,3%
19,3%
Achterhoek
12,5%
8,4%
Noord-Veluwe
4,6%
6,7%
Bron: eigen berekening op basis van PWE Gelderland (2007)
2.2 Verklaring verdwijnen buitenlandse bedrijven Het is opmerkelijk dat het aantal buitenlandse bedrijven in Gelderland de laatste jaren gedaald is. Als er gekeken wordt naar de individuele redenen van de bedrijven om de vestiging uit Gelderland te verplaatsen, dan blijkt uit tabel 2.6 dat de belangrijkste reden is dat bedrijven een vestiging elders in Nederland openen. Dit gebeurt in 44,1% van de gevallen. Een bedrijfsverplaatsing naar het buitenland komt slechts in 1,7% van de gevallen voor (PWE Gelderland, 2007). Tabel 2.6: Verklaring ‘verdwenen’ buitenlandse bedrijven tussen 2004 - 2007 Reden verdwijnen
Aantal
Aandeel %
Verhuizing naar overig Nederland
52
44,1%
Faillissement vestiging
8
6,8%
Fusie
5
4,2%
Verhuizing naar buitenland
2
1,7%
Reden niet bekend
51
43,2%
Totaal
118
100%
Bron: eigen berekening op basis van PWE Gelderland (2007)
Als gekeken wordt naar de bedrijfsactiviteiten van de buitenlandse bedrijven die uit Gelderland verdwijnen, dan valt in tabel 2.7 af te lezen dat tussen 2004 en 2007 voornamelijk groothandel, zakelijke dienstverlening, productiebedrijven en detailhandel verdween. Deze vier bedrijfsactiviteiten verklaren 81,4% van de uit Gelderland verdwenen bedrijven (Eigen berekening op basis PWE Gelderland, 2007). De buitenlandse bedrijven die zich in Gelderland vestigen, richten zich volgens Oost NV voornamelijk op de logistieke sector6 of op de Technology, Food of Health sector (Oost NV, 2008). Op basis van de informatie uit de PWE, is dit onderscheid in tabel 2.8 minder goed te zien. Uit deze tabel blijkt dat 48,3% van 6
Onder de categorie ‘groothandel’ vallen vaak ook bedrijven die tot de logistieke sector behoren. Een voorbeeld hiervan is de recente vestiging van het distributiecentrum van Lidl in Tiel 21
de nieuwe bedrijven actief is in de groothandel, 13,3% in de zakelijke dienstverlening en 11,7% in de industrie7. Tabel 2.8: Soort bedrijf dat ‘verdwijnt’ en dat zich nieuw vestigt tussen 2004 en 2007 Soort bedrijf
Verdwenen bedrijven
Percentage
Nieuwe bedrijven
Percentage
47
39,9%
29
50,0%
Zakelijke dienstverlening
20
17,0%
8
13,8%
Productie/industrie
17
14,5%
7
12,1%
Detailhandel
12
10,2%
1
1,7%
Onderzoeks- en adviesbureau
5
4,2%
2
3,4%
Transport & Logistiek
5
4,2%
4
6,9%
Financieel
3
2,5%
1
1,7%
Bouw
3
2,5%
1
1,7%
Speur- en ontwikkelingswerk
1
0,8%
2
3,4%
Overig
5
4,2%
3
5,2%
Totaal
118
100%
58
100%
Groothandel incl. Food en Medisch gerelateerd 8
(Bron: eigen berekening op basis van PWE Gelderland (2007))
Buitenlandse bedrijven die hun vestiging verplaatsten naar overig Nederland, doen dat vooral naar Noord-Brabant en Utrecht. Uit tabel 2.9 blijkt verder dat een kleine 10% van de bedrijven naar Limburg en Overijssel verplaatsten. In totaal verhuisde 63,5% van de bedrijven naar een aangrenzende provincie (PWE Gelderland, 2007). Veel bedrijven verhuisden over een relatief kleine afstand. Wanneer het buitenlandse bedrijf besloot haar vestiging te verplaatsen naar een andere regio, dan bedroeg de gemiddelde afstand tussen de oude en de nieuwe locatie 73 kilometer (eigen berekening op basis van PWE Gelderland, 2007). De belangrijkste redenen9 die gegeven zijn voor de bedrijfsverplaatsingen waren ‘de wens om een meer centraal gelegen locatie te hebben’, ‘we willen dichter bij de klanten in de Randstad zitten’ en ‘de bereikbaarheid van de oude locatie was niet optimaal’. Een aantal bedrijven is verhuisd naar een locatie in de nabijheid van de oude locatie. Hiermee zijn ze net de provinciegrens overgegaan. Een voorbeeld hiervan dient een bedrijf dat gevestigd was in Hoevelaken en als nieuwe locatie Leusden gekozen heeft.
7
De in tabel 2.8 gepresenteerde data lijken niet overeen te komen met de gegevens van Oost NV. Dit hoeft echter niet zo te zijn, omdat de SBI codes te weinig informatie geven over de specifieke activiteiten van het bedrijf. Om de juiste conclusies te kunnen trekken is aanvullende informatie over de bedrijfsactiviteiten van de verdwenen en nieuw gevestigde bedrijven noodzakelijk. 8 Zakelijke dienstverlening exclusief ‘organisatie- en adviesbureaus,’ ‘financieel’, en ‘speur- en ontwikkelingswerk’ 9 De vertrokken bedrijven waarvan het emailadres te achterhalen was, hebben een email gekregen met de vraag waarom ze vertrokken zijn uit Gelderland. De meest genoemde redenen zijn in de tekst weergegeven. 22
Tabel 2.9: Nieuwe locatie verplaatste buitenlandse bedrijven binnen Nederland Provincie
Aantal
Aandeel %
Noord-Brabant
16
30,8%
Utrecht
12
23,1%
Noord-Holland
10
19,2%
Zuid-Holland
6
11,6%
Overijssel
4
7,7%
Limburg
1
1,9%
Flevoland
1
1,9%
Friesland
1
1,9%
Zeeland
1
1,9%
Totaal
52
100%
Bron: eigen berekening op basis van PWE Gelderland (2007)
2.3 Conclusie De laatste jaren zijn er in Gelderland meer buitenlandse bedrijven vertrokken dan er zich gevestigd hebben. Dit is een zorgelijke constatering aangezien de buitenlandse bedrijven juist als groeiversnellers van de regionale economie gezien worden. Een gedeeltelijke verklaring voor het verdwijnen van deze bedrijven is dat bedrijven een meer centrale, in de Randstad gelegen, locatie ambiëren. Hiervoor verplaatsen ze zich binnen Nederland. Maar deze verklaring is niet van toepassing op alle bedrijven die uit Gelderland verdwenen zijn. Bovendien is van meer dan 43% van de bedrijven niet bekend waarom ze uit Gelderland zijn vertrokken. Dit zou te maken kunnen hebben met het Nederlandse ondernemersklimaat of met het specifieke Gelderse vestigingsklimaat. In het volgende hoofdstuk zal specifieke aandacht besteed worden aan het locatiekeuzeproces van een bedrijf. In dat hoofdstuk wordt bekeken of er macro-economische factoren zijn die de verplaatsing van de bedrijven uit Gelderland kan verklaren.
23
24
3. Het locatiekeuzeproces op macro-economisch niveau In dit hoofdstuk wordt, voor de afname van het aantal buitenlandse bedrijven in de provincie Gelderland, naar een verklaring op macro-economisch niveau gezocht. Hiervoor is het nodig dat er inzicht gecreëerd wordt in het locatiekeuzeproces van kennisintensieve bedrijven. Met behulp van de tweede deelvraag wordt in paragraaf 3.1 inzicht gegeven in de vraagzijde van het locatiekeuzeproces. In deze paragraaf wordt op basis van de theorie uit de economischegeografie gekeken hoe het locatiekeuzeproces eruit ziet en welke locatiefactoren van belang zijn voor het aantrekken van kennisintensieve buitenlandse bedrijven. Vervolgens wordt in paragaaf 3.2 met behulp van de derde deelvraag gekeken hoe het vestigingsklimaat in Nederland gewaardeerd wordt door de buitenlandse bedrijven. Het is van belang om deze waardering mee te nemen, omdat het belangrijke informatie geeft over de omgevingsfactoren die op nationaal niveau bepaald worden. Deze omgevingsfactoren kunnen hierdoor niet beïnvloed worden door beleid vanuit de provincie Gelderland. Daarnaast geeft deze waardering een indicatie over de waardering van het Gelderse vestigingsklimaat, omdat de provincie Gelderland immers onderdeel uitmaakt van het Nederlandse vestigingsklimaat. 3.1 Het locatiekeuzeproces 3.1.1. De verschillende fasen Een locatiebeslissing wordt volgens Bruinsma en Knippenberg (1999: p. 4) genomen in twee fasen. In de eerste fase wordt of de beslissing genomen om het bedrijf of een deel van de bedrijfsactiviteiten naar elders te verplaatsen; of om een nieuwe vestiging in het buitenland te openen. De beslissing in deze eerste fase wordt gemaakt op basis van bedrijfseconomische argumenten. Als de beslissing genomen is dát het bedrijf gaat verplaatsen of dat er een nieuwe vestiging geopend gaat worden, dan volgt in de tweede fase de beslissing wat de nieuwe locatie wordt. Deze tweede fase wordt volgens Moeckel (2007: p. 36) verdeeld in drie stappen. In de eerste plaats wordt de keuze voor een land of regio gemaakt, vervolgens wordt de keuze voor een specifiek gebied binnen het gekozen land of regio gemaakt en uiteindelijk wordt er een geschikte locatie (bouwkavel of bestaande bedrijfshuisvesting) gekozen. In het locatiekeuzeproces zoekt het bedrijf ‘naar de locatie waar de ‘bedrijfsexterne’ factoren zo goed mogelijk overeenkomen met de (interne) eisen die het bedrijf stelt’ (Atzema et al., 2002: p. 40). Er wordt gesproken van ‘zo goed mogelijk’ omdat de onderneming in het keuzeproces beschikt over slechts beperkte en gekleurde informatie over de mogelijke
25
locaties. Deze bounded rationality zorgt ervoor dat de manager van het bedrijf dat verplaatst gaat worden een keuze dient te maken op basis van incomplete informatie. Deze keuze betreft mogelijke regio’s in landen waarmee de manager in het algemeen niet bekend is (o.a. Wintjes, 2001: p. 41 en Bruinsma & Knippenberg, 1999: p. 5). De perceptie van de ondernemer blijkt een voorname rol te spelen in de uiteindelijke keuze voor een nieuwe bedrijfslocatie. Het is daarom noodzakelijk om als regio de aandacht te trekken van dié buitenlandse ondernemingen die op zoek zijn naar een nieuwe locatie in Europa. Een goede marketingstrategie van het aanbod is daarom noodzakelijk. In hoofdstuk vier wordt ingegaan op de marketingstrategie van de provincie Gelderland. 3.1.2 Harde en zachte locatiefactoren De uiteindelijke locatiekeuze wordt gemaakt op basis van incomplete informatie, maar met deze informatie vergelijkt het bedrijf de potentiële vestigingslocaties. Welke factor(en) uiteindelijk beslissend is (zijn) voor de locatiekeuze verschilt per bedrijf en ligt aan de individuele preferenties van de bedrijven. Wel is duidelijk dat een groot aantal factoren invloed heeft op de uiteindelijke locatiekeuze. Deze factoren zijn onder te verdelen in twee groepen, namelijk harde en zachte locatiefactoren. Het verschil tussen deze twee ‘groepen’ ligt volgens Dziembowska-Kowalska en Funck (2000: p. 2-3) in het effect dat deze factoren kunnen hebben op de winstgevendheid van de onderneming. Ze stellen dat ‘factors that influence a region’s specific conditions for a certain productive activity having, thus, a direct impact on the net profit rate, and being determined by market forces or through direct market intervention should be treated as hard location factors; all other factors exerting an indirect influence only, and having ‘no visible’ impact on economic outcome should be regarded as soft factors.’ Een ander veel gebruikt criterium is dat harde locatiefactoren betrekkelijk eenvoudig te kwantificeren zijn. Zachte locatiefactoren daarentegen, zijn moeilijk te kwantificeren en hun directe effect op de locatiebeslissing zijn lastig(er) te meten, omdat ze vaak niet in geld uitgedrukt kunnen worden (o.a. DziembowskaKowalska & Funck, 2000: p. 3 en Moeckel, 2007: p. 46-48). 3.1.3 De locatiefactoren voor kennisintensieve bedrijven Kennisintensieve bedrijven maken een andere afweging dan bijvoorbeeld productiebedrijven, als het gaat om bedrijfsverplaatsing of de opening van een nieuwe vestiging. Buck Consultants International heeft in 2004 onderzoek gedaan naar de locatie eisen van buitenlandse R&D-activiteiten. Deze resultaten zijn door Erken et al. (2004) gebruikt in hun
26
onderzoek naar de buitenlandse directe investeringen in R&D in Nederland. De factoren die in deze twee onderzoeken gebruikt zijn, zullen de basis vormen van dit onderzoek. In het onderzoek van Buck Consultants International (2004) is een telefonisch interview gehouden onder 30 in Nederland gevestigde R&D bedrijven en 32 in het buitenland gevestigde R&D bedrijven. De meeste van de geënquêteerde bedrijven hebben in de paar jaar voorafgaand aan het onderzoek van Buck Consultants International hun R&D vestiging geopend. Gevraagd is naar de belangrijkste factoren (maximaal drie) in hun uiteindelijke locatiekeuze. Tabel 3.1: Belangrijkste factoren bij recente locatiekeuze Nederland
Buitenland
Totaal
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
Historische gronden/overname
10
20
8
12
18
16
Noodzaak/strategie om R&D activiteiten in Europa te hebben
6
12
0
0
6
5
Aanwezigheid specifieke kennis (universiteiten, instituten)
5
10
12
18
17
15
Ligging/ internationale bereikbaarheid
5
10
11
16
16
14
Aanwezigheid & koppeling nabijheid productie
5
10
6
9
11
9
Beschikbaarheid gekwalificeerd personeel
4
8
7
10
11
9
Aanwezigheid relaties andere bedrijven/cluster
3
6
5
7
8
7
Subsidiemogelijkheden en stimuleringsmaatregelen
3
6
4
6
7
6
Belastingklimaat
2
4
0
0
2
2
Persoonlijke contacten/netwerk
1
2
2
3
3
3
R&D bevordering/stimulans overheid
0
0
5
7
5
4
Overig
5
10
7
10
12
10
Totaal
49
100
67
100
116
100
Bron: Buck Consultants International, 2004: p. 32
Uit tabel 3.1 blijkt dat bij de keuze voor een nieuwe locatie vooral historische overwegingen (16%), de aanwezigheid van specifieke kennis (die op hun oude locatie niet voorhanden was) (15%) en internationale bereikbaarheid (14%) een belangrijke rol spelen bij de keuze voor een nieuwe locatie. Als gekeken wordt naar het belang10 dat de R&D vestigingen aan de verschillende locatiefactoren hechten, dan blijkt uit tabel 3.2 dat vooral de beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel (65,3%), internationale bereikbaarheid (52,0%) en het World Class 10
De geinterviewde managers bij de R&D vestigingen hadden de mogelijkheid de verschillende locatiefactoren als cruciaal, belangrijk, enigszins van belang, onbelangrijk te waarderen en de mogelijkheid om aan te geven dat de locatiefactor niet van toepassing was. 27
karakter van universiteiten en kennisinstellingen (50%) erg belangrijk worden geacht. In het onderzoek van Erken et al. (2004) zijn alle locatiefactoren die een waarde hadden van >35,0% meegenomen in hun onderzoek. Deze factoren zullen ook in dit onderzoek meegenomen worden. Tabel 3.2: Belang van locatiefactoren van R&D
Belangrijk
Enigszins
Cruciaal
Belangrijk
Enigszins
Buitenland
Cruciaal
Nederland
Rang
Locatiefactor
1
½
¼
1
½
¼
Score
1.
Beschikbaarheid gekwalificeerd personeel
14
13
2
8
22
2
65,3%
2.
Internationale bereikbaarheid
5
17
5
6
20
6
52,0%
3.
World Class karakter instituten/universiteiten
6
11
10
8
13
10
50,0%
4
12
10
6
13
10
44,4%
4.
Samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen & bedrijven
5.
Capaciteit en kwaliteit ICT/Telecominfrastructuur
3
15
9
6
10
10
42,3%
6.
Nabijheid lead users en/of strategische partners
9
4
8
6
9
9
41,5%
7.
R&D stimuleringsmaatregelen
4
14
5
6
6
16
40,7%
8.
Kosten R&D personeel
4
13
10
1
16
11
39,9%
9.
Quality of Life
0
17
8
5
10
14
38,7%
10.
Algemene belastingregelingen
3
13
6
3
11
12
36,3%
11.
Regulering en wetgeving
5
9
9
2
12
11
36,3%
12.
Ondernemersklimaat dat innovatie stimuleert
2
10
11
3
15
6
35,1%
13.
Kosten bedrijfshuisvesting
2
9
14
2
10
16
33,9%
14.
Relatie met andere activiteiten huidige locatie
5
7
6
3
7
12
31,5%
15.
Aanwezigheid toonaangevende clusters/sectoren
2
8
10
3
11
10
31,5%
16.
Ligging t.o.v. overige vestigingen
1
7
15
3
7
13
29,0%
1
2
14
3
10
13
27,0%
17.
Vestigingsmogelijkheden op technology en science parks
18.
Beschikbaarheid venture capital
1
4
5
2
6
10
19,0%
19.
Overheid als launching customer
2
2
6
0
4
9
14,1%
Bron: Erken et al., 2004: p. 8
In de volgende paragraaf zal de waardering van deze locatiefactoren op macro-economisch niveau voor Nederland gemeten worden. Op basis van deze analyse zal gekeken worden in hoeverre de vraag van bedrijven overeenkomt met het aanbod van het Nederlandse vestigingsklimaat.
28
3.2 Vestigingsklimaat in Nederland In diverse rapporten is er onderzoek gedaan naar de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat in Nederland. In deze paragraaf worden de uitkomsten van de twee meest recente onderzoeken besproken. Dit zijn het onderzoek van het Ministerie van Economische Zaken (2006 (1)) en Ernst & Young (2007). 3.2.1 Resultaten eerdere onderzoeken In de periode tussen december 2005 en maart 2006 heeft het DBIN (Directie Buitenlandse Investeringen Nederland van het Ministerie van Economische Zaken) onderzoek gedaan naar de kwaliteit van het vestigingsklimaat in Nederland. De buitenlandse bedrijven konden hun waardering geven middels een kwalificatie van 1 (zeer slecht) tot en met 10 (uitmuntend). Elke locatiefactor is weer onder te verdelen in een aantal subthema’s. In tabel 3.3 zijn de resultaten uit dit onderzoek opgenomen. Uit tabel 3.3 blijkt dat de geografische ligging, in combinatie met de aanwezigheid van Schiphol en de haven van Rotterdam, hoog gewaardeerd wordt door de buitenlandse bedrijven. Ook over de kwaliteit van de nutsvoorzieningen, de ICT en telecominfrastructuur en de culturele faciliteiten in Nederland zijn de buitenlandse bedrijven zeer te spreken. De wet- en regelgeving wordt in Nederland slecht gewaardeerd. De variabelen bij deze factor scoren gemiddeld een 5,7. Hierbij worden vooral de milieuwetgeving (5,3) en de wet- en regelgeving op het vlak van de werk- en verblijfsvergunningen (5,5) laag gewaardeerd. Ook het Nederlandse arbeidsrecht (4,8), de kosten van arbeid (5,4), de kosten van levensonderhoud (5,9) en de mobiliteit en bereikbaarheid (6,0) zijn punten waar Nederland niet goed op scoort. In 2007 heeft Ernst & Young onderzoek gedaan naar de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingsplaats voor buitenlandse investeerders. Aan dit onderzoek hebben 205 ‘top executives’ van buitenlandse bedrijven in Nederland (99) en van buitenlandse bedrijven buiten Nederland (106, waarvan 66 van buiten Europa) meegewerkt. Op een schaal van 1 (not at all atractive) tot 5 (very attractive) konden ze aangeven hoe aantrekkelijk ze de verschillende locatiefactoren in Nederland vinden. In tabel 3.4 zijn de factoren opgenomen die de top executives het meest aantrekkelijk vinden in Nederland.
29
Tabel 3.3: Waardering locatiefactoren naar thema Locatiefactoren naar thema
Gemiddelde score
Kwalificatie naar subthema
1. Nederland algemeen
7,5
Bijzonder hoog scoren de mainports (8,0), de internationale oriëntatie (7,9) en de geografische positie (7,8).
2. Afzetmarkt
7,2
De toegang tot andere Europese markten wordt zeer hoog gewaardeerd (7,6).
3. Infrastructuur
6,8
De kwaliteit van de nutsvoorzieningen wordt goed beoordeeld (7,4), evenals de ICT-infrastructuur (7,3). Een zorgpunt vormen mobiliteit en bereikbaarheid (6,0).
4. Innovatie
6,7
De kwaliteit van de kennisinfrastructuur wordt als tamelijk goed ervaren (6,9). De beschikbaarheid van onderzoekers scoort minder (6,5).
5. Leefomgeving
6,6
Vrije tijdsbesteding en culturele faciliteiten scoren goed (7,1). De kosten van levensonderhoud krijgen de laagste waardering in dit thema (5,9).
6. Bedrijventerreinen en kantoorruimte
6,6
De beschikbaarheid en kwaliteit van kantoorruimte krijgen een hoge waardering (7,4). Zorgpunten zijn de kosten van bedrijfsruimte (6,4) en met name de toenemende onveiligheid en criminaliteit (6,2).
7. Fiscaliteit
6,4
De 30%-regeling krijgt de hoogste waardering (6,8). De andere aspecten (winstbelasting, rulingspraktijk, douane en attitude belastingdienst) scoren tussen 6,2 en 6,4.
8. Arbeid
6,2
Een hoge waardering krijgt de meertaligheid van de Nederlandse werknemer (7,6). Ook goed scoort de kwaliteit van de beroepsbevolking (6,8). Slecht scoren de kosten van arbeid (5,4). De locatiefactor die door buitenlandse ondernemingen het laagst wordt gewaardeerd is het Nederlandse arbeidsrecht (4,8).
9. Wet- en regelgeving
5,7
Regelgeving bij het opstarten van een bedrijf wordt nog redelijk gewaardeerd (6,2). Wet- en regelgeving op het vlak van werk- en verblijfsvergunningen (5,5) en milieu (5,3) wordt als een stuk minder geapprecieerd.
(Bron: Ministerie van Economische Zaken, 2006: p. 19)
Uit deze tabel blijkt dat vooral de quality of life in Nederland erg aantrekkelijk gevonden wordt. Ook de stabiele sociale omgeving, de telecominfrastructuur en het niveau van de lokale arbeidskrachten worden als zeer positief ervaren.
30
Tabel 3.4: De aantrekkelijke factoren van het Nederlandse vestigingsklimaat Factor
Very attractive
Total attractive11
Quality of life
63%
89%
Stable social environment
56%
88%
Telecom infrastructure
54%
82%
Local labour skill level
44%
84%
Clear and stable policies, legislation and administration
44%
79%
Transport & logistics infrastructure
44%
73%
Special tax treatment of holding finance and headquarters
31%
63%
R&D availability and quality
29%
68%
Netherlands’ special expertise
29%
66%
Bron: Ernst & Young, 2007: p. 17
In tabel 3.5 zijn de factoren opgenomen die volgens de top executives niet aantrekkelijk zijn in Nederland. Vooral de kosten van het personeel, de kosten van land en de arbeidswetgeving worden door de top executives niet aantrekkelijk gevonden. Tabel 3.5: De niet-aantrekkelijke factoren van het Nederlandse vestigingsklimaat Factor
Not at all attractive
Total attractive12
Labor costs
26%
57%
Cost of land
26%
57%
Labour law flexibility
16%
40%
National & regional development policies
14%
42%
Availability of sites
12%
32%
Environmental, labor, migration, setting up a business regulations
7%
34%
Bron: Ernst & Young, 2007: p. 18
3.2.2 Positie Nederland in vergelijking met de andere EU landen De bovenstaande waardering geeft in belangrijke mate aan hoe het bedrijfsleven het vestigingsklimaat in Nederland waardeert. Bij enquêtes, zoals die van het Ministerie van Economische Zaken (2006 (1)) en Ernst & Young (2007), is het de vraag of er een volledig betrouwbaar beeld geschetst wordt van het vestigingsklimaat omdat in de steekproef bij beide onderzoeken een beperkt aantal bedrijven geënquêteerd is. Ter ondersteuning van de hierboven besproken resultaten vergelijkt tabel 3.6 de 27 lidstaten van de Europese Unie met elkaar op basis van een vijftal indicatoren die voor kennisintensieve bedrijven van belang zijn. Geheel in lijn met de uitkomsten van de eerdere onderzoeken is de goede kwaliteit van de ICT en telecomvoorzieningen in Nederland. De breedband penetratie in Nederland is goed te 11 12
Total attractive is very attractive + fairly attractive Total ‘attractive’ is not at all attractive + little attractive 31
noemen met een aantal van 33,1 lijnen per 100 inwoners. Alleen in Denemarken ligt dit hoger dan in Nederland (Eurostat, 2008). De hoogte van de Nederlandse investeringen in R&D en Human Resources valt tegen wanneer Nederland vergeleken wordt met de andere lidstaten. De 9de plaats bij de uitgaven aan R&D en de 13de plaats bij de uitgaven aan Human Resources onderstreept de constatering die in de inleiding gedaan werd. Het aantal jaarlijkse patentaanvragen is wel goed te noemen. Alleen in Duitsland, Finland, Oostenrijk en Luxemburg worden jaarlijks meer patenten aangevraagd dan in Nederland (Eurostat, 2008). De kosten van arbeid in Nederland worden niet goed gewaardeerd door de buitenlandse bedrijven in Nederland. Het is duidelijk dat deze kosten te hoog liggen, doordat het aantal beschikbare goedgekwalificeerde arbeidskrachten te laag ligt. De aanwas van afgestudeerden in Science en Technology richtingen ligt alleen in Tsjechië, Hongarije, Cyprus en Malta lager dan in Nederland (Eurostat, 2008). Tabel 3.6: Positie Nederland op voor kennisintensieve bedrijven belangrijke indicatoren, vergelijking met EU-27 Omvang
Plek NL in EU 25
Uitgaven aan Human Resources (als percentage van het GDP) (2005) Uitgaven aan R&D (als percentage van het GDP) (2005)
5,19%
13
1,74%
9
Science en Technology afgestudeerden (aantal per 1000 inwoners tussen
8,6
22
165,28
5
33,1
2
de 20 en 29) (2005) Patentaanvragen bij het EPO (aantal aanvragen per miljoen inwoners) 2005 Breedband penetratie (aantal lijnen per 100 inwoners) (2007) Bron: eigen bewerking op basis van Eurostat ( 2008)
3.3 Conclusie In dit hoofdstuk is inzicht gegeven in de vraagzijde bij het locatiekeuzeproces van buitenlandse bedrijven. Het is duidelijk geworden welke factoren bedrijven belangrijk vinden bij de keuze van een nieuwe locatie. De waardering van deze factoren is op macroeconomisch niveau voor Nederland onderzocht. Hieruit blijkt dat bedrijven in Nederland voornamelijk tevreden zijn over de quality of life, de internationale ligging en de kwaliteit van ICT en telecominfrastructuur. De buitenlandse bedrijven zijn minder tevreden over verschillende soorten wetgeving, zoals de milieuwetgeving, het arbeidsrecht en wetgeving
32
omtrent het aanvragen van werk- en verblijfsvergunningen. Ook de mobiliteit en bereikbaarheid, de kosten van het levensonderhoud en de kosten van arbeid worden minder goed gewaardeerd. Vooral de kosten van arbeid in combinatie met het gebrek aan beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel baart zorgen. Een aantal van deze minder goede factoren wordt op nationaal niveau beïnvloed, door wetgeving en beleid van de rijksoverheid. Een aantal van deze factoren kan ook op provinciaal niveau beïnvloed worden. Op dit meso-economisch niveau zal in het volgende hoofdstuk ingegaan worden. In dit hoofdstuk is de vraag van bedrijven in het locatiekeuzeproces behandeld. In het volgende hoofdstuk zal ingegaan worden op het aanbod; onderzocht zal worden hoe een regio zich het beste kan profileren als aantrekkelijke vestigingslocatie voor kennisintensieve buitenlandse bedrijven en hoe Gelderland dat doet.
33
34
4. Het regionale aanbod In het vorige hoofdstuk is de vraag van bedrijven in het locatiekeuzeproces besproken. In dit hoofdstuk zal er gekeken worden naar het aanbod van de regio in dit proces. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag hoe een regio zich het beste kan profileren als aantrekkelijke vestigingslocatie voor kennisintensieve (buitenlandse) bedrijven. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal in paragraaf 4.1 het belang van clusters voor de regionale concurrentiepositie uiteengezet worden. In deze paragraaf zal aandacht geschonken worden aan de global-local paradox, de clustertheorie en de voorwaarden voor een topinnovatieve regio. In paragraaf 4.2 wordt vervolgens gekeken hoe Gelderland zich als aantrekkelijke vestigingslocatie voor kennisintensieve bedrijven probeert te profileren. Aan de hand van het triangle concept focust Gelderland zich op de Food en de Health sector. Dit concept zal in paragraaf 4.2 uiteengezet worden. Op basis van de bevindingen uit hoofdstuk drie en vier zullen in paragraaf 4.3 een viertal hypothesen opgesteld worden. Deze hypothesen dienen als handvat bij de analyse van het vestigingsklimaat in Gelderland. 4.1 Het belang van clusters voor de regionale concurrentiepositie 4.1.1 Global-Local Paradox De economie wordt de laatste jaren gekenmerkt door een hoge mate van globalisering. Het economische succes van een onderneming of regio wordt volgens de internationaliseringsvisie in toenemende mate bepaald door internationale omstandigheden, zoals internationale concurrentie en de toegenomen internationale samenwerking (Wintjes, 2001: p. 15-16). Het zou niet langer noodzakelijk zijn om een vestiging dicht bij een lokale markt te hebben om deze te kunnen bedienen. Productiefactoren als kapitaal en technologie kunnen immers verkregen worden vanuit een internationaal netwerk (Porter, 2000: p. 15). Vanuit dit perspectief wordt de wereld kleiner en lijken afstanden, mede door sterk dalende transportkosten, niet langer een belemmering te vormen. Traxler en Luger (2004: p. 280) veronderstellen dat door het gebruik van internet een ‘virtuele agglomeratie’ ontstaat; veel activiteiten kunnen met behulp van het internet ondernomen worden waardoor het belang van fysieke nabijheid afneemt. In de meest extreme voorstelling die Wintjes (2001: p. 15) van internationalisering geeft ‘zijn grenzen tussen regio’s verdwenen, consumeren wereldburgers volgens wereldstandaarden, opereren ondernemingen op homogene wereldmarkten en heeft iedereen via internet overal toegang tot dezelfde wereldwijde kennisvoorraad.’ In een minder extreme opvatting wordt er vanuit gegaan dat bedrijven meer footloose worden. Bedrijven
35
vestigen zich daar waar de productie het goedkoopste plaats kan vinden, zijn geneigd vaak van locatie te veranderen en zien het succes van het bedrijf vooral afhangen van wereldwijde omstandigheden. (Wintjes, 2001 & Porter, 2000). Tegenover deze visie op internationalisering staat juist de visie dat het belang van de regio toeneemt. In de economisch-geografische literatuur gaat hier juist extra aandacht naar uit. Het gaat dan vooral om de begrippen en de toepassing van de industrial district literatuur (Becattini), de learning region (Florida), de localized knowledge (Antonelli) en de clusterliteratuur (Porter) (Wintjes, 2001). Vooral aan literatuur omtrent regionale clusters zal in dit onderzoek de nodige aandacht besteed worden. In de meest extreme voorstelling die Wintjes (2001: p. 16) van localisering geeft ‘kan het bedrijf alleen functioneren onder de specifieke, lokale omstandigheden waaruit het is voortgekomen en is economisch succes voor een regio een louter interne of endogene aangelegenheid.’ In minder extreme zin betekent localisering dat de locale context van een bedrijf ook in een periode van toenemende internationalisering van belang blijft. Zo hangt het succes van internationaal opererende bedrijven vaak nog samen met de succesfactoren in de regio waar het bedrijf ontstaan is (Wintjes, 2001: p. 16). In dit onderzoek wordt niet vastgehouden aan een extreme vorm van internationalisering of van lokalisering. Er wordt uitgegaan van een trend van internationalisering waarbij de regio waar het bedrijf gevestigd is een belangrijke factor is in het uiteindelijke succes van de onderneming. Dat de ene regio meer weet te profiteren van het internationaliseringsproces dan de andere hangt volgens Porter (1990) samen met de unieke samenhang tussen het overheidsbeleid, de samenwerkingsverbanden tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en kennisinstellingen, de productie- en vraagomstandigheden in de regio en de heersende bedrijfscultuur. Vanuit deze visie worden juist de verschillen tussen regio’s belangrijk en kunnen clusters het verschil in economisch succes tussen regio’s bepalen. Dit clusterperspectief zal in de volgende subparagraaf verder uiteengezet worden. 4.1.2 Clusters Met zijn werk The Competitive Advantage of Nations heeft Michael Porter (1990) voor het eerst het clusterconcept geïntroduceerd. Clusters worden door Porter als volgt omschreven: ‘Clusters are geographic concentrations of interconnected companies, specialized suppliers, service providers, firms in related industries, and associated institutions (e.g., universities, standards agencies, trade associations) in a particular field that compete but also cooperate.’ 36
(Porter, 2000: p. 15). Met een cluster wordt dus het ruimtelijke netwerk bedoeld van bedrijven in dezelfde sector of in dezelfde bedrijfskolom. Doordat de bedrijven in elkaars nabijheid gevestigd zijn, kunnen ze profiteren van elkaars aanwezigheid. Daarnaast wordt een cluster versterkt als er samenwerkingsverbanden tussen de bedrijven bestaan en wanneer er samenwerking met publieke en/of private kennisinstellingen bestaat. Het hoeft niet zo te zijn dat een cluster per definitie een afgebakende administratieve eenheid is; in de praktijk blijkt dit vaker niét dan wél het geval te zijn (Tindemans, 2005: p. 3). Voor een regio is het van belang om te beschikken over een of meerdere competitieve clusters. Porter (2003: p. 549) stelt dat de prestatie van de regionale economie sterk wordt beïnvloed door de kracht van de lokale clusters en door de verscheidenheid en de vitaliteit van het innovatieve vermogen. Naast de positieve factoren die van deze clusters uitgaan, wijst hij ook op het gevaar om als regio afhankelijk te zijn van een beperkt aantal clusters. Dit zorgt er volgens Porter (2003: p. 569) voor dat de regionale economie sterk reageert op de trendontwikkeling van de mondiale economie. Zoals in de inleiding besproken is, bleek uit onderzoek van Gostelie et al. (2008: p.22) dat multinationals vooral worden aangetrokken door goed werkende clusters. Het hebben van concurrerende clusters heeft als positief neveneffect dat multinationals sneller geneigd zijn zich te vestigen in het cluster. Het is voor een bedrijf aantrekkelijk om deel uit te maken van een cluster, omdat een cluster positieve spillover effecten met zich meebrengt doordat het op drie manieren invloed heeft op de concurrentie in een sector. In de eerste plaats neemt de productiviteit van bedrijven in het cluster toe, in de tweede plaats beïnvloedt het cluster de innovatie-graad van de bedrijven en in de derde plaats stimuleert een cluster de oprichting van nieuwe bedrijven in dezelfde bedrijfstak. De clusters zijn door hun aantrekkelijkheid voor kennisintensieve (buitenlandse) bedrijven een belangrijke schakel in de vestigingsplaatskeuze en zijn als zodanig een belangrijke schakel in het regionale vestigingsklimaat. Clusters en productiviteit Door deel uit te maken van het cluster wordt het bedrijf in staat gesteld om gemakkelijker input-factoren te verkrijgen; toegang te krijgen tot gespecialiseerde informatie, technologieën en kennisinstellingen; en samen te werken met bedrijven in dezelfde sector. Daarnaast zorgt een cluster ervoor dat de werknemers de garantie hebben op een vaste arbeidslocatie en wordt het makkelijker om goed geschoolde werknemers aan te trekken. En niet in de laatste plaats 37
zorgt een cluster voor betere motivatie en prestaties bij de bedrijven binnen het cluster. Lokale concurrentie is immers motiverend omdat bedrijven niet onder willen doen voor hun concurrenten (Porter, 1998: p. 80-81). Clusters en innovatie Doordat bedrijven in elkaars nabijheid opereren, weet men door indirecte en directe kennisuitwisseling over het algemeen goed waar de concurrent mee bezig is. Volgens Bathelt et al. (2004) speelt de local buzz een belangrijke rol in de kennisuitwisseling in het cluster. Ze omschrijven deze local buzz als ‘the idea that a certain milieu can be vibrant in the sense that there are lots of piquant and useful things going on simultaneously and therefore lots of inspiration and information to receive for the perceptive local actors’ (Bathelt, 2004: p. 38) Daarnaast zorgt de aanwezigheid in een cluster ervoor dat een bedrijf over de capaciteit en de flexibiliteit kan beschikken om snel op innovaties te reageren. Binnen het cluster zijn gespecialiseerde partners en toeleveranciers te vinden waardoor het makkelijker wordt een nieuwe innovatie snel in de markt te plaatsen. Omdat de lokale toeleveranciers en partners op een intensieve manier in het innovatieproces met elkaar samenwerken, kan beter op de behoefte van de klant ingespeeld worden (Porter, 1998: p. 81). Clusters en nieuwe start-ups Het is niet verwonderlijk dat het makkelijker is om een nieuwe onderneming op te zetten binnen de grenzen van een cluster. Als iemand als werknemer in dienst geweest is bij een bedrijf dat deel uitmaakt van het cluster, dan weet diegene precies waar er nog tekortkomingen liggen in producten of dienstverlening. Door een eigen bedrijf op te zetten kunnen de gaten gevuld worden. Daarnaast zijn de toetredingsbarrières lager dan elders. De benodigde activa, vaardigheden, inputs en personeel zijn vaak aanwezig in het cluster en kunnen gebruikt worden door nieuwe start-ups. Daarnaast zijn de lokale financiële instituties en investeerders bekend met het cluster waardoor ze eerder geneigd zullen zijn te investeren tegen een lagere risicopremie (Porter, 1998: p. 81). Door de positieve aspecten van ruimtelijke clustering te beschrijven, lijkt het wel alsof ieder bedrijf evenveel kan profiteren van de vestiging in een cluster. Maar, zoals Weterings en Ponds (2007: p. 19) beschrijven, is de mate waarin bedrijven in een cluster in staat zijn om externe kennis te verwerven en succesvol om te zetten in nieuwe producten of processen sterk afhankelijk van de interne kennisbasis van het bedrijf zélf. Als de interne kennisbasis van het 38
bedrijf goed is, dan profiteert het bedrijf van de omgeving. Het concurrentievoordeel van een cluster ligt dus buiten het bedrijf en zelfs buiten de industrie. Volgens Porter (2000: p. 16) ligt het relatieve voordeel van bedrijven, behorende tot het cluster, in de locatie waar het bedrijf gevestigd is. Het aantrekken van buitenlandse investeerders heeft zowel voor de buitenlandse investeerder als voor de lokale bedrijven in het cluster op de lange termijn positieve effecten. De buitenlandse bedrijven in het cluster profiteren van de kennisstromen in het cluster. Zonder een vestiging in het cluster hadden ze hier niet over kunnen beschikken. De lokale bedrijven worden door de buitenlandse concurrentie gedwongen om efficiënter te produceren en de niet efficiënte bedrijven worden uit de markt geconcurreerd (De Prophis & Driffield, 2006: p. 278279). Daarnaast kunnen de lokale bedrijven profiteren van de internationale kennisstromen van de buitenlandse investeerder die lopen via hun global pipelines. Vooral buitenlandse bedrijven maken gebruik van kennis buiten het cluster. Dit zal de local buzz in het cluster ten goede komen, waardoor de lokale bedrijven van de buitenlandse bedrijven kunnen leren (Bathelt et al., 2004: p. 46). Voor een cluster is het van belang dat nieuwe buitenlandse bedrijven worden aangetrokken. Het aantrekken van nieuwe buitenlandse bedrijven zorgt ervoor dat het cluster groeit en de differentiatie toeneemt. De Prophis en Driffield (2006: p. 280-281) beschrijven de opwaartste spiraal die hierdoor op gang komt: ‘As a result, the cluster becomes a centre of accumulated competences across a range of related industries, and various stages of production. These localised centres of accumulated knowledge can be very attractive to outside firms, and thus attractive to inward investors contemplating a location decision.’ Maar om te kunnen groeien is het voor het cluster van belang dat de omgevingsfactoren aantrekkelijk zijn. Alleen dan kunnen nieuwe bedrijven aangetrokken worden en kan de opwaartse spiraal in gang gezet worden. De regio dient ervoor te zorgen dat de randvoorwaarden in het cluster zo optimaal mogelijk gecreëerd worden. De kwaliteit van het regionale vestigingsklimaat geeft een goede afspiegeling van deze randvoorwaarden. Een cluster dat zich ontwikkelt door de toetreding van nieuwe buitenlandse bedrijven en door het ontstaan van lokale spin-offs wordt aantrekkelijker. Porter (1998: p. 82) stelt dat ‘a growing cluster signals opportunity, and its success stories help attract the best talent. Entrepreneurs take notice, and individuals with ideas or relevant skills migrate in from other locations.’ Regionale succesvolle clusters hebben als het ware aantrekkingskracht voor talent
39
en nieuwe bedrijven. Vooral voor buitenlandse bedrijven kunnen regionale clusters erg interessant zijn. Een van de conclusies uit het rapport van De Prophis en Driffield (2006: p. 287) luidt dat lokale bedrijven profiteren van buitenlandse investeringen in het cluster. Het gaat dan specifiek om buitenlandse bedrijven die tot een bestaand cluster toetreden. Birkinshaw en Hood (2000: p. 151) vinden daarnaast bewijs voor het feit dat buitenlandse vestigingen die in het cluster gevestigd zijn meer autonoom opereren, meer ingebed zijn in lokale clusters en meer internationaal georiënteerd zijn dan buitenlandse vestigingen buiten het cluster. 4.1.3 Regionale Concurrentiepositie Voor een regio is het van belang om over een of meerdere concurrerende clusters te beschikken. Sterke clusters met een (inter)nationale uitstraling dragen immers bij aan de regionale concurrentiepositie en maken een locatie aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders. Met de regionale concurrentiepositie wordt bedoeld dat de welvaart in een regio ‘in sterke mate wordt bepaald door de vraag in hoeverre er ondernemingen gevestigd zijn die mee kunnen komen in de internationale concurrentiestrijd, dan wel dat er een productiemilieu bestaat dat in staat is om dergelijke bedrijven aan te trekken’. (Van Rietbergen et. al, 1990: p. 48). Volgens het onderzoek van Technopolis (2005: p. 5) is een van de karakteristieken van een toptechnologische regio dat de regio zich specialiseert in een beperkt aantal speerpunten. Tindemans (2005: p. 4 en 2007: p. 5) voegt hier aan toe dat er een viertal voorwaarden is waaraan topinnovatieve regio’s of clusters moeten voldoen. In de eerste plaats, zo stelt hij, moet de regio beschikken over de juiste competenties. Er dient een sterke wetenschappelijke basis en een sterk groeiende bedrijfsbasis te zijn. Hiermee bedoelt hij dat er in de regio een verscheidenheid aan goede kennisinstellingen behoort te zijn en dat het aantal bedrijven toe moet nemen. Dit kunnen spin-offs zijn, maar ook de doorgroei van de bestaande bedrijven is belangrijk en het liefst moeten hier enkele ‘grotere’ bedrijven bij zitten. In de tweede plaats behoort er een cultuur van samenwerken en ondernemerschap te zijn. De aanwezige universiteiten en onderzoeksinstellingen behoren intensief samen te werken met het bedrijfsleven
om
de
aanwezige
kennis
maximaal
te
benutten.
Daarnaast
dient
ondernemerschap aangemoedigd te worden. De ‘kenniswerkers’ bij de kennisinstellingen en de bedrijven moeten de ruimte kunnen krijgen om aan nieuwe ontwikkelingen te werken die ze zelf kunnen exploiteren. De bestaande bedrijven zullen hiervan kunnen profiteren. In de derde plaats zijn er ook de nodige voorzieningen nodig om vernieuwing en bedrijvigheid formeel en informeel te organiseren. Het gaat hier dan vooral om venture capital, business 40
development en de benodigde samenwerkingsverbanden om informatie formeel en informeel uit te kunnen wisselen waarmee nieuwe ideeën en innovaties bewerkstelligd kunnen worden. Daarnaast dient de regio te beschikken over voldoende science parken en hoogwaardige bedrijfsterreinen, goede transportverbindingen en een aantrekkelijk leefklimaat om topmensen aan te kunnen te trekken. Maar het belangrijkste is een kritische massa van hoogwaardige werkgelegenheid waarmee innovaties tot stand kunnen komen. In de vierde plaats is het van belang dat alle spelers in het cluster het eens zijn over hun aspiratieniveau en eensgezindheid tonen bij het inzetten van hun krachten. Het is dus belangrijk dat ‘alle neuzen dezelfde kant opstaan’ en dat de overheid zich inzet om zorg te dragen voor een zo optimaal mogelijk ondernemersklimaat (Tindemans, 2005 & 2007). 4.2 De strategie van de provincie Gelderland 4.2.1 Het triangle concept Het triangle concept is in 2004 in het leven geroepen. De naam ‘triangle’ staat voor de versterking van de kennisontwikkeling en kennistoepassing van de drie sterke sectoren in Oost-Nederland. Deze drie sectoren zijn Food, Health en Technology. Het gebied rondom Wageningen wordt aangemerkt als Food Valley, rondom de Radboud Universiteit is Health Valley gecentraliseerd en in Twente ligt het technologiecluster (zie ook figuur 4.1). Het doel van het triangle concept is om de mogelijkheden die de concentratie van specifieke kennis in Oost-Nederland biedt optimaal te benutten. Op deze manier zal de innovatiekracht van het bedrijfsleven en de regionaal economische structuur in de regio versterkt moeten worden. Dit zou er voor moeten zorgen dat Oost-Nederland in 2015 tot de top vijf van de wereld behoort met innovatieve instellingen en bedrijven die kennis ontwikkelen en toepassen op het gebied van de drie speerpuntsectoren (Kennisbeleid Oost Nederland, 2004: p. 4-7). Om de triangle-doelstellingen te kunnen halen is het van belang dat de focus op een aantal specifieke sectoren komt te liggen waarin een concurrentievoordeel bestaat in de regio. Het zogenaamde ‘backing winners’ zorgt ervoor dat bestaande sterkten uitgebreid worden en dat de succesvolle ontwikkelingen in de regio verder uitgebouwd en aan elkaar verbonden worden.
41
Figuur 4.1: De Triangle
Bron: Ministerie van Economische Zaken (2006) (2): p.9
Het triangle concept werd in 2006 ook omarmd door de nationale overheid. In het beleidsdocument ‘Pieken in de Delta’ werden voor Oost-Nederland een drietal kansrijke sectoren opgenomen. Dit zijn de drie sectoren die al vanaf 2004 werden gestimuleerd door middel van het triangle concept. Met de nota Pieken in de Delta is een omwenteling in regionaal economisch beleid tot stand gekomen. Waar tot voor kort de nadruk lag op het wegwerken van economische achterstanden ligt nu de focus op het gericht stimuleren van regionaal economische kansen, de pieken in de delta (Programmacommissie Oost Nederland, 2006: p. 14-15). Oost NV heeft jaarlijks gemiddeld 250 tot 300 projecten in de portefeuille, waarbij de laatste jaren nadrukkelijk wordt ingezet op de speerpuntsectoren (Jaarverslag Oost NV, 2006: p. 31). De uitgangspunten bij de activiteiten omtrent investeringsbevordering zijn dat acquisitie een kwestie van lange adem is (het duurt vaak meerdere jaren voordat resultaten zichtbaar worden) en dat de activiteiten zowel kwantitatieve (totale resultaat) als kwalitatieve (in de speerpuntsectoren) resultaten opleveren. Concreet betekent dit dat Oost NV zich pro-actief opstelt in de drie speerpuntsectoren (Meerjarenplan Oost NV, 2007: p. 31). Als belangrijkste peilers in het Triangle concept worden Food Valley in Wageningen, Health Valley in Nijmegen en het Innovatieplatform in Twente genoemd. Dit onderzoek richt zich op de kwaliteit van het vestigingsklimaat in de provincie Gelderland. Het Food en Health zijn 42
kennisintensieve clusters en zijn als zodanig een belangrijk onderdeel van het Gelderse vestigingsklimaat. In de volgende subparagrafen zal de structuur van de Food en Health clusters verder uiteengezet worden. 4.2.2 Food Valley Het Food cluster, dat gecentraliseerd is rondom de Universiteit van Wageningen, kan bestempeld worden als een internationaal ‘merk’ (Programmacommissie Oost-Nederland, 2006: p. 12). De Food & Nutrition sector in Gelderland beschikt over een aantal sterk ontwikkelde
subsectoren.
Met
name
de
‘voedingstechnologie’,
de
‘agribusiness’
(verwerkende industrie), ‘biotechnologie’ en ‘nutrition’ (‘novel Foods’, ‘functional Foods’ en ‘nutriceutals’) zijn sterk ontwikkeld (idem). Dat Food Valley internationaal erkend wordt als epicentrum van de voedingstechnologie, agribusiness en biotechnologie, en dan met name op het gebied van nutrition, vindt zijn basis in het feit dat Nederland de derde grootste exporteur van agroproducten en voeding in de wereld is (Technolpolis, 2005: p. 60). Daarnaast behoort de Universiteit van Wageningen tot de top drie van universiteiten in de wereld als het gaat om de invloed en het aantal publicaties op het gebied van voeding en tot de top vijf als het gaat om meest geciteerde instellingen op dit gebied (Technopolis, 2005: p. 10). Andere belangrijke onderzoeksinstellingen in de regio zijn het NIZO Foodresearch, TNO Food en Nutrition en Alterra. Daarnaast wordt er aan kennis rondom voeding gewerkt in de onderzoeksinstituten Food Innovations, RIKILT (veiligheid van voedsel), Plant Research International (plantenbiotechnologie), het Wageningen BioNanotechnologie center en het Wageningen Center for Food Sciences (Kennisbeleid Oost-Nederland, 2004: p.10). In Gelderland is een aantal grote en bekende bedrijven in de Food sector gevestigd. Tot deze bedrijven behoren onder andere Campina in Wageningen, Heinz en Schuitema in Elst, Struik in Nijkerk, Aviko in Steenderen en Friesland Foods in onder andere Ede, Nijkerk en Borculo. Ondanks de aanwezigheid van deze grote spelers is er geen concentratie van bedrijven in de Food sector. De locatiequotiënt van 0,99 het aantal vestigingen en 1,14 voor het aantal banen uit tabel 4.1 geven dit aan (PWE Gelderland, 2007 en LISA, 2007). Vooral in de Gelderse Vallei13 is het aandeel van de Food sector in de totale werkgelegenheid groot. In de Vallei wordt ongeveer 8% van de totale werkgelegenheid door de Food sector gecreëerd (PWE Gelderland, 2007). De locatiequotiënt van 2,05 geeft ook aan dat er in de Vallei een concentratie van bedrijven in de Food sector is. De bedrijven in en om Wageningen zijn erg 13
Tot de Vallei behoren de gemeenten Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel en Wageningen. 43
kennisintensief en trekken daarmee weer nieuwe kennisintensieve bedrijven aan. Zo zijn er in 2007 met Kikkoman Europe R&D Lab B.V., Nippon Suisan, Dyadic Nederland BV en Embrapa vier nieuwe, op R&D gerichte, buitenlandse bedrijven gevestigd in Wageningen (Oost NV, 2008). Tabel 4.1: Kerncijfers Food sector in 2007 Food NL
in
% aandeel
Food
sector
GLD
in
NL
in
% aandeel
Locatiequotiënt
Food
sector
Gelderland
De Vallei
in
GLD
in
% aandeel
Locatiequotiënt
sector
De Vallei
in
De Vallei
Vestigingen
24.147
2,5%
2.997
2,5%
0,99
502
3,1%
1,25
Banen
289.569
3,8%
40.163
4,3%
1,14
9.449
7,7%
2,05
Bron: eigen berekening op basis van PWE Gelderland (2007)
Rondom Food Valley zijn de contacten die de bedrijven hebben met de kennisinstellingen vrij intensief. Er is een aantal kennisintensieve spelers nauw betrokken bij het onderzoek dat zich in Wageningen afspeelt en er vinden op het gebied van voeding contract research activiteiten plaats (Technopolis, 2005: p. 40). Op deze manier participeren de bedrijven die zich met R&D bezig houden actief in het regionale kennissysteem. Ondanks het feit dat de voedselsector weinig R&D-intensief is (gemiddeld wordt 1,5 à 2% van de omzet besteed aan R&D) is er in Food Valley een netwerk ontstaan waarin bedrijven en kennisinstellingen op een actieve manier samenwerken om nieuwe innovaties te bewerkstelligen (Tindemans, 2005: p. 7). Het aandeel van de buitenlandse bedrijven in de Food sector is relatief klein. In 2007 was 1,0% van de bedrijven in de Food sector in Gelderland een buitenlands bedrijf. Deze bedrijven waren goed voor 4,3% van de werkgelegenheid in de sector. Het aantal buitenlandse bedrijven in de sector daalde tussen 2003 en 2007 van 38 naar 30 (PWE Gelderland, 2007). Belangrijke buitenlandse concurrenten op het gebied van Food R&D zijn voornamelijk het Franse cluster rondom Montpellier en INRA en het Öresund cluster in Denemarken en Zweden (Tindemans, 2005: p. 7). Als de Gelderse positie ten opzichte van de concurrerende regio’s14 in de Food sector bekenen wordt dan valt uit tabel 4.2 op te maken dat Gelderland, 14
Om de vergelijking met de concurrerende Europese regio’s in de Food en Health sector te kunnen maken, dienen deze concurrerende regio’s eerst afgebakend te worden. In de Food sector is er een tweetal Europese netwerkorganisaties, waarbij de belangrijkste Europese regio’s die zich richten op de Food sector aangesloten zijn. Het gaat hier dan om het Food Innovation Netwerk Europe (FINE) waar Food Valley bij aangesloten is en het ABC-network. De in deze netwerkorganisaties verenigde regio’s worden gezien als de belangrijkste concurrerende regio’s voor Gelderland. 44
op de voor topinnovatieve bedrijven belangrijke indicatoren, vooral een middenmoot positie inneemt. Met een vierde positie in de hoogte van de R&D uitgaven en een vijfde positie in de participatie in onderwijs en trainingen doet de regio het redelijk goed. Meer zorgen baart het aantal studenten dat een HBO of WO opleiding volgt. De aanwas van nieuwe goedgekwalificeerde arbeidskrachten lijkt in Gelderland achter te blijven op de concurrerende regio’s in de Food sector. Als gevolg hiervan kan verwacht worden dat de kosten van arbeid een probleem kan gaan vormen in Gelderland. Tabel 4.2: Positie Gelderland op voor kennisintensieve bedrijven belangrijke indicatoren, vergelijking met concurrerende ‘Food-regio’s’
Life-long learning - participatie in onderwijs en trainingen in de leeftijdgroep 25-64 jaar (2006) Aantal studenten die een HBO of WO opleiding volgt (als percentage van het totaal aantal studenten) (2005)15 Werkgelegenheid in high-tech dienstverlening (als percentage van de totale werkgelegenheid) (2006) Patentaanvragen bij het EPO (aantal aanvragen per miljoen inwoners) (2003) R&D-uitgaven als percentage van het BBP (2003)16
Omvang
EU-rangorde Food
14,0%
5 (van 16)
12,0%
13 (van 14)
4,2%
11 (van 17)
71
8 (van 14)
2,1%
4 (van 12)
Bron: eigen bewerking op basis van Eurostat ( 2008)
4.2.3 Health Valley Health Valley is gecentraliseerd rondom de Radboud Universiteit (RU) en het Universitair Medisch Centrum (UMC) St. Radboud. Als speerpunten binnen de Health sector worden de subsectoren ‘neuroscience’, ‘biomedical materials’ en ‘molecular imaging’ genoemd (Programmacommissie Oost-Nederland, 2006). De missie van Health Valley is om ‘Health Valley te ontwikkelen tot een krachtige regio, met internationale bekendheid, die in staat is om economische meerwaarde te creëren en in staat is deze meerwaarde te vergroten door ook tot kansrijke combinaties te komen met Food en Technology’ (Kennisbeleid Oost-Nederland, 2004: p. 13). Of Health Valley in staat is om deze missie uit te voeren, zal nog moeten blijken. Health Valley is nog een relatief jong initiatief dat ontstaan is vanuit een tamelijk divers landschap van kennis- en zorginstellingen, kleine en middelgrote bedrijven en regionale overheidsinstanties.
15 16
Data voor Duitsland en het Verenigd Koninkrijk alleen op NUTS I niveau beschikbaar. Geen data voor het Verenigd Koninkrijk beschikbaar 45
Tot de RU en het UMC behoort een aantal specifieke centra. Onder andere het Institute for Molecules and Materials (IMM), het Nijmegen Centre for Molecular Life Sciences (NCMLS), het Institute for Neuroscience en het F.C. Donders Centre for Cognitve Neuroimaging behoren tot het UMC en de RU. Daarnaast zijn de Sint Maartenskliniek en het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen belangrijke onderzoeksinstellingen. Ook de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN) is actief in de Health sector. De HAN heeft namelijk een contract onderzoeks- en contract onderwijsorganisatie opgezet voor de Life Sciences, het BioCentre (Royal Haskoning, 2006: p. 6-7). Met een aantal van 537, is 11,5% van alle bedrijven in de Health sector in Nederland in Gelderland gevestigd. Deze bedrijven waren samen goed voor 13.915 arbeidsplaatsen, zoals te zien is in tabel 2.14. Met een locatiequotiënt van 0,92 voor vestigingen en 0,87 voor banen is de sector in Gelderland ondervertegenwoordigd. (PWE Gelderland, 2007 en LISA, 2007). Tabel 4.3: Kerncijfers Health sector in 2007 Health
%
aandeel
in NL
sector
in
Health
%
in GLD
sector
NL
aandeel in
Locatiequotient
Health
Gelderland
Stadsregio
GLD
in
%
aandeel
sector
in
Locatiequotiënt Stadsregio
Stadsregio
Vestigingen
4.681
0,5%
537
0,4%
0,92
207
1,3%
2,67
Banen
131.438
1,7%
13.915
1,5%
0,87
10.299
3,2%
1,86
Bron: eigen berekening op basis van PWE Gelderland (2007)
Het aantal buitenlandse bedrijven in de Health sector is tussen 2003 en 2007 van 26 naar 20 gedaald. De buitenlandse bedrijven waren in 2007 goed voor 1.082 arbeidsplaatsen, oftewel 7,8% (PWE Gelderland, 2007). Het belangrijkste deel van de werkgelegenheid in de Health sector is te vinden in de Stadsregio Arnhem/Nijmegen. Dit komt voornamelijk door de aanwezigheid van de Radboud Universiteit en het Universitair Medisch Centrum (UMC). Bij de Universiteit, en haar aanverwante onderzoeksinstellingen in de Health sector, waren in 2007 maar liefst 8.155 arbeidsplaatsen beschikbaar. Dit is goed voor 58,6% van de werkgelegenheid in de sector (PWE Gelderland, 2007). In de Stadsregio Arnhem/Nijmegen wordt 74% van de banen in de Health sector in Gelderland gecreëerd. Met een locatiequotiënt van 2,67 voor het aantal vestigingen en 1,86 voor het aantal banen, kan gesteld worden dat er een concentratie van bedrijven in de Health sector in de Stadsregio Arnhem/Nijmegen is. De conclusie kan
46
getrokken worden dat de Health sector in Gelderland grotendeels afhankelijk is van het UMC St. Radboud. In Health Valley zijn de relaties in de innovatieketen met name gericht op de kennisontwikkelingskant. De RU en het UMC zijn hierin de belangrijkste spelers. De relatie tussen de regionale economie en de kennisinfrastructuur lijkt nog niet heel ver ontwikkeld te zijn (Technopolis, 2005: p. 48). Hier lijkt verandering in te komen, doordat er spin-offs ontstaan vanuit de centra’s die behoren tot de RU en het UMC. Door Royal Haskoning (2006: p. 13-15) wordt er op aangedrongen dat de voorwaarden gecreëerd moeten worden om meer innovatieve spin-offs te genereren. Het FiftyTwoDegrees project is opgezet als locatie waar innovatieve bedrijven zich kunnen vestigen in een nieuw en innovatief business park17. Ook krijgen jonge starters met een universitaire achtergrond de mogelijkheid om hun bedrijf op te starten in het Mercator Technology & Science Park dat op de campus van de RU ligt. Naast huisvesting kunnen de starters profiteren van onderlinge samenwerkingsverbanden en kennisuitwisseling met de universiteit18. Ondanks het feit dat de regio een goede kennisbasis heeft en de mogelijkheden creëert om de opkomst van techno-starters aan te moedigen, wordt er op het gebied van Health in Nederland niet direct naar Health Valley gekeken. Tindemans (2005, p. 9) geeft als voorbeeld dat Philips Medical Systems op het gebied van neurocognitie zeer geïnteresseerd is in een hechte samenwerking met het F.C. Dondersinstituut, maar dat het op het gebied van cardiologie niet naar Nijmegen kijkt, maar juist naar Maastricht of Groningen. Dit geeft aan dat Health Valley niet het centrum van de Nederlandse Health sector is, maar dat het fungeert als een van de ankerpunten binnen een veel groter cluster. Ook heeft de Health sector een veel internationaler karakter dan de Food sector. Alleen in Nederland al zijn er vijf andere regio’s die zich op deze sector richten en in Europa zijn dit er in totaal 76.19 Uit tabel 4.4 valt op te maken dat Gelderland niet meer dan een middenmoot positie inneemt in de Europese vergelijking op de voor kennisintensieve bedrijven belangrijke indicatoren. Alleen de Gelderse positie bij de werkgelegenheid in de gezondheidszorg (11e) 17
Bron: www.fiftytwodegrees.nl, website bezocht op 26-02-2008 Bron: http://www.ru.nl/mercator, website bezocht op 26-02-2008 19 Voor de Health sector is er geen duidelijk overzicht te vinden van de Europese regio’s die zich op deze sector richten. Om toch een goede en betrouwbare afbakening te maken van de is gekeken naar de meest geciteerde onderzoekers in dit vakgebied. Middels het overzicht van ‘highly cited researchers’ per vakgebied kan gekeken worden uit welke steden en/of universiteiten deze onderzoekers afkomstig zijn. Omdat de Health sector een kennisintensieve sector is, waarbij onderzoek veelal centraal staat, is het gebruik van het overzicht van de meest geciteerde onderzoekers per vakgebied de manier om de concurrerende regio’s te kunnen selecteren. 18
47
valt in positieve zin op. De positie van Gelderland, bij het aantal studenten dat een HBO of WO opleiding volgt, valt in negatief opzicht op. Tabel 4.4: Positie Gelderland op voor kennisintensieve bedrijven belangrijke indicatoren, vergelijking met concurrerende ‘Health-regio’s’
Life-long learning - participatie in onderwijs en trainingen in de leeftijdgroep 25-64 jaar (2006) Aantal studenten die een HBO of WO opleiding volgt (als percentage van het totaal aantal studenten) (2005)20 Werkgelegenheid in high-tech dienstverlening (als percentage van de totale werkgelegenheid) (2006) Werkgelegenheid in gezondheidszorg (als percentage van de totale werkgelegenheid) (2006) Patentaanvragen bij het EPO (aantal aanvragen per miljoen inwoners) (2003) R&D-uitgaven als percentage van het BBP (2003)21
Omvang
EU-rangorde Health
14,0%
35 (van 72)
12,0%
39 (van 41)
4,2%
59 (van 76)
15,4%
11 (van 76)
71
39 (van 70)
2,1%
19 (van 45)
Bron: eigen bewerking op basis van Eurostat ( 2008)
4.3 Hypothesen Op basis van de vraag en aanbodkant in het locatiekeuzeproces kunnen een viertal hypothesen opgesteld worden over de verwachte waardering van het vestigingsklimaat in de provincie Gelderland. Deze hypothesen zijn gebaseerd op de resultaten van de eerdere onderzoeken naar het Nederlandse vestigingsklimaat en op de in dit hoofdstuk beschreven structuur van de Food en Health clusters. In combinatie met de vijfde en zesde deelvraag zal met behulp van deze hypothesen de analyse van het vestigingsklimaat in Gelderland op een duidelijke manier gestructureerd worden. Deze hypothesen zullen hieronder kort geïntroduceerd en toegelicht worden. Op basis van de analyse van het vestigingsklimaat op macro-niveau kwamen een aantal positieve en negatieve punten naar voren over het Nederlandse vestigingsklimaat. De verwachting is dat deze punten overeen zullen komen met de analyse van het Gelderse vestigingsklimaat. Allereerst de positieve punten. De buitenlandse bedrijven waren positief over de quality of life, de centrale ligging en de kwaliteit van de ICT en telecominfrastructuur. De quality of life en de kwaliteit van de ICT en telecominfrastructuur zijn ook voor 20 21
Data voor Duitsland en het Verenigd Koninkrijk alleen op NUTS I niveau beschikbaar. Geen data voor het Verenigd Koninkrijk beschikbaar 48
kennisintensieve bedrijven van belang. De verwachting is dat bedrijven in Gelderland deze factoren om deze reden goed waarderen. Dit leidt tot de eerste hypothese: H1: De bedrijven in het onderzoek zijn tevreden over de quality of life en de kwaliteit van de ICT en Telecominfrastructuur in Gelderland De negatieve punten van het Nederlandse vestigingsklimaat waren vooral ontevredenheid over de verschillende soorten wetgeving, zoals de milieuwetgeving, het arbeidsrecht en wetgeving omtrent het aanvragen van werk- en verblijfsvergunningen. Ook de mobiliteit en bereikbaarheid, de kosten van het levensonderhoud en de kosten van arbeid werden minder goed gewaardeerd. De verwachting is dan ook dat de wetgeving en de regionale bereikbaarheid ook in Gelderland voor problemen gaan zorgen. Aangezien de wetgeving op landelijk niveau bepaald wordt gaat de tweede hypothese in op de regionale bereikbaarheid: H2: De bedrijven in het onderzoek zijn ontevreden over de regionale bereikbaarheid in Gelderland Zoals genoemd zijn de bedrijven ook ontevreden over de kosten van arbeid. Uit dit hoofdstuk bleek dat het aantal studenten dat een HBO of WO opleiding volgt in Gelderland aan de lage kant is. Dit leidt tot een tekort aan goedgekwalificeerd personeel en zorgt voor de hoge kosten van arbeid. Uit deze bevindingen is de derde hypothese gedestilleerd: H3: De bedrijven in het onderzoek hebben een probleem met het vinden van voldoende gekwalificeerd personeel in Gelderland. Hierdoor vinden zij ook de kosten van arbeid in Gelderland te hoog Uit dit hoofdstuk is gebleken dat de clusters een belangrijk onderdeel zijn van het regionale vestigingsklimaat. Gelderland probeert twee kennisintensieve clusters verder uit te bouwen. Het Food cluster in Gelderland lijkt meer kans te hebben om zich internationaal op de kaart te plaatsen dan het Health cluster. Op basis van deze constatering mag verwacht worden dat de bedrijven in de Food sector positiever zullen zijn over het functioneren van het cluster dan de bedrijven in de Health sector. Dit leidt tot de vierde hypothese:
49
H4: De bedrijven in de Food sector in Gelderland zijn positiever over het functioneren van het eigen cluster dan bedrijven in de Health sector 4.4 Conclusie Voor een regio is het belangrijk om de eigen sterktes te benadrukken en verder uit te breiden. De focus op het hebben van een of meerdere concurrerende clusters kan ervoor zorgen dat een regio zich kan profileren als aantrekkelijke vestigingslocatie voor kennisintensieve bedrijven. Op deze manier wordt gewerkt aan een zo goed mogelijke regionale concurrentiepositie. Gelderland probeert dit te doen door in te zetten op de Food en Health clusters. Van de twee clusters lijkt het Food cluster het meest kansrijk te zijn om zich internationaal te kunnen onderscheiden. De Health sector lijkt vooralsnog te klein om (inter)nationaal op te vallen, laat staan zich te onderscheiden. Uit dit hoofdstuk blijkt verder dat het aantal studenten dat een HBO of WO opleiding volgt, in vergelijking met de concurrerende regio’s in Gelderland laag is. Dit baart zorgen omdat dit de aanwas vormt voor de arbeidskrachten van de toekomst. In hoofdstuk drie en vier is de vraag en het aanbod van het locatiekeuzeproces besproken, is de kwaliteit van het Nederlandse vestigingsklimaat uiteengezet en is het beleid van de provincie Gelderland toegelicht. Op basis van deze achtergrond op macro-economisch niveau (hoofdstuk drie) en meso-economisch niveau (hoofdstuk vier) zal in hoofdstuk zes de kwaliteit van het Gelderse vestigingsklimaat worden besproken. De manier waarop de kwaliteit van het Gelderse vestigingsklimaat onderzocht is, zal uiteengezet worden in het volgende hoofdstuk. In dat hoofdstuk wordt de methodologie van dit onderzoek toegelicht.
50
5. Methodologie De resultaten van het onderzoek naar de kwaliteit van het regionale vestigingsklimaat in de provincie Gelderland zijn tot stand gekomen door middel van een survey. Deze survey is te vinden in bijlage 1. De survey-methode zal in paragraaf 5.1 besproken worden. 5.1 Survey-onderzoek In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een digitale enquête. Het doel van de enquête is om door een analyse op micro-niveau (bedrijven) een beeld te krijgen over het meso-niveau (de regio). Het gebruik van deze digitale enquête heeft voor het onderzoek als voordeel dat er door de onderzoeker nauwelijks invloed is uitgeoefend op de respondent. Als nadeel heeft deze methode dat de respondenten geen aanvullende informatie kunnen geven. Dit belemmert het verkrijgen van nieuwe inzichten (Bryman, 2004: p. 131-142). Om dit probleem te kunnen ondervangen zijn er in de enquête naast de gesloten vragen ook open vragen opgenomen of konden de antwoorden door gesloten vragen verduidelijkt worden. Een ander mogelijk probleem bij een enquête is dat de vragen niet duidelijk kunnen zijn of dat de vragenlijst te lang en te uitputtend is voor de respondent. Om deze problemen te kunnen ondervangen is aanvullende informatie opgenomen om bepaalde ‘lastige’ vragen te verduidelijken en is de tijd die het invullen van de enquête kost door verschillende personen getest. Naar aanleiding van deze tests is besloten de vragenlijst op enkele plaatsen aan te passen of in te korten. De enquête is digitaal verzonden naar de geselecteerde bedrijven. Dit betekent dat de bedrijven het vragenformulier via een link op het internet konden bereiken en in konden vullen. De vragenlijst is digitaal gemaakt door het bedrijf I&O Research uit Enschede. Dit bedrijf heeft de e-mail naar de geselecteerde bedrijven ook verzonden en heeft ervoor gezorgd dat de resultaten in een SPSS database werden aangeleverd. Voorafgaand aan de enquête is een selectie gemaakt van de bedrijven die de enquête zouden ontvangen. Op basis van de PWE Gelderland zijn alle buitenlandse bedrijven en alle bedrijven in de Food en Health sector22 geselecteerd. Vervolgens zijn de bedrijven in de detailhandel (zoals o.a. Mc Donalds en diverse brood- en banketbakkers) uit de lijst gehaald. Daarna is 22
Vanuit het beleidsrapport Pieken in de Delta is er een indeling voor de Food en de Health sector op basis van SBI-codes gemaakt. Deze indeling is in dit onderzoek aangehouden. 51
gekeken of van elk bedrijf een e-mailadres beschikbaar was. Bij ongeveer 400 bedrijven was dit niet het geval. Van deze bedrijven is getracht het e-mailadres te achterhalen. Dit is gedaan via ‘Google’ en door bedrijven telefonisch te benaderen. Hiermee zijn ongeveer 200 emailadressen achterhaald. Van de 1645 bedrijven die in eerste instantie geselecteerd zijn, zijn er 197 bedrijven afgevallen omdat ze geen e-mailadres hadden en 368 bedrijven omdat ze geen e-mailadres hadden. Uiteindelijk hebben 1080 bedrijven de enquête ontvangen. Naar deze bedrijven is 28 april 2008 een brief ter aankondiging van de enquête verzonden. Deze brief was ondertekend door de heer J.C. Verdaas als waarnemend gedeputeerde voor Economische Zaken van de provincie Gelderland en is opgenomen in bijlage 2. Vervolgens is op 7 mei 2008 de e-mail met de inloggegevens naar alle bedrijven verstuurd. De bedrijven die nog niet op de website ingelogd hadden, hebben op 15 mei 2008 een herinnering via de email ontvangen. De bedrijven hebben tot 27 mei 2008 de mogelijkheid gehad de enquête in te vullen. De bedrijven die voor dit onderzoek geselecteerd waren, zijn onder te verdelen in een vijftal categorieën, namelijk ‘buitenlands bedrijf in de Food sector’, ‘buitenlands bedrijf in de Health sector’, ‘overig buitenlands bedrijf’, ‘Nederlands bedrijf in de Food sector’ en ‘Nederlands bedrijf in de Health sector’. Het aantal buitenlandse bedrijven in de Food en Health sector, zoals besproken in hoofdstuk twee, ligt niet erg hoog. Om een goed en betrouwbaar beeld te krijgen, is besloten om ook de Nederlandse bedrijven in beide sectoren te enquêteren. In tabel 5.1. is de onderzoekspopulatie weergegeven en valt af te lezen hoeveel bedrijven per categorie de enquête volledig ingevuld hebben. Tabel 5.1: Omvang populatie en omvang steekproef Buitenlands
Buitenlands
Buitenlands
Nederlands
Nederlands
bedrijf Food
bedrijf Health
bedrijf overig
bedrijf Food
bedrijf Health
16
16
355
550
143
1080
Respons
3
2
45
79
22
151
% Respons
18,8%
12,5%
12,7%
14,4%
15,3%
14,0%
Aantal ‘geselecteerde’
Totaal
bedrijven
Uit tabel 5.1 blijkt dat het aantal ingevulde enquêtes bij de buitenlandse bedrijven in de Food (3) en in de Health sector (2) te laag ligt. Hierdoor zouden de uitkomsten voor deze categorieën bepaald worden door een te beperkt aantal bedrijven. De Nederlandse bedrijven in de Food en Health sector zijn hierom als proxy gebruikt voor de waardering van de
52
buitenlandse bedrijven in de Food en Health sector. Buitenlandse bedrijven zijn over het algemeen kritischer dan Nederlandse bedrijven als het gaat om een potentiële locatie. De buitenlandse bedrijven vergelijken de potentiële locatie met de eigen vestiging(en) in het thuis land. Wanneer de Nederlandse bedrijven niet tevreden zijn over bepaalde zaken, zullen de buitenlandse bedrijven dit waarschijnlijk al helemaal niet zijn. De resultaten van zowel de Nederlandse als de buitenlandse bedrijven zijn opgenomen onder de bedrijven in de Food en Health sector. De resultaten van de buitenlandse bedrijven in de Food en Health sector zijn ook opgenomen in de categorie ‘buitenlandse bedrijven’. Bij het ‘totaal’ zullen de antwoorden van de buitenlandse bedrijven in beide sectoren maar één keer meegenomen worden. In tabel 5.2 is de aangepaste steekproefomvang weergegeven. Tabel 5.2: Aangepaste omvang populatie en omvang steekproef Buitenlandse bedrijven
Bedrijven Food sector
Bedrijven Health sector
Totaal
Aantal geselecteerde bedrijven
387
566
159
1080
Respons
50
82
24
151
% Respons
12,9%
14,5%
15,1%
14,0%
Uit tabel 5.3 blijkt dat de gemiddelde bedrijfsomvang in de enquête (gemiddeld 71 werknemers per vestiging) redelijk overeenkomt met de gemiddelde bedrijfsomvang in de populatie (gemiddeld 67 werknemers per vestiging). Bij de verschillende categorieën zitten er aanmerkelijk grotere verschillen in de gemiddelde bedrijfsomvang tussen de populatie en de steekproef (de enquête). Tabel 5.3: Gemiddelde bedrijfsgrootte populatie en steekproef
Gem.. bedrijfsomvang geselecteerde bedrijven Gem.. bedrijfsovang ‘respons’ bedrijven
Buitenlands
Nederlands bedrijf
Nederlands bedrijf
bedrijf
Food
Health
89
50
80
67
74
79
44
71
Totaal
53
54
6. Het vestigingsklimaat in Gelderland In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van dit onderzoek gepresenteerd en geanalyseerd. Het doel van dit hoofdstuk is om een goed beeld te krijgen van de kwaliteit van het vestigingsklimaat in Gelderland. Om dit te bewerkstelligen wordt in dit hoofdstuk antwoord gegeven op de vijfde en de zesde deelvraag. In paragraaf 6.1 wordt gekeken hoe Gelderland scoort op de voor kennisintensieve bedrijven belangrijke omgevingsfactoren. Dit wordt gedaan aan de hand van het belang en de waardering van de verschillende omgevingsfactoren. Hiermee wordt de eerste hypothese besproken. Vervolgens worden in paragraaf 6.2 de omgevingsfactoren besproken die een minder goede waardering gekregen hebben. In deze paragraaf worden de tweede en derde hypothese besproken. In paragraaf 6.3 wordt vervolgens de Food sector besproken. In deze paragraaf wordt gekeken of de bedrijven in de Food sector tevreden zijn over het functioneren van het eigen cluster. In paragraaf 6.4 wordt hetzelfde gedaan voor de bedrijven in de Health sector. Aan het eind van deze paragraaf wordt de vierde hypothese besproken. 6.1 Belang en waardering van de verschillende omgevingsfactoren In de enquête is elk bedrijf gevraagd naar het belang van de voor kennisintensieve bedrijven belangrijke omgevingsfactoren. Ook is de bedrijven gevraagd naar hun waardering van de kwaliteit van de verschillende omgevingsfactoren in Gelderland. Bij beide vragen kon dit gedaan worden middels een cijfer van één tot tien. In figuur 6.1 zijn de resultaten voor de buitenlandse bedrijven opgenomen. In deze figuur zijn de omgevingsfactoren gerangschikt naar het belang dat er door de 50 buitenlandse bedrijven aan gehecht is. Uit de figuur blijkt dat: •
Gelderland bij de buitenlandse bedrijven goed scoort wat betreft de quality of life (7,6), capaciteit en kwaliteit ICT en telecominfrastructuur (7,1) en bedrijfshuisvesting (7,1);
•
Gelderland bij de voor de buitenlandse bedrijven belangrijke locatiefactoren23 minder scoort bij de fysieke infrastructuur (6,2), algemene belastingregelingen (6,3), beschikbaarheid van voldoende personeel (6,3) en de internationale bereikbaarheid (6,4);
23
Locatiefactoren waarvan het belang gemiddeld een 7 of hoger is 55
•
Gelderland bij de locatiefactoren die minder belangrijk geacht worden24 ook lage rapportcijfers scoort;
•
De aanwezigheid van en samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen, universiteiten en andere bedrijven minder laag scoort dan op basis van de literatuur verwacht mag worden.
Figuur 6.1: Het belang en de waardering van de verschillende omgevingsfactoren door de buitenlandse bedrijven (n=50) Score
5
6
7
8
Capaciteit en kwaliteit ICT en telecominfrastructuur Beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel Fysieke infrastructuur (regionale bereikbaarheid) Bedrijfshuisvesting Regulering en Wetgeving Quality of Life Internationale bereikbaarheid Algemene belastingregelingen Kosten personeel Ondernemersklimaat dat innovatie stimuleert Nabijheid Lead Users Aanwezigheid van kennisinstellingen/universiteiten R&D Stimuleringsmaatregelen Samenwerkingsmogelijkheden met andere bedrijven Samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen/universiteiten Kwaliteit en ondersteuning van de aanwezige netwerkorganisaties Belang Omgevingsfactor Waardering Omgevingsfactor (cijfer 1-10) Gelderland (cijfer 1-10)
Dezelfde figuur is gemaakt voor de bedrijven die tot de Food sector in Gelderland gerekend worden. Uit figuur 6.2 blijkt dan dat: •
Gelderland ook in de Food sector goed scoort wat betreft de quality of life (7,5) en de capaciteit en de kwaliteit van de ICT en telecominfrastructuur (6,9);
•
Gelderland bij de voor de bedrijven in de Food sector belangrijke locatiefactoren minder scoort bij de regulering en wetgeving (6,1), fysieke infrastructuur (6,1) en de
24
Locatiefactoren waarvan het belang gemiddeld een 6 of lager is 56
beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel (6,3). Ook opvallend is het lage rapportcijfer bij de algemene belastingregelingen (5,9); Figuur 6.2: Het belang en de waardering van de verschillende omgevingsfactoren door bedrijven in de Food sector (n=82) Score
5
6
7
8
Fysieke infrastructuur Bedrijfshuisvesting Regulering en Wetgeving Beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel Capaciteit en kwaliteit ICT en telecominfrastructuur Nabijheid Lead Users Quality of Life Algemene belastingregelingen Ondernemersklimaat dat innovatie stimuleert Internationale bereikbaarheid Kosten personeel Samenwerkingsmogelijkheden met andere bedrijven R&D Stimuleringsmaatregelen Kwaliteit en ondersteuning van de aanwezige netwerkorganisaties Samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen/universiteiten Aanwezigheid van kennisinstellingen/universiteiten Belang Omgevingsfactor Waardering Omgevingsfactor (cijfer 1-10) Gelderland (cijfer 1-10)
Voor de Health sector is vervolgens dezelfde berekening uitgevoerd. Uit figuur 6.3 blijkt dat: •
Gelderland ook bij de bedrijven in de Health sector goed scoort op quality of life (7,5) en de capaciteit en kwaliteit van de ICT en telecominfrastructuur (7,2);
•
Gelderland bij de voor de bedrijven in de Health sector belangrijke locatiefactoren niet goed scoort bij de fysieke infrastructuur (5,7), beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd
personeel
(5,9),
bedrijfshuisvesting
(6,0)
en
algemene
belastingregelingen (6,1); •
De samenwerkingsmogelijkheden met andere bedrijven niet goed gewaardeerd wordt (5,8), terwijl het een redelijk belangrijke locatiefactor is voor bedrijven in de Health sector (6,4).
57
Figuur 6.3: Het belang en de waardering van de verschillende omgevingsfactoren door bedrijven in de Health sector (n=24) Score
5
6
7
8
Capaciteit en kwaliteit ICT en telecominfrastructuur Bedrijfshuisvesting Fysieke infrastructuur Regulering en Wetgeving Algemene belastingregelingen Quality of Life Beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel Ondernemersklimaat dat innovatie stimuleert Kosten personeel Samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen/universiteiten Samenwerkingsmogelijkheden met andere bedrijven Aanwezigheid van kennisinstellingen/universiteiten Nabijheid Lead Users R&D Stimuleringsmaatregelen Internationale bereikbaarheid Kwaliteit en ondersteuning van de aanwezige netwerkorganisaties Belang Omgevingsfactor (cijfer 1-10)
Waardering Omgevingsfactor Gelderland (cijfer 1-10)
Uit de bovenstaande figuren blijkt verder dat de buitenlandse bedrijven en de bedrijven in de Food en Health sector een ander belang aan de verschillende omgevingsfactoren hechten. In tabel 6.1 is een overzicht gegeven van verschillende omgevingsfactoren in combinatie met de ‘positie op de ranglijst’ in de verschillende categorieën. Uit tabel 6.1 blijkt dat: •
De beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel vooral voor buitenlandse bedrijven erg belangrijk is (7,9). Voor bedrijven in de Health sector is dit minder belangrijk (6,9);
•
De nabijheid van lead users (afnemers, toeleveranciers en strategische partners) vooral in de Food sector van belang is (7,1). In de Health sector is dit minder van belang (6,1). Dit wijst erop dat bedrijven in de Food sector meer gebruik maken van regionale input/output relaties dan bedrijven in de Health sector;
•
De internationale bereikbaarheid, zoals verwacht, voor de buitenlandse bedrijven van belang is(7,0). Voor de Health sector (5,5) is deze factor minder belangrijk; 58
•
Bedrijven in de Food en Health sector meer waarde hechten aan de samenwerkingsmogelijkheden met andere bedrijven dan buitenlandse bedrijven. De invloed van beide clusters speelt hierin mogelijk een rol;
•
Vooral
bedrijven
in
de
Health
sector
waarde
hechten
aan
de
samenwerkingsmogelijkheden met de kennisinstellingen en universiteiten. Dit kan worden verklaard door het feit dat de Health sector erg kennisintensief is. Tabel 6.1: Belang omgevingsfactoren en ranglijst belangrijke omgevingsfactoren bij de buitenlandse bedrijven en bedrijven in de Food en Health sector in Gelderland Omgevingfactor
Buitenlandse bedrijven
Bedrijven in de Food sector
Bedrijven in de Health sector
8,0 (1)
7,3 (5)
7,7 (1)
7,7 (3)
7,8 (1)
7,4 (3)
Bedrijfshuisvesting
7,7 (4)
7,7 (2)
7,6 (2)
Regulering en Wetgeving
7,3 (5)
7,4 (3)
7,3 (4)
7,9 (2)
7,3 (4)
6,9 (7)
Quality of Life
7,1 (6)
7,1 (7)
7,0 (6)
Algemene belastingregelingen
7,0 (8)
6,9 (8)
7,1 (5)
6,6 (10)
6,7 (9)
6,7 (8)
Kosten personeel
7,0 (9)
6,5 (11)
6,5 (9)
Nabijheid Lead Users
6,5 (11)
7,1 (6)
6,1 (13)
Internationale bereikbaarheid
7,0 (7)
6,6 (10)
5,5 (15)
5,9 (14)
6,4 (12)
6,4 (10)
6,0 (12)
5,9 (16)
6,4 (12)
6,0 (13)
6,2 (13)
5,6 (14)
5,8 (15)
5,9 (15)
6,4 (10)
5,5 (16)
6,1 (14)
5,3 (16)
Capaciteit
en
kwaliteit
ICT
en
telecominfrastructuur Fysieke
infrastructuur
(regionale
bereikbaarheid)
Beschikbaarheid
van
voldoende
gekwalificeerd personeel
Ondernemersklimaat dat innovatie stimuleert
Samenwerkingsmogelijkheden
met
andere bedrijven Aanwezigheid
van
kennisinstellingen/universiteiten R&D Stimuleringsmaatregelen Samenwerkingsmogelijkheden
met
kennisinstellingen/universiteiten Kwaliteit en ondersteuning van de aanwezige netwerkorganisaties
Als de waardering van de diverse omgevingsfactoren door de buitenlandse bedrijven en de bedrijven uit de Food en Health sector bestudeerd wordt, dan blijkt uit tabel 6.2 dat: •
De fysieke infrastructuur (regionale bereikbaarheid) vooral in de Health sector erg laag scoort (5,7). Dit punt is bij alle categorieën als belangrijke locatiefactor genoemd.
59
De lage scores geven aan dat er bij de regionale bereikbaarheid een belangrijk knelpunt is; •
De bedrijfshuisvesting in Gelderland door de buitenlandse bedrijven goed wordt gewaardeerd (7,1) en in de Health sector veel minder (6,0);
•
In de Health sector ook de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel het laagst wordt gewaardeerd (5,9);
•
De nabijheid van lead users in de Food sector het hoogste scoort. Dit duidt erop dat er in deze sector meer dan in de andere categorieën van regionale input/output relaties gebruik gemaakt wordt. Dit is een indicatie dat het Food cluster lijkt te werken.
Tabel 6.2: Waardering van de omgevingsfactoren door de buitenlandse bedrijven en bedrijven in de Food en Health sector in Gelderland Omgevingsfactor
Buitenlandse bedrijven
Bedrijven in de Food sector
Bedrijven in de Health sector
7,1
6,9
7,2
6,2
6,1
5,7
Bedrijfshuisvesting
7,1
6,4
6,0
Regulering en Wetgeving
6,5
6,1
6,7
6,3
6,3
5,9
Quality of Life
7,6
7,5
7,5
Algemene belastingregelingen
6,3
5,9
6,1
6,4
6,3
6,2
Kosten personeel
6,7
6,5
6,3
Nabijheid Lead Users
6,0
6,6
6,2
Internationale bereikbaarheid
6,4
6,6
5,9
5,9
6,3
5,8
6,1
6,1
6,1
6,0
5,9
5,6
5,8
6,1
6,3
5,9
6,0
5,5
Capaciteit
en
kwaliteit
ICT
en
telecominfrastructuur Fysieke
infrastructuur
(regionale
bereikbaarheid)
Beschikbaarheid
van
voldoende
gekwalificeerd personeel
Ondernemersklimaat
dat
innovatie
stimuleert
Samenwerkingsmogelijkheden met andere bedrijven Aanwezigheid
van
kennisinstellingen/universiteiten R&D Stimuleringsmaatregelen Samenwerkingsmogelijkheden
met
kennisinstellingen/universiteiten Kwaliteit
en
ondersteuning
aanwezige netwerkorganisaties
van
de
Uit de figuren 6.1, 6.2 en 6.3 en tabel 6.2 blijkt dat alle geënquêteerde bedrijven tevreden zijn over de kwaliteit van de ICT en Telecominfrastructuur en over de quality of life in
60
Gelderland. De eerste hypothese wordt dan ook niet verworpen. Ook de tweede en derde hypothese lijken op basis van tabel 6.2 bevestigd te worden; hier wordt in de volgende paragraaf verder op in gegaan. 6.2 De knelpunten In de enquête is bij elk van de genoemde omgevingsfactoren gevraagd of de bedrijven op dit moment knelpunten ervaren. Uit figuur 6.4 blijkt dat bedrijven voornamelijk bij de fysieke infrastructuur (de regionale bereikbaarheid) en de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel knelpunten hebben. Bij deze twee factoren heeft meer dan 60% van de bedrijven een probleem. Ook bij de internationale bereikbaarheid en regulering en wetgeving komen vaak knelpunten voor. Bij de omgevingsfactoren quality of life en de capaciteit en kwaliteit van de ICT en telecominfrastructuur komen nauwelijks knelpunten voor. In deze paragraaf worden de omgevingsfactoren besproken waarbij meer dan 20% van de bedrijven een knelpunt heeft. Bij de omgevingsfactoren waar minder dan 20% van de bedrijven een knelpunt heeft gaat het vaak over problemen die alleen op het individuele bedrijf van toepassing zijn. Deze problemen zijn niet te generaliseren voor de onderzoekspopulatie en zijn daarom niet in de analyse meegenomen. Figuur 6.4: Procentueel aantal bedrijven met knelpunten per factor Aantal bedrijven met knelpunten Qua lit y of Lif e Ca pa c it e it / kwa lit e it ICT/ t e le c ominf ra st r uc t uur Kwa lit e it e n onde rst e uning ne t we r kor ga nisa t ie s Onde rne me r sklima a t da t innova t ie st imule e rt S a me nwe rking me t a nde r e be dr ijve n Aa nwe z ighe id ke nnisinst e llinge n/ unive r sit e it e n Na bijhe id le a d use rs R&D S t imule ringsma a t r e ge le n S a me nwe r king ke nnisinst e llinge n/ unive r sit e it e n Kost e n pe r sone e l Be drijf shuisve st ing Alge me ne be la st ingr e ge linge n Int e r na t iona le be re ikba a r he id Re gule r ing e n we t ge ving Be sc hikba a rhe id pe r sone e l Fysie ke inf ra st r uc t uur 0%
10%
20%
30%
40%
Knelpunten
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Geen knelpunten
61
6.2.1 De bereikbaarheid De internationale bereikbaarheid vormt voor 39,1% van de geënquêteerde bedrijven een probleem. Vooral de buitenlandse bedrijven hebben hier de nodige knelpunten; ongeveer 52% van deze bedrijven ervaart een probleem met de internationale bereikbaarheid. Vooral de congestie op de wegen (32%) en de afstand tot de luchthavens (14%) worden door de buitenlandse bedrijven als een probleem ervaren, zoals blijkt uit tabel 6.3. De bedrijven in de Food en Health sector noemen de congestie op de wegen ook veelvuldig als knelpunt. Tabel 6.3: Knelpunten bij internationale bereikbaarheid Knelpunt
% BB
% Food
% Health
% Totaal
Nee, geen knelpunten
48%
67,1%
75,0%
60,9%
Ja, luchthavens te ver weg
14%
3,7%
0,0%
6,6%
Ja, treinverbindingen niet snel genoeg
2%
4,9%
8,3%
4,6%
Ja, congestie op de wegen
32%
19,5%
12,5%
23,2%
Anders, namelijk
4%
4,9%
4,2%
4,6%
Totaal
100% (=50)
100,0% =(82)
100,0% (=24)
100,0% (=151)
Het congestieprobleem komt ook terug als het gaat om de fysieke infrastructuur, oftewel de regionale bereikbaarheid. Uit tabel 6.4 blijkt dat maar liefst 61,6% van de geënquêteerde bedrijven een probleem heeft met de bereikbaarheid van de bedrijfslocatie. Vooral de congestie (35,8%) en de bereikbaarheid met het openbaar vervoer (17,9%) worden vaak genoemd. Uit de categorie ‘anders, namelijk’ blijkt dat een aantal steden slecht bereikbaar is. Zo wordt gesteld dat ‘Zutphen slecht te bereiken is’ en dat ‘Wageningen met het openbaar vervoer slecht bereikbaar is’ Ook de bereikbaarheid van voornamelijk industrieterreinen met het openbaar vervoer is lastig. Het idee van de treintaxi wordt als goed alternatief beschouwd, alleen functioneert dit concept niet naar behoren. Tabel 6.4: Knelpunten bij fysieke infrastructuur (regionale bereikbaarheid) Knelpunt
% BB
% Food
% Health
% Totaal
Nee, geen knelpunten
30%
41,5%
41,7%
38,4%
26%
13,4%
12,5%
17,9%
Ja, busnetwerk niet uitgebreid genoeg
0%
1,2%
4,2%
1,3%
Ja, te weinig treinverbindingen
0%
3,7%
0,0%
2,0%
Ja, te veel congestie op de wegen
38%
36,6%
33,3%
35,8%
Anders, namelijk
6%
3,7%
8,3%
4,6%
Totaal
100% (=50)
100,0% =(82)
100,0% (=24)
100,0% (=151)
Ja, bedrijfslocatie lastig te bereiken met openbaar vervoer (bus/trein)
De regionale bereikbaarheid vormt inderdaad een probleem. Hiermee wordt de tweede hypothese dan ook niet verworpen. De congestie op de Gelderse wegen en de bereikbaarheid
62
van de bedrijfslocaties met het openbaar vervoer zijn problemen waar een oplossing voor gevonden behoort te worden. Bij de beleidsadviezen zal hier op ingegaan worden. 6.2.2 De beschikbaarheid en kosten van arbeid Bij de locatiefactor ‘de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel’, worden de grootste problemen veroorzaakt doordat er te weinig arbeidskrachten beschikbaar zijn in de bèta en techniekrichtingen (21,9%), het beschikbare personeel niet aansluit op de eigen wensen (19,9%) en doordat er te weinig hoogopgeleid personeel is (8,6%). Hierdoor moeten de bedrijven vaak intern hun werknemers opleiden wat extra kosten met zich meebrengt. De buitenlandse bedrijven in Gelderland hebben voornamelijk het probleem dat het beschikbare personeel niet aansluit op de eigen wensen; bedrijven in de Food en Health sector hebben vooral het probleem dat er te weinig arbeidskrachten beschikbaar zijn in de bèta en techniekrichtingen. In de categorie ‘anders, namelijk’ uit tabel 6.5 wordt door de bedrijven in de Food sector aangegeven dat er ook problemen zijn om geschikt productiepersoneel te vinden. De bedrijven in de Health sector geven aan dat ‘de echte experts in de regio ontbreken’ en dat er ‘te weinig kennis en ervaring beschikbaar is in de regio Arnhem/Nijmegen.’ Tabel 6.5: Knelpunten bij beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel Knelpunt
% BB
% Food
% Health
% Totaal
Nee, geen knelpunt
34%
45,1%
37,5%
39,7%
Ja, te weinig hoogopgeleid personeel
14%
4,9%
8,3%
8,6%
18%
22,0%
25,0%
21,9%
28%
15,9%
20,8%
19,9%
Ja, geen bereidheid bij personeel om te reizen
4%
1,2%
0,0%
2,0%
Anders, namelijk
2%
11,0%
8,3%
7,9%
Totaal
100% (=50)
100,0% =(82)
100,0% (=24)
100,0% (=151)
Ja, te weinig arbeidskrachten beschikbaar in de bèta/techniekrichtingen Ja, beschikbaarheid personeel sluit niet aan op eigen wensen
De kosten van het personeel (zowel directe als indirecte kosten) worden, in vergelijking met de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel, minder vaak als een knelpunt ervaren. Ongeveer 29,8% van de geënquêteerde bedrijven heeft op dit gebied een knelpunt, zoals blijkt uit tabel 6.6. Deze problemen worden voornamelijk veroorzaakt door de hoogte van de lonen (11,3%). Doordat het lastig is om aan voldoende gekwalificeerd personeel te komen is het logisch dat de kosten van arbeid hierdoor hoger liggen dan wanneer er voldoende aanbod zou zijn. Bedrijven in de Food sector geven daarnaast ook aan dat er te veel
63
bureaucratische regels zijn omtrent de personeelskosten. Dit wordt door 11% van de bedrijven in deze sector aangegeven. Tabel 6.6: Knelpunten bij kosten personeel Knelpunt
% BB
% Food
% Health
% Totaal
Nee, geen knelpunt
74%
68,3%
75,0%
70,2%
Ja, te hoge lonen
10%
11,0%
12,5%
11,3%
Ja, te hoge belastingen
8%
2,4%
4,2%
4,6%
Ja, te hoge sociale premies
2%
2,4%
0,0%
2,0%
Ja, te veel bureaucratische regels
4%
11,0%
8,3%
8,6%
Anders, namelijk
2%
4,9%
0,0%
4,0%
Totaal
100% (=50)
100,0% =(82)
100,0% (=24)
100,0% (=151)
De verwachting dat de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel een probleem zou zijn, is uitgekomen. Een deel van de bedrijven klaagt als gevolg hiervan over de hoogte van de lonen. De derde hypothese wordt dan ook niet verworpen. Het aanbod van voldoende gekwalificeerd personeel zou, in een regio die zich op het aantrekken van kennisintensieve bedrijven richt, op pijl moeten zijn. Dit is het duidelijk niet, zoals verwacht werd. De aanwas van hoogopgeleide afgestudeerden zal in de toekomt omhoog moeten. Dit onderwerp zal terugkomen bij de beleidsadviezen. 6.2.3 Wet- en regelgeving De omgevingsfactoren onder wet- en regelgeving worden op nationaal niveau bepaald. De knelpunten waarmee de bedrijven bij deze factoren te maken hebben zijn dan ook meer een landelijk probleem. Onder ‘regulering en wetgeving’ kunnen allerlei soorten wetten en regelgeving vallen waarmee bedrijven te maken hebben. Uit tabel 6.1 bleek dat de geënquêteerde bedrijven in de drie categorieën ongeveer hetzelfde belang hechten aan deze locatiefactor. Uit tabel 6.7 blijkt dat 40,4% van de geënquêteerde bedrijven een knelpunt heeft met betrekking tot de regulering en wetgeving. Vooral de buitenlandse bedrijven (22%) en bedrijven in de Food sector (15,9%) hebben problemen met de flexibiliteit in het aannemen en ontslaan van personeel. Bedrijven in de Food sector hebben verder vooral knelpunten met betrekking tot de milieuwetgeving (15,9%), die in veel gevallen te streng zou zijn. In de categorie ‘anders, namelijk’ komen allerlei bedrijfsspecifieke knelpunten aan de orde. Hier wordt aangestipt dat er belemmeringen optreden als een bedrijf uit wil gaan breiden. Een bedrijf in de Food sector geeft aan dat ‘het te moeilijk en te complex is om op de huidige locatie te mogen uitbreiden. Ze sturen je veel te snel naar een andere locatie, terwijl de oude locatie opgeknapt kan worden’. Een ander bedrijf in de Food sector geeft aan dat ‘de nieuw te
64
bouwen fabriek te hoog was waardoor we uitgeweken zijn naar een nieuwe locatie in Drenthe.’ Tabel 6.7: Knelpunten bij regulering en wetgeving Knelpunt
% BB
% Food
% Health
% Totaal
Nee, geen knelpunten
68%
52,4%
66,7%
59,6%
Ja, problemen met aannemen/ontslaan van personeel
22%
15,9%
8,3%
17,2%
Ja, minimumloon te hoog
0%
0,0%
4,2%
0,7%
Ja, milieuwetgeving te streng
2%
15,9%
8,3%
9,9%
Ja, vreemd vermogen moeilijk te verkrijgen
0%
1,2%
0,0%
0,7%
Ja, oneerlijke concurrentie wordt toegestaan
4%
2,4%
8,3%
4,0%
Anders, namelijk
4%
12,2%
4,2%
7,9%
Totaal
100% (=50)
100,0% =(82)
100,0% (=24)
100,0% (=151)
Met de belastingregelingen wordt het totale pakket aan belastingen bedoeld, waarmee een bedrijf te maken krijgt. De algemene tendens is dat bedrijven vinden dat er te veel regelingen zijn (21,9% van alle bedrijven) waarmee rekening gehouden dient te worden. Een ondernemer in de Food sector zegt hierover: ‘je wordt geplukt, links of rechts om.’ De hoogte van de vennootschapsbelasting wordt door 9,9% van alle bedrijven als een probleem gezien, zoals blijkt uit tabel 6.8. Tabel 6.8: Knelpunten bij algemene belastingregelingen Knelpunt
% BB
% Food
% Health
% Totaal
Nee, geen knelpunen
66%
64,6%
70,8%
65,6%
Ja, vennootschapsbelasting te hoog
10%
11,0%
4,2%
9,9%
Ja, belastingregelingen niet overzichtelijk
0%
2,4%
4,2%
2,0%
Ja, te veel regelingen
24%
20,7%
20,8%
21,9%
Anders, namelijk
0%
1,2%
0,0%
0,7%
Totaal
100% (=50)
100,0% =(82)
100,0% (=24)
100,0% (=151)
De maatregelen die vanuit de overheid genomen worden om R&D te stimuleren, worden door de bedrijven in de enquête als minder belangrijk geacht. Voor bedrijven in de Food sector is dit een 6,2, voor de buitenlandse bedrijven een 6,0 en voor de bedrijven in de Health sector een 5,6. Gemiddeld wordt deze omgevingsfactor met een 5,9 gewaardeerd. Uit tabel 6.9 blijkt dat 18,5% van de geënquêteerde bedrijven knelpunten ervaart. Het belangrijkste probleem is dat R&D subsidies ontbreken (9,3%). Volgens een bedrijf in de Food sector is het ‘alleen gemakkelijk om subsidies voor loonkosten te krijgen; het verkrijgen van andere subsidies is bijzonder moeilijk.’
65
Tabel 6.9: Knelpunten bij R&D stimuleringsmaatregelen Knelpunt
% BB
% Food
% Health
% Totaal
Nee, geen knelpunen
86%
80,5%
79,2%
81,5%
Ja, R&D subsidies ontbreken
8%
9,8%
8,3%
9,3%
Ja, platforms om samen te werken ontbreken
4%
0,0%
8,3%
2,6%
Ja, te weinig sturing
2%
7,3%
4,2%
5,3%
Anders, namelijk
0%
2,4%
0,0%
1,3%
Totaal
100% (=50)
100,0% =(82)
100,0% (=24)
100,0% (=151)
Zoals aangegeven worden de meeste omgevingsfactoren onder de wet- en regelgeving op nationaal niveau bepaald. De provincie Gelderland kan op deze factoren geen directe invloed uitoefenen. Toch is er wel een tweetal factoren waar op ingespeeld kan worden met gericht beleid. Dit zijn de milieuwetgeving en de R&D subsidies. In de beleidsadviezen in hoofdstuk zeven wordt hierop teruggekomen. 6.2.4 Bedrijfshuisvesting De bedrijfshuisvesting is een belangrijke locatiefactor. Hierbij was het opvallend dat de buitenlandse bedrijven in Gelderland deze factor goed waarderen (7,1) en de bedrijven in de Health sector in Gelderland juist niet (6,0). Uit tabel 6.10 blijkt dat 31,1% van de geënquêteerde bedrijven een knelpunt heeft met betrekking tot de bedrijfshuisvesting. Het probleem ligt dan voornamelijk bij de beschikbaarheid van geschikte bedrijfslocaties. Bedrijven in de Health sector zien de kosten van de bedrijfslocatie ook als een probleem. Bedrijven in de Food en Health sector hebben vaker een probleem met de bedrijfshuisvesting dan de buitenlandse bedrijven. In de categorie ‘anders, namelijk’ wordt aangegeven dat uitbreiding van de huidige locatie vaak niet mogelijk is door bestemmingsplannen en overheidsbeperkingen. Ook geeft een bedrijf in de Food sector aan dat het ‘Incubator (bij de WUR) vol zit omdat Campina R&D een groot deel opslokt in plaats van starters.’ Tabel 6.10: Knelpunten bij bedrijfshuisvesting Knelpunt
% BB
% Food
% Health
% Totaal
Nee, geen knelpunten
76%
65,9%
66,7%
68,9%
Ja, geen bedrijfshuisvesting in nabijheid universiteit mogelijk
2%
1,2%
0,0%
0,7%
Ja, te weinig geschikte bedrijfslocaties voorhanden
8%
15,9%
16,7%
13,9%
Ja, bedrijfshuisvesting te duur
0%
6,1%
12,5%
5,3%
Ja, bereikbaarheid bedrijfshuisvesting onvoldoende
8%
1,2%
0,0%
3,3%
Ja, verloedering bedrijfsterrein/industrie terrein
6%
1,2%
0,0%
2,6%
Anders, namelijk
0%
8,5%
4,2%
5,3%
Totaal
100% (=50)
100,0% =(82)
100,0% (=24)
100,0% (=151)
66
Het gegeven dat de buitenlandse bedrijven meer tevreden zijn over de bedrijfshuisvesting wijst erop dat de buitenlandse bedrijven voldoende ondersteuning krijgen bij de zoektocht naar een nieuwe locatie. Deze ondersteuning zouden de bedrijven in de speerpuntsectoren ook moeten krijgen, wanneer ze aangeven op zoek te zijn naar een nieuwe bedrijfslocatie. Daarnaast is ondersteuning noodzakelijk wanneer een bedrijf wenst uit te breiden op de huidige locatie. Wanneer deze bedrijven voorzien worden van adequate ondersteuning en gerichte informatie, zal dit de regionale verankering van de bedrijven ten goede komen. In de beleidsadviezen wordt op hierop teruggekomen. 6.2.5 Samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen en universiteiten Het belang van de aanwezigheid van en de mogelijkheid tot samenwerken met de kennisinstellingen en universiteiten bleek niet al te hoog te liggen. Ook lag het rapportcijfer voor deze twee locatiefactoren gemiddeld net iets hoger dan een zes. Dit is vanuit de economisch-geografische literatuur opmerkelijk te noemen. Toch blijkt uit de tabellen 6.11 en 6.12 dat er weinig knelpunten zijn op dit gebied. De belangrijkste kritiekpunten van de buitenlandse bedrijven zijn dat er weinig tot geen gerenommeerde kennisinstellingen en universiteiten aanwezig zijn met kennis in hun bedrijfstak (tabel 6.11 10%) en dat er te weinig mogelijkheden zijn om samen te werken met deze instellingen (tabel 6.12: 12%). Voor de bedrijven in de Food sector is het belangrijkste knelpunt dat de kennis die beschikbaar is bij de kennisinstellingen en universiteiten niet aansluit bij de eigen bedrijfsactiviteiten (tabel 6.11: 4,9% en tabel 6.12: 8,5%). Bij bedrijven in de Heath sector valt op dat 12,5% (tabel 6.12) problemen heeft om de juiste contacten en/of ingangen te vinden bij de kennisinstellingen en universiteiten. Een aantal bedrijven in de Health sector geeft verder aan dat ze samenwerken met instellingen uit andere Nederlandse regio’s en het buitenland. Tabel 6.11: Knelpunten bij aanwezigheid van kennisinstellingen en universiteiten Knelpunt
% BB
% Food
% Health
% Totaal
Nee, geen knelpunten
80%
87,8%
75,0%
82,8%
10%
3,7%
8,3%
6,6%
4%
4,9%
8,3%
5,3%
4%
2,4%
4,2%
3,3%
Anders, namelijk
2%
1,2%
4,2%
2,0%
Totaal
100% (=50)
100,0% =(82)
100,0% (=24)
100,0% (=151)
Ja,
weinig
tot
geen
gerenomeerde
kennisinstellingen/universiteiten aanwezig Ja, onderzoeksgebieden sluiten niet aan bij de eigen bedrijfsactiviteiten Ja, te weinig toegepast onderzoek, te veel theoretische kennis
67
Tabel 6.12: Knelpunten bij de mogelijkheden tot samenwerking met kennisinstellingen en universiteiten Knelpunt
% BB
% Food
% Health
% Totaal
Nee, geen knelpunten
80%
79,3%
70,8%
77,5%
Ja, kennis sluit niet aan bij wensen bedrijfsleven
6%
8,5%
8,3%
7,9%
Ja, te weinig mogelijkheden om samen te werken
12%
2,4%
0,0%
5,3%
Ja, kennisinstellingen/universiteiten niet open genoeg
0%
0,0%
4,2%
0,7%
Ja, onvoldoende bereidheid om samen te werken
0%
2,4%
0,0%
1,3%
Ja, juiste contacten/ingangen moeilijk te vinden
0%
2,4%
12,5%
3,3%
Ja, ondersteining vanuit overheid/netwerkorganisaties ontbreekt
0%
4,9%
0,0%
2,6%
Anders, namelijk
2%
0,0%
4,2%
1,3%
Totaal
100% (=50)
100,0% =(82)
100,0% (=24)
100,0% (=151)
Vanuit de theorie is het lage belang en de lage waardering voor deze omgevingsfactor opmerkelijk te noemen. Dit heeft er gedeeltelijk mee te maken dat niet alle geënquêteerde bedrijven met innovaties bezig zijn. De bedrijven die dit wel zijn geven deze factor een groter belang en een hogere waardering25. Het feit dat er weinig knelpunten zijn op dit gebied is een positieve constatering. Aan de openheid en de bekendheid van de Gelderse universiteiten zou nog wel gewerkt kunnen worden. Dit punt zal terugkomen in de beleidsadviezen in het volgende hoofdstuk. 6.3 Food Valley In de enquête is, naast de vragen over het belang en de waardering van de omgevingsfactoren, ook aandacht besteed aan het functioneren van het Food en Health cluster. In deze paragraaf zal het functioneren van het Food cluster, oftewel Food Valley, besproken worden. Van de 82 geënquêteerde bedrijven die tot de Food sector gerekend worden, hebben 57 aangegeven dat ze niet op de hoogte zijn van het Food Valley concept of niet te behoren tot Food Valley. Om een goed beeld te kunnen schetsen van het functioneren van het Food cluster, zijn alleen de bedrijven meegenomen die van het concept op de hoogte zijn en/of die zichzelf tot Food Valley rekenen. In deze paragraaf zijn hierdoor de antwoorden opgenomen van slechts 25 bedrijven. Omdat het om een klein aantal bedrijven gaat, dienen de resultaten uit tabel 6.13 voorzichtig geïnterpreteerd te worden.
25
Belang aanwezigheid kennisinstellingen en universiteiten: 6,3 voor bedrijven die innoveren, 5,6 voor bedrijven die niet innoveren. Waardering van deze factor in Gelderland: 6,2 voor bedrijven die aan innovaties doen, 6,0 voor bedrijven die niet aan innovaties doen. Belang samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen en universiteiten: 6,2 voor bedrijven die innoveren, 5,5 voor bedrijven die niet innoveren doen. Waardering van deze factor in Gelderland: 6,1 voor bedrijven die aan innovaties doen, 5,7 voor bedrijven die niet aan innovaties doen. 68
Als de resultaten uit tabel 6.13 in ogenschouw genomen worden, dan valt in de eerste plaats op dat de aanwezigheid van het Food cluster slechts bij één bedrijf ertoe geleid heeft te kiezen voor een vestigingslocatie in Gelderland. Dit is opvallend te noemen, omdat in het theoretisch kader beschreven staat dat een cluster een aantrekkelijke locatiefactor kan vormen. Toch is dit resultaat niet heel verwonderlijk omdat slechts twee van de geënquêteerde bedrijven zich tussen 2003 en 2007 in Gelderland gevestigd hebben. In het theoretisch kader staat verder beschreven dat de innovatie-graad van bedrijven positief beïnvloed wordt door een vestigingslocatie in een cluster. Van de geënquêteerde bedrijven is slechts 8% van mening dat de innovatieperformance van het bedrijf hoger ligt doordat ze deel uit maken van het Food cluster. Van de geënquêteerde bedrijven is 80% tevreden over de toegankelijkheid van de kennisinstellingen en universiteiten en is 84% tevreden over de toepasbaarheid van de kennis bij deze instellingen. Van deze bedrijven is 60% dan ook van mening dat er in de samenwerkingsmogelijkheden met de universiteiten en kennisinstellingen niets verbeterd kan worden. De bedrijven die vinden dat er wel iets verbeterd kan worden, geven voornamelijk aan dat de universiteiten ‘opener’ zouden moeten worden over hun onderzoeksresultaten. Dit zouden ze volgens de bedrijven kunnen doen ‘door de onderzoeksresultaten minder af te schermen.’ Ook zouden een aantal bedrijven ‘meer contact’ met de universiteiten en kennisinstellingen willen hebben. Uit tabel 6.13 blijkt verder dat het merendeel van de geënquêteerde bedrijven tevreden is over de samenstelling van de bedrijvigheid in het cluster. Volgens 68% van de bedrijven zijn er voldoende grote bedrijven met internationale bekendheid aanwezig in het cluster en volgens 76% van de bedrijven is er een brede basis aan bedrijven in het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Wat opvalt is dat 44% van de bedrijven van mening is dat er bij andere bedrijven onvoldoende bereidheid is om actief samen te werken. Toch is 84% van mening dat er op dit gebied niets verbeterd hoeft te worden. Blijkbaar is er bij de geënquêteerde bedrijven ook onvoldoende bereidheid om actief samen te werken. De bedrijven die van mening zijn dat er wel iets verbeterd kan worden, geven aan dat er ‘meer stimulatie vanuit de overheid’ zou moeten zijn ‘door platforms te bieden waar partners kunnen worden gevonden.’ Van de geënquêteerde bedrijven is 20% niet tevreden over de rol die de overheid speelt in het cluster. Deze bedrijven geven aan dat de overheid met behulp van regelgeving de 69
ontwikkeling van het cluster verder zou moeten stimuleren. Één bedrijf heeft duidelijk kritiek op de rol van de overheid in het cluster: ‘de overheid onderkent wel in woorden dat zij mee willen werken, maar in daden zijn ze met hun eigen interesses bezig.’ Over de rol van het Food Valley bureau zijn de geënquêteerde bedrijven over het algemeen tevreden. Slechts 16% van de bedrijven geeft aan dat ze hier niet tevreden over zijn. Deze bedrijven geven aan dat voornamelijk de communicatie van het Food Valley Bureau naar de bedrijven toe in de sector beter zou moeten. De laatste vraag in tabel 6.13 geeft aan dat de bedrijven over het algemeen erg tevreden zijn over het Food cluster in Gelderland. Van alle bedrijven is 96% tevreden over de huidige samenstelling van het cluster. Tabel 6.13: Antwoorden enquêtevragen Food Valley Enquêtevraag:
% Ja
% Nee
4%
96%
8%
92%
80%
20%
84%
16%
40%
60%
68%
32%
76%
24%
56%
44%
16%
84%
Bent u tevreden over de rol die het Food Valley Bureau speelt in het cluster?
84%
16%
Bent u tevreden over de rol die de overheid (gemeente en provincie) speelt in het cluster?
80%
20%
84%
16%
96%
4%
Heeft de aanwezigheid van het Food cluster invloed gehad op uw besluit om te kiezen voor een vestigingslocatie in Gelderland? Bent u van mening dat de innovatieperformance van uw bedrijf hoger ligt (doordat uw bedrijf deel uit maakt van het Food cluster) dan dat anders het geval zou zijn? Kennisinstellingen en universiteiten: Bent u tevreden over de toegankelijkheid van de kennisinstellingen en universiteiten in het cluster? Is de kennis die beschikbaar is (middels samenwerking, uitbesteding en/of inkoop) gemakkelijk toepasbaar in uw eigen bedrijf? Kan er in de samenwerkingsmogelijkheden met de kennisinstellingen en universiteiten in het cluster volgens u iets verbetert worden? Bedrijven: Zijn er volgens u voldoende grote bedrijven met internationale bekendheid in het cluster aanwezig? Is er volgens u een brede basis in het cluster aan bedrijven in het Midden- en Kleinbedrijf? Is er bij de andere bedrijven in het cluster voldoende bereidheid om actief samen te werken op bijvoorbeeld het gebied van R&D? Kan er op dit gebied volgens u iets verbeterd worden? Tevredenheid
Bent u van mening dat Food Valley internationaal gezien voldoende op de kaart geplaatst is? Bent u tevreden met de huidige samenstelling (bedrijven, kennisinstellingen en netwerkorganisaties) van het cluster?
Het meest opmerkelijke resultaat uit deze analyse, is dat bijna 70% van de bedrijven die tot de Food sector gerekend worden niet op de hoogte zijn van het Food Valley concept. Dit is een schokkende constatering. De bedrijven in de Food sector zijn de bedrijven die het concept uit 70
moeten dragen en als het ware de ambassadeurs van het cluster zijn. Op het moment dat deze bedrijven al niet bekend zijn met het Food Valley initiatief dan is het haast onmogelijk om de marketing van dit concept naar mogelijke nieuwe buitenlandse toetreders te doen. Aan de bekendheid van het Food Valley concept zal snel gewerkt moeten worden. Daarnaast valt wederom op dat de bedrijven in de sector van mening zijn dan de universiteit ‘opener’ zou moeten zijn over haar onderzoeksresultaten. Ook hebben de bedrijven in de sector nog moeite om de juiste samenwerkingspartners te vinden. Hier zou door de provincie Gelderland op in gespeeld moeten worden. Deze punten zullen in de beleidsadviezen dan ook terugkomen. 6.4 Health Valley Van de 24 bedrijven uit de Health sector die de enquête ingevuld hebben, hebben er negen aangegeven deel uit maken en/of op de hoogte te zijn van het Health Valley principe. Doordat de respons niet hoog ligt, dienen de resultaten uit tabel 6.14 voorzichtig geïnterpreteerd te worden. Uit tabel 6.14 blijkt dat de aanwezigheid van het Health cluster in Gelderland bij geen enkel bedrijf invloed gehad heeft op de keuze van de vestigingslocatie. Hiervoor kan dezelfde verklaring gegeven worden als in paragraaf 6.3 gedaan is voor de Food sector. Acht van de negen geënquêteerde bedrijven hadden zich al voor 2003 in Gelderland gevestigd. De innovatieperformance wordt bij twee bedrijven positief beïnvloed door de vestiging in het cluster. Over de toegankelijkheid en de beschikbaarheid van de kennis bij de universiteiten en kennisinstellingen zijn de bedrijven in de Health sector over het algemeen tevreden. Slechts één van de negen bedrijven is hier niet tevreden over. Dit bedrijf geeft aan dat de beschikbare kennis ‘niet overeenkomt met de eigen bedrijfsactiviteiten’. Vier van de negen bedrijven geven aan dat er iets in de samenwerkingsmogelijkheden verbeterd kan worden. Slechts één bedrijf komt hierbij met een concreet idee. Dit bedrijf is van mening dat de kennisinstellingen en universiteiten ‘meer bereidheid zouden moeten tonen voor het testen van producten in de ontwikkelingsfase.’ De bedrijven in de Health sector zijn duidelijk tevreden over de samenstelling van de bedrijven in het cluster. Acht van de negen bedrijven zijn van mening dat er voldoende grote bedrijven met internationale bekendheid in het cluster aanwezig zijn. Ook vinden ze dat er bij
71
de andere bedrijven in het cluster voldoende bereidheid is om samen te werken. Zeven van de negen bedrijven vinden verder dat de basis aan bedrijven in het MKB breed genoeg is. Over het algemeen zijn de bedrijven in de Health sector erg tevreden over het cluster. Alle geënquêteerde bedrijven zijn tevreden met de huidige samenstelling ervan. Ook zijn acht van de negen bedrijven tevreden over de rol die het Health Valley Bureau op dit moment speelt. Het negende bedrijf geeft aan dat dit bureau ‘redelijk eenzijdig georiënteerd is op ‘thuiszorg’ producten.’ Ook over de internationale bekendheid van Health Valley en de rol van de overheid in het cluster zijn acht van de negen bedrijven tevreden. Tabel 6.14: Antwoorden enquêtevragen Health Valley Enquêtevraag:
% Ja
% Nee
0%
100%
22%
78%
89%
11%
89%
11%
44%
56%
89%
11%
78%
22%
89%
11%
0%
100%
Bent u tevreden over de rol die het Health Valley Bureau speelt in het cluster?
89%
11%
Bent u tevreden over de rol die de overheid (gemeente en provincie) speelt in het cluster?
89%
11%
89%
11%
100%
0%
Heeft de aanwezigheid van het Health cluster invloed gehad op uw besluit om te kiezen voor een vestigingslocatie in Gelderland? Bent u van mening dat de innovatieperformance van uw bedrijf hoger ligt (doordat uw bedrijf deel uit maakt van het Health cluster) dan dat anders het geval zou zijn? Kennisinstellingen en universiteiten: Bent u tevreden over de toegankelijkheid van de kennisinstellingen en universiteiten in het cluster? Is de kennis die beschikbaar is (middels samenwerking, uitbesteding en/of inkoop) gemakkelijk toepasbaar in uw eigen bedrijf? Kan er in de samenwerkingsmogelijkheden met de kennisinstellingen en universiteiten in het cluster volgens u iets verbetert worden? Bedrijven: Zijn er volgens u voldoende grote bedrijven met internationale bekendheid in het cluster aanwezig? Is er volgens u een brede basis in het cluster aan bedrijven in het Midden- en Kleinbedrijf? Is er bij de andere bedrijven in het cluster voldoende bereidheid om actief samen te werken op bijvoorbeeld het gebied van R&D? Kan er op dit gebied volgens u iets verbeterd worden? Tevredenheid
Bent u van mening dat Health Valley internationaal gezien voldoende op de kaart geplaatst is? Bent u tevreden met de huidige samenstelling (bedrijven, kennisinstellingen en netwerkorganisaties) van het cluster?
Uit de analyse over het functioneren van Health Valley komen dezelfde punten naar voeren als bij de analyse van Food Valley. Ook hier dient gewerkt te worden aan de bekendheid van
72
het concept en zijn bedrijven van mening dat de samenwerkingsmogelijkheden met de universiteit verbeterd kunnen worden. Wanneer de resultaten uit paragraaf 6.3 en 6.4 met elkaar vergeleken worden, dan blijkt dat er geen grote verschillen zijn tussen de bedrijven in de Food en Health sector over het functioneren van het cluster. De bedrijven in Health Valley lijken zelfs meer tevreden te zijn dan de bedrijven in Food Valley. Hierdoor dient de vierde hypothese dan ook verworpen te worden. 6.5 Conclusie In dit hoofdstuk zijn de vijfde en zesde deelvraag uit dit onderzoek besproken. De resultaten uit dit onderzoek zijn geïntroduceerd en geïnterpreteerd. In dit hoofdstuk is duidelijk geworden hoe Gelderland scoort op de voor kennisintensieve bedrijven belangrijke omgevingsfactoren. Ook zijn de knelpunten van de bedrijven toegelicht. Dit is gebeurd bij de factoren waarop Gelderland minder goed scoorde. In dit hoofdstuk is verder het functioneren van Food Valley en Health Valley besproken. Op basis van de analyse op bedrijfsniveau zijn belangrijke
constateringen
gedaan
over
de
mindere
punten
van
het
Gelderse
vestigingsklimaat. Deze punten worden vertaald naar de beleidsadviezen die in het volgende hoofdstuk besproken zullen worden.
73
74
7. Beleidsadviezen In het vorige hoofdstuk zijn de onderzoeksresultaten besproken en geanalyseerd. Uit deze analyse komen een aantal gerichte beleidsadviezen naar voren. Aan de hand van de zevende en laatste deelvraag worden deze adviezen in dit hoofdstuk gepresenteerd. De adviezen zijn onderverdeeld in een zestal onderwerpen dat in de volgende paragrafen behandeld zal worden. Het opvolgen van deze adviezen kan er toe leiden dat in de toekomst meer kennisintensieve buitenlandse bedrijven zich zullen vestigen in Gelderland en dat de Food en de Health sector aantrekkelijker zullen worden voor buitenlandse bedrijven. 7.1 Algemeen De Food sector in Gelderland is een sector met potentie. Deze sector heeft ten opzichte van de Health sector in Gelderland het grote voordeel dat het het centrum is van het Nederlandse Food en Nutrition cluster. In en rondom Wageningen zijn veel kennisintensieve bedrijven gevestigd. Voor de verdere uitbouw van de sector is het noodzakelijk dat de juiste voorwaarden gecreëerd worden. Het is hierbij voornamelijk van belang dat er hoogwaardige onderzoekslocaties worden opgezet, waar de bedrijven in Food Valley onderling en/of in samenwerking met de kennisinstellingen en de WUR kunnen werken aan R&D. Daarnaast dient er in de Food sector kritisch gekeken te worden naar de invulling van het bestaande incubator terrein. De Health sector heeft in vergelijking met de Food sector veel meer moeite om zich in nationaal en internationaal verband te profileren. Naast de regio Nijmegen zijn er in Nederland vijf andere steden die zich op deze sector richten. Daarnaast zijn er in Europa vele regionale concurrenten. Op dit moment is de Health sector in Gelderland te klein om internationaal gezien op te kunnen vallen. Ook de andere Nederlandse regio’s lijken zich internationaal maar mondjesmaat te kunnen profileren. Ondanks de kleinschaligheid van de Health sector beschikt de Radboud Universiteit over enkele zeer kansrijke en goed aangeschreven onderzoeksinstellingen. Ook de andere Nederlandse ‘Health regio’s’ beschikken over enkele kerncompetenties. Voor de Nederlandse Health sector zou het van belang zijn wanneer de krachten gebundeld worden, zodat Nederland zich profileert als dé Europese vestigingslocatie voor bedrijven in de Health sector. Wanneer de zes verschillende regio’s (waaronder de Stadsregio Arnhem/Nijmegen) zich specialiseren op hun specifieke kerncompetenties zal een sterk nationaal cluster ontstaan. Om dit te kunnen bewerkstelligen
75
zal afgestapt moeten worden van de gedachte dat de Nederlandse regio’s bij de acquisitie van bedrijven concurrenten van elkaar zijn. Door samen te werken kan Health Valley meer bereiken dan wanneer dit niet gebeurt. Wanneer er op de huidige manier doorgegaan wordt, zal het de Health sector in Gelderland niet lukken om internationaal onderscheidend te worden, laat staan om in 2015 tot de top vijf regio’s ter wereld te behoren in deze sector. 7.2 Netwerkorganisaties Op dit moment zijn het Food en het Health Valley Bureau onvoldoende bekend bij de bedrijven in het cluster, dus dit is nog een punt ter verbetering. Op het moment dat deze organisaties bij de bedrijven in het cluster bekend zijn, kunnen de taken van deze organisaties beter uitgevoerd worden. Een van deze taken is het ‘initiëren van innovatietrajecten waarin bedrijven en kennisinstellingen samenwerken’. Op het moment dat alle bedrijven in de sector bekend zijn, kunnen nieuwe innovatietrajecten gestart worden. De bureaus dienen daarbij als een intermediair te werken die de bedrijven, die samen willen werken met andere bedrijven en/of met kennisinstellingen, met de juiste partners in contact te brengen. Om de juiste partners te kunnen vinden, dient van alle bedrijven bekend te zijn of ze innoveren, welke partners ze hiervoor zoeken en waar deze partners aan moeten voldoen. Daarnaast kunnen het Food Valley Bureau en het Health Valley Bureau een spilfunctie vervullen in de contacten tussen de kennisinstellingen en universiteiten aan de ene kant en de bedrijven aan de andere kant. De bureaus kunnen ervoor zorgen dat de bedrijven in de sector geïnformeerd worden over de meest recente onderzoeksresultaten. Dit zal de innovatiegraad in het cluster ten goede komen. 7.3 Acquisitie Oost NV heeft zich op acquisitiegebied de laatste jaren sterk ingezet voor de speerpuntsectoren. Jaarlijks heeft Oost NV tussen de 250 en 300 projecten in de portefeuille waardoor de beschikbare capaciteit bij Oost NV volledig benut wordt. De uitgangspunten omtrent investeringsbevordering zijn dat acquisitie een kwestie van de lange adem is en dat de activiteiten zowel kwantitatieve als kwalitatieve resultaten opleveren. Dit beleid dient de komende jaren gecontinueerd te worden. Het versterken van de Food en de Health sector met nieuwe binnenlandse en buitenlandse bedrijven is nodig om de clusters ook in de toekomst concurrerend te houden (de Food sector) of te maken (de Health sector). In de acquisitie is het van belang dat er enkele grote mondiale spelers met naamsbekendheid, met hun R&D faciliteiten, binnengehaald worden. Deze spelers zullen een sneeuwbaleffect op gang brengen: hun aanwezigheid in de clusters zal er toe leiden dat andere (buitenlandse) bedrijven in het
76
cluster besluiten te investeren. Om deze spelers binnen te kunnen halen is het van belang dat er in de acquisitie ruimte komt voor een meer proactief beleid. Wereldwijd zijn er ruim 4000 organisaties die zich met acquisitie bezig houden waarvan er ruim 700 uit Europese Unie afkomstig zijn. Gelderland voert op dit moment geen PR beleid voor de speerpuntsectoren. Oost NV komt pas in contact met potentiële investeerders wanneer ze aangegeven hebben een locatie in Nederland te overwegen, waarbij Gelderland de mogelijke vestigingsplaats zou worden. Om de clusters te versterken is het van belang om proactief op te treden. Benader specifiek de bedrijven die, wanneer ze een vestiging in Gelderland zouden hebben, een meerwaarde zijn voor het Food of Health cluster. Hiervoor is het noodzakelijk dat bij de betrokken partijen (Ministerie van Economische Zaken, de provincie Gelderland en Oost NV) de neuzen dezelfde kant op staan. De politiek zou de uitgesproken ambities ook (financiële) kracht bij moeten zetten. In de acquisitie gaat het deels om de financiële prikkels voor de individuele buitenlandse bedrijven. Het gebrek aan investeringssubsidies is hierbij een probleem voor Gelderland. Voor de acquisitie van de echt belangrijke bedrijven zou het mogelijk moeten zijn om gerichte subsidies te verstrekken. Er zal gekeken moeten worden of het haalbaar is een subsidieregeling in het leven te roepen voor de acquisitie van kennisintensieve bedrijven. Daarnaast kan de overweging gemaakt worden deze regeling voor kennisintensieve bedrijven in de speerpuntsectoren uit te breiden met een generieke subsidie. 7.4 Verankering Aandacht besteden aan de buitenlandse bedrijven die hier al gevestigd zijn, is noodzakelijk. Oost NV heeft in het kader van Pieken in de Delta Oost-Nederland de opdracht gekregen om jaarlijks 55 buitenlandse bedrijven te bezoeken. Meer dan 55 bedrijfsbezoeken lijkt momenteel niet haalbaar voor Oost NV, doordat de capaciteit al optimaal gebruikt wordt. Vanuit de gedachte dat de meeste economische groei endogeen gecreëerd wordt, ligt dit aantal aan de lage kant. Er zou meer aandacht mogen zijn voor de in Gelderland gevestigde bedrijven. Op dit moment worden de gesprekken alleen gevoerd met buitenlandse bedrijven en pas wanneer duidelijk is dat er problemen zijn bij deze bedrijven. Ook hier zal een proactief beleid gevoerd kunnen gaan worden. Het aantal bedrijfsbezoeken bij zowel buitenlandse als Nederlandse bedrijven moet omhoog. In de visie van Oost NV betekent dit enerzijds dat de capaciteit bij Oost NV uitgebreid zal moeten worden en anderzijds dat de gemeentes (eventueel gecoördineerd door Oost NV) een deel van deze bezoeken op zich moet nemen.
77
Om de verankering van innovatieve bedrijven te stimuleren, zou het voor deze bedrijven makkelijker moeten worden om R&D subsidies te krijgen. Op dit moment is het voor deze bedrijven alleen mogelijk om subsidies te krijgen wanneer ze met andere bedrijven en kennisinstellingen aan een project werken. Dit is voor veel bedrijven te omslachtig en samenwerking kan in veel gevallen niet door onderlinge concurrentie. Er bestaat als het ware een mismatch tussen de politieke fondsvorming en de behoeftes van de bedrijven. Binnen de Europese regelgeving is het mogelijk om R&D subsidies toe te wijzen aan projecten van individuele bedrijven. Deze mogelijkheden zouden ook in Gelderland toegepast kunnen worden. De
buitenlandse
bedrijven
zijn
op
dit
moment
erg
tevreden
over
de
huisvestingsmogelijkheden in Gelderland. Bedrijven in de Health sector zijn dit echter (nog) niet. Om de verankering van de bedrijven in de speerpuntsectoren te stimuleren zal dit veranderd moeten worden. De bedrijven dienen daarom adequate informatie te krijgen op het moment dat ze een nieuwe locatie overwegen en ondersteuning wanneer ze de huidige bedrijfsvestiging uit willen breiden. De bedrijven lopen hier nog tegen te veel regels en problemen aan. Een organisatie of platform kan de bedrijven gerichte adviezen geven, kan bij uitbreidingsplannen ondersteunen en kan bemiddelen tussen de gemeenten en de bedrijven. Ook met adviezen over bijvoorbeeld de milieuwetgeving kan deze organisatie inspelen op de behoeften van de bedrijven. Om het voor de bedrijven overzichtelijk te houden zouden deze taken door een bestaande netwerkorganisatie uitgevoerd moeten worden. 7.5 Onderwijs De beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel baart zorgen. Om ervoor te zorgen dat er in de toekomst voldoende goed opgeleid personeel beschikbaar is, dient er kritisch gekeken te worden naar de kwaliteit van het onderwijs in Nederland. De adviezen die hieronder gegeven worden, komen grotendeels overeen met de adviezen van het Innovatieplatform (2006). Het is evident te vermelden dat de wijzigingen in het onderwijs vooral op nationaal niveau doorgevoerd dienen te worden. De kennissamenleving waar in Gelderland aan gewerkt wordt, kan niet alleen door hoopopgeleide werknemers gedragen worden; goede vaklieden en arbeidskrachten met lagere en middelbare opleidingsniveaus zijn noodzakelijk. Het is dan ook van belang dat er aandacht
78
besteed wordt aan het voorkomen van vroegtijdig schoolverlaten, de doorstroming van VMBO naar MBO en het verbeteren van de scholingsmogelijkheden voor werknemers. Daarnaast zal de overheid keuzes moeten maken. Gelderland kan niet op alle kennisvelden uitblinken. De focus in het hoger onderwijs zou daarom moeten liggen bij de sleutelgebieden. Voor Gelderland betekent dit dat er extra aandacht zou moeten zijn voor het hoger onderwijs in de Food en de Health sector en dat de mogelijkheden geschapen worden om de onderwijsinstellingen in deze sectoren te laten excelleren. Als laatste punt zou het onderwijs meer in moeten spelen op de wensen van het bedrijfsleven. Door in te spelen op deze wensen zal de ‘kloof’ tussen het wetenschappelijk onderwijs en de praktijk verkleind worden. Hiermee zal ook de samenwerking tussen het bedrijfsleven en de onderwijsinstellingen verbeteren, wat de innovatieperformance van het bedrijfsleven en de onderwijsinstellingen ten goede zal komen. 7.6 Regionale bereikbaarheid De regionale bereikbaarheid is een punt van zorg. Vooral de wegen in Gelderland slibben de laatste jaren dicht. Voor een goed en aantrekkelijk vestigingsklimaat in Gelderland is het van belang dat de regionale bereikbaarheid optimaal is. Een aanpak van de congestie op de belangrijkste wegen in de provincie is hiervoor noodzakelijk. Daarnaast is het van belang dat er kritisch gekeken wordt naar de regionale bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Bedrijfslocaties dienen niet alleen per auto, maar ook per bus goed bereikbaar te zijn - zowel binnen als buiten de spits.
79
80
8. Conclusie De doelstelling van dit onderzoek was om te onderzoeken of het vestigingsklimaat in de provincie Gelderland aantrekkelijk genoeg is om kennisintensieve buitenlandse bedrijven aan te trekken. Dit is gedaan met behulp van de volgende onderzoeksvraag: Hoe aantrekkelijk is de provincie Gelderland als vestigingslocatie voor kennisintensieve buitenlandse bedrijven in met name de Food en Health sector en hoe kan het vestigingsklimaat in de toekomst verbeterd worden? Het Gelderse vestigingsklimaat is onderdeel van het Nederlandse vestigingsklimaat. Dit klimaat staat de laatste jaren onder druk. Op de Europese ranglijst van buitenlandse investeringsprojecten nam Nederland in 2006 een 12e plek in. Het Nederlandse niveau aan investeringen in onderzoek, onderwijs en innovatie is in internationaal perspectief bezien onder de maat. De buitenlandse bedrijven in Nederland ervaren hierdoor problemen met de beschikbaarheid en betaalbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel. Ook de mobiliteit en regionale bereikbaarheid, de arbeidswetgeving en milieuwetgeving worden als probleem ervaren. In deze macro-economische context probeert Gelderland de provincie zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor kennisintensieve buitenlandse bedrijven. De waardering van het Gelderse vestigingsklimaat komt in grote lijnen overeen met de waardering van het Nederlandse vestigingsklimaat. In Gelderland zijn de bedrijven erg te spreken over de quality of life en de kwaliteit en capaciteit van ICT en telecominfrastructuur. De regionale bereikbaarheid en het aanbod van betaalbare en goedopgeleide arbeidskrachten baren het meeste zorgen. In de acquisitie van buitenlandse bedrijven richt Gelderland zich de laatste jaren steeds meer op het aantrekken van kennisintensieve bedrijven. De Food en de Health clusters zijn hierin de beleidsspeerpunten. Als beide clusters geanalyseerd worden, blijkt uit dit onderzoek dat de bedrijven over het algemeen erg tevreden over de prestaties van beide clusters zijn. Het gaat hier dan wel om de bedrijven die bekend zijn met het cluster. Een schokkende conclusie is namelijk dat het merendeel van de bedrijven in de Food en Health sector niet met het Food en
81
Health cluster bekend zijn. Deze bekendheid zal snel moeten verbeteren. De bedrijven zijn immers de ambassadeurs van het cluster die het concept uit moeten dragen. In Gelderland ligt op dit moment de nadruk op het aantrekken van nieuwe bedrijven. Maar het aantrekken van nieuwe bedrijven is niet genoeg. De bedrijven moeten zich ook verankeren in de regio. Deze verankering zal sterk verbeterd moeten worden de komende jaren. Voor de bedrijven in de speerpuntsectoren kunnen het Food en Health Valley Bureau hier een belangrijke rol in spelen. Deze organisaties zouden, wanneer hun bekendheid verbeterd is, de intermediair functie tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en kennisinstellingen moeten gaan vervullen. Voor de bedrijven in de speerpuntsectoren is het verder van belang dat er R&D subsidies komen voor individuele bedrijven. Dit zal de innovatiegraad in het cluster ten goede komen en ervoor zorgen dat de bedrijven zich ook echt aan de regio gaan binden. Het Gelderse vestigingsklimaat kan, zoals uit dit onderzoek gebleken is, op tal van punten verbeterd worden. Voor de Health sector is het hierbij van belang dat er samengewerkt gaat worden met de andere Nederlandse Health regio’s. Ondanks de kleinschaligheid van de sector in Gelderland beschikt de Radboud Universiteit over enkele kansrijke en goed aangeschreven onderzoeksinstellingen. Door de krachten van de Nederlandse Health regio’s te bundelen zal een sterk Nederlands cluster ontstaan dat zich internationaal kan onderscheiden. Food Valley is het ankerpunt van het Nederlandse Food en Nutrition cluster en zal in de toekomst alleen maar belangrijker worden. Het is hierdoor van belang dat het cluster verder uitgebouwd gaat worden om het internationaal onderscheidend te laten zijn. Gelderland heeft de mogelijkheid om zich te ontwikkelen tot een aantrekkelijke vestigingslocatie voor kennisintensieve bedrijven. Dat is het nu echter nog niet, maar de Food sector, en in mindere mate de Health sector, hebben de potentie om als trekpleister te functioneren. Hierbij is het van belang dat de regionale spelers elkaar ‘vinden,’ de initiatieven omarmen en gezamenlijk de schouders eronder zetten. Als zij gaan beseffen dat het geheel altijd nog groter is dan de som der delen, kan Gelderland echt aantrekkelijk worden als vestigingslocatie voor kennisintensieve (buitenlandse) bedrijven.
82
9. Literatuurlijst Adviesraad voor Wetenschaps- en Technologiebeleid (2006), Bieden en binden: Internationalisering van R&D als beleidsuitdaging, advies 69, december 2006 Atzema, O., Lambooy, J., Rietbergen, T. van & Wever, E. (2002), Ruimtelijke Economische Dynamiek – Kijk op bedrijfslocatie en regionale ontwikkeling, Uitgeverij Coutinho, Bussum Bathelt, H., Malmberg, A. & Maskell, P. (2004), Clusters and knowledge: local buzz, global pipelines and the process of knowledge creation, Progress in Human Geography 28,1 pp. 31– 56 Berenschot (2007), Buitenlandse investeerders zijn groeiversnellers voor de Nederlandse economie, onderzoek in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, Utrecht, 3 oktober 2007 Birkinshaw, J. & Hood, N. (2000), Characteristics of Foreign Subsidiaries in Industry Clusters, Journal of International Business Studies, Vol. 31, No. 1. (1st Qtr., 2000), pp. 141154. Bruinsma, F. & Knippenberg, B. (1999), Infrastructuur- en locatiebeleid en internationale bedrijfsverplaatsingen, Vrije Universiteit, Amsterdam Bryman, A. (2004), Social Research Methods, Oxford University Press Buck Consultants International (2004), Locatiefactoren van buitenlandse R&D-activiteiten: perspectief voor Nederland, Uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken, Nijmegen, september 2004 Buck, R. (2006), De praktijk van locatiekeuze, Presentatie NIROV Studiemiddag, Amersfoort, 19 januari 2006 CBS (2008), Buitenlandse bedrijven betalen beter dan Nederlandse, CBS Webmagazine 23 juli 2008
83
De Propris, L. en Driffield, N. (2006), The importance of clusters for spillovers from foreign direct investment and technology sourcing, Cambridge Journal of Economics, 30, 277–291 Dijkgraaf, R. (2008), Rede bij de aanvaarding van het Presidentschap voor de Verenigde Vergadering van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Amsterdam Dziembowska-Kowalska, J. & Funck, R.H. (2000), Cultural activities as a location factor in European competition between regions: Concepts and some evidence, The Annals of Regional Science, nr. 34, p. 1-12 Erken, H., Kleijn, M. & Lantzendörffer, F. (2004), Buitenlandse directe investeringen in Research & Development – een onderzoek naar de beweging van buitenlandse R&D investeringen en de achterliggende locatiefactoren, Ministerie van Economische Zaken/SenterNovem, Den Haag Ernst & Young (2007), The Netherlands…strengthening efforts: Netherlands Attractiveness Survey, Amsterdam Gostelie, E., Kuenen, J.W., Cools, K. & Nienhuis, K. (2008), Hoofdkantoren een hoofdzaak: Tijd voor een industriepolitiek nieuwe stijl, The Boston Consulting Group, Amsterdam Innovatieplatform (2006), Kennisinvesteringsagenda 2006-2016: Nederland, Hèt land van Talenten, Notitie van de werkgroep kennisinvesteringsagenda van het Innovatieplatform, oktober 2006 Kennisbeleid Oost-Nederland (2004), Visie Traingle: Benutten en combineren van kennis en kansen in voeding, gezondheid en technologie Ministerie van Economische Zaken (2006) (1), In actie voor acquisitie – Hoe Nederland profiteert van buitenlandse investeringen, Den Haag Ministerie van Economische Zaken (2006) (2), Pieken in de Delta; Gebiedsgerichte Economische Perspectieven, directie Ruimtelijk Economisch Beleid, Den Haag Moeckel, R. (2007), Business Location Decisions and Urban Sprawl – A Microsimulation of Business Relocation and Firmography, Dortmunder Beiträge zur Raumplanung 126, Institut für Raumplanung, Universiät Dortmund
84
Oost NV (2007), Jaarverslag 2006, Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland NV, Enschede Oost NV (2007), Meerjarenplan 2007-2010 en Activiteitenplan 2007, Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland NV, Enschede Porter, M.E. (1990), The Competitive Advantage of Nations, Londen, Tha MacMillan Press LTD Porter, M.E. (1998), Clusters and the new economics of competition, Harvard Business Review, Vol. 76 Issue 6, p. 77-86 Porter, M.E. (2000), Location, Competition, and Economic Development: Local Clusters in a Global Economy, Economic Development Quarterly, Vol. 14, No. 1, p. 15-34 Porter, M.E. (2003), The Economic Performance of Regions, Regional Studies, Vol. 37.6&7, pp. 549–578, August/October 2003 Programmacommissie Oost-Nederland (2006), Pieken in Oost-Nederland: Werk maken van kennis, EZ-Programmabureau Oost-Nederland, Arnhem Provincie Gelderland (2007), Maak het in Gelderland: Sociaal-Economisch beleid 2007-2011, Arnhem Rabobank (2007), Visie op provinciale dynamiek 2007: focus op mobiliteit, Utrecht Rietbergen, A. van, Bosman, J. & Schmidt, M. de (1990), Internationalisering van de dienstensector; Nederlandse ondernemingen in mondiaal perspectief, Muidenberg, Coutinho Royal Haskoning (2006), Quick Scan Health & High Tech Systems regio Nijmegen: Onderscheidende faciliteiten, topkennis en samenwerkingsrelaties, in opdracht van de Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel, departement Nijmegen Sociaal Economische Raad (2006), Advies – Welvaartsgroei door en voor iedereen: advies over het sociaal-economisch beleid op de middelange termijn, Publicatienummer 8, 20 oktober 2006
85
Stec Groep (2007), Operations of Foreign Companies in the Netherlands in 2006, in opdracht van de NFIA/Ministerie van Economische Zaken 06.137 Technopolis (2005), Oost-Nederland, een top-technologische regio? – 14 karakteristieken nader gemeten, Technopolis BV, Amsterdam Tindemans, P. (2005), Oost-Nederland Innovatieregio: toets en toesplitsing, GKS&P, Den Haag Tindemans, P. (2007), Chapter 13: East Netherlands as an innovation region? – Can a triangle between Valleys compensate for low critical mass? In Hulsing, W. & Dons, H. (eds.), Pathways to High-tech Valleys and Research Triangles: Innovative Entrepreneurship, Knowledge Transfer and Cluster Formation in Europe and the United States Traxler, J. & Luger, M. I. (2004), Businesses and the Internet: Implications for Firm Location and Clustering, Journal of Comparative Policy Analysis: Research and Practise 2, p. 279-300 Weterings, A. & Ponds, R. (2007), Regionale kennisnetwerken en innovatie, Ruimtelijk Planbureau, Den Haag Wintjes, R. (2001), Regionaal-Economische effecten van buitenlandse bedrijven – een onderzoek naar verankering van Amerikaanse en Japanse bedrijven in Nederlandse regio’s, Nederlandse Geografische Studies nr. 286, Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap, Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Universiteit Utrecht Data: Eurostat (2008), beschikbare data op website: http://epp.eurostat.ec.europa.eu LISA (2007), landelijke database bedrijfsvestigingen in Nederland Oost NV (2008), Overzicht resultaten investeringsbevordering in de periode 2003 - 2007 Provinciale Werkgelegenheidsenquête (PWE) Gelderland (2007)
86
10. Bijlagen Bijlage 1: De enquête 1. Controle Bedrijfsgegevens Bedrijfsnaam: Adres: PC + Plaats: Jaar vestiging in NL óf jaar van oprichting: Land Herkomst: Sector: Aantal werknemers: Klopt deze informatie? ( ) Ja
( ) Nee
2. Op welke afzetmarkt opereert dit bedrijf voornamelijk? ( ) voornamelijk op de regionale markt ( ) voornamelijk op de Nederlandse markt ( ) voornamelijk op de internationale markt Vraag 3 kon alleen beantwoord worden door bedrijven die zich tussen 2003 en nu in Gelderland gevestigd hadden. 3a. Heeft u in uw keuze eerst voor een locatie in Nederland gekozen en bleek Gelderland daarna de beste optie te zijn of wilde u om specifieke redenen per se in Gelderland gevestigd zijn? ( ) we wilde een locatie in Nederland en zijn zo (min of meer toevallig) in Gelderland uitgekomen ( ) we hebben om een specifieke reden voor Gelderland gekozen, namelijk……… 3b. Welke (andere) landen en/of regio’s zijn er overwogen als mogelijke vestigingsplaats? ( ) Andere Nederlandse regio’s - namelijk ( ) Limburg ( ) Noord-Brabant ( ) Zeeland ( ) Overijssel ( ) Utrecht ( ) Flevoland ( ) Drenthe ( ) Groningen ( ) Friesland ( ) Noord-Holland ( ) Zuid-Holland Andere landen Als een van deze landen (of meerdere) gekozen werd, bestond de mogelijkheid om aan te geven over welke regio’s het ging. ( ) België ( ) Cyprus ( ) Denemarken ( ) Duitsland ( ) Estland ( ) Finland ( ) Frankrijk ( ) Griekenland ( ) Hongarije ( ) Ierland ( ) Italië ( ) Letland ( ) Litouwen ( ) Luxemburg ( ) Malta ( ) Noorwegen ( ) Oostenrijk ( ) Polen ( ) Portugal ( ) Slovenië ( ) Slowakije ( ) Spanje ( ) Tsjechië ( ) Verenigd Koninkrijk ( ) Zweden ( ) Zwitserland Bij de onderstaande vragen wordt gevraagd naar uw waardering voor en het belang dat u hecht aan bepaalde omgevingsfactoren. Bij deze vragen wordt u geacht een cijfer op een schaal van 1 tot 10 toe te kennen. Hierbij is 1 totaal onbelangrijk/zeer slecht, 5 is neutraal en 9 is uiterst belangrijk/uitstekend. Beschikbaarheid voldoende gekwalificeerd personeel Met de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel wordt bedoeld dat er voldoende arbeidskrachten aanwezig zijn voor het niveau dat normaal gesproken gevraagd wordt. Het gaat er dan om dat er voldoende aanbod is van arbeidskrachten waarmee eventuele vacatures gemakkelijk en snel vervuld kunnen worden. 4a. Hoe belangrijk acht u de ‘beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel’ bij de keuze voor een (nieuwe) locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 4b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel’ in de provincie Gelderland?
87
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 4c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot ‘beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerd personeel’? ( ) Nee ( ) Ja, te weinig hoogopgeleid personeel ( ) Ja, te weinig arbeidskrachten beschikbaar in de bèta/techniek richtingen ( ) Ja, beschikbaar personeel sluit niet aan op eigen wensen ( ) Ja, beschikbaar personeel sluit niet aan op eigen wensen ( ) Ja, anders namelijk………………….. Kosten personeel Met de kosten van het personeel worden zowel de directe kosten van arbeid bedoeld (de loonkosten) als de indirecte kosten (sociale lasten en belastingen). 5a. Hoe belangrijk acht u de ‘personeelskosten’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 5b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘personeelskosten’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 5c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘personeelskosten’? ( ) Nee ( ) Ja, te hoge lonen ( ) Ja, te hoge sociale premie ( ) Ja, te hoge belastingen ( ) Ja, te veel bureaucratische regels ( ) Ja, anders namelijk………………….. Internationale bereikbaarheid Bij de internationale bereikbaarheid gaat het erom hoe goed Gelderland te bereiken is vanuit het buitenland met behulp van luchthavens, spoorverbindingen en het wegverkeer. 6a. Hoe belangrijk acht u de ‘internationale bereikbaarheid’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 6b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘internationale bereikbaarheid’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 6c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘internationale bereikbaarheid’? ( ) Nee ( ) Ja, luchthavens te ver weg ( ) Ja, treinverbindingen niet snel genoeg ( ) Ja, congestie op de wegen ( ) Ja, anders namelijk………………….. Fysieke Infrastructuur (regionale bereikbaarheid, kwaliteit wegen, spoor etc.) Bij de fysieke infrastructuur gaat het erom hoe goed de bereikbaarheid binnen de regio is. De vraag is of men gemakkelijk van A naar B kan verplaatsen in de regio. De kwaliteit en de capaciteit van het spoor en wegennetwerk spelen hier een belangrijke rol bij. 7a. Hoe belangrijk acht u de ‘fysieke infrastructuur’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 7b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘fysieke infrastructuur’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( )
88
7c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘fysieke infrastructuur’? ( ) Nee ( ) Ja, bedrijfslocatie lastig te bereiken met het openbaar vervoer (bus/trein) ( ) Ja, busnetwerk niet uitgebreid genoeg ( ) Ja, te weinig treinverbindingen ( ) Ja, te veel congestie op de wegen ( ) Ja, anders namelijk………………….. Quality of Life (kwaliteit van leven en wonen) Bij de quality of life gaat het erom of het prettig leven en wonen is in een bepaalde regio. De quality of life kan bijvoorbeeld beïnvloed worden door de omgangsnormen in de samenleving en de mate van gastvrijheid van de bevolking maar wordt ook beïnvloed door de beschikbare voorzieningen, de hoeveelheid natuur, cultuur en de recreatieve mogelijkheden. Quality of Life kan bezien worden als een erg breed begrip. 8a. Hoe belangrijk acht u de ‘kwaliteit van leven en wonen’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 8b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘kwaliteit van leven en wonen’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 8c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘kwaliteit van leven en wonen’? ( ) Nee ( ) Ja, namelijk………………….. Capaciteit en kwaliteit ICT en telecominfrastructuur Met deze omgevingsfactor wordt de kwaliteit van de aanwezige ICT en telecominfrastructuur bedoeld. Daarnaast is het de vraag of de capaciteit toereikend is om snelle en betrouwbare ICT en telecomnetwerken te hebben. 9a. Hoe belangrijk acht u de ‘capaciteit en kwaliteit van de ICT en telecominfrastructuur’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 9b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘capaciteit en kwaliteit van de ICT en telecominfrastructuur’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 9c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘de capaciteit en kwaliteit van de ICT en telecominfrastructuur’? ( ) Nee ( ) Ja, namelijk……………………… Regulering en wetgeving De invloed van regulering en wetgeving op ondernemerschap kan erg groot zijn. Bedrijven krijgen met allerlei verschillende soorten wetgeving te maken. Zo kan er gedacht worden aan wetgeving omtrent het aannemen en ontslaan van personeel en het wettelijke minimumloon. Daarnaast gaat het om de mate van concurrentie, bestaan er vormen van oneerlijke concurrentie of wordt dit juist door regulering en wetgeving voorkomen. Ook kan er gedacht worden aan milieuwetgeving en wetgeving omtrent het verkrijgen van kapitaal. (Bij vraag 10a. wordt gevraagd hoe belangrijk u regulering en wetgeving acht bij de keuze van een nieuwe locatie in het algemeen, bij vraag 10b. wordt uw waardering gevraagd over de mate van regulering en wetgeving in Gelderland (Nederland), eventueel in vergelijking met andere landen. 10a. Hoe belangrijk acht u de ‘regulering en wetgeving’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 10b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘regulering en wetgeving’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 89
( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 10c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘regulering en wetgeving’? ( ) Nee ( ) Ja, problemen met het aannemen/ontslaan van personeel ( ) Ja, minimumloon te hoog ( ) Ja, milieuwetgeving te streng ( ) Ja, oneerlijke concurrentie wordt toegestaan ( ) Ja, anders namelijk………………….. Ondernemersklimaat dat innovatie stimuleert In hoeverre er innovaties plaats kunnen vinden in een land is deels afhankelijk van het ondernemersklimaat. Op het moment dat de becfijven erg ondernemend zijn dan zullen er veel innovaties plaats vinden en zullen bedrijven elkaar aanmoedigen (door middel van concurrentie) om te blijven innoveren. Daarnaast is de houding van de bevolking ten opzichte van het ondernemerschap belangrijk. Als dit in de cultuur ingebakken zit dan zullen meer mensen geneigd zijn eigen bedrijven op te zetten waardoor er meer innovaties van de grond kunnen komen. 11a. Hoe belangrijk acht u het ‘ondernemingsklimaat ten opzichte van het stimuleren van innovaties’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 11b. Welk rapportcijfer geeft u het ‘ondernemersklimaat ten opzichte van het stimuleren van innovaties’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 11c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot het ‘ondernemersklimaat dat innovatie stimuleert’? ( ) Nee ( ) Ja, te weinig ambitie bij de bevolking ( ) Ja, ontbreken van risico kapitaal ( ) Ja, bevolking te terughoudend ( ) Ja, anders namelijk………………….. Algemene belastingregelingen Met de algemene belastingregelingen wordt het totale pakket aan belastingregelingen bedoeld waarmee een bedrijf in Nederland te maken krijgt. Een van de meest in het oog springende componenten is hierbij de vennootschapsbelasting. 12a. Hoe belangrijk acht u de ‘algemene belastingregelingen’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 12b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘algemene belastingregelingen’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 12c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘algemene belastingregelingen’? ( ) Nee ( ) Ja, vennootschapsbelasting te hoog ( ) Ja, belastingregelingen niet overzichtelijk ( ) Ja, te veel regelingen ( ) Ja, anders namelijk………………….. (Bij vraag 12a. wordt gevraagd hoe belangrijk u de algemene belastingregelingen acht bij de keuze van een nieuwe locatie in het algemeen, bij vraag 10b. wordt uw waardering gevraagd over de algemene belastingregelingen in Gelderland in vergelijking met andere landen) Aanwezigheid kennisinstellingen en universiteiten Bij het creëren van nieuwe innovaties zijn de aanwezige kennisinstellingen en universiteiten vaak een katalysator van R&D. Op het moment dat er universiteiten en kennisinstellingen aanwezig zijn, die zich internationaal
90
gezien onderscheiden op bepaalde onderzoeksgebieden, dan kan dit bedrijvigheid aantrekken. Dit is helemaal het geval als er sprake is van toegepast onderzoek, onderzoek dat door een bedrijf in de markt gezet kan worden. 13a. Hoe belangrijk acht u de ‘de aanwezigheid van kennisinstellingen en universiteiten’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 13b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘aanwezigheid van kennisinstellingen en universiteiten’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 () () () () () () () () () () 13c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘aanwezigheid van kennisinstellingen en universiteiten? ( ) Nee ( ) Ja, weinig tot geen gerenommeerde kennisinstellingen/universiteiten aanwezig ( ) Ja, onderzoeksgebieden sluiten niet aan bij de eigen bedrijfsactiviteiten ( ) Ja, te weinig toegepast onderzoek, te veel theoretische kennis ( ) Ja, anders namelijk………………….. Samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen en universiteiten Op het moment dat er kwalitatief goede kennisinstellingen en universiteiten in de regio aanwezig zijn, die theoretisch goed onderzoek doen dan kan het bedrijfsleven er nog weinig mee. Op het moment dat het gaat om toegepast onderzoek dan wordt dit interessant voor het bedrijfsleven. Helemaal als de kennisinstellingen en universiteiten bereid zijn om samen te werken met de in de regio aanwezige bedrijven. Hoe groter de bereidheid is bij kennisinstellingen en universiteiten om samen te werken, des te groter zal het innovatieve vermogen van de regio zijn. 14a. Hoe belangrijk acht u de ‘samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen en universiteiten’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 14b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen en universiteiten’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 14c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen en universiteiten’? ( ) Nee ( ) Ja, kennis sluit niet aan bij wensen bedrijfsleven ( ) Ja, te weinig mogelijkheden om samen te werken ( ) Ja, kennisinstellingen/universiteiten niet open genoeg ( ) Ja, onvoldoende bereidheid om samen te werken ( ) Ja, juiste contacten/ingangen zijn moeilijk te vinden ( ) Ja, ondersteuning vanuit overheid/netwerkorganisaties ontbreekt ( ) Ja, anders namelijk………………….. Samenwerkingsmogelijkheden met andere bedrijven Wanneer er in de regio veel gelijksoortige bedrijven aanwezig zijn kan het handig zijn als er op formele en informele manier wordt samengewerkt in de creatie van nieuwe innovaties. Dit kan eventueel gestimuleerd worden door de overheid of door de diverse netwerkorganisaties. Wanneer bedrijven in elkaars nabijheid gevestigd zijn kunnen profiteren van kennisoverdracht. Dit gebeurt helemaal wanneer de bereidheid is om samen te werken aan nieuwe innovaties. 15a. Hoe belangrijk acht u de ‘samenwerkingsmogelijkheden met andere bedrijven’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 15b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘samenwerkingsmogelijkheden met andere bedrijven’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 91
( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 15c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘samenwerkingsmogelijkheden met andere bedrijven’? ( ) Nee ( ) Ja, onvoldoende bereidheid om samen te werken ( ) Ja, juiste contacten/ingangen moeilijk te vinden ( ) Ja, ondersteuning vanuit de overheid/netwerkorganisaties ontbreekt ( ) Ja, platform om samen te werken ontbreekt ( ) Ja, anders namelijk………………….. R&D Stimuleringsmaatregelen vanuit de overheid De mate waarin de overheid maatregelen treft om innovaties tot stand te laten komen. Hierbij kan gedacht worden aan subsidies. Maar de overheid kan R&D ook stimuleren door netwerkorganisaties te ondersteunen. (In Gelderland zijn er diverse netwerkorganisaties actief, zoals bijvoorbeeld Food en Health Valley. Maar ook VNO-NCW, het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) en diverse ondernemersverbonden behoren hiertoe.) 16a. Hoe belangrijk acht u de ‘R&D stimuleringsmaatregelen’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 16b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘R&D stimuleringsmaatregelen’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 16c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘R&D stimuleringsmaatregelen’? ( ) Nee ( ) Ja, R&D subsidies ontbreken ( ) Ja, platforms om samen te werken ontbreken ( ) Ja, te weinig sturing ( ) Ja, anders namelijk………………….. Nabijheid van afnemers, toeleveranciers en strategische partners Op het moment dat de afnemers, toeleveranciers en andere strategische partners in de nabijheid van het bedrijf gevestigd zijn dan zal er effectiever samengewerkt worden. Het bedrijf kan beter inspelen op de wensen van de afnemers, kan gemakkelijker de hulp inschakelen van strategische partners en kan samen met de toeleveranciers werken aan de verbetering van de producten en/of diensten. 17a. Hoe belangrijk acht u de ‘nabijheid van afnemers, toeleveranciers en strategische partners’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 17b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘nabijheid van afnemers, toeleveranciers en strategische partners’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 17c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘nabijheid van afnemers, toeleveranciers en strategische partners’? ( ) Nee ( ) Ja, regionale afnemers ontbreken ( ) Ja, regionale toeleveranciers ontbreken ( ) Ja, lastig om de juiste toeleveranciers regionaal te vinden ( ) Ja, strategische partners zijn buiten de regio gevestigd ( ) Ja, anders namelijk………………….. Kwaliteit en ondersteuning van de aawezige netwerkorganisaties In Gelderland zijn er diverse netwerkorganisaties actief, zoals bijvoorbeeld Food en Health Valley. Maar ook VNO-NCW, het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) en diverse ondernemersverbonden behoren hiertoe. Door deel uit te maken of lid te zijn van een netwerkorganisatie kan gemakkelijker contact gelegd worden met interessante bedrijven om samenwerking van de grond te laten komen. Daarnaast kunnen deze organisaties een rol hebben in het stimuleren van de innovativiteit van bedrijven.
92
18a. Hoe belangrijk acht u de ‘kwaliteit en ondersteuning van de aanwezige netwerkorganisaties’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 18b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘kwaliteit en ondersteuning van de aanwezige netwerkorganisaties’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 18c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘kwaliteit en ondersteuning van de aanwezige netwerkorganisaties’? ( ) Nee ( ) Ja, netwerkorganisaties ontbreken ( ) Ja, onvoldoende ondersteuning van uit de netwerkorganisaties ( ) Ja, netwerkorganisaties moeilijk te bereiken ( ) Ja, anders namelijk………………….. Bedrijfshuisvesting Met bedrijfshuisvesting wordt bedoeld dat er voldoende goede huisvestingsmogelijkheden zijn (op een bedrijventerrein, bedrijfsverzamelgebouw, science park, nabij de universiteit etc.) die inspelen op de wensen van het bedrijf.. 19a. Hoe belangrijk acht u de ‘bedrijfshuisvesting’ bij de keuze voor een nieuwe locatie? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 19b. Welk rapportcijfer geeft u de ‘bedrijfshuisvesting’ in de provincie Gelderland? 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) ( ) 19c. Heeft u op dit moment een knelpunt of heeft u in het verleden een knelpunt gehad met betrekking tot de ‘bedrijfshuisvesting’? ( ) Nee ( ) Ja, geen bedrijfshuisvesting mogelijk in nabijheid universiteit ( ) Ja, te weinig geschikte locaties voorhanden ( ) Ja, bedrijfshuisvesting te duur ( ) Ja, bereikbaarheid bedrijfshuisvesting onvoldoende ( ) Ja, verloedering bedrijfsterrein/industrieterrein ( ) Ja, anders namelijk………………….. 20a. Zouden een of meerdere van bovenstaande problemen bij de genoemde omgevingsfactoren ertoe kunnen leiden dat u uw vestiging in de toekomst (1 tot 3 jaar) gaat verplaatsen (naar het buitenland of een andere Nederlandse provincie)? ( ) Nee vraag 21 ( ) Ja ( ) Naar een Nederlandse provincie ( ) Naar het buitenland 20b. Welke omgevingsfactor(en) of bedrijfsinterne factoren spelen hier een rol in? ……………………………. 21a. Als u vacatures heeft voor een R&D functie, wat is dan het gevraagde opleidingsniveau meerdere antwoorden mogelijk)? ( ) MAVO/ULO/MULO/VMBO ( ) HAVO/MMS ( ) VWO/HBS/Atheneum/Gymnasium ( ) MBO/WTS/ROC/BBL/BOL ( ) HBO ( ) Universitair ( ) Niet van toepassing 21b. Is uw bedrijf bezig met innovaties, zo ja, met wat voor soort innovaties?? ( ) Nee vraag 22 ( ) Ja Soort innovatie:
93
( ) Product Innovatie
( ) Proces Innovatie
( ) Anders, namelijk………
21c. Worden deze innovaties ontwikkelt binnen de eigen vestiging, met behulp van het moederbedrijf of met behulp van externe partijen? (Meerdere antwoorden mogelijk) ( ) Alleen, binnen de eigen vestiging ( ) Met behulp van het moederbedrijf ( ) Met behulp van externe partijen Op welke manier wordt gebruik gemaakt van externe partijen? ( ) Samenwerking ( ) Uitbesteding (onderzoek door ‘derden’ uit laten voeren) ( ) Licenties (het verwerven van octrooien, van andere niet-gepatenteerde vindingen, inkopen van speciale deskundigheid, bijvoorbeeld op het gebied van IT, teneinde nieuwe of verbeterde producten, diensten of processen te kunnen verwezenlijken) ( ) Inkoop apparatuur (Aanschaf geavanceerde apparatuur, machines, computers (inclusief meegeleverde software) speciaal aangeschaft om technologisch nieuwe producten te kunnen realiseren) ( ) Anders, namelijk…………. Met behulp van welke externe partijen? (Meerdere antwoorden mogelijk) ( ) De Universiteit(en), namelijk ( ) De Radboud Universiteit Nijmegen ( ) De Universiteit van Wageningen (WUR) ( ) Andere Nederlandse Universiteit, namelijk…………….. ( ) Buitenlandse Universiteit, namelijk…………………….. ( ) Kennisinstellingen, namelijk
( ) Kennisinstellingen in Gelderland ( ) Kennisinstellingen in Nederland ( ) Buitenlandse kennisinstellingen
( ) Andere bedrijven, namelijk:
( ) Bedrijven met hetzelfde product (horizontale relaties) ( ) Bedrijven in dezelfde bedrijfskolom (toeleveranciers, afnemers e.d.) (verticale relaties) ( ) Overig
Locatie van deze bedrijven
( ( ( (
) Bedrijven in de directe omgeving (afstand < 10 km) ) Bedrijven in Gelderland ) Bedrijven uit andere Nederlandse provincie ) Bedrijven uit het buitenland
22a. Heeft u buitenlandse werknemers, afkomstig vanuit het moederbedrijf, in dienst? ( ) Ja ( ) Nee vraag 23 ( ) Niet van toepassing (Nederlands bedrijf in Food of Health sector, ga door naar vraag 23) 22b. Heeft u problemen, of heeft u problemen gehad, met het verkrijgen van de benodigde werk- en verblijfsvergunningen voor deze werknemers? ( ) Ja, met (open vraag) ( ) Nee Vraag 23 was ALLEEN bedoeld voor buitenlandse bedrijven die zich vanaf 2003 in Gelderland gevestigd hadden. 23a. Heeft u bij uw vestiging in Gelderland ondersteuning gehad vanuit Oost NV? ( ) Ja ( ) Nee vraag 24 (of, wanneer het bedrijf niet in de Food/Health sector actief is, einde onderzoek) 23b. Waarbij heeft u ondersteuning gehad vanuit Oost NV (Meerdere antwoorden mogelijk)? ( ) Zoektocht naar de bedrijfslocatie ( ) Informatie de aanwezige kenniscentra ( ) Informatie over de grondprijzen ( ) Informatie over de arbeidsmarkt ( ) Algemene informatie over de regio (huisvesting, scholen, bezienswaardigheden, cultuur etc.) ( ) Ondersteuning bij mogelijke subsidies ( ) Meedenken over uitbreiding locatie ( ) Anders, namelijk……………………..
94
23c. Hoe belangrijk was de ondersteuning vanuit Oost NV voor u? ( ) zeer belangrijk ( ) belangrijk ( ) neutraal ( ) niet belangrijk ( ) totaal niet belangrijk 23d. Bent u tevreden over de ondersteuning die u gehad heeft vanuit Oost NV? ( ) Ja ( ) Nee 23e. Wat zou er aan de ondersteuning vanuit Oost NV verbeterd kunnen worden? ………………………………………… Vraag 24 was ALLEEN bedoeld voor bedrijven die tot de Food of Health sector gerekend. Onderstaande vragen zijn uitgewerkt voor een bedrijf in de Food sector. 24a. Heeft de aanwezigheid van het Food cluster invloed gehad op uw besluit om te kiezen voor een vestigingslocatie in Gelderland? ( ) Ja ( ) Nee 24b1. Bent u tevreden over de toegankelijkheid van de kennisinstellingen en universiteiten in het cluster? ( ) Ja ( ) Nee 24b2. Is de kennis die beschikbaar is (middels samenwerking, uitbesteding en/of inkoop) gemakkelijk toepasbaar in uw eigen bedrijf (kunt u deze kennis in de markt plaatsen door productinnovaties)? ( ) Ja, want…… ( ) Nee, want….. 24b3. Kan er in de samenwerkingsmogelijkheden met kennisinstellingen en universiteiten in het cluster volgens u iets verbeterd worden? ( ) Ja Open vraag: wat kan er verbeterd worden? ( ) Nee vraag 24c 24c1. Zijn er volgens u voldoende grote bedrijven met internationale bekendheid in het cluster aanwezig? (Deze bedrijven bepalen, naast de aanwezige kennisinstellingen, voor een belangrijk deel het imago van het cluster en zijn in het buitenland een soort van ambassadeurs voor het Food cluster) ( ) Ja ( ) Nee 24c2. Is er volgens u een brede basis in het cluster aan bedrijven in het Midden- en Kleinbedrijf (MKB)? (Uit bepaalde onderzoeken is gebleken dat een brede basis aan bedrijven in het MKB voor de mate van innovativiteit zorgt. Deze basis dient dan wel breed en divers (in de samenstelling van de bedrijven) te zijn. ( ) Ja ( ) Nee 24c3. Is er bij de andere bedrijven in het cluster voldoende bereidheid om actief samen te werken op bijvoorbeeld het gebied van R&D? ( ) Ja ( ) Nee 24c4. Kan er op dit gebied volgens u iets verbeterd worden? ( ) Ja Open vraag: wat kan er verbeterd worden? ( ) Nee vraag 24d 24d. Bent u van mening dat de innovatieperformance van uw bedrijf hoger ligt (doordat uw bedrijf deel uit maakt van het Food Cluster) dan dat anders het geval zou zijn? ( ) Ja ( ) Nee
95
24e1. Bent u tevreden over de rol die het Food Valley bureau speelt in het cluster? ( ) Ja ( ) Nee Open vraag: Wat kan er verbeterd worden? 24e2. Bent u tevreden over de rol die de overheid (gemeente en provincie) speelt in het cluster? ( ) Ja ( ) Nee Open vraag: Wat kan er verbeterd worden? 24e3. Bent u van mening dat Food Valley internationaal gezien voldoende op de kaart geplaatst is? ( ) Ja ( ) Nee Open vraag: Wat kan er verbeterd worden? 24f. Bent u tevreden met de huidige samenstelling (bedrijven, kennisinstellingen en netwerkorganisaties) van het cluster? ( ) Ja ( ) Nee Open vraag: Wat kan er verbeterd worden? 25. Heeft u nog opmerkingen of aanvullingen naar aanleiding van deze enquête? ( ) Ja, namelijk……………………………………………… ( ) Nee
96
Bijlage 2: de aankondigingsbrief
97
98