CINÉ-MINIS Kortfilms in de Franse les
ACTIVITEITENFICHE LE LOUP BLANC A. KERNVRAGEN Personages - Wie waren de belangrijkste personages? - Welke rol speelden de ouders in dit verhaal? - Waren ze verbaasd dat Leo boos werd op zijn vader? Waarom? - Wat was hun reactie toen Arthur te laat was? - Hoe ging Arthur om met zijn jongere broer? - We zagen nergens andere dorpelingen. Waarom was dat zo, volgens jou? - De jongens waren boos en verdrietig toen de wolf dood was. Wat zegt het over hen dat ze de wolvenkop met zoveel respect behandelden? Verhaalstructuur - Wat voor verhaal is dit? - Wat zijn de belangrijkste gebeurtenissen? - Over hoeveel tijd was het verhaal gespreid? - In welk seizoen speelt dit verhaal zich volgens jou af? - Was je tevreden over het einde? Of dacht je dat er nog scènes zouden volgen? Situering - Waar speelt het verhaal zich af? - In welke tijd speelt het verhaal zich af? Waaruit kunnen we dat afleiden? - Op welke manier verschilt de plaats waar de jongens wonen van de plaats waar jij woont? - De film geeft een impressie van het Franse plattelandsleven. Krijgen we aanwijzingen over het tijdperk waarin de film zich precies afspeelt? - Hoe zag de binnenkant van het huis er uit? - Hoe zag de slaapkamer van de broers er uit? - Hoe werd het bos in beeld gebracht? Wat zegt dat over de stijl van deze film? Symbolisme - Denk je dat Arthur – gezien de keuze van zijn naam – op koning Arthur probeerde te lijken? - Het begraven van de kop is een bijzonder eerbetoon aan de gestorvene, zeker omdat de kop als een delicatesse wordt beschouwd. Het was Arthurs broer die de kop zou krijgen. - De jongens aten het konijn op. Maar wat zal er gebeuren wanneer ze in de winter de wolf voorgeschoteld krijgen? - Nadat de wolf gedood is, rent Leo naar buiten en de camera komt tot stilstandbij het hoofd van zijn speelgoedpaard. Waarom zou dat zo gebeuren? - De ogen van de wolf en het konijn veranderen in kruisjes wanneer ze dood zijn. Verwachtingspatroon - Wat vertelt de film ons over het verschil tussen de ouders en de kinderen?
- Wat bedoelt Arthur wanneer hij het heeft over het zoeken van meer konijnenkoppen? - Hoe weten we dat Leo opkijkt naar zijn grote broer? Genre - Wat voor soort film is dit? - Wat voor filmgenre is dit? Past de film in één van de genres die je kent of is het een nieuwe ervaring? Camera - Waar denk je dat bij zulke animatie de camera geplaatst wordt? - Wat kwam je te weten via de close ups? - Hoe groot denk je dat de set was? Kleur - Herinner jij je nog de kleuren van het dorp? - Wat was er ongewoon aan de kleurkeuzes voor het bos? Klank - Luister naar de volledige klankband en identificeer zoveel mogelijk geluiden. - Kan je hieruit afleiden op wat voor locatie en op welk moment van de dag de scènes zich afspelen? - Herken je enkele woorden? - Wat voor soort film dacht je dat je te zien zou krijgen? - Op welk moment stopt de muziek wanneer de jongens in het bos zijn? - Wat voor geluiden horen we wanneer Arthur zich verbergt? - Welk gevoel veroorzaakt de echo op Leo’s stem? - Welke stemming verklankt de muziek op het moment dat ze het hoofd naar het bos brengen om te begraven? - Welke instrumenten en klankeffecten heb je gehoord? - Op welke manier zou een andere klankband de sfeer van de film kunnen veranderen? - Wolven staan bekend om hun gehuil. Ken je nog andere dieren die ook huilen? Compositie - Wat zijn de belangrijkste locaties waar het verhaal zich afspeelt? - In het bos wandelen de jongens het beeldkader uit, terwijl de camera strak op het bos gericht blijft. Waarom zou dit zo gebeuren? - Wanneer Arthur en de wolf elkaar voor het eerst ontmoet hebben, keert Arthur zonder te praten terug naar huis. - Ziet de wolf er angstaanjagend uit? Waarom heeft de filmmaker besloten om het dier op deze manier af te beelden? - Opdat wij zouden meeleven met de emoties van de personages, gebruikt de filmmaker actie en beweging. Kan je enkele van deze bewegingen benoemen? Montage - Hoe maakt de filmmaker duidelijk dat Arthur en het konijn bang zijn wanneer ze de wolf zien? - We zien het doden van het konijn, maar niet van de wolf. Waarom niet?
B. TAALACTIVITEITEN 1. Qui? Où? Quand? Doelen - Ik begrijp de gebeurtenissen in een Franse film. - Ik kan het begin van een film zien en afleiden wat er nadien eventueel zal gebeuren. - Ik begrijp enkele verschillen tussen de Belgische en Franse eet- en leefgewoonten. - Ik ken de namen van lichaamsdelen in het Frans. Vereiste kennis Woordenschat inzake familie, enkele lichaamsdelen, enkele voedingswaren; ‘je n’aime /je n’aime pas’; het zou handig zijn als de kinderen tijdens ICT al informatie over de Franse keuken en recepten hadden opgezocht. Middelen Ciné-Minis DVD, voorbeeldblad 1 Verloop - Bekijk de film tot aan het moment dat de jongens naar bed gaan. - Vraag kinderen om per twee of in groepjes na te denken over wie? / waar? / wanneer? / wat? (qui? / où? / quand? / qu’est ce qui se passé?). Elke groep concentreert zich op één vraagwoord en bereidt een klassikale presentatie voor. - Bespreek klassikaal. Probeer zoveel mogelijk in het Frans te communiceren, met gebruik van gebarentaal, de gekende woordenschat en de uitdrukkingen op het voorbeeldblad 1. - Vraag kinderen om per twee te bespreken wat er later in de film zou kunnen gebeuren. - Praat over culturele verschillen: Frankrijk is minder dicht bevolkt dan België en is heel landelijk. Je kan een fragment laten zien uit de film ETRE ET AVOIR (via www.toutlecine.com; scroll omlaag naar ‘videos’; speel Bande Annonce 1). Verklaar dat het fragment werd opgenomen op een Franse plattelandsschool waar slechts een handvol leerlingen zit. Vergelijk met de ervaringen van de kinderen in eigen land. - Praat over de Franse keuken. Eventueel hebben de kinderen Franse recepten opgezocht bij ICT en een lijst gevonden van ongebruikelijke dingen die in Frankrijk worden gegeten (konijn, paard, allerlei vogels, slakken, kikkers). Welk eten vinden buitenlanders typisch voor België? Kloppen de clichés? - Leer of luister naar het liedje ‘Alouette, gentille alouette’ (muziek en tekst beschikbaar op www.mamalisa.com). Leg uit dat het lied gaat over het plukken (pluimen) van een leeuwerik. Laat kinderen om de beurt de leiding nemen in het lied door in elke strofe een ander lichaamsdeel te kiezen. Vraag alle kinderen om de gebaren mee te doen door te wijzen naar het gekozen lichaamsdeel. 2. Uitbreiding s activiteit - Gebruik speelse ideeën om de namen van voedingswaren aan te leren. Speel bijvoorbeeld een winkelspelletje waarbij de klas roept ‘Quand je vais au marché, je voudrais…’ (Als ik naar de markt ga, dan wil ik…) waarbij de kinderen individueel gevraagd wordt om koopwaar op te noemen. Maak een lijst. Herbekijk de woordenschat door de kinderen te vragen om 4 voorwerpen te tekenen en Lotto te spelen. Gebruik verstevigde kaarten om het spel te spelen (waarbij kinderen moeten onthouden op welke plaats de kaarten liggen die met de afbeelding naar beneden liggen). Of speel ‘Geef het pakje door’ (waarbij kinderen een voorwerp benoemen op het kaartje dat ze uit de hoed getrokken
hebben) of ‘Achter mijn rug heb ik’ (waarin kinderen raden welke kaart de leerkracht achter de rug verbergt) of vraag kinderen met benoemde kaarten om op te staan (‘La / le / les xxx, levez-vous’). - Gebruik ‘je n’aime / je n’aime pas’ om te praten over de voorkeuren van kinderen inzake eten. - Vraag kinderen om hun eigen fantasiedier of echt dier te tekenen en benoem het in het Frans. Vraag groepjes om een tekenspel te spelen (hoofd tekenen, papier plooien en doorgeven naar de volgende persoon om het lichaam te tekenen, enz.). Geef je opdrachten in het Frans (‘Dessinez la tête, le corps, les jambes, les pieds’). Vraag de groepjes om het resultaat te tonen aan de klas en in het Frans te beschrijven. - Vraag kinderen om hun eigen recepten te bedenken (lekker of afschuwelijk). - Vraag de kinderen om een Franse menukaart op te stellen. 3.
Qu’est ce qui se passe ?
Doelen Ik kan het verhaal van de film in mijn eigen woorden navertellen en een nieuw einde bedenken. Vereiste kennis Woordenschat over familie, woordenschat over lichaamsdelen Middelen Ciné-Minis DVD, voorbeeldblad 2 Verloop - De film tot het einde bekijken. - Verdeel de kinderen in vier groepen en geef elke groep één deel van de film (deel 1 eindigt wanneer de jongens thuis komen, deel 2 eindigt wanneer de jongens naar bed gaan, deel 3 eindigt met de ouders die het karkas van de wolf naar binnen slepen, deel 4 gaat tot het einde). Bekijk de film opnieuw. Vraag elke groep om een storyboard te maken voor hun deel van de film en het voor te stellen aan de hele klas of het verhaal te acteren. - Introduceer / herhaal de woordenschat over het konijn, de wolf, de vader, de moeder, de broers, het hoofd, enz. met gebruik van verstevigde kaarten, spelletjes, gebarentaal. Bekijk de film opnieuw en vraag de kinderen om luidop de bijpassende woorden te noemen wanneer het juiste personage of object in beeld komt. 4. Uitbreidingsactiviteit - Vraag de kinderen in groepjes om elk een dier of een personage uit de film te spelen en met gebruik van de zin ‘je mange’ (ik eet) een voedselketen samen te stellen (‘Je suis le lapin. J’ai mangé l’herbe.’ etc.). - Vraag de kinderen om te zoeken naar voorbeelden van wolven in een andere context (bvb in andere verhalen). Toon hen een lijst met Franse uitdrukkingen over wolven (zie voorbeeldblad 2). Wat maken die ons duidelijk over het gedrag van wolven? Op welke manier verschillen ze van het verhaal in deze film? - Vraag de kinderen om sprookjes op te sommen waarin wolven voorkomen (bvb Roodkapje, De 3 biggetjes, De wolf en de 7 geitjes). Vertel de kinderen dat deze sprookjes ook in het Frans bestaan. - Toon animatiefilm-versies van ‘Le Petit Chaperon Rouge’ op http://ngfl.northumberland.gov.uk/languages/Little%20Red/index.htm. Vraag de kinderen om eerst afbeeldingen te bespreken alvorens naar het verhaal te luisteren. Wijs naar de afbeeldingen terwijl het verhaal wordt voorgelezen. Bij een tweede lezing steken de kinderen hun hand op telkens er een
aantal afgesproken woorden in de tekst voorkomen (kies uit: rouge, forêt, loup, mère, grande mère, gateaux, faim, manger, yeux, oreilles, dents,…). - Bespreek de mogelijke eindes. Vraag de kinderen om in groepen te werken die elk een alternatief einde bedenken voor ‘Le Loup Blanc’. - Als je het Frans genoeg machtig bent kan je kinderliedjes en –versjes over wolven voorlezen (www.momes.net/comptines/comptines-loup.html). Vraag de kinderen om rijmwoorden te kiezen. C. MEDIA ACTIVITEITEN 1. Klank en beeld - Met deze stijl van animatie is het moeilijk om subtiele nuances in gelaatsuitdrukkingen te tonen. - Hoe heeft de filmmaker emoties uitgedrukt? - Gaat de subtiliteit van een film verloren zonder muziek of klank? - Kan een stille film even informatief zijn als een film met klank? Richtlijnen / vragen voor leerkrachten - Bekijk verschillende stijlen van animatie en vergelijk hoe de artiest emoties uitdrukt via de gelaatsuitdrukkingen, bewegingen, dialogen, klankkleuren. - Bekijk voorbeelden van animatie met CGI (computer generated image), traditionele tekenfilm, cutout (animatie met uitgeknipte vormen) en klei-animatie. - Bekijk foto’s uit tijdschriften, kranten en films en probeer de emoties op de gezichten te ontcijferen en beschrijven. - Bekijk een fragment van een onbekende film zonder klank. Welk gevoel krijgen we bij het kijken? - Bekijk nu hetzelfde stukje met klank. Hoe verandert dat gevoel? - Luister naar diverse filmsoundtracks. Welk soort film / sfeer / situering vermoed je er telkens bij? - Bekijk enkele fragmenten van stille films. 2. Genre - Wat is een genre? - Ga op zoek naar voorbeelden van animatiefilms die de kinderen eventueel gezien hebben. - Wat verwachten ze van een animatiefilm? - Verwachten ze hetzelfde van een animatiefilm als van bvb een drama of een horrorfilm? Richtlijnen / vragen voor leerkrachten - Telt animatiefilm verschillende genres of is animatiefilm een manier om verschillen binnen één genre uit te drukken? - Verdiep je in de geschiedenis van de animatiefilm. 3. De geschiedenis van de animatiefilm. Vraag de kinderen om info op te zoeken over animatiefilm en laat ze (foto’s van) van hun favoriete animatiefilms mee naar school brengen. Wat is animatie? Kijk naar de films en de informatie die de kinderen hebben meegebracht. Maak een zoötroop (of breng er een mee) en vraag hen om een eenvoudige animatie te tekenen op een strook papier die past in de zoötroop. Laat dan het resultaat zien.
Bekijk flipboekjes. Die zijn niet zo makkelijk zelf in de klas te maken, maar je kunt misschien wel enkele voorbeelden op de kop tikken. Leg het principe van ‘trage ogen’ uit. Hoe komt het dat onze hersenen en ogen beelden kunnen ‘vasthouden’? Wanneer we naar een film kijken, kunnen onze ogen de snelheid van de getoonde beelden niet volgen. Een film bestaat uit onnoemelijk veel aparte beeldjes (foto’s), maar onze ogen zijn zo traag dat we één doorlopend, bewegend beeld zien. Toon voorbeelden van tekenfilm, cut-out animatie, pixilatie. Vraag naar hun reacties. Vertel hen dat er, behalve de opeenvolging van de beelden, niet altijd een narratief verhaal moet zijn. Vraag hen om 10 seconden animatiefilm te maken met materiaal dat je in de klas vindt. Werk in stopmotion (foto’s trekken van een telkens lichtjes veranderende setting). Toon het resultaat aan de klas. Misschien willen sommigen die ideeën thuis of in een naschoolse activiteit verder uitwerken. Losse lesideeën TAAL (Nederlands & Frans) Lezen en schrijven Voor de film - Schrijf een kort stukje tekst / proza / poëzie over een gebeurtenis met een dier. - Lees het luidop voor. - Bespreek de positieve en negatieve gebeurtenissen die in de groep aan bod kwamen. Na de film - Schrijf een artikel voor de krant met jouw kijk op de aanwezigheid van wolven in ons land. - Componeer een treurzang. - Schrijf een treurdicht. Spreken en luisteren Voor de film - Praat over dieren en hoe mensen hen bekijken: sommige soorten als troeteldieren en andere enkel als voedsel. Vooral konijnen en paarden zorgen voor een interessant dilemma. - Praat over het plattelandsleven in Frankrijk. - Praat over hoe ons voedsel op onze tafel belandt. - Praat over in welke mate je veilig bent in de buurt van een wild dier. - Bereid hen voor op het feit dat je mensen zal zien die op het platteland wonen en die hun voedsel voor de winter moeten vergaren. Na de film - Het was een harde film, vanwege de dood van dieren. Hoe voelde het publiek zich daarbij? - Zouden zij iets aan het verhaal veranderd hebben? - Zo ja, wat zouden ze aan het verhaal veranderd hebben en hoe? - Na het kijken naar en het werken rond de film, kan je werken rond een nieuwe structuur voor het verhaal. * Hoe zou het verhaal veranderen als… Maximaal 2 elementen uit onderstaande lijst mogen veranderd worden: - Het personage van Arthur - Het personage van Leo
- Het karakter van het familieverhaal - De situering - Het karakter van de wolf - De klankband - De volgorde van de gebeurtenissen - Het begin - Het einde Het wijzigen van enkele basiselementen kan een breed spectrum aan interessante alternatieven openen. Deze alternatieven kunnen verteld, nagespeeld, gefilmd of geschreven worden. Spreekvaardigheid - Schrijf in het Frans enkele eenvoudige zinnen over de jongens en waar ze leven. Lees ze voor aan een klasgenoot of aan de klas. - Maak een lijst van Franse woorden die te maken hem met bos en platteland. - Schrijf een verteltekst bij de film. Lees die voor terwijl je de film vertoont of neem hem op en laat samen met de film horen. Afhankelijk van het taalniveau kan je dit doen in het Frans of in het Nederlands. Taalvaardigheid - Op welke manier verschilt dit verhaal van de manier waarop wolven meestal worden afgebeeld? - Hoe worden wolven normaal voorgesteld in sprookjes en fabels? - Wie was La Fontaine? - Hoe zou je het verhaal van de film uitschrijven in je eigen woorden? - Welke woorden zou je gebruiken in het Nederlands en in het Frans? - Kan de klas het verhaal 2-talig uitschrijven? Taalbeschouwing - Hoe praatten de broers tegen elkaar? - Welke toon kon je herkennen in de gesprekken die in de familie worden gevoerd? GODSDIENST/ZEDENLEER - Praat over ‘verlies’ en hoe de beide jongens daarop reageerden. - Wat leren we uit hun reactie over onze eigen omgang met verlies? WERELDORIENTATIE Natuurwetenschappen - De voedselketen - De levenscyclus - Licht
MUZISCHE VORMING Muziek - Componeer een lied / tekst als treurzang voor de wolf.
- Beluister een selectie muziek over ‘afscheid nemen’. - Maak een lied op basis van ‘wolvengehuil’.
Voorbeeldblad 1 Qui (wie ?) le père (de vader) la mère (de moeder) les parents (de ouders) les deux frères (de twee broers) Arthur et Léo le lapin (het konijn) le loup blanc (de witte wolf) les animaux (de dieren) Où? (Waar?) le forêt (het bos) le village (het dorp) la maison (het huis) la cuisine (de keuken) la table (de tafel) la chambre des frères (de kamer van de broers) le lit (het bed) Quand? (Wanneer?) le passé (het verleden) le présent (het heden) l’avenir (de toekomst) Qu’est ce qui se passé? (Wat gebeurt er?) Les frères jouent dans le forêt. (De broers spelen in het bos.) Les frères regardent le lapin. (De broers zien het konijn.) Arthur voit le loup. (Artur ziet de wolf.) Le loup et Artur sont amis. (De wolf en Artur zijn vrienden.) Le loup et Artur galopent. (De wolf en Artur hollen.) Le père tue le lapin. (De vader doodt het konijn.) La famille mange le lapin. (De familie eet het konijn.) Les frères dorment. (De broers slapen.)
Voorbeeldblad 2 Avoir un faim de loup. Honger hebben als een wolf. Marcher à pas de loup. Wandelen als een wolf (op de toppen van z’n tenen lopen, stilletjes binnen glippen). Se jeter dans la gueule de loup. Zich in de muil van de wolf gooien (risico’s nemen, jezelf in gevaar brengen). Crier au loup. Naar de wolf huilen (een waarschuwing uitschreeuwen). Connu comme le loup blanc. Zo bekend als de witte wolf (over een heel bekend, legendarisch persoon). Laisser entrer le loup dans bergerie. De wolf binnenlaten in de schapenstal (zoals: de kat bij de melk zetten).