PIET LE BLANC, 1921-1996 DE SAXMAN
DOOR AAD SPEKSNIJDER
Pieter Ie Blanc die op 26 mei 1921 in de Rosestraat op RotterdamZuid werd geboren, kwam uit een typisch Rotterdamse familie waar niets doen uit den boze was. Al op jonge leeftijd moest hij gaan werken. Zo werkte hij in 1936 drie maanden bij bakkerij Jansse in de Benthuizerstraat, daarna bijna zes maanden in de fabriek van C. Jamin, onder meer aan de anijsoliemachine voor de productie van anijshagelslag. Bij Jamin werd de basis gelegd voor zijn muzikale carrière: hij speelde daar klarinet. Zelf vertelde hij daarover: 'Je had er een harmonieorkest en een big band en daar speelden veel chefs in mee. Van de tien keer dat ik anijshagelslag moest maken, mislukte het negen keer. Op een dag komt de chef naar me toe en zegt: 'Het is weer mislukt, he'. Ik zeg: 'Ja', en hij zegt: 'Jij was toch van plan de muziek in te gaan?' Ik zeg: 'Ja'. Zegt hij: 'Doe dat dan, want ik loop m'n hele leven al hier op die pokkefabriek rond. 's Morgens van huis, pakkie brood op de bagagedrager, naar Jamin, van Jamin, 's avonds weer naar huis en de volgende dag weer hetzelfde verhaal. Dat doe ik al zo'n dertig jaar en ik word er doodziek van. Ik ben te oud om iets anders te gaan doen, maar jij kunt dat nog wel'.' In de jaren dertig leerde Piet Ie Blanc saxofoon spelen. Hij raakte gefascineerd door het Rotterdamse 'negerpaleis' Mephisto aan de Binnenweg, waar het publiek via een reusachtige opengesperde duivelsbek naar binnen ging. Zwarte Amerikanen stonden daar op het podium: van Coleman Hawkins tot Don Byas. Piet besloot definitief de muziek in te gaan. Omdat Nederland in die tijd weinig grote orkesten telde, bekwaamde hij zich verder op de alt/baritonsaxofoon, viool en klarinet. Piet was de mening toegedaan dat, als je op vier instrumenten kon spelen, je vier keer zoveel kans op werk had. In 1939 vestigde hij zich als musicus, maar door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam daar weinig van terecht. Hij ging vrijwillig in Duitse dansorkesten spelen: 'Dat is beter dan de Arbeitseinsatz'. De bevrijdingsfeesten werden in het hele land 102
22. Pi>f te B/rtm\ Fofo d r e / win Hees.
103
gevierd. Er was toen werk genoeg. Maar zijn gouden tijd was de periode waarin hij speelde in de big band van Boyd Bachman. De beste musici, schitterende arrangementen en... vijf keer op een avond een andere smoking en een schoon overhemd. 'Als Boyd Bachman bij Heek op het Rembrandtplein in Amsterdam speelde ... zag het op de stoep 's middags om drie uur al zwart van de mensen. De gerant smeekte dan of het orkest alstublieft een halfuurtje wilde pauzeren; dan konden er weer honderd tafelgasten plaats maken voor honderd mensen die buiten stonden te wachten.' Zes jaar lang reisde Piet Ie Blanc door Europa; hij logeerde in de beste hotels. Toen het orkest werd ontbonden, ging hij in nachtclubs (nachtkitten) werken van negen uur 's avonds tot vier uur 's morgens. Dat was ontzettend zwaar, maar het verdiende goed en hij hield het toch zes jaar vol. Op een dag stond een collega-saxofonist 'als een geschenk uit de hemel' voor zijn deur: 'Hij voer op de Statendam van de Holland-Amerika Lijn ... Maar als ze naar New York vertrokken, had hij al last van heimwee. Nou dat joppie kon ik zo van 'm overnemen.' Van 1965 tot en met 1970 speelde Piet bij het scheepsorkest onder leiding van de destijds beroemde trompettist Ferry Barendse, die zijn reputatie aan de Ramblers had te danken. 'Die Ferry kon geweldig trompet spelen, maar ook imiteren: Louis Armstrong speelde en zong hij zo goed ... het was net of je 'm zelf hoorde.' 'Het was een echte 'love boat', de Nieuw Amsterdam, maar vooral de Statendam. Er werd voornamelijk kalme dansmuziek gespeeld, in een niet te vlug tempo. Veel passagiers reisden zonder partner, ze wilden 's avonds kunnen slijpen op de dansvloer, zo kwamen de contacten tot stand.' Na het varen deed Piet Ie Blanc radio- en televisiewerk. Hij speelde op bruiloften en partijen en schnabbelde bij grammofoonplatenstudio's. Dit werd soms onderbroken door bijvoorbeeld een optreden van enkele weken bij circus Hagenbeck of een contract met betrekking tot de baritonpartij in de Amerikaanse musical 'Bubbling Brown Sugar'. Twee seizoenen trok hij op met Wim Sonneveld: 'een schitterende vent waar ik nog wel wat langer mee had willen samenwerken in de orkestbak'. Ruud Bos die de muzikale leiding had bij Wim Sonneveld, gaf de voorkeur aan een saxofonist die ook fluit speelde: 'had ik maar op vijf instrumenten moeten leren spelen'. 104
Le Blanc moest het dichter bij huis gaan zoeken. Het trio Piet Ie Blanc, Arie en Jaap Valkhoff werd een populaire attractie in Rotterdam en omstreken. Vier of vijf schnabbels per week waren geen uitzondering. Na een aantal jaren werd het trio minder gevraagd. Allereerst trad de moderne elektronica steeds meer op de voorgrond, waardoor één muzikant de bezoekers van een feest gemakkelijk kon vermaken. Ten tweede ging de hoge leeftijd van de Valkhoffs een rol spelen. Ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van de Saxman, in 1991, werd een sleepboot van Adriaan Kooren voor één dag omgedoopt in de 'Piet le Blanc'. Tijdens de vaartocht door de Rotterdamse havens noemde Gerard Cox hem een muzikaal instituut en de musicus Bert Nicodem typeerde hem als volgt: 'Piet is toch een grote muzikant, meer dan een dorpsgek, een man die z'n sporen heeft verdiend en daarbij ... het is ook nog een leuke man.' De musicus Herman Schoonderwalt zei over hem: 'In het orkest van Ruud Bos hadden we altijd veel lol. Veel plezier en Piet was van alle markten thuis, een vakman die ook bereid was om effe een tophitje te spelen.' Kortom, collega-muzikanten die Piet le Blanc hadden leren kennen, roemden zijn veelzijdigheid, kwaliteit en flexibiliteit in combinatie met zijn kennis van een grote hoeveelheid nummers en z'n eigenwijze gevoel voor humor. Een jaar later, in juni 1992, verscheen er een leporello fotoboekje met een muziekcassette. Carel van Hees en de schrijver van dit artikel hadden Piet le Blanc een jaar lang op zijn (nachtelijke) zwerftochten door Rotterdam gevolgd. De presentatie van het uitklapboekje werd een groots muzikaal (tuin)feest, waarop Piet met steeds wisselende muzikanten gedurende bijna acht uur de 'bladeren van de bomen speelde'. Piet le Blanc bleef nogal nuchter onder de publiciteit die hiervan het gevolg was. Hij vond het wel een topper om met Tony Viola (drums), Dolf Delprado (bas) en Marcel Karreman (gitaar) in Han Reiziger's VPRO-televisieprogramma op te treden. De schnabbels bleven doorgaan, zij het onregelmatig. Na zijn optreden op straat en in een café of na het feest van een jubilaris van een Rotterdams bedrijf kon hij veelal een redelijk gevulde enveloppe bij zijn vrouw Ries in de brievenbus doen. Hij woonde namelijk niet bij haar, maar had een LAT-relatie die ruim veertig jaar duurde. 105
In het najaar van 1994 werd in het Luxor Theater de eerste CD, getiteld 'Piet Ie Blanc - de Saxman', gepresenteerd. Temidden van veel bevriende artiesten zoals Joke Bruijs, Ruud Bos, Het Groot Niet Te Vermijden Dans/Show Orkest, De Berini's, Combo Fred van Zegveld en de Harbour Jazzband bleef Piet Ie Blanc de feestende primus inter paris van de avond, van zijn avond. Medio 1996 kreeg Piet de Erasmusspeld voor zijn verdiensten voor de stad Rotterdam. Hij speelde, wars van elke publiciteit, gewoon op zijn altsax door in Café Timmer en Boekhandel voorheen Van Gennep/Maria Heiden op de Oude Binnenweg of op verzoek bij Boekhandel Schiebroek aan de Peppelweg. Vanaf september 1996 ging zijn gezondheid achteruit. In het Havenziekenhuis was hij nog enigszins de oude Piet, blij met bezoek, maar ook mopperend dat hij van de dokter niet meer mocht 'toeteren', terwijl er eigenlijk 'niets met 'm aan de hand was'. Een aantal ingewijden wist dat hij ernstig ziek was en dat de 'opknapmanoeuvre' in het Sint-Antonius vrijwel zeker het eindstation zou worden. Op 9 december van dat jaar overleed de Saxman; op vrijdag 13 december om tien uur werd hij begraven op Crooswijk. Ruim driehonderd belangstellenden, waaronder twaalf vrienden-muzikanten, begeleidden hem naar z'n laatste rustplaats onder de vrolijke tonen van 'When the Saints go marching in' en 'Take the A-Train' van Duke Ellington. De kist zakte, begeleid door een ovationeel applaus en een laatste roffel op de drums door Tony Viola. Bij het graf lag de altsax van Piet, dat wil zeggen een geleend exemplaar. De echte Selmer-altsax werd 's middags opgespoord bij Dierenspeciaalzaak De Rimboe aan de West-Kruiskade. Deze was daar terecht gekomen als onderpand omdat Ries Ie Blanc de schulden met betrekking tot haar huisdieren nog moest afbetalen. De directeur van het Historisch Museum, drs. C.O.A. baron Schimmelpenninck van der Oije, heeft het instrument per fiets opgehaald en veiliggesteld voor het museum. Medio april 1997 zijn uiteindelijk de begrafeniskosten geregeld. Piet Ie Blanc kreeg zelfs nog een grafzerk, gehakt en gebeiteld door de beeldend kunstenaar René Vaandrager. Terecht toch?
106