PIJN VAN ALLE KANTEN BEKEKEN
7e Nationaal Pijn Congres Dinsdag 5 april 2016 De ReeHorst Ede
CHANGE PAIN® streeft ernaar de behoeften van pijnpatiënten te begrijpen en oplossingen te ontwikkelen om de behandeling van pijn te verbeteren. Postoperatieve pijn is een van de aandachtsgebieden van CHANGE PAIN.
NL/CHP/16/01/0003
HOE KAN IK DE BEHANDELING VAN POSTOPERATIEVE PIJN VERBETEREN?
PIJN VAN ALLE KANTEN BEKEKEN 7E NATIONAAL PIJN CONGRES DINSDAG 5 APRIL 2016 DE REEHORST EDE
BESTE CONGRESBEZOEKERS Wij heten u van harte welkom op ons 7e Nationaal Pijn Congres van de V&VN Pijnverpleegkundigen. Dit congres heeft als thema “Pijn van alle kanten bekeken”. We hebben het dan over alle soorten pijn binnen het vakgebied van de pijngeneeskunde en - verpleegkunde. Na de opening door onze voorzitter, starten we met mw. Dr. van Dijk die ons meeneemt naar de nieuwste inzichten rondom pijnmeten, wat vinden patiënten hiervan? Daarna gaan we door met Dr. Aukes die ons alles gaat vertellen over de waarde van de invasieve behandel technieken aan de hand van casuïstiek. Na de coffee break brengt Drs. van Haandel ons bij de nieuwste inzichten van de bestrijding van pijn bij kanker. En we sluiten de ochtend af met Prof. dr. Morlion die ons meeneemt in de wereld van wetenschappelijk onderzoek. Na de lunch is er een scala aan workshops te kiezen. Zorg dat u op tijd weer in de zaal bent voor het verhaal van Prof. dr. van Wilgen over de rol van de pijnverpleegkundige bij pijneducatie. De congrescommissie heeft zijn best gedaan om u een gevarieerd programma voor te schotelen en wij verwachten dan ook dat het congres genoeg inhoud heeft om over te praten en verder te verspreiden. Mijn speciale dank gaat uit naar alle sponsoren die dit congres financieel mogelijk hebben gemaakt. Graag wil ik u namens alle sponsoren uitnodigen om de stands te bezoeken waar u alle mogelijke informatie over uiteenlopende nieuwe producten kunt vinden. Ik wil alle sprekers bedanken voor hun inzet en uiteraard bedank ik ook alle mensen achter de schermen die dit congres tot een succes hebben gemaakt. Wij wensen u een zeer leerzame dag en hopen dat u nieuwe contacten weet te leggen, zodat we samen de pijnbehandeling in Nederland en België blijven ontwikkelen. We hopen dat er nog veel en lang over nagepraat wordt. Met vriendelijke groeten, mede namens onze voorzitter, Rianne van Boekel, Chris Terwiel Voorzitter congrescommissie 03
7E NATIONAAL PIJN CONGRES DINSDAG 5 APRIL 2016 DE REEHORST EDE
PROGRAMMA 08.45 Ontvangst, registratie, koffie & thee. 09.30 Opening 7e Pijncongres. Mw. R.L.M. van Boekel, voorzitter V&VN Pijnverpleegkundigen 09.45 Postoperatieve pijnmeting: pijnscore 0-10 is voor patiënten anders dan voor professionals Mw. Dr. J.F.M. van Dijk, verpleegkundig beleidsmedewerker pijn/onderzoeker, UMC Utrecht, Utrecht 10.20 Invasieve behandel technieken binnen de pijnbestrijding interactieve casuïstiek Dr. J.A. Aukes, anesthesioloog, Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht 10.55 Pauze, gelegenheid tot het bezoeken van de expositie 11.25 Opioid Saving Strategy (OSS) bij pijn bij kanker Crux: vroegtijdige inzet van adjuvantia naast opioiden J.E.G.C. van Haandel, anesthesioloog, Ziekenhuis St. Jansdal, Harderwijk 12.00 Statistische significantie versus klinische relevantie: is het sop de kool wel waard? Prof. dr. B.J. Morlion, anesthesioloog-algoloog, KU Leuven, Leuven, België 12.35 Lunch, gelegenheid tot het bezoeken van de expositie 13.50 Workshop sessie 1 14.50 Pauze, gelegenheid tot het bezoeken van de expositie 15.20 Workshop sessie 2 16.25 Pijneducatie; de eerste stap in de pijnbehandeling De rol van de pijnverpleegkundige Prof. dr. C.P. van Wilgen, hoogleraar/oprichter en hulpverlener, TRANSCARE 17.00 Sluiting, gevolgd door hapje en drankje
04
WORKSHOPS 01 Identificatie van de orthopedische patiënt met een verhoogd risico op postoperatieve pijn? Mw. M.E. Peters, verpleegkundig specialist anesthesiologie, St. Maartenskliniek, Nijmegen 02 Acute pijn op de ICU en chronische pijn een jaar na hartchirurgie Mw. dr. L. van Gulik, anesthesioloog-intensivist, Meander Medisch Centrum, Amersfoort 03 Pijnklachten van houdings- en bewegingsapparaat Dr. S. Schiere, anesthesioloog, de Tjongerschans, Heerenveen 04 Werken aan de (pijn) grens. Bewegen als pijnstiller C. Groothof ((sport) fysiotherapeut, TIGRA, Heerenveen) 05 Lange termijn effecten van neonatale pijn en pijnbestrijding: klinische en preklinische modellen Mw. N.J. van den Hoogen, PhD student, MUMC+, Maastricht en mw. dr. G.E. van den Bosch, AIOS kindergeneeskunde, ErasmusMC, Rotterdam 06 Pijn bij ouderen, ook in het ziekenhuis een verpleegkundige uitdaging! Prof.dr. W.P. Achterberg, specialist ouderengeneeskunde, hoogleraar institutionele zorg en ouderengeneeskunde, Topaz/LUMC, Leiden en Mw. J. Cheuk-A-Lam, verpleegkundig pijnconsulent/verpleegkundig specialist in opleiding, Erasmus MC, Rotterdam 07 Diagnose en minimaal invasieve behandeling van aangezichts pijn Prof.dr. M. van Kleef (anesthesioloog, MUMC+, Maastricht) 08 Pijn in de Palliatieve (terminale) fase, dat hoeft toch niet meer anno 2016? K. Goedhart,specialist ouderengeneeskunde, Zorggroep Rijnmond, Rotterdam en Mw. G.M. de Vries-Fennis, verpleegkundig specialist i.o. chronische pijn, Maasstadziekenhuis, Rotterdam 09 Pijnstillende crèmes bij neuropathische pijn: de nieuwe behandeling? D. Kopsky, arts, Instituut voor Neuropathische pijn, Soest 10 Welke rol speelt Transcutane Elektrische Neuro Stimulatie (TENS) bij (sub)acute pijn Mw. K. Meijers, verpleegkundig specialist pijngeneeskunde, Ziekenhuis Amstelland, Amstelveen 11 Waveforms and neurostimulation modes Mw. J. Breel, physician assistant anesthesiologie, Diaconessenhuis, Utrecht 12 Mag het een pilletje minder zijn… Polyfarmacie, palliatieve zorg en de pijnverpleegkundige?!? Mw. drs. B. Huisman. anesthesioloog, VUMC, Amsterdam 13 Pijn Samen en de weg naar eigen regie Yvonne Museler, kernteamlid project Pijn Samen en Pijnconsulent bij DC Klinieken Bastiaan Piloo, kernteamlid project Pijn Samen en zakelijk manager van Stichting Happy Motion
05
7E NATIONAAL PIJN CONGRES DINSDAG 5 APRIL 2016 DE REEHORST EDE
PLATTEGROND Begane grond
06
Souterrain
07
7E NATIONAAL PIJN CONGRES DINSDAG 5 APRIL 2016 DE REEHORST EDE
Verdieping
08
LEZINGEN Postoperatieve pijnmeting: pijnscore 0-10 is voor patiënten anders dan voor professionals Mw. Dr. J.F.M. van Dijk, verpleegkundig beleidsmedewerker pijn/onderzoeker, UMC Utrecht, Utrecht Inleiding: Voor veel mensen is een operatie een pijnlijke ervaring. Om een indruk te krijgen hoeveel pijn patiënten ervaren, vragen verpleegkundigen minstens 3 keer per dag aan patiënten hun pijn te scoren met behulp van de Numeric Rating Scale (NRS). Verpleegkundigen hebben vaak het idee dat patiënten de NRS scores niet begrijpen. Of begrijpen wij de NRS scores van patiënten soms niet? Dit was aanleiding om onderzoek te doen naar pijn en naar pijnmeting in het bijzonder. Draaglijke pijn: Uit ons onderzoek blijkt dat de meeste postoperatieve patiënten met NRS 4, 5 of 6 dit als draaglijke pijn beschouwen en geen (extra) opiaten willen hebben. Acute pijn consulenten kennen lagere NRS scores toe aan draaglijke pijn dan patiënten. Voorlichting: Omdat de indruk bestond dat patiënten de NRS scores niet begrepen, is er een voorlichtingsfilm ontwikkeld. Na het zien van de voorlichtingsfilm hadden patiënten echter nog steeds geen behoefte aan opiaten terwijl zij pijnscores van 4 of hoger aangaven. Na de film hadden patiënten wel meer kennis en een positievere houding ten opzichte van pijn en pijnmedicatie. Bang voor verslaving: Uit het vorige onderzoek bleek dat 79% van de patiënten die niet voorgelicht waren m.b.v. de film, neutraal of het eens waren met de onjuiste stelling dat patiënten gemakkelijk verslaafd kunnen raken aan pijnmedicatie. Verpleegkundigen hebben een belangrijke rol in de pijnbehandeling van patiënten. Het is dan de taak van verpleegkundigen om deze bezorgdheid weg te nemen en een verandering teweeg te brengen in het gedrag van patiënten zodat zij pijnmedicatie accepteren als dat nodig is. Echter, 51% van de verpleegkundigen was neutraal of was het eens met dezelfde onjuiste stelling. Oordeel van verpleegkundigen: Verpleegkundigen zijn het vaak niet eens met de pijnscores die patiënten geven. Zij maken hun eigen inschatting van de pijn van de patiënt. In ons onderzoek zeggen verpleegkundigen dat gemiddeld 70% van de pijnscores die patiënten geven overeen komt met de indruk die zij van de pijn van de patiënt hebben. Echter, een derde van de verpleegkundigen antwoordde dat in 50% of minder van de gevallen de pijnscore van de patiënt niet overeen komt met hun eigen indruk van de pijn van de patiënt. Dit is een tweede belangrijke barrière die een adequate pijnbehandeling in de weg staat. Een mogelijke verklaring is dat patiënten vaak NRS scores hoger dan 3 aan hun pijn geven en dit draaglijk vinden.
09
7E NATIONAAL PIJN CONGRES DINSDAG 5 APRIL 2016 DE REEHORST EDE
Verpleegkundigen denken dan dat patiënten de NRS scores niet begrijpen omdat zij geleerd hebben dat pijn met een NRS score hoger dan 3 geen draaglijke pijn is maar behandeld moet worden. Interview patiënten: Patiënten verschillen in hun interpretatie van de NRS scores. Om te achterhalen hoe postoperatieve patiënten hun pijn vertalen in NRS scores, hebben we patiënten geïnterviewd. Uit dit onderzoek kwamen factoren naar voren die van invloed zijn op het geven van een getal tussen 0 en 10. Deze factoren zijn onder te verdelen in drie hoofdthema’s: score-gerelateerde factoren, persoonlijke patiënt factoren en de te verwachten gevolgen van een bepaalde pijnscore. Deze gevolgen hebben betrekking op het toedienen van pijnmedicatie (juist wel of juist geen pijnmedicatie toegediend willen krijgen) en het mogelijke oordeel van professionals. Hieruit is een model voortgekomen dat de relatie laat zien tussen de factoren die het proces beïnvloeden van het geven van een NRS score. Het voorgestelde model kan professionals helpen om de factoren en het proces te begrijpen die leiden tot een bepaalde NRS score. Daardoor kan de professional gericht vragen stellen die duidelijkheid kunnen geven over de NRS score van de patiënt. Hierdoor komen patiënten en professionals tot een gezamenlijk begrip van de pijnscore van de patiënt wat leidt tot een pijnbehandeling die past bij de individuele patiënt. Conclusie: Als een verpleegkundige alleen een NRS score vraagt, zonder te luisteren naar het verhaal van de patiënt over de betekenis hiervan, kan de unieke pijnervaring van de patiënt verkeerd opgevat worden. Daarnaast kan het strikt gebruiken van de NRS grenswaarde in de postoperatieve pijnbehandeling een risico op overbehandeling geven. De NRS grenswaarde van 3 in pijnprotocollen moet dus niet gebruikt worden voor de individuele patiënt. Daarnaast zijn veel patiënten en verpleegkundigen onnodig bezorgd over opiaten die toegediend worden na de operatie. Dit kan een adequate pijnbehandeling in de weg staan.
Invasieve behandel technieken binnen de pijnbestrijding interactieve casuïstiek Dr. J.A. Aukes, anesthesioloog, Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht
10
• Technieken Invasieve pijnbestrijding • Richtlijnen • Evidence based • Invasieve behandeling bij klinische diagnose - Cervicaal - Thoracaal - Lumbosacraal - Pijnsyndromen
OpioOpioid Saving Strategy (OSS) bij pijn bij kanker. Crux: vroegtijdige inzet van adjuvantia naast opioiden J.E.G.C. van Haandel, anesthesioloog, Ziekenhuis St. Jansdal, Harderwijk Situatie schets: Meer dan de helft van alle oncologische patiënten met pijn, heeft ondanks behandeling nog steeds pijn (1-3). Terwijl 90% van deze patiënten adequaat behandeld moet kunnen worden; aanvaardbare pijn of zelfs pijnvrij (4-6). Prevalentiecijfers Marieke van den Beuken (proefschrift januari 2009) zijn 10 jaar later niet veranderd (EFIC september 2015). Ondanks alle kennis en middelen die behandelaren ter beschikking hebben en die zijn vastgelegd in verschillende nationale en internationale richtlijnen (NVA, EAPC), wordt pijn bij kanker en in het bijzonder doorbraakpijn nog steeds onvoldoende gemeten en behandeld. Opioid Saving Strategy: “Opioid Saving Strategy” (OSS) is een patiënt gerichte en pro-actieve pijn behandel strategie voor vooral de palliatieve oncologische patiënt. Belangrijkste uitgangspunten: • Behandelen op basis van een plan dat is gebaseerd op de wens van de patiënt; • Pro-actieve en houding behandelaar; anticiperen op wat gaat komen; • Vroegtijdige inzetten van medicatie t.b.v. neuropatische pijn; • Factoren als angst, stemming en slaap beïnvloeden de pijnbeleving en worden continu meegenomen in het kader van een optimale pijnbehandeling; • Voorkomen van morfine stapeling. Doelstellingen OSS: • Optimale pijnbehandeling; • Verbeteren kwaliteit van leven bij deze patiënten; • Voorkomen spoed consulten en ziekenhuisopnames voor pijn. Referenties: 1. Van den Beuken-van Everdingen MHJ. Symptoms in patients with cancer. Thesis 2009 2. Van den Beuken-van Everdingen MHJ et al. Prevalence of pain in patients with cancer: a systematic review and meta-analysis: 10 years later. Abstract EFIC September 2015 3. Cleeland CS, Gonin R, Hatfield AK, Edmonson JH, Blum RH, Stewart JA, et al. Pain and its treatment in outpatients with metastatic cancer. N Engl J Med 1994;330:592-6. 4. De Graeff A et al. Palliatieve zorg. Richtlijnen voor de praktijk. Richtlijn pijn. Utrecht: Vereniging van Integrale Kankercentra, 2006:565-621. 5. World Health Organization (WHO). Cancer pain relief. Genève: WHO; 1986. 6. Zech DF, Grond S, Lynch J, Hertel D, Lehmann KA. Validation of World Health Organization guidelines for cancer pain relief: a 10- year prospective study. Pain 1995;63:65-76.
11
7E NATIONAAL PIJN CONGRES DINSDAG 5 APRIL 2016 DE REEHORST EDE
Statistische significantie versus klinische relevantie: is het sop de kool wel waard? Prof.dr. B.J. Morlion, anesthesioloog-algoloog, KU Leuven, Leuven, België Pijn is een bio-psychosociaal fenomeen. Elke pijnervaring wordt gekleurd door emotionele en cognitieve en contextuele factoren en beperkt zich dus niet enkel tot een sensorisch-discriminatieve waarneming. Het is bijgevolg dus niet verwonderlijk dat pijn uiterst complex is en gekenmerkt wordt door een enorme individuele variatie in de pijngevoeligheid. Dit uit zich ook op het vlak van de enorme individuele variatie in het antwoord op pijntherapie. Dit geldt in het bijzonder ook voor het gebruik van geneesmiddelen in de pijnbestrijding. Pijnstillers vormen een hoeksteen in de multimodale behandeling van pijn. Alhoewel er talrijke geneesmiddelen als pijnstiller op de markt zijn, is de waarde en werkzaamheid niet altijd goed in te schatten. In de behandeling van acute pijn valt de werkzaamheid wel mee en wordt de keuze in eerste instantie getroffen op basis van het veiligheidsprofiel (bv. paracetamol versus NSAIDs). Bij chronische pijn is dit echter veel minder duidelijk. Wanneer je naar de publicaties van pijnstudies kijkt zijn de resultaten meestal erg ontnuchterend. Inderdaad, de meeste meta-analyses die pijnstillers onderzoeken melden slechts een gemiddelde verbetering in de pijnintensiteit variërend van minder dan 10 tot ongeveer 20 mm (op een schaal van 0-100 mm) versus placebo. Meer nog, slechts minder dan de helft van de patiënten die het actieve geneesmiddel kregen toegediend rapporteren meer dan 50 % vermindering vergeleken met de pijnintensiteit bij start van de studie. Wat is uiteindelijk de klinische relevantie van een statistisch relevante pijndaling van 10 mm? Het antwoord hierop is niet eenduidig. Studies die de werkzaamheid van geneesmiddelen voor pijn onderzoeken worden meestal door de farmaceutische industrie opgezet met het doel aan de voorwaarden te voldoen voor officiële registratie. Met dit doel voor ogen worden gegevens verzameld rond kwaliteit, werkzaamheid en veiligheid. De statistische parameters worden voor de start van de studie bepaald en de grootte van de steekproef vastgelegd. Registratiestudies van pijnstillers rapporteren gewoonlijk de werkzaamheid (pijnintensiteit en pijnverlichting) in de vorm van gemiddelde waarden in de behandelingsgroepen.
12
De bruikbaarheid van deze benadering is echter beperkt, omdat de verdeling van pijnintensiteit en pijnverlichting bij patiënten vaak niet normaal verdeeld is en de waarden zeer verspreid zijn (skewed). Als je enkel naar de gemiddelde waarden kijkt wordt het snel duidelijk dat de meeste pijnstudies geen of slechts beperkte verschillen tussen de behandelgroepen en controlegroepen kunnen aantonen. Maar als je de gegevens van individuele patiënten bekijkt wordt het duidelijk dat deze doorgaans een goede of slechte pijnverlichting ervaren. Het antwoord is dus vaak “bimodaal”. Dit gegeven is niet terug te vinden als je enkel naar
gemiddelde waarden in de behandelgroepen kijkt. Met andere woorden, groepsgemiddelden geven slechts de ervaring van weinige patiënten in pijnstudies weer. Dit heeft tot gevolg dat mogelijks goed werkzame geneesmiddelen voor individuele patiënten de markt niet bereiken. Anderzijds worden in vele richtlijnen pijnstillers als eerste keuze aanbevolen waar nauwelijks evidentie over werkzaamheid rond bestaat (bv. paracetamol). Meerdere onderzoekers pleiten voor het rapporteren van “responder rates” in pijnstudies om de echte waarde van de therapie te beoordelen. Een praktisch gevolg is dat vooral in chronische pijnbehandeling de individuele respons goed beoordeeld moet worden. In dit proces is ook een belangrijke plaats weggelegd voor gespecialiseerde pijnverpleegkundigen, nurse practitioners en physician assistants. Tijdens de lezing wordt dit aan de hand van praktische voorbeelden geïllustreerd en aangetoond dat het sop de kool wel degelijk waard is.
Pijneducatie; de eerste stap in de pijnbehandeling, de rol van de pijnverpleegkundige Prof.dr. C.P. van Wilgen, hoogleraar/oprichter en hulpverlener, TRANSCARE Pijn is het meest voorkomende en duurste probleem binnen de gezondheidszorg. Veel ‘dagelijks’ gestelde diagnoses door hulpverleners vallen (deels) onder deze noemer zoals; SOLK, lage rugklachten, prikkelbare darm syndroom, hoofdpijn, whiplash, fibromyalgie etc. Steeds duidelijker wordt dat chronische pijn wordt verklaard door veranderingen binnen ons centrale en perifere zenuwstelsel; te vangen onder de noemer sensitisatie. Centrale sensitisatie speelt een belangrijke rol bij chronische pijn maar ook bij acute pijn. Het uitleggen, middels gerichte pijneducatie, aan patiënten hoe pijn precies werkt is binnen de pijnliteratuur succesvol gebleken. In deze voordracht wordt ingegaan op het fenomeen centrale sensitisatie en de specifieke onderhoudende rol hierbij van ziektepercepties. De vragen die centraal staan zijn; hoe kunnen pijnklachten blijven bestaan als de weefselschade al over is en welke psychosociale mechanismen zijn belangrijk bij centrale sensitisatie. Daarbij wordt ingegaan op de rol van de pijnverpleegkundige bij gerichte pijneducatie. Prof. Dr. C. Paul van Wilgen is psycholoog, fysiotherapeut en epidemioloog. Hij is medeoprichter van Transcare (www.transcare.nl) en gast-professor bij de Vrije Universiteit Brussel. Hij is lid van de Pain in Motion (www.paininmotion.be) onderzoeksgroep. Hij is (mede) auteur van meer dan 80 internationale publicatie op het gebied van pijn en de verschillende biopsycho-sociale factoren die daarbij een rol spelen zoals ziektepercepties. Tevens heeft hij onderzoek gedaan naar de cognitief-gedragsmatige behandeling van chronische pijn en ligt zijn expertise op het gebied van trans- en multidisciplinaire samenwerkingsverbanden. Hij is (mede-) auteur van de boeken ‘Graded activity’, ‘Pijneducatie’ en ‘Chronische pijn verklaard’.
13
7E NATIONAAL PIJN CONGRES DINSDAG 5 APRIL 2016 DE REEHORST EDE
WORKSHOPS Workshop 1 | Zaal: Bach 1 (alleen van 13.50-14.50 uur)
Identificatie van de orthopedische patiënt met een verhoogd risico op postoperatieve pijn? Mw. M.E. Peters, verpleegkundig specialist anesthesiologie, St. Maartenskliniek, Nijmegen Sensitisatie, het gevoeliger worden van pijnmodulerende systemen, heeft na acute pijn een belangrijk doel, ervoor zorgen dat men het getroffen lichaamsdeel zal ontzien, om zo de genezing te bevorderen. Echter blijkt sensitisatie bij bepaalde patiënten niet af te nemen, wanneer het letsel genezen is. Waarom is dit het geval en heeft het type operatie of het type mens hier voornamelijk mee te maken? In deze voordracht wordt de rol van sensitisatie binnen de acute en chronische pijn besproken.
Workshop 2 | Zaal: Calluna
Acute pijn op de ICU en chronische pijn een jaar na hartchirurgie Mw. dr. L. van Gulik, anesthesioloog-intensivist, Meander Medisch Centrum, Amersfoort Ook in de huidige tijd ervaren veel intensive care patiënten pijn ten gevolge van een operatie, onderliggende ziekte of een letsel, immobiliteit, medische interventies of al bestaande (chronische) pijn. Slechts enkele studies hebben specifiek het pijnmanagement op de intensive care unit (ICU) onderzocht. Deze concludeerden dat het implementeren van systematisch scoren van pijn leidde tot lagere pijnscores, kortere beademingsduur, kortere opname op de ICU en minder infecties. Pijnmanagement op de ICU wordt bemoeilijkt doordat de patiënten verschillende ziektebeelden en verschillende medische achtergronden hebben en vaak niet in staat zijn om zelf hun pijn te rapporteren. Helaas is het meten van pijn en de daarbij horende pijnbestrijding niet voor elke zorgprofessional even vertrouwd en vast onderdeel van het dagelijks handelen. Tijdens de workshop wordt dieper ingegaan op pijn- en pijnbestrijding bij patiënten op de ICU. Onze groep deed onderzoek naar pijnbestrijding op de ICU met name bij patiënten na hartchirurgie. Bij deze groep patiënten werd het optreden van chronische pijn na hartoperaties geëvalueerd, aangezien pijn in de acute postoperatieve periode een risicofactor hiervoor zou zijn. Chronische pijn na hartchirurgie wordt beschreven bij 11-56% van de patiënten, terwijl “pijn” zelden een onderwerp is bij poliklinische controle door cardioloog of thoraxchirurg. Tijdens de workshop worden het voorkomen en de risicofactoren voor chronische pijn na hartchirurgie besproken.
14
Workshop 3 | Zaal: Bach 2
Pijnklachten van houdings- en bewegingsapparaat Dr. S. Schiere, anesthesioloog, de Tjongerschans, Heerenveen Veel patiënten met lage rugpijn gaan niet naar de dokter. Vooral nu ook fysiotherapie wordt vergoed zonder verwijzing van de huisarts. Uit onderzoek blijkt ook dat , o.a. door het geven van voorlichting en het opvolgen van goede adviezen, een groot deel van de patiënten na verloop van tijd weer volledig herstelt in hun maatschappelijk en sociaal functioneren en pijnklachten afnemen. Een aanzienlijk deel van de patienten met lage rugklachten bezoekt echter toch de huisarts. Naar schatting zijn dit ongeveer 1,6 miljoen patiënten (1). Slechts 5% van deze populatie wordt hierna doorverwezen naar de tweede lijn; bijvoorbeeld neuroloog, orthopedisch chirurg of pijnspecialist. Eén jaar na het ontstaan van lage rugklachten heeft echter tussen de 30% en de 50% van de patiënten die lage rugklachten ontwikkelden ondanks voorlichting, adviezen, begeleiding door diverse zorgverleners nog telkens lage rugklachten of keren de klachten terug (2, 3). Vaak worden deze klachten vervolgens gelabeld als ‘aspecifieke lage rugklachten’. Deze workshop richt zich op de noodzaak van zorgvuldig biomedische analyse (anamnese en lichamelijk onderzoek) en de behandeling van deze klachten waarbij uiteraard beinvloedende psychosociale factoren in samenhang meegewogen en behandeld zullen moeten worden.
Workshop 4 | Zaal: Erica
Werken aan de (pijn) grens. Bewegen als pijnstiller C. Groothof ((sport) fysiotherapeut, TIGRA, Heerenveen) Bewegen is een pijnstiller en daarom terecht een veel voorgeschreven medicijn, maar wat nu als bewegen (fitnessen?) pijn genereert? Waar gaan we dan de fout in? Waar ligt de grens tussen je lichaam iets leren en je lichaam overbelasten? De deelnemers aan de workshop zullen zelf ervaren hoe je pijnregulerend kunt bewegen. Je bekwamen in juist bewegen is niet prestatiegericht maar heeft o.a. te maken met aandacht voor: • de ruimte in het lichaam; lenigheid • balanceren en afstemmen; motorcontrol • de stabiliteit van het lichaam • gedrag en beheersing • houding • ervaring Pijnvrij bewegen kun je leren! 15
7E NATIONAAL PIJN CONGRES DINSDAG 5 APRIL 2016 DE REEHORST EDE
Workshop 5 | Zaal: Kernhem 3 (alleen 15.20-16.20)
Lange termijn effecten van neonatale pijn en pijnbestrijding: klinische en preklinische modellen Mw. N.J. van den Hoogen, PhD student, MUMC+, Maastricht en mw. dr. G.E. van den Bosch, AIOS kindergeneeskunde, ErasmusMC, Rotterdam Wereldwijd worden er ongeveer 9.6% van de pasgeborenen te vroeg geboren. Deze prematuur geboren kinderen worden opgenomen op de neonatale intensive care unit, alwaar ze gemiddeld meer dan 10 pijnlijke handelingen per dag ondergaan. Daarnaast worden er in Nederland ongeveer 5000 kinderen per jaar geboren met een aangeboren afwijking. Veel van deze kinderen worden om die reden geopereerd en worden daarbij ook op zeer jonge leeftijd blootgesteld aan pijn en opiaten. Omdat dit alles gebeurt in een periode waarin het brein zich volop ontwikkeld, rijst de vraag of dit consequenties heeft voor de lange termijn. Om het mogelijk te maken de effecten van vroege procedurele pijn en pijnbestrijding op acute en lange termijn te onderzoeken, is een passend diermodel noodzakelijk. Een diermodel dat veel gelijkenis heeft met procedurele pijn in de kliniek, kan bovendien inzicht verschaffen in verschillende aspecten van de behandeling van deze procedurele pijn in de neonatale periode. Dergelijke dierstudies hebben de laatste tijd alaramerende langetermijneffecten aangetoond van vroege blootstelling aan pijn en opiaten zoals celdood in de hersenen, een verstoorde pijngevoeligheid en slechter cognitief functioneren. Maar hoe zit dat bij de mens? Bij de mens waren de langetermijneffecten van neonatale pijn en pijnbestrijding nog niet uitvoerig onderzocht. De focus van deze lezing ligt op de potentiele effecten van neonatale pijn op pijngevoeligheid, hersenactivatie tijdens pijn (bepaald met behulp van functionele MRI), hersenmorfologie (gemeten door middel van structurele MRI), de incidentie van chronische pijn en neuropsychologisch functioneren op latere leeftijd, onderzocht in zowel dier als mens. Daarnaast zal gekeken worden hoe behandeling van neonatale pijn deze lange termijn consequenties kan verhelpen of vergroten.
Workshop 6 | Zaal: Bach 3
Pijn bij ouderen, ook in het ziekenhuis een verpleegkundige uitdaging! Prof.dr. W.P. Achterberg, specialist ouderengeneeskunde, hoogleraar institutionele zorg en ouderengeneeskunde, Topaz/LUMC, Leiden en Mw. J. Cheuk-A-Lam, verpleegkundig pijnconsulent/verpleegkundig specialist in opleiding, Erasmus MC, Rotterdam
16
Pijn komt veel voor bij ouderen, maar de herkenning, begeleiding en behandeling is complex. Meerdere bijkomende ziektes, polyfarmacie, communicatieve problemen (zoals afasie) en cognitieve problemen (zoals dementie) zorgen voor verpleegkundige hindernissen. Hoewel
er verschillende instrumenten bestaan, om ook bij mensen met een cognitieve beperking pijn gemeten kan worden, zijn deze vaak onbekend en ze worden daardoor duidelijk te weinig gebruikt. Dit leidt tot onder herkenning en onder behandeling van pijn. Dit leidt tot slechter functioneren, verminderde kwaliteit van leven en zelfs probleemgedrag. In zorginstellingen, zoals het verpleeghuis, maar zeker ook in het ziekenhuis, geeft dit verpleegkundigen een belangrijke rol. Een demente patient met een heupfractuur heeft gedragsstoornissen ten gevolge van pijn, en wordt dan onterecht behandeld met sederende medicatie. De toestand verslechterd, terwijl alertheid op de pijn de problemen had kunnen voorkomen. In deze workshop worden eerst de specifieke uitdagingen besproken, waarna er met behulp van acteurs geoefend zal worden in de herkenning van pijngedrag. Deze workshop wordt gegeven door een duo van specialist ouderengeneeskunde en een verpleegkundig pijnspecialist.
Workshop 7 | Zaal: Bach 1 (alleen van 15.20-16.20 uur)
Diagnose en minimaal invasieve behandeling van aangezichts pijn Prof.dr. M. van Kleef (anesthesioloog, MUMC+, Maastricht) Tijdens de voordracht zal ook aandacht besteed worden aan speciale vormen van aangezichts pijn: 1)Trigeminus neuralgie en 2) Cluster hoofdpijn. De differentiaal diagnose van aangezichts pijn is uitgebreid maar kan door het stellen van een 5 tal eenvoudige vragen die tijdens de voordracht ter spraken zullen komen. Differentiaal diagnose • Pijn op basis van botafwijkingen van de schedel • Cervicogene hoofdpijn • Acuut glaucoom: brekingsanomalieën: strabismus • Oorafwijkingen • Sinusitis • Afwijkingen van de kaken, gebit en aanverwante structuren • Afwijkingen van het temperomandibulaire gewricht • Afwijkingen van de hersenzenuwen zoals trigeminus compressie, neuritis optica, diabetische oculaire neuritis, herpes zoster en postherpetische neuralgie, Tolosa-hunt syndroom, nektong syndroom • Trigeminus neuralgie • Glossopharyngeal neuralgie • Nervus intermedius neuralgie • Nervus laryngeus superior neuralgie • Nasociliary neuralgie
17
7E NATIONAAL PIJN CONGRES DINSDAG 5 APRIL 2016 DE REEHORST EDE
• Supraorbitalis neuralgie • Terminal branch neuralgieën • External compression hoofdpijn • Hoofdpijn veroorzaakt door externe applicatie van een koude stimulus • Hoofdpijn veroorzaakt door inhalatie of ingestie van een koude stimulus • Constante pijn veroorzaakt door compressie, irritatie van hersenzeuwen of bovenste cervicale wortels door structurele laesies • Ophthalmic migraine • Anasthetica dolorosa • Centrale post-stroke pijn Trigeminusneuralgie wordt gekenmerkt door korte, heftige, scherpe, schietende aanvallen in één of meer takken van de vijfde hersenzenuw. Op dit moment wordt de diagnose trigeminus-neuralgie gesteld op basis van de volgende punten. De omschrijving van de pijn is zeer belangrijk, het moet flitsend en schietend zijn en de term elektrische stroom moet genoemd worden. Bij de anamnese is het stellen van een 4-tal vragen van belang. 1. Doet de pijn zich in aanvallen voor? 2. Zijn de meeste aanvallen van korte duur (seconden tot minuten)? 3. Heeft u soms ultra korte aanvallen? 4. Zijn de aanvallen unilateraal? Interventionele behandelingen voor essentiele Trigeminus neuralgie Indien de medicamenteuze behandeling niet succesvol is of teveel bijwerkingen kent, kan overgegaan worden tot een invasieve behandeling. Op dit punt zijn er een vijftal mogelijkheden: 1. Een chirurgische microvasculaire decompressie ter hoogte van de fossa posterior. 2. Stereotactische radiochirurgie, gamma knife. 3. Percutane ballonmicrocompressie. 4. Percutane glycerol rhizolysis. 5. Percutane radiofrequente thermolaesie van het ganglion van Gasser oftewel procedure volgens Sweet.
18
1. Bij de microvasculaire decompressie worden venen die in contact staan met de root entry zone gecoaguleerd en arteriën gescheiden van de zenuw met een spons of viltje. 2. Bij de gamma knife wordt middels een stereotactische radiochirurgische behandeling een hoge dosis straling gegeven op een klein gebied van de nervus trigeminus. Dit resulteert in een niet-selectieve beschadiging van het ganglion van Gasser. Voordeel is dat dit een niet-invasieve behandeling is die uitgevoerd kan worden onder lokaal anesthesie en een lichte sedatie. Er zijn op dit moment in toenemende mate studies naar de effectiviteit
hiervan, de initiële effectiviteit blijkt beperkt; tussen de 60 en de 70% geeft pijnklachten reductie aan. Het langer termijn effect is nog niet bekend. 3. Bij de microcompressie van het ganglion van Gasser wordt de nervus trigeminus gecomprimeerd door een kleine ballon, die percutaan via een naald wordt ingebracht in het cavum van Meckel. De werking van deze techniek zou berusten op een ischemische beschadiging van de ganglioncellen. Hoewel er onvoldoende kwalitatief goede data zijn, lijkt deze techniek qua effectiviteit te vergelijken met een radiofrequente laesie van het ganglion van Gasser. Voordeel van deze techniek is dat hij ook geschikt is voor behandeling van trigeminusneuralgie van de 1e tak. De corneareflex blijft namelijk intact. 4. Bij de percutane glycerol rhizolysis wordt onder röntgendoorlichting een naald ingebracht in de cistern. Bij een zittende patiënt met het hoofd in flexie kan vervolgens contrast worden geïnjecteerd om de grootte van de cistern te beoordelen. Vervolgens wordt na aspiratie van het contrast een vergelijkbare hoeveelheid glycerol geïnjecteerd. 5. De radiofrequente thermolaesie van het ganglion van Gasser is te overwegen bij met name de oudere patient. De outcome van de thermolaesie van het ganglion van Gasseri is minder gunstig dan bij operatie, maar is minder invasief en heeft een lagere morbiditeite en mortaliteit.
Workshop 8 | Zaal: Kernhem 1
Pijn in de Palliatieve (terminale) fase, dat hoeft toch niet meer anno 2016? K. Goedhart,specialist ouderengeneeskunde, Zorggroep Rijnmond, Rotterdam en Mw. G.M. de Vries-Fennis, verpleegkundig specialist i.o. chronische pijn, Maasstadziekenhuis, Rotterdam Aan de hand van casuïstiek vanuit 1e lijn en ziekenhuis wordt stilgestaan bij de pijnbestrijding in de laatste levensfase. De richtlijnen op het gebied van pijnbestrijding zijn op zich helder, maar in de praktijk van alledag lukt het echter vaak niet een adequaat, continue niveau van pijnbestrijding te bereiken. Wat zijn daarvoor redenen? En kan het anders? Vele facetten van anamnese, multi dimensionele benadering tot logistieke aspecten komen aan bod. De workshop zal worden afgesloten met benoeming van praktische aandachtspunten / adviezen om in de praktijk van alle dag, de vraag gesteld in de titel van deze workshop, in meerdere situaties uiteindelijk met “nee” te kunnen beantwoorden.
19
7E NATIONAAL PIJN CONGRES DINSDAG 5 APRIL 2016 DE REEHORST EDE
Workshop 9 | Zaal: Kernhem 2
Pijnstillende crèmes bij neuropathische pijn: de nieuwe behandeling? D. Kopsky, arts, Instituut voor Neuropathische pijn, Soest Neuropathische pijn is een lastig te behandelen pijn met een grote negatieve invloed op de kwaliteit van leven. Meer dan de helft van de patiënten stopt met de voorgeschreven neuropathische pijnmedicatie vanwege te weinig effect en/of te veel bijwerkingen zoals suffigheid, concentratie- en geheugenproblemen. Nieuwe behandelmethoden zijn daarom ook zeer gewenst. Het Instituut voor Neuropathische Pijn heeft sinds 2009 de volgende topicale analgetica ontwikkeld: ketamine 10%, amitriptyline 10% en 5%, baclofen 5%, gabapentine 10% en clonidine 0.2%, alle in een speciale crème basis (aangeduid als de INP-basis). Deze topicale analgetica grijpen aan op de perifere zenuwen en remmen o.a. de signaal overactiviteit, waardoor branden, pijnlijk koude gevoel, elektrische schokken, prikken, tintelen, jeuk en allodynie verminderen. Omdat bij 60% van de patiënten het oppervlak van neuropathische pijn niet groter is dan een A4-tje, vormen deze crèmes een goede behandeloptie. De pijnstillende crèmes zijn zo ontwikkeld dat bij goed gebruik er geen systemische bijwerkingen optreden, en combinaties tussen verschillende crèmes mogelijk is. Zeer waarschijnlijk worden de actieve stoffen in de huid afgebroken, vanwege de aanwezigheid van metaboliserende enzymen in keratinocyten, zoals cytochroom P450 enzymen. De meeste responders ervaren binnen 30 minuten na het insmeren duidelijke pijnstillende effecten. Deze directe effecten maken een korte proefbehandeling, zelfs tijdens een eerste consult mogelijk, zodat bij positieve respons de crème direct voorgeschreven kan worden. De pijnstillende crèmes kunnen tot 4 maal per dag aangebracht worden, en in het algemeen wordt 1 gram per smeerbeurt gebruikt (een zogenoemde fingertip unit). Inmiddels is een online datamonitoring systeem ontwikkeld, waarin continu de veiligheidsen effectiviteitgegevens van de behandelingen door patiënten zelf ingevuld worden. De eerste gegevens van meer dan 100 patiënten zijn reeds beschikbaar.
20
Vanwege het directe analgetische effect kunnen de crèmes zo nodig ingezet worden, wanneer patiënten aanvallen of kortere periodes van neuropathische pijn ervaren. Twee gerandomiseerde placebo-gecontroleerde dubbelblinde studies zijn in voorbereiding en toestemming van de medische ethische commissie is daarvoor verkregen. Resultaten van toekomstige gerandomiseerde placebo-gecontroleerde dubbelblinde studies zullen duidelijk de veiligheid en de effectiviteit van de crèmes verder verhelderen.
Workshop 10 | Zaal: Strauss 1
Welke rol speelt Transcutane Elektrische Neuro Stimulatie (TENS) bij (sub)acute pijn Mw. K. Meijers, verpleegkundig specialist pijngeneeskunde, Ziekenhuis Amstelland, Amstelveen Doel: Het delen en onderbouwen van de door professionals en patiënten waargenomen positieve effecten van TENS in de (sub) acute pijnsetting gerelateerd aan beschikbaar wetenschappelijke evidence. Achtergrond: Uit de literatuur blijkt dat Transcutane Elektrische Neuro Stimulatie (TENS) zorgt voor pijnstilling en leidt tot een verminderd medicatiegebruik. Toepassing van TENS in de chronische pijn is algemeen bekend. Inmiddels is er dan ook een landelijk consensus-based werkinstructie ontwikkeld voor TENS bij chronische pijn. Echter, TENS kan ook een rol spelen bij (sub)acute pijn. Bovendien kan TENS chronificatie van (sub)acute pijn voorkomen. Wat kun je verwachten tijdens de workshop?: Tijdens deze workshop wordt de landelijke werkinstructie van TENS gerepresenteerd. Daarnaast wordt ingegaan bij welke acute indicaties TENS een rol kan spelen. De toepassingen (programma’s, instellingen, elektroden, etc.) worden uitgelegd en de resultaten besproken aan de hand van beschikbare evidence. Ervaringen delen: Mocht je ervaring hebben in het toepassen van TENS bij (sub) acute pijn, nodigen wij je uit om deze ervaringen schriftelijk kort uiteen te zetten (bijvoorbeeld in de vorm van een casus) en in te sturen naar
[email protected]. Hier wordt dan tijdens de workshop interactief op teruggekomen.
Workshop 11 | Zaal: Kernhem 3 (alleen van 13.50-14.50 uur)
Waveforms and neurostimulation modes Mw. J. Breel, physician assistant anesthesiologie, Diaconessenhuis, Utrecht The last few years have seen a large number of changes in neuromodulation. Until a few years ago, the only form of stimulation available was ‘’çonventional’’ stimulation. There are now several different waveforms or modes of stimulation available. I will review high frequency, burst and dorsal root ganglion stimulation. Agenda: antatomy, physiology, possible working mechanism, patient selection and recent evidence. 21
7E NATIONAAL PIJN CONGRES DINSDAG 5 APRIL 2016 DE REEHORST EDE
Workshop 12 | Zaal: Bach 4
Mag het een pilletje minder zijn… Polyfarmacie, palliatieve zorg en de pijnverpleegkundige?!? Mw. drs. B. Huisman. anesthesioloog, VUMC, Amsterdam Patiënten in de laatste levensfase gebruiken vaak veel medicijnen. Er kan een moment komen waarop de voordelen van het gebruik van bepaalde medicijnen niet meer opwegen tegen de nadelen, zoals bijwerkingen en de belasting van het innemen. De verpleegkundige speelt een belangrijke rol in de zorg voor de patiënt. Hoe is die rol in het medicatiemanagement? Of hoe zou die móeten zijn? In deze workshop komen conclusies van het MEDILAST (medicatiemanagement in de laatste levensfase) onderzoeksproject aan bod, gaan we aan de hand van interactie en casuïstiek in op ervaring & evidence, waarden & normen… en bepalen jullie de rol die de verpleegkundige (specialist) speelt! “Pillendeler”? Ogen en oren van de dokter? Meester in maatwerk? De spil in de zorg?
Workshop 13 | Zaal: Kernhem 4
Pijn Samen en de weg naar eigen regie Yvonne Museler, kernteamlid project Pijn Samen en Pijnconsulent bij DC Klinieken Bastiaan Piloo, kernteamlid project Pijn Samen en zakelijk manager van Stichting Happy Motion Pijn Samen is een breed samenwerkingsverband, dat zich qua inhoud over aanhoudende pijn laat voeden door alle samenwerkende partijen zoals brancheverenigingen van professionals, patiëntenverenigingen en pijn schrijvers. Het doel van Pijn Samen is om brede aandacht te vragen voor dit grote maatschappelijke probleem van “aanhoudende pijn” en een media platform te bieden voor alle partijen. De 1e grote oplevering is de organisatie van de Week Van De Pijn in september 2016 met als concreet resultaat; congressen, films, een roman, landelijke events en media aandacht. Een klein stukje van de documentaire zal ook worden getoond. De presentatie gaat over de eenduidige boodschap over het onderwerp, de samenwerking, maar vooral de eigen regie van de patiënt. Tijdens de presentatie laten we een stukje van de 6 mensen die voor mijn documentaire 1,5 jaar lang zijn gevolgd zien. Dat duurt 4 minuten. Daarnaast laten we de korte trailer van “De Week Van De Pijn” zien.
22
COMMISSIE M. Blomenkamp, verpleegkundig pijnconsulent, Ziekenhuis Amstelland, Amstelveen Mw. A. Bosscha, verpleegkundig pijnspecialist, Ziekenhuis de Tjongerschans, Heerenveen J.C. Broeke, pijnconsulent, Albert Schweitzer Ziekenhuis, Dordrecht Mw. J. Cheuk-A-Lam, verpleegkundig pijnconsulent/verpleegkundig specialist i.o, Erasmus MC, Rotterdam Mw. S. de Gooijer, pijnconsulent, Nocepta, centrum voor specialistische pijnzorg, Hengelo Mw. M. Schokker, verpleegkundig specialist pijn en oncologie, docent verpleegkunde C.T.M. Terwiel, verpleegkundig specialist pijnbehandeling, Ziekenhuis Rijnstate Velp Mw. G.M. de Vries-Fennis, verpleegkundig specialist i.o. chronische pijn, Maasstadziekenhuis, Rotterdam
SPONSORS Dit congres is mede mogelijk gemaakt door de ondersteuning van de onderstaande bedrijven. Hun stand in de Mozartfoyer kunt u gedurende de pauzes bezoeken. Astellas Pharma BV B.Braun Medical CoMedical Eurocept Grunenthal B.V. Joymed Mediq Tefa Medtronic Traiding NL BV Netwerk Chronische Pijn Prostrakan Pharma Schwa-medico Nederland BV St Jude Medical Nederland Takeda Nederland TEVA V&VN afd. Complementaire Zorg van Lent Systems
23
Tijdens de lezingen wordt u vriendelijk verzocht uw mobiele telefoon uit te zetten, dan wel de “stilmodus” te gebruiken. Het maken van beelden/of geluidsopnames is niet toegestaan. Elke vorm van publiciteit dient vooraf ter goedkeuring aan de congresorganisatie te worden aangeboden.
CONGRESSECRETARIAAT Congress & Meeting Services Holland Sanne van den Biggelaar-Van Wienen Postbus 957, 5600 AZ Eindhoven T: 040 213 2222 E:
[email protected]
www.pijnverpleegkundigen.nl