l a a n e Natio gres 6 n o C P i j n april a Dinsd
g8
4 1 0 2
AC
? N J I P N A K ? N J I Z L E B A T P CE
tie Loca m centru s e r g n t en Co ehors Hotel De Re Ede ie nisat Orga gen kundi g e e l rp Pijnve n.nl N V ndige & u V k g lee .pijn www
verp
De behandeling van doorbraakpijn bij kanker Een punt maken van pijn State of the ART 1 Awareness & Assessment Re-assessment Treatment
Doorbraakpijn bij kanker 2
Onderhoudsbehandeling
Plotseling begin Doorbraakpijnepisode
Scherpe, snel optredende pijn (piek na 3 minuten) Kortdurend (± 30 minuten, 90% < 1 uur) Frequent (± 4 maal per dag)
ACHTERGRONDPIJN
R.O.O.’s (Rapid Onset Opioids) Oromucosaal en intranasaal fentanylcitraat Specifiek tegen doorbraakpijn bij kanker Snel – en kortwerkend Door patiënt zelf toe te dienen3 EAPC voorkeur voor R.O.O.’s als snel effect en korte werkingsduur gewenst is4
www.doorbraakpijnbijkanker.nl A-12-4490
Referenties: 1. Davies A. Clinical assessment of BTCP. Presentation ECCO/ESMO Berlin 2009 2. Landelijke richtlijn Pijn bij Kanker, januari 2008 3. Mercadante S. Pharmacotherapy for breakthrough cancer pain. Drugs 2012;72(2):181-190 4. Caraceni A. et al. Use of opioid analgesics in the treatment of cancer pain: evidence-based recommendations from the EAPC. Lancet Oncol 2012;13:e58–68
Beste congresbezoekers, Wij heten u van harte welkom op ons 6e Nationaal Pijn Congres van de V&VN Pijnverpleegkundigen. Dit congres heeft als thema “Kan pijn acceptabel zijn”. Dan hebben we het over alle soorten pijn binnen het vakgebied van de pijngeneeskunde. Wij bieden u vandaag nieuwe inzichten en ontwikkelingen binnen ons vakgebied. Zo staan we stil bij de MinT-studie die momenteel in Nederland loopt. Deze studie gaat ons antwoorden geven op de vraag of wij op de goede weg zijn om lage rugpijn te behandelen. Dokter Kallewaard zal u daar alles over vertellen. We hebben professor Schreurs bereid gevonden om te komen praten over de behandeling en acceptatie van chronische pijn. Uit Engeland komt dokter Davies ons alles vertellen over doorbraakpijn bij kanker. Het middagprogramma staat boordevol met interessante workshops. Te veel om op te noemen. Kortom alle ingrediënten zijn aanwezig voor een zeer leerzame en gezellige dag. Mijn speciale dank gaat uit naar alle sponsoren die dit congres financieel mogelijk hebben gemaakt. Graag wil ik u namens alle sponsoren uitnodigen om de stands te bezoeken waar u alle mogelijke informatie over uiteenlopende nieuwe producten kunt vinden. Tevens wil ik alle sprekers bedanken voor hun inzet en uiteraard bedank ik ook alle mensen achter de schermen die dit congres tot een succes hebben gemaakt. Wij wensen u een zeer leerzame dag en hopen dat u nieuwe contacten weet te leggen, zodat we samen de pijnbestrijding in Nederland en België blijven ontwikkelen.
Met vriendelijke groeten, Mede namens onze voorzitter, Rianne de Wit, Chris Terwiel Voorzitter congrescommissie
6e NATIONAAL PIJN CONGRES PROGRAMMA 09.00 uur
Ontvangst, registratie, koffie & thee.
09.45 uur
Opening 6e Pijncongres. Mevrouw Prof. dr. R. de Wit, voorzitter V&VN Pijnverpleegkundigen
10.00 uur
“Impact en gevolgen MinT” Drs. J.W. Kallewaard, anesthesioloog, Rijnstate, Arnhem
10.30 uur
“Acceptance & Commitment Therapy bij chronische pijn. Aanvaarden én doen wat belangrijk is” Mw. Prof. dr. K.M.G. Schreurs, psycholoog, Universiteit Twente, Enschede
11.00 uur
Pauze, gelegenheid tot het bezoeken van de expositie
11.30 uur
“Doorbraakpijn bij kanker: de rol van de verpleegkundige” Mw. S. Verhage, verpleegkundig specialist oncologie/palliatieve zorg, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ‘s-Hertogenbosch
11.45 uur
Keynote-speaker, “Breakthrough cancer pain: a heterogeneous condition” Dr. A. Davies MB BS, MSc, MD, FRCP, Consultant in Palliative Medicine, Royal Surrey County Hospital, UK
12.30 uur
Discussie
12.45 uur
Lunch, gelegenheid tot het bezoeken van de expositie
14.00 uur
Workshop sessie 1
15.00 uur
Pauze, gelegenheid tot het bezoeken van de expositie
15.30 uur
Workshop sessie 2
16.30 uur
Plenaire afsluiting, Nelli Cooman, “Pijn bij sporters”
17.00 uur
Sluiting, gevolgd door hapje en drankje
WORKSHOPS
(DUREN 1 UUR EN WORDEN IN 2 SESSIES GEGEVEN)
1. “Werken met pijn, hoe doe je dat?” Dr. H.J. de Vries (postdoc onderzoeker, UMC Groningen) Zaal: Hoekelum 2. “Een nieuwe richtlijn postoperatieve pijnbehandeling: wat betekent dit voor de praktijk?” Mw. R. van Boekel (Verpleegkundig consulente en epidemioloog in opleiding, Radboud UMC, Nijmegen) Zaal: Erica 3. “Polipharmacie en de oudere patiënt met pijn” Dr. J.A.H.R. Claasen (klinisch geriater, Radboud UMC, Nijmegen) Zaal: Ginkel 4.
“Basis principes van de medicamenteuze behandeling van pijn: de WHO pijnladder en aandachtspunten bij de meest gebruikte middelen” (alleen van 14.00-15.00 uur) Dr. A.H. Greupink (pharmacologist, Radboud UMC, Nijmegen) Zaal: Bach 4
5. “Farmacodynamiek en farmacokinetiek van analgetica” (alleen van 15.30-16.30 uur) Dr. A.H. Greupink (pharmacologist, Radboud UMC, Nijmegen) Zaal: Bach 4 6. “Verpleegkundig onderzoek naar pijn: multidisciplinair per definitie” (alleen van 14.00-15.00 uur) Mw. dr. W.H. Oldemenger & mw. dr. A.A. Boerlage (verpleegkundig onderzoeker, Erasmus MC, Rotterdam) Zaal: Straus 1 7. “Pijnmanagement bij kanker: wat is nieuw?” Dr. S. Schiere (anesthesioloog, UMC Groningen), mw. S. Verhage (verpleegkundig specialist oncologie & palliatieve zorg, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ‘s-Hertogenbosch) & mw. J. Geerling (verpleegkundig specialist palliatieve zorg, UMC Groningen) Zaal: Bach 1 8. “Neuromodulation present and future” (alleen van 15.30-16.30 uur) Mw. J. Breel (physician assistant anesthesiologie, Diaconessenhuis, Utrecht) Zaal: Straus 1
WORKSHOPS
(DUREN 1 UUR EN WORDEN IN 2 SESSIES GEGEVEN)
9. “Neuropathische Pijn; een praktische benadering voor verpleegkundigen en paramedici” Dr. R.T.M. van Dongen (anesthesioloog, Radboud UMC, Nijmegen) Zaal: Bach 2 10. “Chronisch Pijn onacceptabel! Het Participatie Model als antwoord” Dr. F.A.M. de Winter (gezondheid psycholoog, Medisch Centrum Winter, Haaksbergen) Zaal: Bach 3 11. “Pijn bij kinderen; Van acuut naar chronisch” (alleen van 14.00-15.00 uur) Drs. T.G. de Leeuw (anesthesioloog, Erasmus MC, Rotterdam) Zaal: Rietkamp 12. “Pijn bij pasgeborenen; hoe en wat?” (alleen van 15.30-16.30 uur) Mw. drs. D. Roofthooft (neonatoloog, Erasmus MC, Rotterdam) Zaal: Rietkamp 13. “De landelijke richtlijn aangezichtspijn” (alleen van 14.00-15.00 uur) Dr. J.S.H.A. Koopman (anesthesioloog, Erasmus MC, Rotterdam) Zaal: Villa 1 14. “Mensen met migraine...aan het werk!” (alleen van 15.30-16.30 uur) Mw. dr. M.A.G. van den Berg en H. Hulshof (werkgroep richtlijn migraine en werk) Zaal: Villa 1 Gedurende de workshops zullen de sprekers op interactieve wijze in discussie gaan met de aanwezigen ter verdieping van de thema’s.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Impact en gevolgen van MinT
Drs. J.W. Kallewaard, anesthesioloog, Rijnstate, Arnhem
Met deze studie wordt belangrijk onderzoek gedaan naar de behandelmethoden van pijn bij chronisch lage rugpijn. Patiënten met chronische lage rugklachten worden door de huisarts vaak doorgestuurd naar de pijnspecialist (anesthesioloog). De behandeling daar bestaat uit een pijnprogramma waar fysiotherapie/oefentherapie en soms psychologische hulp deel van uitmaken. Veel pijnspecialisten maken ook gebruik van pijnblokkades (officieel minimale invasieve interventies genoemd) om de chronische pijn te bestrijden. Het effect van deze pijnblokkades is nog onduidelijk. In deze studie wordt vergeleken of het uitvoeren van een multidisciplinair pijnprogramma met pijnblokkade effectiever en kosteneffectiever is dan een multidisciplinair pijnprogramma zonder pijnblokkade. De MinT studie wordt uitgevoerd door onderzoekers van het EMGO+ Instituut van de Vrije Universiteit en het VU Medisch Centrum Amsterdam, het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam en de Nederlandse Vereniging van Anesthesiologie. • MinT staat voor “Minimal interventional Treatment”. • Voor deze studie onderzoeken we 3 jaar lang 8000 patiënten in 16 centra door heel Nederland. • We onderzoeken of de behandeling van pijnklachten met “pijnblokkade” effectiever is dan een compleet programma zonder “pijnblokkade”. • Pijnblokkade behandelingen worden ook wel “minimale interventionele interventies” genoemd. • Door een wetswijziging van het ministerie van VWS maakt de pijnblokkade vanaf 1 januari 2014 alleen nog maar deel uit van het basispakket indien de patiënt meedoet aan dit onderzoek. Jan Willem Kallewaard zal ingaan op de actuele stand van zaken binnen de MinT studie. Meer informatie is te vinden op: www.mintstudie.nl
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Acceptance & Commitment Therapy bij chronische pijn. Aanvaarden én doen wat belangrijk is
Mw. Prof. dr. K.M.G. Schreurs, psycholoog, Universiteit Twente, Enschede
Bij chronische pijn zijn er doorgaans geen afdoende biomedische behandelingen meer. Toch blijven mensen zoeken naar de oplossing van hun pijnprobleem. Ze raken gefrustreerd en wanhopig door deze vruchteloze pogingen om de pijn te doen verdwijnen. De pijn komt centraal te staan in hun leven en ze komen niet of minder toe aan activiteiten die hun leven de moeite waard maken. In Acceptance & Commitment Therapy (ACT) wordt ervan uit gegaan dat pijn, ongewenste sensaties, emoties en gedachten bij het leven horen en dat het vermijden ervan juist meer lijden met zich meebrengt. Daarom verschuift de aandacht van het vechten tegen de pijn naar aanvaarding van pijn waardoor er ruimte komt voor het nastreven van dat wat het leven de moeite waard maakt. Uit gerandomiseerde, gecontroleerde studies blijkt dat ACT een effectieve behandelvorm is bij chronische pijn. Prof. Dr. Karlein M.G. Schreurs is psycholoog, trainer in Acceptance & Commitment Therapy en erkend supervisor in de cognitieve gedragstherapie. Zij werkt als hoogleraar diagnostiek en behandeling van chronische pijn en vermoeidheid bij de vakgroep Psychologie, Gezondheid & Technologie van de Universiteit Twente en als senior gz-psycholoog bij de afdeling chronische pijn en vermoeidheid van het Roessingh Revalidatiecentrum in Enschede.
Doorbraakpijn bij kanker: de rol van de verpleegkundige Mw. S. Verhage, verpleegkundig specialist oncologie/palliatieve zorg, Jeroen Bosch Ziekenhuis, s-Hertogenbosch In deze presentatie wordt de rol van de verpleegkundige bij de behandeling van doorbraakpijn bij kanker besproken. Verpleegkundigen spelen een sleutelrol bij het tijdig herkennen, beoordelen en behandelen van pijn. Zij bevinden zich in de juiste positie om problemen te herkennen en de zorg daarop af te stemmen, zowel in de klinische setting als in de thuissituatie. Door het frequente contact met patiënten zijn zij in staat te observeren en actief in gesprek te gaan. Een dergelijke aanpak kan een nauwkeurige diagnose en optimale behandeling van doorbraakpijn opleveren, inclusief een verbetering van de tevredenheid van de patiënt met de behandeling. Een belangrijk aspect is het vermogen doorbraakpijn bij kanker en slecht gereguleerde achtergrondpijn van elkaar te onderscheiden. De EONS richtlijn ‘Breakthrough Cancer Pain Guidelines 2013’ geeft verpleegkundigen handvatten om doorbraakpijn te diagnosticeren en geeft advies op welke manier en met welke vragen, deze pijn te beoordelen.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Breakthrough cancer pain: a heterogeneous condition
Dr. A. Davies MB BS, MSc, MD, FRCP, Consultant in Palliative Medicine, Royal Surrey County Hospital, UK
Breakthrough pain has been defined as “a transient exacerbation of pain that occurs either spontaneously, or in relation to a specific predictable or unpredictable trigger, despite relatively stable and adequately controlled background pain”. It is common in patients with cancer pain, and is associated with significant morbidity in this group of patients (and significant costs to the health / social services). Breakthrough pain is not a single entity, but a spectrum of very different entities. Moreover, the clinical features vary from individual to individual, and may vary within an individual over time. Thus, the management of breakthrough pain requires an individualised approach, which includes adequate assessment, appropriate treatment and adequate re-assessment (the so-called “ART” of management). The lecture will cover the diagnosis, assessment and management of breakthrough pain: the lecture will feature data from the speaker’s research programme, including data from an observational study of 1000 European oncology patients with breakthrough pain, data from a validation study of a new assessment tool for breakthrough pain (the “BAT”), and data from a network meta-analysis of rescue medication for breakthrough pain (and the updated Cochrane systematic review). Dr Andrew Davies is Clinical Director of Palliative Care at Royal Surrey County Hospital / St. Luke’s Cancer Centre (Guildford) and Visiting Senior Fellow at the University of Surrey. In the past he has been a Senior Lecturer at the University of Bristol, a Senior Lecturer at Imperial College London, and a Visiting Professor at MD Anderson Cancer Center (University of Texas). He qualified in medicine in 1987, and competed general medical training in 1990, before specialising in oncology, and subsequently Palliative Medicine (specialist training completed in 2000). He has a particular clinical / research interest in breakthrough cancer pain.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 1 Werken met pijn, hoe doe je dat?
Dr. H.J. de Vries, postdoc onderzoeker, UMC Groningen
In deze workshop worden de bevindingen van het onderzoek Werken met pijn gepresenteerd. Tevens worden praktische aangrijpingspunten gegeven over hoe doorwerken met pijn gefaciliteerd kan worden. Chronische pijn hoeft niet perse te leiden tot arbeidsverzuim. De meeste mensen met chronische pijn aan het bewegingsapparaat werken door zonder arbeidsverzuim vanwege hun pijn. Dat lijkt een verstandige keuze, want werk is in het algemeen bevorderlijk voor de gezondheid en het welzijn van mensen. Wetenschappelijke kennis over deze grote groep doorwerkers is echter schaars. Om onze kennis over werken met pijn te vergroten, is het wetenschappelijke onderzoeksproject ‘Werken met pijn’ uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was meer inzicht te krijgen in de groep mensen die werkt met pijn, te achterhalen hoe zij in staat zijn ondanks hun klachten te blijven werken en te onderzoeken welke factoren gerelateerd zijn aan doorwerken met pijn. Uitgangspunt in dit onderzoek was dat mensen die doorwerken met pijn iets (goed) doen waarvan kan worden geleerd. Het blijkt dat mensen die doorwerken met chronische pijn hun werk vaak ervaren als therapeutisch. Het werk leidt hen af van de pijn, geeft energie, structuur, sociale contacten en zelfrespect. Chronische pijn op zichzelf is vaak niet de reden voor arbeidsverzuim, maar meestal spelen persoonlijke- en omgevingsfactoren daarin een beslissende rol. Belangrijke factoren die doorwerken met chronische pijn mogelijk maken zijn de motivatie voor werk, zelfmanagementvaardigheden en het belang dat men toekent aan de pijn. Deze factoren kunnen dienen als aangrijpingspunt voor het verhogen van duurzame inzetbaarheid en preventie van arbeidsverzuim van mensen met chronische pijn aan het bewegingsapparaat.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 2 Een nieuwe richtlijn postoperatieve pijnbehandeling: wat betekent dit voor de praktijk? Mw. R. van Boekel, Verpleegkundig consulente en epidemioloog in opleiding, Radboud UMC, Nijmegen. Inleiding: Op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA) heeft een multidisciplinaire werkgroep de richtlijn ‘Postoperatieve pijnbehandeling’ voor volwassenen en kinderen uit 2003 herzien. De belangrijkste reden voor herziening was de beschikbaarheid van nieuwe geneesmiddelen en toedieningsvormen. Organisatie van zorg: Er zijn veel veranderingen rondom de organisatie van postoperatieve pijn. Daarnaast geeft de Inspectie voor de gezondheidszorg sinds 2004 jaarlijks inzicht in beleid betreffende pijn na operaties. Daaruit blijkt dat het percentage patiënten met een hoge pijnscore weliswaar afneemt, maar in 2011 nog steeds rond de 11% ligt. Daarnaast meet 73% van de ziekenhuizen bij minder dan 90% van hun patiënten standaard de pijn op de verpleegafdeling. Doelstelling richtlijn: De nieuwe richtlijn heeft als doel een leidraad te zijn voor de preventie en behandeling van postoperatieve pijn bij volwassenen en kinderen. Inhoud richtlijn: De opvallendste wijzigingen ten opzichte van de vorige richtlijn zijn de volgende. De organisatie van zorg is aangepast aan de vigerende VMS thema’s en een predictiemodel voor postoperatieve pijn is toegevoegd. Nieuwe geneesmiddelen en toedieningsvormen zijn toegevoegd alsmede preventieve technieken voor het voorkomen van postoperatieve chronische pijn. Deze richtlijn is terughoudender dan de vorige richtlijn in de keuze voor een neuraxiale blokkade. Bij patiënten met relatieve contraindicaties voor een neuraxiale blokkade worden perifere en loco- regionale blokkades of wordt multimodale pijnbestrijding geadviseerd. Verder worden ook de middelen uit de oude richtlijn kort beschreven, evenals de behandeling van postoperatieve misselijkheid en braken. Indeling workshop: Na een inleiding op de huidige stand van zaken betreffende postoperatieve pijnbehandeling in de praktijk wordt ingegaan op de belangrijkste veranderingen in de nieuwe richtlijn. Verder wordt bediscussieerd hoe onderdelen uit deze nieuwe richtlijn de praktijk kan helpen de kwaliteit van de postoperatieve pijnbehandeling te verbeteren.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 3 Polipharmacie en de oudere patiënt met pijn
Dr. J.A.H.R. Claasen, klinisch geriater, Radboud UMC, Nijmegen
In de workshops (basis en advanced) zal aandacht zijn voor: - Veranderingen in de farmacokinetiek en farmacodynamiek bij ouderen: wat meer theorie voor de advanced, en in de basis workshop vooral: wat betekent dit in de praktijk. - Polifarmacie: wat is het en welke problemen levert het op? - medicatiereview bij ouderen: wat gebruikt iemand aan medicatie, klopt de info van apotheek, huisarts en patiëntlijstje? Neemt patiënt het ook echt in? Zijn er problemen met tijdstippen van inname, etc. - Medicamenteuze behandeling bij ouderen met pijn (en in het bijzonder ouderen met al polifarmacie): wat zijn de belangrijkste te verwachten problemen? Denk hierbij aan bijwerkingen medicatie en interactie van nieuwe medicatie met de bestaande middelen. - Bezint eer ge begint: is medicamenteuze behandeling van de pijn wel de beste keuze? Bij onvoldoende effect, is snel ophogen of toevoegen nieuw middel wel veilig? Of moet je op zoek naar andere verklaringen voor pijn en uitblijven van effect van de behandeling? Denk hierbij aan miskende cognitieve stoornissen of depressie en systeemproblematiek.
Workshop 4 Basis principes van de medicamenteuze behandeling van pijn: de WHO pijnladder en aandachtspunten bij de meest gebruikte middelen
Dr. A.H. Greupink, pharmacologist, Radboud UMC, Nijmegen
In deze workshop zullen op basis niveau de belangrijkste middelen de revue passeren die worden gebruikt bij de behandeling van pijn. Wat is het verschil tussen paracetamol en diclofenac? Wat is de zin en de onzin van het combineren van bepaalde pijnstillers met elkaar? Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen en risico’s waarmee je rekening moet houden? Aan de hand van de WHO pijnladder en casuïstiek wordt u wegwijs gemaakt in het woud aan pijnstillende medicatie dat beschikbaar is.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 5 Farmacodynamiek en farmacokinetiek van analgetica
Dr. A.H. Greupink, pharmacologist, Radboud UMC, Nijmegen
In deze workshop voor gevorderden zal dieper worden ingegaan op de farmacodynamiek en de farmacokinetiek van farmaca die worden gebruikt bij de behandeling van (benigne) pijn. NSAID’s, opioïden en een aantal medicijnen die worden gebruikt bij de behandeling van neuro pathische pijn zullen de revue passeren. Een beter begrip van de “farmacodynamiek”, d.w.z. de manier waarop deze middelen hun werking uitoefenen, zal er aan bijdragen dat de verpleegkundig specialist de klinische effectiviteit van farmaca beter snapt. Daarnaast is met kennis van hoe een geneesmiddel werkt, beter te begrijpen waarom bepaalde bijwerkingen optreden maar ook wat je kunt doen om deze te verminderen. Naast de “farmacodynamiek” zal ook de “farmacokinetiek” van genoemde middelen nader worden belicht. Hierbij gaat het erom te begrijpen wat het lichaam doet met het medicijn nadat het in het lichaam is opgenomen. Via welke wegen worden de middelen weer uit het lichaam verwijderd? Hoe snel gaat dit? Welke factoren kunnen hiervan op invloed zijn? Met de opgedane kennis zal de verpleegkundig specialist beter kunnen inschatten waar rekening mee te houden als er bijvoorbeeld sprake is van nierfunctieverlies of andere comorbiditeit bij de patiënt met pijn.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 6 Verpleegkundig onderzoek naar pijn: multidisciplinair per definitie
Mw. dr. W.H. Oldemenger, verpleegkundig onderzoeker, Erasmus MC, Rotterdam
Mw. dr. A.A. Boerlage, verpleegkundig onderzoeker, Erasmus MC, Rotterdam
In de verpleegkundige praktijk is het de bedoeling zo veel mogelijk evidenced based te werken – maar het merendeel van de verpleegkundige interventies zijn dat niet! De meeste handelingen vinden hun oorsprong in huistradities, vaak gebaseerd op de persoonlijke mening van een (hoofd)verpleegkundige of arts. Ieder ziekenhuis had in het verleden zijn eigen methoden en tradities en men was meestal overtuigd dat alleen de eigen opvattingen goed waren. Natuurlijk waren er ook ziekenhuisoverstijgende methoden van verzorgen, zoals het ijzen en föhnen om decubitus te voorkomen. Decennia lang werden patiënten geplaagd met deze zinloze handeling waarvan het beoogde effect nooit is aangetoond. In sommige gevallen bleken interventies achteraf zelfs schadelijk zoals het spoelen van een geïnfecteerde wond met Dekense vloeistof of waterstofperoxide. Uit onderzoek is gebleken dat deze interventie de wondgenezing juist belemmert in plaats van bevordert! Nu anno 2014 werken we nog steeds met interventies waarvan de waarde nooit is aangetoond maar die we de patiënt aanbieden als betrouwbaar en zinvol. Het is dan ook hoog tijd voor goed onderbouwd en opgezet onderzoek naar verpleegkundige interventies, en er voor te zorgen dat deze met kennis van zaken worden uitgevoerd. Wetenschappelijk onderzoek wordt vaak als moeilijk en ingewikkeld gezien. Meestal denkt men dan aan een gerandomiseerde studie of laboratoriumonderzoek, vaak heel medisch. Onderzoek kan echter ook heel patiëntgericht en breed zijn, zoals bijvoorbeeld pijnonderzoek. Dit willen we in deze workshop duidelijk maken. Pijn is een veelomvattend onderwerp, en veel is nog onbekend. Niet alleen de medische aspecten, maar ook de vraag hoe we goed pijn kunnen meten bij verschillende patiëntencategorieën, en welke aspecten een rol spelen bij een goede pijnbehandeling? Beide sprekers zijn verpleegkundig onderzoekers op het gebied van pijn. Anneke Boerlage richt zich vooral op pijnmeting bij mensen met een uitingsbeperking, van 0 tot 100-jarigen. Wendy Oldenmenger doet vooral onderzoek naar pijn bij kanker. De workshop start met twee presentaties waarin beide sprekers een kort overzicht geven van het onderzoek wat tot hun promotie heeft geleid, om een beeld te schetsen wat voor soort onderzoek in de praktijk mogelijk is en wat je er mee kunt in de praktijk. Vervolgens zullen zij u aan de hand van (vraag)stellingen rondleiden door de wereld van (verpleegkundig) wetenschappelijk onderzoek.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 7 Pijnmanagement bij kanker: wat is nieuw?
Dr. S. Schiere, anesthesioloog, UMC Groningen
Mw. S. Verhage, verpleegkundig specialist oncologie & palliatieve zorg, Jeroen Bosch Ziekenhuis, ’s-Hertogenbosch
Mw. J. Geerling, verpleegkundig specialist palliatieve zorg, UMC Groningen
Sessie: advanced In deze interactieve workshop staat het onderwerp doorbraakpijn bij kanker en de farmacologische behandeling centraal. Het doel van de behandeling van doorbraakpijn bij kanker is om de intensiteit, hevigheid en het effect van elke pijnepisode te verminderen en om de gevolgen daarvan voor de kwaliteit van leven van de patiënt te verkleinen. Momenteel is er geen ‘gouden standaard’ voor de farmacologische behandeling van doorbraakpijn. De behandeling moet maatwerk zijn en kan bestaan uit verschillende interventies, afhankelijk van pijn- en patiëntgerelateerde factoren. Maar hoe doe je dat als verpleegkundige of verpleegkundig specialist? Aan de hand van casuïstieken uit de dagelijkse praktijk krijg je als deelnemer de laatste kennis en inzichten in de behandeling van doorbraakpijn.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 8 Neuromodulation present and future
Mw. J. Breel, physician assistant anesthesiologie, Diaconessenhuis, Utrecht
Neuromodulation has been in use for more than 40 years and has seen an enormous growth in the last 5 -10 years in the research and implementation of techniques, devices and medical conditions that can be treated. The first large studies of specialists like Kumar, North and Taylor showed that neuromodulation is effective for FBSS. Since then, many more large trials and meta-analyses have been carried out to provide evidence of effectiveness for various pain syndromes. The indications for neuromodulation are varied, some are better known than others – for example post-laminectomy syndrome and Complex Regional Pain Syndrome, but there are lesser well known applications as well. These include refractory Angina Pectoris, (Diabetic) poly-neuropathy, peripheral vascular disease, peripheral (post-surgical) neuropathy as well as cluster headache. Not all treatment forms are reimbursed in the Netherlands, so this presentation hopes to give an overview of what is carried out as regular treatment as well as that which falls under experimental treatment. An overview of the different systems available and their advantages will also be discussed. Research is very important to help understand the mechanisms of action and to raise the level of evidence of the therapy, thereby gaining it the status of regularly accepted treatment. A discussion of the different aspects of research will be discussed, touching on quality, registration and funding.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 9 Neuropathische Pijn; een praktische benadering voor verpleegkundigen en paramedici
Dr. R.T.M. van Dongen, anesthesioloog, Radboud UMC, Nijmegen
Chronische pijn komt veel voor en is lastig te behandelen. Door veranderingen in het zenuwstelsel zowel in de periferie maar ook centraal, zijn eenvoudige analgetica vaak niet effectief. De pijnklachten welke hierbij optreden zijn frequent van neuropathische aard. De incidentie ervan loopt uiteen tussen de 20-40% bij de patiënten met chronische pijn. Van belang is een goede anamnese, adequate diagnostiek en begeleiding. De verpleegkundige kan een centrale rol spelen bij informatie voorziening en het beoordelen van het effect van medicatie. Begeleiding van deze patiënten vereist ervaring en deskundigheid in combinatie met kennis van de mogelijkheden en de beperkingen van de behandelingen. Deze voordracht zal ingaan op de praktische aspecten van diagnostiek, het gebruik van verschillende medicamenten en het belang van een goede voorlichting en begeleiding bij een complexe aandoening. Robert van Dongen is anesthesioloog-pijnspecialist Sinds 2010 heeft hij zich full-time toegelegd op de behandeling van pijn; als anesthesioloog is hij in 1987 als specialist geregistreerd en verzorgt sindsdien jaarlijks vele voordrachten o.a. voor specialisten, medisch studenten in opleiding tot arts, artsen in opleiding tot medisch specialist, verpleegkundigen en paramedici. Hij is lid van diverse verenigingen nationaal en internationaal. De laatste jaren is hij nauw betrokken bij het onderzoek naar de behandeling van CRPS in het UMC St Radboud waar ook (inter-) nationale publicaties en voordrachten uit voortkomen.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 10 Chronisch Pijn onacceptabel! Het Participatie Model als antwoord
Dr. F.A.M. de Winter, gezondheidpsycholoog, Medisch Centrum Winter, Haaksbergen
Er is sprake van een epidemie: 1 miljoen mensen kampen met onbegrepen klachten. Onder dit enorme maatschappelijk probleem zit heel veel persoonlijk leed verborgen. Welke hulp biedt wel en welke biedt geen soelaas? Wat zijn de criteria waaraan effectieve hulp dient te voldoen? Het diagnose – recept model, het medicaliseren en het psychologiseren heeft bewezen niet gewerkt bij chronische klachten. Er een medisch of psychologisch etiket (één van de meer dan 800 DSM IV stoornissen) opplakken is niet de weg. Helder moet zijn waarom dit niet kan helpen en wat het alternatief is. De klachten dienen gezien te worden als een signaal. Wat het signaal betekent, hoe het geïnterpreteerd moet worden en welke acties er moeten volgen, kan alleen via een traject model boven water komen. Meerdere factoren zijn van invloed op het ontstaan en voortbestaan van de klachten. De pijnconsulent gaat samen met de patiënt op ontdekkingsreis en maak hem deskundig en verantwoordelijk. Dure multi-disciplinaire behandelingen zijn niet nodig als in een vroeg stadium er mogelijkheden zijn voor een geïntegreerde aanpak van de verschillende factoren die het herstel in de weg staan. De pijnconsulent kan samen met de cliënt duidelijk krijgen wat er aan de hand is en wat er moet gebeuren. In deze workshop worden richtlijnen gegeven: 1. Hoe de vinger leggen op de zere plek (waar zit de pijn: fysiek, psychisch of sociaal)? 2. Hoe de noodzakelijke samenwerking in gang gezet kan worden, waarbij het fysieke- , mentale en sociale aspecten aan de orde komen.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 11 Pijn bij kinderen; Van acuut naar chronisch
Drs. T.G. de Leeuw, anesthesioloog, Erasmus MC, Rotterdam
Lange tijd werd aangenomen dat kinderen en dan met name pasgeborenen en prematuur geboren kinderen geen pijnstilling behoefden voor een ingreep of operatie. Dit vanwege de veronderstelling dat het zenuwstelsel bij de geboorte nog niet zou zijn uitgerijpt en de zenuwbanen gemyeliniseerd zouden zijn. Het is pas sinds de jaren tachtig dat, met name door het werk van o.a. Anand (1987), men ontdekte dat pasgeborenen wel degelijk pijn ervaren bij een ingreep. En wel zodanig dat niet goed bestreden pijn in de vroege kinderleeftijd kan leiden tot irreversibele veranderingen in het zenuwstelsel maar ook tot psychische schade en gedragsveranderingen op langere termijn. Als men kijkt naar chronische pijn bij kinderen zien we dat dit geen zeldzaam verschijnsel is. Meer dan 50% van meisjes in de leeftijd van 14 jaar geven aan een periode van meer dan 3 maanden pijn te hebben doorgemaakt. (Perquin 2000) Kinderen met chronische pijn hebben vaker last van depressies en angststoornissen, zijn vaker sociaal geïsoleerd, missen vaak school en leveren daar ook slechtere prestaties, hebben een lagere kwaliteit van leven en verminderde atletische performance. Als oorzaak voor het ontstaan van chronische pijn in de kinderleeftijd wordt in de literatuur nogal eens niet of niet goed behandelde acute pijn als belangrijke oorzaak aangewezen. Voor chronisch post chirurgische pijn, dat wil zeggen pijn die meer dan 2 maanden na een operatie nog voortduurt, zelfs als voornaamste oorzaak. Al lijken er hier wel enige verschillen in vergelijking met volwassenen te bestaan. (Kehlet 2006, Macrae 2008, Fortier 2011) Het belang van een goede pijnbestrijding bij acute pijn kan derhalve, als eerder al aangegeven, ook op langere termijn grote consequenties hebben voor de patiënt. Diverse mechanismen op diverse nivo’s van het somatosensore systeem zouden kunnen bijdragen aan de overgang van acute naar meer chronische pijn. Hier zijn dan eventueel een aantal therapeutische mogelijkheden, maar de evidence is niet altijd overtuigend. Ook psychosociale factoren spelen hier een grote rol. Preventie en dan met name “protective surgery” lijkt vooralsnog een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan het voorkomen van chronisch post chirurgische pijn. Voor de toekomst zou “genetic profiling” een bijdrage kunnen leveren aan het identificeren van de patiënten die risico lopen op de ontwikkeling van chronische pijn. Ook het blokkeren van specifieke pijnreceptoren zou dan tot de mogelijkheden moeten kunnen behoren. Voor als nog lijkt naast preventie een “agressieve” multimodale pijnbestrijding bij acute pijn de meest aangewezen methode om de ontwikkeling van acute naar chronische pijn te voorkomen.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 12 Pijn bij pasgeborenen- hoe en wat? Mw. drs. D. Roofthooft, neonatoloog, Erasmus MC, Rotterdam Pas sinds enkele decennia is het duidelijk dat pasgeborenen en zeker ook prematuren in staat zijn tot het voelen van pijn1,2. Met behulp van wetenschappelijk onderzoek zijn al vele stappen in de goede richting gemaakt maar nog steeds krijgen pasgeborenen, in vergelijking met oudere kinderen en volwassenen minder pijnstilling voorgeschreven voor vergelijkbare pijnlijke procedures. De angst voor bijwerkingen, zoals ademdepressie bij het gebruik van opiaten, maar ook gewenning en ontwenning speelt daarin een cruciale rol. De toedieningsmogelijkheden van diverse medicamenten kunnen o.a. bij extreem prematuur geboren kinderen ook een beperkende factor zijn. Verder ontbreekt het veelal aan uitgebreide farmacokinetische en farmacodynamische data juist bij deze categorie patiënten van de veel gebruikte pijnstillende medicijnen, mede omdat het merendeel van die medicijnen niet geregistreerd is voor patiënten van deze leeftijdscategorie. Pasgeborenen van verschillende zwangerschapsduur zijn niet met elkaar te vergelijken maar ze hebben allen gemeen dat in de eerste levensdagen na geboorte verdere rijping van diverse orgaansystemen, zoals de lever en de nieren, een belangrijke rol spelen in de uiteindelijke omzetting en uitscheiding van diverse medicijnen. Zieke en te vroeg geboren kinderen ondergaan gemiddeld 11 pijnlijke handelingen per dag3. Indien deze handelingen worden uitgevoerd zonder of onder te beperkte pijnstilling dan heeft dat niet alleen korte termijn gevolgen maar ook effect op de neurologische ontwikkeling op lange termijn4-6. Reden te meer om het arsenaal aan beschikbare middelen onder de loep te nemen en daarnaast de nietfarmacologische pijnbestrijding verder te exploreren. Diverse pijnmeetinstrumenten zijn in omloop merendeels betrekking hebbend op en gevalideerd voor acute en procedurele pijn, maar voor chronische pijn tasten we bij deze groep patiënten nog in het duister. 1. Anand KJS, Hickey PR. Pain and its effects in the human neonate and fetus. N Engl J Med. 1987;317(21):1321-1329. 2. Fitzgerald M, Andrews K. Neurophysiological and neurobiological correlates of supraspinal pain processing: measurment techniques. In: Finley GA, McGrath PJ, eds. Progress in pain research and management. Vol 10. Seattle: IASP Press; 1998:21-46. 3. Roofthooft DW, Simons SH, Anand KJ, Tibboel D, van Dijk M. Eight Years Later, Are We Still Hurting Newborn Infants? Neonatology. Feb 4 2014;105(3):218-226. 4. Taddio A, Katz J, Ilersich AL, Koren G. Effect of neonatal circumcision on pain response during subsequent routine vaccination. Lancet. 1997;349:599-603. 5. Weisman SJ, Bernstein B, Schechter NL. Consequences of inadequate analgesia during painful procedures in children. Arch Ped Adol Med. Feb 1998;152(2):147-149. 6. de Graaf J, van Lingen RA, Valkenburg AJ, et al. Does neonatal morphine use affect neuropsychological outcomes at 8 to 9 years of age? Pain. Mar 2013;154(3):449-458.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 13 De landelijke richtlijn aangezichtspijn
Dr. J.S.H.A. Koopman, anesthesioloog, Erasmus MC, Rotterdam
Aangezichtspijn is een verzamelnaam voor verschillende ziektebeelden en syndromen. Alhoewel het grotendeels zeldzame ziektebeelden betreft, zijn het wel serieuze pijnsyndromen met een grote impact op de kwaliteit van leven. Omdat ze zelden voorkomen duurt het vaak lang voordat de juiste diagnose gesteld wordt met een suboptimale behandeltraject als gevolg. Daarom is er vanuit de Nederlandse Vereniging van Hoofdpijnpatiënten het initiatief genomen tot het tot stand komen van een landelijke richtlijn aangezichtspijn. Sinds 2008 zijn 17 beroepsgroepen bezig geweest met in totaal 31 vertegenwoordigers. Na vijf jaar intensieve arbeid is de landelijke richtlijn Aangezichtspijn geautoriseerd door alle betreffende beroepsgroepen en wordt momenteel geïmplementeerd. In totaal zijn tien uitgangsvragen beantwoord met behulp van de meest recente literatuur. Deze uitgangsvragen behelzen diagnostiek en behandeling. Ook is gepoogd de verantwoordelijkheid te regelen en te kijken of de communicatie tussen hulpverleners verbeterd kan worden. Tijdens deze workshop zal ik u meenemen door de richtlijn aan de hand van een aantal casussen.
SAMENVATTINGEN LEZINGEN EN WORKSHOPS Workshop 14 Mensen met migraine...aan het werk!
Mw. dr. M.A.G. van den Berg, werkgroep richtlijn migraine en werk
H. Hulshof, werkgroep richtlijn migraine en werk
Mensen met migraine ervaren vaak problemen op hun werkplek. Door een migraineaanval vallen zij onverwachts uit of functioneren beduidend minder. Migraine wordt vaak niet als een ziekte herkend. Veel mensen, waaronder veel migrainepatiënten en mensen uit hun werkomgeving, denken dat er weinig tegen een migraineaanval te doen valt. Dat is niet zo! Recent is de richtlijn ‘Mensen met migraine… aan het werk!’ verschenen. Deze richtlijn is opgesteld door vertegenwoordigers van verschillende medische disciplines, waaronder ook pijnverpleegkundigen, in samenwerking met werkgevers en mensen met migraine. In deze richtlijn wordt onder meer beschreven welke factoren mogelijk bijdragen aan een migraineaanval op en rond het werk. Het is belangrijk daarover in gesprek te gaan en samen te zoeken naar eventuele verbeteringen op de werkplek. Verder staat er in beschreven hoe gehandeld kan worden wanneer een migraineaanval opkomt. Vroege herkenning en bijtijds ingrijpen is wenselijk. Er zijn meerdere interventies, ook op de werkplek, mogelijk; voor slechts een klein percentage mensen is nog geen enkele goede medicatie of therapie beschikbaar. Voor een juiste aanpak van migraine is goede onderlinge samenwerking, zowel met als tussen zorgverleners, aanbevolen! In deze workshop willen we op een aantal aspecten rond ‘migraine op het werk’ in gaan. Na een korte presentatie zullen we bekijken hoe en wanneer een pijnverpleegkundige een persoon met migraine kan helpen om de problematiek op de werkplek te verminderen. Plenaire afsluiting: Pijn bij sporters
Nelli Cooman (Paramaribo, 6 juni 1964) is voormalig Nederlands atlete.
Tijdens haar sportloopbaan werd ze tweemaal wereldkampioen, zes keer Europees kampioen en negentien keer nationaal kampioen atletiek. Ze nam tweemaal deel aan de Olympische Spelen. Door de Gemeente Rotterdam is ze aangetrokken om het beoefenen van sport te promoten en te stimuleren op scholen in de regio Rijnmond.
Wetenschappelijke commissie/Organisatiecomité huidige commissie • Mw. C.W.F. Ceulemans-van Leeuwe, pijnconsulente anesthesie, St. Maartenskliniek, Nijmegen • Mw. K.C.M. Doornenbal, verpleegkundig specialist, Rijnstate Ziekenhuis, Velp • Mw. G.M. Fennis-de Vries, pijnconsulente chronische pijn, Maasstadziekenhuis, Rotterdam • Mw. B.C.M. de Mol, pijnconsulente - anesthesie, Erasmus MC, Rotterdam • Mw. M.E. Peters, verpleegkundig specialist anesthesiologie, St. Maartenskliniek, Nijmegen • C.T.M. Terwiel, verpleegkundig specialist, Rijnstate Ziekenhuis, Velp • Mw. S. Verhage, verpleegkundig specialist oncologie/palliatieve zorg, Jeroen Bosch Ziekenhuis, Den Bosch
Dit congres is mede mogelijk gemaakt door de ondersteuning van de onderstaande bedrijven. Hun stand in de Wintertuin en de Ferdi Foyer kunt u gedurende de pauzes bezoeken. Astellas Pharma BV CoMedical Grünenthal Hospithera NV Joymed Lilly Nederland Meda Pharma Mundipharma Prostrakan Pharma Schwa-medico Nederland BV Smiths Medical Nederland B.V. Spinal Modulation Takeda Nederland B.V. TEVA Therabel Pharma Nederland BV Vitility
Wat weet jij
over pijn?
Test het op de stand van Teva Nederland met
De Grote Doorbraak Quiz
NL/EFF/13/0068c