KJV 2013-2014 (GROEP 4) De kronieken van Sooi Molenwieken / Mark Tijsmans (door Emilie Vanpeteghem)
Auteursinfo Mark Tijsmans (°1969, Merksem) was een laatbloeier, maar toen hij vijftien was, ging er een nieuwe wereld voor hem open. Hij deed zijn eerste toneelervaringen op. Iets later besefte hij ook dat hij op jongens viel en niet op meisjes. Hij probeerde even een studie als leraar maar besloot al snel dat hij iets anders wilde. In 1993 studeerde hij af aan het Koninklijk Muziekconservatorium in Brussel. Zijn eerste televisieoptreden begon bij de serie Het park als Bart, en daarna als Bennie in Thuis. Ook was hij een tijdje Filip in De burgemeesters. In vele andere series speelde hij gastrollen: Heterdaad, Wittekerke, De kotmadam, Lili en Marleen, Hof van Assisen... Vanaf 1999 speelde Mark Tijsmans de rol van Wilfried Pasmans in de serie Flikken. In schrijven heeft hij zijn tweede natuur gevonden. Zijn debuut Het geheim van teveel torens werd meteen genomineerd voor de Boekenleeuw en won de KJV. Ook veel van zijn andere boeken vielen in de prijzen in de KJV (zie ook het overzicht van KJV-bekroningen op http://www.kjv.be/begeleiders/archief.php). (Bron: WPG) Kort samengevat Na het overlijden van zijn opa gaat Sooi met zijn ouders mee naar het kleine dorpje Feerkevenne, vlak tegen de Nederlandse grens, waar zijn opa woonde in een oude windmolen. Sooi vindt het dorpje maar niks. En de molen al helemaal niet. De jongen is woedend als hij ontdekt dat zijn ouders willen blijven om er een bed en breakfast van te maken. Bovendien staren de bewoners van Feerkevenne hem de hele tijd aan. Door toedoen van een oud vrouwtje dat ’s nachts in zijn kamer lelijke sjaals breit, wordt Sooi terug in de tijd geslingerd naar het Feerkevenne van 1946. Hij ontmoet er zijn twaalfjarige ‘opa’ en de twee jongens sluiten vriendschap. Het gaat niet goed met de molen en Sooi moet beslissen of hij zijn opa helpt of niet.
Eerste indruk
Spreekt de cover je aan? Werd je nieuwsgierig naar het verhaal? Is dit een boek dat je aandacht zou trekken in de boekhandel of bibliotheek? Wat was je eerste indruk van dit boek, vóór je het verhaal las? Wat vinden jullie van de titel? Wat is een kroniek?
http://nl.wikipedia.org/wiki/Kroniek: ‘Een kroniek is een verhaal van of boek met chronologisch geordende gedenkwaardige en/of historische feiten.’ Vragen over het verhaal
Kon het verhaal jullie boeien? Wilde je verder lezen? Waarom? Wilde je weten hoe het verhaal verder ging en hoe het zou eindigen? Is De kronieken van Sooi Molenwieken een vrolijk boek? Moet je erbij lachen of huilen? Of beide? Kan je voorbeelden geven?
Vorm en stijlkenmerken Het verhaal bevat drie delen: Sooi (p. 10), Sus en Marieke (p. 126) en ten slotte Sooi (p. 415). Het verhaal wordt voornamelijk verteld vanuit het standpunt van Sooi, maar soms stapt de auteur over op een ander personage.
Vind je dat een goede keuze? Kom je zo meer te weten? Komen op die manier de gebeurtenissen grappiger, spannender of juist intenser over? (Ik denk hierbij aan de scène waarop Seppe weet dat het te laat is, dat hij gaat sterven.)
Personages Print de omslagillustratie af. Schrijf er de namen bij van de personages. Belangrijkste personages: Sooi, Sus, Marieke, Guust Verder: Tisse, Truike, Lenneke, Paulien, Seppe, Karel, Lotte, Jits Algemene vragen:
Welk personage vinden jullie het leukst en waarom? Zijn er te veel of te weinig personages in het verhaal? Waarom? Welke invloed hebben de personages op elkaar? Zijn alle personages even belangrijk? Zou je een personage kunnen weglaten? Waarom wel/niet? Wat weet je over dit personage? Vind je dit personage leuk? Zou je je ermee kunnen identificeren of liever met iemand anders? Kan je ook vertellen waarom?
Zoek naar citaten of gebeurtenissen in het boek die het karakter of de gevoelens van de personages typeren. Bespreek ze met de kinderen. Ontdek zo samen met hen de personages uit dit verhaal en wat de kinderen van hen vinden. Relaties Ga dieper in op de onderlinge relaties tussen Sus, Sooi, Guust en Marieke. Vergeet ook de relatie tussen Sooi en zijn ouders niet, en hoe Sooi ontdekt hoe hecht de dorpsbewoners van Feerkevenne zijn.
Wat vinden jullie van een dergelijke onvoorwaardelijke vriendschap tussen de jongens? Hebben jullie ook zo’n goede vriend/vriendin? Marieke is er steeds om de jongens te ondersteunen. De jongens merken dit vaak niet eens, zo druk zijn ze bezig met al hun plannen uit te voeren. Wat vinden jullie van Marieke en haar liefde voor Sus? Wat vinden jullie van de moeder van Sooi? Sooi mag amper bewegen of spreken na de gebeurtenis met de gsm. Overdrijft ze niet een beetje?
Thema’s Vraag de kinderen om een thema te kiezen dat zij aan het boek zouden koppelen (bijvoorbeeld vriendschap, dorpsleven, smokkelen, tijdreizen, dood). Aan welke elementen uit het verhaal denken ze bij dit thema? Illustraties
Missen jullie illustraties of fantaseren jullie liever zelf hoe personages, plaatsen en situaties er uitzien? Nodigt het verhaal uit om zelf je fantasie te gebruiken? Krijg je bijvoorbeeld een duidelijk beeld van hoe de personages eruit zien of van hoe de gebeurtenissen precies plaatsvinden?
Opmerkelijke gebeurtenissen Schrijf woorden/zinnen/gebeurtenissen op kaartjes (gebeurtenissen die jou persoonlijk raakten, die je grappig of spannend vond – of geef de kinderen op voorhand deze opdracht) en laat de kinderen er een kiezen. Start een gesprek. (Vergeet zeker het smokkelen niet, een gevaarlijke onderneming tijdens en na de oorlog.) Bijvoorbeeld:
‘Sus, als je me weer wilt zien TROUW DAN MET HAAR! Vaarwel, Sooi.’ (p. 421) Germaine ‘Bij ons in de stad staan ze steeds een beetje voor.’ ‘De hele operatie duurde nog geen halfuur. Er werd door de zeven mannen drie keer over en weer gelopen, het meel ging van Vlaanderen naar Nederland.’ ( p. 229)
‘Dikke tranen rolden over zijn wangen. ‘Ik dacht dat ik niet kon blijven… Dat er geen plaats op de molen was voor mij… Later.”’ (p. 356, het moment waarop Sus en Seppe tonen dat ze elkaar wel degelijk graag zien, ondanks al die grappen die ze met elkaar uithalen) ‘Het laatste wat hij ten volle besefte was dat het te laat was… Hij had geen tijd meer om iets te doen.’ (p. 403) ‘Ik denk… ik zoen hem nog eens. Misschien gaat het dan over. Maar het werd alleen maar erger en erger… bij elke kus die ik hem gaf.’ (p. 391) ‘Dit soort antwoord, op zo’n toon, dit soort houding, en zeker die blik in je ogen hoef ik NIET langer te nemen, vriend…’ ( p. 27) Het volksliedje In de mane maneschijn (p. 5)
Geloofwaardigheid Sooi reist terug in de tijd:
Stelde je je hier vragen bij? Of kan de auteur zo goed schrijven/vertellen dat je het verhaal heel geloofwaardig vindt? De gebeurtenissen volgen in snel tempo. Stoort dit je of brengt dat juist vaart in het verhaal?
Humor De auteur weet het verhaal met heel veel humor te vertellen, zelfs tijdens de minder leuke momenten (de afranseling die Sooi en Sus krijgen, het moment waarop de smokkelaars ontdekt worden…)
Zijn de kinderen het hiermee eens? Vinden ze die humor een troef? Waarom wel? Waarom niet?
Einde Je weet dat de dood van Seppe onvermijdelijk is.
Hoopte je, tegen beter weten in en net als Sooi, dat de jongen het toch zou overleven? Welke gevoelens maakte het einde bij jullie los, wanneer Sooi al zijn vrienden op hun oude dag terugziet? Kijk je op een andere manier naar Marieke, Guust en de anderen? Snap je waarom Sooi toch in Feerkevenne blijft?
Tot slot
Zouden jullie graag in het Feerkevenne van vroeger wonen? Waarom wel? Waarom niet? Wat hebben jullie het meest onthouden van dit verhaal? Heb je iets geleerd uit het verhaal?
KJV 2013-2014 (GROEP 4) De nacht van 2 april / Jan Simoen en Peter Simoen (ill.) (door Els Debuyck)
Auteursinfo Fotografie was een van de eerste liefdes van Jan Simoen (Middelkerke, 1953-2013). Net als zingen, boeken en gitaar spelen. Telkens hij iets moois ontdekte, werd hij jaloers op de maker. Toen hij foto’s maakte voor een Gents toneelgezelschap, kreeg hij het voorstel zelf een stuk te schrijven. Er volgde een eerste boek in 1993 Duizend stenen ogen (Bakermat). Toneel en proza vinden elkaar in zijn werk – ‘Veel dialogen en vertelstandpunten,’ zegt hij zelf. Zijn eerste adolescentenroman Met mij gaat alles goed (1996, Querido) is ontstaan uit een toneelstuk. Het is een briefroman die de relatie blootlegt tussen de tiener Jonas, die ontdekt dat bij seropositief is, zijn stiefbroer Michaël, die bij de oorlog in ex-Joegoslavië betrokken raakt, en hun ouders in België. Het won een Boekenwelp in 1997. Daarna volgden En met Anna? en Veel liefs van Michaël. In Slecht vertelt hij het aangrijpende verhaal van een rotverwende puber die door zijn stoerdoenerij regelmatig grenzen overschrijdt. Het boek werd bekroond met de Gouden Zoen 2008 en een Boekenwelp 2008. Samen met Patrick Storms creëerde Jan Simoen het personage Sigi. De avonturen van deze puber verschenen in het tijdschrift ID (Averbode) en werden gebundeld in vier boeken. Zijn laatste boek, De nacht van 2 april, is een spannend en aangrijpend verhaal over de sporen die WOII achterliet bij de inwoners van een kustplaatsje. Het is deels gebaseerd op zijn jeugdjaren, met illustraties van zijn broer Peter Simoen. Na zijn studie Romaanse Talen werd Jan Simoen leraar Frans. Hij schreef naast adolescentenromans ook theaterstukken, hoorspelen en kinderboeken. Jan Simoen is overleden in de nacht van 4 op 5 januari 2013. Een In Memoriam van An-Sofie Bessemans vind je terug in De Leeswelp 2013, nr.1, op p. 3. De zee Wie van de kinderen kent Middelkerke, waar het verhaal zich afspeelt, of één van de andere badsteden? Gaan ze soms ook naar de Belgische of Nederlandse kust? Van welke badstad houden ze het meest?
Wie kan zich vinden in de uitspraak van vader dat mensen die aan zee wonen niet op reis hoeven te gaan? Waar gaan de kinderen het liefst op reis? Naar de bergen, de zee, drukke steden… Of blijven ze liever thuis? Bespreking Over ‘Ik vind…’ (één van mijn stokpaardjes) Beste begeleider, laat de lezers als je praat over boeken altijd beginnen met ‘Ik vind…’ en niet met ‘Het is…’ Wie met ‘Ik vind…’ begint, toont meteen respect voor de mening van de ander.
(Zie ook de Methode Chambers op www.kjv.be/begeleiders/handboek.php) Algemene vragen
Is de plattegrond op het einde van het boek een goede hulp? Heb je die tijdig ontdekt? Wat stel je je voor bij de vermelding vooraf van Jan en Peter Simoen? Ken je andere boeken die hierop lijken? Is je iets bijzonders opgevallen aan de taal van dit boek? Wie vertelt het verhaal? Zag je tijdens het lezen, het verhaal voor je ogen gebeuren? Wat vind je van de illustraties? Zijn ze een meerwaarde voor het boek? Welke stukken van het verhaal herinner je je het best? Wat ga je anderen over dit boek vertellen? Zouden volwassenen dit een mooi boek kunnen vinden? Vertel.
Speciale vragen
Hoe lang duurt het verhaal? De plaats waar het verhaal zich afspeelt, is van belang. Moest je tijdens het lezen aan die plek denken? Vond je de plaats en de omstandigheden van het verhaal interessant? Zou je er meer over willen weten? Zou het verhaal zich ook op een andere plaats kunnen afspelen? Welke verhaalfiguur boeide jou het meest? Welke verhaalfiguren vond je minder aardig? Deed één van de karakters je denken aan iemand die je kent? Was er iemand in het verhaal over wie weinig gezegd werd, maar die toch heel belangrijk is voor het verhaal? Joris vertelt het verhaal. Hoe staat hij tegenover de verschillende verhaalfiguren? Welke verhaalfiguren zouden je vrienden kunnen zijn? Welke niet?
Jan Simoen
Weet je iets over de schrijver? Of waarom het verhaal geschreven is? Wie zou dat willen weten? Herlees het nawoord met de lezers. Lees het ware verhaal op www.jansimoen.com. Zou hij dit boek kunnen schrijven als hij niet aan zee gewoond had, als hij niet jong was in die periode na de oorlog? Op www.jansimoen.com staat bij Varia een interview waarbij je Jan Simoen nog beter leert kennen. Zoek samen zijn lievelingswoord op! (Een rasecht West-Vlaams woord dat ik persoonlijk – rasechte West-Vlaming die ik ben – ook erg mooi vind. En ik vermoed dat Jan Simoen dat tijdens zijn leven gedaan heeft, zich … .) In De Leeswelp 2012, nr. 8 vind je op p. 305 een recensie over het boek (door An-Sofie Bessemans). Kennen de lezers dit tijdschrift?
Een sprong in de tijd Dit verhaal speelt zich af in 1963, zo’n 50 jaar geleden dus. Is dat voelbaar, merken de kinderen dat er een stuk teruggegaan wordt in de tijd? Welke zaken vielen hen op? Waarbij kunnen ze zich iets voorstellen? Waarbij kunnen ze zich niets voorstellen? Zijn er (fantasie)spellen uit het boek die nu nog gespeeld worden? Is er iets wat de interesse van de lezers gewekt heeft? Een geheugensteuntje: kampen bouwen, jokari, viewmaster, Mariabeeldje uit Lourdes (wit met blauw), Vlaamse Filmpjes, acht leerjaren waarin een beroep aangeleerd wordt en daarna werken of …, bikkelen, knikkeren, cowboy en indiaan, politie en bandiet, slinger, Revell bouwmodellen, strips van Buck Danny, verhalen over Winnetou en Old Shatterhand, kabelbaan maken, geweer maken met hout en wasknijper, de Ronde van Frankrijk spelen, proeven doen om bij een clubje te horen… Vinden de kinderen de uitleg over de spellen of het maken van speelgoed boeiend? Kregen ze daardoor zelf ook zin om te spelen of knutselen? Je kan het ook hebben over het aanzien dat de meester vroeger had naar aanleiding van dit citaat: ‘Onderweg komen we nogal wat mensen tegen, en die zeggen allemaal “dag meester”, en mijn vader tikt tegen zijn pet en antwoordt “dag euh…” […] De helft van Middelkerke heeft bij hem in de klas gezeten, en hij kan nooit alle namen onthouden. Maar zij kennen hem allemaal, en daar ben ik eigenlijk wel een beetje trots op.’(p.30) Praat met de kinderen over het beeld dat men over God had: God ziet alles en God straft. Over dreigende wolken en wisselend licht boven het strand en de zee: ‘“Dit is beter dan tv,” mompelt Luc. “Tuurlijk is dit beter!” roept Marc. “Dit is in kleur!” (p. 156) Een tijd zonder kleurentelevisie, zonder computers, Facebook… Wie zou dat nog kunnen missen? Voor even? Voor lang? Wat is het voordeel? Zijn er ook nadelen? Was het vroeger beter? Vertel…
Oorlog Een oorlog verwerken Wanneer of waar een oorlog ook woedt/woedde…: de verhalen erover blijven komen en moeten verteld worden. En toch merk je in dit verhaal sterk de terughoudendheid van sommige volwassenen om over de oorlog – die in dit geval nog pijnlijk vers in het geheugen ligt, want hij is nog maar 18 jaar geleden – te praten. Kinderen voelen dat haarscherp aan. Ze weten weinig over de echte feiten, maar hebben ook nood aan verwerken, willen dingen naspelen, scherp stellen (wie, wat, waarom, hoe…). Bekijk in dit verband zeker het boek over WO I Kind van de Westhoek van Wouter Sinaeve en Nyklyn (De Eenhoorn). ‘Op de grens van fotoroman en documentaire, fictie en non-fictie brengt het boek het verhaal van Wouter, een jongen uit het Ieperse die fietst en soldaatje speelt. Hij is een kind van zijn streek, en dus spelen soldatenkerkhoven, akkers en resten munitie als vanzelfsprekend een rol. en zo groeit daar, in het spel van die jongen, een beeld van een vreselijke oorlog.’ (Frauke Pauwels in De Leeswelp 2013, nr. 1, p.16-17) Duizend soldaten Het lied Duizend soldaten van Willem Vermandere blijft beklijven, zowel wat de tekst als wat de muziek betreft. Op YouTube vind je een filmpje ‘op bezoek bij Willem Vermandere’ van Herman Vervloet. Vanaf 4 min. 06 sec. tot 7 min. 26 sec. vertelt Willem Vermandere over het ontstaan van het nummer en hoor je er een stukje uit. Boeiend om mee te geven aan de kinderen. De tekst vind je terug in het boek Van Blanche tot Blankeman: de liedjesteksten (Lannoo) (p. 56). In Flanders Fields Kennen de kinderen The Last Post die sinds 1928 elke avond aan de Menenpoort in Ieper gespeeld wordt? Elke avond! Wie dit ooit meemaakte, vergeet het niet. (Meer info op www.lastpost.be) Kennen de kinderen het gedicht In Flanders Fields? ‘Geen enkel gedicht uit de Eerste Wereldoorlog is zo bekend als In Flanders Fields van de Canadese legerarts John McCrae. Getekend door de gruwel van de oorlog schreef hij het op 3 mei 1915 bij zijn verpleegpost tussen Ieper en Boezinge,’ zo staat er op de achterflap van In Flanders Fields: het verhaal van John McCrae, zijn gedicht en de klaproos van Herwig Verleyen (De Klaproos). Zeer pakkend vond ik het toen we vorig jaar het Eilean Donan Castle bezochten in Schotland. Dit beroemde kasteel vind je net voor je Skye binnenrijdt. Prachtig hoe men er het leven van zo’n 80 jaar geleden uitbeeldt met wassen beelden, voorwerpen van toen, levensecht (de meid die de borden uit haar handen laat glippen), het eten… In de belangrijkste kamer zag ik verse bloemen staan bij een gedicht. Ik was er naartoe getrokken omdat ik klaprozen zag. Poppies. Het gedicht bleek In Flanders Fields van John McCrae te zijn. Meer nog. Buiten zagen we een gedenksteen met wel honderden namen van gesneuvelden, allemaal mensen die tot de clan McCrae behoorden: ‘CLAN MacRAE Roll of Honour 1914-1918.’ De derde strofe uit het gedicht staat er ook bij. Zo ver van huis en zo dichtbij, daar word je stil van. ‘Wij zijn de Doden. – Enkele dagen geleden nog leefden wij, voelden de ochtendstond, zagen de gloed van de avondzon,
beminden en werden bemind en nu liggen wij, gevelden, in Vlaanderens velden.’ (vertaling: Herwig Verleyen) Onderaan dit werkmodel vind je een aantal foto’s van het kasteel en de gedenksteen. Meer lezen, kijken… over oorlog Oorlog is van alle tijden en blijft tot de verbeelding spreken. Boeken, films, musea, herdenkingen… Men blijft er boeken over schrijven, films over maken, les over geven… Denken de kinderen dat dit ooit zal stoppen? Moet het stoppen? Waarom wel of niet? Vertel. Wie kent boeken, films, songs, musea over oorlog? Wat raden de kinderen elkaar aan? Als begeleider kan je hier natuurlijk ook jouw persoonlijke tips meegeven.
KJV 2013-2014 Groep 4 De nacht van 2 april / Jan Simoen
(foto’s: L. Van De Weghe)
KJV 2013-2014 (GROEP 4) Broederband: de outsiders / John Flanagan (door Frans Hoes)
Auteursinfo John Flanagan is vooral bekend van de spannende serie De Grijze Jager, waarvan maar liefst elf delen verschenen. De 69-jarige Australiër werkte jarenlang in de reclamewereld en is momenteel fulltime schrijver. Hij is getrouwd en heeft drie kinderen. Hij begon te schrijven om zijn eigen zoon aan het lezen te krijgen. De outsiders is het eerste deel van een (voorlopig) driedelige nieuws reeks die zich afspeelt in Skandia, het land van de Vikingen. Flanagan plant nog een driedelig vervolg op de eerste trilogie. www.degrijzejager.nl Kort samengevat In Skandia krijgen jongens van zestien jaar een training om te leren vechten en navigeren op zee om een echte Skandiër te worden. Men verdeelt ze in groepen of broederbanden. Dit jaar worden er drie (in plaats van de gebruikelijke twee) broederbanden gevormd. De derde groep bestaat uit de jongens met wat mindere capaciteiten. Hal Mikkelson is de leider. De jongen staat aan de rand van de maatschappij omdat hij een halve Aralueen is (zijn moeder was vroeger een Aralueense slavin). Tijdens hun training moeten ze het opnemen tegen de andere broederbanden. Hal ontdekt toch heel wat talenten in zijn ogenschijnlijk zwakkere groep. De strijd tussen de drie groepen verloopt spannend. Tegelijk meert een groep listige piraten op het eiland aan. Hal en zijn vrienden worden uiteindelijk geconfronteerd met de piratengroep die het grootste heiligdom van zijn volk, de Andomal, wil stelen. Hals groep is verantwoordelijk voor de diefstal en wordt vanaf dan door iedereen verstoten. Hij beseft dat er maar één uitweg is: op zoek gaan naar de dieven. Die zoektocht vormt de basis van het tweede (en het derde) boek
Personages
Hal Mikkelson is de leider van de Reigers. Hij is half Skandiër en half Aralueen. Dat zorgt er waarschijnlijk voor dat hij veel meer strategisch inzicht heeft dan andere Skandiërs. Hal ontdekt dat er betere en snellere manieren zijn om te varen op zee. Daarvoor ontwierp hij zijn eigen schip, de Reiger. Thorn was de beste vriend van Hals vader, Mikkel. Toen die vermoord werd ging het bergaf met Thorn, ook al omdat hij na het gevecht waarin Mikkel stierf zijn arm verloor. Hij houdt zielsveel van Hal en het is onder andere daardoor dat hij stopt met drinken. Hal maakt voor hem een soort van handprothese, waardoor hij zijn verminkte arm opnieuw kan gebruiken. Stig Olafson is Hals beste (en in het begin enige) vriend. Dit komt omdat ook Stig als buitenstaander wordt beschouwd, door een misdaad die zijn vader beging. Stig raakt makkelijk zijn zelfbeheersing kwijt, maar doorheen de reeks leert hij hoe hij zich moet inhouden. Ingvar is een kleine Skandische reus. Hij is ontzettend groot en zwaar, maar heeft slechte ogen en kan daardoor niet goed vechten. Hij beschouwt zichzelf dan ook dikwijls als een blok aan het been van de groep. Jesper is nog een lid van de Reigers. Hij wordt als verschoppeling beschouwd omdat hij een dief is. Daardoor kan hij echter heel snel rennen. Edvin is ook een van Hals vrienden. Hij kan extreem goed koken en heeft tijdens de broederbandtraining extra lessen in verzorging genomen. Stefan kan met zijn stem wie dan ook nadoen, je hoort het verschil niet. Dat zorgt dikwijls voor grappige situaties, vooral wanneer hij Ulf of Wulf nadoet. Ulf en Wulf zijn een ééneiige tweeling. Ze ruziën constant over onbenullige zaken. Enkel Hal kan hen onder controle houden, hoewel dat soms onder bedreiging gebeurt. Tursgud is de leider van de Haaienbroederband en de grootste tegenstander van de Reigers. Hij is een gevaarlijke Skandiër, die geen geweld schuwt en de regels wel eens durft te overtreden. Bovendien is hij ook wreed en arrogant. Dit zorgt ervoor dat bijna iedereen hem haat, zelfs binnen zijn eigen broederband. Rollond is de leider van de Wolvenbroederband. Hij komt goed overeen met de Reigers, maar helaas moeten hij en zijn groepsleden de strijd opgeven. Ze worden gediskwalificeerd omdat hun schip stuk gaat tijdens een opdracht bij de broederbandtraining. Zavac is de grote slechterik. Hij steelt de Andomal, het grootste heiligdom van de Skandiërs. Hal en de andere Reigers, die de Andomal moesten bewaken maar hier niet in slaagden, starten de achtervolging op het eind van het verhaal.
Trailer Bekijk de korte trailer (ongeveer één minuut) die hoort bij de lancering van het boek. Dat kan vooraf, bij het meegeven van het boek, of bij het begin van de bespreking. Bespreek kort:
Wat verwacht je na het bekijken van de trailer? Spreekt het boek je aan? Past de muziek volgens jou bij de inhoud van het boek?
Voegt de trailer iets toe of is het gewoon een verkoopstrucje ?
www.degrijzejager.nl http://www.youtube.com/watch?v=KOy3HunGKX0 Grijze jager Vraag aan de kinderen wie er al een boek las in de reeks De Grijze Jager:
Wat vond je daarvan? Hield je van de schrijfstijl van Flanagan? Hoeveel delen las je? Waarom stopte je (niet) na een aantal delen? Wat beviel je het meest aan de boeken? Zijn er gelijkenissen/verschillen met Broederband? Welke? Vind je deze reeks sterker, minder sterk? Waarom?
Weten de kinderen dat er sinds enkele jaren zelfs een Grijze Jagerdag (19 mei 2013) wordt georganiseerd in Archeon (Nederland)? Daar komen meer dan 3000 jonge lezers samen om deel te nemen aan activiteiten rond het thema Vikingen. Meer info, foto’s en filmjes vind je op www.degrijzejager.nl Opdrachtenspel Een belangrijk element uit het boek is de training en de daarbij horende opdrachten. Verdeel je groep in minstens twee groepen en laat hen elk een passende naam kiezen (in de geest van het boek: reigers/wolven/haaien). Dan laat je hen enkele opdrachten uitvoeren tegen elkaar. Dat kunnen zowel praktische als inhoudelijke boekenopdrachten zijn. Enkele mogelijkheden:
Klassieke pictionary waarbij bepaalde woorden (eventueel voorwerpen of begrippen uit het boek) worden getekend en de groep moet raden. Hints (of uitbeeldspel) waarbij een speler een woord uitbeeldt dat door de rest van de groep (of door beide groepen) geraden wordt. Ook hier kan gekozen worden voor woorden die passen bij het verhaal (zeil/boot/roer/zwaard/lans/….). Je voorziet een vijftal covers van boeken waarbij je de titels onleesbaar maakt. Tegelijk maak je vijf stroken met de titels er op. De spelers moeten beide correct combineren. Dat kunnen bijvoorbeeld boeken zijn uit de reeks van De Grijze Jager. Je kiest uit elk boekdeel (4) een passende zin. Die zinnen zet je op een strook papier. De spelers plaatsen de zinnen (per groep) in de juiste volgorde. Je laat elke groep binnen een bepaalde tijd een zo hoog mogelijke toren maken met afgevoerde bibliotheekboeken. De afspraak kan zijn dat de boeken enkel rechtop mogen staan (zoals bij een kaartenhuis).
Uiteraard kan je zelf nog een aantal extra opdrachten voorzien, afhankelijk van de beschikbare tijd en de grootte van de jurygroep.
Indeling in hoofdstukken De auteur verdeelt zijn boek in vier grote delen. Je schrijft de titels op stroken papier en laat de kinderen de juiste volgorde zoeken (de belofte, de reiger, de broederbanden, de outsiders). Lukt dat vlot? Je kan de indeling kort bespreken:
Vond je de indeling nodig? Waarom zou de auteur dat doen? Vertelt elk hoofdstuk duidelijk waarover het gaat? Ga je tijdens het lezen soms kijken naar titels die nog komen? Waarom doe je dat (niet)?
Zeiltermen Vooraan in het boek geeft de auteur een lijst met zeiltermen:
Vond je dat nuttig/nodig? Ben je soms gaan kijken naar de betekenis van sommige woorden? Kon je het verhaal goed volgen zonder dat je de betekenis van een aantal termen begreep? Flanagan spreekt de lezer aan nadat hij de termen verklaarde: ‘Zo, nu weet je zo’n beetje hoe het bij het zeilen allemaal heet. Welkom aan boord en veel plezier met de wereld van Broederband!’ Wat vind je ervan als een auteur dat doet? Is dat storend of juist sympathiek?
Outsiders Een belangrijk thema van het boek is ‘erbij horen’, of net niet… Het boek geeft een mooie opstap naar een gesprek over zogenaamde outsiders:
Wat is een outsider precies? Wanneer ben je dat? Mocht je al eens meemaken dat iemand zich zo voelde? Voelde je je zelf al eens een outsider? Wanneer was dat?
Jongens- en meisjesboeken Aan de hand van dit avonturenverhaal, dat wellicht goed in de smaak valt bij jongens, kan je een gesprek aanknopen over genderkenmerken in boeken:
Sommigen beweren dat dit een echt jongensboek is, klopt dat? Welke kenmerken heeft zo’n boek dan? Wat is typisch voor een meisjesboek? Bestaan er eigenlijk wel typische jongensboeken en meisjesboeken? Kunnen jullie daar voorbeelden van geven?
Speel eens een spel Er bestaan verschillende gezelschapsspellen met als thema Vikingen/avontuur. Een greep uit het aanbod : Eketorp, de vikingburcht (Queen Games) is een luchtig bouw- en blufspel voor 8+ . Je speelt het met drie tot zes spelers, het duurt ongeveer een uur. Info op http://www.spellenclub13.be/recensies/Eketorp.htm The adventurers (Fantasy Flight) is een familiespel voor 10+. Je speelt het met twee tot zes spelers, het duurt ongeveer 45 minuten.
Info op http://www.spelwereld.be/index.php?ref=spel.php&id=adventurer&rub=algemeen Speluitleg op http://www.bordspelmania.eu/videoreviews-speluitleg/topic8892.html Meer lezen? Je kan ter afsluiting een klein fragment voorlezen uit het vervolgverhaal Broederband: de indringers. Zowel het tweede als het derde deel (Broederband: de jagers) zijn inmiddels verschenen in het Nederlands. Op de website van De Grijze Jager vind je een (vergelijkbare) trailer van het tweede boek.
KJV 2013-2014 (GROEP 4) De verzwegen brief / Karla Stoefs (door Annie Moenaert)
Auteursinfo Karla vroeger Karla Stoefs is geboren in Brussel in 1963, als zevende in de rij van negen. Karla nu Karla Stoefs studeerde in Leuven toegepaste economie en kwam nadien terecht in de informatica: een binaire wereld waarin dingen juist (1) of fout (0) zijn. Om dingen te zeggen die slechts een beetje juist of een beetje fout zijn, begon Karla enkele jaren geleden met schrijven. Schrijven is voor haar het perfecte alibi om ongestraft voor beroering te zorgen en opnieuw te kunnen dromen. Haar schrijfkamer lijkt op een kloostercel: 1m80 op 2m40, geen verwarming, een klein raam en een deur. Het verschil met een kloosterling zit hem erin dat zij niet alleen in haar cel zit. Dit zijn een paar van haar medebewoners:
Karla houdt van…
de zee kleine kinderarmpjes om je nek rariteitenkabinetten vaklui, zoals de vioolbouwer Thomas Meuwissen
ruiken aan de pels van konijntjes documentaires over mooie mensen, zoals in Geel van A. Hauben en M. Cops verhalen die niet kunnen maar wel gebeuren de papfles geven aan lammetjes de UnterGunther groep, die in het geheim de klok van het Parijse Pantheon repareerde spinnenwebben vol dauw wetenschappers zoals W. Van Cotthem mensen met een deukje gekke weetjes onder water zwemmen mensen die op hun 84ste aan een doctoraat schrijven, zoals A. Wilson de groep Royal de Luxe, die piano’s katapulteren de geur van wierook het alvermanneke vervalsers die haast beter zijn dan de echte kunstenaars, zoals Geert Jan Jansen vlekjes zonlicht op het behang soep met brood films zoals My live as a dog van Lasse Hallström uitdrukkingen zoals ‘straffen toebak’ wereldvreemde genieën die Nobelprijzen weigeren, zoals de Rus Ghrisha Perelman de raspige likjes van een kattentong oude eiken dingen op sterk water onderzoeksjournalisten zoals Walter De Bock muziek zoals ‘Elegy of the Uprooting’ van Eleni Karaindrou oude mannetjes samen op een bankje desolate landschappen in de mist de zoektocht van alchemisten naar goud De schoonheid en de troost van W. Kayzer oude foto’s meesterdieven zoals G. D. Blanchard, die Sissi’s kroonjuweel mee griste alternatieve Nobelprijzen (Ig): de bekroning van nutteloze onderzoeken zoals ‘Wat is de
hersenactiviteit van een sprinkhaan terwijl ze fragmenten uit star wars kijkt?’
de sfeer uit de tv-serie Carnivale de Dust Bowl in de V.S. in de jaren 1930 (http://nl.wikipedia.org/wiki/Dust_Bowl) boeken van Richard Powers, Antonio Lobo Antunes en zoveel anderen lijstjes die niet af zijn, zoals dit
www.karlastoefs.be
Kort samengevat Het boek De verzwegen brief is een mozaïek van verhalen die zich afspelen op de achtergrond van het huis waarin Lotte (11) samen met haar moeder Ella en haar oma Esmé woont. Vincent, de zoon van Esmé en Lottes vader, zeilt de wereld rond. Nu oma Esmé ziek te bed ligt, wil Lotte meer dan ooit dat Vincent naar huis komt. Want Josefien, Lottes tante, is de erfenis al aan het regelen en haar hebzucht kent daarbij geen grenzen. Zo onderneemt Josefien al de nodige stappen om het huis te koop aan te bieden. De onzekerheid over wat er gaat gebeuren, maakt dat Lotte heimwee heeft naar de tijd dat haar opa Edward nog leefde. Toen was Lottes leven eenvoudig. Maar Edward is twee jaar geleden plots overleden. Hij was heel bijzonder. Hij vertelde Lotte de meest vreemde verhalen. Zijn favoriete held was mister Ripley, een grappige avonturier die de mensen voor de gek hield. Door die verhalen is opa Edward nog overal in het huis aanwezig. Het verhaal begint op het moment dat Lotte een brief onderschept van haar vader Vincent aan haar moeder Ella. In die brief schrijft Vincent dat er problemen zijn met zijn boot, waardoor zijn tocht langer gaat duren dan voorzien. Lotte hoopt dat ze, door het slechte nieuws achter te houden, Ella zo ongerust kan maken dat ze Vincent zal vragen om voortaan thuis te blijven. De gevolgen van het verzwijgen van de brief dreigen echter uit de hand te lopen… Cover Wat vinden de kinderen van de cover? Ik vroeg aan Karla Stoefs hoe de cover tot stand is gekomen. Had zij een beeld voor ogen had of had de illustrator de vrije hand? Dit is haar antwoord (achteraan dit werkmodel vind je een overzichtje dat je voor je juryleden kan printen): ‘Dit was mijn voorstel, een foto van Richard Brocken. Maar de uitgever vond het meisje te oud:
Ze kozen zelf voor een tekening gemaakt door Peter-Paul Rauwerda:
Ik vond dat het meisje er wel erg eenzaam op stond, en uiteindelijk werd het dit:’
Wat vinden de kinderen van de keuze? Vinden zij de foto die Karla koos beter of juist niet dan de uiteindelijke illustratie? Waarom wel of niet? Wat vinden ze het leukst: een tekening of een foto op de cover? Kunnen de kinderen de cover linken aan de gebeurtenissen in het boek? (De magnolia, de klok, de kat…) Hoe het boek tot stand kwam Op de vraag hoe De verzwegen brief tot stand kwam en of de gebeurtenissen echt gebeurd zijn, antwoordde Karla dit: ‘Dit is een moeilijke vraag. Ik ben niet heel zeker over het antwoord, maar ik denk dat het verhaal zijn oorsprong vond in een gevoel. Toen mijn moeder onverwacht stierf, verloor mijn vader heel veel levensmoed. Mijn vader was altijd ontzettend actief, maar met de plotse dood van mijn moeder hoefde het voor hem niet meer zo. En dat gevoel is, denk ik, één van de aanleidingen geweest om het boek te schrijven. Of de gebeurtenissen echt zijn, dat is een makkelijke vraag. Alles in het boek is min of meer waar. Sommige gebeurtenissen overkwamen mezelf, over andere hoorde ik vertellen of las ik ergens in een krant of boek. Het gaat dus niet om iemands verhaal, maar om een verzameling van verhalen waarvoor ik een nieuwe vertelling bedacht.’
Algemene vragen
Opdracht vooraf: noteer welke zin, welk hoofdstuk je het meest raakt? Wil je iets over vertellen over het fragment dat je het meest geraakt heeft? Wil je weten wat de andere juryleden ervan vinden? Is het verhaal geloofwaardig? Kan je dit boek vlug lezen, of moet je het langzaam lezen om alles te begrijpen? Wat vind je het mooiste aan dit boek? Wat is het onderwerp van dit boek? Ken je nog andere boeken over dit onderwerp? Wie zijn de personages en kom je genoeg te weten over hen? Kon je jezelf inleven in hoe Lotte zich voelde?
Varia
In het oude China kreeg elk jaar de naam van een dier. Iedereen in China weet welk dier van de dierenriem hij is. Print het overzicht aan het einde van dit werkmodel en zoek met de kinderen uit welk dier zij zijn. In het boek krijgt Lotte een juweel in de vorm van een zeepaardje. Dat speelt een bijzondere rol in het boek. Welke rol? Wat kom je allemaal te weten over zeepaardjes?
Karla: ‘Wat niet in het boek staat, is dat we in onze hersenen twee delen hebben die Hippocampus heten. Dat is de Latijnse naam voor zeepaardje. Die delen worden zo genoemd omdat ze de vorm van een zeepaardje hebben. Er worden herinneringen in opgeslagen. Wat overeenstemt met de rol van het zeepaardje in het boek.’
‘Zeepaardjes lezen boeken. Zeepaardjes hinniken niet. En galopperen doen ze ook niet. Ze zwemmen heel stil en heel langzaam, recht voor zich uit, of loodrecht op en neer. Ze lijken op carrouselpaarden die meedraaien op de kermismolen, maar toch zijn het vissen, kleine sprookjesvissen. Je zou verwachten dat ze met hun lange snuit kleurige zeepbellen blazen. Maar ook dat doen ze niet. In plaats daarvan lezen ze boeken. Kinderen die boeken lezen zijn net als zeepaardjes heel bijzonder.’
Kunnen de kinderen nog weetjes of interessante dingen uit het boek opsommen? Het is misschien een leuk idee om alle weetjes te verzamelen en op te schrijven.
Mail De juryleden kunnen Karla Stoefs contacteren via:
[email protected] Hier vertelt Karla Stoefs over enkele mailtjes die ze kreeg (na de gepaste censuur!): De mailtjes van Jeroen ‘Ik kreeg dit mailtje van Jeroen: Beste mevrouw Ik heb uw boek gelezen, ik vond het erg leuk, vooral de droevige passages. Nu zit ik met een probleem. Wij hebben een lieve juf voor rekenen. Maar die lieve juf is verdrietig de laatste tijd. Ze is namelijk op onze leraar Nederlands, maar die ziet haar niet staan, hij loopt haar telkens omver wanneer hij de klas binnenkomt. Dus dacht ik misschien kan ik de juf helpen met een gedicht te schrijven, want daar houdt die leraar Nederlands van. Een verschrikkelijk mooi liefdesgedicht. Maar dat gedicht lukt niet. Ik ben geen schrijver, misschien moet ik eerst schrijver worden alvorens ik aan dat gedicht begin. Kunt u me zeggen hoe ik schrijver word? Mooie vraag van Jeroen. Hoe word je schrijver? Je hebt daarvoor niet zoveel nodig: een blad papier, een potlood en wat woorden. En dan komt het er op aan om die woorden in de juiste volgorde met dat potlood op dat papier te zetten. Of is het toch meer dan dat? Ik mailde Jeroen het volgende terug: Beste Jeroen, Een schrijver is een beetje een tovenaar. Hij geeft aan ieder woord wat toverkracht en zet ze heel anders op rij dan je verwacht. De volgende dat mailde Jeroen me terug: Beste mevrouw, Ik zou graag tovenaar worden, kunt u me zeggen hoe dat moet? Tja, daar had ik niet zo direct een antwoord op. Veel oefenen dat helpt, dat helpt bij alles. En met iets makkelijks beginnen. Jeroen kon bijvoorbeeld beginnen met zijn juf in een stompje krijt te veranderen, dat soort kleine trucjes. Maar zelfs voor kleine trucjes is oefenen niet genoeg. Je moet er ook in geloven, anders lukt het je niet. Dus mailde ik Jeroen terug: Beste Jeroen, Probeer eerst je juf in een stompje krijt te veranderen. Pas op, dat zal je pas lukken als je gelooft dat je het kan. Daarna moet je nog veel oefenen voor het moeilijke werk. Nadien bleef het een tijd stil aan de kant van Jeroen, hij zat waarschijnlijk hard te oefenen.
Het mailtje van ‘knorbeest’ ‘Maar ik krijg ook dit soort mailtjes: Hoi, We moeten voor de juf een boekbespreking maken. Ik heb jou boek gekozen. Maar ik vind er geen bespreking van op internet. Kun je er me één opsturen. En rap, want het is voor morgen. Knorbeest’ Een bericht van Celine ‘Lieve mevrouw, Mijn mama heeft verschrikkelijk hard moeten huilen toen ze je boek las. Mijn papa wist niet goed wat te doen. Hij troostte mama met te zeggen dat je niet alles moet geloven wat er in een boek staat. Dat schrijvers niet goed bij hun hoofd zijn, omdat ze de hele tijd alleen zitten, in een klein kamertje waarvan ze bovendien de deur op slot doen, zodat niemand hen kan storen. Is dat zo? Kusjes Celine. Al die kusjes die kinderen me opsturen stop ik in een grote kist. Die kist staat in mijn schrijfkamer, en zo nu en dan wanneer ik me alleen voel en griezelige dingen begin te schrijven stop ik mijn hoofd in die kist. Na een tijdje gaat het meestal beter. Dus alle kindjes die me leuke dingen mailen wil ik hierbij graag bedanken.’ Er is weer mail van Jeroen! ‘Beste mevrouw, Het is me gelukt, ik heb de juf van rekenen omgetoverd in een rood krijtje. Met dat krijtje heb ik het bord volgeschreven. Het werd een heel mooi liefdesgedicht, met hartjes en zo. Het schrijven ervan ging helemaal vanzelf. Maar toen kwam de leraar Nederlands binnen. En die vaagde juf rekenen zomaar van het bord. En nu weet ik niet meer hoe het verder moet. Tja, ik ook niet.’
KJV 2013-2014 Groep 4 De verzwegen brief / Karla Stoefs
Opgelet: Wie na 3 februari geboren is kan gewoon uitgaan van zijn geboortejaar. Wie vóór 3 februari geboren is, moet een jaar van zijn geboortejaar aftrekken voor het juiste teken te bekomen.
Aap Geboren in: 1896, 1908, 1920, 1932, 1944, 1956, 1968, 1980, 1992, 2004
Draak Geboren in: 1904, 1916, 1928, 1940, 1952, 1964, 1976, 1988, 2000
Geit Geboren in: 1907, 1919, 1931, 1943, 1955, 1967, 1979, 1991, 2003
Haan Geboren in: 1909, 1921, 1933, 1945, 1957, 1969, 1981, 1993, 2005
Hond Geboren in: 1910, 1922, 1934, 1946, 1958, 1970, 1982, 1994, 2006
Konijn Geboren in: 1903, 1915, 1927, 1939, 1951, 1963, 1975, 1987, 1999
Os Geboren in: 1901, 1913, 1925, 1937, 1949, 1961, 1973, 1985, 1997
Paard Geboren in: 1906, 1918, 1930, 1942, 1954, 1966, 1978, 1990, 2002
Rat Geboren in: 1900, 1912, 1924, 1936, 1948, 1960, 1972, 1984, 1996
Slang Geboren in: 1905, 1917, 1929, 1941, 1953, 1965, 1977, 1989, 2001
Tijger Geboren in: 1902, 1914, 1926, 1938, 1950, 1962, 1974, 1986, 1998
Varken Geboren in: 1911, 1923, 1935, 1947, 1959, 1971, 1983, 1995, 2007
‘Dit was mijn voorstel, een foto van Richard Brocken. Maar de uitgever vond het meisje te oud.’
‘Ze kozen zelf voor een tekening gemaakt door PeterPaul Rauwerda.’
‘Ik vond dat het meisje er wel erg eenzaam op stond, en uiteindelijk werd het dit.’
KJV 2013-2014 (GROEP 4) Het kleine paradijs / Jef Aerts (door Frans Hoes)
Auteursinfo Jef Aerts groeide op in een bosrijk dorp in de omgeving van Leuven. Toen hij negentien jaar was, besloot hij schrijver te worden. Na zijn studies letterkunde en theaterwetenschappen ging hij aan de slag als dramaturg en journalist podiumkunsten. Intussen verschenen vier romans en een dichtbundel voor volwassenen bij De Bezige Bij. Toneelteksten van hem werden gespeeld door onder meer De Roovers, Toneelgroep Amsterdam, ZT Hollandia en Tg Stan. Verschillende van de verhalen en boeken van Jef Aerts worden verteld vanuit het perspectief van kinderen of jongeren. Het kleine paradijs is zijn eerste echte boek voor kinderen. In 2013 verscheen een eerste prentenboek, met tekeningen van Marit Törnqvist: Groter dan een droom. Jef Aerts is naast schrijver ook muzikant. Hij heeft drie kinderen en woont in een kleine boerderij met een heleboel dieren. (bron: Querido kinder- en jeugdboeken) www.jefaerts.be Kort samengevat De 12-jarige Lilita woont met haar moeder in de natuur. Haar vader woont met zijn nieuwe vrouw en twee kinderen in Barnstad. Hij bouwde rond de stad een torenhoge muur, uit angst om zijn geliefden kwijt te spelen, en weet niet van het bestaan van zijn dochter af. Lilita gaat op een dag op zoek naar haar vader en slaagt er in de onneembare stad binnen te dringen op de rug van een pratende reuzenschildpad. Ze maakt kennis met haar broers en ontmoet haar vader. Langzaam maar zeker ontdooit hij en worden de stadsmuren letterlijk en figuurlijk gesloopt. Het verhaal leest als een moderne parabel over vrijheid, ouderliefde, armoede en rijkdom… Trailer Op www.jefaerts.be vind je een korte boektrailer. Toon die vooraf aan de kinderen, bij het meegeven van het boek of bij het begin van de bespreking. Voer daarna een kort gesprek:
Wat verwacht je na het bekijken van de trailer ? Spreekt het verhaal je aan ? Past de muziek volgens jou bij de inhoud van het boek? Krijg je meer zin om het boek te lezen na het bekijken van de trailer ? Waarom (niet)? Vind je het een goed idee van de uitgeverij om trailers te maken van boeken?
Thema Het boek bevat een heleboel belangrijke thema’s. Hebben de kinderen die opgemerkt? Maak een 15-tal kaartjes met op elk kaartje een mogelijk thema en laat elk kind er één of twee uit kiezen. Vraag hen om er een korte toelichting bij te geven. Deze opdracht kan ook per twee gedaan worden. Enkele mogelijkheden: vrijheid, macht, ouderliefde, armoede, rijkdom, eerlijkheid, geluk, liefde, loslaten, natuur... Eigen mening Je maakt tien kaartjes met op elk kaartje een kort zinnetje dat de kinderen aanvullen met hun eigen mening. Leg de kaartjes omgekeerd op tafel. Om de beurt neemt iemand een kaartje en vult de zin aan. Hier is al een suggestie van zinnetjes:
Het leukste stuk in het boek was … De cover van het boek vond ik … Het personage dat mij het meest/minst aansprak was … Een heel grappig fragment was … Heel storend in het boek vond ik … Een spannend stuk was … Het taalgebruik was … Een fantasierijk fragment was … Een minpuntje in het boek was … Ik was ontroerd door …
Sprookje Het verhaal leest als een sprookje. Onderzoek met de kinderen welke sprookjeselementen het verhaal bevat. Enkele mogelijke antwoorden:
Eén van de hoofdpersonages is een koning Sprekende dieren (schildpad) Een toverboom/levensboom die goede/wijze raad geeft (wilg) De hoofdpersonages zijn kinderen die erg doortastend en slim zijn, en die problemen oplossen Een stiefmoeder (Eva) Mensen worden gevangen gehouden en bewaakt (in Barnstad door Boeleman) Waarden als goed en kwaad vormen een belangrijk thema
Er wordt een gevaarlijke zoektocht ondernomen Mensen hebben eigenschappen van dieren (Lilita’s gewei) Er zijn grote verschillen tussen arm (buiten de stad) en rijk (Barnstad)
Laat de kinderen daarna ook een aantal atypische sprookjeselementen uit het boek opsommen, die het verhaal net realistisch maken. Bijvoorbeeld: de kinderen dragen t-shirts, vader is directeur van een pizzafabriek, het huis heeft een zwemvijver… Het gewei Een belangrijk element in het verhaal is het gewei van Lilita. Dat helpt haar om alle gedachten een plaats te geven. Op www.jefaerts.be kan je naar een fragment luisteren dat de auteur zelf inleest. Daarna bespreek je het fragment:
Vond je het fragment duidelijk? Heb je alles goed begrepen? Wat vond je van de tekst? Was de muziek passend? Heeft de auteur het fragment mooi/duidelijk ingelezen?
Korneel Detailleur De knappe omslagillustratie werd gemaakt door Korneel Detailleur. Hij heeft een erg aparte tekenstijl die erg gewaardeerd wordt. Je kan hiermee op verschillende manieren aan de slag.
Toon een 10-tal tekeningen van Detailleur (uitgeprint of via een powerpointpresentatie). Iedereen kiest zijn favoriete tekening. Elk kind bedenkt een naam voor de tekening en vertelt wat hij er speciaal aan vindt. Je voorziet vijf tekeningen van Detailleur en vijf illustraties van andere tekenaars. De kinderen proberen de stijl van Detailleur te herkennen en halen zijn tekeningen eruit. Daarna kan je verder gaan zoals in de eerste opdracht. Je toont het boek Iemands lief van Bart Moeyaert en wijst op de tekeningen van Detailleur. Wat vinden de kinderen ervan?
Een selectie:
Poëtische taal De rijke en poëtische taal is een van de sterkste troeven van het boek. Laat de kinderen op zoek gaan naar mooie of merkwaardige zinnen, waarin ze merken dat de auteur een sterke liefde heeft voor taal. Je kan eventueel vooraf een bladzijde opgeven waarop ze op zoek kunnen gaan naar mooie zinnen. Begrijpen ze telkens wat er bedoeld wordt ? Enkele voorbeelden:
‘Ik had nog nooit zo’n verdrietig landschap gehoord.’ (p. 29) ‘Twee soorten die je helemaal niet samen mocht gebruiken, de ene brokkelig en poederig als kalkrotsen, en de andere zacht en soepel als koekjesdeeg.’ (p. 9) ‘De maan sneed een open plek in het Suikerbos.’ (p. 19) ‘Het gemis sloeg dan in golven tegen het schip.’ (p. 84) ‘… en de wind blies tegen de bloemblaadjes tot ze als klokjes tingelden.’ (p. 121) ‘Dorre twijgen vormden een spinnenweb van schaduwen op de grond.’ (p. 131) ‘Moeder knalde met haar lach alle geknakte takjes uit de boom.’ (p. 143) ‘Twee soorten klei dat elkaar bijna deden barsten.’ (p. 149)
Meer lezen? Je kan afsluiten met het prachtige prentenboek van Jef Aerts, geïllustreerd door Marit Törnqvist: Groter dan een droom Groter dan een droom is een troostrijk verhaal waarin een jongen zijn zusje voor het eerst ontmoet. Samen maken ze een onvergetelijke reis die precies één nacht duurt. Een jongen kent zijn overleden zusje alleen van een foto aan de muur. Maar op een ochtend hoort hij dat een meisje hem roept. Is dat zijn zus? Hij heeft haar nooit gekend want ze is gestorven lang voor hij werd geboren. Maar nu vraagt ze haar kleine broertje om met haar te gaan fietsen. Het is het begin van een onvergetelijk troostrijk verhaal. (www.jefaerts.be) Enkele recencies: http://www.pluizer.be/kinderboeken-jeugdboeken/groter-dan-een-droom http://www.jaapleest.nl/recensies/jeugdboek/prentenboek/als-je-dood-bent-heb-je-geenzijwieltjes-nodig
KJV 2013-2014 (GROEP 4) Het ding en ik / Shaun Tan (door Delphine Cattrysse)
Auteursinfo De Australische Shaun Tan werd in 1974 in Perth geboren en woont en werkt in Melbourne als freelance schrijver en tekenaar. Als tiener maakte hij al illustraties voor kleine magazines en doorheen de jaren werd hij bekend als een auteur/illustrator met een sterke sociale bewogenheid. Zijn boeken hebben steeds een politieke, sociale en/of historische inhoud die op een vaak poëtische, ietwat dromerige manier gebracht wordt. Naast zijn werk als auteur en illustrator, werkt hij als theaterontwerper en was hij betrokken bij tekenfilms zoals Horton Hears a Who en Wall-E. Hij won een Oscar voor de kortfilm The Lost Thing (verfilming van Het ding en ik). In 2011 ontving hij de Astrid Lindgren Memorial Award (www.alma.se/en ), één van de grootste internationale kinderliteratuurprijzen www.shauntan.net Bekijk samen met de kinderen de mooie, interactieve (Engelstalige) website van Shaun Tan! Kort samengevat De hoofdpersoon (ik-figuur) van het verhaal ziet, terwijl hij op zoek is naar kroonkurken voor zijn verzameling, een ding dat nogal eigenaardig is. Het lijkt op een theepot, maar heeft ook elementen die van een inktvis kunnen zijn. En het ding is van niemand; het staat er maar verloren bij. De hoofdpersoon neemt het ding mee naar huis, maar zijn ouders vinden dat maar niets. Uiteindelijk weet hij een goed onderkomen voor het ding te vinden. Zeer bijzonder, absurdistisch prentenboek van de winnaar van de Astrid Lindgren Memorial Award 2011 en wereldberoemd vanwege o.a. De aankomst. Het ding en ik behoort tot zijn vroegere werk (2000) en is ook door een duidelijk chronologisch verteld verhaal meer
toegankelijk (ook dankzij een uitstekende vertaling). Zowel in tekst als beeld is veel humor verwerkt. In de illustraties, die ware kunstwerken zijn, zijn veel verwijzingen te vinden naar objecten en stijlen uit de kunstwereld. De achtergrond bestaat uit collages van de meest bizarre instrumenten uit vakboeken. De korte, handgeschreven tekst staat in kaders onder de illustraties. Een boek dat al veel eerder vertaald had moeten worden en dat klein en groot zal weten te boeien. Het prentenboek is verfilmd en met een Oscar bekroond voor beste korte animatiefilm. (Bron: MOM Biblion) Titel
Welke associaties riep de titel Het ding en ik bij de kinderen op? Waar zou deze titel naar kunnen verwijzen? Maakte de titel de kinderen nieuwsgierig naar het boek?
Als je dit gesprekje houdt vóór de kinderen het boek lezen, kan je achteraf nagaan of de verwachtingen klopten (of niet). Cover Duid de kinderen op het belang van illustraties! Een illustrator is vaak even belangrijk als de auteur van een boek. In een prentenboek overheersen de illustraties. Shaun Tan is zowel auteur als illustrator van dit verhaal. Bart Moeyaert is de vertaler.
Spreekt de cover de kinderen aan? Werden ze nieuwsgierig? Wat kunnen ze vertellen over de omslagillustratie? Past die bij het verhaal?
Illustraties Tip: het boek/de kortfilm heeft een eigen (Engelstalige) website: www.thelostthing.com. Je kan het samen met de kinderen bekijken. De film vind je op YouTube, bijvoorbeeld hier: http://www.youtube.com/watch?v=6RUHNun_lgc (met Spaanse ondertitels ).
Shaun Tan heeft een expressieve en fantasierijke stijl. Maak de kinderen hiervan bewust door samen naar de tekeningen te kijken en op de details te letten. Kennen de kinderen De rode boom, de Aankomst of Verhalen uit een verre voorstad? Toon de boeken en laat hen erin bladeren. Geef hen uitgebreid de tijd. Laat hen vertellen wat ze zien. Zien ze gelijkenissen met Het ding en ik? Welke techniek(en) werd(en) er in dit boek gebruikt? Bekijk samen met de kinderen hoe alles afgebeeld wordt. Vertellen de prenten meer dan de tekst of beelden ze de tekst gewoon uit? Vinden de kinderen de tekeningen mooi? Kunnen ze ook aangeven waarom wel/niet?
Personages Welke personages komen in het boek voor? Bespreek met de kinderen hoe de personages geschetst worden.
ik-persoon: de hoofdpersoon verzamelt kroonkurken. Verzamelen de kinderen zelf iets zoals kroonkurken, postzegels…? Vraag hen om een deel van hun verzameling mee te brengen en voor te stellen.
het ding
Thema’s De belangrijkste thema’s in Het ding en ik zijn: eenzaam zijn, anders zijn, verantwoordelijk zijn, thuiskomen/horen. Meer lezen? Hebben de kinderen zin om nog een boek van Shaun Tan te lezen? Breng een stapeltje boeken van hem mee naar de bijeenkomst en stel ze (kort) voor. Je kan de boeken tentoonstellen op een aparte tafel en de kinderen er na de bespreking in laten bladeren.
De aankomst (graphic novel, 2008) Verhalen uit een verre voorstad (2009) Op de achterflap van Het ding en ik vind je een postkaartje gericht aan Peter, een personage uit Verhalen uit een verre voorstad! De rode boom (2011) Het ding en ik (2012) Regels van de zomer (verschijnt oktober 2013)
Bespreking volgens de methode Chambers Uit: Leespraat: de leesomgeving & vertel eens / Aidan Chambers (NBD Biblion, 2012) Zie ook Methode Chambers op http://www.kjv.be/begeleiders/handboek.php Algemene vragen
Ken je andere verhalen die hierop lijken? Toen je het boek voor het eerst zag en nog niets had gelezen, wat dacht je toen dat het voor boek was? Zijn je tijdens het lezen, of als je er nu over nadenkt, woorden opgevallen of zinnen die je mooi vond? Of lelijk? Als de schrijver je zou vragen wat er anders of beter zou kunnen, wat zou je dan zeggen? Wat ga je je vrienden over dit boek vertellen?
Jaap Friso (van www.jaapleest.nl) stelt in een YouTube-filmpje Het ding en ik voor: http://www.youtube.com/watch?v=rs3x2nQ2irI. Je kan de kinderen vragen om het boek op dezelfde manier voor te stellen aan elkaar.
Basisvragen
Wat vond je leuk, mooi of goed aan dit boek? Wat vond je niet leuk?
- Waren er stukken die je vervelend vond? - Als je het boek niet uit hebt, waar ben je dan opgehouden met lezen en waarom daar?
Wat was er moeilijk of onduidelijk?
- Wat vond je vreemd? - Was er iets dat je totaal verraste? - Waren er dingen die niet klopten?
Zag je bepaalde patronen of verbanden?
Speciale vragen
Hoe lang duurt het verhaal, denk je? Over wie gaat dit verhaal?
Recensies Hieronder vind je enkele citaten uit de talrijke recensies die over dit boek verschenen. De volledige recensies vind je onderaan dit werkmodel. Bespreek ze samen met de kinderen. Zijn zij het met de recensent eens of niet? Welke argumenten herkennen ze? Over welke argumenten denken zij anders? Waar letten ze ook of net niet op? Je kan de kinderen op deze manier kennis laten maken met verschillende bronnen (tijdschriften, kranten, blogs…) voor recensies, al dan niet door professionele recensenten geschreven. Jaap Friso (www.jaapleest.nl) stelt in een YouTube-filmpje Het ding en ik voor: http://www.youtube.com/watch?v=rs3x2nQ2irI ‘Het hoofdpersonage, dat kroonkurken verzamelt, heeft iets gezellig “knulligs”. In zijn loomheid zoekt hij wel naar oplossingen, maar het lijkt eerder dat de oplossingen naar hem toekomen. Hij roept veel sympathie op en je identificeert je moeiteloos met hem.’ http://www.pluizuit.be/121128/Het%20ding%20en%20ik.htm ‘Als je niet goed kijkt (of als je niet kijkt en alleen maar leest) is Het ding en ik bijna een gewoon verhaal. Dat is het natuurlijk niet. Je moet kijken en nog eens kijken naar de surreële, futuristische wereld die Tan op zijn prenten toont.’ http://www.cobra.be/cm/cobra/boek/boek-recensie/boek-fictie-recensie/1.1465204 ‘Op de gedetailleerde, cartoonachtige tekeningen, zie je in verbluffend veel perspectieven een dystopische stad, met een wildgroei aan waarschuwingsbordjes en
bewegwijzering. Zelfs een bord met de tekst “u bent hier” en een billboard met slechts dollartekens. Rokende pijpleidingen krioelen door de straten.’ http://www.basmaliepaard.nl/publicaties/trouw-recensie/het-ding-en-ik ‘De kroonkurken op de schutbladen, geeft hiervoor mooi de context mee: tussen de kroonkurken in een strakke formatie uitgelegd, allemaal voorzien van formules, pijltjes en schemaatjes etc., zit er eentje bij dat opvalt van kleur, waarop een soort wolkje geschilderd is. Een sliertje van een of ander, iets onbepaalds, onbestemds dat in beweging is. Deze wolkjes zitten door het hele verhaal in prenten, ze komen als rook uit de vele schoorstenen van de geïndustrialiseerde stad, worden door het ding zelf geproduceerd, hangen overal in de lucht.’ De Leeswelp, 2013, jaargang 19 nr. 1 ‘De wereld die je op de prenten van Het ding en ik ziet, is erg bijzonder, met veel machines, beton, buizen en kabels. Erg veel plaats voor fantasie lijkt er niet te zijn. Wat moet zo’n raar ding in zo’n wereld? Dit is een boek om te lezen, te bekijken en om bij na te denken.’ http://www.ketnet.be/artikel/boek-van-de-week-het%20ding-en-ik
KJV 2013-2014 Groep 4 Het ding en ik / Shaun Tan ‘Dus je wil een verhaal horen? Vroeger kende ik er veel. Sommige waren zo grappig dat je het bijna in je broek deed van het lachen. Andere waren te verschrikkelijk voor woorden. Maar die kan ik me niet herinneren. Dus zal ik je iets vertellen wat ik nooit zal vergeten.’ Zo start dit bijzondere verhaal, waarin een jongen een ding vindt op het strand. Niemand, behalve hijzelf, ziet het. Terwijl het echt wel opvalt. Het heeft iets weg van een theepot, het heeft tentakels, er komen slangen en pijpen uit, het kan bewegen,... Hij neemt het ding mee naar huis. Maar dat vindt zijn familie maar niks. Uiteindelijk vindt hij een bestemming voor het ding: het Ministerie van Restjes en Overschotten. Maar dat blijkt niet zo'n goede plek te zijn. Dankzij een raadselachtige tip vindt hij een betere plek waar het ding gelukkig kan zijn met vele andere dingen. En de jongen, die ziet soms nog wel eens vreemde dingen, maar blijkbaar minder en minder. Misschien omdat hij het te druk heeft met andere dingen? Dit mysterieuze prentenboek dateert in zijn originele versie van 2000 en het werd verfilmd. In de animatiefilm, die in 2011 bekroond werd met een Oscar voor beste animatie-kortfilm en vele andere prijzen, is het mooi om te zien hoe het boek tot leven komt. [zie www.thelostting.com] Het verhaal is helder en fascinerend. Het neemt je mee op sleeptouw doorheen de zoektocht naar een bestemming voor het ding. Het hoofdpersonage, dat kroonkurken verzamelt, heeft iets gezellig 'knulligs'. In zijn loomheid zoekt hij wel naar oplossingen, maar het lijkt eerder dat de oplossingen naar hem toekomen. Hij roept veel sympathie op en je identificeert je moeiteloos met hem. De prenten zijn van een weergaloze schoonheid. Grote en kleine illustraties met daartussen tekstblokken laten zich lezen als een strip. Herkenbaarheid en een verregaande surrealistische fantasie gaan hand in hand. Zoals we reeds gewend zijn van Tan, bouwt hij hier ook weer een eigenzinnige wereld vol grootse architectuur die voortdurend in beweging is via allerlei ingenieuze mechaniekjes. Het is een fascinerende wereld waarin je als kijker met plezier verdwaalt. De bruinige achtergronden met tekeningen en technische nota's versterken dit nog. De Nederlandse vertaling verdient bij deze ook een extra vermelding. Want Moeyaert presenteert de tekst als was het een originele Nederlandse tekst. Met gebalde zinnen en de nodige speelsheid in het ritme en de woordkeuze. Deze speelsheid vind je ook terug in de prenten zelf waar hij hier en daar ook gepaste en gevatte vertalingen maakte. Weer een meesterwerk van Tan dat in geen enkele boekenkast mag ontbreken. Daarom een stevige aanrader! Eric Vanthillo www.pluizuit.be
De Australiër Shaun Tan heeft een patent op prentenboeken die de lezer met andere ogen naar de wereld doen kijken. Jong en oud. Met 'Het ding en ik' slaagt hij daar weer in. 'The lost thing' van de bekroonde en bejubelde Australische auteur Shaun Tan is niet alleen een boek, maar ook een film. Die film kreeg in 2011 de Oscar voor de beste korte animatiefilm. Met 'Het ding en ik' ligt het boek nu ook bij ons in de rekken. “Het graaft niet heel diep, dat weet ik, maar dat heb ik ook nooit beweerd,” zegt de verteller van 'Het ding en ik' als hij zijn verhaal gedaan heeft. Dat verhaal gaat over die keer toen hij het ding vond. “Het zag er een beetje verlaten uit. En verloren. Niemand leek te zien dat het er was.” Het ding is een beetje een raar ding. Gek eigenlijk dat niemand anders het ziet. Het heeft iets van een gigantische rode theepot, met een heleboel deurtjes, metalen poten, iets van vleugels en een slurf. Of een tong. Hoe dan ook: het is duidelijk dat het ding nergens bij hoort. En dat de verteller met hem te doen heeft. Vanop de achterflap stuurt de verteller een kaartje met groeten vanuit de Verre Voorstad naar zijn vriend Peter. Die verwijzing naar dat andere bijzondere boek van Shaun Tan is niet eens zo raar. 'Verhalen uit een verre voorstad' bundelt verhalen waarin een waterbuffel de weg wijst naar het onverwachte, of waarin een zeemonster in de voortuin van een ruziënd echtpaar belandt. Het zijn verhalen vol verwondering die in al hun bevreemding kleine en grote dingen zeggen over mensen. 'Het ding en ik' is net zo’n verhaal. Als je niet goed kijkt (of als je niet kijkt en alleen maar leest) is 'Het ding en ik' bijna een gewoon verhaal. Dat is het natuurlijk niet. Je moet kijken en nog eens kijken naar de surreële, futuristische wereld die Tan op zijn prenten toont. Zegt de verteller: “Het gebeurde een paar zomers geleden op een doodgewone dag aan het strand”, dan toont de prent beton en machines en een bord dat één en ander verbiedt. Overal zijn buizen en kabels. Als het boek geluid kon maken, zou het ronken en suizen. In de winkels worden tafels van twee en stofzuigslangen in alle maten verkocht. Formulieren en formules doen een heleboel bureaucratie en wetenschappelijke correctheid vermoeden – je voelt je plaatsvervangend ongemakkelijk voor dat grote, rode, verloren ding. Met het ding zet Shaun Tan iets dat niet klopt in een industriële, geordende wereld. Dat werkt, dat heeft een groots effect, dat is mooi. 'De aankomst', 'Verhalen uit een verre voorstad', 'De rode boom' en nu 'Het ding en ik': je kan stellen dat de boeken van Shaun Tan vreemd, zelfs een tikkeltje absurd zijn. Maar het daarbij laten dat zou ze onrecht aandoen. Want Shaun Tan spreekt je fantasie helemaal niet aan, of je kinderlijke verbeelding (zoals dat dan heet). Hij spreekt de volwassene in kinderen aan en het kind in volwassenen. Hij spreekt tegen je diepste voorstedelijke ziel. Hij zegt: verwacht het onverwachte. Hij gooit het universum open. Hij merkt dingen op die er “vreemd en verdrietig en verloren” uitzien. Ik kan maar hopen dat ik datzelfde straks ook zie, op straat, onderweg, in de drukte van het bestaan. An Stessens (www.cobra.be)
“Een verhaal voor wie wel iets beters te doen heeft”, is de ironische ondertitel van Shaun Tans nieuwste prentenboek. Juist deze mensen houdt hij in dit boek een spiegel voor. De altijd drukke, afgestompte kantoorslaven, die in een overgeorganiseerd land wonen en alleen denken aan geld verdienen en ‘het nieuws van de dag’. Op de gedetailleerde, cartoonachtige tekeningen, zie je in verbluffend veel perspectieven een dystopische stad, met een wildgroei aan waarschuwingsbordjes en bewegwijzering. Zelfs een bord met de tekst ‘u bent hier’ en een billboard met slechts dollartekens. Rokende pijpleidingen krioelen door de straten. In dat kafkaëske decor sjokt de naamloze hoofdpersoon, op zoek naar kroonkurken voor zijn verzameling. Hij kijkt om zich heen, de anderen lijken dat verleerd. Daarom ziet hij als enige het enorme ‘ding’; een levend apparaat dat lijkt op een gigantische, rode koffiepot met deurtjes en tentakels. De jongen neemt het mee naar huis, maar zijn ouders tonen geen interesse. Van dit subtiele commentaar op de moderne opvoeder, schakelt Tan moeiteloos naar kritiek op de bureaucratie. Want de jongen kan het ding bij het Ministerie van Restjes en Overschotten achterlaten, maar moet dan wel metershoge stapels formulieren invullen. Voor het zover komt, geeft iemand hem een briefje met een kronkelend pijltje erop. De jongen en het ding volgen het teken en ontdekken achter een deur middenin de stad een land vol bizarre ‘dingen’. ‘Utopia’ staat er onopvallend op de muur. Tan bewerkte dit prentenboek tot de ontroerende animatiefilm ‘The Lost Thing’ en won er vorig jaar een Oscar mee. Toch heeft het boek zo zijn voordelen: je kunt alle symboliek en verwijzingen in de illustraties rustig bekijken. We zien bijvoorbeeld de schilderijen ‘Early Sunday Morning’ van Edward Hopper en ‘Collins St. 5pm’ van John Brack onder elkaar nageschilderd, alsof ze voor dit boek bedoeld waren. Prachtig is ook het standbeeld in communistische stijl, dat wellicht de mediacratie symboliseert: man met camera als hoofd interviewt man met televisie als hoofd. Voor kinderen is dit een betoverend surrealistisch sprookje over het ongewone, ‘anders’ zijn en tegen de stroom ingaan. Volwassenen begrijpen ook de maatschappijkritiek daaronder. www.basmaliepaard.nl
Op een dag als alle andere is de ik-persoon, zoals altijd, kroonkurken aan het zoeken op het strand. Als hij opkijkt van zijn bezigheid, ziet hij het ding. Het valt hem op in de drukte van het strand want het ziet er ‘een beetje verlaten uit. En verloren. Niemand leek te zien dat het er was’. Vreemd is dat wel, want het ding lijkt in niets op hetgeen hem omringt: rood, bol en enorm in vergelijking met zijn grijze omgeving - het ‘strand’ ziet er nogal industrieel uit, met veel roestig metaal en beton, en richtingaanduidingen over en weer. De ik en het ding brengen samen een prettige middag door en als eens te meer blijkt dat het ding echt nergens thuishoort, neemt de ik het mee. Omdat zijn ouders het ook niet willen, verbergt hij het in het schuurtje. Tot
hij een advertentie in de krant ziet van het ‘ministerie van restjes en overschotten’, dat een ‘passend vakje’ heeft voor onbestemde zaken, ‘naamloze prullaria’ en andere ‘randgevallen en curiosa’. Hij heeft alle formaliteiten al vervuld, als de ik het advies krijgt het ding niet achter te laten in de vergeetput van het ministerie. Hij krijgt een kaartje met een teken, dat hen uiteindelijk op een plek brengt waar het ding gerust kan blijven. Of het daar ook echt thuis is, is niet zeker, maar het ziet er niet slecht uit. En dus gaat de ik zelf terug naar huis, want de verzameling kroonkurken moet nog worden geordend. Dit is wat er in de wereld van Shaun Tan kan gebeuren wanneer een onaangepast element in een geordende en geregelde wereld terechtkomt. De kroonkurken op de schutbladen, geeft hiervoor mooi de context mee: tussen de kroonkurken in een strakke formatie uitgelegd, allemaal voorzien van formules, pijltjes en schemaatjes etc., zit er eentje bij dat opvalt van kleur, waarop een soort wolkje geschilderd is. Een sliertje van een of ander, iets onbepaalds, onbestemds dat in beweging is. Deze wolkjes zitten door het hele verhaal in prenten, ze komen als rook uit de vele schoorstenen van de geïndustrialiseerde stad, worden door het ding zelf geproduceerd, hangen overal in de lucht. Op een paar bladzijden vat Shaun Tan de sliertjes in aparte, opeenvolgende kadertjes, die op de spreads vol statische drukte, een vorm van beweging, van een vage evolutie aangeven. Meer dan een suggestie is het niet, die je mogelijk op een denkspoor zetten. The Lost Thing dateert van 2000 en Tans thema’s kennen we intussen uit De aankomst, De rode boom of Verhalen uit een verre voorstad. Dat dit boek opnieuw over identiteit, eenzaamheid, onaangepastheid, thuiskomst gaat, mag niets aan de aantrekkingskracht ervan afdoen. Het fijnebij Tan zit ‘m telkens opnieuw in de manier waarop tekst, beeld en mogelijke betekenis samengebracht worden. En hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet. Tekst en prenten staan tegen een achtergrond van technische en formeel aandoende, ambtelijke teksten allerhande. Vaak meerdere beelden per dubbele bladzijde, los van elkaar geplaatst. De tekst staat in kleine fragmentjes van soms slechts één zin op witte strookjes. Vignetten, of nota’s zeg maar. De inhoud van teksten op de achtergrond is slechts bij momenten duidelijk en is ook vaak onvertaald gebleven. Maar wat je kunt lezen neem je mee in je lectuur. Zoals deze, voor degenen bij wie er geen stop op ideeën zit: ‘Stel uzelf in honderd woorden voor’ en ontvang een ‘spaarpunt’ voor elk bruikbaar idee. Of het belangrijke bericht over de bout die ontbreekt in de ‘messenunit van alle modellen 350A van de Deluxe Hak & Prak Rodekoolmolens’, en die je mits je de ‘bijbehorende toelatingsverklaring en het registratiebewijs’ voorlegt, kunt inruilen. In een wereld als deze is een rood, bol en ongeïdentificeerd ding niet op z’n plaats. U wel? Het fragmentarisch samenbrengen van tekst en beeld in dit boek, krijgt op de achterflap een uitbreiding naar het oeuvre van Tan met een kaartje over een gevonden ding, van Shaun aan Peter uit Verre Voorstad. Dit boek, zoals ook Tans andere, wordt grotendeels gedragen door beelden. Het belang en de betekenis van de tekst wordt gerelativeerd: ‘Zo. Dat is het hele verhaal./Het graaft niet heel diep, dat weet ik, maar
dat heb ik nooit beweerd./ Vraag me ook niet of er iets uit te leren valt.’ Veel is niet te ‘zeggen’ - of te schrijven -, maar het kijken naar de samenhang van woorden en beelden, het zoeken en puzzelen zorgt voor een trage lectuur, die keer op keer anders kan zijn. Bovenop en over formalisering en reglementering heen, ligt alles open. Telkens opnieuw. Jen de Groeve De Leeswelp, 2013, jaargang 19 nr. 1
KJV 2013-2014 (GROEP 4) Ik kan nog steeds niet vliegen / Anna Woltz (door Annie Moenaert)
Auteursinfo Anna Woltz werd op 29 december 1981 geboren in Londen. Toen ze anderhalf was verhuisde ze samen met haar vader en moeder naar Den Haag. Daar werd haar zusje Sarah geboren. Toen Anna op haar zesde op school moest leren lezen, ging ze al snel in staking. Een jaar lang weigerde ze om een boek open te doen, omdat ze niks wilde horen over een idiote kabouter die Pim heette en samen met een mus op de wip ging. Gelukkig zat Anna op een Montessorischool, dus de juffen lieten haar rustig in staking. Pas toen ze in de zomervakantie De kinderen van Bolderburen van Astrid Lindgren in handen kreeg, begon ze te lezen. En ze hield niet meer op. Met boeken schrijven begon Anna op haar twaalfde. Omdat ze zelf zo van koken hield, bedacht ze een verhaal over vijf kinderen die samen een restaurant beginnen. In de zomer schreef ze de eerste bladzijde van dat boek (dat kun je zien op de foto hiernaast), maar toen werd het herfst en moest ze naar de middelbare school: het Gymnasium Haganum in Den Haag. In de vakanties die daarop volgden probeerde Anna elke zomer wel een boek te schrijven. Wanneer iedereen op het strand lag, zat zij achter de computer. In bikini, dat wel. De verhalen die ze verzon werden steeds gekker: ze gingen over hertogen, schietpartijen, boeven en verdronken moeders. Maar de vakanties waren elke keer weer te kort om een heel boek af te krijgen. Gelukkig maar – die verhalen konden maar het beste in een la verdwijnen... Op haar vijftiende kwam Anna eindelijk op het idee om te schrijven over iets waar ze wél alles vanaf wist: school. Een schooljaar lang stond er elke maandag een stukje in de Volkskrant over haar leven op school; over verliefdheid, leraren, ouders, spieken en de inhoud van haar broodtrommeltje. Die columns werden aan het einde van het jaar gebundeld in het boekje Overleven in 4b.
Anna was zeventien toen ze het boek over de kinderen die een restaurant beginnen écht schreef. Dat boek werd Alles kookt over, en ging ook over dingen waar ze veel vanaf wist: zusjes, vakantie, koken, ruzie, supermarkten en witte chocolademousse. Hiernaast zie je haar aantekeningenschrift voor Alles kookt over. Op deze pagina's was ze de namen van de hoofdpersonen aan het verzinnen. Anna studeerde geschiedenis in Leiden. Tijdens haar studie ging ze een half jaar naar Schotland, waar ze niet alleen studeerde maar ook verliefd werd op de Schotse Hooglanden. Samen met de hillwalking club van de universiteit trok ze er elk weekend op uit om besneeuwde bergen te beklimmen en te zwemmen in ijskoude bergmeertjes. In 2005 studeerde ze af in de richting Amerikanistiek. Anna woont nu in Utrecht, waar ze vaak de hele dag achter haar laptop zit. Van 2005 tot 2009 schreef ze naast kinderboeken weer een column voor de Volkskrant. Verder houdt ze nog steeds van koken (lievelingseten: sushi en Indiase curry) en lezen, en maakt ze in de vakantie trektochten in landen waar ze bergen hebben. www.annawoltz.nl
[email protected] Kort samengevat Zomer 1945. Luuk van dertien gaat naar Denemarken om aan te sterken na de hongerwinter. Drie maanden lang mag hij lui in het gras liggen en bessen met room eten. Maar op de boerderij zijn twee meisjes met een geheim; voor de Nederlandse Ida en de Deense Kirsten is de oorlog nog niet voorbij. Luuk dacht dat hij volwassen was na vijf jaar bezetting, maar kan hij Ida en Kirsten ook helpen? Voor dit boek liet Anna Woltz zich inspireren door verhalen van haar vader, die net als Luuk een wonderbaarlijke zomer in Denemarken beleefde na de Tweede Wereldoorlog. Bespreking
Heb je al eens zo’n boek gelezen? Wie zijn de personages? Welk personage boeide jou het meest? Vertel. Over welk personage zou je nog meer willen weten/lezen? De personages in boeken reageren misschien anders op bepaalde situaties dan jij zou doen. Kies een situatie uit het verhaal een vertel hoe jij zou reageren.
Maakte de cover je nieuwsgierig naar de inhoud van het boek? Wat had je verwacht bij het zien van de cover? Zijn die verwachtingen ingelost of juist niet? Wat betekent de titel? Probeer hem te verklaren. Dat kan je eventueel doen aan de hand van passages uit het boek. Wat is het onderwerp van het verhaal? Het verhaal wordt afwisselend verteld vanuit het gezichtspunt van Luuk en dat van Ida. Wat vind je daarvan? Was het duidelijk voor jou? Vind je het een origineel thema? Kan je je inleven in de wat de personages zeggen en doen? Wat vind je van de kaart in het boek? Is het handig om je een voorstelling te kunnen maken van waar het verhaal zich afspeelt? Is dit enkel een vermakelijk verhaal of denk je dat dit verhaal echt gebeurd kan zijn? (Zie hieronder: je kan de kinderen meer vertellen over hoe de vader van de auteur de inspiratie was voor dit boek)
Inspiratie Anna Woltz over Ik kan nog steeds niet vliegen: ‘Mijn vader werd net als Luuk geboren in 1932. Hij maakte de Tweede Wereldoorlog mee in Amsterdam, en tijdens de hongerwinter had hij net als veel andere Nederlandse kinderen nauwelijks genoeg te eten. Na de oorlog bedacht de Nederlandse regering een manier om arme, ondervoede kinderen weer sterk en gezond te maken: ze mochten een tijdje naar het buitenland, naar landen waar wél te eten was. Mijn vader was een van de kinderen die op reis mochten na de oorlog. Hij ging naar Denemarken, en logeerde daar drie maanden op de boerderij van de familie Rasmussen. Hij leerde koeien melken en paardrijden, at heel veel wit brood (en leverpastei en bessen met room en bietjes in het zuur en kaneelcake) en werd verliefd op de beeldschone dochter van de boer… Voordat ik begon aan Ik kan nog steeds niet vliegen heeft mijn vader mij alles verteld over zijn wonderbaarlijke zomer in Denemarken. En ook tijdens het schrijven belde ik hem vaak nog even op: wat voor wc hadden ze eigenlijk op de Deense boerderij? Hoe zette je de korenschoven precies rechtop om het graan te laten drogen? Gebruikten mensen het woord 'sorry' al in 1945? Zonder hem had ik het boek niet kunnen schrijven. Ik heb mijn vaders ervaringen dus als uitgangspunt genomen, en daar heb ik voor Ik kan nog steeds niet vliegen van alles aan toegevoegd. Om maar iets te noemen: Ida. Mijn vader logeerde helemaal alleen op de boerderij, en dat betekende dat hij drie maanden lang geen Nederlands sprak. De eerste weken praatte hij in een soort gebarentaal met de Denen (dan legden ze hun hoofd op hun handen en wist mijn vader dat hij moest gaan slapen). Dat leek me voor een boek nogal saai, dus daarom ontstond Ida. Het Duitse paard heeft trouwens wel echt bestaan, en de hond die melkstralen kon opvangen met zijn bek ook! Mijn vader was dus niet het enige kind dat op reis ging: zo'n 30.000 Nederlandse kinderen zijn na de oorlog naar het buitenland geweest om aan te sterken en te herstellen van vijf jaar
bezetting. De kinderen reisden naar Engeland, Denemarken, Zweden en Zwitserland; daar logeerden ze bij mensen thuis, of ze verbleven in speciale kampen. Je kunt je voorstellen dat het een reusachtige onderneming was: veel kinderen reisden voor het eerst naar het buitenland. Ze spraken alleen Nederlands en hadden geen idee bij wie ze terecht zouden komen. Sommige kinderen hadden bijna geen kleren meer: ik heb gelezen over jongens die op blote voeten op reis gingen, of op houten plankjes die ze met riempjes aan hun voeten hadden gebonden. De oorlog was pas net voorbij, dus treinen reden vaak nog niet (daarom reizen de kinderen in Ik kan nog steeds niet vliegen per viswagen naar Denemarken), veel kinderen waren bang, of ziek, en ook de mensen bij wie ze logeerden hadden soms maar net genoeg te eten. Toch hebben veel Nederlandse kinderen het fijn gehad in het buitenland: het was een groot avontuur voor hen, en een prachtige kans om wat van de wereld te zien. Sommige kinderen hielden hun hele leven lang contact met het gezin waar ze logeerden. Mijn vader is later nog twee keer teruggegaan naar de Deense familie die hij zo goed had leren kennen, maar nu heeft hij jammer genoeg geen contact meer met hen. Far en Mor (de vader en moeder van het gezin) leven niet meer, en als hun kinderen nog bestaan, dan zijn ze boven de tachtig. Mijn vader is zelf nu ook bijna tachtig, maar hij spreekt nog steeds Deens. Hij kan koeien melken, en hij weet nog steeds hoe het voelde om onder een dik dekbed te liggen totdat de Deense zon hoog aan de hemel stond. Hij herinnert zich hoe de lampen in de koeienstal op regenachtige dagen sprookjesachtig door de waterdamp schenen, en zijn lievelingstoetje is nog steeds rødgrød med fløde: rode bessen met room.’ Bleekneusjes in Denemarken Meer over de 30.000 kinderen die na de Tweede Wereldoorlog op reis gingen vind je op http://www.geschiedenis24.nl/nieuws/2012/juni/wat-nu-bleekneusjes.html: ‘Honderden 'Hollandse bleekneusjes' mogen vlak na de Tweede Wereldoorlog komen aansterken in Denemarken. De eerste lichting van deze oorlogskinderen vertrekt in lege vlees- en viswagens van Groningen richting Kopenhagen. In Wat Nu het verhaal van het in 1945 dertienjarige bleekneusje Katrina Beck. Na de bevrijding krijgen duizenden door de hongerwinter en andere oorlogsverschrikkingen verzwakte Nederlandse kinderen de kans om weer op krachten te komen in het buitenland. Engeland, Frankrijk, Zweden, Denemarken en Zwitserland bieden deze kinderen een tijdelijk verblijf aan. Kinderen mochten worden uitgezonden als ze “meer dan gemiddeld” hadden geleden onder de oorlogsomstandigheden. Kinderen die ondervoed waren, herstellend van acute ziekten of getraumatiseerd, kwamen in aanmerking. Artsen keurden en selecteerden de “bleekneusjes”, maar de selectie bleek niet overal even streng. Katrina Beck zegt zich zelfs niet te herinneren ooit gekeurd te zijn om mee te mogen naar Denemarken voor een verblijf van drie
maanden. Ze heeft louter positieve herinneringen aan zowel haar verblijf daar als het transport ernaar toe in augustus 1945, maar beschouwd zich niet als ondervoed oorlogskind. Wel had ze last van stress vlak na de oorlog, met name door het vele schieten van de Canadese bevrijders in haar woonplaats Groningen.’ Hier kan je het filmpje van Katrina Beck bekijken: http://www.youtube.com/watch?v=xlZ3EQIFHpg Een gesprekje met Anna Woltz Anna Woltz heeft het boek opgedragen aan haar vader. Zijn reis naar Denemarken in de zomer van 1945 inspireerde haar immers tot dit verhaal. Enkele vraagjes aan Anna: Hoe kwam het verhaal tot stand? ‘Voordat ik Ik kan nog steeds niet vliegen schreef, ben ik zelf een weekje naar Denemarken gegaan – want daar was ik nog nooit geweest. Ik wilde het land uit mijn boek met eigen ogen zien, ik wilde weten hoe het ruikt in Denemarken en hoe leverpastei smaakt. Ik had veel aan die eigen ervaringen toen ik begon met schrijven.’ Heeft je vader het boek gelezen? Hoe was zijn reactie? ‘Mijn vader heeft mijn boek natuurlijk gelezen, en hij vond het erg mooi. Ik heb voor mijn boek sommige gebeurtenissen verzonnen (zoals Ida's vlucht), maar mijn vader vond dat de sfeer op de Deense boerderij heel goed klopte: zo heeft hij het vroeger zelf ook beleefd. En natuurlijk vindt hij het bijzonder dat er nu van zijn verhaal een boek bestaat.’ Hoe is de coverfoto tot stand gekomen? Had de fotograaf de vrijheid om de keuze van de foto te maken of had jij al een beeld voor ogen? ‘Voor de cover had ik geen beeld voor ogen; een ontwerper heeft deze foto gevonden, en die vond ik heel mooi passen bij het boek.’ Wil je nog iets zeggen aan de juryleden? ‘Ik wens de juryleden heel veel plezier en succes met het lezen van de tien boeken van dit jaar. Hopelijk zitten er boeken bij waarin ze heerlijk kunnen verdwijnen, waar ze over kunnen dromen, en misschien vinden ze wel een nieuw lievelingsboek. Geniet ervan!’
KJV 2013-2014 (GROEP 4) Mijn papa is een held / Berti Persoons en Katherina Ritzoglou (ill.) (door Delphine Cattrysse)
Auteursinfo Berti Persoons (1953, Maaseik) studeerde af als onderwijzer en schoolde zich achteraf nog bij. Hij werkte als pedagogisch schoolbegeleider in Vlaanderen en begeleidde volwassenen met lees- en schrijfproblemen. Ook schreef hij mee aan didactische uitgaven. Toen hij interesse kreeg in mindfulness, volgde hij de opleiding als trainer. In 2008 startte hij een opleiding tot psychotherapeut. Mijn papa is een held is zijn eerste jeugdboek. Ondertussen verscheen ook Hond gezocht (Clavis, 2013). Katherina Ritzoglou maakt ook deze boeken:
Hier doet het geen pijn / Heidi Vanrompaey (Clavis, 2012) Mama is anders / Heidi Vanrompaey (Clavis, 2013) Isewich, of Het meisje dat niet beter wist / tekst en ill. Katharina Ritzoglou (Afijn, 2004) Achter de deur / tekst en ill. Katharina Ritzoglou (Afijn, 2002)
Kort samengevat Joost mist zijn vader, die een jaar geleden gestorven is, heel erg. Samen met zijn moeder probeert hij er het beste van te maken. Mijn papa is een held, vindt Joost, want als brandweerman heeft hij veel mensen geholpen. Maar zelf vond zijn vader op het einde van zijn leven dat hij niet genoeg gedaan had. Joost vraagt zich af waarom. En wie is die man die opeens bij zijn moeder op bezoek komt? Ze zijn toch niet verliefd op elkaar? De vragen over zijn vader en de angst van zijn moeder kwijt te raken aan een vreemde man maken Joost onzeker, verdrietig en boos. Poëzie Met een gedicht over de dood/het rouwproces, kan je in de sfeer van het boek komen. Onderaan dit werkmodel vind je een aantal gedichten. Hou er rekening mee dat dit onderwerp heel gevoelig kan liggen voor de kinderen.
Titel Welke associaties riep de titel Mijn papa is een held bij de kinderen op? Waar zou deze titel naar kunnen verwijzen? Maakte de titel de kinderen nieuwsgierig naar het boek? Als je dit gesprekje houdt vóór de kinderen het boek lezen, kan je achteraf nagaan of de verwachtingen klopten (of niet). Cover Duid de kinderen op het belang van illustraties! Een illustrator is vaak even belangrijk als de auteur van een boek.
Spreekt de cover de kinderen aan? Werden ze nieuwsgierig? Wat kunnen ze vertellen over de omslagillustratie? Past die bij het verhaal?
Personages
Welke personages komen in het boek voor? Bespreek met de kinderen hoe de personages geschetst worden.
- Joost - mama - Walter
Wie zijn de belangrijkste personages? Welk personage vinden de kinderen het leukst en waarom? Zijn er te veel of te weinig personages in het verhaal? Waarom? Welke invloed hebben de personages op elkaar? Zijn alle personages even belangrijk? Zou je een personage kunnen weglaten? Waarom wel/niet?
Thema’s De belangrijkste thema’s in Mijn papa is een held zijn: familie, dood, verlies, verdriet, helden. Bespreking volgens de methode Chambers Uit: Leespraat: de leesomgeving & vertel eens / Aidan Chambers (NBD Biblion, 2012) Zie ook Methode Chambers op http://www.kjv.be/begeleiders/handboek.php Algemene vragen
Ken je andere verhalen die hierop lijken? Toen je het boek voor het eerst zag en nog niets had gelezen, wat dacht je toen dat het voor boek was? Zijn je tijdens het lezen, of als je er nu over nadenkt, woorden opgevallen of zinnen die je mooi vond? Of lelijk? Als de schrijver je zou vragen wat er anders of beter zou kunnen, wat zou je dan zeggen? Wat ga je je vrienden over dit boek vertellen?
Basisvragen
Wat vond je leuk, mooi of goed aan dit boek? Wat vond je niet leuk?
- Waren er stukken die je vervelend vond? - Als je het boek niet uit hebt, waar ben je dan opgehouden met lezen en waarom daar?
Wat was er moeilijk of onduidelijk?
- Wat vond je vreemd? - Was er iets dat je totaal verraste? - Waren er dingen die niet klopten?
Zag je bepaalde patronen of verbanden?
Speciale vragen
Hoe lang duurt het verhaal, denk je? Over wie gaat dit verhaal?
Fragmenten Meer over filosoferen met kinderen lees je in Filosoferen met kinderen op http://www.kjv.be/begeleiders/handboek.php De volgende al dan niet filosofisch getinte fragmenten kan je afdrukken en los knippen. Om beurt trekt iemand een strookje of een kaart en leest wat er op staat. Of je kan ze zelf rechtstreeks uit het boek voorlezen. Wie wil, mag bij het fragment commentaar geven. Blijf als begeleider aangeven dat ieders mening evenwaardig is! (p. 5) ‘Hij ziet eruit alsof hij een zware last op zijn smalle schouders torst. Verweesd, met een gebogen rug. Hij zit op een stoel en staart strak omhoog. Zijn lege ogen glijden traag over het zilvergrijze plafond.’ (p 5) ‘Hij kijkt naar een scheurtje in het behangpapier. Het is bijna niet te zien. Toch stoort het en doet het pijn.’ (p. 9) ‘“Zijn hart is gebroken,” fluisterden zijn vrienden. “Van verdriet,” wist mama. “Als een bezorgde vader,” voegde Joost er altijd aan toe.’
(p. 18) ‘Mama ziet er vandaag anders uit dan de voorbije maanden, frisser. “Mooie jurk,” merkt Joost op. Ze draagt een strakke jurk, die tot vlak boven haar knieën komt. “Dank je. Het was de lievelingsjurk van papa.” “Mm.” Haar halflange, kastanjebruine haar valt over haar schouders. Knap, denkt Joost.’ (p. 20) ‘“Geloof je in de hemel?’ vraagt Joost. Mama trekt haar wenkbrauwen lichtjes op. “Tja,” zegt ze berustend. “Misschien.” Joost tokkelt met zijn vingers op tafel. “Ik wel.” “Hoe bedoel je?” “Ik geloof in de hemel. Er moet toch iets zijn na de dood.” Mama kijkt hem teder aan. Ze glimlacht. “Goed dat je dat gelooft.”’ (p. 26) ‘Walter zit dicht bij mama, te dichtbij. In papa’s fauteuil, met zijn hoofd op de plek waar papa’s hoofd rustte. Joost laat het niet merken, maar zijn hart breekt. Hoepel toch op, denkt hij.’ (p 38) ‘Papa’s brandweerlaarzen staan onder het raam. Zwarte laarzen. Ze zijn gepoetst en blinken. Maat vijfenveertig. De helm hangt aan de leuning van de stoel. Joost zet hem op. Te groot natuurlijk. Hij droomt er al jaren van om brandweerman te worden, zoals papa. “Dan ga ik deze helm dragen,” zegt Joost hardop. “Dan wordt ik een ook een held, zoals papa.” Later, als zijn hoofd in de brandweerhelm past.’
(p. 43) ‘De dapperheid van papa werd uitgebreid bewierookt. “Die eerbetuigingen,” hoorde Joost papa murmelen. “Die verdien ik niet.” De burgemeester hing de medaille om papa’s hals en sloeg hem bemoedigend op de schouder. “Het gemeentebestuur is trots op je,” zei hij. Iedereen klapte in de handen, maar papa wendde zijn hoofd af.’ (p. 50) ‘Joost voelt zich trots in papa’s plaats. Hij hangt de medaille om zijn nek en kijkt in de spiegel. Zijn ogen blinken. “Het staat me,” zegt hij.’ (p. 55) ‘Joost legt de kranten terug in het kistje, in de juist volgorde. De medaille legt hij erbovenop. Zijn handen trillen als hij het kistje sluit. De sleutel laat hij erop zitten. De brandweerhelm hangt hij terug aan de stoel. Was mijn papa dan toch geen held? spookt het plots door zijn hoofd. Joost schrikt. Een metalen band schroeft om zijn hoofd. Felle hoofdpijn.’ (p. 59) ‘Bittere woede welt in hem op. “Boos zijn op papa,” roept Joost vertwijfeld. “Dat kan ik niet.” De herinnering aan hem vervaagt. Hoe hij eruitzag, wat ze samen deden, het plezier… Alles weg!’ (p. 66) ‘Mama gaat mee naar de voordeur. “Bedankt voor je bezoek,” zegt ze. “Het heeft me goedgedaan.” Ze kust hem op de wang, voorzichtig en teder. Walter vertrekt door de sneeuw. Er vallen vlokken op zijn jas, hij gaat gebogen.’
Bekijk bij dit fragment ook de cover. Stellen de figuren op de cover Walter en Joost of papa en Joost voor? (p. 69) ‘Hij tekent en kleurt de hemel blauw boven papa, warm en met een felrode zon. “Dag papa,” glimlacht Joost. “Welkom thuis.”’ Recensies Deze recensie(s) kan je met de kinderen bespreken. Zijn zij het eens met de recensent? Welke argumenten herkennen ze? Over welke argumenten denken ze anders? Mijn papa is een held Het is een jaar geleden dat Joost zijn papa verloor. En dat weegt hem zwaar. Want papa was zijn held. ‘Stoer, breedgebouwd en met hoekige schouders. Moedig en sterk als een beer.’ De papa van Joost was brandweerman. Maar wanneer zijn papa tijdens een auto-ongeluk er niet in slaagt om een meisje en haar moeder te redden, valt het leven hem nadien heel zwaar. Uiteindelijk bezwijkt papa’s hart. Was Joosts papa dan toch geen held? En wat doet die vreemde man daar ineens in huis? Vragen waarop Joost het antwoord niet kent. Hij gaat op onderzoek en doet verrassende ontdekkingen. In eenvoudige woorden pent de schrijfster het verhaal neer van Joost. Joost, die het moeilijk heeft om de plotse dood van zijn vader te verwerken. Het verhaal is sober en sec geschreven. Zonder tierlantijntjes. Alleen de essentie telt: de twijfel, onmacht en boosheid waarmee Joost worstelt. Korte, krachtige alinea’s worden afgewisseld met zwart-witprenten en krachtige quotes. Het prentje van Joost die zijn papa omhelst, komt steeds terug. Zijn papa, die gebukt gaat onder een zware last. Zijn papa, die er als een schim bij getekend is. Maar op het einde van het boek zie je papa weer, als held afgebeeld deze keer! Het boek leest vlot. De zinnen zijn kort gehouden waardoor je het ook snel uit leest. Ook al gaat de auteur niet heel diep in op de gevoelens, toch beklijft het achteraf en krijg je een mooie weergave van de innerlijke strijd die de jongen meemaakt. Een aanrader! Ilse Verhulst www.pluizer.be/kinderboeken-jeugdboeken/mijn-papa-een-held ‘Papa was zijn held. Stoer, breedgebouwd en met hoekige schouders. Moedig en sterk als een beer. Hij kon Joost met reuzegemak optillen. Met één hand. Papa was een vader zoals er maar weinig zijn, en onder die ruwe bolster had hij een gouden hart.’ Maar, als het verhaal aanvangt, is die papa een jaar geleden overleden door een hartziekte. En nog steeds ademt en ruikt het huis ‘papa’. Zijn afwezigheid domineert nog altijd de sfeer waarin de
tienjarige Joost en zijn moeder met elkaar samenleven. Of beter: proberen dit te doen. Zeker nu er een nieuwe man in het leven van moeder komt: Walter. Toevallig (of niet...) de enige overlevende van een ongeval waarin zijn vrouw en dochter het niet haalden. En laat het nu net papa zijn die hem gered heeft als brandweerman. Het heldendom dat Joost hem toedicht krijgt dus zware klappen, want hij heeft de vrouw en de dochter niet kunnen redden. En tegelijkertijd lijkt de man de plaats in te nemen van papa. Genoeg stof voor een innemend verhaal over dood, afscheid en (verscheurd) gezinsleven. De auteur schetst met weinig woorden en in korte stukjes sferen die beklemmen. Je voelt je als lezer ongemakkelijk en aangegrepen. In die sferen rolt het verhaal zich geleidelijk af. Soms lijken de verhaallijnen geforceerd of lopen zij iets té toevallig samen. Een andere keer beschrijft de auteur net té nadrukkelijk en te weinig suggestief. Die keren dreig je je aandacht te verliezen. Maar zij weet je er altijd weer bij te houden door de emotionele gelaagdheid. Dit so(m)bere verhaal is treffend uitgegeven als een kleinood dat je wil koesteren. De zwarte schutpagina's met treffende zinnen en suggestieve illustraties tussen de korte hoofdstukjes door zorgen voor een ritme waarin rust en stilte hun deel opeisen. De grijzige illustraties schipperen tussen vaag en concreet. Zij tonen details die veel doen vermoeden en zodoende je als lezer/kijker aanspreken op je intuïtie. Zo versterken zij op een gepaste wijze dit aangrijpende verhaal. Eric Vanthillo www.pluizuit.be/120926/Mijn%20papa.htm
KJV 2013-2014 Groep 4 Mijn papa is een held / Berti Persoons
DIT IS mijn laatste wens. Als ik doodga, wil ik dat er wordt nagegaan hoelang er nog iemand aan mij denkt. Er moet daar een apparaatje voor zijn. Nu is dat er nog niet. Maar als ik dood ben wel. Let maar op. Een inmemoriamphone. Na één jaar, tien dagen, zes uur en negentien minuten: ringring ringring. Niemand denkt meer aan mij. Ik ben voorgoed vergeten. Gedeletet, zo heet dat dan. En als ze daarna per ongeluk wel weer even aan mij denken, bijvoorbeeld als ze een foto bekijken iemand wijst mij aan en vraagt: wie is dat? en iemand anders kan het zich nog net herinneren dat ik dat ben, dan telt dat niet meer. Weg is weg. In: Ik wou / Toon Tellegen en Ingrid Godon (ill.) (Lannoo, 2011)
DOOD Mijn vader ging dood - ik was toen zeven dat was heel erg, maar erger was: die ochtend had ik hem geen kus gegeven. Ik kwam die dag voor de eerste maal van school thuis met een tien voor taal; had hij geen dagje kunnen wachten? Later ging ook nog mijn broertje dood. Ik heb gehuild, kon hem niet missen, ‘k was toen al banger voor de dood/ Ik heb van hem een foto en angstig ben ik nog het meest, dat als ik ouder word geen mens meer zien zal dat wij broertjes zijn geweest. En als er écht een hemel is en als ik daar woon, dan is mijn vader net mijn broertje en mijn broertje net mijn zoon. In: Hou van mij / Ted van Lieshout (Leopold, 2009)
Aan tafel blijft een stoel in stilte wachten. Er staat opzichtig een bord dat er niet hoort. Ook de orde in het bestek is verstoord. Mam dient het eten op. Ze houdt zich groot. Ze leert ons verliezen aan precies de verkeerde vrienden, of aan de dood. Mettertijd zullen wij ruimer gaan zitten. In: Kun je de dood ook groeten? / Ted van Lieshout (Kok, 2003)
KJV 2013-2014 (GROEP 4) Pita en Svenne: de vader met de grote schoenen / Moni Nilsson (door Els Debuyck)
Auteursinfo Moni Nilsson werd in 1955 in Athene geboren, maar de familie Nilsson verhuisde al snel naar het Zweedse Kungsholmen. Moni schreef ruim twintig kinderboeken die inmiddels in meer dan twintig talen zijn vertaald. In Nederland kent men Moni vooral van de verfilmde serie Tsatsiki. Volgens Moni Nilsson is het mooiste van verhalen dat je als lezer in het hoofd van een personage kunt kruipen en zijn of haar gedachten en gevoelens kunt meemaken. Dat helpt veel kinderen – en volwassenen – met ervaringen en gevoelens die ze heel lastig vinden. www.moni.se Kort samengevat Pita is 12. Haar ouders zijn een jaar geleden gescheiden, maar eigenlijk gaat het opperbest met haar. Ze is al haar hele leven beste vrienden met Senne. Die doet gewoon zijn zin. Hij zoekt parallelle werelden, maakt zich niet druk over de kleren die hij draagt en zegt wat hij denkt. Dat doet Pita ook, hoewel zij zich achteraf toch zorgen maakt over wat de mensen van haar zullen vinden. Personages Pita & broer Bento De ‘lastige’ oma van Pita Svenne & broer Tex Lino Bespreking Over ‘Ik vind…’ (één van mijn stokpaardjes) Beste begeleider, laat de lezers als je praat over boeken altijd beginnen met ‘Ik vind…’ en niet met ‘Het is…’ Wie met ‘Ik vind…’ begint, toont meteen respect voor de mening van de ander.
(Zie ook de Methode Chambers op www.kjv.be/begeleiders/handboek.php) Basisvragen
Wat vond je leuk, mooi of goed aan dit boek? Waar had je meer over willen lezen? Wat is je opgevallen? Was er iets wat je vreemd vond? Was er iets dat je nog nooit in een boek bent tegengekomen?
Algemene vragen
Wat vind je van de cover, de lay-out (aan het begin van elk hoofdstuk drie woorden groot gedrukt, pagina’s vetgedrukt, voldoende wit tussen de regels door…) Toen je het boek voor het eerst zag, had je toen meteen zin om erin te lezen? Vertel. Als de schrijver je zou vragen wat er anders of beter had gekund, wat zou je dan zeggen? Welke stukjes in het boek lijken het meest op het echte leven? Ging je door het boek je eigen ervaringen met andere ogen bekijken? Welke stukken van het verhaal herinner je je het best? Wat ga je anderen over het boek vertellen? Zou je het nog eens willen lezen?
Speciale vragen
Wie vertelt het verhaal? Welke verhaalfiguur boeide jou het meest? Kwam je te weten hoe de verschillende figuren in het verhaal dachten of voelden? Papa blijkt uiteindelijk schoenmaat 37 te hebben (grote schoenen, kleine voeten). Biedt dit gegeven (de veel te grote schoenen) een meerwaarde voor het verhaal? Waar gaat dit eigenlijk echt over? Wordt dit duidelijk naar het einde toe? Je leest verschillende keren in het boek dat Pita’s vader succesvol is. Merk je dat in het verhaal? In het boek komen dingen aan bod waar je enkel met goede vrienden, met een volwassene die je goed kent… over praat. Vonden de lezers die stukken leuk om te lezen, goed geschreven, herkenbaar, een meerwaarde…? Verder uitweiden hierover hoeft niet, tenzij iemand dat graag wil. Bijvoorbeeld: p. 52 waarin Pita voor het eerst ongesteld wordt p. 57 over maandverband of tampons gebruiken over zoenen, flirtspelletjes, spelletjes als doen-durven-of-de-waarheid p. 78-79 over Pita die aan mama vertelt hoe het voor haar voelt om verliefd te zijn p. 68-70: stukje voorlezen over grove reacties die Pita en Lino geven op hun juf, op de vriendinnen van Pita’s vader
Begrijp je dat wat Pita’s gevoelens voor Lino anders zijn dan die voor Svenne? Hoe zou jij het verschil tussen vriendschap en verliefdheid uitleggen?
Filosoferen Hier is geen plaats voor anekdotes of persoonlijk ik-verhalen. Vraag de kinderen om duidelijke argumenten. Alle antwoorden zijn juist. Iedereen is volledig vrij om deel te nemen aan de discussie of niet. (Zie ook Filosoferen met kinderen op www.kjv.be/begeleiders/handboek.php) Het spreekt voor zich dat bij deze onderwerpen het begrip ‘vriend’ zowel voor jongens als voor meisjes geldt. Vriendschap
Wat is een vriend? Heb je vrienden nodig? Bestaan er verschillende soorten vrienden? Moet je alles vertellen aan je beste vriend? Hebben goede vrienden dezelfde interesses? Moet je een vriend vaak zien? Moet een vriend ongeveer je eigen leeftijd hebben? Moet je iemand lang kennen voor het een echte vriend kan worden? Blijft vriendschap eeuwig duren?
Verliefdheid Laat iemand p. 104-107 voorlezen als inleiding.
Wat is verliefd zijn? Kan je verliefd zijn zonder het zelf in de gaten te hebben? Kan je aan iemand anders merken dat hij/zij verliefd is? Kan je verliefdheid voelen? Hoe voelt het? Voelt het voor iedereen hetzelfde? Zijn er mensen die nooit verliefd worden? Zijn er mensen die heel vlug verliefd worden? Blijft verliefdheid eeuwig duren? Is verliefdheid hetzelfde als liefde?
Uitspraken Wat vinden de kinderen van de volgende uitspraken? Je kan ze op strookjes papier zetten. Laat de kinderen lukraak een strookje kiezen en voorlezen. Wie wil, kan reageren.
p. 34-35: ‘Er bestaat niks ergers dan dat ze rotdingen over je ouders zeggen. De enige die rotdingen over je ouders mag zeggen, ben je zelf.’ p. 36: ‘Soms is Svenne ontzettend kinderachtig. Maar dat geeft niet. Als je twaalf bent heb je het recht om kinderachtig te zijn. Dat lijkt me tenminste de hele bedoeling van kind zijn. Stel
dat Svenne niet kinderachtig was, en zich als een volwassene zou gedragen. Dan zou ik in elk geval geen zin hebben om met hem om te gaan.’ p. 38: ‘Het mooie van een scheidingskind zijn is dat je ouders geen ruzie maken over je opvoeding. Die vergeten ze als het ware. Ze hebben zoveel andere dingen aan hun hoofd. Werken en boodschappen doen en eten koken en in het bos wandelen en sporten en verliefd worden. (Dus probeer ik om Bento zelf maar op te voeden – als ik eraan denk.)’ p. 46: ‘Soms is het niet zo makkelijk best friends met Svenne te zijn. Want de meeste mensen vinden hem een nerd. Zij zien niet wat ik zie. Namelijk dat hij de coolste, leukste slimste en aardigste jongen van de hele wereld is. Svenne trekt zich niks aan van wat de mensen denken. Maar ik doe dat toch wel, want A) Het voelt niet lekker in je maag als mensen om je vriend lachen en B) Je wilt niet zelf als alien bekendstaan (ik weet dat het vreselijk is om zo te denken).’ p. 53: ‘Ik hou van psycho’s.’ p. 62: ‘Svenne is zo’n jongen die door de leraren of heel aardig gevonden wordt, of helemaal niet. […] Zelf ben ik iemand die door de leraren niet aardig maar ook niet onaardig gevonden wordt.( p. 65: ‘Eén ding vind ik gek. Ook al vind ik Lino stom, hij is de enige die me kan laten blozen. En suffe dingen laat zeggen. Als ik in mijn fantasie met hem praat, gaat het net zo makkelijk als met Svenne, of met wie dan ook. In mijn fantasie kan ik over muziek, tv-programma’s en over de liefde praten. Maar als ik in het echt met hem praat, klink ik ontzettend stom, als er al iets uit mijn mond komt.’ p. 75: ‘Zij (mama) zegt dat papa soms niet ouder is dan twaalf. Een klein, verdrietig, onzeker jongetje dat het haat om alleen te zijn. En dat mijn vader daarom zoveel vriendinnen heeft, maar dat ze geen van allen goed genoeg zijn om dat hij diep vanbinnen vindt dat hij zelf niet goed genoeg is. Ik ben echt blij dat ik vind dat ik goed genoeg ben, ondanks mijn lelijke, steile haar.’ p. 110: (Pita tegen haar vader) ‘Waarom draag je dan in vredesnaam zulke grote schoenen?’, vroeg ik. ‘Zo... Zo… zodat niemand kan zien wat een klein mannetje ik eigenlijk ben,’ zei papa. ‘Je bent niet goed wijs,’ zei ik. ‘Dat hangt toch niet van je voeten af!’
Wat vind je van… Leg kaartjes op de grond met daarop deze termen: DE WOORDKEUZE DE GEVOELSWAARDE DE ZINSBOUW HET VERHAALTEMPO DE ORIGINALITEIT DE PERSONAGES BLANCO KAART De kinderen zeggen ‘Ik vind…’, nemen een kaartje, lezen wat erop staat, en maken hun zin af. De begeleider en de anderen reageren, vullen aan, lichten toe…
Activiteiten Lijstjes aanvullen Vul aan (vertellen of noteren):
p. 11: ‘Een belangrijke regel bij het mensen-op-hun-hoofd-spuug-spel is om niet naar beneden te klimmen als ze hebben ontdekt dat ze zijn bespuugd. Als ze je ontdekken moet je heel simpel: …’ p. 20: ‘We houden van jullie, maar…’ p. 26: ‘Dingen die goed zijn van dicht bij allebei je ouders wonen: …’ p. 85: wat is goed en slecht aan een scheidingskind zijn?
Parallelbril Svenne maakt een parallelbril want hij zoekt naar parallelle werelden (p. 28). De kinderen kunnen een bril ontwerpen waaraan te zien is wat hun hobby/interesse is. Tsatsiki Wie heeft zin in andere boeken van deze auteur? In de bibliotheek vind je vast de boeken over Tsatsiki. Onderbroeken ‘Toen Lino eindelijk zijn portiek uit kwam, kreeg ik zulke zweethanden dat mijn handen van de takken gleden en ik uit de boom viel. … Helaas had ik een rok aan. De rok lag meer rond mijn hoofd dan rond mijn benen. Lino staarde naar mijn roze onderbroek met hondjes. (Een cadeautje van oma. Ik heb geen flauw idee waar ze al die lelijke onderbroeken vandaan haalt. Ik heb hoe dan ook de lelijkste en kinderachtigste onderbroeken van de hele klas).’ (p. 81) Kunnen de kinderen zo’n kinderachtige onderbroek tekenen? Of tekenen ze liever hoe hun lievelingsonderbroek eruit ziet? Papier, stiften, kleurpotloden… laat de fantasie maar werken. Je kan op het einde de onderbroeken aan een waslijn hangen, met prijskaartjes of soldenlabels, etiketjes met de naam van de ontwerper… Spiegelen Zou het moeilijk zijn om in een gespiegeld huis je weg te vinden? Laat iemand een parcours afleggen. Iemand anders legt datzelfde parcours in spiegelbeeld af. Of ga per twee tegenover elkaar staan. Spreek af wie begint met de bewegingen. De ander doet die bewegingen na in spiegelbeeld… (Je kan dit ook op muziek doen.) Je kan ook één iemand de bewegingen laten voordoen, waarna de rest van de groep ze nadoet. Namen Wat vinden de lezers van de namen uit het boek? Pita, Svenne, Bebbe, Linea, Svante, Bertil, Sebbe… Zijn ze blij met hun eigen naam? Weten ze wat die betekent? Welke (soort) namen horen ze graag? Welke helemaal niet?
Auteurs uit verre landen Moni Nilsson is een Zweedse auteur die al veel prijzen gewonnen heeft. Welke auteur zouden de kinderen een prijs willen geven? Som samen zoveel mogelijk auteurs op… Weten de kinderen welke auteurs Belg zijn, welke niet? Doe hetzelfde met illustratoren…
KJV 2013-2014 (GROEP 4) Spinder / Simon van der Geest (door Emilie Vanpeteghem)
Auteursinfo Simon van der Geest (1978, Gouda) groeide op in een piepklein dorpje tussen de weilanden. Na de middelbare school ging hij een jaar naar Noorwegen. Daar ontdekte hij dat hij in toneelstukken wilde spelen. Hij deed de theaterdocentenopleiding maar kwam er al gauw achter dat hij het misschien wel nog leuker vond om toneelstukken te schrijven. Dus ging hij de toneelschrijfopleiding doen. Hij ontdekte dat hij niet alleen toneelstukken, maar ook graag verhalen en gedichten voor kinderen schrijft. Dat doet hij nu. Verder geeft hij theaterles aan jongeren en kinderen en werkt hij als acteur voor de politie en het leger. Geel gras was zijn debuut. Voor zijn Odysseebewerking Dissus kreeg hij een Gouden Griffel. (Bron: Querido)
www.simonvandergeest.nl Kort samengevat Hidde heeft een insectenverzameling in de kelder en nu wil zijn broer die kelder inpikken. De jongens verklaren elkaar de oorlog. Hidde heeft geen schijn van kans tegen zijn grote broer Seppe. Maar Hidde heeft één wapen: een verschrikkelijk geheim dat de broers al een paar jaar bewaren. Vragen over het verhaal
Is het verhaal voorspelbaar of juist helemaal niet? Vind je het origineel? Wilde je verder lezen? Waarom? Wilde je weten hoe het verder ging en hoe het zou eindigen? Is Spinder een vrolijk boek? Moet je erbij lachen of huilen? Of beide? Kan je voorbeelden geven?
Omslagillustratie De cover lijkt op een schrift.
Vind je dit een aantrekkelijke cover? Is het een opvallende cover?
Openingszin Schrijf deze zin op een groot blad. Laat de kinderen de openingszin nog eens lezen. ‘Je weet niet wat je in handen hebt. In dit schrift dat jij nu vasthoudt heb ik de oorlog beschreven tussen mij en mijn broer.’
Is dit een goede openingszin? Heb je meteen zin om verder te lezen? Wil je weten hoe het verder gaat? Met andere woorden, maakt deze zin je nieuwsgierig naar meer?
Titel Schrijf op een vel papier: ‘Vlinder + Spin = Spinder’. Noteer daaronder: ‘Het was natuurlijk een dom plan. Je moet zoiets niet lijmen, maar hechten. Met naald en draad. En dat is te moeilijk.’
Hoe komt Spinder aan zijn naam? Vind je dit een goed gekozen titel voor het boek?
Het geheim en de oorlog Met deze citaten kan je een gesprek starten over het geheim en de grote oorlog. Mogelijke vragen:
Waarom vertellen de jongens hun geheim niet? Broers en zussen ruziën wel vaker, maar waarom escaleert deze ruzie in een regelrechte oorlog? Kies je partij voor een broer? Of begrijp je ze allebei?
Citaten:
‘Misschien hoopte ik dat hij zou schrikken als ik kon zeggen: “Ik heb je Geheim verraden.”” (p. 146) ‘Hij schold en schreeuwde, hij noemde me verrader, hij liep rood aan, hij vloekte. […] Het was geen broer meer, het was een monster dat zich brullend naar binnen probeerde te wurmen door de spleet.’ (p. 150) ‘“Het is jammer, weet je, wij twee,” zei hij zacht. “Een andere tijd, een andere dinges en we waren een bandje geweest. Twee broers met een eigen studio. Eigen nummers, samen optreden, stel je voor.”’ (p. 178) ‘En hoe erg ik hem ook haatte, hoe erg ik zijn getreiter ook zat was, nu hij dit zei, wilde ik hem vasthouden. Ik wilde mijn armen om hem heen slaan.’ (p. 178) ‘Wat is dit? Wat is dat voor broer?’ (p. 188) ‘Jij kijkt zo donker uit je ogen, net als je broer. En je deed ook net zo gemeen.’ (p. 191) ‘Ik staarde naar die jongen die daar onder aan de trap lag, en ik zag Ward. Het was Jeppe. Maar ik zag Ward.’ (p. 198) ‘Ik moet het vertellen om juist te laten zien dat Jeppe geen monster is.’ (p. 200) …
De sluipwesp ( p102, p202)
Wat vinden jullie van al die vergelijkingen tussen mensen en insecten? Vinden jullie de vergelijking van Jeppe met een sluipwesp terecht? p. 202: het geheim is de sluipwesp
Illustraties Het boek staat bomvol tekeningen van insecten, plannetjes, krabbels, oorlogsverklaringen… Kopieer verschillende illustraties. Start een gesprek:
Wat vind je van deze combinatie? Wat vind je van de illustraties in het boek? Passen de illustraties bij het verhaal? Sluiten de tekeningen aan bij de sfeer van het verhaal? Waarom (niet)?
Personages De belangrijkste personages zijn: Hidde, Jeppe, Ward, mama, Lieke, Bor.
Welk personage vind je het leukst en waarom? Welke invloed hebben de personages op elkaar? Zijn alle personages even belangrijk? Zou je een personage kunnen weglaten? Waarom (niet)?
Wat weet je over dit personage? Wat vind je van dit personage? Hoe zou je dit personage omschrijven? Zou je je ermee kunnen identificeren of liever met iemand anders? Kan je ook aangeven waarom?
Citaten Je kan enkele belangrijke gebeurtenissen en gevoelens uit het verhaal aan de hand van citaten bespreken:
‘En gek dat Jeppe en ik ooit zo samen waren. Dat past nu bijna niet meer in mijn hoofd.’ (p. 24, de relatie tussen Jeppe en Hidde) ‘Ik bestudeerde mam. Ze had iets weg van de oorwurmen die gisteren zo heen weer renden met hun eieren. Oorwurmen zijn een van de weinige insecten die wel voor hun larfjes zorgen en de eitjes streng bewaken.’ (p. 60, mama) ‘Ze zag me.’ (p. 161, mama) ‘Nee, doodgaan is niet eng. Ik denk het niet. Als ik dood ben lig ik onder de grond, tussen de dieren die ik zo goed ken, tussen mijn vrienden. […] Ze komen met hele families. Ze vieren een groot feest, en ik ben het feest. Ik voer ze. Net als nu. Ik voer ze tot ik op ben.’ (p. 61)
‘Er klopt iets niet. Ik heb een gek gevoel in mijn maag, alsof ik een stomp heb gehad. Lieke zit in mijn klas. Ik heb haar mijn kelder laten zien. Ik heb haar hier uitgenodigd of niet soms?’ (p. 95) ‘Wat zou Ward ervan vinden als ik Jeppe te grazen zou nemen door het Geheim te vertellen? Zou hij dat graag willen? Of juist niet?’ (p. 99) ‘Wist ik maar hoe dat moest, jezelf wegmaken. Onzichtbaar. Stel je voor. Dan hoef ik niet meer bang te zijn dat Jeppe me grijpt. Aan de andere kant ben ik al onzichtbaar. In ieder geval voor Lieke, die kijkt dwars door me heen.’ (p. 99) ‘Lieke zong met haar ogen dicht. Ze zong alsof ze alleen was. Ze glimlachte. Het was niet ineens niet meer gewoon een meisje uit mijn klas. Ze was jaren ouder.’ (p. 111) ‘Terwijl ze haar fiets onder het afdakje zette mompelde ze dat ze dit er niet bij kon hebben. […] Ze zei dat ze rust zocht en meer van dat soort dingen.’ (p. 117) ‘Het is het enige waarin we op elkaar lijken. Dat we meisjes niet begrijpen.’ (p. 131) ‘Hij schold en schreeuwde, hij noemde me verrader, hij liep rood aan, hij vloekte. […] Het was geen broer meer, het was een monster dat zich brullend naar binnen probeerde te wurmen door de spleet.’ (p. 150) ‘Hoe harder we wegrennen, hoe harder het ons inhaalt.’ (p. 161) ‘“Het is jammer, weet je, wij twee,” zei hij zacht. “Een andere tijd, een andere dinges en we waren een bandje geweest. Twee broers met een eigen studio. Eigen nummers, samen optreden, stel je voor.”’ (p. 178) ‘En hoe erg ik hem ook haatte, hoe erg ik zijn getreiter ook zat was, nu hij dit zei, wilde ik hem vasthouden. Ik wilde mijn armen om hem heen slaan.’ (p. 178) ‘Wat is dit? Wat is dat voor broer?’ (p. 188) ‘Jij kijkt zo donker uit je ogen, net als je broer. En je deed ook net zo gemeen.’ (p. 191) ‘Ik staarde naar die jongen die daar onder aan de trap lag, en ik zag Ward. Het was Jeppe. Maar ik zag Ward.’ (p. 198) ‘Ik moet het vertellen om juist te laten zien dat Jeppe geen monster is.’ (p. 200) …
Thema’s Vraag de kinderen om een thema te kiezen dat zij aan het boek zouden koppelen (bijvoorbeeld eenzaamheid of vriendschap). Aan welke elementen uit het verhaal denken ze bij dit thema? Bijvoorbeeld: oorlog, gezin/familie, insecten, ruzie, dood, verdriet, verliefdheid, overleven Recensies Hieronder vind je enkele citaten uit recensies die je kan bespreken met de kinderen. Zijn de kinderen het eens met de recensenten of juist niet? Waarom wel? Waarom niet? Je kan de recensies eventueel op fiches printen en ze één voor één bespreken met de kinderen. ‘Maar het verhaal grijpt op meerdere niveaus prachtig in elkaar, de jongens komen tot leven en alles is opgeschreven in zinnen om van te smullen.’ http://www.basmaliepaard.nl/publicaties/trouw-recensie/spinder
‘Spinder is een beklemmend, triest boek, maar zonder tranentrekkerig te zijn. Triest, maar ook hoopvol.’ http://boekenboekenboeken.blogspot.be/2012/07/simon-van-der-geest-won-in-2011-de.html ‘De stilistische brille van Gouden Griffelwinnaar Simon van der Geest is zichtbaar in de tekening van zijn hoofdpersoon, een jongen die denkt in insectenvergelijkingen: ‘Had ik maar een angel. Of giftige haartjes met jeukpoeder zoals de pagerups. Of bidsprinkhaanboksarmen.’ Verder is de taal direct en helder, passend bij de vorm: Spinder is Hiddes logboek van een onbarmhartige maand, die van begin tot einde bloedstollend en onvoorspelbaar verloopt.’ http://thomasdeveen.wordpress.com/2012/04/06/recensie-in-nrc-boeken-simon-van-der-geestspinder ‘Het verhaal heeft soms iets weg van een achtbaan, die veel tijd nodig heeft om op gang te komen en daarna weer erg abrupt tot stilstand komt. Ook die stijlfiguren kunnen soms wat minder gekunsteld: na drie homerische vergelijkingen tussen mensen en insecten weten we het wel. Van der Geest heeft daardoor nog niet die verbluffende natuurlijkheid van de grootmeesters van de vorige eeuw, waarmee hij soms zo schaamteloos wordt vergeleken. Maar met Spinder komt hij wel behoorlijk dicht in de buurt.’ http://www.volkskrant.nl/wca_item/boeken_detail/453/219202/Spinder.html Spinder is een bevestiging van het grote talent, de taalvirtuositeit en vooral de originele geest van Simon. http://www.jaapleest.nl/recensies/jeugdboek/het-geheim-een-sluipwesp-die-alles-kapot-maakt Tot slot
Zou je nog boeken van deze auteur willen lezen? Wat hebben jullie het meest onthouden van dit verhaal? Heb je iets geleerd uit het verhaal?