NL
RAAD VA DE EUROPESE UIE
9406/13 (OR. en)
PRESSE 186 PR CO 25
PERSMEDEDELIG 3239e zitting van de Raad
Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport Brussel, 16-17 mei 2013 Voorzitters
de heer Ruairí Quinn minister van Onderwijs en Vaardigheden Frances Fitzgerald minister van Kinder- en Jeugdbeleid Pat Rabbitte minister van Communicatie, Energie en Natuurlijke Hulpbronnen Jimmy Deeniham minister van Kunst, Nationaal Erfgoed en het Gaelische Taalgebied (Gaeltacht) Michael Ring onderminister belast met Sport van Ierland
PERS Wetstraat 175 B – 1048 BRUSSEL Tel.: +32 (0)2 281 6319 Fax: +32 (0)2 281 8026
[email protected] http://www.consilium.europa.eu/press
9406/13
1
L
16.-17.V.2013
Voornaamste resultaten van de Raadszitting
Onderwijs De Raad heeft conclusies over de sociale dimensie van hoger onderwijs aangenomen. Hij heeft ook een openbaar oriënterend debat gevoerd over het verband tussen leerkrachten van de hoogste kwaliteit en het behalen van betere leerresultaten. Jeugdzaken De Raad heeft conclusies aangenomen over: het optimaal benutten van het potentieel van jongerenbeleid bij het verwezenlijken van de doelen van de Europa 2020-strategie de bijdrage van kwalitatief goed jongerenwerk tot de ontwikkeling, het welzijn en de sociale insluiting van jongeren. De ministers hebben ook een openbaar oriënterend debat over "Europa's jongeren: wat kan kwalitatief goed jongerenwerk voor bijdrage leveren aan de aanpak van de huidige uitdagingen?" Cultuur en audiovisueel beleid De Raad heeft Aarhus (Denemarken) en Paphos (Cyprus) aangewezen als de Culturele Hoofdsteden van Europa voor 2017, en Valletta (Malta) voor 2018. Hij heeft ook een algemene oriëntatie vastgesteld over het voorstel voor een besluit tot vaststelling van een actie van de Unie voor het evenement Culturele Hoofdsteden van Europa voor de periode 2020 tot 2033. De ministers hebben van gedachten gewisseld over culturele diversiteit in het kader van het toekomstige trans-Atlantische handels- en investeringspartnerschap tussen de EU en de VSA. De Raad heeft een openbaar oriënterend debat gehouden over de inzet van cultuur als optie voor zacht beleid in de externe betrekkingen van de EU.
9406/13
2
L
16.-17.V.2013 Sport De ministers kregen informatie van het voorzitterschap over de resultaten van de recente vergaderingen van het Wereldantidopingagentschap op 11-12 mei 2013 in Montreal. De Raad hield in dit verband een oriënterend debat over de rol van de overheid in de strijd tegen doping in de sport, waaraan werd deelgenomen door de directeur van het Amerikaanse antidopingagentschap (USADA), Travis Tygart. De Raad heeft ook conclusies over duale carrières voor sporters aangenomen. Voorts heeft de Raad zonder debat een nieuwe aanbeveling gegeven aan Cyprus over maatregelen met het oog op de reductie van het overheidstekort tot onder 3% van het BBP.
9406/13
3
L
16.-17.V.2013
IHOUD1
geen
BESPROKE PUTE ONDERWIJS ....................................................................................................................................... 6 Hoger onderwijs................................................................................................................................... 6 Onderwijsgevenden van hoge kwaliteit ............................................................................................... 7 Diversen ............................................................................................................................................... 9 – Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief ............................................................................................................................ 9 – Europese scholen ......................................................................................................................................................... 9 – “Erasmus voor iedereen” ........................................................................................................................................... 10 – Werkprogramma van het aantredende voorzitterschap.............................................................................................. 11 JONGERENZAKEN ......................................................................................................................... 12 Potentieel van het jongerenbeleid ...................................................................................................... 12 Kwalitatief goed jongerenwerk .......................................................................................................... 12 Diversen ............................................................................................................................................. 14 – Werkprogramma van het aantredende voorzitterschap.............................................................................................. 14 CULTUUR EN AUDIOVISUEEL BELEID..................................................................................... 15 Culturele hoofdsteden van Europa 2020-2033................................................................................... 15 Europese Hoofdsteden van Cultuur 2017 en 2018............................................................................. 16 Culturele diversiteit............................................................................................................................ 16 Cultuur in de externe betrekkingen .................................................................................................... 17 Diversen ............................................................................................................................................. 19 1
Wanneer de Raad verklaringen, conclusies of resoluties heeft aangenomen, wordt dat in de titel van het betrokken punt vermeld. De aangenomen teksten staan tussen aanhalingstekens. De documenten waarvan het nummer in de tekst wordt genoemd, staan op de internetsite van de Raad http://www.consilium.europa.eu. Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen zijn afgelegd die beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen staat op de bovengenoemde internetsite van de Raad en is ook verkrijgbaar bij de Persdienst.
9406/13
4
L
16.-17.V.2013 – Staatssteun voor films................................................................................................................................................ 19 – Hervorming van het staatssteunbeleid ....................................................................................................................... 19 – De bijdrage van cultuur aan duurzame ontwikkeling ................................................................................................ 20 – "Europa voor de burger"............................................................................................................................................ 20 – Betere verbindingen voor een beter Europa .............................................................................................................. 21 – Werkprogramma van het aantredende voorzitterschap.............................................................................................. 21 SPORT ............................................................................................................................................... 22 Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen ................. 22 Duale carrières voor sporters ............................................................................................................. 22 Bestrijding van doping ....................................................................................................................... 23 Diversen ............................................................................................................................................. 25 –
Werkprogramma van het aantredende voorzitterschap.............................................................................................. 25
ADERE GOEDGEKEURDE PUTE ECO5OMISCHE E5 FI5A5CIËLE ZAKE5 –
Procedure bij buitensporig tekort - Cyprus................................................................................................................ 26
–
Financiële bijstand aan Georgië................................................................................................................................. 27
EUROPESE ECO5OMISCHE RUIMTE –
EER-Raad .................................................................................................................................................................. 27
BUITE5LA5DSE ZAKE5 –
Ivoorkust - Beperkende maatregelen ......................................................................................................................... 28
–
Afghanistan - Beperkende maatregelen ..................................................................................................................... 28
DOUA5E-U5IE –
Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane............................................................................. 28
HA5DELSPOLITIEK –
Antidumpingmaatregelen - polyethyleentereftalaat - Aziatische landen ................................................................... 29
JUSTITIE E5 BI55E5LA5DSE ZAKE5 –
Europees Integratiefonds en Europees Vluchtelingenfonds - Conclusies.................................................................. 29
9406/13
5
L
16.-17.V.2013 BESPROKE PUTE ODERWIJS Hoger onderwijs De Raad heeft conclusies over de sociale dimensie van hoger onderwijs aangenomen (8574/13) waarin gewezen wordt op de noodzaak kwalitatief hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels te ontwikkelen, die tevens rechtvaardig zijn. Het voorzitterschap onderstreepte dat kennis en hoger onderwijs openbare goederen zijn en dat het daarom een verantwoordelijkheid van de overheid is om te zorgen voor gelijke kansen op dit gebied. Nog steeds worden te veel geschikte studenten uitgesloten van hogeronderwijssystemen als gevolg van hun sociaaleconomische situatie, ontoereikende systemen voor bijstand en begeleiding, en andere hindernissen. Daardoor ontstaat meer kans op werkloosheid, sociale uitsluiting en verspilling van menselijk potentieel in een moderne kenniseconomie. Als bijdrage tot het bereiken van een van de Europa-2020 doelstellingen voor onderwijs1, worden in de conclusies maatregelen voorgesteld die ervoor moeten zorgen dat niet-traditionele lerenden en studenten uit een achterstandsmilieu meer toegang krijgen tot en meer participeren in hoger onderwijs en dit onderwijs vaker afmaken2. Zij roepen er ook toe op meer mogelijkheden te creëren voor flexibeler leren door middel van ICT en open onderwijsmiddelen, en de aantrekkelijkheid en de relevantie van cursussen hoger onderwijs en adequate leerondersteuning te vergroten. De Commissie benadrukte dat Europa een hoogopgeleide bevolking nodig heeft om toekomstige uitdagingen aan te gaan, en memoreerde dat het niet alleen de bedoeling is dat mensen toegang hebben tot hoger onderwijs: belangrijker nog is dat zij het afmaken.
1
2
40 % van 30- tot 34-jarigen moeten in 2020 tertiar of gelijkwaardig onderwijs voltooid hebben. Zie ook: Mededeling van de Commissie van november 2012: "Een andere kijk op onderwijs: investeren in vaardigheden voor betere sociaaleconomische resultaten" (14871/12)
9406/13
6
L
16.-17.V.2013 Onderwijsgevenden van hoge kwaliteit De ministers hebben een openbaar debat gevoerd over "Zorgen voor leerkrachten van de hoogste kwaliteit om het behalen van betere leerresultaten te bevorderen", op basis van een achtergrondnota van het voorzitterschap (8573/13)1. De ministers werd verzocht één concreet initiatief in hun lidstaat dat voor de andere ministers nuttig kan zijn, kort toe te lichten. Met het oog op nog een levendiger en vrijmoediger discussie had het voorzitterschap twee sprekers uitgenodigd met specifieke ervaring op dit gebied: –
mevrouw Christine Blower, voorzitter van het Europees Vakbondscomité van Onderwijsgevenden (EVO) en secretaris-generaal van de Britse National Union of Teachers;
–
de heer Pasi Sahlberg, directeur-generaal van het Finse Centrum voor internationale mobiliteit en samenwerking en auteur van "Finnish Lessons:What Can the World Learn from Educational Changes in Finland".
De kwaliteit van de leerkracht wordt vaak vermeld als de belangrijkste schoolgebonden factor die de prestaties van leerlingen beïnvloedt. Leerkrachten vervullen een doorslaggevende rol bij het verbeteren van zowel de werkgelegenheidsvooruitzichten van jongeren als hun kansen in het leven in het algemeen, maar zijn niet het enige element bij leerresultaten: sommige studies wijzen zelfs uit dat zij slechts 15% voor hun rekening nemen. De heer Sahlberg was van mening dat de afgelopen 25 jaar algemene wijzigingen zijn doorgevoerd in de Europese onderwijsstelsels, die ten dele gebaseerd zijn op in de Verenigde Staten ontwikkelde concepten, zoals: –
concurrentie (tussen scholen, leerlingen, leerkrachten)
–
standaardisering (lesgeven, inhoud)
–
verantwoording: het systematisch evalueren van leerkrachten/leerlingen/scholen om beter te kunnen concurreren
–
overmatig vertrouwen in de keuzes van de ouders en grotere rol van privaat onderwijs.
1
Zie ook: Werkdocument "Supporting the Teaching Profession" (14871/12 ADD 4).
9406/13
7
L
16.-17.V.2013 Volgens de spreker heeft deze benadering op Europees niveau niet al te beste resultaten behaald. Mevrouw Blower was van mening dat vooropleiding van essentieel belang is, alsmede permanente bijscholing in een stabiel kader. Leerkrachten moeten vertrouwen en ondersteuning krijgen bij het aanpakken van problematische gevallen, en zij acht ook samenwerking tussen leerkrachten essentieel. Een meerderheid van lidstaten onderstreepte dat het van belang is een goed evenwicht te vinden tussen de verantwoordingsplicht van leraren en hun vrijheid om te innoveren en in de klas anderen te inspireren. De meeste lidstaten wezen ook op het strategische belang van lerarenopleiders en schoolleiderschap. De meesten onder hen waren het met de deskundigen eens dat het accent moet liggen op het lerarenteam in een school en niet op de afzonderlijke leraar. De lidstaten waren het er ook over eens dat de belangrijkste aspecten die een effect kunnen hebben op de kwaliteit en doeltreffendheid van het onderwijzend personeel onder meer zijn: –
het aantrekken en aanwerven van de meest getalenteerde mensen en ervoor zorgen dat zij in het beroep blijven;
–
leerkrachten tijdens hun hele scholing en loopbaan de juiste mix van vaardigheden en kennis aanreiken;
–
ervoor zorgen dat zij regelmatig feedback krijgen en beoordeeld worden;
–
de voorbereiding van lerarenopleiders en hun professionele ondersteuning verbeteren.
9406/13
8
L
16.-17.V.2013 Diversen –
Jongerenwerkgelegenheidsinitiatief
De Raad heeft nota genomen van het verzoek van de Oostenrijkse delegatie (8979/13 ) aan het voorzitterschap en de Commissie om de ministers van onderwijs te informeren over de stand van zaken en de volgende stappen in het Europees Jeugdinitiatief, en kort toe te lichten hoe de Raad Onderwijs, Jeugdzaken, Cultuur en Sport dat het best kan ondersteunen. Oostenrijk acht het namelijk essentieel dat de sectoren onderwijs en werkgelegenheid zowel nationaal als op EU-niveau aan elkaar gekoppeld worden. Oostenrijk vindt dat dit niet alleen de samenhang van de werkzaamheden van de Raad ten goede zou komen, maar ook in lijn zou zijn met de hoge politieke prioriteit van de bevordering van werkgelegenheid voor jongeren, die door staats- en regeringsleiders is onderkend. De Commissie heeft alle recente Europese initiatieven op dit gebied in herinnering gebracht, met name: –
het werkgelegenheidspakket voor jongeren, gevolgd door de aanbeveling tot invoering van een jongerengarantie (8548/13) en het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief binnen het meerjarig financieel kader 2014-2020, waar 6 miljoen euro voor is uitgetrokken;
–
het voorstel voor een Verordening tot vaststelling van “Erasmus voor iedereen” (17188/11).
–
Europese scholen
De Raad heeft nota genomen van de informatie van het voorzitterschap over de detachering van leraren in Europese scholen (9390/13). Er zijn 14 Europese scholen die in de buurt van de Europese instellingen gevestigd zijn. Die zijn alle opgezet in het kader van een intergouvernementele overeenkomst met als doel de kinderen van personeel van EU-instellingen in hun moedertaal te onderwijzen van, zij het dat ze, afhankelijk van hun vestigingsplaats, ook leerlingen met een andere achtergrond kunnen toelaten. Een aantal lidstaten zijn van mening dat er ernstige onderliggende problemen zijn met het huidige model van de Europese scholen, met name wat kostenverdeling betreft. Uit de statistieken blijkt dat sommige landen momenteel een percentage personeel uitzenden dat niet in verhouding staat tot het aantal leerlingen van hun nationaliteit.
9406/13
9
L
16.-17.V.2013 Het is in het belang van alle lidstaten een oplossing te vinden die unanieme steun krijgt en in het belang is van de lerenden en hun families. Het Ierse voorzitterschap is bereid om zijn diensten te verlenen om op iedere mogelijke wijze bijstand te geven, en de Commissie is het ermee eens dat op het hoogste niveau een oplossing moet worden gevonden voor de onevenwichtige kostenverdeling. De Commissie wees op het belang van de Europese scholen, die meer dan 25.000 leerlingen over heel Europa hebben en stelde voor dat zo spoedig mogelijk een buitengewone zitting van de EU-ministers van onderwijs wordt bijeengeroepen om de huidige crisis te bespreken. –
“Erasmus voor iedereen”
De Raad heeft nota genomen van informatie van het voorzitterschap omtrent het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een programma van de Unie voor onderwijs, beroepsopleiding, jeugd en sport. "Erasmus voor iedereen" is het Commissievoorstel voor een geïntegreerd programma op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugd en sport voor 2014-2020, en een van de voorstellen die gekoppeld zijn aan het volgende Meerjarig financieel kader (MFK). Het behelst de bundeling in één programma van diverse activiteiten die voorheen in diverse afzonderlijke programma's ondergebracht waren (onder meer Een leven lang leren, Erasmus Mundus en Jeugd in actie), en omvat ook activiteiten op het gebied van sport, een nieuw bevoegdheidsterrein van de Unie. Voor het programma wordt een budget van 19 miljard euro voorgesteld. Het voorzitterschap heeft intensief aan dit dossier gewerkt: sinds februari hebben verscheidene trialogen en technische vergaderingen plaatsgevonden en er is vrij veel voortgang gemaakt. De meest recente trialoog vond plaats op dinsdag 14 mei. Op 27 mei staat een volgende gepland. De resterende kwesties betreffen met name de naam van het programma, het budget en het verband tussen de verschillende sectoren en belangrijkste maatregelen, alsmede de garantieregeling voor studieleningen (de mogelijkheid voor masterstudenten die een volledige opleiding in een ander EU- of EER-land volgen om met EU-steun een lening tegen gunstige voorwaarden te krijgen). De Raad en de Commissie blijven duidelijk voorstander van de algemene naam "Erasmus voor iedereen", omdat alle programmaonderdelen baat hebben bij een ruimer gebruik van de naam van een van de bekendste en meest populaire EU-programma's. Zoals steeds bij deze onderhandelingen is "er geen akkoord is zolang niet over alles een akkoord is bereikt", maar het voorzitterschap heeft er vertrouwen in dat voor het einde van zijn termijn een algemeen akkoord zal zijn bereikt.
9406/13
10
L
16.-17.V.2013 De Commissie wees erop dat het van belang is het programma gestroomlijnd te houden, en herinnerde eraan dat de financiering en de ambities ervan op elkaar afgestemd moeten zijn. Zij heeft ook gevraagd om adequate financiering van de garantiefaciliteit voor leningen (meer dan de 2% die nu bij de besprekingen gehanteerd wordt), zodat de faciliteit effect sorteert en een geografisch bereik heeft. Commissaris Vassiliou memoreerde dat deze faciliteit een instrument is voor sociale samenhang, dat specifiek gericht is op onbemiddelde studenten. –
Werkprogramma van het aantredende voorzitterschap
De Raad heeft nota genomen van informatie van de Litouwse delegatie over het toekomstige werkprogramma van het voorzitterschap, dat onder meer de volgende prioriteiten heeft: –
kwalitatief hoogstaand en efficiënt onderwijs;
–
internationalisering en financiering van hogeronderwijsstelsels;
–
mobiliteit van wetenschappers;
–
inzetbaarheid van studenten;
–
dimensie oostelijk partnerschap;
–
leiderschap in onderwijs;
–
bevordering van beroepsopleiding;
–
ontwikkeling van ICT in het onderwijs.
9406/13
11
L
16.-17.V.2013 JOGEREZAKE Potentieel van het jongerenbeleid De Raad heeft conclusies aangenomen over het optimaal benutten van het potentieel van jongerenbeleid bij het verwezenlijken van de doelen van de Europa 2020-strategie (9094/13), waarin gevraagd wordt om maatregelen ter bevordering van sectoroverschrijdende en interinstitutionele samenwerking inzake jongerenbeleid en daarmee verbandhoudende beleidsgebieden en waarin gewezen wordt op het belang van meer synergie tussen reeds bestaande of onlangs aangenomen instrumenten en initiatieven op jongerengebied1, met name het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief. In de conclusies wordt tevens gepleit voor een betere toegankelijkheid van de Europese financieringsprogramma's ter ondersteuning van mobiliteit, uitwisseling en ontwikkeling van vaardigheden. De volgende generatie van Europese structuur- en investeringsfondsen zal het mogelijk maken te investeren in jongeren en hun vaardigheden en zo hun inzetbaarheid en hun toegang tot de arbeidsmarkt te verbeteren. Ondanks de hoge politieke prioriteit van jongerenwerkgelegenheid, heeft het jongerenbeleid nog geen specifieke bijdrage tot Europa 2020 geleverd. De algemene doelen van de Europa 2020-strategie en de respectieve streefdoelen van de lidstaten bij het aanpakken van de jongerenwerkloosheid, het terugdringen van het aantal voortijdige schoolverlaters en het verhogen van de deelname aan tertiair onderwijs zijn daarom bijzonder relevant voor het jongerenbeleid en de respons van dat beleid ten aanzien van jongeren voor wie het risico van marginalisering het grootste is. Maatregelen op het gebied van jongerenbeleid, zoals informeel en niet-formeel leren en jongerenwerk, dragen bij tot de participatie van jongeren in onderwijs-, ontwikkelings- en verenigingsactiviteiten, en bieden mogelijkheden om ervaring op te doen en praktische onderwijskansen. Kwalitatief goed jongerenwerk De Raad heeft conclusies aangenomen over de bijdrage van kwalitatief goed jongerenwerk tot de ontwikkeling, het welzijn en de sociale insluiting van jongeren (8575/13 ), dat gericht is op verbetering van de samenwerking tussen de lidstaten op met jongerenzaken verband houdende gebieden als gezondheid, onderwijs, werkgelegenheid, cultuur en sport. In de conclusies wordt ook gepleit voor mechanismen om ervoor te zorgen dat kwalitatief goed jongerenwerk resultaatgericht is, opdat jongeren uit de maatregelen van de mechanismen maximaal profijt kunnen trekken.
1
- het werkgelegenheidspakket voor jongeren (17944/12), met name het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief; - de aanbeveling tot invoering van "jongerengarantie"-regelingen (7123/13) - de aanbeveling van de Raad betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren (PB C 398, 22.12.2012); - het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018)" (PB C 311, 19.12.2009).
9406/13
12
L
16.-17.V.2013 Met programma's en activiteiten voor kwalitatief goed jongerenwerk worden de vaardigheden ontwikkeld van jongeren voor de eenentwintigste eeuw, onder meer transversale sociale en burgerschapscompetenties, initiatief nemen, ondernemerschap, cultureel bewustzijn en culturele expressie. Door deze leerprocessen zijn jongeren in staat te participeren in hun gemeenschappen, de bredere samenleving en onderwijs, en een baan te vinden. Dit is des te noodzakelijker in de huidige economische crisis die tot meer werkloosheid en sociale versnippering heeft geleid, en tot jongeren die niet naar school gaan, noch werk hebben noch stage lopen1. In openbare beraadslaging, hebben de ministers ook gedebatteerd over de wijze waarop kwalitatief goed jongerenwerk kan bijdragen tot het aanpakken van de uitdagingen waarmee de Europese jongeren thans geconfronteerd worden. Zij werden verzocht zich vooral te richten op onmiddellijke, praktische maatregelen die de reeds bestaande kunnen aanvullen of verbeteren. Met het oog op nog een levendiger discussie had het voorzitterschap twee sprekers uitgenodigd met specifieke ervaring op dit gebied: dr. Massimiliano Mascherini, hoofd onderzoek van Eurofound, Dublin en dr. John Bamber, Centre for Effective Services, Dublin. De statistieken leren dat de helft van de jongeren in de EU het afgelopen jaar deel hebben genomen aan activiteiten van een jongerenorganisatie, vrijetijds- en/of sportclubs, en dat een kwart deelnam aan georganiseerd vrijwilligerswerk. Deze generatie jongeren krijgt echter ook te maken met een ongekende werkloosheid en een hoger armoederisico dan de bevolking in het algemeen. Dr. Mascherini legde het accent op de sociale en economische kostprijs van het huidige hoge aantal NEET’s en de daaraan verbonden risico's dat zij zich terugtrekken uit de samenleving of bezwijken voor populisme of extremisme. Voorts heeft de dramatische jeugdwerkloosheid2 directe economische kosten - in de vorm van uitkeringen, misgelopen belastinginkomsten en gederfd inkomen - die door het EU-agentschap Eurofound op 153 miljard euro per jaar worden geraamd, of 1,2 % van het bbp van de EU. De "menselijke kostprijs" voor de betrokkenen is uiteraard niet in cijfers te vatten. Dr. Bamber sprak ook uit persoonlijke ervaring over de waarde van jongerenwerk voor sociale inclusie en persoonlijke verwezenlijking. Hij voerde aan dat kwalitatief goed jongerenwerk jongeren, met name die welke gemarginaliseerd dreigen te raken, beter bereikt dan andere maatregelen, en daardoor voorkomt dat zij vervreemd of gemarginaliseerd raken.
1
2
In de EU zijn er 7,5 miljoen jonge Europeanen die niet naar school gaan, noch werk hebben noch stage lopen (tussen 15 en 24 jaar). Meer dan 5,7 miljoen (23,6 %) jongeren in de Europese Unie (EU) hadden in januari 2013 geen baan en 30 % van de werklozen onder de 25 in de Unie zat al meer dan 12 maanden zonder werk.
9406/13
13
L
16.-17.V.2013 De meeste ministers waren het erover eens dat investeren in jongeren een langetermijnzaak is maar dat dit niet alleen in economisch opzicht rendeert: voor sommige jongeren, die deelnemen aan jongerenwerk kan dit immers een belangrijke stap zijn naar participatie in meer formele onderwijsen opleidingsprogramma's en naar werkgelegenheid. In dit verband werd erkenning en validatie van niet-formeel en informeel leren aanbevolen. Een aantal lidstaten, die het belang van jongerenwerk onderkennen, wezen ook op de moeilijke economische situatie waarin velen onder hen nu verkeren, en benadrukten dat jongerenwerk en inzetbaarheid horizontale kwesties zijn die een gecoördineerd optreden op sector-, nationaal en Europees niveau vergen. Het Ierse voorzitterschap memoreerde dat kwalitatief goed jongerenwerk en sociale inclusie het onderwerp was van de EU-jongerenconferentie die van 11 tot en met 13 maart 2013 in Dublin plaatsvond. Minister Fitzgerald zei ook voornemens te zijn voorzitter Van Rompuy aan te schrijven en te wijzen op de bevindingen van het oriënterend debat over deze belangrijkste kwestie, en op de algemene uitkomst van de Raad, met het oog op een bijdrage aan de Europese Raad van juni. Diversen –
Werkprogramma van het aantredende voorzitterschap
De Raad heeft nota genomen van informatie van de Litouwse delegatie over het toekomstige werkprogramma van het voorzitterschap, dat vooral gericht zal zijn op sociale inclusie, met name van jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen werk hebben.
9406/13
14
L
16.-17.V.2013 CULTUUR E AUDIOVISUEEL BELEID Culturele hoofdsteden van Europa 2020-2033 De Raad heeft een algemene oriëntatie vastgesteld over het voorstel voor een besluit tot vaststelling van een actie van de Unie voor het evenement Culturele Hoofdsteden van Europa voor de periode 2020 tot 2033. De huidige regels voor de selectie van Europese culturele hoofdsteden zijn vastgelegd in Besluit 1622/20061 en zijn nog geldig tot in 2019. In juli 2012, heeft de Commissie een voorstel ingediend om dit initiatief ook na 2019 voort te zetten (12558/12). Aangezien het proces ongeveer zes jaar duurt, moet het nieuwe kader eind 2013 gereed zijn, om de toekomstige culturele hoofdsteden voldoende voorbereidingstijd te geven. De Raad heeft in zijn algemene oriëntatie zijn goedkeuring gehecht aan verscheidene elementen van het Commissievoorstel, zoals de chronologische volgorde van de lidstaten die gastland voor het evenement Culturele Hoofdstad van Europa mogen zijn, meer specifieke en strengere selectiecriteria, een selectie gebaseerd op culturele programma's die het hele jaar lopen en speciaal voor het evenement opgezet zijn, de keuze voor steden die ook het omliggende gebied erbij kunnen betrekken, en een procedure in twee fases (nationale preselectie en selectie op EU-niveau door onafhankelijk Europees panel). De Raad heeft het Commissievoorstel op twee belangrijke punten gewijzigd: –
de aanwijzing van de Culturele Hoofdsteden van Europa, die de Commissie zelf wou doen in plaats van de Raad, omdat dit de gang van zaken zou bespoedigen, maar gelet op het belang van dit initiatief, wil de Raad het recht behouden om de culturele hoofdsteden aan te wijzen, zoals de afgelopen 25 jaar het geval is geweest;
–
de samenstelling van het Europese panel dat met de selectie en de monitoring van de steden belast is, en dat volgens het Commissievoorstel niet meer uit nationale deskundigen zou bestaan, maar alleen uit door de EU-instellingen aangestelde deskundigen. De Raad wil dat de panelleden lokale expertise kunnen benutten, en heeft daarom in de mogelijkheid voorzien dat lidstaten maximaal twee nationale deskundigen voor het panel aanwijzen.
De stemming in de Commissie cultuur en onderwijs van het Europese Parlement zal naar verwacht op 28 mei 2013 plaatsvinden. Verwacht wordt dat de informele onderhandelingen met het Europees Parlement pas onder het Litouwse voorzitterschap van start gaan.
1
(PB L 304, 3.11.2006).
9406/13
15
L
16.-17.V.2013 Europese Hoofdsteden van Cultuur 2017 en 2018 De Raad heeft de steden Aarhus (Denemarken) en Paphos (Cyprus) voor 2017 als culturele hoofdsteden van Europa aangewezen, en Valletta (Malta) voor 2018 (8931/13). De tweede culturele hoofdstad voor 2018 - uit Nederland - zal in een latere zitting worden aangewezen omdat het selectieproces in dat land nog niet is voltooid. De ministers die de drie aangewezen steden vertegenwoordigen en de burgemeester van Paphos waren zeer enthousiast over de aanwijzing en hielden een korte presentatie van hun steden en de voornaamste doelstellingen tijdens hun jaar als culturele hoofdstad. Culturele diversiteit De ministers hebben op basis van een achtergrondnota van het voorzitterschap van gedachten gewisseld over culturele verscheidenheid, in het kader van het trans-Atlantische handels- en investeringspartnerschap tussen de EU en de VSA (TTIP) waarover thans wordt onderhandeld. Doel van de bespreking was de ministers de gelegenheid te bieden te bespreken hoe culturele diversiteit het best kan worden bevorderd en ondersteund bij internationale handelsbesprekingen zoals die over het TTIP. De ministers wordt met name ook verzocht na te denken over het effect op culturele diversiteit van de onlinewereld, die van nature open is en waarin steeds meer inhoud circuleert. De Ierse minister bracht in herinnering dat het Comité handelspolitiek belast is met het opstellen van het onderhandelingsmandaat, en dat het voorzitterschap streeft naar aanneming door de Raad Buitenlandse Zaken (Handel) op 14 juni. Om tegemoet te komen aan een aantal zorgpunten van de lidstaten, die al eerder waren verwoord in een brief aan het Ierse voorzitterschap en de Commissie, heeft Commissaris Vassiliou, mede namens Commissaris de Gucht, krachtig onderstreept dat over culturele verscheidenheid niet te onderhandelen valt, omdat die verdragsmatig is vastgelegd en een van de hoekstenen van het Europese bouwwerk vormt. Voorts heeft de Europese Unie andermaal laten blijken dat zij sterk hecht aan culturele diversiteit door in 2006 toe te treden tot het UNESCO-Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen, waarin het verschil tussen economische en culturele waarde met betrekking tot culturele goederen en diensten duidelijk wordt erkend.
9406/13
16
L
16.-17.V.2013 De Commissie heeft ook verklaard dat niet wordt geraakt aan de vele instrumenten die worden ingezet ter ondersteuning van de culturele verscheidenheid in de EU, zoals overheidssubsidies op nationaal en EU-niveau, financieringsverplichtingen voor omroepen, belasting op bioscoopkaartjes, het bestaan van zenders met een publieke opdracht, maximering van het aandeelhouderschap in zenders en medianetwerken, intellectuele eigendomsrechten en specifieke socialezekerheidsregelingen. Voorts ondersteunt de Unie audiovisuele creativiteit door middel van de lopende programma's MEDIA en MEDIA MUNDUS, en zal zij dat blijven doen via het programma "creatief Europa", dat in 2014 van start gaat. Verscheidene lidstaten herinnerden eraan dat culturele goederen en diensten, onder meer audiovisuele netwerken, sterk verbonden zijn met de Europese identiteit en in internationale handelsbesprekingen altijd een gedifferentieerde behandeling hebben genoten (de zogenaamde culturele exceptie). Indien deze diensten onderdeel blijven van de onderhandelingen tussen de EU en de VS, kan dit leiden tot grotere liberalisering van de audiovisuele markt, hetgeen de culturele en taalverscheidenheid die Europese films uitdragen, negatief zou kunnen beïnvloeden: de Europese filmproductie zou simpelweg niet meer kunnen concurreren met de Amerikaanse. Andere lidstaten voeren aan dat deze overeenkomst meer marktkansen zal bieden voor EU-goederen en diensten, en een belangrijke factor van groei en banencreatie op veel gebieden kan vormen, ook op audiovisueel gebied. Zij waarschuwden ervoor om nu al de hakken in het zand te zetten. Zij zijn voorstander van een ruimer mandaat, omdat de lidstaten altijd specifiek beleid kunnen ontwikkelen op dit gebied, dat een primaire verantwoordelijkheid van de lidstaten blijft. Cultuur in de externe betrekkingen De ministers hebben openbaar beraadslaagd over "cultuur als optie voor zacht beleid in de externe betrekkingen van de EU", op basis van een achtergrondnota van het voorzitterschap (8235/13). Hoofddoel van het debat is het vormen van consensus rond de verdere ontwikkeling van een strategische aanpak voor de rol van cultuur in de betrekkingen van de EU met derde landen. Het voorzitterschap memoreerde dat bevordering van cultuur door de Europese Unie en haar lidstaten in hun betrekkingen met derde landen in de verdragen is neergelegd1. Cultuur is ook een cruciale component van wat dikwijls "soft power" (zachte macht) wordt genoemd, dat wil zeggen het gebruik van samenwerking en culturele contacten als instrumenten van buitenlands (extern) beleid.
1
Artikel 167 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
9406/13
17
L
16.-17.V.2013 De Commissie memoreerde dat cultuur in externe betrekkingen een van de topprioriteiten van het werkplan voor cultuur 2011-2014 van de Raad is1, in overeenstemming met de Europese Agenda voor cultuur2, waarin de bevordering van cultuur als cruciale component van de internationale betrekkingen van de Unie is aangemerkt. Deze benadering is niet alleen verbonden met handelsrelaties en de verspreiding van EU-cultuurgoederen en -diensten, en met publieke diplomatie en beeldvorming, maar ook met het delen van waarden, het stimuleren van wederzijds begrip en het bevorderen van verdraagzaamheid. Sedert 2011 hebben de EU-voorzitterschappen gezamenlijke informele vergaderingen van hoge ambtenaren van de ministeries van Cultuur en van de ministeries van Buitenlandse Zaken belegd om de onderlinge samenwerking te stimuleren. In maart 2012 heeft de Commissie een deskundigengroep voor culturele en externe betrekkingen ingesteld, die moet bijdragen aan de ontwikkeling van een algemenere EU-strategie op dit gebied. Het proefproject met China wordt daarbij een testcase. De deskundigengroep bracht in november 2012 verslag uit en stelde een reeks leidende beginselen en algemene aanbevelingen op voor een strategische cultuuraanpak in de betrekkingen tussen de EU en China. Over het algemeen waren de ministers ingenomen met het verslag en de aanbevelingen daarin, en waren zij het eens over de voordelen van een gezamenlijke strategie voor het omgaan met cultuur in hun externe betrekkingen, maar zij beklemtoonden ook dat daarvoor intensievere samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten nodig is en dat de Europese Dienst voor extern optreden daarbij moet worden betrokken. Sommige lidstaten waren van mening dat culturele samenwerking tot stand moet komen op basis van het UNESCO-verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen. De meeste lidstaten onderstreepten het belang van de bevordering van Europese kernwaarden, zoals vrijheid van meningsuiting, democratie, eerbiediging van de mensenrechten enz., en van Europa's rijke culturele verscheidenheid, met name in een periode waarin Europa vaak in verband wordt gebracht met de economische en financiële crisis. Cultuur en creativiteit wordt beschouwd als een gebied waarop Europa een comparatief voordeel heeft, dat het volop moet benutten. Verscheidene lidstaten zouden ook liever eerst zien hoe het project met China uitpakt voordat initiatieven met andere landen worden gestart. De oostelijke en mediterrane landen zijn genoemd als mogelijke kandidaten voor dat soort initiatieven. Een aantal lidstaten riep ook op tot betere samenwerking met actoren uit de lidstaten die reeds in China aanwezig zijn, en met de EU-vertegenwoordiging in Peking, om te voorkomen dat er te veel structuren ontstaan. De Commissie memoreerde er voor het Oostelijke partnerschap en de Mediterrane landen reeds specifieke akkoorden en samenwerkingsinitiatieven met de EU bestaan. Commissaris Vassiliou verklaarde dat zij de hoge vertegenwoordiger van de EU, Catherine Ashton, zou informeren over de resultaten van de ministeriële besprekingen.
1 2
PB C 325 van 2.12.2010, blz. 1. PB C 287 van 29.11.2007.
9406/13
18
L
16.-17.V.2013 Diversen –
Staatssteun voor films
De Raad nam nota van het verzoek om nadere informatie van de Duitse delegatie omtrent de Commissiemededeling betreffende staatssteun aan cinematografische en andere audiovisuele werken (8852/13). De meest recente "mededeling over film" is eind 2012 verlopen en de Commissie is er niet in geslaagd de nieuwe regels inzake staatssteun aan te nemen die het toepast bij de beoordeling van de steunregelingen van lidstaten voor films en andere audiovisuele werken, omdat vele lidstaten sterk gekant waren tegen verscheidene van de wijzigingen die de Commissie wilde doorvoeren. Duitsland is van mening dat er verbeteringen aangebracht zijn, maar er is nog enige bezorgdheid in verband met "verplichte territoriale uitgaven", die inhouden dat filmproducenten een bepaald deel van het filmbudget waarvoor steun is verkregen, moeten spenderen in de lidstaten welke die steun hebben verleend. Verscheidene lidstaten deelden de Duitse bezwaren omdat zij vinden dat het beperken van deze verplichting negatief zou uitwerken voor de Europese filmindustrie. Commissaris Almunia, die belast is met mededingingszaken, verklaarde dat de Commissie de meeste bezwaren van de lidstaten meegenomen heeft, maar onderstreepte dat de interne marktintegriteit moet worden bewaard en dat de steun in verhouding moet staan tot de territoriale verplichtingen. De Commissie is op 30 april een derde openbare raadpleging over deze kwestie gestart, en zij hoopt de nieuwe mededeling voor de zomer aan te nemen. –
Hervorming van het staatssteunbeleid
De Raad heeft nota genomen van het verzoek van de Duitse delegatie om nadere informatie in verband met de algemene vrijstelling van kennisgeving voor cultuur (8871/13 ). Duitsland is van mening dat de ministers van Cultuur de nadere details en de gevolgen van het introduceren van een dergelijke vrijstellingsclausule (bijvoorbeeld de plafonds voor in aanmerking komende culturele steun) moeten bespreken voordat de Raad mededinging een besluit neemt. De Commissie is in mei 2012 een initiatief gestart dat gericht is op de modernisering van de EU-regels voor staatssteun om te komen tot doelmatige en efficiënte steunmaatregelen, en om het besluitvormingsproces te stroomlijnen en te versnellen. Binnen dit kader, heeft de Commissie vorig jaar december voorgesteld dat voor bepaalde categorieën steun onder de huidige regels geen voorafgaande kennisgeving meer nodig is. Voor de eerste keer is steun voor cultuur en instandhouding van erfgoed voorgesteld als een van de tien nieuwe categorieën die door de lidstaten niet meer aan de Commissie hoeven te worden gemeld.
9406/13
19
L
16.-17.V.2013 Verscheidene lidstaten vroegen om "generieke vrijstellingen", met als argument dat de culturele vrijstelling zo ruim mogelijk moet zijn en daarom ook voor de culturele en de creatieve sector moet gelden. Commissaris Almunia liet weten dat aangezien er nog geen duidelijke definitie is van "creatieve industrieën" en dat zij uiterst divers zijn, de Commissie nog onvoldoende ervaring heeft opgebouwd om ze "groepsgewijze" vrij te stellen van de kennisgevingsverplichting. Commissaris Almunia heeft er ook aan toegevoegd dat de Commissie eind 2013 gedetailleerdere criteria voor culturele vrijstelling zal hebben aangenomen, nadat de Raad de verordening daarover heeft vastgesteld. –
De bijdrage van cultuur aan duurzame ontwikkeling
Het voorzitterschap heeft de Raad ingelicht over de conferentie over architectuur "Shaping the Future" die van 8 tot 11 mei in Dublin plaatsvond, en waar belangrijke deelnemers uit nationale en Europese organisaties bijeenkwamen. Hoofddoel van de conferentie was de stand van zaken op te maken van de implementatie van de conclusies van de Raad over architectuur, en te bespreken hoe het potentieel van deze belangrijke creatieve sector beter bevorderd kan worden, en beter benut voor duurzame ontwikkeling. –
"Europa voor de burger"
De Raad werd door het voorzitterschap ingelicht over de stand van zaken omtrent het voorstel voor een verordening tot vaststelling van het programma Europa voor de burger voor de periode 2014-2020 (18719/11). Het programma is er hoofdzakelijk op gericht de Europese Unie dichter bij haar burgers te brengen door het besef van en inzicht in de Unie te verbeteren bij de burgers en door Europees burgerschap te propageren. Het programma bestaat uit twee thematische onderdelen, waarvan het ene gericht is op gedenken en geschiedenis en het andere op burgerparticipatie op het niveau van de Unie, die worden aangevuld met een horizontaal onderdeel om de algemene zichtbaarheid van het programma te verhogen. De Commissie heeft een totaal budget van 229 miljoen euro voorgesteld, dat vergelijkbaar is met het budget voor het huidige programma. In aansluiting op de informele contacten van het voorzitterschap met het Europees Parlement, dat de voorgestelde rechtsgrond voor het programma ter discussie stelde, zal, zodra de onderhandelingen over het meerjarig financieel kader afgerond zijn en de definitieve begroting voor het programma Europa voor de burgers, een voor alle drie de instellingen aanvaardbare nieuwe tekst formeel ter goedkeuring naar het Parlement worden gestuurd.
9406/13
20
L
16.-17.V.2013 –
Betere verbindingen voor een beter Europa
De Raad heeft nota genomen van informatie van de Portugese delegatie (7983/13 ) over twee projecten die zij aan de Raad wenst voor te stellen: de geïntegreerde communicatiemethode (waardoor ministers standpunten kunnen uitwisselen en informatie krijgen over de desbetreffende kwesties van cultuurbeleid in hun onderscheiden landen) en het Agora-project (Een Europees programma dat tot doel heeft een kader voor betrekkingen te creëren in verband met initiatieven uit verschillende plaatsen in Europa). –
Werkprogramma van het aantredende voorzitterschap
De Raad heeft nota genomen van informatie van de Litouwse delegatie over het toekomstige werkprogramma van het voorzitterschap, dat de volgende prioriteiten bevat: –
de onderhandelingen afronden over het besluit tot vaststelling van de Culturele Hoofdsteden van Europa voor de periode 2020 tot 2033;
–
de onderhandelingen afronden over de programma's Creatief Europa en Europa voor de burger;
–
beginnen met de werkzaamheden over het voorstel inzake de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht;
–
bespreken van de culturele overeenkomsten met Peru en Colombia;
–
connecteerbare tv en tv-reclame;
–
digitale bereikbaarheid;
–
de Europese cinema in het digitale tijdperk.
9406/13
21
L
16.-17.V.2013 SPORT Verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen De ministers hebben nota genomen van informatie van het voorzitterschap over de stand van zaken in verband met de aanbeveling voor een besluit waarbij de Europese Commissie wordt gemachtigd om namens de EU deel te nemen aan de onderhandelingen met het oog op een internationaal verdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen (16214/12) (http://hub.coe.int), behalve waar het gaat om zaken in verband met samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking, die in een afzonderlijk besluit zullen worden geregeld. Het toekomstige verdrag heeft drie verschillende aspecten, namelijk het aspect sport, het aspect kansspelen en weddenschappen en het aspect corruptie. Het aspect kansspelen en weddenschappen is gekoppeld aan de vrijheden van de interne markt, met name de vrijheid van dienstverlening en het recht van vestiging, in gevallen waarin sportweddenschappen direct verband houden met de manipulatie van sportuitslagen. Daarbij rijzen problemen omtrent de geschikte rechtsgrond. Omdat de onderhandelingen zullen gaan over aangelegenheden die ten dele onder de bevoegdheid van de Unie en ten dele onder de bevoegdheid van de lidstaten vallen, moet de Unie samen met de lidstaten deelnemen aan die onderhandelingen. Duale carrières voor sporters De Raad heeft conclusies over duale carrières voor sporters aangenomen, die richtsnoeren omvatten voor het creëren en verbeteren van de voorwaarden voor het succesvol combineren van een sportcarrière met onderwijs of werk, en waarbij specifieke regelingen worden getroffen voor sporttalenten en topsporters in heel Europa. De conclusies behelzen met name het volgende: –
de samenwerking tussen de lidstaten, de onderwijsinstellingen en belanghebbenden en sportbonden wordt aangemoedigd;
–
de uitwisseling van beproefde werkwijzen en ervaringen met duale carrières tussen de lidstaten wordt aangemoedigd;
–
de instelling van flexibele onderwijscycli en aangepaste leertrajecten voor sporters wordt bevorderd opdat zij hun sportactiviteiten kunnen combineren met onderwijs;
9406/13
22
L
16.-17.V.2013 –
onderkend wordt dat sportbonden ook diensten in verband met duale carrières voor sporttalenten en topsporters moeten ontwikkelen en implementeren; en
–
de Commissie wordt verzocht op basis van de richtsnoeren van de EU inzake duale carrières voor sporters een passend vervolg voor deze belangrijke kwestie te bestuderen, eventueel in het kader van het tweede werkplan van de EU voor sport.
De Commissie memoreerde dat het stimuleren van duale carrières beantwoordt aan verscheidene doelstellingen van de Europa 2020-strategie (voorkomen van schooluitval, meer afgestudeerden in het hoger onderwijs, hogere inzetbaarheid), maar dit soort regelingen zijn in de meeste lidstaten en de meeste sporten van vrij recente datum. Hoewel in een aantal lidstaten een groot aantal specificaties en regelingen in verband met sporttalenten en topsporters bestaat, zijn de meeste daarvan gefragmenteerd of alleen op bepaalde aspecten gericht. Bestrijding van doping De Raad kreeg informatie van het voorzitterschap over de resultaten van de vergaderingen van het Wereldantidopingagentschap op 11-12 mei 2013 in Montreal. De voornaamste discussiethema's waren: –
de lopende herziening van de Code (de meeste EU-punten werden aanvaard, betreffende met name): –
langere periodes van uitsluiting bij reële fraude en meer flexibiliteit bij de bestraffing in andere specifieke omstandigheden;
–
in aanmerking nemen van de beginselen van proportionaliteit en mensenrechten.
–
bijstand bij het toenemende aantal onderzoeken in het kader van dopingbestrijding.
–
budgettaire en wetgevingskwesties;
–
het rapport over het gebrek aan effectiviteit over testprogramma's, dat gericht is aan het stichtingsbestuur van het WADA, en onder meer een aantal aanbevelingen en suggesties voor verbeteringen in de testprogramma's bevat. Het team dat de code opstelt heeft terdege nota genomen van de aanbevelingen en er vele opgenomen in de ontwerpen die tijdens de vergaderingen werden ingediend. Er is al veel werk verricht in reactie op het rapport.
9406/13
23
L
16.-17.V.2013 De Wereldantidopingcode is wereldwijd het kerndocument dat als kader dient voor een geharmoniseerd beleid en een geharmoniseerde wet- en regelgeving inzake dopingbestrijding in de sportorganisaties en tussen de overheden. De herzieningsprocedure ging in november 2011 van start en het definitieve ontwerp zal in november 2013, tijdens de wereldconferentie over doping in de sport in Johannesburg, ter goedkeuring aan het stichtingsbestuur van het WADA worden voorgelegd. De nieuwe code zal op 1 januari 2015 in werking treden. De Raad hield in dit verband een oriënterend debat over de rol van de overheid in de strijd tegen de steeds geavanceerdere doping in de sport. Om het debat te stimuleren, heeft het voorzitterschap Travis Tygart, hoofd van het antidopingagentschap van de VS (USADA), uitgenodigd om de Raad toe te spreken. De heer Tygart heeft tijdens de lunch ook deelgenomen aan een gestructureerde dialoog op hoog niveau met andere vertegenwoordigers van sportorganisaties. Hij vond dat de rol van zijn organisatie is ten dienste te staan van dopingvrije sporters en hen te beschermen, omdat sporters die prestatiebevorderende middelen nemen hen door dit bedrog verhinderen op een eerlijke manier wedstrijden te winnen of eraan te nemen. Hij benadrukte dat de strijd tegen doping thans een kwestie van leven of dood is voor de sport, anders verliest de sport zijn ziel en betekenis. Topatleten zijn rolmodellen, met name voor de jeugd, en wanneer zij succes boeken in eerlijke en faire wedstrijden kan dat aanzetten tot grotere participatie en meer enthousiasme. Volgens de heer Tygart, zijn de onderliggende beginselen die kunnen bijdragen tot het succes van de bestrijding van doping in de sport: (uitvoering van strenge) wetgeving, onafhankelijkheid (van antidopingagentschappen), financiering (moet overeenstemmen met de omvang van de uitdagingen) en inzet (van sportbonden, sporters, nationale agentschappen, overheidsinstanties, enz.): LIFE. De ministers onderkenden over het algemeen dat bescherming van de integriteit van sportbeoefening tegen doping wereldwijd een voortdurende uitdaging is waarbij internationale en sectoroverstijgende samenwerking en actie nodig zijn met de medewerking van overheidsinstanties, sportorganisaties en nationale antidopingagentschappen. Nu de dopingmethoden steeds geavanceerder worden en er ook aanwijzingen zijn dat bij doping in de sport steeds meer sprake is van criminele infiltratie, moeten overheidsinstanties nieuwe en effectievere benaderingen in deze strijd ontwikkelen. Toch hebben verscheidene lidstaten erop gewezen dat de door deze overheden genomen maatregelen niet mogen indruisen tegen de mensenrechten en de juridische rechten van de atleten. Er moet evenwicht zijn tussen het openbaar belang en de individuele rechten, met name omdat de WADA zich sinds kort op het standpunt stelt dat er meer nodig is dan tests op middelen om te slagen in de strijd tegen doping in de sport, en dat nog meer methoden moeten worden ontwikkeld om informatie te verzamelen, te delen en te analyseren betreffende het verstrekken van verboden middelen aan en het gebruik van verboden middelen door atleten.
9406/13
24
L
16.-17.V.2013 Over het algemeen waren de lidstaten het eens over de behoefte aan: –
meer onderzoek en informatievergaring;
–
betere samenwerking met politie- en douaneautoriteiten;
–
meer nadruk op educatie en preventie;
–
harmonisatie van het antidopingbeleid in de hele EU;
–
samenwerken met dopingvrije sporters;
–
meer wetenschappelijk onderzoek over illegale stoffen, in samenwerking met de farmaceutische industrie;
–
de cultuur van doping in de sport ("winnen tot elke prijs") veranderen.
Diversen –
Werkprogramma van het aantredende voorzitterschap
De Raad heeft nota genomen van informatie van de Litouwse delegatie over het toekomstige werkprogramma van het voorzitterschap, dat de volgende prioriteiten bevat: –
strijd tegen doping en bevordering van de integriteit van de sport;
–
de werkzaamheden betreffende wedstrijdvervalsing in de internationale fora voortzetten;
–
duurzame financiering en goed bestuur in de sport;
–
gezondheidsbevorderende activiteiten.
9406/13
25
L
16.-17.V.2013 ADERE GOEDGEKEURDE PUTE ECO5OMISCHE E5 FI5A5CIËLE ZAKE5 Procedure bij buitensporig tekort - Cyprus De Raad heeft een nieuwe aanbeveling aan Cyprus1 doen uitgaan over maatregelen met het oog op de vermindering van het overheidstekort tot onder 3% van het BBP, de referentiewaarde van de EU voor overheidstekorten. Cyprus valt sedert juli 2010 onder de buitensporigtekortprocedure, omdat het land in 2009 de referentiewaarde van 3 % heeft overschreden. Vanwege de impact van de wereldwijde economische crisis in Cyprus op dat moment, heeft de Raad geaccepteerd dat het tekort pas op middellange termijn wordt weggewerkt. Hij heeft Cyprus toen opgeroepen zijn tekort in 2012 op minder dan 3 % van het BBP te brengen. In 2009 kwam in Cyprus een einde aan meer dan een decennium van economische groei. De Commissie heeft in mei 2012, na diepgaand onderzoek van de macro-economische ontwikkelingen in Cyprus, gewezen op ernstige onevenwichtigheden die dringend moesten worden aangepakt. Geconstateerd werd dat de banksector van het land de duurzaamheid van de economie bedreigde. In juni 2012 vroeg Cyprus om financiële bijstand van internationale kredietverleners. In maart 2013 werd een akkoord over een economische aanpassingsprogramma bereikt, als basis voor bijstand uit het Europees Stabiliteitsmechanisme en van het IMF. Op 26 april is een memorandum van overeenstemming getekend. Het begrotingssaldo van Cyprus is inmiddels, ondanks de maatregelen voor begrotingsconsolidatie, verslechterd, mede door de ernstige onevenwichtigheden in de private en de publieke sector. Zijn algemene begrotingstekort steeg in 2011 tot 6,3 % van het BBP (5,3 % in 2010), en de Commissie verwacht opnieuw een tekort van 6,3 % van het BBP in 2012. De overheidsschuld is ook gestegen en zal naar verwacht verder stijgen na ontvangst van de financiële steun: de prognose is dat ze in 2015 haar hoogste punt zal bereiken, namelijk 128 % van het BBP.
1
Krachtens artikel 126, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
9406/13
26
L
16.-17.V.2013 Gelet op de aanzienlijke verslechtering van de begrotingssituatie van Cyprus en de erger dan verwachte economische baisse, acht de Raad een nieuwe termijn voor correctie van het tekort gerechtvaardigd. In zijn nieuwe aanbeveling roept hij Cyprus op om het tekort uiterlijk in 2016 te corrigeren, en de doelstellingen inzake een nominaal overheidstekort van 6,5 % van het BBP in 2013, 8,4 % van het BBP in 2014, 6,3 % van het BBP in 2015 en 2,9 % van het BBP in 2016 vast te stellen. De Raad geeft Cyprus drie maanden de tijd om effectieve maatregelen te nemen en gedetailleerd te rapporteren over de consolidatiestrategie om deze doelstellingen te bereiken. Op geregelde tijdstippen zal toezicht op de uitvoering worden gehouden. Financiële bijstand aan Georgië De Raad heeft besloten de wijzigingen van het Europees Parlement in het ontwerpbesluit tot het verlenen van verdere macrofinanciële bijstand aan Georgië niet goed te keuren, en het bemiddelingscomité bijeen te roepen op grond van artikel 294, lid 8, onder b) VWEU. De Raad heeft in mei 2012 heeft zijn standpunt in eerste lezing over het ontwerpbesluit vastgesteld. Het Europees Parlement heeft in december 2012 in tweede lezing een amendement op het standpunt van de Raad aangenomen. EUROPESE ECO5OMISCHE RUIMTE EER-Raad De Raad heeft het stadpunt goedgekeurd dat de EU zal innemen op de 39e zitting van de Raad van de Europese Economische Ruimte (EER) die op 21 mei in Brussel plaatsvindt.
9406/13
27
L
16.-17.V.2013 BUITE5LA5DSE ZAKE5 Ivoorkust - Beperkende maatregelen De Raad heeft de kennisgevingen aan de betrokkenen goedgekeurd; die houden in dat na evaluatie de beperkende maatregelen van de EU tegen hen worden gehandhaafd. Er geldt nog altijd een reisverbod en de bevriezing van vermogensbestanddelen binnen de EU wordt aangehouden. Afghanistan - Beperkende maatregelen De Raad heeft de lijst van personen, groepen en entiteiten tegen wie beperkende maatregelen lopen met het oog op de situatie in Afghanistan bijgewerkt en gewijzigd, om rekening te houden met de besluiten van het Comité van de VN-Veiligheidsraad. DOUA5E-U5IE Handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane De Raad heeft zijn standpunt in eerste lezing vastgesteld over de handhaving van intellectueleeigendomsrechten door de douane (6353/13 + ADD1 + ADD1 COR2) Het standpunt van de Raad zal aan het Europees Parlement worden toegezonden opdat in tweede lezing tot overeenstemming kan worden gekomen overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure. De ontwerpverordening heeft tot doel de bepalingen inzake de handhaving van intellectueleeigendomsrechten te versterken en te verduidelijken. Dit wordt verwezenlijkt door het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1383/2003 uit te breiden tot handelsbenamingen, topografieën van halfgeleiderproducten en gebruiksmodellen, en tot een aantal inbreuken. Met deze verordening worden vereenvoudigde procedures betreffende de vernietiging van goederen ingevoerd, waardoor de douane goederen voor vernietiging kan doen afstaan zonder dat daartoe rechtsprocedures moeten worden gevoerd. Voor kleine zendingen is er een specifieke procedure die het mogelijk maakt dat vermoedelijk nagemaakte of door piraterij verkregen goederen ten aanzien waarvan een verzoek tot vernietiging is ingediend, worden vernietigd zonder betrokkenheid van de houder van het recht.
9406/13
28
L
16.-17.V.2013 Het voorstel voorziet ook in een aantal maatregelen om te bewerkstelligen dat de belangen van legitieme handelaars worden beschermd tegen mogelijk misbruik van de douanehandhavingsprocedures, in het bijzonder wat betreft informatie die de douane aan houders van het recht moet verstrekken en het recht op verdediging. De Raad heeft in zijn resolutie van 25 september 2008 betreffende een Europees plan ter bestrijding van namaak en piraterij verzocht om een evaluatie van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten. HA5DELSPOLITIEK Antidumpingmaatregelen - polyethyleentereftalaat - Aziatische landen De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van Verordening (EG) nr. 192/2007 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van polyethyleentereftalaat van oorsprong uit India, Indonesië, Maleisië, de Republiek Korea, Thailand en Taiwan (8886/13). JUSTITIE E5 BI55E5LA5DSE ZAKE5 Europees Integratiefonds en Europees Vluchtelingenfonds - Conclusies De Raad heeft conclusies (9106/13) aangenomen over speciaal verslag nr. 22/2012 van de Europese Rekenkamer betreffende het Europees Integratiefonds en het Europees Vluchtelingenfonds Het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer betreffende het huidige Europees Integratiefonds en Europees Vluchtelingenfonds is vastgesteld op 13 november 2012. In dit verslag wordt nagegaan in welke mate voornoemde fondsen doeltreffend hebben bijgedragen tot de integratie van onderdanen van derde landen.
9406/13
29
L