pensIoenregLeMenT 2006
bpfhibin.nl
stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de handel in bouwmaterialen
Inhoudsopgave 1
Algemene bepalingen
4
1.2 Deelnemerschap
6
1.3 Pensioenaanspraken
7
1.4
2
3
Verplichtingen van de aangesloten ondernemingen, (gewezen) deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden
8
1.5
Wettelijke bepalingen
8
1.6
Aanpassing van de te verwerven aanspraken
8
1.7
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
8
1.8
Karakter pensioenregeling
9
Pensioengevend salaris / pensioengrondslagen
10
2.1
Salaris
10
2.2
Pensioengrondslagen
10
Premievaststelling en -afdracht
12
3.1 Premiepercentage
12
3.2
Afdracht van de premie
12
3.3
Niet aan het fonds afgedragen premie
12
4 Ouderdomspensioenregeling
5
6
4
1.1 Begripsbepalingen
13
4.1 Ouderdomspensioen
13
4.2 Flexibilisering
13
4.3
Vervroegde of uitgestelde ingang van het ouderdomspensioen en deeltijdpensioen
13
4.4
Uitruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen
14
4.5
Hoog-laag constructie
14
Risico nabestaandenpensioenregeling
16
5.1
Risico-partnerpensioen
16
5.2
Bijzonder partnerpensioen
16
5.3
Risico-wezenpensioen
17
5.4
Geen aanspraak op (bijzonder) partner- en/of wezenpensioen
18
Gewezen deelnemers 6.1
19
Aanspraken bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioeningangsdatum
19
6.2
Voortzetting van de deelneming
19
6.3
Voortzetting van de verplichte deelneming in de ouderdomspensioenregeling in verband met het verkrijgen van een fvp-bijdrage 20
7
8
Bijzondere situaties
21
7.1
Premie en aanspraken bij een kortere dan de normale arbeidsduur
21
7.2
Premievrije deelneming in verband met arbeidsongeschiktheid
21
7.3
Verevening of conversie ouderdomspensioen na scheiding
23
7.4
Conversie van aanspraken onder het wettelijk minimumbedrag
24
7.5
Plicht tot in- en uitgaande waardeoverdrachten
24
7.6
Bevoegdheid tot waardeoverdracht
25
7.7
Verval van aanspraken na waardeoverdracht
25
7.8
Inkomende waardeoverdracht
25
Voorwaardelijke toeslagverlening
26
8.1
26
Voorwaardelijke toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten
9
Aanvraag en uitbetaling pensioenen
27
9.1
Aanvragen en toekenning van pensioen
27
9.2
Uitbetaling van pensioen en het vervallen van het recht op pensioen
27
9.3
Afkoop van pensioen; algemene bepalingen
27
9.4 Afkoop klein ouderdomspensioen na einde deelneming anders dan door overlijden
28
9.5
28
Afkoop klein partnerpensioen bij ingang
9.6 Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding
28
10 Vrijstellingsregeling gemoedsbezwaarden 10.1
11
Verlening van vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
29 29
10.2 Spaarbijdragen
29
10.3 Storting op spaarrekening
30
10.4 Uitkeringen
30
10.5 Overlijden van de uitkeringsgerechtigde werknemer
30
10.6 Eindigen van de vrijstelling
30
Overgangsregeling ouderdoms- en nabestaandenpensioen
31
11.1
Samenvoeging van aanspraken ingevolge het vervallen pensioenreglement met aanspraken ingevolge de voorgaande hoofdstukken
31
11.2
Handhaving vervallen pensioenreglement ná 31 december 2005 voor bepaalde groepen
31
11.3
Aanspraken terzake van deelneming in het fonds vóór 1 juli 2001
31
12 Overige bepalingen 12.1
Bijzondere voorzieningen voor werknemers jonger dan 21 jaar
13 Informatieverstrekking
32 32 33
13.1
Informatieverstrekking algemeen
13.2
Informatie aan de deelnemers bij aanvang van de deelneming (startbrief)
33 33
13.3
Jaarlijkse informatie aan de deelnemers (uniform pensioenoverzicht)
34
13.4 Informatie aan de deelnemers bij beëindiging van de deelneming
34
13.5 Periodieke informatie aan gewezen deelnemers
34
13.6 Informatie op verzoek van de (gewezen) deelnemers, de gewezen partner en de pensioengerechtigde
34
13.7 Informatieverstrekking aan gewezen partner bij scheiding
35
13.8 Periodieke informatie aan gewezen partner
35
13.9 Informatieverstrekking aan pensioengerechtigden bij pensioeningang
35
13.10 Periodieke informatie aan pensioengerechtigden
35
13.11 Informatieverstrekking bij vertrek naar een andere lidstaat
35
13 Slotbepalingen 14.1
Bestuursbeslissingen en hardheidsclausule
36 36
14.2 Slotbepaling en glijclausule
36
14.3 Citeertitel
36
14.4 Inwerkingtreding
36
Bijlagen 37 Bijlage 1
Invaliditeitspensioenregeling
37
Bijlage 2a Tabellen: Afkoopfactoren OP en NP
40
Bijlage 2b Tabellen: Afkoopfactoren Wezenpensioen
42
Bijlage 3
Tabellen: Afkoopvoet naar leeftijd en pensioensoort
43
Bijlage 4 Tabellen: Omzetting van OP in combinatie van OP en PP
46
Bijlage 5
Tabellen: Hoog-laag en laag-hoog tarieven
50
Bijlage 6
Tabellen: Uitruil ingegaan levenslang ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen tot 65 jaar
55
Bijlage 7
Tabellen: Uitruil ingegaan tijdelijk ouderdomspensioen tot 65 jaar ingaand op 65 jaar
56
Bijlage 8 Tabellen: Omzetting van OP in PP
57
1. ALGEMENE BEPALINGEN ARTIKEL 1.1
Begripsbepalingen
De begripsbepalingen zoals vermeld in de statuten zijn ook op dit pensioenreglement van toepassing. Verder wordt in dit pensioenreglement verstaan onder: a. fonds: de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen; b. bestuur: het bestuur van het fonds; c. wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; d. onderneming: de onderneming als bedoeld in de statuten van het fonds; e. aangesloten onderneming: de onderneming, die: onder de verplichtstelling krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds, zoals is uitgewerkt in het verplichtstellingsbesluit, en onder de werkingssfeer van het fonds vallen, of niet onder de werkingssfeer van het fonds vallen, maar op een daartoe strekkend verzoek van die onderneming ten behoeve van hun werknemers door het bestuur als zodanig zijn aanvaard en die hiertoe een uitvoeringsovereenkomst inzake vrijwillige aansluiting hebben gesloten met het fonds. f. werknemer: degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor een aangesloten onderneming, met uitzondering van de statutair bestuurder en directeur-grootaandeelhouder, zoals gedefinieerd in artikel 1 lid aa, van de naamloze vennootschap en van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.
4 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
De directeur-grootaandeelhouder van de naamloze vennootschap en van de besloten vennootschap, zoals gedefinieerd in artikel 1 lid bb, met beperkte aansprakelijkheid van wie vóór 1 januari 2008 de pensioentoezegging als bedoeld in artikel 2 van de Pensioen- en spaarfondsenwet bij het fonds is ondergebracht wordt op grond van artikel 8, tweede lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet met een werknemer gelijkgesteld’ g. deelnemer: de deelnemer als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid; h. gewezen deelnemer: de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van het pensioenreglement geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming – anders dan door overlijden of pensionering – een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds, omdat hij zijn pensioenaanspraken niet heeft overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder; i. gepensioneerde: pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan j. partner: - de echtgeno(o)t(e) van de gehuwde deelnemer of van de werknemer als bedoeld in artikel 13.1; - de ongehuwde man of vrouw met wie de ongehuwde deelnemer of de werknemer als bedoeld in artikel 13.1 een partnerrelatie heeft die is geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand; - de ongehuwde en niet als partner geregistreerde persoon met wie de ongehuwde en nietgeregistreerde deelnemer of de werknemer als bedoeld in artikel 13.1 samenwoont, die geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van deze deelnemer of werknemer als bedoeld in artikel 13.1 is en die in een notarieel verleden samenlevingscontract door de ongehuwde en niet-geregistreerde (gewezen) deelnemer of de werknemer als bedoeld in artikel 13.1 -onder herroeping van eerdere begunstiging van partnerpensioen- is aangewezen als begunstigde van partnerpensioen;
k. gewezen partner: - de man of vrouw van wie het huwelijk met de (gewezen) deelnemer of van de werknemer als bedoeld in artikel 13.1 of gepensioneerde na het begin van zijn of haar deelneming in het fonds is beëindigd door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed; - de ongehuwde man of vrouw van wie de registratie van de partnerrelatie met de (gewezen) deelnemer of van de werknemer als bedoeld in artikel 13.1 of gepensioneerde na het begin van zijn of haar deelneming in het fonds in de registers van de burgerlijke stand is beëindigd anders dan door de dood of vermissing, maar niet door omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk; - de ongehuwde en niet-geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer of van de werknemer als bedoeld in artikel 13.1 of gepensioneerde van wie de partnerrelatie na het begin van diens deelneming in het fonds is beëindigd anders dan door dood of vermissing; l. arbeidsongeschikt(heid): arbeidsongeschikt(heid) in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De vaststelling - al dan niet met terugwerkende kracht - van de mate van arbeidsongeschiktheid door de uitvoeringsinstelling van die wet is beslissend voor de toepassing van dit pensioenreglement; m. stijgingspercentage: het percentage, afgerond op twee decimalen, waarmee de lonen in de bedrijfstak handel in bouwmaterialen in de periode van 2 januari van het kalenderjaar voorafgaand aan de aanpassingsdatum tot en met 1 januari van het lopende kalenderjaar zijn gewijzigd; n. pensioendatum: de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of gewezen deelnemer 65 jaar wordt of, indien hij voordien is overleden, zou zijn geworden; o. pensioeningangsdatum: de daadwerkelijke ingangsdatum van het pensioen. De deelnemer kan voor vervroeging of uitstel van de pensioendatum kiezen. De pensioeningangsdatum ligt dan tussen de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 60 jaar wordt en de eerste dag waarin de deelnemer 70 jaar wordt. Indien hij hier niet voor kiest is de pensioeningangsdatum gelijk aan de pensioendatum;
p. het vervallen pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen, dat van 1 juli 2001 tot en met 31 december 2005 heeft gegolden en dat met ingang van 1 januari 2006 buiten werking is getreden; q. invaliditeitspensioenregeling: de in hoofdstuk 10 omschreven voorziening; r. cao-partijen: - de Koninklijke Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen (Hibin) in Nederland, gevestigd te Arnhem, - FNV Bondgenoten, gevestigd te Utrecht; - de CNV Dienstenbond, gevestigd te Hoofddorp, en - De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening, gevestigd te Culemborg; s. pensioengerechtigde: persoon voor wie op grond van de pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan; t. pensioenreglement: dit reglement, hetgeen betreft de door het fonds opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen pensioenuitvoerder en (gewezen) deelnemer en eventueel andere rechthebbenden opgesteld in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en het uitvoeringsreglement; u. lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte; v. toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank n.v., ieder voorzover belast met de uitoefening van het toezicht bij of krachtens artikel 151 van de Pensioenwet; w. nabestaandenpensioen: partnerpensioen of wezenpensioen; x. scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, of beëindiging van een partnerrelatie in de zin van het pensioenreglement;
Versie 20121217 PR 2006 | 5
y. het uitvoeringsreglement: het uitvoeringsreglement van het fonds. Overal waar in dit pensioenreglement de mannelijke of vrouwelijke vorm wordt gebruikt, geldt het gestelde zowel voor mannen als voor vrouwen. z. pensioenadministrateur: Syntrus Achmea Pensioenbeheer is administrateur van deze pensioenregeling.
aa Directeur-grootaandeelhouder: - Persoonlijke houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen en waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden; - Indirect persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen en waaraan stemrecht in de algemene vergadering is verbonden; of - Houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen en aan welke aandelen stemrecht in de algemene vergadering is verbonden. bb Bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner van de gepensioneerde of gewezen deelnemer die (een gedeelte van) zijn ouderdomspensioen heeft uitgeruild voor partnerpensioen, mits die uitruil niet is teruggedraaid.
ARTIKEL 1.2
Deelnemerschap 1. Deelnemers in de zin van dit pensioenreglement zijn de werknemers die, met uitzondering van de statutair bestuurders van naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en directeuren-grootaandeelhouders van die vennootschappen: a. krachtens artikel 2 van de wet tot deelneming verplicht zijn en in dienst zijn van een aangesloten onderneming krachtens artikel 1 sub e van dit pensioenreglement. Dit zijn de werknemers in de leeftijd van 21 jaar tot en met uiterlijk de pensioengerechtigde leeftijd; of b. de werknemers in de leeftijd van 21 jaar tot en met uiterlijk de pensioengerechtigde leeftijd die door het bestuur op een desbetreffend verzoek als zodanig zijn toegelaten, hetgeen slechts groepsgewijs kan geschieden, of
6 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
c. voorzover aan de voorwaarden is voldaan dat de betreffende werknemer op de juiste wijze zoals is aangegeven in het uitvoeringsreglement door de aangesloten onderneming is aangemeld bij het fonds en de aangesloten onderneming zijn premies aan het fonds onder de in het uitvoeringsreglement gestelde voorwaarden heeft voldaan. 2. De in het eerste lid bedoelde statutair bestuurders uitgezonderd de directeuren-grootaandeelhouders kunnen – eventueel onder door het bestuur te stellen voorwaarden – eveneens als deelnemers worden toegelaten. 3. Tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld wordt in deze pensioenregeling onder deelneming, deelnemerschap of deelnemingsperiode verstaan deelneming, deelnemerschap of deelnemingsperiode gelegen op of na 1 januari 2006 4. Het deelnemerschap gaat in: a. voor de werknemers, bedoeld in het eerste lid, onder a, op het tijdstip, waarop de verplichtstelling voor hen van kracht wordt en tevens sprake is van aanmelding door de aangesloten onderneming alsmede van premiebetaling door die werkgever; b. voor de werknemers, bedoeld in het eerste lid, onder b, op het tijdstip waarop zij krachtens overeenkomst tussen het fonds en de aangesloten onderneming, waarbij zij in dienst zijn, voor deelneming in aanmerking komen en tevens sprake is van aanmelding door de aangesloten onderneming alsmede van premiebetaling door die onderneming; c. voor degene als bedoeld in het zesde lid sub b op het tijdstip waarin aan de voorwaarden zoals vastgelegd in artikel 6.2 van dit pensioenreglement is voldaan alsmede van premiebetaling. 5. Het deelnemerschap eindigt: a. bij het bereiken van de pensioeningangsdatum; b. bij overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum; c. door het verlies van de hoedanigheid van werknemer of het eindigen van de verplichting tot deelneming, tenzij de deelneming wordt voortgezet krachtens het eerste lid sub c of het zesde lid; d. voor de deelnemers, bedoeld in het eerste lid, onder b: wanneer de overeenkomst tussen het fonds en de aangesloten onderneming, waarbij zij in dienst zijn, wordt beëindigd.
6. Het deelnemerschap van degenen, die de hoedanigheid van werknemer hebben verloren of voor wie de verplichting tot deelneming is geëindigd, wordt voortgezet: a. indien en zolang de pensioenverwerving wegens arbeidsongeschiktheid of werkloosheid ingevolge artikel 7.2 respectievelijk 6.3 van dit pensioenreglement ten laste van het fonds wordt voortgezet; b. indien en zolang de pensioenverwerving wegens vrijwillige premiebetaling ingevolge artikel 6.2 van dit pensioenreglement wordt voortgezet c. indien en zolang de deelnemer na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen, waarbij rekening wordt gehouden met het partnerpensioen verkregen op grond van artikel 4.4 van dit pensioenreglement.
ARTIKEL 1.3
Pensioenaanspraken 1. Mits aan de specifieke voorwaarden wordt voldaan en voor zover in de deelnemingsperiodes premie is betaald, geeft de deelneming aanspraak op: a. ouderdomspensioen aan de deelnemer en gewezen deelnemer; b. partnerpensioen aan de partner van de deelnemer of van de gewezen deelnemer of gepensioneerde die (een gedeelte van) zijn ouderdomspensioen heeft uitgeruild voor partnerpensioen; c. bijzonder partnerpensioen aan de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of van de gepensioneerde die (een gedeelte van) zijn ouderdomspensioen heeft uitgeruild voor partnerpensioen; d. wezenpensioen aan: - de kinderen beneden de 18-jarige leeftijd van de deelnemer, die tot deze deelnemer in familierechtelijke betrekking staan; - de stief- en pleegkinderen beneden de 18-jarige leeftijd van de deelnemer, die ten tijde van zijn overlijden door hem worden verzorgd en opgevoed. e. Invaliditeitspensioen aan degene aan wie een invaliditeitspensioen door het fonds is toegekend op basis van de voorwaarden zoals vastgelegd in hoofdstuk 10 van dit pensioenreglement;
2. Met kinderen beneden de 18-jarige leeftijd worden gelijk gesteld kinderen van 18 tot en met 26 jaar die hun voor werkzaamheden beschikbare tijd voor ten minste 2,5 dag per week in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep. 3. Indien een werknemer jonger dan 21 jaar in dienst van een aangesloten onderneming waaraan geen vrijstelling als bedoeld in hoofdstuk 11 van het uitvoeringsreglement is verleend of die een zodanig verzoek heeft ingediend overlijdt, bestaat tegenover het fonds aanspraak op de in het eerste lid onder b en d, voor de partner respectievelijk de kinderen van de overleden werknemer jonger dan 21 jaar bedoelde pensioenen, met toepassing van het daaromtrent in artikel 13.1 bepaalde.
4. De jaarlijkse pensioenverwerving wordt middels een koopsom bij het fonds ingekocht. Pensioenverwerving en financiering vinden evenredig in de tijd plaats. 5. Het fonds administreert de deelnemingsjaren van de deelnemers. Onder deelnemingsjaren wordt in dit verband verstaan: perioden als bedoeld in artikel 10ab van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer verstrekt het fonds een opgave van de deelnemingsjaren en de schriftelijke bescheiden die de deelnemingsperioden voorafgaande aan een vóór 1 januari 2005 gedane waardeoverdracht kunnen staven overeenkomstig de voorschriften gesteld in de artikelen 2 en 3 van het Uitvoeringsbesluit pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004. De opgave wordt verstrekt binnen drie maanden nadat het verzoek bij het fonds is binnengekomen. Het fonds kan de (gewezen) deelnemer een vergoeding vragen voor de kosten die aan de verstrekking van de opgave verbonden zijn.
Versie 20121217 PR 2006 | 7
ARTIKEL 1.4
Verplichtingen van de aangesloten ondernemingen, (gewezen) deelnemers, (gewezen) partners en pensioengerechtigden 1. De aangesloten ondernemingen, de (gewezen) deelnemers (gewezen) partners, kinderen of gepensioneerden die aan de bepalingen van de statuten, dit pensioenreglement en het uitvoeringsreglement aanspraak op pensioen of een andere uitkering ontlenen, zijn verplicht aan het fonds de door het fonds voor een goede uitvoering van de statuten, het uitvoeringsreglement en van dit pensioenreglement nodig geachte inlichtingen te verstrekken, respectievelijk bescheiden te overleggen. Dit moet geschieden binnen de door het fonds gestelde termijn. De aangesloten ondernemingen zijn verplicht aan een door het fonds aan te wijzen persoon inzage te verlenen van zakelijke gegevens en bescheiden, waarvan de inzage door het fonds nodig wordt geoordeeld voor een goede uitvoering van de statuten, dit pensioenreglement en het uitvoeringsreglement. 2. Bij niet voldoening aan het bepaalde in het eerste lid is het fonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en zijn de betrokkenen aan deze vaststelling gebonden. 3. In hoofdstuk 11 van het uitvoeringsreglement zijn bepalingen opgenomen over het verkrijgen van vrijstelling van de verplichte deelneming in het fonds op grond van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000.
ARTIKEL 1.5
Wettelijke bepalingen 1. Een aanspraak op partnerpensioen kan, behoudens toestemming van de partner die begunstigde is voor het partnerpensioen, niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en het fonds worden verminderd. Dit geldt niet als de vermindering het gevolg is van het door het pensioenfonds moeten toepassen van artikel 134 Pensioenwet welke bepalingen zijn vastgelegd in artikel 1.7 van dit pensioenreglement. 2. Pensioenen en aanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. 3. Verpanding is toegestaan voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990.
8 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
4. Vervreemding is toegestaan op grond van artikel 57, vijfde lid, van de Pensioenwet. 5. Volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk. 6. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voorzover dit wettelijk is toegestaan. 7. In geval van beslaglegging op pensioenuitkeringen is het fonds bevoegd de daarmee gepaard gaande kosten geheel of gedeeltelijk bij de pensioengerechtigde in rekening te brengen, al dan niet door verrekening met dat pensioen. 8. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden van dit artikel, is ten opzichte van het fonds nietig. 9. Bij de vaststelling van pensioenrechten en pensioenaanspraken worden de in de Wet op de loonbelasting 1964 aangegeven maxima en begrenzingen in aanmerking genomen. 10. De bij de uitvoering van dit pensioenreglement gebruikte actuariële tabellen zijn gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële grondslagen.
ARTIKEL 1.6
Aanpassing van de te verwerven aanspraken Het pensioenreglement kan worden aangepast wat betreft de in de toekomst te verwerven pensioenaanspraken. Bij het aanpassen van het pensioenreglement volgt het fonds de voorschriften hiervoor zoals vastgelegd in het uitvoeringspensioenreglement van het fonds. Van aanpassing van het pensioenreglement als bedoeld in dit artikel kan met name sprake zijn als de premie voor de pensioenregeling hoger dreigt te worden dan acceptabel is voor de cao-partijen in de bedrijfstak.
ARTIKEL 1.7
Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten 1. De ten laste van het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten kunnen door het fonds verminderd worden. Het fonds is daartoe uitsluitend bevoegd indien: a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de ondernemingen onevenredig worden geschaad; en c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen drie jaar te geraken uit een situatie van onderdekking. 2. Het fonds zal de pensioenaanspraken en pensioenrechten van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden, verminderen in overeenstemming met de norm van evenwichtige belangenafweging. 3. Het fonds informeert de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden, en de ondernemingen schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. 4. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden, ondernemingen en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
ARTIKEL 1.8
Karakter pensioenregeling 1. Deze pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. 2. Voor de jaarverslaglegging wordt de pensioenregeling geclassificeerd als een Defined Contributionregeling, omdat de onderneming is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds en geen verplichting heeft tot het betalen van aanvullende bijdragen. De onderneming heeft slechts een verplichting tot het betalen van de doorsneepremie.
Versie 20121217 PR 2006 | 9
2. Pensioengevend salaris/ PENSIOENGRONDSLAGEN ARTIKEL 2.1 Salaris
1. Onder pensioengevend salaris wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaan het op de datum van vaststelling van de pensioengrondslagen voor de deelnemer geldende vaste jaarsalaris in geld vermeerderd met: a. de vakantietoeslag en b. vaste toeslagen van structurele aard, voor zover schriftelijk overeengekomen, maar met uitzondering van het genot van een ter beschikking gestelde auto als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. 2. Het in aanmerking te nemen pensioengevend salaris bedraagt per 1 januari 2011 ten hoogste € 70.325,-- per jaar. 3. Indien het pensioengevend salaris, dat in een kalenderjaar uit een arbeidsovereenkomst wordt genoten, betrekking heeft op een gedeelte van het jaar, worden het ingevolge de vorige leden vastgestelde pensioengevendsalaris en de franchise naar evenredigheid verlaagd. 4. Het maximum pensioengevend salaris wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met het stijgingspercentage. Het aldus aangepaste bedrag wordt naar boven afgerond op een hele euro. 5. Indien op de datum van vaststelling van de pensioengrondslagen de aangesloten onderneming aan de werknemer tijdelijk geen pensioengevend salaris of niet het normale pensioengevend salaris is verschuldigd, omdat de werknemer: a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, of b. om andere redenen vallend onder diensttijd genoemd in artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 tijdelijk geen of niet gedurende de voor hem geldende werktijd arbeid verricht in dienst van de aangesloten onderneming, wordt met inachtneming van het bepaalde in het voorgaande lid gedurende maximaal één jaar als het pensioengevend salaris van de deelnemer beschouwd het pensioengevend salaris, dat zonder verlof of verzuim voor hem zou hebben gegolden.
10 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
6. De beperking tot maximaal één jaar als bedoeld in het vorige lid geldt niet indien de deelnemer gebruik maakt van de regeling van ouderschapsverlof, zoals bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg.
ARTIKEL 2.2
Pensioengrondslagen 1. Pensioengrondslag a van de deelnemer is gelijk aan het voor hem op de datum van vaststelling geldende, tot een jaarbedrag herleide en op een hele euro naar boven afgeronde pensioengevend salaris, uitgaande van de normale bij de onderneming geldende wekelijkse arbeidsduur tot een bepaald maximum (in 2011 € 37.101,--), verminderd met een franchise. Het in de vorige volzin bedoelde maximum pensioengevend salaris wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met het stijgingspercentage. Het aldus aangepaste bedrag wordt naar boven afgerond op een hele euro. Pensioengrondslag b van de deelnemer is gelijk aan het in de vorige volzin bedoelde pensioengevend salaris dat ligt tussen het in de vorige volzin bedoelde maximum en een bedrag van € 70.325,-- (in 2011). 2. De franchise bedoeld in het vorige lid bedraagt per 1 januari 2011 € 11.830,--. 3. De franchise wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met het stijgingspercentage. Het aldus aangepaste bedrag wordt naar boven afgerond op een hele euro. Indien de ontwikkeling van de franchise en de uitkeringen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (aow) naar het oordeel van het bestuur te ver uiteen gaan lopen, zal het bestuur dit aan cao-partijen mededelen, vergezeld van de vraag of de franchise op andere wijze dan hiervoor omschreven dient te worden aangepast. 4. De franchise is ten minste gelijk aan de uitkering aan een gehuwde persoon zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, onderdeel b, van de aow, vermeerderd met de vakantietoeslag op grond van de aow.
5. De pensioengrondslag van de deelnemer wordt vastgesteld of opnieuw vastgesteld: a. bij de aanvang van elk kalenderjaar; b. indien de tussen de deelnemer en zijn onderneming overeengekomen wekelijkse arbeidsduur in de loop van een kalenderjaar wijzigt; c. indien het pensioengevend salaris van de deelnemer in de loop van een kalenderjaar een verlaging ondergaat als gevolg van een demotie die niet kan worden gezien als een verlaging in de zin van artikel 18g, tweede lid, onderdeel c, van de Wet op de loonbelasting 1964; d. indien het levensloopverlof in de loop van een kalenderjaar wordt beëindigd; e. indien de deelneming in de loop van een kalenderjaar aanvangt of opnieuw aanvangt: bij de aanvang respectievelijk de hernieuwde aanvang van de deelneming; f. indien de deelnemer in de loop van een kalenderjaar aansluitend een arbeidsovereenkomst met een andere aangesloten onderneming aangaat: bij de aanvang van de nieuwe arbeidsovereenkomst; 6. De ingevolge het eerste lid vastgestelde pensioengrondslag a bedraagt per 1 januari 2011 ten minste € 4.643,--. 7. De minimum pensioengrondslag wordt jaarlijks per de eerste januari aangepast met het stijgingspercentage. Het aldus berekende bedrag wordt op een hele euro naar boven afgerond.
Versie 20121217 PR 2006 | 11
3. PREMIEVASTSTELLING EN –AFDRACHT ARTIKEL 3.1
Premiepercentage 1. De periode waarover de aangesloten onderneming voor een deelnemer premie verschuldigd is vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de 21-jarige leeftijd ligt respectievelijk de latere datum van indiensttreding en eindigt op de pensioeningangsdatum. Het bestuur stelt jaarlijks, gehoord cao-partijen, de hoogte van de premie vast. De verschuldigde premie bedraagt met ingang van 2010: - voor de ouderdomspensioenregeling: 22,2% van pensioengrondslag a en 6,4% van pensioengrondslag b; - voor de invaliditeitspensioenregeling: 0% van de heffingsgrondslag van de deelnemer die nog niet de leeftijd van 58 jaar heeft bereikt. 2. Voor een gedeelte van een jaar wordt de premie berekend over een evenredig gedeelte van de in het eerste lid genoemde grondslagen. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is voor de volledig arbeidsongeschikte deelnemer geen premie verschuldigd vanaf het moment van arbeidsongeschikt worden. 4. Op basis van (de ontwikkeling van) de financiële positie van het fonds kan het bestuur voor de aanvang van het kalenderjaar, gehoord de actuaris en gehoord cao-partijen, besluiten tot een aanpassing van de in het eerste lid vermelde doorsneepremie.
ARTIKEL 3.2
Afdracht van de premie 1. De aangesloten onderneming is de premie voor de in haar dienst zijnde deelnemer tot de pensioeningangsdatum verschuldigd aan het fonds. Van de premie komt een derde ten laste van de deelnemer en tweederde ten laste van de aangesloten onderneming. De deelnemer is zijn aandeel in de premie verschuldigd aan de aangesloten onderneming.
12 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
2. De aangesloten onderneming is gerechtigd bij elke salarisbetaling op het salaris in te houden (het aandeel in) de premie, (dat) die de deelnemer aan zijn aangesloten onderneming verschuldigd is ter zake van de periode, waarop de salarisbetaling betrekking heeft. Indien en voorzover de aangesloten onderneming geen salaris aan de deelnemer is verschuldigd, moet de deelnemer (zijn aandeel in) de premie aan de aangesloten onderneming betalen.
ARTIKEL 3.3
Niet aan het fonds afgedragen premie Indien de werkgever de premie niet aan het fonds heeft betaald, wordt voor de vaststelling van de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemer en (gewezen) partner en kinderen zoals beschreven in het eerste lid van artikel 1.3 de premie geacht aan het fonds te zijn betaald, tenzij: a. het premie betreft die verschuldigd is over de in artikel 64, lid 1, onder c, van de Werkloosheidswet bedoelde periode; b. er sprake is van boze opzet bij werkgever en werknemer. Hiervan is in ieder geval sprake indien het premie betreft die verschuldigd is door een werkgever, die welbewust de premie niet heeft betaald en gebleken is dat de werknemer daarmee heeft ingestemd; of c. om een andere reden niet van het fonds kan worden verwacht dat het pensioenaanspraken aan de deelnemer of zijn nagelaten betrekkingen toekent.
4. OUDERDOMSPENSIOEN REGELING ARTIKEL 4.1
Ouderdomspensioen 1. Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt 2% van de som van de pensioengrondslagen A en 0,25% van de som van de pensioengrondslagen B. Het ouderdomspensioen mag op het tijdstip van ingang, inclusief aow-uitkering, niet uitgaan boven 100% van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 2.2. Indien de premie is berekend over een gedeelte van de pensioengrondslag(en), wordt bij de bepaling van de som alleen met dat gedeelte van de pensioengrondslag(en) rekening gehouden. 2. Het jaarlijks ouderdomspensioen van de deelnemer of gewezen deelnemer gaat in op de pensioeningangsdatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
ARTIKEL 4.2 Flexibilisering
De deelnemer mag, voorzover wettelijk is toegestaan, binnen bepaalde grenzen veranderingen aanbrengen in de door hem verworven en te bereiken pensioenaanspraken. Hiermee kan hij zijn pensioenaanspraken beter afstemmen op zijn persoonlijke situatie. De volgende mogelijkheden zijn toegestaan: · vervroeging ten opzichte van de pensioendatum; . uitstel ten opzichte van de pensioendatum; · uitruil van pensioenaanspraken; en · hoog-laag constructie. Ook combinaties van deze flexibiliseringsmogelijkheden zijn toegestaan. De hiervoor aangegeven volgorde dient daarbij te worden aangehouden.
ARTIKEL 4.3
Vervroegde of uitgestelde ingang van het ouderdomspensioen en deeltijdpensioen
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer gaat het ouderdomspensioen in vóór de pensioendatum. In deze gevallen wordt het ouderdomspensioen verlaagd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, met inachtneming van de volgens algemeen aanvaarde actuariële grondslagen vastgestelde tabel en met inachtneming
van de relevante fiscale wet- en regelgeving. De tabel met vervroegingsfactoren is opgenomen in bijlage 3 bij dit pensioenreglement. Het verzoek tot vervroeging van het ouderdomspensioen moet drie maanden vóór de gewenste pensioeningangsdatum worden ingediend bij het fonds en de partner in de zin van artikel 1.1, onder j, dient schriftelijk te verklaren hiermee in te stemmen. 2. Het ouderdomspensioen kan niet ingaan vóór de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 60 jaar wordt bereikt. 3. Indien het verlaagde ouderdomspensioen door de keuze van een vervroegde pensioeningangsdatum onder de grens voor afkoop wegens gering bedrag als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet zou uitkomen, kan het pensioen op die datum niet ingaan. In dat geval zal een zodanige vervroegde ingangsdatum moeten worden gekozen, dat het pensioen boven de afkoopgrens blijft uitkomen. 4. Op verzoek van de deelnemer gaat het ouderdomspensioen in na de pensioendatum. In deze gevallen wordt het ouderdomspensioen verhoogd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, met inachtneming van de volgens algemeen aanvaarde actuariële grondslagen vastgestelde tabel. De tabel met uitstelfactoren is opgenomen in bijlage x bij dit pensioenreglement. Het verzoek tot uitstel van het ouderdomspensioen moet drie maanden vóór de pensioeningangsdatum worden ingediend bij het fonds en de partner in de zin van artikel 1.1, onder j, dient schriftelijk te verklaren hiermee in te stemmen. 5. Het ouderdomspensioen kan niet ingaan na de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van 70 jaar wordt bereikt. 6. Op verzoek van de deelnemer is deeltijdpensionering mogelijk, mits de aangesloten onderneming hier schriftelijk instemming voor verleend aan het fonds. 7. Op verzoek van de gewezen deelnemer is deeltijdpensionering mogelijk.
Versie 20121217 PR 2006 | 13
8. Deeltijdpensionering op een pensioendatum op een pensioendatum eerder dan 60 jaar is alleen mogelijk als de arbeidsovereenkomst van de deelnemer voor het overeenkomstige deel wordt beëindigd. 9. Bij deeltijdpensionering voor de 65 jarige leeftijd van de deelnemer, worden het partnerpensioen en wezenpensioen bij overlijden voor de 65 jarige leeftijd van de deelnemer voor het overeenkomstige deel verlaagd.
ARTIKEL 4.4
Uitruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen 1. Op de pensioeningangsdatum en bij beëindiging van de deelneming vóór de pensioeningangsdatum wordt een deel van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen vermeerderd met de daarop ingevolge artikel 8.1 verleende verhogingen omgezet in aanspraken op partnerpensioen. De hoogte van het uit uitruil te verkrijgen partnerpensioen bedraagt 70% van de verlaagde aanspraken op ouderdomspensioen. 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan de deelnemer het fonds schriftelijk te kennen geven dat hij geen uitruil van het ouderdomspensioen dan wel een afwijkend uitruilpercentage wenst. Deze kennisgeving dient uiterlijk zes maanden vóór de pensioeningangsdatum respectievelijk binnen drie maanden na beëindiging van de deelneming te worden gedaan. Het partnerpensioen, inclusief aow uitkering, mag na uitruil van het ouderdomspensioen niet uitgaan boven 70% van de pensioengrondslag als bedoeld in artikel 2.1. 3. Indien uitruil plaatsvindt conform het bepaalde in het eerste of tweede lid, is de op het moment van uitruil geldende ruilvoet van toepassing. Het bestuur stelt voor de periode van 1 juli 2010 tot 1 juli 2015 een sekseneutrale ruilvoet vast, die voor deelnemers en gewezen deelnemers hetzelfde is. Een eenmaal toegepaste ruilvoet wijzigt ten aanzien van betrokkene niet ook al wordt de ruilvoet na afloop van de periode voor nieuwe gevallen aangepast. 4. Het ouderdomspensioen wordt verlaagd aan de hand van een door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde tabel. De tabel bevat de in het derde lid bedoelde ruilvoet en is hiernaast opgenomen.
14 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
partnerpensioen in % van het ouderdomspensioen / resterende ouderdomspensioen op 65 0% / 100% 30% / 92% 70% / 83% 100% / 77% De tabel met ruilvoeten bij een pensioeningangsdatum die ligt voor 65 jaar is opgenomen in bijlage 5 bij dit pensioenreglement. Het is ook mogelijk om de volgende percentages aan partnerpensioen te hanteren: 40, 50, 60 , 80 en 90%. Bij deze tussenliggende percentages wordt lineair geïnterpoleerd tussen de hierboven weergegeven percentages. Het fonds heeft de bevoegdheid deze tabel op ieder moment te wijzigen. 7. Na uitruil op de pensioeningangsdatum van de aanspraken op ouderdomspensioen, vervallen de aanspraken van de deelnemer op het gedeelte van het pensioen dat hij heeft uitgeruild op de pensioeningangsdatum. 8. Voor het door uitruil verkregen partnerpensioen gelden dezelfde bepalingen als die van toepassing zijn op het ingevolge de gewone regeling verkregen pensioen. 9. Uitruil van het ouderdomspensioen heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen. 10. Het bepaalde in dit artikel is ook van toepassing ten aanzien van de aanspraken verkregen vóór 1 juli 2001. 11. Uitruil partnerpensioen naar ouderdomspensioen a. Indien sprake is van uitruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen heeft de deelnemer op pensioendatum het recht deze uitruil ongedaan te maken mits de partner schriftelijk instemt.
ARTIKEL 4.5
Hoog-laag constructie 1. De deelnemer die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid de ingangsdatum van het ouderdomspensioen te vervroegen c.q. uit te stellen, evenals de deelnemer wiens pensioendatum niet is vervroegd dan wel uitgesteld, kan verzoeken het ouderdomspensioen zodanig vast te stellen dat de hoogte daarvan veranderlijk is in de tijd (hoog-laag constructie), waarbij de deelnemer de mogelijkheid heeft om te kiezen voor een ouderdomspensioen dat vanaf de pensioeningangsdatum tot de pensioendatum hoog is en vervolgens vanaf de pensioendatum laag, dan wel vanaf (de uitgestelde ) pensioendatum tot een later bepaalde datum hoog is en vervolgens laag, met inachtneming van de wettelijke bepalingen.
2. Het verzoek om een hoog-laag constructie van het ouderdomspensioen moet drie maanden vóór de gewenste pensioeningangsdatum worden ingediend bij het fonds en de partner in de zin van artikel 1.1, onder j, dient schriftelijk te verklaren hiermee in te stemmen. 3. De variabiliteit in de hoogte van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld aan de hand van door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde sexe-neutrale tabellen welke zijn gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële principes. Deze tabellen zijn in bijlage 4 bij dit pensioenreglement gevoegd en maken daarvan onderdeel uit. Conform het bepaalde in artikel 18d, eerste lid, onder b van de wet op de loonbelasting 1964, mag daarbij de laagste uitkering niet minder bedragen dan 75% van de hoogste uitkering en moet de mate van variatie uiterlijk op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen worden vastgesteld. Bij de toetsing of de variatie binnen de aangegeven bandbreedte blijft, overeenkomstig het bepaalde in artikel 18d, derde lid van de wet op de loonbelasting 1964, in de jaren tussen de pensioeningangsdatum en de pensioendatum buiten beschouwing een bedrag gelijk aan tweemaal de voor die jaren geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid , onderdeel b, en vijfde lid van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag. 4. Indien het verlaagde ouderdomspensioen door de keuze van een vervroegde pensioeningangsdatum en/of de keuze voor een ‘hoog-laag constructie’ onder de grens voor afkoop wegens gering bedrag als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet zou uitkomen, bedraagt het ouderdomspensioen op die datum tenminste het bedrag dat uitkomt boven de afkoopgrens’
Versie 20121217 PR 2006 | 15
5. Risico NABESTAANDEN PENSIOENREGELING ARTIKEL 5.1
ARTIKEL 5.2
1. In geval van overlijden tijdens de deelneming bedraagt het jaarlijkse partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4.1 vermeerderd met de daarop ingevolge artikel 8.1 verleende verhogingen, alsmede vermeerderd met eerder opgebouwd premievrije aanspraken op ouderdomspensioen bij het fonds, mits die niet zijn overgedragen naar een andere pensioenuitvoerder, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.1. Bij de berekening van het jaarlijkse partnerpensioen wordt er van uitgegaan, dat: - de deelneming van het tijdstip van overlijden tot de pensioeningangsdatum onafgebroken zou hebben voortgeduurd, en - over die tijd premie zou zijn betaald naar de ten tijde van zijn overlijden voor de deelnemer geldende pensioengrondslagen.
1. Indien een gedeelte van het ouderdomspensioen is uitgeruild naar partnerpensioen op de pensioeningangsdatum of bij beëindiging van de deelneming vóór de pensioeningangsdatum en de deelnemer dit niet ongedaan heeft gemaakt krachtens artikel 4.4 van dit pensioenreglement, heeft de gewezen partner in geval van echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, dan wel beëindiging van de registratie van de partnerrelatie aanspraak op bijzonder partnerpensioen ter hoogte van de aanspraak die hij/zij voordien als partner had.
Risico-partnerpensioen
2. Van de pensioengrondslagen bedoeld in het vorige lid wordt niet meer in aanmerking genomen dan het bedrag van de pensioengrondslagen, die voor de deelnemer volgens artikel 2.2 een dag voor zijn zijn overlijden zou hebben gegolden, indien deze grondslagen zouden zijn vastgesteld op basis van een pensioengevend salaris dat als volgt wordt verkregen: a. uitgegaan wordt van het tot een jaarbedrag herleide pensioengevend salaris, waarvan zou zijn uitgegaan als de pensioengrondslagen van de deelnemer één jaar voor zijn overlijden respectievelijk op de latere begindatum van zijn laatste arbeidsovereenkomst zou zijn vastgesteld; b. vervolgens wordt het onder a bedoelde pensioengevend salaris verhoogd met het percentage, dat verkregen wordt door het stijgingspercentage te verhogen met 10.
3. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt. Het eindigt op de laatste dag van de maand waarin de partner overlijdt. 5. Bij einde deelneming vervalt de aanspraak op het (risico)partnerpensioen. Financiering van dit (risico)partnerpensioen geschiedt middels risicopremies.
16 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Bijzonder partnerpensioen
2. Geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen krachtens dit artikel heeft degene die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid tot conversie van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 7.3, vijfde lid. 3. Aan de gewezen partner van de gepensioneerde of van de gewezen deelnemer voor wie aanspraak is ontstaan op bijzonder partnerpensioen wordt een bewijs van deze aanspraak uitgereikt. 4. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de gepensioneerde deelnemer of gewezen deelnemer overlijdt. Het eindigt op de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt. 5. De gewezen deelnemer of gepensioneerde en de gewezen partner (hierna: ‘de verzoekers’) met een recht op bijzonder partnerpensioen kunnen bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, notarieel verleden samenlevingscontract of schriftelijke overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is alleen geldig als het fonds zich bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is om een eventueel uit de afwijkende overeenkomst voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen en het fonds de door verzoekers ondertekende ‘overeenkomst tot het doen van afstand van bijzonder partnerpensioen’ binnen 6 maanden na scheidingsdatum heeft ontvangen. Het fonds is bevoegd een vergoeding voor de administratiekosten te vragen aan de verzoekers.
6. De gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit (gedeeltelijk) te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde. Dit onder de voorwaarde dat de vervreemding onherroepelijk is, bij notariële akte is overeengekomen en het fonds zich bereid heeft verklaard om een eventueel uit de overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken. Het fonds is bevoegd een vergoeding voor de administratiekosten te vragen. 7. Indien de partnerrelatie als bedoeld in artikel 1.1, onder j, derde gedachtestreepje, anders dan door overlijden van de deelnemer wordt beëindigd, is de in de voorafgaande leden beschreven regeling betreffende toekenning van bijzonder partnerpensioen van overeenkomstige toepassing. Dit onder voorwaarde dat is voldaan aan het bepaalde in het zevende lid. 8. Het einde van de partnerrelatie moet binnen twee jaar na het eindigen ervan aan het fonds worden gemeld door: a. een gezamenlijke verklaring aan het fonds waarin de partners verklaren dat de partnerrelatie is beëindigd, of b. overlegging van een kopie van het aangetekende schrijven van één van de partners aan de andere partner dan wel de notaris-bewaarder van het samenlevingscontract waarmee de partnerrelatie wordt beëindigd. 9. Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt als einde van de partnerrelatie als bedoeld in artikel 1.1, onder j, derde gedachtestreepje, aangemerkt de dagtekening van de gezamenlijke verklaring waarmee de beëindiging een feit is geworden dan wel de datum van aantekening van het aangetekende schrijven van één van de partners. Indien naar het oordeel van het fonds geen eenduidigheid bestaat over de beëindigingdatum, wordt als beëindigingdatum aangehouden de datum waarop volgens het bevolkingsregister de inschrijving van de deelnemer en zijn gewezen partner op hetzelfde adres is geëindigd.
ARTIKEL 5.3
Risico-wezenpensioen 1. In geval van overlijden tijdens de deelneming bedraagt het jaarlijkse wezenpensioen 14% van het ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4.1 vermeerderd met de daarop ingevolge artikel 8.1 verleende verhogingen, alsmede vermeerderd met eerder opgebouwde premievrije aanspraken op ouderdomspensioen bij het fonds, mits die niet zijn overgedragen naar een andere pensioenuitvoerder, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.1. Bij de berekening van het jaarlijkse wezenpensioen wordt er van uitgegaan, dat: - de deelneming van het tijdstip van overlijden tot de pensioeningangsdatum onafgebroken zou hebben voortgeduurd, en - over die tijd premie zou zijn betaald naar de ten tijde van zijn overlijden voor de deelnemer geldende pensioengrondslagen. Het bepaalde in artikel 5.1, tweede lid, is van toepassing. 2. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand, waarin het kind ouderloos wordt. 3. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand, waarin de deelnemer overlijdt. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand, waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt. Wanneer het echter een kind betreft als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, eindigt het wezenpensioen op de laatste dag van de maand, waarin het de 27-jarige leeftijd bereikt, dan wel waarin voordien niet langer wordt voldaan aan het in genoemde bepaling bedoelde vereiste. Het wezenpensioen eindigt voorts op de laatste dag van de maand, waarin het kind overlijdt. 4. Bij einde deelneming vervalt de aanspraak op het (risico)wezenpensioen. Financiering van dit (risico) nabestaandenpensioen geschiedt middels risicopremies.
Versie 20121217 PR 2006 | 17
ARTIKEL 5.4
Geen aanspraak op (bijzonder) partner- en/of wezenpensioen 1. Voor de partner als bedoeld in artikel 1.1, onder j, derde gedachtestreepje, bestaat geen aanspraak op partnerpensioen indien de partner niet middels een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie het samenwonen kan aantonen direct voorafgaand aan het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde met deze (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. 2. Indien de partner en/of wees schuldig of medeplichtig is aan de opzettelijke levensberoving van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde bestaat geen aanspraak op partner- of wezenpensioen voor de betreffende partner en/of wees. 3. Voor de partner als bedoeld in artikel 1.1, onder j, derde gedachtestreepje, bestaat bovendien geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen a. indien in het notarieel verleden samenlevingscontract geen eenzijdige opzeggingsclausule is opgenomen; en b. indien het einde van de partnerrelatie niet binnen twee jaar na het eindigen ervan door ten minste één van de partners aan het fonds is gemeld, door overlegging van een kopie van het aangetekende schrijven aan de andere partner dan wel de notaris-bewaarder van het samenlevingscontract waarmee de partnerrelatie wordt beëindigd. 4. In geval er op enig moment gelijktijdig sprake is van meerdere partners beschouwt het bestuur de eerste partner (in tijd) als begunstigde van het (bijzonder) partnerpensioen.
18 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
6. Gewezen deelnemers ARTIKEL 6.1
Aanspraken bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioeningangsdatum 1. Indien de deelneming eindigt anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioeningangsdatum, behoudt de gewezen deelnemer de overeenkomstig artikel 4.1 op het einde van de deelnemingsperiode opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen en de daarop met toepassing van artikel 8.1 verleende verhogingen, indien en voorzover van toepassing met inachtneming van het bepaalde in artikel 7.1 (deeltijd-bepaling). Op datum einde deelneming verkrijgt de deelnemer een aanspraak op ouderdomspensioen en een aanspraak op partnerpensioen in de verhouding van 100:70. De deelnemer kan hiertegen binnen 3 maanden na datum einde deelneming schriftelijk bezwaar maken. Het pensioenfonds zal de pensioenaanspraak alsdan omzetten in 100% ouderdomspensioen. 2. Op de in het eerste lid bedoelde pensioenaanspraken is van toepassing het bepaalde in de artikelen 4.1, tweede lid, 4.2, 4.3, 4.4, 5.2, vierde lid, 7.3 tot en met 7.8, 8.1, 9.1, 9.2, 13.1 en 13.2. 3. De pensioenaanspraken als bedoeld in het eerste lid dienen op het moment van beëindiging van de deelneming volledig te zijn gefinancierd. 4. De gewezen deelnemer die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet danwel op een werkloosheidsuitkering uit zijn woonland behoudt gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. Bij overlijden van de gewezen deelnemer gedurende de hiervoor omschreven periode heeft de partner aanspraak op partnerpensioen. De in dit lid bedoelde aanspraak op partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, waarbij rekening wordt gehouden met het op grond van artikel 4.4 verkregen partnerpensioen.
ARTIKEL 6.2
Voortzetting van de deelneming 1. Indien de deelneming eindigt anders dan door overlijden en vóór het bereiken van de pensioeningangsdatum is het fonds bevoegd toe te staan dat de gewezen deelnemer – met inachtneming van het bepaalde in de Regeling taakafbakening pensioenfondsen – voor een periode van maximaal drie jaar, gerekend vanaf de datum waarop het dienstverband is beëindigd, de deelneming voor eigen rekening voortzet, behoudens de in het tweede lid genoemde gevallen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: - de deelneming moet tot aan de beëindigingsdatum ten minste drie jaar hebben geduurd; - de pensioenregeling wordt ongewijzigd voortgezet; - de voortzetting voor eigen rekening kan niet plaatsvinden voorzover cumulatie plaatsvindt met een pensioenregeling bij een eventuele nieuwe werkgever, de vorming van een oudedagsreserve als bedoeld in artikel 3.67 van de Wet inkomstenbelasting 2001 of deelname aan een beroepspensioenregeling; - de voortzetting voor eigen rekening vindt niet plaats in de periode van drie jaren voorafgaande aan de pensioendatum, tenzij betrokkene aannemelijk maakt dat hij om medische redenen het dienstverband heeft beëindigd. De gewezen deelnemer moet ten behoeve van de vrijwillige voortzetting binnen negen maanden na het einde van de deelneming een verzoek indienen bij het fonds. 2. Indien de gewezen deelnemer na het ontslag bij een aangesloten onderneming een uitkering ontvangt die bedoeld is de inkomsten uit het beëindigde dienstverband te vervangen, en de uitkering vloeit voort uit een regeling die is afgesproken tussen werkgever(s) en werknemer(s), dan is, in uitzondering op het bepaalde in het eerste lid, vrijwillige voortzetting mogelijk zolang de betreffende uitkering voortduurt. Voorts is uitzondering mogelijk voor wat betreft de in het eerste lid vermelde maximale duur, in geval van het voortzetten van de deelneming vanwege het ontvangen van een bijdrage als bedoeld in artikel 6.3 van het pensioenreglement.
Versie 20121217 PR 2006 | 19
3. Aan de inwilliging van een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan het fonds nadere voorwaarden verbinden. Het verzoek kan ook worden toegestaan voor een bepaalde tijd, welke nadien kan worden verlengd. De periode van vrijwillige voortzetting mag in totaal de maximale duur van drie jaar niet overschrijden, behoudens het bepaalde in het tweede lid. 4. De deelnemer is voor de voortgezette deelneming dezelfde premie verschuldigd als die welke geldt met toepassing van artikel 3.1 bij verplichte deelneming. Het bedrag van de pensioengrondslag(en) wordt daarbij vastgesteld op basis van het pensioengevend salaris dat op overeenkomstige wijze wordt vastgesteld als in artikel 7.2, derde lid, is bepaald ten aanzien van het pensioengevend salaris tijdens de premievrije deelneming in verband met arbeidsongeschiktheid. Daarbij wordt in plaats van ’premievrije deelneming’ gelezen ’voortgezette deelneming. 5. Het fonds bepaalt op welke wijze, in welke termijnen en op welke tijdstippen de terzake van de voortgezette deelneming aan het fonds verschuldigde premie aan het fonds moet worden voldaan. 6. De bepalingen van dit pensioenreglement met uitzondering van hoofdstukken 3 en 11 en artikel 1.2, eerste en derde lid, zijn op de voortgezette deelneming van toepassing. Daarbij wordt de premievrije deelneming in de ouderdomspensioenregeling bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, verleend vanaf het tijdstip waarop de deelnemer arbeidsongeschikt wordt. 7. De voortzetting van de deelneming eindigt: a. door het verstrijken van de duur van de vrijwillige voortzetting, met een maximum van drie jaar, behoudens het bepaalde in het tweede lid; b. door opzegging door de deelnemer of het fonds bij aangetekend schrijven, met een opzegtermijn van drie maanden; c. indien de verschuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan, met ingang van een door het bestuur te bepalen tijdstip; d. zodra de deelnemer komt te behoren tot de kring van personen, die hetzij krachtens de wet, hetzij krachtens enige bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden of een ondernemingspensioenregeling verplicht zijn tot deelneming in het fonds of in een andere pensioenregeling; e. door het overlijden van de deelnemer; f. door het ingaan van het pensioen.
20 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
ARTIKEL 6.3
Voortzetting van de verplichte deelneming in de ouderdomspensioenregeling in verband met het verkrijgen van een fvp-bijdrage 1. In dit artikel wordt verstaan onder: a. f vp: de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet van 2 juli 1998, houdende privatisering Fonds Voorheffing Pensioenverzekering; b. werkloze werknemer: de gewezen deelnemer, die als werkloze werknemer wordt aangemerkt in artikel 1, onderdeel e, van het Bijdragereglement 1999; c. fvp-voortzettingsbijdrage: de in artikel 2, eerste lid, van het Bijdragereglement 1999 bedoelde bijdrage; d. eerste werkloosheidsdag: de in artikel 1, onderdeel h, van het Bijdragereglement 1999 bedoelde dag; e. werkloosheidsuitkering: de in artikel 1, onderdeel g, van het Bijdragereglement 1999 bedoelde uitkering. 2. Indien en zolang de werkloze werknemer, die op de eerste werkloosheidsdag de 40-jarige leeftijd heeft bereikt, in aanmerking komt voor een werkloosheidsuitkering en op grond daarvan recht heeft op een fvp-voorzettingsbijdrage, wordt zijn deelneming in de verplichte ouderdomspensioenregeling van het fonds voortgezet overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.2 (hierna te noemen: fvp-voortzetting). De te verkrijgen pensioenaanspraken in verband met de fvp-voortzetting worden vastgesteld op basis van de daadwerkelijk ontvangen fvp-voortzettingsbijdrage. De fvp voortzetting vindt alleen plaats wanneer de werkloze werknemer zijn recht op de fvp-voortzettingsbijdrage geldend heeft gemaakt.
7. BIJZONDERE SITUATIES ARTIKEL 7.1
Premie en aanspraken bij een kortere dan de normale arbeidsduur 1. Indien tijdens de deelneming de tussen de deelnemer en de onderneming overeengekomen wekelijkse arbeidsduur minder heeft bedragen dan de normale bij die onderneming geldende wekelijkse arbeidsduur, dan wordt het ouderdomspensioen voorzover dit betrekking heeft op die periode en de premie als bedoeld in artikel 3.1 voor die periode(n) van deelneming naar evenredigheid van de overeengekomen arbeidsduur in de periode(n) van deelneming berekend. 2. Bij de vaststelling van de deelnemingstijd ter berekening van het ouderdomspensioen als in het vorige lid bedoeld, wordt een parttimepercentage vastgesteld dat gelijk is aan de overeengekomen wekelijkse arbeidsduur, uitgedrukt in een percentage van de normale wekelijkse arbeidsduur van de onderneming, die in die periode gold. Het parttimepercentage wordt vermenigvuldigd met de betreffende deelnemingstijd. 3. Voor de vaststelling van de deelnemingstijd in geval van wijziging van een normale arbeidsduur naar een kortere dan de normale arbeidsduur en andersom wordt ook de berekeningswijze als bedoeld in het tweede lid toegepast.
ARTIKEL 7.2
2. Om voor (gedeeltelijke) voortzetting van de deelneming zonder premiebetaling in aanmerking te komen, dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: - de deelnemer moet recht hebben op een loongerelateerde WIA-uitkering, en - de deelnemer moet minimaal 35% arbeidsongeschikt zijn, en - de deelnemer moet het verzoek tot voortzetting binnen één jaar na het begin van de arbeidsongeschiktheid bij het fonds indienen. 3. De premievrije deelneming wordt (gedeeltelijk) voortgezet op basis van de in het vierde lid genoemde percentages van de laatst vastgestelde pensioengrondslag(en) voorafgaand aan de eerste ziektedag. De pensioengrondslag(en) wordt (worden), zolang de premievrije deelneming (gedeeltelijk) voortduurt, op de eerste januari van elk jaar opnieuw vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2, eerste tot en met derde lid. Daarbij wordt het pensioengevend salaris op basis waarvan de laatste pensioengrondslag(en) in het voorafgaande kalenderjaar was (waren) vastgesteld verhoogd met het stijgingspercentage. 4. De mate van premievrije voortzetting is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid. De mate van arbeidsongeschiktheid is het percentage waarvoor de deelnemer op grond van de wia arbeidsongeschikt is verklaard. De volgende indeling wordt aangehouden:
Premievrije deelneming in verband met arbeidsongeschiktheid
Mate van arbeidsongeschiktheid en percentage van premievrijstelling
1. De deelnemer, die arbeidsongeschikt wordt volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (wia) heeft onder voorwaarden aanspraak op (gedeeltelijke) premievrije voortzetting van de pensioenverwerving en kan een verzoek bij het fonds indienen tot voortzetting van het deelnemerschap. De premie komt (gedeeltelijk) ten laste van het fonds. In dat geval wordt aan de onderneming (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling verleend teneinde (gedeeltelijke) voortzetting van de verwerving van de pensioenaanspraken te bewerkstelligen.
mate van arbeids-
ongeschiktheid
80 - 100% 35 - 80% 0 - 35%
percentage van premievrijstelling
70% 35% 0%
Bij wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt het percentage van de premievrijstelling zo nodig opnieuw bepaald.
Versie 20121217 PR 2006 | 21
5. De arbeidsongeschikte deelnemer heeft de mogelijkheid om bovenop de in het vorige lid genoemde premievrije (gedeeltelijk) voortzetting van de deelneming, de deelneming voor eigen rekening voort te zetten. Deze (gedeeltelijk) voortzetting van de deelneming vindt plaats conform het bepaalde in artikel 6.2, met dien verstande dat het verzoek hiertoe binnen drie maanden na aanvang van de reguliere premievrije (gedeeltelijk) deelneming moet zijn gedaan, en dat voor het vaststellen van de pensioengrondslag(en) wordt uitgegaan van de laatst vastgestelde pensioengrondslag(en) voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. De in dit lid bedoelde voortzetting mag tezamen met de in het vorige lid genoemde premievrije voortzetting en de pensioenverwerving over het in een kalendermaand verworven inkomen niet uitgaan boven 100% van de pensioenverwerving zoals deze gold voordat de arbeidsongeschiktheid intrad. 6. De premievrije deelneming eindigt: a. zodra de pensioeningangsdatum is bereikt of bij eerder overlijden van de deelnemer; b. indien de deelnemer niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt is; c. indien de deelnemer een andere dienstbetrekking aanvaardt dan wel indien de deelnemer na de ingang van de premievrije deelneming wordt opgenomen in een andere pensioenvoorziening; d. indien de deelnemer niet de inlichtingen verstrekt, die het fonds voor uitvoering van de premievrije deelneming nodig oordeelt; e. indien de deelnemer geen loongerelateerde WIA-uitkering meer heeft. In de onder b tot en met e bedoelde gevallen bepaalt het fonds de datum met ingang waarvan de premievrije deelneming eindigt. Het bepaalde onder c is niet van toepassing, indien de betrokken deelnemer op de datum van opneming in een andere pensioenvoorziening gedeeltelijk arbeidsongeschikt is en uit hoofde daarvan een gedeeltelijke wia-uitkering ontvangt. De aanspraken op grond van gedeeltelijke premievrije deelneming in het fonds en de aanspraken in verband met deelneming in een andere pensioenvoorziening mogen tezamen niet meer bedragen dan de aanspraken die hij bij volledige premievrije deelneming bij het fonds zou verkrijgen. Het meerdere wordt in mindering gebracht op de aanspraken die op grond van premievrije deelneming worden verworven. In geval van gehele premievrije deelneming is het bepaalde onder c niet van toepassing indien de andere pensioenvoorziening is de pensioenregeling voor de Sociale Werkvoorziening, ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds Werk en (re)Integratie. Alsdan worden de aanspraken op grond van de gehele premievrije deelneming verminderd met de aanspraken op grond van 22 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
gelijktijdige deelneming in de pensioenregeling voor de Sociale Werkvoorziening. 7. Het in dit lid bepaalde heeft betrekking op de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer, die in het kader van reïntegratie een nieuwe (voltijd of deeltijd) arbeidsovereenkomst aangaat, binnen of buiten de bedrijfstak. Het bestuur is op verzoek van de deelnemer bevoegd te bepalen dat de deelnemer extra aanspraken krijgt toegekend indien de deelnemer kan aantonen dat er als gevolg van het aangaan van de arbeidsovereenkomst een terugval van zijn pensioenverwerving zou optreden. Dit lid is ook van toepassing, indien de terugval van de pensioenverwerving het gevolg zou zijn van het beëindigen van een FVP-bijdrage. 8. Aan de gewezen deelnemer van wie het deelnemerschap tijdens ziekte is beëindigd, kan het bestuur voortzetting van het deelnemerschap toekennen. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden: - de gewezen deelnemer was arbeidsongeschikt op de beëindigingsdatum van het deelnemerschap; - het deelnemerschap is beëindigd als gevolg van onvrijwillige beëindiging van het dienstverband; - de gewezen deelnemer heeft aansluitend op zijn ziekte recht op een loongerelateerde WIAuitkering of -aanvulling en is op dat moment minimaal 35% arbeidsongeschikt. Het bestuur is bevoegd voor deze voortzetting van het deelnemerschap (een gedeelte van) de premie bij de deelnemer in rekening te brengen. Als ingangsdatum van de voortzetting geldt de beëindigingsdatum van het dienstverband. Als mate van arbeidsongeschiktheid geldt de indeling bij ingang van de wia-uitkering. 9. Indien de werknemer bij aanvang van de deelneming al minimaal 35% arbeidsongeschikt is in de zin van de wia, wordt premievrije deelneming verleend voor een daarna optredende toename – ongeacht de oorzaak – van de arbeidsongeschiktheid. Het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel is daarbij – voor zover mogelijk – van overeenkomstige toepassing 10. De in dit artikel vervatte regeling kan worden ingetrokken of gewijzigd met inachtneming van het bepaalde in artikel 9 van de statuten. Dan kan ook worden bepaald, dat met ingang van de datum waarop de regeling vervalt of gewijzigd wordt, het bepaalde in dit artikel niet langer of niet langer ongewijzigd van toepassing is ten aanzien van de deelnemers voor wie de gehele of gedeeltelijke premievrije deelneming vóór bedoelde datum is ingetreden. De op dat tijdstip met toepassing van dit artikel verworven aanspraken blijven behouden.
11. De deelnemer behoudt aanspraak op partnerpensioen
ARTIKEL 7.3
Verevening of conversie ouderdomspensioen na scheiding 1. In dit artikel en in artikel 7.4 wordt verstaan onder: a. scheiding: echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing of door omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk, alsmede omzetting van huwelijk in geregistreerd partnerschap ; b. scheidingsdatum: - in geval van echtscheiding: de datum van inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand; - in geval van scheiding van tafel en bed: de datum van inschrijving van de beschikking in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 1:116 van het Burgerlijk Wetboek; - in geval van beëindiging van de partnerregistratie: de datum van inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de verklaring van de betrokken partijen dan wel de rechterlijke uitspraak met betrekking tot beëindiging van de registratie van de partnerrelatie; c. Wet Pensioenverevening: de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. 2. Dit artikel is van toepassing op een scheiding waarop de Wet Pensioenverevening van toepassing is. Dit houdt onder meer in dat een pensioen niet verevend wordt indien op de scheidingsdatum het deel van het pensioen, waarop recht op uitbetaling ontstaat, minder is dan het in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet bedoelde bedrag. De Wet Pensioenverevening is niet van toepassing bij de beëindiging van de relatie van partners als bedoeld in artikel 1.1, onder j, derde gedachtestreepje. 3. De (gewezen) partner van de deelnemer krijgt een recht op uitbetaling van een deel van elke uit te betalen termijn van het jaarlijkse ouderdomspensioen, mits het fonds binnen twee jaar na de scheidingsdatum het wettelijk voorgeschreven meldingsformulier heeft ontvangen. Indien de scheidingsdatum vóór 27 november 1981 ligt dient het meldingsformulier vóór 1 mei 1997 te zijn ontvangen.
4. Het in het tweede lid bedoelde deel, bedraagt de helft van het ouderdomspensioen waarop volgens dit pensioenreglement aanspraak zou hebben bestaan indien de deelnemer uitsluitend gedurende de deelnemingsperiode tussen de huwelijkssluiting en de scheidingsdatum zou hebben deelgenomen aan het fonds vermeerderd met de daarover verleende verhogingen ingevolge artikel 8.1. Indien de scheidingsdatum vóór 27 november 1981 ligt en er ook overigens aan de in de Wet Pensioenverevening genoemde vereisten wordt voldaan, bedraagt het gedeelte een kwart. 5. De deelnemer en zijn (gewezen) partner kunnen bij huwelijkse voorwaarden of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding afwijken van het gestelde in het vierde lid wat betreft de deelnemingsperiode die bij de berekening in aanmerking wordt genomen en wat betreft het percentage van de berekende aanspraken dat aan de (gewezen) partner wordt toegekend. Dit binnen het kader van de in de Wet Pensioenverevening gestelde voorwaarden. 6. Het recht van de gewezen partner op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen kan tezamen met het recht op bijzonder partnerpensioen worden geconverteerd in een recht op eigen ouderdomspensioen op naam van de gewezen partner, onder de voorwaarden als omschreven in artikel 5 van de Wet Pensioenverevening. De deelnemer en de gewezen partner dienen dit gezamenlijk overeen te komen. Het fonds kan instemmen met de conversie als voldaan is aan de hierna genoemde voorwaarden: - indien het fonds hierom verzoekt dient de deelnemer en/of de gewezen partner een gezondheidsverklaring te verstrekken aan het fonds, indien de gezondheidsverklaring hiertoe aanleiding geeft kan het fonds een medische keuring verlangen; - de conversie moet voor het fonds verzekeringstechnisch neutraal zijn; - de deelnemer en de gewezen partner dienen de door het fonds in verband met de conversie gemaakte extra kosten te vergoeden; - het aan de gewezen partner toe te kennen ouderdomspensioen dient wat betreft ingangsdatum, duur en verhogingsregime in overeenstemming te zijn met het in dit pensioenreglement gebruikelijke ouderdomspensioen.
Versie 20121217 PR 2006 | 23
7. Conversie, als omschreven in het vorige lid, heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen, het partnerpensioen ten gunste van een nieuwe partner van de deelnemer en de opbouw van het ouderdomspensioen door de deelnemer na de scheidingsdatum. Deze worden vastgesteld alsof de(gewezen) partner de aanspraak op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen en de aanspraak op bijzonder partnerpensioen heeft behouden. 8. Het gedeelte van het ouderdomspensioen waarop ten behoeve van de (gewezen) partner een recht op uitbetaling is ontstaan, dan wel de geconverteerde aanspraak op een eigen ouderdomspensioen, wordt vanaf de scheidingsdatum jaarlijks verhoogd met eenzelfde percentage als waarmee de opgebouwde aanspraken van een gewezen deelnemer als bedoeld in artikel 8.1, lid 2 worden verhoogd. Vanaf de ingangsdatum van het pensioen worden verhogingen verleend conform de ingegane pensioenen. 9. De uitkering van een op basis van dit artikel toegekende aanspraak gaat in op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer, dan wel in geval van conversie op de eerste van de maand waarin de (gewezen) partner de 65-jarige leeftijd bereikt. De uitkering gaat echter niet eerder in dan met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop het meldingsformulier is ontvangen. 10. Indien geen conversie heeft plaatsgevonden wordt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de (gewezen) partner, doch niet eerder dan vanaf de pensioendatum, het gehele ouderdomspensioen weer aan de gepensioneerde uitbetaald. 11. Indien conversie heeft plaatsgevonden is het bestuur bevoegd om in het kader van waardeoverdracht de aanspraken op eigen ouderdomspensioen vermeerderd met de verleende verhogingen ingevolge artikel 8.1, van de (gewezen) partner te vervangen door de uitkering van een bedrag ineens. Hierbij gelden de gelijke voorwaarden als genoemd in de artikelen 7.5 en 7.6. 12. Het fonds verstrekt de deelnemer en zijn (gewezen) partner een opgave van de aanspraken die op grond van dit artikel zijn verkregen. 13. Het fonds kan de kosten van een verevening in rekening brengen bij de deelnemer en zijn (gewezen) partner, dan wel in mindering brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
24 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
14. Het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing in geval van beëindiging van een geregistreerd partnerschap. In plaats van ’de huwelijkssluiting’ wordt dan gelezen ’het aangaan van het geregistreerd partnerschap’ en in plaats van ’huwelijkse voorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst gesloten met het oog op de scheiding’ wordt dan gelezen ’partnerschapsvoorwaarden of bij een schriftelijke overeenkomst gesloten met het oog op de beëindiging van het geregistreerd partnerschap’.
ARTIKEL 7.4
Conversie van aanspraken onder het wettelijk minimumbedrag 1. Indien artikel 7.3 niet van toepassing is omdat de aanspraak die de (gewezen) partner zou verkrijgen lager is dan het wettelijk minimum als bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet, dan bestaat onder nader door het fonds te stellen voorwaarden toch de mogelijkheid van conversie. Het fonds hanteert hierbij zoveel mogelijk dezelfde voorwaarden die gelden bij conversie op basis van artikel 7.3 en de Wet Pensioenverevening. 2. Alvorens het fonds een verzoek tot conversie als bedoeld in het eerste lid in behandeling neemt, dienen de deelnemer/gewezen deelnemer, gepensioneerde en de gewezen partner het op basis van artikel 7.3, zesde en dertiende lid, vastgestelde bedrag aan kosten te voldoen.
ARTIKEL 7.5
Plicht tot in- en uitgaande waardeoverdrachten 1. Bij verandering van dienstverband is de pensioenuitvoerder van de oude werkgever verplicht mee te werken om de opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer, met uitzondering van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen, over te dragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Ook in het geval er geen sprake is van een verandering van dienstverband, maar wel van een verandering van pensioenuitvoerder is de oude pensioenuitvoerder verplicht mee te werken om de opgebouwde pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer over te dragen naar de nieuwe pensioenuitvoerder. Voornoemde plicht tot waardeoverdracht is van toepassing bij een individuele waardeoverdracht. De artikelen 71, 72, 73, 74, 76, 85, 86 en 91 van de Pensioenwet, alsmede artikel 18 tot en met 28 inclusief artikel 23a Besluit uitvoering Pensioenwet zijn van overeenkomstige toepassing.
2. De gewezen deelnemer dient de waardeoverdracht binnen zes maanden na aanvang van de deelneming in de pensioenregeling van de nieuwe pensioenuitvoerder aan te vragen bij laatstgenoemde. 3. Voor de bepaling van de overdrachtswaarde, de extra pensioenaanspraken uit waardeoverdracht en dergelijke worden de vastgestelde wettelijke reken- en procedureregels als genoemd in Hoofdstuk 6 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en paragraaf 2 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling door het fonds toegepast. 4. Bij liquidatie van het fonds is de plicht tot collectieve waardeoverdracht als genoemd in artikel 84 van de Pensioenwet van toepassing.
ARTIKEL 7.6
Bevoegdheid tot waardeoverdracht Bij een verzoek om inkomende of uitgaande waardeoverdracht die niet onder de plicht tot waardeoverdracht valt, is het fonds bevoegd mee te werken aan de waardeoverdracht. Het fonds is bevoegd een opslag wegens dekkingsgraad te vragen. De verdere afhandeling van de bevoegdheid tot waardeoverdracht vindt plaats volgens de artikelen 75, 78, 83, 87, 88, 90 en 92 van de Pensioenwet.
ARTIKEL 7.7
Verval van aanspraken na waardeoverdracht Na vervanging van de opgebouwde pensioenaanspraken door een uitkering ineens, kan door de betrokkene tegenover het fonds geen enkel recht meer worden ontleend aan de periode van deelneming waarop de opgebouwde pensioenaanspraken betrekking had en wordt bij hernieuwde deelneming met die periode geen rekening gehouden.
ARTIKEL 7.8
Inkomende waardeoverdracht Indien er waarden naar het fonds worden overgedragen, zullen deze worden aangewend ter verwerving van aanspraken op ouderdomspensioen als bedoeld in dit pensioenreglement. De aanspraken worden berekend overeenkomstig de regels die daartoe bij of krachtens de Pensioenwet zijn gesteld.
Versie 20121217 PR 2006 | 25
8. VOORWAARDELIJKE TOESLAGVERLENING ARTIKEL 8.1
Voorwaardelijke toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten 1. Op de pensioenaanspraken van deelnemers wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal het stijgingspercentage. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken van deelnemers worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. 2. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioen- en aanspraakgerechtigden wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal het percentage waarmee de consumentenprijsindex cpi alle huishoudens afgeleid (2000 = 100), van de maand september van het voorafgaande jaar afwijkt van dat prijsindexcijfer van de maand september van het daaraan voorafgaande jaar (eerste publicaties cbs). Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. 3. Indien het volgens het tweede lid verkregen percentage in enig jaar hoger is dan het in het eerste lid genoemde stijgingspercentage wordt, alvorens tot eventuele aanpassing van de pensioenaanspraken van deelnemers en de pensioenrechten en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt overgegaan, cao-partijen om een advies gevraagd.
26 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
9. AANVRAAG EN UITBETALING PENSIOENEN ARTIKEL 9.1
ARTIKEL 9.3
1. Toekenning van pensioen geschiedt door het fonds op schriftelijke aanvraag door of vanwege de (gewezen) deelnemer, de (gewezen) partner, kinderen of pensioengerechtigden, te richten tot de pensioenuitvoeringsorganisatie onder bijvoeging van de door het fonds voor de regeling van het pensioen nodig geoordeelde stukken.
1. Wettelijk is afkoop bij het fonds slechts mogelijk in geval van: 1. klein ouderdomspensioen en overige pensioenen bij einde deelneming; 2. klein partnerpensioen en eventueel wezenpensioen bij ingang; 3. klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding; 4. korting van de pensioenen en aanspraken door het fonds als de technische voorzieningen en het minimaal vereiste vermogen niet meer volledig zijn gedekt.
Aanvragen en toekenning van pensioen
2. Het fonds is bevoegd uit eigen beweging een pensioen toe te kennen, indien de aanvraag om pensioen achterwege is gebleven.
ARTIKEL 9.2
Uitbetaling van pensioen en het vervallen van het recht op pensioen 1. Het jaarlijkse pensioen wordt uitgekeerd in maandelijkse termijnen, voor het eerst aan het einde van de kalendermaand, waarin het is ingegaan. 2. Elke maandelijkse termijn bedraagt een twaalfde van het jaarlijkse pensioen. 3. Het jaarlijkse pensioen wordt in veelvouden van twaalf eurocent naar boven afgerond. 4. In afwijking van het voorgaande kan het bestuur bepalen dat een pensioen in driemaandelijkse, halfjaarlijkse of jaarlijkse termijnen wordt uitgekeerd, indien de maandelijkse termijnen van het pensioen minder zijn dan een door het bestuur bepaald bedrag. 5. Tot en met 31 december 2006 vervallen pensioentermijnen die niet zijn opgeëist binnen vijf jaar na de eerste dag van opeisbaarheid, tenzij de pensioengerechtigde ten genoegen van het bestuur aantoont deze niet te hebben kunnen opeisen of het bestuur om andere redenen tot gehele of gedeeltelijke uitkering van het pensioen besluit. Op 1 januari 2007 nog niet verjaarde pensioentermijnen kunnen niet verjaren bij leven van de pensioengerechtigde. Een pensioentermijn waarover niet is beschikt, vervalt aan het fonds na overlijden van de pensioengerechtigde.
Afkoop van pensioen; algemene bepalingen
2. Op de eerste drie mogelijkheden wordt hierna nader ingegaan. Voor laatstgenoemde mogelijkheid wordt verwezen naar artikel 1.7. 3. Het fonds kan pensioenen afkopen die op jaarbasis minder bedragen dan € 427,29 (1 januari 2011). Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd volgens artikel 66, lid 8, van de Pensioenwet. Eenvoudigheidshalve wordt in dit pensioenreglement gesproken over kleine pensioenen. De hoogte van de pensioenen wordt bepaald inclusief verleende toeslagen. 4. In de artikelen 9.4 tot en met 9.6 wordt aangegeven, dat afkoop binnen de termijn van 6 maanden na afloop van de termijn van 2 jaar zonder toestemming van betrokkene kan gebeuren. Indien de toestemming niet binnen de termijn van 6 maanden wordt verkregen, zal tot periodieke uitkering worden overgegaan, tenzij betrokkene daarna alsnog voor afkoop kiest. 5. Of een jaarlijks pensioen onder het in het derde lid genoemde minimumbedrag ligt wordt beoordeeld op het toetsmoment. In de artikelen 9.4 tot en met 9.6 is aangegeven op welk tijdstip dit toetsmoment ligt. Het is mogelijk dat het jaarlijks pensioenbedrag na het toetsmoment onder het in het derde lid genoemde minimumbedrag komt te liggen. Dit wordt beoordeeld naar de situatie op de eerste januari van dat jaar. Het fonds kan in dat geval het pensioen met instemming van de gewezen deelnemer of pensioengerechtigde afkopen.
Versie 20121217 PR 2006 | 27
6. Op de afkoopsom worden de wettelijke inhoudingen in mindering gebracht.
ARTIKEL 9.5
7. De toe te passen afkoopfactoren zijn vastgesteld op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid en zijn opgenomen in bijlage 1 achter dit pensioenreglement. Bij de afkoop wordt geen onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen. De afkoopfactoren zijn voor deelnemers en gewezen deelnemers dezelfde.
1. Het fonds kan klein partnerpensioen en eventueel wezenpensioen van de nabestaanden bij de ingang van het partnerpensioen afkopen. Toetsmoment of sprake is van klein partnerpensioen is de ingangsdatum van het partnerpensioen en het eventuele wezenpensioen.
8. Elk beding strijdig met de hiervoor genoemde wettelijk afkoopmogelijkheden is nietig.
ARTIKEL 9.4
Afkoop klein ouderdomspensioen na einde deelneming anders dan door overlijden 1. Het fonds kan klein ouderdomspensioen van de gewezen deelnemer na einde deelneming anders dan door overlijden afkopen. Afkoop kan op zijn vroegst 2 jaar na beëindiging van de deelneming plaats hebben, mits de gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van het dienstverband geen procedure tot waardeoverdracht is gestart. 2. Als binnen de termijn van 2 jaar de reguliere pensioendatum wordt bereikt kan de afkoop vóór het einde van de 2-jaarstermijn plaatsvinden. 3. Het toetsmoment of sprake is van klein ouderdomspensioen is het tijdstip van beëindiging van de deelneming, tenzij de pensioendatum vóór het einde van de 2-jaarstermijn ligt. In dat geval is het toetsmoment conform artikel 66, lid 1, van de Pensioenwet de pensioendatum. 4. Het fonds informeert de gewezen deelnemer binnen 6 maanden na afloop van de termijn van 2 jaar over de afkoop en gaat ook binnen 6 maanden tot uitbetaling over. Het fonds informeert de gepensioneerde binnen 6 maanden na de pensioendatum over de afkoop en gaat ook binnen 6 maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van 6 maanden is voor de afkoop toestemming van de gewezen deelnemer of de gepensioneerde nodig. 5. Als een ouderdomspensioenaanspraak wordt afgekocht, worden ook de meeverzekerde aanspraken op (bijzonder) partner- en wezenpensioen afgekocht. De afkoopsom van het bijzonder partnerpensioen wordt aan de gewezen partner ter beschikking gesteld. 6. De afkoopwaarde wordt ter beschikking gesteld onder inhouding van de wettelijke inhoudingen.
28 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Afkoop klein partnerpensioen bij ingang
2. Het fonds informeert de partner binnen 6 maanden na de ingangsdatum van het partnerpensioen over de afkoop en gaat ook binnen deze termijn van 6 maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van 6 maanden is voor de afkoop toestemming van de partner nodig. 3. De afkoopsom van het partnerpensioen wordt aan de partner ter beschikking gesteld en het wezenpensioen wordt aan de wees ter beschikking gesteld, tenzij de wees minderjarig is, dan wordt de afkoopsom ter beschikking gesteld aan de wettelijke vertegenwoordiger. 4. De afkoopwaarde wordt ter beschikking gesteld onder inhouding van de wettelijke inhoudingen.
ARTIKEL 9.6
Afkoop klein bijzonder partnerpensioen bij scheiding 1. Het fonds kan het kleine bijzondere partnerpensioen van de gewezen partner afkopen. Bijzonder partnerpensioen komt voor afkoop in aanmerking als de uitkering van het bijzonder partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het in artikel 9.3, derde lid, genoemde minimumbedrag. 2. Het fonds informeert de gewezen partner binnen 6 maanden na de melding van de scheiding over de afkoop en gaat ook binnen 6 maanden tot uitbetaling over. Na afloop van de termijn van 6 maanden is voor de afkoop toestemming van de gewezen partner nodig. 3. De afkoopwaarde wordt ter beschikking gesteld onder inhouding van de wettelijke inhoudingen.
ARTIKEL 9.7 Vervallen.
ARTIKEL 9.8 Vervallen
10. VRIJSTELLINGSREGELING GEMOEDSBEZWAARDEN ARTIKEL 10.1
Verlening van vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 1. De werknemer of de aangesloten onderneming, die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan op zijn aanvraag door het fonds worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit pensioenreglement te zijnen aanzien bepaalde. Dit geldt ook voor de aangesloten onderneming met rechtspersoonlijkheid, waarbij natuurlijke personen betrokken zijn, die zodanige bezwaren hebben. 2. Bij de indiening van de aanvraag moet gebruik worden gemaakt van een door het bestuur vastgestelde modelverklaring. Uit deze verklaring blijkt, dat degene die de verklaring indient overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering en daarom noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uit de door een aangesloten onderneming in te dienen verklaring moet tevens blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegen de nakoming van de haar als aangesloten onderneming opgelegde verplichtingen. 3. De aanvraag tot vrijstelling van een aangesloten onderneming met rechtspersoonlijkheid moet worden ingediend door het daartoe bevoegde orgaan van de rechtspersoon onder overlegging van een verklaring, waaruit blijkt dat de natuurlijke personen, die deel uitmaken van dat orgaan, in meerderheid overwegende gemoedsbezwaren hebben. Bij de aanvraag moet een gewaarmerkt afschrift worden overgelegd van de statuten van de rechtspersoon en van de notulen van de vergadering, waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is genomen. 4. De vrijstelling wordt door het fonds verleend, indien de verklaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is. Aan degene, die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de haar als aangesloten onderneming opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de haar anders dan in haar hoedanigheid van aangesloten onderneming opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd. Van de verleende vrijstelling wordt een bewijs uitgereikt.
5. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden, welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van het fonds. Een vrijgestelde onderneming is verplicht te zorgen, dat (een afschrift van) de haar verleende vrijstelling wordt en blijft opgehangen op een plaats, welke vrij toegankelijk is voor alle in haar dienst zijde werknemers, zodat door hen op gemakkelijke wijze kan worden kennis genomen van de verleende vrijstelling. 6. Op de pensioenreglementaire bepalingen inzake vrijstelling zijn de bepalingen van hoofdstuk IIb van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing, tenzij bij wet of ministeriële regelgeving anders bepaald is.
ARTIKEL 10.2
Spaarbijdragen 1. Voor een ieder, die vrijstelling heeft wegens gemoedsbezwaren, geschiedt de opbouw van de pensioenvervangende uitkeringen op basis van te storten spaarbijdragen. Dat geldt ook voor een aangesloten onderneming, die geen vrijstelling heeft en die een werknemer in dienst heeft die wel een vrijstelling heeft. Het werknemersaandeel in deze spaarbijdragen wordt op het salaris van de werknemer ingehouden. 2. De vrijgestelde onderneming is voor een werknemer, die geen vrijstelling heeft een spaarbijdrage aan het fonds verschuldigd. Deze spaarbijdrage is gelijk aan de totale premie die bij de aangesloten onderneming in rekening zou zijn gebracht als er geen vrijstelling was verleend. Het op het salaris van de werknemer in te houden werknemersaandeel in deze spaarbijdrage geeft recht op een evenredig deel van de pensioenaanspraken, waarop recht zou hebben bestaan, indien aan zijn aangesloten onderneming geen vrijstelling zou zijn verleend. Voor een dergelijke werknemer wordt de pensioenregeling volledig van kracht, indien hij aan het fonds heeft gevraagd het werkgeversdeel in de spaarbijdrage aan te merken als pensioenpremie.
Versie 20121217 PR 2006 | 29
ARTIKEL 10.3
Storting op spaarrekening 1. De ingevolge artikel 11.2 voor een werknemer betaalde spaarbijdragen, met uitzondering van de spaarbijdragen bedoeld in het tweede lid van genoemd artikel, worden geboekt op een die werknemer betreffende spaarrekening. Het saldo daarvan wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd met rente. De rentevoet wordt door het bestuur vastgesteld, met inachtneming van de procentuele salarisstijgingen in de bedrijfstak in de periode van 2 januari van het kalenderjaar voorafgaand aan de aanpassingsdatum tot en met de aanpassingsdatum. 2. Voor de werknemer als bedoeld in artikel 11.2, tweede lid, die geen aanvraag heeft gedaan als bedoeld in de laatste volzin van dat lid en die uit de dienst treedt van de aangesloten onderneming die wel een vrijstelling heeft, wordt de pensioenregeling volledig van kracht. Hetzelfde geldt als een dergelijke werknemer overlijdt of de pensioendatum bereikt. Het op zijn naam geboekte spaarsaldo vervalt en de voor hem betaalde spaarbijdragen worden als voor hem betaalde premie beschouwd.
ARTIKEL 10.4 Uitkeringen
De gespaarde bijdragen voor de vervangende uitkering voor het ouderdoms-, partner- of wezenpensioen worden na het bereiken van de 65-jarige leeftijd in gelijke termijnen aan de werknemer gedurende 15 jaar uitgekeerd. Indien het jaarbedrag uitkomt beneden het bedrag genoemd in artikel 66, eerste lid, van de Pensioenwet wordt het spaarbedrag in één keer uitgekeerd.
ARTIKEL 10.5
Overlijden van de uitkeringsgerechtigde werknemer 1. Bij het overlijden van de uitkeringsgerechtigde werknemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbedragen aangewend voor een uitkering aan de in de pensioenregeling genoemde partner, als bedoeld in artikel 18b van de Wet op de loonbelasting 1964. De periode waarover voor de partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt 15 jaar. Ingeval geen sprake is van een partner maar wel van één of meer wezen als bedoeld in artikel 18c van de Wet op de loonbelasting 1964, wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan de wezen. Voor de uitkeringsperiode dient te worden aangesloten bij de pensioenregeling. Bij afwezigheid van partners of wezen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een 30 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. 2. Bij overlijden van de werknemer nadat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de in de pensioenregeling opgenomen partner als bedoeld in artikel 18b van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien een partner ontbreekt geschiedt de uitkering ten behoeve van de in de pensioenregeling vermelde wezen als bedoeld in artikel 18c van de Wet op de loonbelasting 1964. Bij afwezigheid van partners of wezen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalige uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
ARTIKEL 10.6
Eindigen van de vrijstelling 1. Het fonds is verplicht een vrijstelling in te trekken: a. indien de betrokkene dit verzoekt; b. indien naar zijn oordeel de gemoedsbezwaren op grond waarvan de vrijstelling is verleend niet langer geacht kunnen worden te bestaan. Het fonds is bevoegd een vrijstelling in te trekken, indien de betrokkene de daarbij gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk naleeft. 2. Onverminderd het bepaalde in het vorige lid vervalt de vrijstelling, welke is verleend aan een rechtspersoon, na verloop van vijf jaar na de datum van ingang van de vrijstelling. Met ingang van de datum, waarop een vrijstelling is vervallen kan een nieuwe vrijstelling worden verleend. 3. Door de intrekking of het vervallen van de vrijstelling wordt voor de betrokkene de pensioenregeling volledig van kracht. Het op zijn naam geboekte spaarsaldo vervalt en de voor hem betaalde spaarbijdragen worden beschouwd als voor hem betaalde premie.
11. OVERGANGSREGELING OUDERDOMS- EN NABESTAANDENPENSIOEN ARTIKEL 11.1
Samenvoeging van aanspraken ingevolge het vervallen pensioenreglement met aanspraken ingevolge de voorgaande hoofdstukken Voor deelnemers die op zowel 31 december 2005 als 1 januari 2006 deelnemer zijn in de pensioenregeling worden de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen berekend per 31 december 2005. Deze premievrije pensioenaanspraken per 31 december 2005 worden ingebracht in de met ingang van 1 januari 2006 geldende regeling.
ARTIKEL 11.2
Handhaving vervallen pensioenreglement ná 31 december 2005 voor bepaalde groepen Voor de volgende groepen blijft het vervallen pensioenreglement van kracht: - de pensioengerechtigden die op 31 december 2005 lopende pensioenuitkeringen ontvangen; - de per 31 december 2005 aanwezige gewezen deelnemers in de pensioenregeling. Indien zij echter op of na 1 januari 2006 opnieuw gaan deelnemen in de pensioenregeling worden de op grond van het vervallen pensioenreglement verkregen premievrije pensioenaanspraken alsnog ingebracht in de met ingang van 1 januari 2006 geldende regeling; - voor deelnemers die op 31 december 2005 deelnemer waren in de pensioenregeling met recht op (gedeeltelijke) voortzetting van de pensioenverwerving wegens arbeidsongeschiktheid conform het vervallen pensioenreglement en die al dan niet nog werkzaam zijn bij een aangesloten onderneming, blijft de voortzetting van de pensioenverwerving plaatsvinden conform het vervallen pensioenreglement; - voor degenen die op 31 december 2005 de deelneming voortzetten op grond van het bepaalde in artikel 11. van het vervallen pensioenreglement (vrijwillige voortzetting) zolang ze onafgebroken van die regeling gebruik maken. Een verzoek om vrijwillige voortzetting moet worden ingediend binnen drie maanden nadat de verplichte deelneming is geëindigd. Een gewezen deelnemer kan dus nog in (een deel van) 2006 tijdig een verzoek tot voortzetting indienen. De voortzetting (mits toegestaan) heeft dan als ingangsdatum de dag volgend op de dag waarop de verplichte deelneming is geëindigd; - voor degenen die op 31 december 2005 de deelneming voortzetten op grond van het bepaalde in
artikel 11.2 van het vervallen pensioenreglement (fvp-voortzetting) zolang ze onafgebroken van die regeling gebruik maken. Voor deze deelnemers blijven de aanspraken en pensioenen volledig verzekerd en uitgekeerd zoals dat in de pensioenregeling per 31 december 2005 van toepassing was. De aanspraken en ingegane (invaliditeits)pensioenen berustende op het vervallen pensioenreglement worden aangepast conform het bepaalde in artikel 8.1 van dit pensioenreglement. Dit geldt ook voor de aanspraken en ingegane pensioenen als bedoeld in artikel 17.2 van Hoofdstuk 17 (Aanspraken ter zake van deelneming in het fonds vóór 1 juli 2001) van het vervallen pensioenreglement.
ARTIKEL 11.3
Aanspraken terzake van deelneming in het fonds vóór 1 juli 2001 1. De op 30 juni 2001 geldende pensioenreglementen I en II van het fonds zijn met ingang van 1 juli 2001 buiten werking getreden. Op aanspraken en ingegane pensioenen die zijn opgebouwd voor 1 juli 2001 blijven de bepalingen uit pensioenreglementen I en II van toepassing met dien verstande dat: 2. - de aanspraken ter zake van deelneming in het fonds vóór 1 juli 2001 die eerst na 1 juli 2001 tot uitkering komen verhoogd worden met 8% vakantietoeslag, en - dat het nabestaanden- en wezenpensioen verkregen uit aanspraken ter zake van deelneming in het fonds vóór 1 juli 2001 in gaat op de eerste dag van de maand, waarin de gepensioneerde of gewezen deelnemer overlijdt. 2. Als de deelnemer de keuze maakt om het ouderdomspensioen te vervroegen, dan bedraagt het partner- en wezenpensioen, na de vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, 70%, respectievelijk 14% van het (verlaagde) ouderdomspensioen. De bijbehorende factoren worden vastgesteld aan de hand van door het bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde sexeneutrale tabellen welke zijn gebaseerd op algemeen aanvaarde actuariële principes. Deze tabel is in bijlage 6 bij dit pensioenreglement gevoegd en maakt daarvan onderdeel uit. Versie 20121217 PR 2006 | 31
12. OVERIGE BEPALINGEN ARTIKEL 12.1
Bijzondere voorzieningen voor werknemers jonger dan 21 jaar 1. Indien een werknemer, in dienst van een aangesloten onderneming waaraan geen vrijstelling als bedoeld in hoofdstuk 11 van het uitvoeringsreglement is verleend of die een zodanig verzoek heeft ingediend, overlijdt vóór het bereiken van de 21-jarige leeftijd, heeft zijn/haar partner aanspraak op een jaarlijks partnerpensioen als bedoeld in hoofdstuk 5 dat berekend wordt alsof de werknemer wel de 21-jarige leeftijd bereikt heeft op de datum van overlijden. Tevens bestaat recht op wezenpensioen alsof de overleden werknemer wel de 21-jarige leeftijd bereikt zou hebben op het moment van overlijden. In hoofdstuk 11 van het uitvoeringsreglement zijn bepalingen opgenomen over het verkrijgen van vrijstelling van de verplichte deelneming in het fonds op grond van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000. 2. Het bepaalde in de artikelen 7.1 en 5.4 is van toepassing op de aanspraken vermeld in het eerste lid.
32 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
13. INFORMATIE VERSTREKKING ARTIKEL 13.1
Informatieverstrekking algemeen 1. De informatie wordt schriftelijk verstrekt tenzij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische verstrekking. 2. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner heeft ingestemd met elektronische verstrekking van informatie en het bij het fonds bekende adres voor deze elektronische verstrekking blijkt onjuist, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk. 3. Bij het verstrekken van de schriftelijke informatie kan het fonds zich houden aan het laatst hem bekende adres. Blijkt dit adres onjuist te zijn, dan doet het fonds navraag bij de gemeentelijke basisadministratie in de laatst bekende woonplaats. De hiermee gepaard gaande kosten kan het fonds in rekening brengen bij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner. Deze kosten kunnen niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering. 4. Het fonds is bevoegd kosten in rekening te brengen voor het verstrekken van de informatie als bedoeld in artikel 14.6, eerste lid, onderdelen b tot en met d, en vierde lid, en artikel 14.11. De overige informatie wordt kosteloos verstrekt. De informatie op grond van artikel 14.6, derde lid, wordt eveneens kosteloos verstrekt. 5. De informatie over toeslagverlening, als bedoeld in artikel 14.2, eerste lid, onderdeel c, artikel 14.3, onderdeel c, artikel 14.4, onderdeel b, artikel 14.5, eerste lid, onderdeel b, artikel 14.7, onderdeel b, artikel 14.8, eerste lid, onderdeel b, artikel 14.9, onderdeel c, en artikel 14.10, eerste lid, onderdeel c, heeft betrekking op: a. het ambitieniveau en de voorwaarden die gelden bij de toeslagverlening; b. de wijze van financiering van voorwaardelijke toeslagverlening en, indien is gekozen voor financiering door het creëren van technische voorzieningen, de hoogte van de voorziening in relatie tot de benodigde voorziening; c. de verwachtingen ten aanzien van toekomstige toeslagverlening; en d. de toeslagverlening over de afgelopen drie jaar waarbij wordt aangegeven of dit in overeenstemming met het gepresenteerde toeslagenbeleid is geweest.
ARTIKEL 13.2
Informatie aan de deelnemers bij aanvang van de deelneming (startbrief) 1. Het fonds verstrekt de deelnemer binnen drie maanden na aanvang van de deelneming een zogenoemde startbrief. Deze startbrief bevat in ieder geval informatie over: a. de ingangsdatum van de deelneming aan de pensioenregeling; b. de inhoud van de basispensioenregeling; c. de toeslagverlening; d. het recht van de deelnemer om bij het fonds het voor hem geldende pensioenreglement op te vragen; e. het bestaan van een vrijwillige pensioenregeling; f. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het fonds; g. het recht van de deelnemer om bij het fonds een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak. 2. Het fonds informeert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het fonds. 3. Het eerste lid is niet van toepassing indien de gewezen deelnemer binnen zes maanden na beëindiging van een eerdere periode van deelneming opnieuw deelnemer wordt in het fonds en de gewezen deelnemer de in het eerste lid bedoelde informatie al eerder heeft ontvangen. Informatie die sinds de vorige verstrekking is gewijzigd wordt wel verstrekt.
Versie 20121217 PR 2006 | 33
ARTIKEL 13.3
Jaarlijkse informatie aan de deelnemers (uniform pensioenoverzicht) Het fonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een uniform pensioenoverzicht. Dit overzicht bevat in ieder geval: a. een opgave van de verworven pensioenaanspraken; b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken; c. informatie over toeslagverlening; en d. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
ARTIKEL 13.4
Informatie aan de deelnemers bij beëindiging van de deelneming Het fonds verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming: a. een opgave van de tot dat moment op grond van het pensioenreglement opgebouwde pensioenaanspraken; b. informatie over toeslagverlening; c. informatie over de mogelijkheid van afkoop van aanspraken op ouderdomspensioen bij beëindiging van de deelneming voorzover er sprake is van een pensioenaanspraak onder de afkoopgrens; d. informatie over het recht op of de mogelijkheid tot waardeoverdracht bij wisseling van werkgever of toetreding tot een beroepspensioenregeling; e. informatie over de consequenties van arbeidsongeschiktheid; f. informatie over het actueel zijn van een korte- of langetermijnherstelplan; en g. informatie over het vervallen van de dekking tegen het risico op overlijden.
ARTIKEL 13.5
Periodieke informatie aan gewezen deelnemers 1. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer ten minste een keer in vijf jaar: a. een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken; en b. informatie over toeslagverlening. 2. Het fonds informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
34 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
ARTIKEL 13.6
Informatie op verzoek van de (gewezen) deelnemers, de gewezen partner en de pensioengerechtigde 1. Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde op verzoek: a. het voor hem geldende pensioenreglement; b. het jaarverslag en de jaarrekening van het fonds; c. het uitvoeringsreglement; d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; en e. de verklaring inzake beleggingsbeginselen, het kortetermijnherstelplan, het langetermijnherstelplan, informatie over de hoogte van de dekkingsgraad, over het van toepassing zijn van een aanwijzing van de toezichthouder indien het fonds niet voldoet aan de Pensioenwet, en over de aanstelling van een bewindvoerder indien het fonds een wanbeleid voert of als het bestuur van het fonds komt te ontbreken. 2. Het fonds verstrekt de deelnemer, de gewezen deelnemer en de gewezen partner op verzoek informatie die specifiek voor hem relevant is. 3. Het fonds verstrekt de deelnemer of gewezen deelnemer op verzoek informatie over de consequenties van uitruil van partnerpensioen voor een hoger en/of eerder ingaand ouderdomspensioen, van ouderdomspensioen in partnerpensioen of van andere vormen van uitruil. 4. Het fonds verstrekt de gewezen deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken. 5. Het fonds verstrekt de in het eerste en derde lid bedoelde informatie op verzoek ook aan vertegenwoordigers van deelnemers, van gewezen deelnemers, van gewezen partners of van pensioengerechtigden.
ARTIKEL 13.7
ARTIKEL 13.10
Het fonds verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen: a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; b. informatie over toeslagverlening; en c. informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is, zoals de mogelijkheid van afkoop van een aanspraak op bijzonder partnerpensioen, voorzover sprake is van een pensioenaanspraak onder de afkoopgrens.
1. Het fonds verstrekt de pensioengerechtigde jaarlijks: a. een opgave van zijn pensioenrecht; b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en c. informatie over toeslagverlening.
ARTIKEL 13.8
ARTIKEL 13.11
Informatieverstrekking aan gewezen partner bij scheiding
Periodieke informatie aan gewezen partner 1. Het fonds verstrekt de gewezen partner ten minste een keer in de vijf jaar: a. een opgave van zijn opgebouwde aanspraak op partnerpensioen op grond van artikel 14.7; en b. informatie over toeslagverlening. 2. Het fonds informeert de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
ARTIKEL 13.9
Informatieverstrekking aan pensioengerechtigden bij pensioeningang
Periodieke informatie aan pensioengerechtigden
2. Het fonds informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Informatieverstrekking bij vertrek naar een andere lidstaat 1. Het fonds verstrekt deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hun op grond van de pensioenregeling worden geboden. 2. De informatie die op grond van het eerste lid wordt verstrekt is ten minste overeenkomstig de informatie die wordt verstrekt aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden die in Nederland blijven.
1. Het fonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt: a. een opgave van zijn pensioenrecht; b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en c. informatie over toeslagverlening. 2. Het fonds informeert de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
Versie 20121217 PR 2006 | 35
14. SLOTBEPALINGEN ARTIKEL 14.1
Bestuursbeslissingen en hardheidsclausule 1. Indien toepassing van enige bepaling van dit pensioenreglement ten opzichte van een (gewezen) deelnemer, diens (gewezen) partner of kinderen, of een pensioengerechtigde naar het oordeel van het bestuur tot bijzondere hardheid zou leiden, is het bestuur na schriftelijk advies van de actuaris bevoegd in voor deze personen gunstige zin te beslissen en voor die personen een bijzondere voorziening te treffen. 2. In individuele gevallen, waarin dit pensioenreglement niet voorziet, zal het bestuur na schriftelijk advies van de actuaris handelen zoveel mogelijk in overeenstemming met de geest van de in dit pensioenreglement gestelde regelen.
ARTIKEL 14.2
Slotbepaling en glijclausule 1. Het fonds en de (aangesloten) ondernemingen zullen bij de toepassing van het bepaalde in dit pensioenreglement binnen de grenzen van de fiscale wet- en regelgeving blijven. 2. Indien en voor zover sprake is van bovenmatigheid van de uit deze regeling voortvloeiende uitkeringen en aanspraken, zal de regeling worden aangepast naar een fiscaal aanvaardbaar niveau.
ARTIKEL 14.3 Citeertitel
Dit pensioenreglement kan worden aangehaald als ’Pensioenreglement 2006’.
ARTIKEL 14.4
Inwerkingtreding Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2006 en is laatstelijk gewijzigd op 13 december 2012, met dien verstande dat de wijzigingen inwerking treden met ingang van 1 januari 2013.
36 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Bijlage 1 Invaliditeitspensioenregeling ARTIKEL 1.1
Begripsbepalingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. invaliditeitssalaris: het voor de deelnemer geldende pensioengevend salaris in de zin van artikel 2.1, eerste lid, gemaximeerd tot het voor de deelnemer geldende salaris in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (wao); b. invaliditeitsfranchise: de franchise als omschreven in artikel 17, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen, herleid tot een jaarbedrag; c. heffingsgrondslag: het invaliditeitssalaris van de deelnemer, dat geldt op de datum van vaststelling van het invaliditeitssalaris, herleid tot een jaarbedrag en afgerond op hele euro’s, verminderd met de invaliditeitsfranchise; d. invaliditeitspensioengerechtigde: degene aan wie een invaliditeitspensioen door het fonds is toegekend; e. uitkeringsgrondslag: de loondervingsuitkering als bedoeld in artikel 21 wao, zoals deze voor de betrokken invaliditeitspensioengerechtigde gold direct voorafgaande aan het moment van het ontstaan van het recht op de vervolguitkering. Indien de invaliditeitspensioengerechtigde niet voor een loondervingsuitkering in aanmerking komt, is de uitkeringsgrondslag gelijk aan de loondervingsuitkering die zou zijn vastgesteld als de invaliditeitspensioengerechtigde wel voor een dergelijke uitkering in aanmerking zou komen. In afwijking van het hiervoor bepaalde wordt bij het bepalen van de loondervingsuitkering in geval van een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer in de zin van de wao uitgegaan van 70% van 100/108 maal het dagloon;
hoogte van de aanspraak buiten beschouwing gelaten. In een dergelijk geval wordt het invaliditeitspensioen uitsluitend berekend over de toename van de arbeidsongeschiktheid. 3. Zodra de deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de wao, of indien er bij de invaliditeitspensioengerechtigde sprake is van een toename als bedoeld in het tweede lid, dient de deelnemer respectievelijk de invaliditeitspensioengerechtigde dat te melden bij het fonds, onder overlegging van de wao-beslissing en/of de brief, waarin de deelnemer respectievelijk de invaliditeitspensioengerechtigde daarvan op de hoogte wordt gesteld. De melding dient te gebeuren binnen een maand nadat deze beslissing door de uitvoeringsinstelling is afgegeven, dan wel na dagtekening van vorenbedoelde brief. 4. De invaliditeitspensioengerechtigde dient vervolgens a. jaarlijks de verklaring over te leggen, waaruit blijkt of en in hoever hij in aanmerking komt voor een wao-uitkering en b. indien er een wijziging plaats vindt in zijn recht op wao-uitkering, dan wel zijn recht op deze uitkering eindigt, de betreffende beslissing over te leggen. De overlegging dient plaats te vinden binnen één maand nadat de invaliditeitspensioengerechtigde bericht heeft ontvangen ter zake van het onder a respectievelijk onder b vermelde. 5. Het fonds is bevoegd het recht op invaliditeitspensioen te doen vervallen indien de invaliditeitspensioengerechtigde niet tijdig aan het bepaalde in de leden 3 en 4 van dit artikel heeft voldaan. 6. Het invaliditeitspensioen gaat in op de eerste dag waarop de invaliditeitspensioengerechtigde recht heeft op de vervolguitkering op grond van de wao en eindigt op de laatste dag waarop de vervolguitkering eindigt, de invaliditeitspensioengerechtigde overlijdt, dan wel de pensioendatum bereikt.
f. invaliditeitspensioen: de op grond van dit hoofdstuk te betalen uitkering aan de deelnemer.
7. Geen recht op een invaliditeitspensioen heeft de deelnemer of de invaliditeitspensioengerechtigde die niet of niet meer aan de in dit artikel gestelde voorwaarden voldoet.
ARTIKEL 1.2
8. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de werknemer die de 21-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt op het moment dat het invaliditeitspensioen ingaat.
Aanspraken 1. De deelnemer die in aanmerking komt voor een vervolguitkering op grond van de wao heeft recht op een invaliditeitspensioen. 2. De eventuele arbeidsongeschiktheid die bestond bij de aanvang van deelneming in deze invaliditeitsregeling wordt bij de vaststelling van de
Versie 20121217 PR 2006 | 37
9. Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op een werkloze werknemer, indien deze binnen één maand na aanvraag van zijn werkloosheid als bedoeld in artikel 16 Werkloosheidswet, in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de Ziektewet. In dit artikellid wordt onder werkloze werknemer verstaan: de gewezen deelnemer, wiens deelneming is geëindigd als gevolg van werkloosheid en die als werkloze werknemer wordt aangemerkt in de zin van de Werkloosheidswet.
ARTIKEL 1.3
Hoogte van het invaliditeitspensioen 1. Het invaliditeitspensioen bedraagt bij de aanvang per maand bruto het verschil tussen de tot een maandbedrag herleide uitkeringsgrondslag en het maandbedrag van de vervolguitkering als bedoeld in artikel 21 wao voor de betrokken deelnemer, vermeerderd met 8% vakantietoeslag. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin wordt bij het bepalen van de vervolguitkering in geval van een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer in de zin van de wao uitgegaan van 70% van 100/108 maal het vervolgdagloon. 2. Indien de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt wordt het invaliditeitspensioen dienovereenkomstig aangepast met ingang van de datum waarop de wijziging ingaat. 3. Het bepaalde in artikel 8.1 is van overeenkomstige toepassing op de ingegane invaliditeitspensioenen. 4. Indien de vervolguitkering wordt verlaagd in verband met gehele of gedeeltelijke werkhervatting zonder dat dit consequenties heeft voor de bestaande wao-indeling, is het bestuur bevoegd het invaliditeitspensioen in gelijke mate aan te passen.
ARTIKEL 1.4
Toekenning en betaalbaarstelling 1. Het fonds kent het invaliditeitspensioen toe indien naar het oordeel van het fonds aan alle voorwaarden is voldaan. 2. De betaalbaarstelling van het invaliditeitspensioen geschiedt maandelijks in de tweede helft van de maand. 3. Het fonds draagt zorg voor de wettelijke inhoudingen op het invaliditeitspensioen.
38 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
ARTIKEL 1.5
Verstrekken van inlichtingen en terugvordering 1. De deelnemer die aanspraak maakt op het invaliditeitspensioen, respectievelijk de invaliditeitspensioengerechtigde, is verplicht aan het fonds binnen een door het fonds gestelde termijn de inlichtingen te verstrekken, alsmede de bescheiden over te leggen, waarvan de verstrekking, respectievelijk overlegging door het fonds nodig geoordeeld wordt voor een goede uitvoering van de regeling. Bij niet voldoening aan deze verplichting is het bestuur van het fonds bevoegd het invaliditeitspensioen te weigeren, te verlagen dan wel in te trekken. 2. Hetgeen het fonds ten onrechte of te veel op grond van dit hoofdstuk heeft uitbetaald, kan het terugvorderen dan wel verrekenen. Verrekening kan ook plaatsvinden met de uitkeringen die op grond van de overige hoofdstukken van het pensioenreglement worden verstrekt aan de (gewezen of gepensioneerde) deelnemer zelf of zijn/haar nagelaten betrekkingen.
ARTIKEL 1.6
Voortzetting van de deelneming in de invaliditeitspensioenregeling 1. Indien de deelneming aan de invaliditeitspensioenregeling eindigt door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de aangesloten onderneming, kan het fonds op verzoek van de betreffende gewezen deelnemer toestaan dat hij – met inachtneming van het bepaalde in de Regeling taakafbakening pensioenfondsen – voor een periode van maximaal drie jaar de verzekering van het invaliditeitspensioen vrijwillig voortzet, behoudens de in het tweede lid genoemde gevallen. Een dergelijk verzoek dient binnen drie maanden na het einde van de deelneming in de regeling te worden ingediend. Het bestuur is bevoegd nadere voorwaarden te verbinden aan de vrijwillige voortzetting van de verzekering. 2. Indien de gewezen deelnemer na het ontslag bij een aangesloten onderneming een uitkering ontvangt die bedoeld is de inkomsten uit het beëindigde dienstverband te vervangen, en de uitkering vloeit voort uit een regeling die is afgesproken tussen werkgever(s) en werknemer(s), dan is, in uitzondering op het bepaalde in het eerste lid, vrijwillige voortzetting mogelijk zolang de betreffende uitkering voortduurt. Voorts is uitzondering mogelijk voor wat betreft de in het eerste lid vermelde maximale duur, in geval van het voortzetten van de deelneming vanwege het ontvangen van een bijdrage als bedoeld in artikel 6.3 van het pensioenreglement.
3. Op de vrijwillige voortzetting van de deelneming zijn de bepalingen zoals opgenomen in dit hoofdstuk van toepassing, met dien verstande dat de deelnemer de premie rechtstreeks verschuldigd is. De deelnemer dient hiertoe op door het fonds te bepalen tijdstippen en wijze opgave te doen van zijn invaliditeitssalaris.
ARTIKEL 1.7
4. Indien het een vrijwillige voortzetting betreft van een werkloze deelnemer, met uitzondering van de werknemer die op grond van artikel 10.2, negende lid een uitkering is toegekend, wordt als heffingsgrondslag gehanteerd de heffingsgrondslag welke gold onmiddellijk voor de ingang van de vrijwillige voortzetting. In dit geval wordt de heffingsgrondslag, zolang de deelneming wordt voortgezet, op de eerste januari van elk jaar opnieuw vastgesteld al naar gelang de lonen in de bedrijfstak zijn gestegen in het kalenderjaar voorafgaand aan de vaststelling van de heffingsgrondslag.
2. Indien de aangesloten onderneming de werknemer, die voor het eerst - of na een onderbreking opnieuw - voldoet aan de vereisten voor deelnemerschap, niet (tijdig) aanmeldt bij het fonds en de werknemer wordt, anders dan door een ongeval, ongeacht of aanmelding inmiddels heeft plaatsgevonden, arbeidsongeschikt en deze arbeidsongeschiktheid duurt voort tot de ingang van het invaliditeitspensioen, dan kan het fonds, gehoord de actuaris, de volgens artikel 3.1 voor de invaliditeitspensioenregeling verschuldigde bijdrage, met inachtneming van het zevende lid van artikel 3.2, verhogen tot een bedrag ter grootte van maximaal de contante waarde van de door het fonds aan de werknemer verschuldigde uitkeringen.
5. De voortzetting van de deelneming eindigt: a. door het verstrijken van de duur van de vrijwillige voortzetting, met een maximum van drie jaar, behoudens het bepaalde in het tweede lid; b. door opzegging door de vrijwillige voortzetter of door het fonds bij aangetekend schrijven met een opzegtermijn van drie maanden; c. indien de verschuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan, met ingang van een door het bestuur te bepalen tijdstip; d. zodra de vrijwillige voortzetter komt te behoren tot de kring van deelnemers die krachtens de wet, hetzij krachtens enige bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden of een ondernemingspensioenregeling verplicht wordt tot deelneming in een invaliditeitspensioenregeling;
Aanmelding 1. De aangesloten onderneming is verplicht de werknemer aan te melden zodra de werknemer als deelnemer in de zin van het pensioenreglement kan worden aangemerkt.
ARTIKEL 1.8
Wettelijke maatregelen Wijziging van de wettelijke bepalingen betreffende arbeidsongeschiktheid met gevolgen voor de hoogte en de duur van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, leidt niet tot een aanpassing van de aanspraken uit dit hoofdstuk zonder een dienovereenkomstige wijziging van dit hoofdstuk.
ARTIKEL 1.9
Bijzondere bevoegdheden Het bestuur van het fonds kan in bepaalde gevallen afwijken van het bepaalde in dit hoofdstuk, indien op grond van de redelijkheid of billijkheid daartoe aanleiding is.
e. door het bereiken van de 58-jarige leeftijd; f. door het overlijden van de deelnemer.
Versie 20121217 PR 2006 | 39
Toelichting op berekening tarieven 2013 t.b.v. de bijlagen van het reglement van Bpf HIBIN Gehanteerde grondslagen Prognosetafel 2012 - 2062 met aanvangstafel 2014 Rekenrente 4% Leeftijdscorrecties: leeftijdsafhankelijk Leeftijdsverschil (man - vrouw) = 3 jaar
Bijlage 2a Afkoopfactoren Voor OP en meev. NP
Voor ingegaan (T)NP
Percentage mannen (actief + slapers)
90%
10%
Percentage vrouwen (aCtief + slapers)
10%
90%
Leeftijd
OP 18
NPoud
NPuit uitruil
Ingegaan NP
2,252
0,501
0,612
Ingegaan TNP
23,597
Prepensioen
21,323
0,484 0,503
19
2,341
0,525
0,637
23,521
21,157
20
2,432
0,551
0,661
23,443
20,985
0,523
21
2,527
0,578
0,686
23,361
20,806
0,544
22
2,626
0,605
0,712
23,276
20,620
0,565
23
2,728
0,632
0,739
23,188
20,426
0,587
24
2,834
0,660
0,768
23,095
20,224
0,611
25
2,944
0,688
0,799
23,000
20,015
0,635
26
3,058
0,718
0,833
22,900
19,797
0,660
27
3,176
0,749
0,868
22,796
19,570
0,686
28
3,299
0,782
0,904
22,688
19,335
0,712
29
3,426
0,816
0,943
22,576
19,091
0,740
30
3,557
0,851
0,982
22,459
18,837
0,770
31
3,693
0,888
1,024
22,338
18,573
0,800
32
3,834
0,927
1,067
22,212
18,299
0,831
33
3,981
0,967
1,113
22,080
18,013
0,864
34
4,132
1,009
1,160
21,943
17,717
0,898
35
4,289
1,054
1,210
21,801
17,409
0,933
36
4,451
1,099
1,262
21,653
17,089
0,970
37
4,619
1,147
1,316
21,499
16,756
1,008
38
4,794
1,196
1,371
21,339
16,411
1,047 1,089
39
4,975
1,248
1,429
21,173
16,053
40
5,162
1,300
1,488
21,002
15,681
1,132
41
5,357
1,355
1,550
20,824
15,295
1,176
42
5,558
1,412
1,614
20,639
14,895
1,223
43
5,766
1,471
1,682
20,448
14,479
1,271
44
5,982
1,533
1,752
20,250
14,047
1,321
45
6,207
1,597
1,824
20,045
13,600
1,374
46
6,439
1,662
1,897
19,834
13,136
1,429 1,486
47
6,681
1,728
1,972
19,616
12,654
48
6,933
1,794
2,047
19,391
12,155
1,546
49
7,195
1,860
2,122
19,160
11,638
1,609
50
7,468
1,927
2,199
18,923
11,102
1,674
51
7,752
1,995
2,276
18,680
10,546
1,743
52
8,048
2,063
2,354
18,430
9,970
1,815
53
8,357
2,132
2,433
18,174
9,373
1,891
54
8,680
2,200
2,512
17,912
8,753
1,970
55
9,018
2,267
2,591
17,642
8,110
2,054
56
9,372
2,332
2,670
17,363
7,440
2,143
57
9,744
2,396
2,746
17,076
6,744
2,237
58
10,135
2,457
2,822
16,781
6,019
2,336
59
10,546
2,518
2,898
16,476
5,265
2,441
60
10,977
2,578
2,975
16,162
4,479
2,552
40 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Afkoopfactoren Voor OP en meev. NP
Voor ingegaan (T)NP
Percentage mannen (actief + slapers)
90%
10%
Percentage vrouwen (aCtief + slapers)
10%
90%
Leeftijd
OP
NPoud
NPuit uitruil
Ingegaan NP
Ingegaan TNP
Prepensioen
61
11,431
2,636
3,052
15,838
3,659
62
11,910
2,692
3,128
15,504
2,804
2,796
63
12,420
2,743
3,201
15,159
1,911
1,906
64
12,963
2,789
3,271
14,805
0,977
0,976
65
13,544
2,829
3,336
14,441
-
-
66
14,068
67
13,685
68
13,291
69
12,886
70
12,468
71
12,039
72
11,601
73
11,157
74
10,709
75
10,257
76
9,804
77
9,348
78
8,890
79
8,431
80
7,977
81
7,529
82
7,090
83
6,663
84
6,248
85
5,843
86
5,451
87
5,076
88
4,718
89
4,382
90
4,066
91
3,771
92
3,496
93
3,244
94
3,011
95
2,785
96
2,586
97
2,402
98
2,234
99
2,088
100
1,965
101
1,856
102
1,759
103
1,672
104
1,596
105
1,528
106
1,469
107
1,417
108
1,371
109
1,332
110
1,297
111
1,266
112
1,239
2,670
Versie 20121217 PR 2006 | 41
Bijlage 2b Afkoopfactoren Wezenpensioen Tot 27 jaar
WzP
0
16,65
1
16,30
2
15,93
3
15,55
4
15,15
5
14,74
6
14,31
7
13,86
8
13,39
9
12,91
10
12,41
11
11,88
12
11,34
13
10,77
14
10,18
15
9,57
16
8,93
17
8,27
18
7,58
19
6,87
20
6,12
21
5,35
22
4,54
23
3,70
24
2,83
25
1,92
26
0,98
27
0,00
42 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Bijlage 3 Vervroegingsfactoren
Percentage deelnemers 90% Percentage deelneemsters 10% Mogelijkheid 1 In tabel 1 zijn de vervroegingsfactoren vermeld waarmee de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen dienen te worden vermenigvuldigd om het ouderdomspensioen op de gewenste vervroegde pensioenleeftijd vast te kunnen stellen. De aanspraken op partner- en wezenpensioen blijven onveranderd.
Vervroeging/uitstel van alleen het ouderdomspensioen pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor vervroeging
OP na vervroeging
55
0,527
1000
€ 527
56
0,558
1000
€ 558
57
0,592
1000
€ 592
58
0,628
1000
€ 628
59
0,668
1000
€ 668
60
0,711
1000
€ 711
61
0,758
1000
€ 758
62
0,810
1000
€ 810
63
0,867
1000
€ 867
64
0,930
1000
€ 930
65
1,000
1000
€ 1.000
66
1,078
1000
€ 1.078
67
1,164
1000
€ 1.164
68
1,259
1000
€ 1.259
69
1,365
1000
€ 1.365
70
1,484
1000
€ 1.484
Voorbeeld mogelijkheid 1 Een deelnemer heeft op 60-jarige leeftijd de volgende pensioenaanspraken: - ouderdomspensioen ingaand op 65 jaar € 10.000 - partnerpensioen € 7.000 - wezenpensioen € 1.400 De deelnemer kiest er voor om op 60-jarige leeftijd vervroegd met pensioen te gaan. Door de vervroegde ingang van het ouderdomspensioen worden de pensioenaanspraken als volgt: - ouderdomspensioen ingaand op 60 jaar - partnerpensioen - wezenpensioen
€ 7.109 € 7.000 € 1.400
Versie 20121217 PR 2006 | 43
Mogelijkheid 2 In tabel 1 zijn de vervroegingsfactoren vermeld waarmee de opgebouwde aanspraken op ouderdoms-, partneren wezenpensioen dienen te worden vermenigvuldigd om de pensioenaanspraken op de gewenste vervroegde pensioenleeftijd vast te kunnen stellen. De verhouding tussen de pensioensoorten verandert niet. Het partneren wezenpensioen na de vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen bedraagt derhalve 70%, 10% respectievelijk 14% van het (verlaagde) ouderdomspensioen. Vervroeging/uitstel van het ouderdomspensioen, het partnerpensioen en het wezenpensioen pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor vervroeging
OP na vervroeging
55
0,573
1000
€ 573
56
0,603
1000
€ 603
57
0,635
1000
€ 635
58
0,669
1000
€ 669
59
0,706
1000
€ 706
60
0,745
1000
€ 745
61
0,788
1000
€ 788
62
0,835
1000
€ 835
63
0,885
1000
€ 885
64
0,940
1000
€ 940
65
1,000
1000
€ 1.000
66
1,065
1000
€ 1.065
67
1,136
1000
€ 1.136
68
1,213
1000
€ 1.213
69
1,295
1000
€ 1.295
70
1,385
1000
€ 1.385
Voorbeeld mogelijkheid 2 Een deelnemer heeft op 60-jarige leeftijd de volgende pensioenaanspraken: - ouderdomspensioen ingaand op 65 jaar € 10.000 - partnerpensioen € 7.000 - wezenpensioen € 1.400 De deelnemer kiest er voor om op 60-jarige leeftijd vervroegd met pensioen te gaan. Door de vervroegde ingang van het ouderdomspensioen worden de pensioenaanspraken als volgt: - ouderdomspensioen ingaand op 60 jaar € 7.453 - partnerpensioen € 5.217 - wezenpensioen € 1.043 Vervroeging van prepensioen (prepensioenleeftijd 62) pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor vervroeging
OP na vervroeging
55
0,254
1000
€ 254
56
0,289
1000
€ 289
57
0,333
1000
€ 333
58
0,390
1000
€ 390
59
0,465
1000
€ 465
60
0,572
1000
€ 572
61
0,732
1000
€ 732
62
1,000
1000
€ 1.000
44 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Vervroeging van tijdelijk ouderdomspensioen (ingangsleeftijd 62,5 jaar) pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor vervroeging
OP na vervroeging
55
0,209
1000
€ 209
56
0,238
1000
€ 238
57
0,274
1000
€ 274
58
0,321
1000
€ 321
59
0,383
1000
€ 383
60
0,471
1000
€ 471
61
0,603
1000
€ 603
62
0,823
1000
€ 823
62,5
1,000
1000
€ 1.000
Uitstel van prepensioen (prepensioenleeftijd 62) pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor vervroeging
OP na vervroeging
62
1,000
1000
€ 1.000
63
1,537
1000
€ 1.537
64
3,150
1000
€ 3.150
64 1/12
3,436
1000
€ 3.436
64 2/12
3,780
1000
€ 3.780
64 3/12
4,200
1000
€ 4.200
64 4/12
4,725
1000
€ 4.725
64 5/12
5,400
1000
€ 5.400
64 6/12
6,299
1000
€ 6.299
64 7/12
7,559
1000
€ 7.559
64 8/12
9,449
1000
€ 9.449
64 9/12
12,599
1000
€ 12.599
64 10/12
18,898
1000
€ 18.898
64 11/12
37,797
1000
€ 37.797
Uitstel van tijdelijk ouderdomspensioen (ingangsleeftijd 62,5 jaar) pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor vervroeging
OP na vervroeging
62,5
1,000
1000
€ 1.000
63
1,265
1000
€ 1.265
64
2,593
1000
€ 2.593
64 1/12
2,829
1000
€ 2.829
64 2/12
3,112
1000
€ 3.112
64 3/12
3,458
1000
€ 3.458
64 4/12
3,890
1000
€ 3.890
64 5/12
4,445
1000
€ 4.445
64 6/12
5,186
1000
€ 5.186
64 7/12
6,224
1000
€ 6.224
64 8/12
7,780
1000
€ 7.780
64 9/12
10,373
1000
€ 10.373
64 10/12
15,559
1000
€ 15.559
64 11/12
31,118
1000
€ 31.118
Versie 20121217 PR 2006 | 45
Bijlage 4 Omzetting van OP in combinatie van OP en PP
1) omzetting van ingegaan ouderdomspensioen in combinatie van OP en PP Percentage deelnemers 90% Percentage deelneemsters 10% Omzetten van ingegaan OP in ingegaan OP + 100% PP pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
PP voor omzetting
OP na omzetting
PP na omzetting
55
0,869
1000
0
€ 869
€ 869
56
0,863
1000
0
€ 863
€ 863
57
0,857
1000
0
€ 857
€ 857
58
0,851
1000
0
€ 851
€ 851
59
0,845
1000
0
€ 845
€ 845
60
0,839
1000
0
€ 839
€ 839
61
0,832
1000
0
€ 832
€ 832
62
0,825
1000
0
€ 825
€ 825
63
0,818
1000
0
€ 818
€ 818
64
0,811
1000
0
€ 811
€ 811
65
0,803
1000
0
€ 803
€ 803
Omzetten van ingegaan OP in ingegaan OP + 70% PP pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
PP voor omzetting
OP na omzetting
PP na omzetting
55
0,904
1000
0
€ 904
€ 633
56
0,900
1000
0
€ 900
€ 630
57
0,896
1000
0
€ 896
€ 627
58
0,891
1000
0
€ 891
€ 624
59
0,886
1000
0
€ 886
€ 620
60
0,881
1000
0
€ 881
€ 617
61
0,876
1000
0
€ 876
€ 613
62
0,871
1000
0
€ 871
€ 609
63
0,865
1000
0
€ 865
€ 605
64
0,859
1000
0
€ 859
€ 601
65
0,853
1000
0
€ 853
€ 597
Omzetten van ingegaan OP in ingegaan OP + 30% PP pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
PP voor omzetting
OP na omzetting
PP na omzetting
55
0,956
1000
0
€ 956
€ 287
56
0,954
1000
0
€ 954
€ 286
57
0,952
1000
0
€ 952
€ 286
58
0,950
1000
0
€ 950
€ 285
59
0,948
1000
0
€ 948
€ 284
60
0,945
1000
0
€ 945
€ 284
61
0,943
1000
0
€ 943
€ 283
62
0,940
1000
0
€ 940
€ 282
63
0,937
1000
0
€ 937
€ 281
64
0,934
1000
0
€ 934
€ 280
65
0,931
1000
0
€ 931
€ 279
46 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
2) omzetting uitgesteld ouderdomspensioen in combinatie van OP en PP Omzetten van uitgesteld OP in uitgesteld OP + 100% PP Leeftijd
factor uniseks 18
0,787
OP voor omzetting 1000
PP voor omzetting 0
OP na omzetting € 787
PP na omzetting € 787
19
0,787
1000
0
€ 787
€ 551
20
0,787
1000
0
€ 787
€ 551
21
0,787
1000
0
€ 787
€ 551
22
0,787
1000
0
€ 787
€ 551
23
0,787
1000
0
€ 787
€ 551
24
0,787
1000
0
€ 787
€ 551
25
0,787
1000
0
€ 787
€ 551
26
0,786
1000
0
€ 786
€ 550
27
0,786
1000
0
€ 786
€ 550
28
0,785
1000
0
€ 785
€ 550
29
0,785
1000
0
€ 785
€ 549
30
0,784
1000
0
€ 784
€ 549
31
0,783
1000
0
€ 783
€ 548
32
0,783
1000
0
€ 783
€ 548
33
0,782
1000
0
€ 782
€ 547
34
0,781
1000
0
€ 781
€ 547
35
0,780
1000
0
€ 780
€ 546
36
0,780
1000
0
€ 780
€ 546
37
0,779
1000
0
€ 779
€ 545
38
0,778
1000
0
€ 778
€ 545
39
0,777
1000
0
€ 777
€ 544
40
0,777
1000
0
€ 777
€ 544
41
0,776
1000
0
€ 776
€ 543
42
0,775
1000
0
€ 775
€ 543
43
0,775
1000
0
€ 775
€ 542
44
0,774
1000
0
€ 774
€ 542
45
0,773
1000
0
€ 773
€ 541
46
0,773
1000
0
€ 773
€ 541
47
0,773
1000
0
€ 773
€ 541
48
0,773
1000
0
€ 773
€ 541
49
0,773
1000
0
€ 773
€ 541
50
0,773
1000
0
€ 773
€ 541
51
0,774
1000
0
€ 774
€ 542
52
0,774
1000
0
€ 774
€ 542
53
0,775
1000
0
€ 775
€ 543
54
0,776
1000
0
€ 776
€ 543
55
0,777
1000
0
€ 777
€ 544
56
0,779
1000
0
€ 779
€ 545
57
0,781
1000
0
€ 781
€ 547
58
0,783
1000
0
€ 783
€ 548
59
0,785
1000
0
€ 785
€ 550
60
0,788
1000
0
€ 788
€ 551
61
0,790
1000
0
€ 790
€ 553
62
0,793
1000
0
€ 793
€ 555
63
0,796
1000
0
€ 796
€ 557
64
0,799
1000
0
€ 799
€ 559
65
0,803
1000
0
€ 803
€ 562
Versie 20121217 PR 2006 | 47
Omzetten van uitgesteld OP in uitgesteld OP + 70% PP Leeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
PP voor omzetting
OP na omzetting
PP na omzetting
18
0,840
1000
0
€ 840
€ 588
19
0,840
1000
0
€ 840
€ 588
20
0,840
1000
0
€ 840
€ 588
21
0,841
1000
0
€ 841
€ 588
22
0,841
1000
0
€ 841
€ 589
23
0,841
1000
0
€ 841
€ 589
24
0,841
1000
0
€ 841
€ 588
25
0,840
1000
0
€ 840
€ 588
26
0,840
1000
0
€ 840
€ 588
27
0,840
1000
0
€ 840
€ 588
28
0,839
1000
0
€ 839
€ 587 € 587
29
0,839
1000
0
€ 839
30
0,838
1000
0
€ 838
€ 587
31
0,838
1000
0
€ 838
€ 586
32
0,837
1000
0
€ 837
€ 586
33
0,837
1000
0
€ 837
€ 586
34
0,836
1000
0
€ 836
€ 585
35
0,835
1000
0
€ 835
€ 585
36
0,835
1000
0
€ 835
€ 584
37
0,834
1000
0
€ 834
€ 584
38
0,833
1000
0
€ 833
€ 583
39
0,833
1000
0
€ 833
€ 583
40
0,832
1000
0
€ 832
€ 583
41
0,832
1000
0
€ 832
€ 582
42
0,831
1000
0
€ 831
€ 582
43
0,831
1000
0
€ 831
€ 581
44
0,830
1000
0
€ 830
€ 581
45
0,830
1000
0
€ 830
€ 581
46
0,829
1000
0
€ 829
€ 580
47
0,829
1000
0
€ 829
€ 580
48
0,829
1000
0
€ 829
€ 580
49
0,829
1000
0
€ 829
€ 580
50
0,829
1000
0
€ 829
€ 581
51
0,830
1000
0
€ 830
€ 581
52
0,830
1000
0
€ 830
€ 581
53
0,831
1000
0
€ 831
€ 582
54
0,832
1000
0
€ 832
€ 582
55
0,833
1000
0
€ 833
€ 583
56
0,834
1000
0
€ 834
€ 584
57
0,835
1000
0
€ 835
€ 585
58
0,837
1000
0
€ 837
€ 586
59
0,839
1000
0
€ 839
€ 587
60
0,841
1000
0
€ 841
€ 589
61
0,843
1000
0
€ 843
€ 590
62
0,845
1000
0
€ 845
€ 591
63
0,847
1000
0
€ 847
€ 593
64
0,850
1000
0
€ 850
€ 595
65
0,853
1000
0
€ 853
€ 597
48 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Omzetten van uitgesteld OP in uitgesteld OP + 30% PP Leeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
PP voor omzetting
OP na omzetting
PP na omzetting
18
0,925
1000
0
€ 925
€ 277
19
0,925
1000
0
€ 925
€ 277
20
0,925
1000
0
€ 925
€ 277
21
0,925
1000
0
€ 925
€ 277
22
0,925
1000
0
€ 925
€ 277
23
0,925
1000
0
€ 925
€ 277
24
0,925
1000
0
€ 925
€ 277
25
0,925
1000
0
€ 925
€ 277
26
0,925
1000
0
€ 925
€ 277
27
0,924
1000
0
€ 924
€ 277
28
0,924
1000
0
€ 924
€ 277
29
0,924
1000
0
€ 924
€ 277
30
0,924
1000
0
€ 924
€ 277
31
0,923
1000
0
€ 923
€ 277
32
0,923
1000
0
€ 923
€ 277
33
0,923
1000
0
€ 923
€ 277
34
0,922
1000
0
€ 922
€ 277
35
0,922
1000
0
€ 922
€ 277
36
0,922
1000
0
€ 922
€ 276
37
0,921
1000
0
€ 921
€ 276
38
0,921
1000
0
€ 921
€ 276
39
0,921
1000
0
€ 921
€ 276
40
0,920
1000
0
€ 920
€ 276
41
0,920
1000
0
€ 920
€ 276
42
0,920
1000
0
€ 920
€ 276
43
0,920
1000
0
€ 920
€ 276
44
0,919
1000
0
€ 919
€ 276
45
0,919
1000
0
€ 919
€ 276
46
0,919
1000
0
€ 919
€ 276
47
0,919
1000
0
€ 919
€ 276
48
0,919
1000
0
€ 919
€ 276
49
0,919
1000
0
€ 919
€ 276
50
0,919
1000
0
€ 919
€ 276
51
0,919
1000
0
€ 919
€ 276
52
0,919
1000
0
€ 919
€ 276
53
0,920
1000
0
€ 920
€ 276
54
0,920
1000
0
€ 920
€ 276
55
0,921
1000
0
€ 921
€ 276
56
0,921
1000
0
€ 921
€ 276
57
0,922
1000
0
€ 922
€ 277
58
0,923
1000
0
€ 923
€ 277
59
0,924
1000
0
€ 924
€ 277
60
0,925
1000
0
€ 925
€ 277
61
0,926
1000
0
€ 926
€ 278
62
0,927
1000
0
€ 927
€ 278
63
0,928
1000
0
€ 928
€ 278
64
0,930
1000
0
€ 930
€ 279
65
0,931
1000
0
€ 931
€ 279
Versie 20121217 PR 2006 | 49
Bijlage 5
Hoog-laag en Laag-hoog tarieven Percentage deelnemers 90% Percentage deelneemsters 10% Alleen omzetting ouderdomspensioen. Hoogte van partnerpensioen blijft ongewijzigd. Hoog-laag duur tot 65 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 65 jaar
OP na omzetting na 65 jaar
55
1,152
1000
€ 1.152
€ 864
56
1,162
1000
€ 1.162
€ 872
57
1,174
1000
€ 1.174
€ 880
58
1,186
1000
€ 1.186
€ 890
59
1,200
1000
€ 1.200
€ 900
60
1,216
1000
€ 1.216
€ 912
61
1,234
1000
€ 1.234
€ 925
62
1,254
1000
€ 1.254
€ 940
63
1,277
1000
€ 1.277
€ 958
64
1,303
1000
€ 1.303
€ 977
Laag-hoog duur tot 65 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 65 jaar
OP na omzetting na 65 jaar
55
0,850
1000
€ 850
€ 1.134
56
0,843
1000
€ 843
€ 1.124
57
0,835
1000
€ 835
€ 1.114
58
0,827
1000
€ 827
€ 1.102
59
0,818
1000
€ 818
€ 1.091
60
0,808
1000
€ 808
€ 1.078
61
0,798
1000
€ 798
€ 1.064
62
0,787
1000
€ 787
€ 1.050
63
0,776
1000
€ 776
€ 1.034
64
0,763
1000
€ 763
€ 1.018
Hoog-laag duur tot 66 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 66 jaar
OP na omzetting na 66 jaar
55
1,140
1000
€ 1.140
€ 855
56
1,149
1000
€ 1.149
€ 862
57
1,160
1000
€ 1.160
€ 870
58
1,171
1000
€ 1.171
€ 878
59
1,184
1000
€ 1.184
€ 888
60
1,198
1000
€ 1.198
€ 898
61
1,214
1000
€ 1.214
€ 910
62
1,232
1000
€ 1.232
€ 924
63
1,252
1000
€ 1.252
€ 939
64
1,275
1000
€ 1.275
€ 956
65
1,302
1000
€ 1.302
€ 977
50 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Laag-hoog duur tot 66 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 66 jaar
OP na omzetting na 66 jaar
55
0,859
1000
€ 859
€ 1.146
56
0,852
1000
€ 852
€ 1.136
57
0,845
1000
€ 845
€ 1.127
58
0,837
1000
€ 837
€ 1.116
59
0,829
1000
€ 829
€ 1.105
60
0,819
1000
€ 819
€ 1.093
61
0,810
1000
€ 810
€ 1.080
62
0,800
1000
€ 800
€ 1.066
63
0,788
1000
€ 788
€ 1.051
64
0,777
1000
€ 777
€ 1.035
65
0,764
1000
€ 764
€ 1.018
Hoog-laag duur tot 67 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 67 jaar
OP na omzetting na 67 jaar
55
1,129
1000
€ 1.129
€ 847
56
1,137
1000
€ 1.137
€ 853
57
1,147
1000
€ 1.147
€ 860
58
1,157
1000
€ 1.157
€ 868
59
1,168
1000
€ 1.168
€ 876
60
1,181
1000
€ 1.181
€ 886
61
1,195
1000
€ 1.195
€ 896
62
1,211
1000
€ 1.211
€ 908
63
1,229
1000
€ 1.229
€ 922
64
1,250
1000
€ 1.250
€ 937
65
1,274
1000
€ 1.274
€ 955
66
1,301
1000
€ 1.301
€ 976
Laag-hoog duur tot 67 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 67 jaar
OP na omzetting na 67 jaar
55
0,868
1000
€ 868
€ 1.157
56
0,861
1000
€ 861
€ 1.149
57
0,854
1000
€ 854
€ 1.139
58
0,847
1000
€ 847
€ 1.129
59
0,839
1000
€ 839
€ 1.118
60
0,830
1000
€ 830
€ 1.107
61
0,821
1000
€ 821
€ 1.095
62
0,811
1000
€ 811
€ 1.082
63
0,801
1000
€ 801
€ 1.068
64
0,789
1000
€ 789
€ 1.053
65
0,777
1000
€ 777
€ 1.036
66
0,764
1000
€ 764
€ 1.019
Versie 20121217 PR 2006 | 51
Hoog-laag duur tot 68 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 68 jaar
OP na omzetting na 68 jaar
55
1,118
1000
€ 1.118
€ 839
56
1,126
1000
€ 1.126
€ 844
57
1,134
1000
€ 1.134
€ 851
58
1,144
1000
€ 1.144
€ 858
59
1,154
1000
€ 1.154
€ 866
60
1,165
1000
€ 1.165
€ 874
61
1,178
1000
€ 1.178
€ 884
62
1,192
1000
€ 1.192
€ 894
63
1,209
1000
€ 1.209
€ 906
64
1,227
1000
€ 1.227
€ 920
65
1,248
1000
€ 1.248
€ 936
66
1,272
1000
€ 1.272
€ 954
67
1,300
1000
€ 1.300
€ 975
Laag-hoog duur tot 68 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 68 jaar
OP na omzetting na 68 jaar
55
0,876
1000
€ 876
€ 1.169
56
0,870
1000
€ 870
€ 1.160
57
0,864
1000
€ 864
€ 1.151
58
0,856
1000
€ 856
€ 1.142
59
0,849
1000
€ 849
€ 1.132
60
0,841
1000
€ 841
€ 1.121
61
0,832
1000
€ 832
€ 1.110
62
0,823
1000
€ 823
€ 1.097
63
0,813
1000
€ 813
€ 1.084
64
0,802
1000
€ 802
€ 1.070
65
0,791
1000
€ 791
€ 1.054
66
0,778
1000
€ 778
€ 1.038
67
0,765
1000
€ 765
€ 1.020
52 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Hoog-laag duur tot 69 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 69 jaar
OP na omzetting na 69 jaar
55
1,108
1000
€ 1.108
€ 831
56
1,115
1000
€ 1.115
€ 837
57
1,123
1000
€ 1.123
€ 842
58
1,131
1000
€ 1.131
€ 849
59
1,141
1000
€ 1.141
€ 856
60
1,151
1000
€ 1.151
€ 863
61
1,162
1000
€ 1.162
€ 872
62
1,175
1000
€ 1.175
€ 881
63
1,189
1000
€ 1.189
€ 892
64
1,206
1000
€ 1.206
€ 904
65
1,224
1000
€ 1.224
€ 918
66
1,245
1000
€ 1.245
€ 934
67
1,270
1000
€ 1.270
€ 953
68
1,299
1000
€ 1.299
€ 974
Laag-hoog duur tot 69 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 69 jaar
OP na omzetting na 69 jaar
55
0,885
1000
€ 885
€ 1.179
56
0,879
1000
€ 879
€ 1.172
57
0,872
1000
€ 872
€ 1.163
58
0,866
1000
€ 866
€ 1.154
59
0,859
1000
€ 859
€ 1.145
60
0,851
1000
€ 851
€ 1.135
61
0,843
1000
€ 843
€ 1.124
62
0,834
1000
€ 834
€ 1.112
63
0,825
1000
€ 825
€ 1.100
64
0,815
1000
€ 815
€ 1.086
65
0,804
1000
€ 804
€ 1.072
66
0,792
1000
€ 792
€ 1.056
67
0,779
1000
€ 779
€ 1.039
68
0,765
1000
€ 765
€ 1.020
Versie 20121217 PR 2006 | 53
Hoog-laag duur tot 70 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 70 jaar
OP na omzetting na 70 jaar
55
1,099
1000
€ 1.099
€ 824
56
1,106
1000
€ 1.106
€ 829
57
1,113
1000
€ 1.113
€ 834
58
1,120
1000
€ 1.120
€ 840
59
1,128
1000
€ 1.128
€ 846
60
1,138
1000
€ 1.138
€ 853
61
1,148
1000
€ 1.148
€ 861
62
1,159
1000
€ 1.159
€ 869
63
1,172
1000
€ 1.172
€ 879
64
1,186
1000
€ 1.186
€ 890
65
1,203
1000
€ 1.203
€ 902
66
1,221
1000
€ 1.221
€ 916
67
1,243
1000
€ 1.243
€ 932
68
1,268
1000
€ 1.268
€ 951
69
1,298
1000
€ 1.298
€ 973
Laag-hoog duur tot 70 jaar pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
OP na omzetting tot 70 jaar
OP na omzetting na 70 jaar
55
0,892
1000
€ 892
€ 1.190
56
0,887
1000
€ 887
€ 1.183
57
0,881
1000
€ 881
€ 1.175
58
0,875
1000
€ 875
€ 1.167
59
0,868
1000
€ 868
€ 1.158
60
0,861
1000
€ 861
€ 1.148
61
0,854
1000
€ 854
€ 1.138
62
0,845
1000
€ 845
€ 1.127
63
0,836
1000
€ 836
€ 1.115
64
0,827
1000
€ 827
€ 1.103
65
0,817
1000
€ 817
€ 1.089
66
0,805
1000
€ 805
€ 1.074
67
0,793
1000
€ 793
€ 1.058
68
0,780
1000
€ 780
€ 1.040
69
0,766
1000
€ 766
€ 1.021
54 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Bijlage 6
Uitruil ingegaan levenslang ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen tot 65 jaar
(AOW compensatie) Percentage mannen 90% Percentage vrouwen 10% pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
TOP na uitruil
55
2,116
1000
€ 2.116
56
2,265
1000
€ 2.265
57
2,451
1000
€ 2.451
58
2,690
1000
€ 2.690
59
3,010
1000
€ 3.010
60
3,459
1000
€ 3.459
61
4,134
1000
€ 4.134
62
5,260
1000
€ 5.260
63
7,515
1000
€ 7.515
64
14,285
1000
€ 14.285
64 1/12
15,546
1000
€ 15.546
64 1/6
17,061
1000
€ 17.061
64 1/4
18,911
1000
€ 18.911
64 1/3
21,225
1000
€ 21.225
64 5/12
24,199
1000
€ 24.199
64 1/2
28,165
1000
€ 28.165
64 7/12
33,717
1000
€ 33.717
64 2/3
42,045
1000
€ 42.045
64 3/4
55,926
1000
€ 55.926
64 5/6
83,686
1000
€ 83.686
64 11/12
166,968
1000
€ 166.968
Versie 20121217 PR 2006 | 55
Bijlage 7
Uitruil ingegaan tijdelijk ouderdomspensioen tot 65 jaar in ouderdomspensioen ingaand op 65 jaar Percentage mannen Percentage vrouwen
90% 10%
pensioenleeftijd
factor uniseks
TOP
OP na uitruil
55
0,896
€ 1.000
€ 896
56
0,791
€ 1.000
€ 791
57
0,689
€ 1.000
€ 689
58
0,592
€ 1.000
€ 592
59
0,497
€ 1.000
€ 497
60
0,407
€ 1.000
€ 407
61
0,319
€ 1.000
€ 319
62
0,235
€ 1.000
€ 235
63
0,153
€ 1.000
€ 153
64
0,075
€ 1.000
€ 75
64 1/12
0,069
€ 1.000
€ 69
64 1/6
0,062
€ 1.000
€ 62
64 1/4
0,056
€ 1.000
€ 56
64 1/3
0,049
€ 1.000
€ 49
64 5/12
0,043
€ 1.000
€ 43
64 1/2
0,037
€ 1.000
€ 37
64 7/12
0,031
€ 1.000
€ 31
64 2/3
0,024
€ 1.000
€ 24
64 3/4
0,018
€ 1.000
€ 18
64 5/6
0,012
€ 1.000
€ 12
64 11/12
0,006
€ 1.000
€6
56 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Bijlage 8
Omzetting van OP in PP 1) omzetting van ingegaan/uitgesteld ouderdomspensioen in partnerpensioen Percentage deelnemers 90% Percentage deelneemsters 10% Omzetten van ingegaan OP in PP pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
PP voor omzetting
OP na omzetting
PP na omzetting
55
6,604
1000
0
0
6.603,78
56
6,293
1000
0
0
6.292,63
57
6,000
1000
0
0
5.999,90
58
5,722
1000
0
0
5.722,23
59
5,455
1000
0
0
5.454,69
60
5,197
1000
0
0
5.196,68
61
4,948
1000
0
0
4.947,74
62
4,708
1000
0
0
4.708,34
63
4,483
1000
0
0
4.482,75
64
4,269
1000
0
0
4.269,15
65
4,068
1000
0
0
4.068,02
66
3,878
1000
0
0
3.877,70
67
3,696
1000
0
0
3.696,17
68
3,519
1000
0
0
3.519,22
69
3,347
1000
0
0
3.347,44
70
3,181
1000
0
0
3.180,50
Versie 20121217 PR 2006 | 57
Omzetten van uitgesteld OP in PP pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
PP voor omzetting
OP na omzetting
PP na omzetting
18
3,684
1000
0
0
3684,08
19
3,683
1000
0
0
3682,74
20
3,686
1000
0
0
3686,16
21
3,692
1000
0
0
3691,78
22
3,695
1000
0
0
3695,41
23
3,697
1000
0
0
3696,62
24
3,694
1000
0
0
3694,48
25
3,688
1000
0
0
3688,48
26
3,679
1000
0
0
3678,87
27
3,667
1000
0
0
3667,03
28
3,654
1000
0
0
3654,10
29
3,640
1000
0
0
3640,17
30
3,627
1000
0
0
3626,57
31
3,612
1000
0
0
3612,31
32
3,599
1000
0
0
3598,55
33
3,584
1000
0
0
3583,69
34
3,568
1000
0
0
3567,72
35
3,550
1000
0
0
3550,25
36
3,533
1000
0
0
3533,39
37
3,517
1000
0
0
3517,07
38
3,501
1000
0
0
3501,35
39
3,487
1000
0
0
3486,81
40
3,474
1000
0
0
3474,39
41
3,462
1000
0
0
3462,25
42
3,449
1000
0
0
3449,34
43
3,435
1000
0
0
3434,89
44
3,421
1000
0
0
3420,85
45
3,409
1000
0
0
3408,93
46
3,400
1000
0
0
3400,15
47
3,394
1000
0
0
3394,16
48
3,393
1000
0
0
3393,35
49
3,397
1000
0
0
3396,56
50
3,403
1000
0
0
3403,01
51
3,413
1000
0
0
3412,80
52
3,425
1000
0
0
3424,78
53
3,441
1000
0
0
3441,12
54
3,462
1000
0
0
3461,88
55
3,487
1000
0
0
3486,75
56
3,517
1000
0
0
3517,41
57
3,555
1000
0
0
3554,81
58
3,598
1000
0
0
3598,18
59
3,645
1000
0
0
3645,42
60
3,697
1000
0
0
3696,83
61
3,753
1000
0
0
3752,86
62
3,815
1000
0
0
3814,75
63
3,887
1000
0
0
3887,26
64
3,971
1000
0
0
3970,82
65
4,068
1000
0
0
4068,02
58 | Bijgewerkt tot en met de bestuursbesluiten van 18 december 2012
Omzetten van PP in ingegaan OP pensioenleeftijd
factor uniseks
OP voor omzetting
PP voor omzetting
OP na omzetting
PP na omzetting
55
0,151
0
1000
151,43
0
56
0,159
0
1000
158,92
0
57
0,167
0
1000
166,67
0
58
0,175
0
1000
174,76
0
59
0,183
0
1000
183,33
0
60
0,192
0
1000
192,43
0
61
0,202
0
1000
202,11
0
62
0,212
0
1000
212,39
0
63
0,223
0
1000
223,08
0
64
0,234
0
1000
234,24
0
65
0,246
0
1000
245,82
0
66
0,258
0
1000
257,88
0
67
0,271
0
1000
270,55
0
68
0,284
0
1000
284,15
0
69
0,299
0
1000
298,74
0
70
0,314
0
1000
314,42
0
Versie 20121217 PR 2006 | 59
bpfhibin.nl
stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de handel in bouwmaterialen
Contact: Bestuursbureau Postbus 45 4840 aa Prinsenbeek
[email protected] www.bpfhibin.nl
Opgenomen tabellen zijn geldig van 1 januari 2013 tot 15 januari 2015, het bestuur kan tussentijds besluiten deze te wijzigen.
Colofon
Realisatie Bedrijfstakpensioenfonds HiBiN Vormgeving Catapult creatieve communicatie, Hellendoorn