PEDAGOGISCH WERKPLAN 2014
Naam Locatie: Peuterspeelzaal Benjamin 1. INLEIDING Voor u ligt het pedagogische werkplan van Psz. Benjamin. In dit werkplan wordt beschreven wat we als pedagogisch medewerkers op de werkvloer doen en hoe we dingen aanpakken. Het werkplan is gebaseerd op de pedagogische visie en het pedagogische beleid van Peuterspeelzaal Benjamin. De pedagogische visie ziet er (in het kort) als volgt uit: "Kinderen zijn de motor van hun eigen ontwikkeling. Zij mogen zich op eigen wijze en in eigen tempo ontwikkelen op het brede terrein van persoonlijke en sociale competentie. Hiervoor is het nodig dat de opvang een ondersteunend en stimulerend klimaat biedt. In dit klimaat kunnen de kinderen de veiligheid, de (keuze‐)vrijheid, de zelfstandigheid en het respect ervaren om individueel en met elkaar op onderzoek uit te gaan. Hierbij worden ze geholpen door het aanbod en de ondersteuning en begeleiding van de pedagogisch medewerkers, hetgeen vooral mogelijkheden biedt. Met de ouders wordt uitdrukkelijk samenwerking gezocht. "
2. MISSIE PEUTERSPEELZAAL BENJAMIN Peuterspeelzaal Benjamin biedt opvang en begeleiding voor kinderen van 2‐4 jaar. De Peuterspeelzaal is gelegen in de gemeente Lingewaard. Peuterspeelzaal Benjamin: • Wil een toonaangevende en vooruitstrevende regionale kinderopvang partner zijn • Tracht, vanuit maatschappelijk bewustzijn, kinderopvang voor iedereen bereikbaar te maken • Richt zich op de kinderen én hun ouders en op pedagogische ontwikkeling en vernieuwing. • Heeft daarbij de focus op hoogwaardige kwaliteit, professionaliteit, levert vraaggerichte oplossingen tegen een juiste prijs‐kwaliteitverhouding. • Beschouwt ieder kind als motor van zijn eigen ontwikkeling.
De maatschappelijke organisatie Peuterspeelzaal Benjamin richt zich op kinderen én hun ouders, op pedagogische ontwikkeling en vernieuwing. Biedt veiligheid en uitdaging. Is meevoelend en streeft naar zelfverwerkelijking voor alle betrokkenen. De focus is gericht op professionaliteit, kwaliteit, vraaggerichte oplossingen en vernieuwing in dienstverlening. Bij Peuterspeelzaal Benjamin is ieder kind de motor van zijn eigen ontwikkeling. 3. VISIE PEUTERSPEELZAAL BENJAMIN Peuterspeelzaal Benjamin opereert vanuit een maatschappelijk belang zonder winstoogmerk, maar genereert genoeg inkomsten voor stabiele werkgelegenheid en verbetering van de dienstverlening. Dit realiseert de peuterspeelzaal door: • Een proactieve marktbewerking, acquisitie en het werven van nieuwe klanten is derhalve een kernactiviteit. • Het sturen op een juiste prijs‐kwaliteitverhouding en na aftrek van alle kosten (inclusief belastingen) een positief rendement oplevert . • Kwalitatief hoogwaardige kinderopvang die meer biedt dan de landelijke regelgeving aangeeft. • Met professionele kinderleidsters te werken met de focus op de kinderen én hun ouders en die door gericht personeelsbeleid borg staat voor kwaliteit, ontwikkeling, verbetering, flexibiliteit en continuïteit. • Actief de samenwerking op te zoeken met diverse partners in haar regio om te komen tot verdere verbetering van haar dienstverlening. Peuterspeelzaal Benjamin wordt daardoor een slagvaardige organisatie die alert en oplossingsgericht anticipeert op veranderingen in de markt en marktvraag. Peuterspeelzaal Benjamin opereert vanuit een maatschappelijk belang zonder winstoogmerk. Zij genereert genoeg inkomsten voorn stabiele werkgelegenheid en de verdere ontwikkeling van de dienstverlening. Daartoe wordt de kwaliteit verbeterd, spelen wij flexibel in op veranderingen en ontwikkelen wij nieuwe producten en diensten. Waarborging van kwaliteit bereiken wij door een personeelsbeleid gericht op flexibiliteit en continuïteit. En door scholing van medewerkers ter verbetering van de pedagogische kennis. Wij zijn een organisatie die zijn eigen weg gaat en naar buiten treedt met vernieuwende ideeën. Wij zijn dynamisch in ons handelen en wij willen gezien worden als de beste in de regio.
4. PEDAGOGISCHE DOELEN De pedagogische doelen die Peuterspeelzaal Benjamin hanteert zijn gebaseerd op de gemeenschappelijke basisdoelen voor opvoeding en opvang van Riksen Walraven (1998) en zijn: 4.1.1 Emotionele veiligheid De leidsters bieden de kinderen een sfeer van geborgenheid zodat de kinderen zich veilig en op hun gemak voelen. Kinderen ontwikkelen een gevoel van veiligheid als hun sociale en materiële omgeving hen voldoende houvast en steun biedt. Om emotionele veiligheid te kunnen bieden zijn de volgende zaken van belang: ‐ De omgang (aanwezigheid) met bekende leeftijdsgenootjes in de groep is gewaarborgd. ‐ De leidsters ondersteunen het kind sensitief, tonen respect en waardering en geven de kinderen zoveel mogelijk positieve aandacht. De leidsters handelen consequent en voorspelbaar. ‐ De inrichting van de peuterspeelzaal is vertrouwd en met herkenbare hoeken. ‐ De leidsters hanteren een vast en voorspelbaar dagschema. ‐ Altijd dezelfde leidsters voor de groepen. 4.1.2 Ontwikkelen van persoonlijke competentie Met persoonlijke competentie worden persoonskenmerken bedoeld zoals: veerkracht, zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit. Kinderen die zich veilig voelen zullen hun wereld verder gaan verkennen. Ze gaan op zoek naar nieuwe ervaringen en de grenzen van het eigen kunnen. De omgeving moet voldoende stimulerend maar ook geordend zijn, zodat de kinderen keuzs kunnen maken, naar die keuzes kunnen handelen en hun mogelijkheden leren kennen. Hierbij spelen zowel de leidsters als het materiaal en de ruimte een belangrijke rol. Als voorwaarden voor persoonlijke competentie zijn de volgende zaken van belang: ‐ De leidsters stimuleren de kinderen elkaars handelen en spel te respecteren. ‐ De leidsters geven ruimte voor veel eigen initiatief van het kind, waarderen de autonomie van het kind, stimuleren het kind om (nieuwe) activiteiten te ondernemen en verstoren het spel niet onnodig. ‐ De ruimte/de hoeken en het materiaal zijn voldoende uitdagend waardoor kinderen ongestoord kunnen spelen. Is overzichtelijk ingedeeld. Dit zorgt ervoor dat kinderen overzicht en inzicht hebben in materialen(gebruik) en vergroot het zelfstandig handelen. 4.1.3 Ontwikkelen van sociale competentie Met sociale competentie wordt bedoeld de kennis en vaardigheden op het vlak van samenspelen, anderen helpen, op de beurt wachten, omgaan met conflictsituaties, rekening houden met elkaar. Kinderen ontwikkelen deze vaardigheden in de interacties met de leidsters en de andere kinderen. De leidsters spelen een belangrijke rol omdat zij de interacties tussen kinderen kunnen versterken of verbeteren. Bijvoorbeeld door ondersteuning van het groepswerk of de ondersteuning bij het oplossen van conflicten. Als voorwaarden voor sociale competenties zijn de volgende zaken van belang:
‐ De leidsters zorgen voor veelvuldige en intensieve contacten tussen kinderen onderling. ‐ De leidsters stimuleren en begeleiden de sociale interactie tussen kinderen en onderhouden zelf ook een goede sociale interactie met het kind. ‐ De ruimte/hoeken en materialen zijn zodanig ingericht dat kinderen zich uitgedaagd voelen tot gezamenlijke activiteiten in kleine en grotere groepen. 4.1.4 Overbrengen van waarden en normen Waarden en normen gaan over de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Het gedrag van de peuterspeelzaalleidster speelt hier een belangrijke rol. Dit uit zich in voorbeeldgedrag, in het al of niet respectvol omgaan met elkaar, het hanteren van gedragsregels en omgangsregels. Ook kunnen bepaalde rituelen, projecten, activiteiten en materialen bijdragen aan het overbrengen van culturele waarden en normen. Als voorwaarden voor het overbrengen van waarden en normen zijn de volgende zaken van belang: ‐ De kinderen hebben contact met kinderen met verschillende sociale/culturele achtergronden. ‐ De leidsters hebben inzicht in eigen handelen, zijn zich voldoende bewust van eigen waarden en normen en de rol die zij spelen bij het overdragen van waarden en normen naar de kinderen toe. ‐ De ruimte/hoeken en materialen vormen een afspiegeling van de geldende waarden en normen. Het welbevinden en de ontwikkeling van een kind heeft te maken met de mate waarin aan de basisbehoeften van een kind wordt voldaan. Van nature heeft iedereen de volgende basisbehoeften: 1. lichamelijke behoeften; 2. behoefte aan affectie en geborgenheid; 3. behoefte aan veiligheid, duidelijkheid en continuïteit; 4. behoefte aan erkenning en waardering; 5. behoefte aan ontwikkeling en competentie; 6. behoefte om een goed mens te zijn. Deze basisbehoeften maken deel uit van de pedagogische doelen: ‐ Emotionele veiligheid (2,3,4) ‐ Ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties (5) ‐ Overbrengen van waarden en normen‐morele ontwikkeling (6). Tegemoet komen aan de lichamelijke behoeften is tegemoetkomen aan de meest basale (levens)behoeften en is een voorwaarde om andere doelen te kunnen realiseren. Op jonge leeftijd zijn kinderen al bezig met het ontwikkelen van hun geweten. Een eerste aanzet is het gevoel van gezamenlijkheid – samen spelen, samen delen. Dit gevoel stimuleren de leidsters door spelletjes met kinderen te doen, Het goed te hebben met elkaar in de vorm van rituelen (begroeten, afscheid nemen, verjaardagen), elkaar aanraken, troosten, aanvoelen. De leidsters accepteren en respecteren de emoties van de kinderen en helpen hen deze te verwoorden en te benoemen. Voor peuters is het belangrijk dat het weet waar de grens van het spel liggen. De leidsters waarborgen de
veiligheid voor de peuter en bieden rust, structuur en duidelijkheid en hebben deze onderling op elkaar afgestemd. 5. DE LOCATIE Peuterspeelzaal Benjamin is gelegen in de wijk De Zilverkamp. Centraal gelegen nabij 4 basisscholen en het cultureel centrum. Er zijn 4 ochtendgroepen. Voor de leeftijdsgroep van 2 tot 4 jarigen. Groepsgrootte maximaal 16 peuters. Op de groepen staan 2 vaste beroepskrachten. Als achterwacht zijn er 2 vaste invalkrachten beschikbaar. De 2 leidsters die werkzaam zijn op peuterspeelzaal Benjamin zijn verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken en het omgaan met peuters op de speelzaal en geven uitvoering aan het vastgestelde beleid. De leidsters zijn MBO opgeleid, VVE‐Versterk cursussen gevolgd, Diploma EHBO bij kinderen en volgen jaarlijks de herhalingscursussen . Zij voldoen aan de opleidingseisen voor beroepskrachten zoals geformuleerd in de CAO Welzijn Maatschappelijke Dienstverlening. Leidsters zijn in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag. Ook de invalkrachten zijn minimaal MBO opgeleid. Ook zij zijn in bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag. Wij maken geen gebruik van vrijwilligers Stagiaires Op de speelzaal zijn regelmatig stagiaires aanwezig vanuit VMBO‐ of MBO‐opleiding. Meestal snuffelstagiaires voor korte tijd. Alle stagiaires zijn in het bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag. Tijdens intakegesprek worden procedures en afspraken besproken en wordt er aangegeven wat er van ze verwacht wordt. Vragen naar motivatie, verantwoordelijkheid en betrouwbaarheid. Stagiaires worden niet direct belast met verzorging en opvang van kinderen. Ze assisteren de beroepskrachten met diverse werkzaamheden oa. knutselen, voorlezen, samen spelen ed. 6. DAGINDELING ‐ ‐ ‐ ‐
‐ ‐ ‐ ‐
Brengen van de kinderen tussen 8.30‐8.45 uur. Spelen: Vrij spelen en meestal een knutselactiviteit, moment van observeren, 1 op 1 met kinderen bezig zijn of voorlezen. Opruimen om 10.15 uur Eten/drinken: 10.30 uur. Is een kringactiviteit. Kinderen nemen zelf eten mee in bakjes. Drinken krijgen ze. Na eten en drinken liedjes zingen, spelletjes doen. Buitenspelen. Bij mooi weer buiten spelen. Bij slecht weer gymactiviteit. Ophalen: tussen 11.30‐11.45 uur.
‐
7. SAMENWERKING VAN DE PEUTERSPEELZAAL MET ORGANISATIES
Voor de ontwikkeling van kinderen is het van belang dat er zoveel mogelijk sprake is van één doorgaande lijn (consultatiebureau‐peuterspeelzaal‐onderbouw van het basis‐onderwijs). Hierbij is samenwerking met andere instellingen die met jonge kinderen werken, van essentieel belang. Benjamin werkt met organisaties en instanties samen. Dit gebeurt meer in georganiseerd verband zoals VVE‐overleg, de pilot “Vroegsignalering en toeleiding”, de Zorgadviesteams (Z.A.T.). 7.1 “Vroegsignalering en “toeleiding” Bij deze pilot zijn alle organisaties en voorzieningen in de wijk betrokken die zich richten op heel jonge kinderen (0‐4 jaar). Het doel is om zoveel mogelijk risicokinderen te signaleren en in overleg met de ouders toe te leiden naar voorschoolse voorzieningen, waaronder peuterspeelzalen om zodoende het bereik van doelgroepkinderen in de voorschoolse voorzieningen te vergroten. 7.2 Logopedie Op verzoek van leidsters of ouders observeert de logopedist de kinderen. Zij geeft advies aan leidsters en ouders en maakt afspraken voor controle en begeleiding. De observaties worden vastgelegd, besproken met ouders en leidsters. 7.3 Casus‐overleg Samen met consultatiebureau en andere peuterspeelzalen en kinderdagverblijven 1x per maand overleg over zorgkinderen. 7.4 Inloopspreekuur Jeugdverpleegkundige consultatiebureau Op wisselende dagen houdt de jeugdverpleegkundige een inloopspreekuur op de peuterspeelzaal. Ze is 15 min. voor aanvang van de peuterspeelzaal tot 30 min. daarna aanwezig. Voor de ouders een gelegenheid voor het stellen van vragen over hun peuter. 7.5 Lingewaardse overdracht en verwijsprocdure Alle instellingen in de gemeente Lingewaard die met kinderen van doen hebben tussen de 0‐12 jaar nemen deel aan de Overdracht‐ en Verwijsprocedure (LOV): consultatiebureaus, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, schoolbesturen van basisscholen, Samenwerkingsverband Over‐Betuwe en de gemeente Lingewaard. Met het Lingewaards overdrachtsformulier wordt de ontwikkeling van de peuter op de speelzaal geregistreerd. Aan het eind van de peuterspeelzaalperiode worden deze gegevens overgedragen aan de basisschool. Overdrachtsformulier voor leidsters en voor ouders Het overdrachtsformulier wordt ingevuld door de leidsters. Wordt driemaal ingevuld: als het kind 3 maanden op de peuterspeelzaal is, rond de 3e verjaardag en als het kind 3 jaar en 9 maanden is.
Overdrachtsformulier voor ouders wordt 3 maanden voordat het kind naar de basisschool gaat door de ouders ingevuld. Beide formulieren worden tijdens een 10‐minutengesprek besproken met de ouders. Daarna worden ze overgedragen aan de basisschool. 8. VEILIGHEID/GEZONDHEID/HYGIËNE Het zorgen voor kinderen beslaat een deel van de dagelijkse werkzaamheden op de peuterspeelzaal. Afhankelijk van de leeftijd van het kind, de mogelijkheden die de speelruimte biedt, de grootte van de groep en de leeftijdsopbouw in de groep, wordt er gekozen voor een aanpak en afspraken. Er zijn 2 leidsters aanwezig die verantwoordelijk zijn voor de volgende verzorgende taken: ‐ ‐
eten en drinken, eventuele toediening van medicijnen, verschonen van kinderen, helpen bij het zindelijk worden; het stimuleren van kinderen bij zelfstandige uitvoering van de algemene dagelijkse handelingen, zoals eten, drinken en verschonen, de fysieke veiligheid en de hygiëne de basis van al het pedagogisch handelen.
De speelzaal is zich er van bewust dat op het vlak van veiligheid en gezondheid risico’s niet zijn uit te sluiten, maar schept voorwaarden voor een zo gezond en veilig mogelijke omgeving en handelt hierbinnen zo adequaat mogelijk. 8.1 Veiligheid Jonge kinderen ontwikkelen zich snel, zijn nieuwsgierig en willen de wereld om zich heen ontdekken. Daarbij zien zij geen gevaar. Hoe ouder kinderen worden, hoe b eter ze leren wat wel en niet mag en wat wel en niet gevaarlijk is. Leidsters hebben een belangrijke rol bij het oefenen van veilig gedrag en het creëren van een zo veilig mogelijk omgeving. Daarbij is een voortdurend spanningsveld tussen veiligheid en pedagogische aspecten (het creëren van een leeromgeving die voldoende uitdaging biedt). Niet alle veiligheidsrisico’s kunnen worden afgedekt, Wel moeten de risico’s tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt zodat de kans op ernstig letsel klein is. De inventarisatie van de veiligheid op de peuterspeelzaal is gebaseerd op twee vragen: ‐ ‐
Welke ongevallen zouden met de kinderen kunnen gebeuren? (kans) Hoe groot is daarbij de kans op ernstig letsel voor een kind? (ernst)
De combinatie van kans en ernst is de maat voor de urgentie hoe snel maatregelen getroffen moeten worden. De volgende ruimtes worden jaarlijks geïnventariseerd: entree, speelruimte, speeltoestellen, buitenruimte, sanitair van de kinderen, sanitair van de volwassenen, keuken, bergruimte en omgeving. 8.1.1 Het omgaan met ongevallen De leidsters weten hoe te handelen bij ongevallen. Kleine ongelukjes worden bij het ophalen altijd besproken met de ouder zodat de ouder weet wat er gebeurd is en weet waarover de peuter kan praten. Bij grotere ongelukken worden de ouders direct gebeld en gaan de leidsters, al dan niet samen met de ouder, naar de dokter.
8.1.2 Brandpreventie Naast de bovengenoemde inventarisaties worden extra inventarisaties uitgevoerd in het kader van de brandveiligheid en is er aandacht voor brandpreventie‐instructie. Meer gedetailleerde informatie over het ontruimingsplan, de EHBO en de huisregels liggen ter inzage. 8.2 Gezondheid De peuterspeelzaal vindt het van belang dat de gezondheid van de kinderen zoveel mogelijk wordt gewaarborgd. 8.2.1 Risico‐inventarisatie gezondheid In de risico‐inventarisatie Gezondheid leggen de leidsters schriftelijk vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich meebrengt. Het doel van de risico‐inventarisatie is: ‐ ‐
Het scheppen van voorwaarden voor een zo gezond mogelijk opvang en omgeving; Het stimuleren dat de leidsters en kinderen zich daarbinnen gezond en hygiënisch gedragen.
Daarbij zijn niet de regels het uitgangspunt maar wordt uitgegaan van het gedrag van de kinderen. De inventarisatie dient als basis om de omstandigheden van de kinderen te verbeteren en de leidsters meer bewust te laten zijn van mogelijke risico’s om zodoende ook bewust te kunnen handelen. De inventarisatie is gebaseerd op 4 thema’s die van invloed zijn op de gezondheid van de kinderen: 1. Gezondheidsrisico’s door overdracht van ziektekiemen; 2. Gezondheidsrisico’s als gevolg van buitenmilieu; 3. Gezondheidsrisico’s als gevolg van binnenmilieu; 4. Gezondheidsrisico’s als gevolg van het (uitblijven) medisch handelen. 8.2.2 Persoonlijke hygiëne Persoonlijke hygiëne heeft zowel een pedagogisch als een fysiek aspect. Pedagogisch aspect De persoonlijke hygiëne biedt gedurende de dag veel momenten voor persoonlijk contact. Deze momenten zijn bij uitstek geschikt voor het scheppen van emotionele veiligheid en voor het stimuleren van persoonlijke competentie (zelf doen). Het is het moment waarop een kind individuele aandacht krijgt en aangeraakt wordt. Het kind merkt door deze aandacht dat het gezien en gerespecteerd wordt. De leidsters gaan hiermee dan ook zorgvuldig om.
Peuters hebben een groeiende behoefte aan ‘zelf doen’. De leidsters ondersteunen en stimuleren de kinderen hierin. Het vergroot hun ‘zelfvertrouwen, hun zelfredzaamheid en hun zelfstandigheid. De peuter wordt gestimuleerd en krijgt de ruimte om dat te doen wat hij/zij zelfstandig kan. Fysiek aspect Veel ziektekiemen worden via handen, hoesten, niezen en snuiten overgebracht. De leidsters besteden aandacht aan de persoonlijke hygiëne door: ‐ ‐ ‐
Regelmatig de kinderen hun handen te laten wassen; Toe te zien op regels, zoals: hand voor de mond houden bij het hoesten en niezen, geen speelgoed in de mond nemen, neus en mond schoon houden. Door de kinderen op een speciaal daarvoor bestemde plek te verschonen.
8.2.3 Eten en drinken Eten en drinken zijn op de peuterspeelzalen vooral momenten van gezelligheid. De kinderen hebben tijdens het eten en drinken plezier, ze leren rekening houden met elkaar en leren gesprekken voeren met elkaar en de leidsters. De kinderen eten en drinken in groepsverband in de kring op een vast moment tijdens de ochtend. De kinderen nemen eten van huis mee in een bakje, het drinken krijgen ze van de peuterspeelzaal. Door samen te eten worden ‘slechte’ eters gestimuleerd om ‘gewoon’ te eten. 8.2.4 Zindelijk worden Het zindelijk worden van kinderen gebeurd op de speelzaal in samenspraak tussen ouders en leidsters. Door de aanpak op de peuterspeelzaal zoveel mogelijk af te stemmen op de aanpak thuis, ontstaat er een wisselwerking tussen ouders en leidsters dat vertrouwen en duidelijkheid geeft voor het kind. 8.2.5 zieke kinderen Voor veel ziekten geldt dat de besmetting al heeft plaatsgevonden voordat de ziekte zich openbaart. Een kind heeft extra aandacht, rust en verzorging nodig. De leidsters adviseren daarom de ouders om een ziek kind thuis te houden. Wanneer een kind tijdens de speelzaaltijd ziek wordt, bellen de leidsters die ouders om het kind te laten ophalen. De leidsters houden hierbij rekening met de wensen van de ouders mits het ten goede komt aan het kind en het haalbaar is in de speelzaal. Aandoeningen van vermoedelijk infectieuze aard worden gemeld bij de GGD. Vaak gaat het hier om aandoeningen die meerdere kinderen in de groep betreffen. Bij medicijngebruik wordt ouders gevraagd een formulier “overeenkomst gebruik medicatie”in te vullen met gegevens over de aandoening en de behandeling. Wanneer er een kinderziekte heerst, wordt dit door middel van een brief bij de ingang van de speelzaal aan de ouders kenbaar gemaakt. Op de speelzaal is een informatiemap over kinderziekten van de GGD. Deze map wordt door de leidsters gebruikt om informatie te geven aan ouders over de ziektes, incubatietijd en hoe te handelen.
9. COMMUNICATIE EN CONTACT MET OUDERS De opvoeding binnen het gezin en de peuterspeelzaal liggen in elkaars verlengde. De leidsters streven naar een sluitende aanpak in het vormgeven van de doorgaande ontwikkelingslijn door in gesprek te gaan met ouders. De leidsters wisselen informatie uit met de ouders, geven advies en voorlichting en dragen zorg voor afstemming over de aanpak van het individuele kind. De peuterspeelzaal is een laagdrempelige voorziening waarbij de contacten met ouders belangrijk zijn en natuurlijk vanzelfsprekend verlopen. Ouders zijn de belangrijkste opvoeders van het kind. Iedere ochtend is er op de speelzaal tijdens het brengen en halen een inloopmoment waarbij de leidster en ouder elkaar kunnen spreken. Is er behoefte aan meer tijd voor een gesprek wordt er een afspraak gemaakt. Meestal bij het ophalen van het kind. Ook kunnen ouders aangeven dat ze een tussentijds gesprek willen hebben en als er vanuit de leidsters aanleiding is voor een gesprek, vind er een tussentijds gesprek plaats. Aan het eind van de speelzaalperiode vindt er een 10‐minuten gesprek plaats en wordt het observatieformulier doorgesproken. Voorafgaand aan de plaatsing van de kinderen op de speelzaal bezoekt de ouder met het kind de peuterspeelzaal en heeft er een intakegesprek plaats. ‐ Tijdens dit gesprek kunnen ouders vragen stellen maar ook de leidsters hebben vragen over het kind en het gezin. Om een beetje indruk te krijgen over de achtergrond van het kind. Bv. Waar liggen zijn/haar interesses, wat vind ze leuk, waar speelt ze graag mee. ‐ Het observatieformulier wordt uitgereikt. ‐Verder komt aan de orde: op welke manier er afscheid wordt genomen van ouder/kind; hoe een dagdeel is ingedeeld; afspraken met betrekking tot eten en drinken (bakje met naam); wanneer weer ophalen ed. ‐ Welke leidsters er voor de groep staan; ‐Op welke dagen er ev. een stagiaire aanwezig is. Stagiaires maken zich ook altijd bekend met een foto en opleiding ed. door deze op te hangen in de hal. ‐Ouders krijgen ook een informatiebrief mee. Hierin vermeld de vakantiedata’s. Hoe het pedagogisch beleidsplan ingezien kan worden. Wie er op welke dagen voor de groepen staan en of er stagiaires zijn en andere wetenswaardigheden. Ouders ontmoeten we ook tijdens Themabijeenkomsten Koffieochtenden (bv. kerst, begin schooljaar) Verjaardagen/afscheid kind Schoonmaakavonden