Persoonlijk verslag van dr. Lenglet Herdenking van 6 september 2004
Zeer geachte aanwezigen,
Mijn aanwezigheid hier en mijn spreken hier tijdens deze herdenkingsbijeenkomst is, zoals u bekend is, een gevolg van mijn zeer nauwe betrokkenheid bij de gebeurtenissen van 6 september 1944. Deze betrokkenheid is één van de redenen waarom ik onverbrekelijk aan Waalwijk verbonden ben. Die verbondenheid heeft mij direct instemmend doen antwoorden op het verzoek van u, Burgemeester De Geus, vandaag voor dit gezelschap een toespraak te houden, ter herdenking aan het drama, dat zich 6 september 1944 heeft afgespeeld. Ik ben er zeer dankbaar voor dat ik hier nu mag staan en spreken.
Precies zestig jaar geleden stond ik tezamen met Burgemeester Moonen, Joop Hoffmans en Vincent Hoffmans voor het Raadhuis. Op dit ogenblik herdenken wij het drama, dat zich daar in het begin van de middag heeft afgespeeld. Wij herdenken de executie van Burgemeester Moonen en van de gebroeders Hoffmans. Een fusillade waaruit Vincent Hoffmans levend ontkwam.
Ik vind dat wij hem hier het eerst moeten gedenken, omdat hij zijn verdere leven de ernstige lichamelijk en geestelijke gevolgen van de ontstellende spanning van de fusillade en de zware lichamelijke verwondingen daarvan en van de ontsnapping daarna heeft moeten dragen. Een zeer zwaar lot heeft hem zestig jaar geleden getroffen. De allergrootste bewondering moeten wij hebben voor hem, die zo moedig ruim veertig jaar dat lot gedragen heeft. Hierbij wil ik tevens denken aan zijn familie, die zijn lijden heeft meegedragen, maar die ook moest ondergaan en dragen het grote verdriet van de dood van hun broer Joop. Voor hen is het lijden, het verdriet ten gevolge van het drama van 6 september al zestig jaar aanwezig. Joop, nog zo jong en ook volkomen onschuldig, zoals de anderen, moet voor ons het teken zijn dat het bezit van absolute macht kan leiden tot moord op jong en onschuldig leven. Ook hem herdenken wij met ere. Een zelfde lijden is er ook al zestig jaar voor de familie van Burgemeester Moonen. En dit, ondanks het feit dat wij vanaf 6 september 1944 en op dit moment van de herdenking van zijn executie kunnen zeggen “Hij stierf als een groot man, beheerst en moedig en daardoor een blijvend voorbeeld voor ons allen”.
1
En daarbij moet ik vaststellen, hij was de redder van mijn leven. Dankzij hem sta ik hier: hij bewerkte mijn vrijlating, nadat ik een lange tijd mede veroordeeld was tot de executie. De enorme spanning, die ik in die uren heb doorgemaakt, hebben op mij een blijvende diep aan- en ingrijpende invloed gehad. Daarom is het spreken hier natuurlijk zeer emotioneel voor mij, maar ik wil het nogmaals doen, nadat ik al in 1984 de gelegenheid heb gehad in het openbaar dit drama te herdenken en daarbij uit te spreken de niet onder woorden te brengen dank ten aanzien van Burgemeester Moonen. Ik zei het reeds, deze 6 september gebeurtenis heeft mij onlosmakelijk aan Waalwijk gebonden en mijn noodzakelijke vertrek uit Waalwijk in september 1965 is dan ook een zeer grote cesuur in mijn leven geweest.
Het herdenken van het drama van 6 september 1944 is nodig, omdat deze gebeurtenis mede de geschiedenis van Waalwijk en speciaal de geschiedenis van de bevrijding van Waalwijk heeft bepaald. Maar hij is ook nodig omdat zo een ontstellende gebeurtenis, mogelijk geworden door de rechteloosheid waaronder wij allen tijdens de bezetting door de Duitsers gebukt gingen, steeds duidelijk moet maken dat zo’n toestand nooit meer mag ontstaan. Het allerergste is, als wij de toestand in de wereld bezien, dat zelfs zonder oorlogssituaties, zonder bezetting, er overal ter wereld nog steeds dergelijke drama’s zich afspelen. Er bestaat nog zo’n enorme rechteloosheid voor velen. Er worden dagelijks mensenrechten geschonden en er wordt nog dagelijks zonder vorm van proces geëxecuteerd.
Wij hier in Waalwijk kennen de gevolgen van rechteloos handelen van degenen, die de macht in handen hebben. Wij zullen de uitgesproken voorvechters moeten zijn voor de mensenrechten.
De willekeur van de fusillade van drie onschuldige mensen hier, zestig jaar geleden, komt duidelijk uit in de korte historische samenvatting, die ik als zeer nauw betrokkene van deze gebeurtenis wil geven.
Ik zal het verhaal geven, zoals het nog in mijn herinnering bestaat, waarin ik aan mijn emoties niet of zo min mogelijk vrij spel zal geven. Voorop moet ik stellen dat ik niet precies meer weet hoe lang ik van het begin tot het eind bij het drama betrokken ben geweest.
2
Het begon na mijn spreekuur. Ik was toen juist vijf maanden in Waalwijk als huisarts gevestigd. Ik ging als commandant van de Rode Kruis colonne naar de Rode Kruis hulppost onder het Raadhuis. Daar was alles in rep en roer ten gevolge van de gevangenneming van Burgemeester Moonen en de broers Hoffmans en van de dreiging met executie als de N.S.B landwachters, opgesloten door de Ondergrondse, niet binnen één uur vrijgelaten zouden worden. Duidelijk was niet wie mogelijkheden tot contact met de Ondergrondse had en wie er nu werkelijk contact had. Een bericht, of was het een gerucht, kwam op het politiebureau binnen. De N.S.B landwachters zouden heel gauw worden vrijgelaten. Op verzoek van de politie was ik bereid dit bericht aan de Duitse commandant over te brengen en tevens deed ik hem het verzoek niet tot executie over te gaan. Hierna ging ik naar mevrouw Moonen, wonende aan het Raadhuisplein, om haar bij te staan in de enorme spanning waarin ook zij wel moest verkeren. Bij haar waarschuwde ik telefonisch mijn echtgenote om te vertellen waar ik was. Na enige tijd, hoe lang weet ik niet meer, werd ik daar opgehaald door de SS. Zij wisten dat ik bij mevrouw Moonen was, omdat Burgemeester Moonen daartoe gedwongen door de SS, mijn echtgenote had gebeld om te vragen waar ik was. Zij was blij hem te kunnen vertellen dat ik bij zijn vrouw was, niet wetend wat de gevolgen konden of zouden zijn. De commandant was woedend, omdat mijn mededeling over de N.S.B landwachters niet juist was geweest en omdat ik niet de naam wilde noemen van degene die mij deze boodschap gegeven had. Ik werd daarom geplaatst bij degenen, die gefusilleerd zouden worden. Hoe lang ik daar gestaan heb weet ik ook niet meer. Een eeuwigheid lijkt het mij als ik alles naga wat ik daar overdacht heb, zeer kort schijnbaar toen het geluk van het “entlassen werden” beleefd werd. Dit “entlassen werden” van mij, volgde niet zo zeer op onze herhaalde betuigingen van onschuld als wel op het bepleiten van Burgemeester Moonen van de onschuld van de gebroeders Hoffmans en van mij. Waarom werd ik alléén vrijgelaten? Misschien heeft de Rode Kruis armband, die ik droeg, invloed gehad. Voordat de commandant mij liet gaan, hadden wij gevraagd om geestelijke bijstand. Deze werd eerst afgewezen, later toegestaan. Deken Hezemans is gekomen, nadat ik al weg was. Ook beleefde ik mee de zeer angstige ogenblikken, toen de afstand werd afgemeten voor één van de etalages van de Bieko om de plaats van het executie peloton te bepalen.
3
Op ons verzoek werd de executie weer uitgesteld. De N.S.B landwachters zouden toch worden vrijgelaten? En op verzoek van de onverschrokken Burgemeester Moonen werd daarna de plaats van de mogelijke executie bepaald achter het Raadhuis. Dit omdat anders zijn echtgenote en dochter alles zouden kunnen zien gebeuren. Na mijn vrijlating ben ik als een bijna gebroken man naar huis gefietst. Echter, nadat mijn vrouw mij gekalmeerd en getroost had, ging de telefoon. Van de Rode Kruispost was er de mededeling dat er gewonden waren achter het Raadhuis. De beide andere artsen waren niet bereikbaar of ondergedoken en of ik maar wilde komen helpen. Alle moed verzameld en op de fiets terug naar het Raadhuis door de straat waar vele gewapende Duitsers liepen. Achter het Raadhuis de ontstellende gevolgen van de executie, reeds door een laken afgedekt. De vluchtweg van Vincent volgend, vond ik hem in de sloot over de dijk. Met behulp van Rode Kruis helpers en van Zuster Irmgard, overste van het Sint Nicolaas Ziekenhuis, brachten wij Vincent naar het ziekenhuis. Vandaar bracht ik hem met de auto van Mulders-Sars naar het Groot Ziekengasthuis in Den Bosch naar Dr. Karthaus. Hier ben ik lang gebleven om de gevolgen van de executie te beoordelen en om bij de beginnende behandeling te zijn. ’s Avonds om tien uur pas thuis bij mij vrouw, voor wie 6 september 1944 ook tot een verschrikking was geworden en dat na de uitbundigheid van 5 september (mijn zevenentwintigste verjaardag) omdat wij met iedereen dachten op die “dolle dinsdag” al bijna bevrijd te zijn!
Enige jaren geleden heb ik de kinderen van de hoogste klassen van de Burgemeester Moonenschool verteld over Burgemeester Moonen en het drama van 6 september. Voor hen heb ik uiteraard vooral de moedig en vastberaden houding van Burgemeester Moonen belicht. Ik heb tegen deze kinderen gezegd: “moge Burgemeester Moonen een voorbeeld zijn van trouw aan zijn taak en ideaal, een voorbeeld van moed en kalmte in levensbedreigende omstandigheden. Een voorbeeld van een mens die gelooft, een mens die weet dat hij in zo’n situatie, zo vlak voor de dood, Gods hulp nodig heeft. Wij bidden dat hij zo’n voorbeeld altijd voor ons mag blijven en bidden wij ook dat ons land nooit meer door zo’n plaag geteisterd mag worden”. Het was zeer goed dat ik die gelegenheid had om dit alles over te brengen op de kinderen van de Burgemeester Moonenschool. Het is ook goed dat ik vandaag voor u allen deze herdenkingstoespraak mag houden, waarbij ik het volgende zéér sterk wil benadrukken. Een groot drama, teweeggebracht door de overheersers moet ons innerlijk zo bewogen doen worden, dat wij de meest vurige voorvechters voor werkelijke vrede zijn.
4
En zo’n werkelijk vrede is alleen mogelijk door de onderlinge liefde van alle mensen tot elkaar en dan ook werkelijk alle mensen, bruin, zwart, blank, gekleurd, Rus, Duitser, Amerikaan en alle andere mensen. Ieder mens is een schepsel Gods en als zodanig de moeite waard om lief te hebben.
Graag wil ik besluiten met een iets wat vrije bewerking van het slot van de indrukwekkende reden van Harry Mulisch op 5 mei 1984 in Wageningen ter herdenking van de capitulatie en het einde van de tweede wereldoorlog. “Weet dat het woord oorlog nu in deze tijd een gevaarlijke bagatellisatie inhoudt van wat straks werkelijk zou kunnen gaan gebeuren. Het einde van die oorlog zal nooit worden herdacht, want de moord op de toekomst zal tegelijk moord op het verleden zijn. Als de mensheid uitsterft, omdat de gehele wereld veranderd is in één radio actieve gaskamer, dan is alles voor niets geweest: dan had de wereld beter niet bestaan kunnen hebben”. Einde citaat. Mogen wij zo’n inferno met ons allen weten te voorkomen en moge het Waalwijkse 6 september drama, nietig vergeleken bij het ontzettend grote onrecht, dat dagelijks waar ook ter wereld gebeurt, ons inspireren tot de onderlinge vrede, die het begin moet zijn van de totale vrede.
5