Intellectuele Eigendom.book Page 144 Monday, October 15, 2012 11:59 AM
II. Auteursrecht Wet 30 juni 1994 - Auteurswet 1994 (Art. 78ter)
PETER MARX EN VICKY VANPETEGHEM 1. Artikel 38 van de wet beoogt de invoering van nieuw artikel 78bis in de Auteurswet met ingang van 1 april 2010, behoudens wat betreft, § 1, 2°, 3°, 6° en 7°, en de § 3 die in werking moeten worden gesteld bij Koninklijk Besluit. Artikel 78bis § 4 Auteurswet is in werking getreden op 30 januari 2012 bij KB 5 december 2011. 2. In dit artikel worden de strafsancties en meer bepaald de geldboetes vastgelegd in geval van inbreuken op de bepalingen van hoofdstuk VII van de Auteurswet per type inbreuk, met in § 1 de zwaarste geldboetes (250 tot 50.000 EUR) voor de inbreuken die door de wetgever als de meest ernstige worden beschouwd, het gaat meer bepaald om inbreuken op (Wetsontwerp, 72): – artikel 65bis, § 1, 1ste en 2de lid Auteurswet: de voorwaarden voor het uitoefenen van een beheersactiviteit in België en de vereiste van een Belgisch bijkantoor voor de beheersvennootschap gevestigd in een ander EU-land; – artikel 65ter, § 3 Auteurswet: het verplichte onderscheid tussen enerzijds het vermogen dat gevormd wordt door de rechten die geïnd en beheerd worden voor rekening van de rechthebbenden en anderzijds het eigen vermogen van de beheersvennootschap en het verbod om speculatieve beleggingen te verrichten met de sommen die door de beheersvennootschappen worden geïnd en beheerd voor rekening van de rechthebbenden; – artikel 65quater, § 1 en 2 Auteurswet: de boekhoudkundige verplichtingen voor de beheersvennootschappen en de verplichting tot het opstellen van een jaarverslag waarin rekenschap wordt gegeven van het beleid; – artikel 65quinquies Auteurswet: het verbod om een bestuursfunctie te vervullen voor personen met een in de lijst opgesomde rechterlijke veroordeling; – artikel 66quinquies, § 1 Auteurswet: verbod om rechtstreeks of onrechtstreeks kredieten of leningen toe te staan of om zich rechtstreeks of onrechtstreeks borg te stellen voor verbintenissen aangegaan door een derde; – artikel 66sexies Auteurswet: de regels betreffende de bestemming van de geïnde rechten voor sociale, culturele of educatieve doeleinden; – artikel 67, § 1 Auteurswet: de vergunningsplicht. 3. Uit de formulering van artikel 78bis, § 5 Auteurswet blijkt dat het mogelijk is de staking te vorderen van de inbreuken die zijn opgesomd in artikel 78bis, § 1 tot 3 Auteurswet en dus strafrechtelijk sanctioneerbaar zijn, met dien verstande dat in voorkomend geval de stakingsvordering bij voorrang dient te worden beslecht op de strafvordering (“le civil tient le criminel en l’état”). Met andere woorden over de strafvordering kan pas beslist worden nadat een in kracht van gewijsde getreden beslissing is genomen over de vordering tot staking. Voorwaarde is wel dat het in de strafprocedure gaat om identieke feiten, als deze die het voorwerp zijn van een vordering tot staking (Wetsontwerp, 73). }1
[Art. 78ter. Binnen de Federale overheidsdienst die het auteursrecht onder zijn bevoegdheden heeft, wordt een comité opgericht met als doel het overleg te organiseren voor de uitwerking van de uitvoeringsmaatregelen van de bepalingen van hoofdstuk VII. Dit comité vergadert ten minste een maal per jaar en is samengesteld uit vertegenwoordigers: 1° van beheersvennootschappen die gemachtigd zijn hun activiteiten op het Belgische grondgebied uit te oefenen; 2° van organisaties die de debiteuren van de rechten vertegenwoordigen, aangewezen door de minister;
3° van organisaties die de consumenten vertegenwoordigen, aangewezen door de minister; 4° van het Instituut der bedrijfsrevisoren; 5° van de Commissie voor de Boekhoudkundige Normen. De Koning bepaalt de samenstelling, de benoemingsvoorwaarden van de leden, alsook de organisatie en werking van het comité.]1 }1. – Ingevoegd bij art. 39 wet 10 december 2009, B.S., 23 december 2009, inwerkingtreding: 6 juni 2011 (art. 10, 1°, K.B. 26 mei 2011, B.S., 6 juni 2011)
PETER MARX EN VICKY VANPETEGHEM 1. Artikel 39 van de wet strekt ertoe een nieuw artikel 78ter in de Auteurswet in te voegen. Bedoeling is binnen de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie een overlegcomité op te richten waarin het overleg georganiseerd wordt met betrekking tot de concrete uitwerking van de uitvoeringsmaatregelen van de bepalingen van hoofdstuk VII Auteurswet. Het is de bedoeling dat dit comité minstens één keer per jaar bijeenkomt. 2. Dit comité werd ondertussen ingericht middels koninklijk besluit van 26 mei 2011 tot oprichting van het Overlegcomité inzake collectief beheer van auteursrechten en naburige rechten (BS 6 juni 2011 – KB 26 mei 2011), dat meteen ook artikel 78ter Auteurswet in werking stelt met ingang van 6 juni 2011 (art. 10, 1° KB 26 mei 2011 (BS 6 juni 2011)). Hierin wordt de samenstelling, de organisatie en de werking van het Overlegcomité geregeld. In artikel 2, § 1 van het KB 26 mei 2011 wordt de samenstelling van het Overlegcomité geregeld. Het bestaat meer bepaald uit: 1. maximum twee afgevaardigden per beheersvennootschap die overeenkomstig de artikelen 67 en 72 van de wet vergund is om haar activiteiten in België uit te oefenen; 2. maximum twee afgevaardigden per organisatie die: a. de debiteuren van de rechten vertegenwoordigt; en
144
Larcier – Wet en Duiding Economisch recht (Deel 1: Intellectuele Eigendom) (1 september 2012) – © Larcier
Intellectuele Eigendom.book Page 145 Monday, October 15, 2012 11:59 AM
II. Auteursrecht Wet 30 juni 1994 - Auteurswet 1994 (Art. 79)
b. representatief is; en c. door de minister is aangewezen. 3. maximum twee afgevaardigden per organisatie die: a. de consumenten vertegenwoordigt; en b. representatief is; en c. door de minister is aangewezen; 4. maximum drie afgevaardigden van het Instituut der bedrijfsrevisoren; 5. maximum drie afgevaardigden van de Commissie voor de Boekhoudkundige Normen. De organisaties onder punt 2 en 3 kunnen slechts deelnemen aan de besprekingen van het Overlegcomité die als onderwerp hebben de bespreking van de uitvoeringsmaatregelen zoals bedoeld in artikel 66bis Auteurswet (art. 2, § 2 KB 26 mei 2011), meer bepaald uitvoeringsmaatregelen met betrekking tot: – de minimuminformatie die de facturen en de documenten betreffende de inning van rechten van de beheersvennootschappen moeten bevatten; – de regels voor de administratieve vereenvoudiging van de inning van de vergoedingen voor de openbare uitvoering van muzikale werken, alsook voor de inningen die verricht worden door de vennootschappen aangesteld door de Koning overeenkomstig de artikelen 55 (Auvibel – thuiskopie), 59 en 63 Auteurswet (Reprobel – reprografie en openbare uitlening). Het Overlegcomité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de minister (art. 3, § 1 Auteurswet) die de agenda van de vergadering opstelt en circuleert. In artikelen 3 e.v. van het KB 26 mei 2011 wordt verder ook de agendering en de organisatie van de vergaderingen en de werking/beraadslaging van het comité geregeld. De dienst van de Intellectuele Eigendom zorgt voor het secretariaat van het Overlegcomité (art. 4 KB 26 mei 2011). De vergaderingen van het Overlegcomité zijn niet openbaar. De leden, de deskundigen en elke andere genodigde zijn geheimhouding verschuldigd wat betreft de vertrouwelijke documenten en informatie en de inhoud van het debat waarvan zij kennis genomen hebben. De leden kunnen gehoord worden en ter orde worden geroepen (art. 5 KB 26 mei 2011). Er kunnen externe deskundigen of personen waarvan de medewerking nuttig is voor de werkzaamheden worden uitgenodigd op de vergaderingen (art. 6 KB 26 mei 2011). De ambtenaren van de Dienst voor de Intellectuele Eigendom en van de Controledienst, alsook de deskundigen die door hen aangeduid worden, kunnen de vergaderingen van het Overlegcomité bijwonen (art. 7 KB 26 mei 2011). Er wordt een verslag gemaakt van de standpunten uitgedrukt tijdens de vergaderingen, evenals van de conclusies van de debatten dat wordt overgemaakt aan de leden van het Overlegcomité en tijdens de volgende zitting wordt goedgekeurd (art. 8 KB 26 mei 2011). Er kunnen ad hoc werkgroepen worden opgericht binnen het Overlegcomité waarvan het zelf de samenstelling bepaalt. Zij bereiden het werk van het Overlegcomité voor, maken hierover verslag of formuleren voorstellen. De aanduiding van de eventuele deskundigen en personen waarop de ad hoc groep een beroep kan doen, wordt geregeld in artikel 9 KB 26 mei 2011.
HOOFDSTUK VIII
ALGEMENE BEPALINGEN Afdeling 1 Toepassingsgebied
Art. 79. Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten gelden de bij deze wet gewaarborgde rechten in België ook voor de buitenlandse auteurs en de buitenlanders die naburige rechten genieten, maar niet voor een langere termijn dan bij de Belgische wet is bepaald. Indien evenwel die rechten in hun land vervallen na een kortere termijn, vervallen zij ook in België na het verstrijken van die termijn.
Zijn de Belgische auteurs en de Belgische houders van naburige rechten in mindere mate beschermd in een vreemd land, dan gelden de voordelen van deze wet voor de onderdanen van dat land slechts in gelijke mate. }1 [Niettegenstaande het eerste lid is de reciprociteit van toepassing op de rechten op vergoeding van uitgevers, uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen, alsook van eerste vastleggingen van films bedoeld in de artikelen 55, 59 en 61bis, zulks onverminderd het Verdrag over de Europese Unie.]1 }1. – Lid 4 vervangen bij art. 31 wet 31 augustus 1998, B.S., 14 november 1998, inwerkingtreding: 14 november 1998 (art. 35)
Larcier – Wet en Duiding Economisch recht (Deel 1: Intellectuele Eigendom) (1 september 2012) – © Larcier
145
Intellectuele Eigendom.book Page 146 Monday, October 15, 2012 11:59 AM
II. Auteursrecht Wet 30 juni 1994 - Auteurswet 1994 (Art. 79bis)
SARI DEPREEUW 1. In artikel 79 AW wordt de auteursrechtelijke status van de vreemdeling in België geregeld (zie hierover F. DE VISSCHER, “Art. 79” in F. BRISON en H. VANHEES (ed.), Huldeboek Jan Corbet, Larcier 2008, p. 395-406; F. DE VISSCHER en B. MICHAUX, Précis du droit d’auteur, Bruylant, 2000, 595-630). Het criterium voor de toepassing van de Belgische Auteurswet is de nationaliteit van de auteur of de houder van het naburige recht. Andere factoren, zoals de plaats van creatie, fixatie, exploitatie of publicatie van het werk of van de beschermde prestatie, zijn niet van belang. Zo genieten Belgen de bescherming van de Auteurswet ten volle (en die van de Berner Conventie voor zover deze in het voordeel van de auteur speelt – zie wet van 25 maart 1999 betreffende de toepassing op de Belgen van zekere bepalingen van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst van 9 september 1886 (…) en van het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties, gedaan te Rome op 26 oktober 1961, BS 10 november 1999), net als vreemdelingen uit Europese lidstaten die met Belgen geassimileerd worden (zie art. 21 Handvest van Grondrechten van de Europese Unie 2010/C 83/02, Pb.C. 30 maart 2010, afl. 83, 389; zie ook HvJ 20 oktober 1993, C-92/92 en C-326/92, “Phil Collins”; HvJ 6 juni 2002, C-360/00, Land Hessen v. G. Ricordi & Co, Bühnen- und Musikverlag GmbH). Voor andere vreemdelingen (die niet daadwerkelijk in België gevestigd zijn – zie art. 11 BW) kan de Auteurswet slechts toepassing vinden conform artikel 79 AW. 2. Volgens het 1ste lid van art. 79 kunnen vreemde rechthebbenden (auteurs en houders van naburige rechten) zich in België in principe beroepen op de rechten die in de Auteurswet gewaarborgd zijn. Dit principe van assimilatie is echter niet absoluut. Ten eerste kunnen vreemdelingen de materiële bepalingen van toepasselijke internationale verdragen inroepen wanneer deze afwijken van de Belgische wet (zoals de Berner conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst van 9 september 1886, BS 10 november 1999; Internationaal verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Verdrag van Rome) van 26 oktober 1961, BS 10 november 1999; het TRIPS-Verdrag, meer bepaald Bijlage 1C Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom van 15 april 1994, BS 23 januari 1997; de Verdragen van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrechten en inzake uitvoeringen en fonogrammen van 20 december 1996). Ten tweede vormt de reciprociteitsvereiste een belangrijke beperking met betrekking tot de duur van de bescherming en de beschermingsomvang. (i) Een eerste toepassing is de bepaling over beschermingsduur van de rechten. Vreemde auteurs kunnen geen rechten kunnen gelden voor een langere termijn dan die in de Auteurswet is bepaald (artikel 79, lid 1 AW), maar ook niet langer dan de duur in hun eigen land (art. 79, lid 2 AW: “Indien evenwel die rechten in hun eigen land vervallen na een kortere termijn, vervallen zij ook in België na het verstrijken van die termijn”). Is de beschermingsduur in eigen land korter dan in de Belgische Auteurswet, dan wordt de bescherming in België dus beperkt tot deze kortere termijn. (ii) In de tweede plaats wordt ook de beschermingsomvang afgemeten aan de “vreemde” wet (art. 79, lid 3). Wanneer een vreemdeling zich op de Belgische Auteurswet beroept, zal nagegaan worden of Belgen volgens de wet in het land waarvan hij de nationaliteit heeft in dezelfde mate bescherming genieten (zie bv. Luik 28 juni 2004, AM 2006/2, 192). Worden Belgische rechthebbenden volgens deze vreemde wet in mindere mate beschermd, wordt de bescherming van de Belgische wet ten nadele van deze vreemdeling herleid. (iii) Tot slot wordt uitdrukkelijk herhaald dat reciprociteit van toepassing is op de vergoedingsrechten die uitgevers, uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen en van eerste vastleggingen van films genieten op basis van artikelen 55, 59 en 61bis AW (ter compensatie van de uitzonderingen voor eigen gebruik, privégebruik en onderwijs en onderzoek). Deze laatste alinea is dus een toepassing van de algemene reciprociteitsregel. Telkens moet wel in het hoofd gehouden worden dat deze principes geen afbreuk kunnen doen aan de (minimale) bescherming die op basis van internationale verdragen of Europese normen aan vreemde rechthebbenden geboden moet worden (supra). }1[Afdeling 1bis Rechtsbescherming van technische voorzieningen en informatie betreffende het beheer van rechten]1 }1. Opschrift ingevoegd bij art. 25 wet 22 mei 2005, B.S., 27 mei 2005, inwerkingtreding: 27 mei 2005 (art. 40)
}1[Art. 79bis. § 1. Eenieder die een doeltreffende
technische voorziening omzeilt en dat weet of redelijkerwijs behoort te weten en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat deze omzeiling het plegen van inbreuken bedoeld }2[in artikel 80]2 kan vergemakkelijken, is schuldig aan een misdrijf dat wordt bestraft overeenkomstig de artikelen 81 en 83 tot 86. De omzeiling van technische voorzieningen getroffen, overeenkomstig of krachtens dit artikel of overeenkomstig
146
artikel 87bis, § 1, wordt geacht het plegen van inbreuken bedoeld }2[in artikel 80]2 te vergemakkelijken. Eenieder die inrichtingen, producten of onderdelen vervaardigt, invoert, verdeelt, verkoopt, verhuurt, er reclame voor verkoop of verhuur voor maakt, of voor commerciële doeleinden bezit, of die diensten verricht die: 1° gestimuleerd, aangeprezen of in de handel worden gebracht om de bescherming van een doeltreffende technische voorziening te omzeilen; of 2° slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben naast het omzeilen van de bescherming van een doeltreffende technische voorziening; of 3° in het bijzonder ontworpen, vervaardigd of aangepast zijn met het doel het omzeilen van een doeltref-
Larcier – Wet en Duiding Economisch recht (Deel 1: Intellectuele Eigendom) (1 september 2012) – © Larcier
Intellectuele Eigendom.book Page 147 Monday, October 15, 2012 11:59 AM
II. Auteursrecht Wet 30 juni 1994 - Auteurswet 1994 (Art. 79bis)
fende technische voorziening mogelijk of gemakkelijker te maken; is schuldig aan een misdrijf dat wordt bestraft overeenkomstig de artikelen 81 en 83 tot 86. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven bedoeld in het eerste en tweede lid. Onder «technische voorzieningen» wordt verstaan: technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of prestaties, die door de houders van auteursrechten of naburige rechten niet zijn toegestaan. Technische voorzieningen worden geacht doeltreffend te zijn in de zin van het eerste en tweede lid indien het gebruik van een werk of prestatie wordt beheerst door de rechthebbende, door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocédé zoals encryptie, versluiering of andere transformatie van het werk of prestatie of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt. § 2. }3[De rechthebbenden nemen binnen een redelijke termijn afdoende vrijwillige maatregelen, waaronder overeenkomsten met andere betrokken partijen, om ervoor te zorgen dat de nodige middelen verschaft worden aan de gebruiker van een werk of een prestatie om van de uitzonderingen bepaald in artikel 21, § 2, in
artikel 22, § 1, 4°, 4°bis, 4°ter, 4°quater, 8°, 10°, 11° en 13°, in artikel 22bis, § 1, eerste lid, 1° tot 5°, en in artikel 46, 3°bis, 3°ter, 7°, 9°, 10° en 12°, te kunnen genieten mits de gebruiker op rechtmatige wijze toegang heeft tot het door de technische voorziening beschermde werk of prestatie.]3 De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, volgens de voorwaarden die Hij vaststelt, de lijst van bepalingen bedoeld in het eerste lid, uitbreiden tot de artikelen 22, § 1, 5°, en 46, 4°, voor zover dit geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van werken of van prestaties, noch de wettige belangen van de rechthebbenden onredelijk schaadt. § 3. De § 2 geldt niet voor werken of prestaties voor het publiek beschikbaar gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd. § 4. De technische voorzieningen bedoeld in § 1 mogen de rechtmatige verkrijgers van werken en prestaties niet beletten deze werken en prestaties overeenkomstig hun beoogde doel te gebruiken.]1 }1. – Ingevoegd bij art. 26 wet 22 mei 2005, B.S., 27 mei 2005, inwerkingtreding: 27 mei 2005 (art. 40) }2. – § 1, lid 1, gewijzigd bij art. 36, 1°, wet 8 juni 2008, B.S., 16 juni 2008, err., B.S., 16 juli 2008, err., B.S., 30 juli 2008 }3. – § 2, lid 1, vervangen bij art. 36, 2°, wet 8 juni 2008, B.S., 16 juni 2008, err., B.S., 16 juli 2008, err., B.S., 30 juli 2008
SARI DEPREEUW Context 1. Sinds 2005 voorziet de Auteurswet een bescherming tegen, algemeen gesteld, de omzeiling van technische beschermingsmaatregelen (zie S. DUSOLLIER, Droit d’auteur et protection des oeuvres dans l’univers numérique. Droits et exceptions à la lumière des dispositifs de verrouilage des oeuvres, Bruxelles, Larcier, 2007, 619; S. DUSOLLIER, “Les nouvelles dispositions belges en matière de protection technique du droit d’auteur et des droits voisins”, AM 2005, 532-548; S. DUSOLLIER, “Art. 79bis” in F. BRISON en H. VANHEES, Huldeboek Jan Corbet, Larcier, 2008, 409420). Dit beschermingsregime vindt zijn oorsprong in de twee WIPO verdragen uit 1996 (art. 11 Copyright Treaty (WCT) en art. 18 Performances and Phonograms Treaty (WPPT)) en Richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (art. 6). De nood aan een dergelijke technische bescherming liet zich gevoelen naarmate het eenvoudiger en goedkoper werd om werken te kopiëren (zoals cd’s en dvd’s) en bereikte een hoogtepunt met de opkomst van digitale netwerken (zoals het Internet), waar op een massale schaal identieke kopieën verspreid worden van beschermde werken en prestaties. Om deze praktijken tegen te gaan werden technische beschermingssystemen ontwikkeld, die het onmogelijk maken een (digitale) kopie te maken of tenminste dit beperken. Vaak wordt de bescherming echter even snel “gekraakt”, waardoor de technische vergrendeling niet langer effectief is en het materiaal even makkelijk gekopieerd kan worden. In de Auteurswet werd dus een juridische beschermingsregime voor deze technische voorzieningen ingelast waardoor het verboden is deze technische bescherming uit te schakelen. Zo komt een beschermingssysteem tot stand, waarin werken en prestaties beschermd worden door de Auteurswet en door de technische beschermingsmaatregelen, die op hun beurt opnieuw beschermd worden door de Auteurswet (de zogenaamde “derde laag”). Deze bescherming mag gebruikers echter niet verhinderen het beschermde materiaal te gebruiken of van bepaalde uitzonderingen te genieten (infra).
Voorwerp 2. Het voorwerp van bescherming in artikel 79bis AW is de “doeltreffende technische voorziening” (§ 1). Beide elementen worden in dit artikel uitgelegd (zie art. 79bis, § 1, lid 4-5 AW). Alhoewel deze bescherming in de Auteurswet is ondergebracht, is het voorwerp ervan dus niet het auteurswerk of een prestatie die onder een van de naburige rechten valt, maar een technische beschermingslaag die hierop wordt aangebracht. De “technische voorzieningen” wordt gedefinieerd als: “technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of prestaties, die door de houders van auteursrechten of naburige rechten niet zijn toegestaan”. Het kan gaan om "anti-copy" technologie op cd’s of dvd’s of om meer complexe "digital rights management" systemen.
Larcier – Wet en Duiding Economisch recht (Deel 1: Intellectuele Eigendom) (1 september 2012) – © Larcier
147
Intellectuele Eigendom.book Page 148 Monday, October 15, 2012 11:59 AM
II. Auteursrecht Wet 30 juni 1994 - Auteurswet 1994 (Art. 79bis)
(i) Enkel als een auteursrechtelijk beschermd werk of een prestatie beschermd door een naburig recht beveiligd wordt, is de technische voorziening beschermd tegen omzeiling. De technische bescherming op een bestand met onbeschermde informatie (bv. ruwe data) of materiaal waarvan de beschermingstermijn verstreken is, valt dus buiten dit artikel, net als de bescherming van computerprogramma’s die in een afzonderlijke wet geregeld wordt. (ii) De voorzieningen verhinderen dat het beschermd materiaal gebruikt wordt op een manier die niet toegestaan is door de rechthebbenden. De technische voorziening zorgt er voor dat het de facto gebruik van het materiaal overeenstem met het juridisch toegelaten gebruik. Deze “toelating” van de rechthebbenden kan op verschillende manieren begrepen worden in verhouding tot de wettelijke beschermde handelingen. Ofwel moet deze toelating in overweging genomen worden voor zover deze betrekking heeft op handelingen die ook daadwerkelijk onder het verbodsrecht vallen. Handelingen die niet beschermd zijn (bv. de ontvangst van een werk na een mededeling aan het publiek) of die onder een wettelijke uitzondering vallen kunnen zo niet onder de feitelijke controle van de rechthebbende komen. Ofwel wordt slechts naar de toelating vanwege de rechthebbende gekeken, ongeacht of de contractueel uitgesloten handelingen auteursrechtelijk beschermd zijn. In dat geval kan de rechthebbende zijn grip op het beschermde materiaal (unilateraal) uitbreiden (zie S. DUSOLLIER, “Les nouvelles dispositions belges en matière de protection technique du droit d’auteur et des droits voisins”, AM 2005, 535-536; S. DUSOLLIER, “Art. 79bis” in F. BRISON en H. VANHEES, Huldeboek Jan Corbet, Larcier, 2008, 416). (iii) Tot slot worden de voorzieningen beschermd voor zover deze doeltreffend zijn. De wet bepaalt dat voorzieningen geacht worden doeltreffend te zijn “indien het gebruik van een werk of prestatie wordt beheerst door de rechthebbende, door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocédé zoals encryptie, versluiering of andere transformatie van het werk of prestatie of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt”. De voorziening moet enigszins efficiënt zijn, maar de bescherming moet niet onfeilbaar zijn.
Beschermingsomvang 3. De Auteurswet verbiedt twee soorten handelingen in verband met de beschermde technische voorzieningen, die als misdrijven gestraft worden: de omzeiling en een aantal “voorbereidende” handelingen. De omzeiling van doeltreffende technische voorzieningen of de voorbereidende handelingen worden strafbaar gesteld middels met een gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar en met een geldboete van 100 tot 100.000 EUR of met een van die straffen alleen, met een verzwaring van de straf in geval van recidive (art. 81 AW). 4. De Auteurswet verbiedt het omzeilen van een beschermde voorziening. Wat een omzeiling is, wordt door de wet niet gedefinieerd en moet dus het in de gewone zin begrepen worden, i.e. het “neutraliseren, desactiveren van een technische voorziening, de bescherming ervan negeren, manipuleren of vervormen om ze onwerkzaam te maken” (vrije vertaling van S. DUSOLLIER, “Art. 79bis” in F. BRISON en H. VANHEES, Huldeboek Jan Corbet, Larcier, 2008, 411). Het decrypteren (“kraken”) van een geëncrypteerd bestand zonder de toestemming van de rechthebbenden is een voorbeeld van omzeiling. Bovendien moeten twee morele elementen aanwezig zijn. (i) Ten eerste is vereist dat de persoon weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij de technische voorzieningen omzeilt. Wanneer de omzeiling gebeurt zonder dat de persoon hiervan op de hoogte was of per vergissing, dan is hij niet strafbaar. (ii) Ten tweede is vereist dat de persoon weet of redelijkerwijs behoort te weten dat deze omzeiling het plegen van inbreuken kan vergemakkelijken. Deze voorwaarde kan op verschillende manieren begrepen worden (S. DUSOLLIER, o.c., 412). De verwijzing naar “inbreuken” kan betekenen dat de omzeiling van een technische voorziening om een niet-inbreukmakend gebruik mogelijk te maken niet onder deze bepaling valt en dus toegelaten is. Een andere benadering is dat het volstaat dat de handeling in abstracto een inbreuk kan vergemakkelijken, ook al wordt er in concreto geen inbreuk gepleegd. De wet voorziet verder echter een vermoeden: het feit van de omzeiling van technische voorzieningen wordt geacht het plegen van inbreuken te vergemakkelijken. 5. Naast de omzeiling per se wordt een aantal handelingen geviseerd die op zich geen omzeiling uitmaken maar deze wel mogelijk maken, faciliteren of exploiteren. Deze handelingen kunnen bestaan uit het verlenen van diensten of uit het vervaardigen, invoeren, verdelen, verkopen, verhuren voor materiële goederen (“inrichtingen, producten of onderdelen”) dan wel het voeren van reclame voor verkoop of verhuur van deze goederen. Daarenboven hebben deze handelingen betrekking op diensten of goederen die voldoen aan één van de wettelijke omschrijvingen, namelijk die: 1° gestimuleerd, aangeprezen of in de handel worden gebracht om de bescherming van een doeltreffende technische voorziening te omzeilen; of 2° slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben naast het omzeilen van de bescherming van een doeltreffende technische voorziening; of 3° in het bijzonder ontworpen, vervaardigd of aangepast zijn met het doel het omzeilen van een doeltreffende technische voorziening mogelijk of gemakkelijker te maken. Ook deze “voorbereidende” handelingen worden als misdrijf bestraft.
148
Larcier – Wet en Duiding Economisch recht (Deel 1: Intellectuele Eigendom) (1 september 2012) – © Larcier
Intellectuele Eigendom.book Page 149 Monday, October 15, 2012 11:59 AM
II. Auteursrecht Wet 30 juni 1994 - Auteurswet 1994 (Art. 79ter)
Beperking van de bescherming ten voordele van de gebruiker 6. Technische beschermingssystemen kunnen ingesteld worden om bepaalde materiële handelingen te beperken (bv. het kopiëren of het consulteren van een werk), maar ze kunnen niet onderscheiden in welke gevallen de toestemming van de rechthebbende vereist is of niet (bv. door de toepassing van een uitzondering). Om de belangen van de “gebruiker” vrijwaren bepaalt de Auteurswet dat de technische voorzieningen de rechtmatige verkrijgers van werken en prestaties niet mogen beletten deze werken en prestaties voor hun beoogde doel te gebruiken (art. 79bis, § 4 AW). De technische bescherming mag dus niet dermate ingrijpend zijn dat de rechtmatige gebruiker het werk niet op een “normale” manier kan gebruiken. Het “beoogde doel” wordt bepaald in functie van de aard van het werk (Wetsontwerp houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij, MvT, Parl.St. Kamer 2003-04, Doc. 51-1137/001, p. 2526). Zo mag de technische bescherming op een CD niet verhinderen dat de gebruiker de muziekopname kan beluisteren en moet ook een beschermde DVD afspeelbaar zijn. Er wordt evenwel geen sanctie voorzien. 7. Daarnaast moet de rechthebbende, die de technische bescherming heeft laten aanbrengen, er voor zorgen dat de gebruiker bepaalde uitzonderingen kan genieten, tenminste voor zover de gebruiker op rechtmatige wijze toegang heeft tot het door de technische voorziening beschermde werk of prestatie (art. 79bis, § 2 AW) (zie ook A. SILVESTRO, “DRMS, Limitations on copyright and voluntary measures, AM 2005/6, 568-570). De rechthebbende moet “afdoende vrijwillige maatregelen” nemen om er voor te zorgen dat de gebruiker de nodige middelen verkrijgt om de uitzonderingen te genieten en dit binnen redelijke termijn. Het kan onder andere gaan om “het sluiten en uitvoeren van overeenkomsten tussen rechthebbenden en andere betrokken partijen” (Wetsontwerp houdende de omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn 2001/29/EG van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechtenin de informatiemaatschappij, MvT, Parl.St. Kamer 2003-04, Doc. 51-1137/001, p. 25), maar het kan ook om een technische interventie gaan. De rechthebbende heeft hier een marge om maatregelen te kiezen, zolang deze maar doeltreffend zijn. Slechts de gebruiker die op rechtmatige wijze toegang heeft tot het beschermde materiaal kan eisen dat deze vrijwillige maatregelen getroffen worden. De wet (noch de voorbereidende werken) preciseert niet wat hieronder begrepen moet worden. Deze verplichting geldt niet voor alle uitzonderingen. De rechthebbende kan slechts gedwongen worden het gebruik mogelijk te maken voor de uitzonderingen voor bloemlezing (art. 21, § 2 AW), reproductie voor privégebruik (art. 22, § 1, 4° AW), gebruik voor onderwijs of wetenschappelijk onderzoek (art. 22, § 1, 4°bis, 4°ter, 4°quater AW), de reproductie voor bewaring van het culturele en wetenschappelijke patrimonium (art. 22, § 1, 8° AW), de tijdelijke opnamen van omroeporganisaties (art. 22, § 1, 10° AW), het gebruik ten behoeve van mensen met een handicap (art. 22, § 1, 11° AW) en de reproductie door bepaalde sociale instellingen (art. 2, § 1, 13° AW) en de uitzonderingen met betrekking tot databanken (art. 22bis, § 1, 1-5 AW). Deze lijst kan uitgebreid worden, bij KB, tot de uitzondering voor thuiskopie (art. 22, § 1, 5° AW). Wanneer de rechthebbende de legitieme gebruiker niet toelaat van deze uitzonderingen te genieten, kan een vordering voor de Voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg resp. de Voorzitter van de Rechtbank van koophandel zetelend zoals in kort geding gebracht worden (art. 87bis AW). De rechter kan de rechthebbende opleggen om het nodige te doen om de gebruik overeenkomstig de genoemde uitzonderingen mogelijk te maken of, wanneer de technische voorzieningen zo aan te passen dat het werk gebruikt kan worden zoals het bedoeld werd (art. 79bis, § 4 AW). Deze bepaling ten voordele van de gebruiker wordt echter buiten werking gesteld wanneer het werk on demand toegankelijk is. Wanneer het werk beschikbaar wordt gesteld “op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd” (i.e. “on demand” of interactieve diensten – zie art. 1 AW), kan de gebruiker echter niet eisen dat vrijwillige maatregelen getroffen worden om hem het voordeel van de genoemde uitzonderingen echter toe te kennen (art. 79bis, § 3 AW). In dat geval kan dus ook het gebruik, waarvoor in principe geen toestemming vereist is, technisch beperkt worden. }1
[Art. 79ter. § 1. Eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht: 1° de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten; 2° de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van werken of van prestaties, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd; en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het auteursrecht of
op een naburig recht, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt, is schuldig aan een misdrijf dat wordt bestraft overeenkomstig de artikelen 81 en 83 tot 86. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op dit misdrijf. § 2. In de zin van dit artikel wordt onder «informatie betreffende het beheer van rechten» verstaan alle door de rechthebbenden verstrekte informatie op grond waarvan het werk of prestatie, dan wel de auteur of andere rechthebbende kunnen worden geïdentificeerd. Deze term wijst ook op informatie betreffende de voor-
Larcier – Wet en Duiding Economisch recht (Deel 1: Intellectuele Eigendom) (1 september 2012) – © Larcier
149
Intellectuele Eigendom.book Page 150 Monday, October 15, 2012 11:59 AM
II. Auteursrecht Wet 30 juni 1994 - Auteurswet 1994 (Art. 80)
waarden voor het gebruik van het werk of prestatie, alsook op de cijfers en codes waarin die informatie vervat ligt. Het eerste lid is van toepassing, wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie
van een werk of prestatie of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek ervan.]1 }1. – Ingevoegd bij art. 27 wet 22 mei 2005, B.S., 27 mei 2005, inwerkingtreding: 27 mei 2005 (art. 40)
SARI DEPREEUW 1. Naast de technische voorzieningen, beschermt de Auteurswet ook de elektronische informatie betreffende het beheer van rechten. Dit beschermingsregime vindt zijn oorsprong in de twee WIPO verdragen uit 1996 (art. 12 Copyright Treaty (WCT) en art. 19 Performances and Phonograms Treaty (WPPT)) en in de Richtlijn 2001/29 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (art. 7). Wanneer een werk in een digitaal formaat gepresenteerd wordt, is het namelijk mogelijk om hieraan meta data toe te voegen, i.e. informatie over het werk (zoals de naam van het werk, de verschillende rechthebbenden, maar ook de gebruiksvoorwaarden). Deze informatie vormt geen technische bescherming per se maar speelt wel een rol bij het beheer van de rechten op het beschermde materiaal, vooral wanneer dit via elektronische netwerken verdeeld wordt (zie rec. 55-56 Richtlijn Informatiemaatschappij). Deze meta data kunnen echter gewijzigd of verwijderd worden, zodat de handhaving van de rechten bemoeilijkt wordt. 2. Het “elektronisch beheer van rechten” wordt in artikel 79ter, § 2 AW gedefinieerd en kan duiden op 1) alle informatie die door de rechthebbende verstrekt wordt en waardoor het beschermde materiaal of de rechthebbenden geïdentificeerd worden of 2) de informatie over de gebruiksvoorwaarden van het beschermde materiaal. Het kan dus gaan om de aanduiding van de titel van het werk, de namen van de auteur, uitvoerders, producenten (of afgeleide rechthebbenden), maar ook het voorbehoud van rechten of een aanduiding van de licentievoorwaarden (zoals creative commons licenties). Deze meta-data worden echter slechts beschermd voor zover zij in elektronische vorm uitgedrukt worden. Informatie op papier (bv. het boekje in het CD doosje) wordt dus niet beschermd onder deze bepaling. Tot slot kan deze elektronische informatie verbonden zijn met een materiële kopie van het materiaal of bij een immateriële voorstelling ervan (bij een mededeling aan het publiek, meer bepaald online). 3. De handelingen die door de Auteurswet verboden worden, worden bepaald in functie van een materieel en een moreel element. De materiële handelingen kunnen bestaan uit: – de verwijdering of wijziging; of – de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van beschermd materiaal, waarvan op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of gewijzigd. Verder moet ook een moreel element aanwezig zijn, namelijk de persoon stelt deze handelingen opzettelijk, op ongeoorloofde wijzen én weet of behoort redelijkerwijs te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht, of een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt. Wanneer de informatie per ongeluk of per vergissing verwijderd of gewijzigd wordt, is er dus geen inbreuk. 4. Inbreuken op deze bepaling wordt bestraft als een misdrijf, met een gevangenisstraf van drie maanden tot drie jaar en/of met een geldboete (art. 81 AW). In geval van recidive worden deze straffen verzwaard. Afdeling 2 Strafbepalingen
Art. 80. Hij die kwaadwillig of bedrieglijk inbreuk pleegt op het auteursrecht en de naburige rechten, is schuldig aan het misdrijf van namaking. Hetzelfde geldt voor de kwaadwillige of bedrieglijke aanwending van de naam van een auteur of van een persoon die een naburig recht geniet, of voor enig door hem gebruikt distinctief kenmerk om zijn werk of prestatie aan te duiden. De aldus tot stand gebrachte voorwerpen worden als nagemaakt beschouwd. Hij die voorwerpen, wetende dat zij nagemaakt zijn, verkoopt, verhuurt, te koop of te huur stelt, in voorraad heeft voor de verkoop of de verhuur of in België invoert voor commerciële doeleinden, is schuldig aan hetzelfde misdrijf.
150
De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op het misdrijf van namaking. De bepalingen van hoofdstuk XI van de wet van 3 juli 1969 houdende invoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde zijn van toepassing op de overtredingen van de bepalingen van de hoofdstukken IV tot VI en op de overtredingen van hun uitvoeringsbesluiten, waarbij de term «belasting» wordt vervangen door «vergoeding». }1[Wanneer de feiten voorgelegd aan de rechtbank, het voorwerp zijn van een vordering tot staking in toepassing van artikel 87, § 1, kan er niet over de strafvordering beslist worden dan nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen over de vordering tot staking.]1 }1. – Lid 6 toegevoegd bij art. 28 wet 15 mei 2007, B.S., 18 juli 2007, inwerkingtreding: 1 oktober 2007 (art. 35)
Larcier – Wet en Duiding Economisch recht (Deel 1: Intellectuele Eigendom) (1 september 2012) – © Larcier