PERSVERKLARING: Nieuwspoort donderdag 21 juni 2007 1. WELKOM Van harte welkom bij de persconferentie van de Stichting Wisselverlies.nl, die de start aankondigt van de nationale actie gericht op het krijgen van compensatie voor het koopkracht- en wisselverlies dat de Nederlandse burgers en bedrijven hebben geleden (en in de meeste gevallen nog steeds lijden) als gevolg van de te lage omwisselkoers van de Nederlandse gulden voor de euro.
2. VOORSTELLEN Allereerst wil ik u de mensen aan de tafel voorstellen: - André ten Dam, initiatiefnemer van de stichting, jurist en bedrijfskundige alsmede secretaris van de stichting. - De heer William Schonewille, advocaat van de stichting (onder meer bekend van de Dexia Legio lease zaak). Hij zal de stichting in de actie juridisch begeleiden. - Mijn naam is Pieter Dijkman, ik ben econoom, bancair adviseur en voorzitter alsmede woordvoerder van de Stichting wisselverlies.nl.
3. STICHTING (BELANGENBEHARTIGING / GÉÉN WINSTOOGMERK) De Stichting behartigt de belangen van diegenen die schade hebben geleden (en in de meeste gevallen nog steeds lijden) als gevolg van de te lage omwisselkoers van de Nederlandse gulden voor de euro. De stichting en dat wil ik onderstrepen is een ideële stichting zónder winstoogmerk. Een externe registeraccountant zal toezien op een correcte financiële gang van zaken binnen de Stichting en op de jaarverslagen.
4. HISTORIE ONTSTAAN WISSELVERLIES a. Nederland in de periode vóór de Euro Met het zogenoemde Akkoord van Wassenaar (1982) werd in Nederland tussen de overheid en de sociale partners de afspraak gemaakt om tot loonmatiging over te gaan ten einde de toen in het slop geraakte economie en de werkgelegenheid een impuls te geven. Als gevolg daarvan bleef de in de daaropvolgende twee decennia de prijzen en inflatie in Nederland laag, versterkte Nederland zijn concurrentiepositie (zowel op de binnenlandse markt als op de exportmarkt) en werd het gestelde doel bereikt: economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Die florissante ontwikkeling in Nederland stak in de jaren negentig van de vorige eeuw af bij de economische situatie in Duitsland (die de financiële gevolgen van de hereniging te verwerken kreeg) en in praktisch alle overige Europese landen (die ook met hun economie worstelden).
2
De hiervoor beschreven ontwikkelingen resulteerden vlak voor de invoering van de (girale) euro in 1999 in een fors intrinsiek sterker geworden Nederlandse gulden ten opzichte van de buitenlandse valuta. Omdat de Nederlandse gulden binnen het EMS gekoppeld was - als enige- aan de Duitse mark, werd dat echter niet vertaald in een hogere reële wisselkoers van de Nederlandse gulden. b. De onderwaardering van de gulden De gulden was destijds 12% tot 20% ondergewaardeerd t.o.v. van de D-mark. Dit blijkt uit economisch onderzoek van diverse banken naar de koopkrachtpariteiten tussen de gulden en de D-mark. De letterlijke conclusie van één van de rapporten (MeesPierson, augustus 1997) luidt: “Taking 1977 as the base year, this has now led to a substantially undervalued guilder, According tot the inflation differential, one guilder should now equal almost one D-Mark, and according to the GDP deflator and export prices the guilder should be valued even more highly. The same conclusions can be drawn if 1987 is used as the base year. Opmerkelijk is verder dat de overige euro-valuta ten opzichte van elkaar (binnen kleine marges) juist gewaardeerd waren. En ook de Duitse mark en de Amerikaanse dollar waren in evenwicht. Conclusie: De Nederlandse gulden was ondergewaardeerd t.o.v. de euro en de dollar! Belangrijk is om op te merken dat Nederland in 1997/1998 (vlak vóór de invoering van de euro in 1999), ook gewoon tot revaluatie (= opwaardering) van de Nederlandse gulden had kunnen overgaan. Immers het Verdrag van Maastricht sloot uitsluitend een devaluatie (= afwaardering) van de munt op eigen verzoek van een aan de euro deelnemend land uit. Conclusie: Revaluatie van een munt was volgens het Verdrag gewoon mogelijk! c. Erkenning onderwaardering gulden De wisselkoersverhouding is in april 1998 vlak voor de fixing van de gulden in de euro in de Tweede Kamer aan de orde gesteld. De minster van Financiën heeft toen gezegd dat de gulden juist gewaardeerd was t.o.v. euro. Op 30 april 2005 geeft dhr. Brouwer van DNB in een kranteninterview voor het éérst toe dat de gulden ondergewaardeerd is bij de invoering van de euro. De minster van Financiën heeft bij Barend en van Dorp in 2005 erkend dat de gulden was ondergewaardeerd maar bleef ontkennen dat er in 1998 vragen gesteld zijn in de tweede kamer. Vervolgens heeft de minister na de publicatie van het CPB zijn woorden over erkenning weer ingetrokken. Tenslotte is er een artikel in Het Parool (tevens in de Haagsche Courant) van 17 mei 2005 waarin door het ministerie van Financiën wordt verklaard dat de minister in 1998 op de hoogte was van onderwaardering maar dat hij toen loog “in het landsbelang”.
3
Wat waren dan de politieke afwegingen om te liegen in het landsbelang en wat was dan dat landsbelang? Daar kunnen wij natuurlijk alleen maar naar gissen. Feit is dat door toedoen van een te lage koers voor de gulden de Nederlandse burgers en bedrijven grote schade hebben geleden. d. De onvrede bij de Nederlanders De onvrede bij de Nederlanders is dan ook zeer groot over de invoering van euro en met name over de - als gevolg daarvan - gestegen prijzen. De Nederlander heeft het idee dat hij minder heeft te besteden en dat blijkt ook het geval te zijn. Maar ook dit wordt steeds ontkend. De prijzen van het CBS komen niet overeen met praktijkonderzoek van HP/De Tijd en het gevoel van de Nederlander. Het is ook merkwaardig dat het CBS stelt dat de woonlasten zijn gedaald terwijl in de periode 1998 t/m 2003 de huizenprijzen (volgens het kadaster) met 65% zijn gestegen, bij min of meer gelijkblijvende rente. Zelfs prof. Heertje laat zich in het amusementsprogramma de Eurometer (juni 2007) verleiden door de stijging van de prijzen aan het eurogevoel te wijten. Merkwaardig want de euro is al in 1999 ingevoerd en de sterke importinflatie was in 2000 en 2001 al meetbaar.
5. HET VOORONDERZOEK Sinds de erkenning in 2005 van de onderwaardering van de gulden is er onder aanvoering van initiatiefnemer André ten Dam vooronderzoek gedaan naar de gevolgen van de invoering van de euro voor de koopkracht van de Nederlanders, hetgeen o.a. heeft geleid tot een berekening van het geleden koopkrachtverlies.
6. KOOPKRACHTVERLIES Hoe is dit verlies opgebouwd? Nominaal inkomensverlies Een Nederlander die in 1998 een netto salaris had van hfl 30.000,-- per jaar, had bij een juiste wisselkoers van stel € 0,50 = € 15.000,-- netto inkomen gehad. In werkelijkheid heeft deze Nederlander een wisselkoers van € 0,45 = € 13.500,-- netto inkomen gekregen. Ofwel een koopkracht verlies van € 1.500 per jaar. Als Nederland een gesloten economie zou zijn dan maakt dit geen verschil, want dan dalen ook de prijzen, echter Nederland is een open economie en sterk afhankelijk van het buitenland. 60% van de Nederlandse binnenlandse consumptie komt uit het buitenland. Het buitenland heeft wel hogere prijzen. Ceterus Paribus zal deze Nederlander te maken hebben gehad in 1999 met een kostenverhoging van 60% van € 1.500 per jaar. (Bij onze berekening gaan wij voorzichtig uit van een onderwaarderingspercentage van 12%)
Een ander sprekend voorbeeld: een Nederlander met een spaarsaldo die op 1 januari 1999 is geëmigreerd naar Amerika, lijdt op zijn spaargeld direct een verlies van 12-20%. Stel dat dit nu een Nederlandse boer zou zijn geweest, die het zat was in Europa, zijn boerderij en veestal heeft verkocht en naar Canada is geëmigreerd in 1999.
4
Zijn bedrijf heeft hij verkocht voor 1 miljoen gulden. De boer had 500.000 euro moeten ontvangen en ontvangt slechts 450.000 euro: een verlies van 50.000 euro dankzij een foutieve invoeringskoers van gulden naar euro. (Bij onze berekening gaan wij voorzichtig uit van een onderwaarderingspercentage van 12%)
Koopkrachtverlies Het koopkrachtverlies is uiteindelijk veel hoger geworden door de verstoring van het evenwicht tussen vraag en aanbod, in een op oververhitting afstevenende Nederlandse economie eind jaren negentig. In 1997 hebben zowel IMF als OESO Nederland daarvoor uitdrukkelijk gewaarschuwd en aanbevolen om afremmende maatregelen te nemen. Revaluatie van de gulden was daarbij een uitgelezen kans, om de Nederlandse economie weer in rustiger vaarwater te krijgen en een stabiele economische en inkomensontwikkeling te garanderen. Dat is helaas echter niet gebeurd. De grote prijsstijging door invoering van dure producten uit het buitenland werd in korte tijd zo groot dat daarmee de economie werd verstoord. Het gevolg was dat de prijzen in Nederland veel sneller stegen dan bijvoorbeeld in de rest van Europa. De prijsstijgingen zijn in de lonen gecompenseerd op basis van het prijsindex cijfer van de consumptie. Echter wij betwijfelen ten zeerste of de cijfers van het CBS representatief zijn voor de gemiddelde burger of bedrijf. Deze twijfel wordt door velen gedeeld, waaronder prof. dr. Vermeend (hoogleraar economie aan de Rijks Universiteit Groningen en voormalig staatssecretaris van financiën). Uit het onderzoek van HP/De Tijd blijkt bijvoorbeeld dat de inflatie 49% bedroeg in de periode van 1998 tot en met 2003. Vooralsnog gaat wisselverlies.nl in haar rekenvoorbeelden uit van deze percentages. Wij hebben het koopkrachtverlies vervolgens berekend voor de volgende doelgroepen. 1.
de AOW-er
Koopkrachtverlies 1999 t/m 2007 Structureel koopkrachtverlies 2.
de CAO-werknemer
Koopkrachtverlies 1999 t/m 2007 Structureel koopkrachtverlies 3.
: 164% huidig inkomen (2007) : 27% huidig inkomen (2007)
de gepensioneerde zelfstandige afhankelijk van lijfrente uitkering (zonder inflatiecorrectie)
Koopkrachtverlies 1999 t/m 2007 Structureel koopkrachtverlies 4.
: 149% huidig inkomen (2007) : 24% huidig inkomen (2007)
: 252% huidig inkomen (2007) : 39% huidig inkomen (2007)
de Spaarder
Koopkrachtverlies in 2007
: 33% spaarsaldo
(Zie www.wisselverlies.nl, Rekenvoorbeelden)
5
In de zojuist besproken voorbeelden hebben wij dus het koopkrachtverlies voorgerekend, dat wil niet zeggen dat het koopkrachtverlies ook het wisselverlies is, want er zouden daarbij ook nog andere invloeden een rol gespeeld kunnen hebben. De voorlopige conclusies van ons vooronderzoek geven aan dat mogelijke andere invloeden beperkt van omvang zijn in relatie met de ondergewaardeerde gulden bij invoering van de euro. Vanzelfsprekend zullen wij ook aan dit punt aandacht besteden in het nadere onderzoek.
7 . AANPAK VAN DE ACTIE WISSELVERLIERS.NL a.
Allereerst de verjaring stuiten van de deelnemers van de stichting. Door dit collectief te doen kan dit tegen geringe kosten en heeft dit grote voordelen ten opzichte van een individuele stuitingsprocedure door burgers en bedrijven. Mede daarom is het van belang dat zoveel mogelijk burgers en bedrijven zich aanmelden.
b.
Nader economisch onderzoek. De stichting twijfelt ernstig aan de representativiteit van de CBS-cijfers in de periode 1999-2005. Naast de beoordeling van de CBS-methode wil de stichting een onderzoek naar de werkelijke prijsinflatie laten verrichten. Lees een second opinion. Aanleiding hiervoor is o.a. het onderzoek van HP/De Tijd die in de periode van 1998-2003 49% inflatie heeft vastgesteld. Zelf heeft de stichting inmiddels een aantal voorbeelden waaruit wij opmaken dat de inflatie véél hoger moet zijn geweest. Neem bijvoorbeeld de zojuist genoemde prijsontwikkeling van de huizen en afgeleid daarvan de woonlasten. CBS stelt dat deze zijn gedaald als gevolg van de lagere rente. De rente is in deze periode gemiddeld gelijk gebleven terwijl de huizenprijzen met 65% zijn gestegen. Vooral in het jaar 1999 en 2000. Het zijn maar voorbeelden maar deze geven ons aanleiding om nader prijzenonderzoek te gaan doen. Economisch onderzoek naar de koopkrachtschade van burgers en bedrijven als gevolg van de onderwaardering van de gulden ten tijde van de invoering van de euro alsmede gevolg koopkrachtschade, die direct aan deze onderwaardering is toe te rekenen en die is ontstaan door het doorschieten van de inflatie waar slechts een gedeeltelijke prijscompensatie in de lonen en uitkeringen tegenover heeft gestaan.
c.
Nadere bepaling van het definitieve koopkrachtverlies aan de hand van de uitkomsten van het prijzenonderzoek en het economisch onderzoek.
d.
Nader juridisch onderzoek. Het besluitvormingsproces van de totstandkoming van de bilaterale koersen (en dus van omwisselkoers van de gulden voor de euro) medio 1998 is een complexe aangelegenheid geweest. Bij dat besluitvormingsproces hebben zowel de EU als de Staat der Nederlanden een rol gespeeld en zijn daarom in het vooronderzoek van de Stichting de betrokken overheden. In het nadere onderzoek zal de Stichting haar pijlen daarom richten zowel op de EU als de Staat der Nederlanden als verantwoordelijke overheden.
6
8 . Nu wil ik het woord geven aan MR. SCHONEWILLE (hij zal op enkele punten een toelichting geven: (invulling mr. Schonewille)
9. WAT KUNNEN BURGERS EN BEDRIJVEN NU DOEN? Vanaf dit moment is de website van Stichting Wisselverlies.nl geopend. Wij hopen dat burgers en bedrijven het initiatief een warm hart toedragen en zich MASSAAL als deelnemer bij de Stichting zullen aansluiten. Want uitsluitend met veel deelnemers kan de Stichting resultaat boeken! De deelnemingsbijdragen betreffen € 25,-- voor een particulier en € 75,-- voor een bedrijf. Aanmelden kan (bij voorkeur) via de website www.wisselverlies.nl . Diegenen die niet over internet/email beschikken, kunnen (onder verstrekking van naam, adres en telefoon gegevens) een deelnemersformulier per post bij de stichting aanvragen: Stichting Wisselverlies.nl Aanvraag Deelnemingsformulier Postbus 356 2200 AH Noordwijk
Uitsluitend voor de deelnemers die zich bij de stichting hebben aangesloten, zal de verjaring door de stichting collectief worden gestuit. De Stichting heeft, zoals eerder gememoreerd, géén winstoogmerk en zal haar middelen besteden aan de belangenbehartiging van de deelnemers, de noodzakelijke onderzoeken, minnelijke acties en eventueel te voeren procedures. Indien aan het eind van de actie nog middelen overblijven, zullen deze eerst aan de deelnemers en daarna aan de sponsoren naar rato van hun inleg worden terugbetaald (zie website www.wisselverlies.nl). Ook is inmiddels uit uitspraken van de Hoge Raad bekend geworden dat deelnemers hun inleggeld kunnen terugkrijgen als de claim wordt toegekend. Nederlanders, meldt u daarom nu MASSAAL als deelnemer van de Stichting Wiselverlies.nl. Uitsluitend met veel deelnemers kunnen wij een sterke vuist maken. Immers wij willen ons geld terug maar kunnen dat alleen MET ZIJN ALLEN bereiken.
Tweede deel van de persconferentie bestaat uit vragen uit de zaal.