PENSIOENFONDS HORECA & CATERING STATUTEN
Zoetermeer, 1 mei 2016
ARTIKEL 1 Naam en zetel 1. De stichting draagt de naam: Stichting Pensioenfonds Horeca & Catering, handelend onder de naam Pensioenfonds Horeca & Catering. 2. De stichting is gevestigd te Zoetermeer. ARTIKEL 2 Definities In deze statuten en de pensioenreglementen wordt verstaan onder: a. het fonds: de in artikel 1 genoemde stichting; b. de wet: de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000; c. de werkgever: de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming als bedoeld in artikel 4 lid 1 exploiteert uitgezonderd de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming exploiteert als bedoeld in artikel 4 lid 4 en/of 5; d. de werknemer: degene als bedoeld in artikel 1 onder o van de Wet financiering sociale verzekeringen dat wil zeggen: de natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever, met uitzondering van de persoon die niet (langer) verplicht verzekerd is voor de wettelijke werknemersverzekeringen. Niet als werknemer in de zin van deze verplichtstelling wordt aangemerkt degene die als stagiair werkzaam is; e. de accountant: de accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; f. de gewezen partner: de vrouw respectievelijk man van wie het vóór de pensioeningangsdatum aangegane huwelijk met de (gepensioneerde) deelnemer na het begin van diens deelneming in het fonds is geëindigd door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed; op grond van de wettelijke bepalingen betreffende een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap wordt met betrekking tot deze pensioenregeling beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing gelijkgesteld met echtscheiding; g. het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de zin van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; h. toezichthouder: de op grond van de Pensioenwet aangewezen autoriteit belast met de uitoefening van het toezicht; i. horecabedrijf Onder een horecabedrijf wordt verstaan: i) de onderneming waarin het hotel-, het pension-, het restaurant-, het café-, het cafetaria-, het lunchroom- of het cateringbedrijf (daaronder niet begrepen het contractcateringbedrijf) wordt uitgeoefend; ii) overige ondernemingen waarin de verstrekking van logies, gepaard gaande met dienstverlening of de verstrekking van maaltijden, spijzen of dranken voor verbruik ter plaatse, als bedrijf plaats heeft; j. contractcateringbedrijf Onder contractcateringbedrijf wordt verstaan:
2/22
k. l.
activiteiten waarvoor karakteristiek is het verlenen van restauratieve diensten ten behoeve van personen met wie de opdrachtgever een durende band heeft anders dan die strekkende tot dat verlenen, en die diensten worden verleend in directe relatie tot die band. Onder contractcateringactiviteiten dienen tevens te worden begrepen voedselbereidingsactiviteiten die plaatsvinden buiten de besloten kring van het bedrijf of de instelling van de opdrachtgever - hieronder met name aparte rechtspersonen te verstaan - voor zover deze worden verricht ten behoeve van het verlenen van restauratieve diensten in de besloten kring van het bedrijf of de instelling van de opdrachtgever. Tevens is sprake van contractcateringactiviteiten indien de restauratieve diensten door een opdrachtgever (bedrijf of instelling), binnen dat bedrijf of die instelling zijn ondergebracht in een aparte rechtspersoon. Deze aparte rechtspersoon wordt dan aangemerkt als werkgever in de zin van deze statuten. Offshore cateringactiviteiten zijn geen contractcateringactiviteiten in de zin van deze statuten. de actuaris: de onafhankelijke actuaris als bedoeld in artikel 148 van de Pensioenwet. de directeur: de natuurlijke persoon zoals bedoeld in artikel 19 van deze statuten. ARTIKEL 3
Doel en middelen 1. Het fonds heeft ten doel, overeenkomstig de bepalingen van deze statuten, de pensioenreglementen en het uitvoeringsreglement van het fonds, werknemers en gewezen werknemers, alsmede overige belanghebbenden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. 2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door: a. overeenkomstig de bij de pensioenreglementen te stellen regelen uitkeringen toe te kennen bij ouderdom en overlijden; b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn. 3. Het fonds beoogt niet het maken van winst. ARTIKEL 4 Werkingssfeer 1. Het fonds geldt voor de werkgever die een onderneming exploiteert die a. uitsluitend of in hoofdzaak activiteiten verricht die tot het horecabedrijf behoren of b. uitsluitend of in hoofdzaak activiteiten verricht die tot het contractcateringbedrijf behoren. 2. Een onderneming wordt geacht in hoofdzaak activiteiten in het horecabedrijf te verrichten, indien de loonsom uit de horeca-activiteiten meer dan 50% van de totale loonsom uitmaakt. 3. Een onderneming wordt geacht in hoofdzaak activiteiten in het contractcateringbedrijf te verrichten, indien de loonsom uit contractcateringactiviteiten meer dan 50% van de totale loonsom uitmaakt. 4. Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing op werknemers in dienst bij werkgevers die werkzaamheden verrichten in de recreatie welke bedrijfstak bestaat uit verblijfsrecreatieonderneming en/of zweminrichting en/of buitensportonderneming. 3/22
Onder verblijfsrecreatie wordt verstaan: het bieden van gelegenheid tot verblijf buiten de eigen woning in tent, caravan, of vergelijkbaar kampeermiddel, dan wel in bungalow, appartement of vergelijkbare accommodatie, al dan niet in privéeigendom van de gast, dan wel in groepsaccommodatie, voor met name vakantie of ontspanning, van ten minste één overnachting, al dan niet in combinatie aangeboden met diverse voorzieningen te weten winkels, horeca, sport- en spelaccommodatie en (andere) recreatieve voorzieningen. Onder zweminrichting wordt verstaan: een privaatrechtelijke onderneming waarin gelegenheid tot zwemmen en/of baden wordt gegeven, voor zover het zwembad in de onderneming groter is dan 125 m2. Onder buitensportonderneming wordt verstaan: een onderneming die, anders dan in verenigings- of clubverband, meer dan 50% van de loonsom besteedt aan het organiseren van sportieve en recreatieve activiteiten waaraan tegen betaling kan worden deelgenomen en welke onder begeleiding, dan wel met voorafgaande instructie plaatsvindt en waarbij lichamelijke inspanning en avontuurlijke beleving een rol speelt en waarbij gebruik wordt gemaakt van hulpmiddelen. Onder buitensportondernemingen vallen niet skihallen, golfbanen, maneges, zeilscholen, dierentuinen en dagattractiebedrijven. Als werkgever in de recreatiesector wordt aangemerkt de werkgever waarvan in de onderneming(en) meer dan 50% van de totale loonsom wordt besteed aan activiteiten in de bovengenoemde sector(en). 5. Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing op ondernemingen die werkzaamheden verrichten in een uitzendonderneming. Onder een uitzendonderneming wordt verstaan: de natuurlijke of rechtspersoon, die voor ten minste 50% van het totale premieplichtig loon op jaarbasis uitzendkrachten ter beschikking stelt van (uitzendt naar) opdrachtgevers, zijnde de werkgever in de zin van artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek. ARTIKEL 5 Aangesloten werkgever Aangesloten is: a. de werkgever die krachtens de wet verplicht is tot naleving van het bij of krachtens de statuten, de pensioenreglementen en het uitvoeringsreglement bepaalde; b. de natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel maatschap, de vennootschap gevormd door twee of meer natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, die een onderneming exploiteert, die: 1. hetzij in een economische en/of organisatorische eenheid het beheer voert over één of meer werkgevers als bedoeld onder a; 2. hetzij deel uitmaakt van een economische en/of organisatorische eenheid en die eenheid zich in overwegende mate bezighoudt met het verrichten van activiteiten die tot het horeca- of contractcateringbedrijf behoren, zoals bedoeld in artikel 4, tweede respectievelijk derde lid, van de statuten; 3. hetzij deel uitmaakt van een economische en/of organisatorische eenheid en die eenheid in overwegende mate activiteiten verricht die dienstbaar zijn aan activiteiten, zoals bedoeld in artikel 4, tweede respectievelijk derde lid, van de statuten; en een overeenkomst tot vrijwillige aansluiting heeft gesloten met het fonds op grond waarvan qua loonontwikkeling minimaal dezelfde ontwikkeling wordt gevolgd als die in de bedrijfstak horeca of contractcatering en alle overige voorwaarden van het fonds worden nageleefd; c. de werkgever die krachtens de wet verplicht was tot naleving van bij of krachtens de statuten, de pensioenreglementen en het uitvoeringsreglement bepaalde en direct aansluitend aan deze verplichte aansluiting een overeenkomst tot vrijwillige 4/22
aansluiting heeft gesloten met het fonds en die de overige voorwaarden van het fonds naleeft. ARTIKEL 6 Deelnemers 1. Deelnemer is: a. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 van de wet; b. de werknemer, die, niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, als deelnemer is toegelaten; c. degene, die deelnemer als bedoeld onder a of b was en de deelneming individueel voortzet; d. degene, die deelnemer als bedoeld onder a was, gedurende de periode, waarover voor hem de premie door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) aan het fonds wordt betaald. 2. De toelating van een deelnemer, als bedoeld in het eerste lid, onder b, is alleen mogelijk, indien de werkgever voor alle werknemers in zijn dienst, die tot eenzelfde groep behoren, toelating verzoekt. 3. Voortzetting van de deelneming, als bedoeld in het eerste lid, onder c, geschiedt op de wijze en onder de voorwaarden als bij of krachtens de pensioenreglementen en het uitvoeringsreglement bepaald. 4. De hoedanigheid van deelnemer, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt, wanneer deze zou eindigen of al is geëindigd, behouden respectievelijk herkregen, indien en zolang de premie volgens de bepalingen van de pensioenreglementen in verband met zijn arbeidsongeschiktheid geacht wordt voor hem aan het fonds te zijn voldaan. ARTIKEL 7 Aanmelding De aangesloten werkgever is gehouden de in zijn dienst zijnde werknemers, welke verplicht zijn tot deelneming, op een door het bestuur bepaalde wijze als deelnemers bij het fonds aan te melden, zodra de verplichting tot deelneming ontstaat. ARTIKEL 8 Bestuur 1. Het bestuur is paritair, aangevuld met een onafhankelijk voorzitter. Het bestuur bestaat uit negen leden waaronder de onafhankelijk voorzitter als bedoeld in lid 5. Vier leden worden voorgedragen voor benoeming door de werkgeversorganisatie als bedoeld in het tweede lid, onder a. Twee leden worden voorgedragen voor benoeming door de werknemersorganisaties als bedoeld in het tweede lid onder b., en één lid wordt voorgedragen voor benoeming door de werknemersorganisatie als bedoeld in het tweede lid onder c. Eén lid van het bestuur wordt benoemd als vertegenwoordiger van pensioengerechtigden op basis van een daartoe door het bestuur vastgesteld verkiezingsreglement. Elk van de organisaties als bedoeld in het tweede lid van dit artikel heeft de mogelijkheid om één plaatsvervangend bestuurslid voor benoeming voor te dragen. Na definitieve benoeming treedt een plaatsvervangend lid als bestuurslid op bij afwezigheid van (een van) degene(n) die hij vervangt. Indien het lidmaatschap van (een van) degene(n) die hij vervangt eindigt, kan de plaatsvervanger ook als bestuurslid optreden om tijdelijk invulling te geven aan een vacature. Hetgeen in deze statuten is bepaald ten aanzien van de leden van het bestuur geldt evenzeer voor de plaatsvervangende leden. 5/22
2. De volgende organisaties dragen zorg voor een voordracht voor benoeming van de leden en plaatsvervangende leden op de wijze als bedoeld in het eerste lid: a. Het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante bedrijf "Horeca Nederland"; b. FNV Horecabond (de onderdelen FNV Horeca en FNV Catering); c. CNV Vakmensen. De voordracht tot benoeming van (plaatsvervangende) bestuursleden door de in dit lid bedoelde organisaties geschiedt per gedateerde en ondertekende brief van de in dit lid bedoelde organisaties. Het bestuur verzoekt de in dit lid bedoelde organisaties bij deze voordracht tot benoeming zoveel mogelijk rekening te houden met het bepaalde in de profielschets zoals bedoeld in artikel 9 lid 2 van de statuten. 3. De vertegenwoordigers namens de werkgeversverenigingen worden benoemd door het bestuur op voordracht van de werkgeversorganisatie als bedoeld in artikel 8, lid 2, sub a. De vertegenwoordigers namens de werknemersverenigingen worden benoemd door het bestuur op voordracht van de werknemersorganisaties als bedoeld in artikel 8, lid 2, sub b en c. De vertegenwoordiger namens de pensioengerechtigden wordt benoemd door het bestuur na verkiezing door de pensioengerechtigden. De kandidaatstelling en verkiezingsprocedure is vastgelegd in het verkiezingsreglement. De bestuursleden worden benoemd na het horen van de raad van toezicht over de procedure. Het bestuur stelt een profielschets vast voor de bestuursleden, na goedkeuring van de raad van toezicht. Het bestuur legt iedere benoeming van een kandidaat bestuurder voor aan de raad van toezicht. De raad van toezicht kan de benoeming van deze kandidaat bestuurder beletten indien deze niet voldoet aan de profielschets. 4. Na de voorgenomen benoeming door het bestuur wordt hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder, de Nederlandsche Bank. Definitieve benoeming in het bestuur vindt plaats als de toezichthouder binnen de daarvoor gestelde termijn geen bezwaar maakt tegen de voorgenomen benoeming. Een benoeming wordt niet doorgevoerd, indien de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur van het fonds bekendmaakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt. De definitieve benoeming van de bestuursleden wordt per gedateerde en ondertekende brief binnen acht weken kenbaar gemaakt aan de voordragende organisatie zoals bedoeld in het tweede lid van dit artikel. 5. Het bestuur benoemt een onafhankelijk voorzitter, met inachtneming van het hierna in lid 6 bepaalde. De voorzitter heeft tot taak: a. het initiëren van de ontwikkeling en realisatie van de strategische agenda van het fonds; b. het bepalen en, in samenwerking met de directeur, voorbereiden van de agenda van de bestuursvergaderingen; c. het faciliteren van de besluitvorming door het bestuur; d. het periodiek evalueren van het functioneren van de individuele bestuursleden door het voeren evaluatiegesprekken met de individuele bestuursleden; e. het fungeren als aanspreekpunt van het bestuur voor andere organen, commissies en de directeur van het fonds; f. het initiëren en afstemmen van de adviesagenda met het verantwoordingsorgaan g. het voeren van periodiek overleg met organen en commissies van het fonds; h. het jaarlijks, samen met een delegatie van het paritair bestuur, beoordelen van het functioneren van de directeur; en i. het representeren van het bestuur naar toezichthouders en andere externe partijen, al dan niet vergezeld door een vertegenwoordiging vanuit het paritair bestuur dan wel de uitvoeringsorganisatie.
6/22
6. De functie van onafhankelijk voorzitter wordt vervuld door een natuurlijke persoon die voldoet aan een door het bestuur vastgesteld profielschets. Deze profielschets bevat in ieder geval een beschrijving van: a. onafhankelijkheid b. geschiktheid waarbij wordt beschreven het/de gewenste gedrag, kennis, ervaring, deskundigheid en competenties c. beschikbaarheid en betrokkenheid en d. integriteit. Het bestuur of een delegatie van het bestuur werft en selecteert een geschikte kandidaat die wordt voorgedragen aan het bestuur. Van de voorgenomen benoeming door het bestuur, na het horen van de raad van toezicht over de gevolgde procedure, wordt melding gemaakt bij de toezichthouder, de Nederlandsche Bank conform het bepaalde in lid 4. 7. De leden van het bestuur hebben zitting voor een tijdvak van vier jaar en treden af conform het rooster van aftreden. Het rooster van aftreden wordt door het bestuur vastgesteld. Het rooster van aftreden wordt vastgesteld conform de volgende uitgangspunten: om de twee jaar treden twee leden af die zijn voorgedragen voor benoeming door de organisaties als bedoeld in lid 2 onder a; om de twee jaar treden twee leden af die zijn voorgedragen voor benoeming door de organisaties als bedoeld lid 2 onder b en c danwel die op basis van het in het eerste lid genoemde verkiezingsreglement werd benoemd; een lid dat tussentijds (dat wil zeggen voordat vier jaren zijn verstreken) wordt benoemd, wordt benoemd voor de resterende duur van het tijdvak. Na afloop van het tijdvak waarin leden van het bestuur zitting hebben kunnen leden opnieuw ter benoeming worden voorgedragen door de organisaties als bedoeld in lid 2 en in het geval van de gekozen vertegenwoordiger van pensioengerechtigden worden verkozen volgens het in lid 1 bedoelde verkiezingsreglement en vervolgens benoemd door het bestuur. De maximale zittingsduur voor bestuursleden bedraagt twaalf jaar, met uitzondering van de maximale zittingsduur van de onafhankelijk voorzitter die acht jaar bedraagt. Leden zijn niet herbenoembaar als het een persoon betreft waarop een bestuursbesluit als bedoeld in lid 10 (voorzover het een bestuursbesluit tot ontslag betreft), 12 en/of lid 13 van dit artikel en/of lid 3 van artikel 13 van toepassing is (geweest). 8. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het bestuur door: a. bedanken; b. overlijden; c. een daartoe strekkend besluit van de organisatie, welke het lid heeft voorgedragen voor benoeming mits het bestuur daarmee bij besluit instemt na het horen van de raad van toezicht over de gevolgde procedure, hetgeen schriftelijk wordt bevestigd aan het lid en organisatie; d. een daartoe strekkend besluit van het bestuur, als bedoeld in artikel 13, derde lid en/of het bepaalde in de leden 10 en 12,van dit artikel, indien en voor zover deze bepalingen betrekking hebben op ontslag van een bestuurslid en na het horen van de raad van toezicht over de gevolgde procedure; e. een daartoe strekkend besluit van de raad van toezicht op basis van artikel 28 c van het Besluit uitvoering Pensioenwet zoals verwoord in lid 13 van dit artikel; f. een daartoe strekkende beslissing van de rechtbank. 9. In een vacature voor een bestuurslid wordt zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen in beginsel binnen zes maanden, na het ontstaan daarvan voorzien. Gedurende het bestaan van een tussentijdse vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden. Indien een vacature voor een bestuurslid meer dan zes maanden bestaat zendt het bestuur een gedateerde en ondertekende brief aan de voordragende organisatie met het verzoek binnen drie maanden een voordracht voor benoeming voor een bestuurslid als bedoeld in lid 3 te doen. 7/22
Indien en voor zover dat, als gevolg van (een) openstaande vacature(s) al dan niet in combinatie met het ontbreken van een plaatsvervangend bestuurslid, te voorzien valt dat per 1 juli 2016 niet aan het vereiste quorum van artikel 10 lid 3 kan worden voldaan, gaat het bestuur over tot een tijdelijke benoeming van één of meer bestuursleden per genoemde datum. Het bestuur stemt vooraf zowel het in gang zetten van deze procedure alsmede de tijdelijke benoeming van een bestuurslid als bedoeld in de vorige volzin af met de organisatie als bedoeld in artikel 8 lid 2 op wiens zetel de tijdelijke benoeming plaatsvindt. Op de tijdelijke benoeming zijn de laatste vier volzinnen van artikel 8 lid 3 en de eerste drie volzinnen van artikel 8 lid 4 van overeenkomstige toepassing. De tijdelijke benoeming eindigt, in aanvulling op hetgeen in lid 8 van dit artikel is bepaald, in ieder geval op het moment dat sprake is van een benoeming op voordracht van voordragende organisaties zoals bedoeld in artikel 8 lid 3 en 4. Indien - als gevolg van een tussentijds aftreden - een vacature ontstaat voor de verkozen vertegenwoordiger van pensioengerechtigden vinden verkiezingen in ieder geval op zodanige termijn plaats dat in beginsel binnen zes maanden na het ontstaan van de vacature sprake is van een voorgenomen benoeming als bedoeld in lid 4 van dit artikel. 10. Met inachtneming van het bepaalde in lid 11 van dit artikel, kan een bestuurslid door het bestuur worden geschorst of ontslagen, na het horen van de raad van toezicht over de gevolgde procedure. Het besluit van het bestuur tot schorsing of ontslag wordt per gedateerde en ondertekende brief met opgave van redenen en motieven medegedeeld en is onmiddellijk van kracht. Een bestuurslid kan worden geschorst of ontslagen, indien het lid: a. naar het oordeel van het bestuur niet (naar behoren) functioneert; b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten en/of reglementen van het fonds; c. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met zijn lidmaatschap in het bestuur. 11. Het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag als bedoeld in lid 10 wordt beraadslaagd, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen en/of te verantwoorden. In afwijking van artikel 10 dient een besluit tot schorsing of ontslag te worden genomen in een vergadering waarbij alle bestuursleden aanwezig zijn (fysiek dan wel per telefoon- en/of videoverbinding) met dien verstande dat de stem van het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt besloten, buiten beschouwing wordt gelaten en met dien verstande dat het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt gesproken niet aanwezig hoeft te zijn. Een schorsing geldt voor een periode van zes maanden of een door het bestuur bepaalde en schriftelijk geuite afwijkende termijn. Een schorsing die niet wordt verlengd of wordt gevolgd door een besluit tot ontslag eindigt door het verloop van de termijn. Een besluit tot schorsing of ontslag treedt direct in werking. 12. Het bestuur kan, ingeval een bestuurslid naar het oordeel van het bestuur onvoldoende functioneert, ongeacht eventuele procedure overeenkomstig leden 10 en 13, de voordragende organisatie vragen het lidmaatschap van het desbetreffende bestuurslid te beëindigen en een ander bestuurslid voor te dragen. 13. De raad van toezicht kan, ingeval het bestuur naar het oordeel van de raad van toezicht blijvend disfunctioneert, het gehele bestuur schorsen of ontslaan.
8/22
ARTIKEL 9 Geschiktheid 1. De geschiktheid van het bestuur van het fonds dient in verband met de uitoefening van het bedrijf van het fonds voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgever. 2. Indien en zodra een vacature ontstaat als bedoeld in artikel 8 lid 9 informeert het bestuur de voordragende organisatie met een door het bestuur opgestelde profielschets over welke geschiktheid het nieuw te benoemen bestuurslid moet beschikken. De profielschets bevat in ieder geval een beschrijving van: a. onafhankelijkheid b. geschiktheid waarbij wordt beschreven het/de gewenste gedrag, kennis, ervaring, deskundigheid en competenties c. beschikbaarheid en betrokkenheid en d. integriteit. Ingeval van een vacature voor de bestuurszetel van de vertegenwoordiger van pensioengerechtigden wordt deze profielschets eveneens gehanteerd. 3. Het bestuur van het fonds draagt er zorg voor dat de betrouwbaarheid van de personen die het beleid van het pensioenfonds (mede) bepalen buiten twijfel staat. De betrouwbaarheid van een persoon staat buiten twijfel, wanneer dat eenmaal door de toezichthouder is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden in redelijkheid aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling. Het bestuur draagt er zorg voor dat de geschiktheid van het bestuur is gewaarborgd. 4. Ten behoeve van het functioneren van het bestuur als geheel, alsmede ten behoeve van het functioneren van het bestuursmodel, wordt jaarlijks het functioneren van het bestuur besproken en geëvalueerd. Ten behoeve van het functioneren van individuele bestuursleden bespreekt de onafhankelijk voorzitter eens per jaar het functioneren van deze individuele bestuursleden. Het bestuur betrekt eens per twee jaar een derde partij om het functioneren van het bestuur als geheel, alsmede het functioneren van het bestuursmodel, te evalueren. Indien hiertoe aanleiding bestaat, kunnen bestuursleden het bestuur besluitvorming voorstellen in het kader van lid 10 en/of lid 12 van artikel 8. 5. Eens per jaar bespreekt de onafhankelijk voorzitter zijn eigen functioneren met het bestuur. Het bestuur bespreekt tijdens het jaarlijkse evaluatiemoment als bedoeld in lid 4 of zoveel eerder als daarvoor aanleiding is of ten aanzien van de onafhankelijk voorzitter aanleiding bestaat besluitvorming voor te stellen in het kader van lid 10 van artikel 8. 6. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zij zorgen ervoor dat deze zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. 7. Het bestuur van het fonds brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan de toezichthouder. Indien zich een voor het fonds kenbare wijziging voordoet van de antecedenten, als bedoeld in het derde lid, stelt het bestuur van het fonds de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
9/22
ARTIKEL 10 Bestuursvergaderingen en besluitvorming 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de onafhankelijk voorzitter of ten minste drie leden zulks wenselijk achten doch ten minste zesmaal per jaar. 2. De vergaderingen van het bestuur worden geleid door de onafhankelijk voorzitter en bij afwezigheid door de oudste in anciënniteit van de aanwezige bestuursleden. Indien in laatstgenoemd geval twee of meer bestuursleden een gelijke anciënniteit hebben, treedt de oudste in jaren als voorzitter op. 3. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten daaromtrent anders bepalen, genomen worden in vergaderingen, waarin ten minste twee werkgeversleden en twee leden namens de geleding werknemers en/of pensioengerechtigden aanwezig zijn. 4. Indien in een vergadering geen besluiten kunnen worden genomen, daar niet voldaan is aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeen geroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig, dan kunnen in die vergadering over de voorstellen, waaromtrent wegens het ontbreken van het quorum in de eerste vergadering geen besluit kon worden genomen, besluiten worden genomen, mits ten minste één werkgeverslid en één werknemers- of pensioengerechtigden lid aanwezig zijn. 5. Indien de onafhankelijk voorzitter dit wenselijk acht, kunnen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden besluiten schriftelijk aan het bestuur worden gevraagd. Het besluit dient echter te worden genomen in een vergadering van het bestuur, indien door een of meer leden van het bestuur binnen de daarvoor door de onafhankelijk voorzitter gestelde termijn bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerpbesluit. 6. De besluiten van het bestuur worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en ongeldig uitgebrachte stemmen worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd. 7. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen geschiedt, behoudens indien een benoeming bij acclamatie plaatsvindt, bij gesloten en ongetekende briefjes. 8. Bij staking van stemmen wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. 9. De leden van het bestuur hebben in de vergadering van het bestuur ieder één stem, indien de aantallen der ter vergadering aanwezige werkgeversleden en werknemersleden even groot zijn. Is dit niet het geval, dan brengt ieder van de werkgevers-, respectievelijk van de werknemersleden van het bestuur evenveel stemmen uit als er leden van de andere groep aanwezig zijn. Uitsluitend voor het bepalen van de stemverhouding wordt de vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden geacht te behoren bij de groep werknemersleden. 10. Ieder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste twee bestuursleden zich daarvoor hebben uitgesproken, ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
10/22
ARTIKEL 11 Oproeping voor de vergadering van het bestuur 1. De oproeping voor de vergaderingen van het bestuur geschiedt in opdracht van de onafhankelijk voorzitter en, behoudens in spoedeisende gevallen ter beoordeling van de onafhankelijk voorzitter, schriftelijk op een termijn van ten minste zeven dagen. De oproeping voor vergaderingen van het bestuur, die op verzoek van de leden worden bijeengeroepen, geschiedt schriftelijk in opdracht van deze leden en op een termijn van ten minste zeven dagen. 2. De oproep vermeldt, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen onderwerpen. 3. In de vergaderingen, welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen, kunnen slechts besluiten worden genomen, indien alle leden van het bestuur aanwezig zijn. ARTIKEL 12 Regeling Vergoedingen De leden van zowel het bestuur als van de raad van toezicht, alsmede de leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen vergoedingen volgens de regeling vergoedingen van het pensioenfonds. Deze regeling vergoedingen wordt vastgesteld door het bestuur, na goedkeuring door de raad van toezicht en advies door het verantwoordingsorgaan. De regeling vergoedingen is van overeenkomstige toepassing op de commissies en werkgroepen, zoals bedoeld in artikel 14 van de statuten. De goedkeuring van de raad van toezicht geldt niet voor de vergoedingen van de raad van toezicht zelf. ARTIKEL 13 Bestuursbevoegdheden 1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en reglementen. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van het fonds. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en tot het sluiten van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Van de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling verbindt, maakt het bestuur gebruik in geval van specifieke onderwerpen. 2. Het fonds wordt vertegenwoordigd door het bestuur. 3. De leden van het bestuur verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hen in hun functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Hij, die de uit het voorgaande voortvloeiende geheimhouding schendt, kan bij besluit van het bestuur uit zijn functie worden ontheven. 4. Het bestuur kan een of meer bevoegdheden geheel of gedeeltelijk mandateren aan de door het bestuur benoemde onafhankelijk voorzitter en/of de directeur. Degene aan wie de bevoegdheden zijn gemandateerd is verantwoording schuldig aan het bestuur. De onafhankelijk voorzitter voert periodiek overleg met organen en commissies waarvan het fonds gebruik maakt. De onafhankelijk voorzitter geeft periodiek of 11/22
ad hoc, gevraagd en ongevraagd, zijn oordeel ten aanzien van de consistentie van het dagelijks beleid, zoals gevoerd door de directeur, met het strategisch beleid. De onafhankelijk voorzitter beoordeelt samen met een delegatie van het paritair bestuur jaarlijks het functioneren van de directeur en stelt de arbeidsvoorwaarden van de directeur vast. De wijze van beloning en criteria voor de beoordeling van het functioneren worden schriftelijk vastgelegd en jaarlijks geëvalueerd. ARTIKEL 14 Overige commissies en werkgroepen 1. Het bestuur kan ook andere commissies instellen dan die welke in deze statuten worden genoemd. De samenstelling, de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de commissies staan beschreven in de door het bestuur vast te stellen taakomschrijving. 2. Het bestuur kan daarnaast een werkgroep of meerdere werkgroepen instellen ter voorbereiding of bespreking van een specifiek onderwerp. De samenstelling, de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de werkgroep staan beschreven in de door het bestuur vast te stellen taakomschrijving. ARTIKEL 15 Verantwoordingsorgaan 1. De organisaties als bedoeld in artikel 8, lid 2 van de statuten benoemen de leden van een verantwoordingsorgaan, dat tot taak heeft: - het adviseren van het bestuur over aangelegenheden die het fonds betreffen, maar in elk geval over voorgenomen besluiten van het bestuur zoals vastgelegd in het reglement verantwoordingsorgaan; - een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst op de wijze zoals vastgelegd in het reglement verantwoordingsorgaan. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit vijftien (15) leden verdeeld over en benoemd door: zeven (7) leden, die de deelnemers vertegenwoordigen, benoemd door een werknemersvereniging als bedoeld in artikel 8, lid 2 sub b van de statuten; één (1) lid, dat de deelnemers vertegenwoordigt, benoemd door een werknemersvereniging als bedoeld in artikel 8, lid 2 sub c van de statuten; één (1) lid, dat de pensioengerechtigden vertegenwoordigt, benoemd door een werknemersvereniging als bedoeld in artikel 8, lid 2 sub b van de statuten; één (1) lid, dat de gewezen deelnemers vertegenwoordigt, benoemd door een werknemersvereniging als bedoeld in artikel 8, lid 2 sub b van de statuten vijf (5) leden, die de aangesloten werkgevers vertegenwoordigen, benoemd door een werkgeversvereniging als bedoeld in artikel 8, lid 2 sub a van de statuten. De verenigingen die de leden van het verantwoordingsorgaan benoemen, zijn evenredig aan hun ledenaantallen binnen hun geleding binnen het pensioenfonds vertegenwoordigd in het verantwoordingsorgaan. Het statutaire doel van de organisaties zoals bedoeld in artikel 8, lid 2 sub b en c omvat mede het behartigen van de belangen van haar leden als belanghebbenden bij een pensioenfonds. Indien één procent (1%) van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden of ten minste 500 deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden daarom verzoeken gaat het fonds - in afwijking van het voorgaande - over tot verkiezing van de leden van het verantwoordingsorgaan. 2. De leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd voor een periode van vier jaren. De leden zijn terstond opnieuw herbenoembaar. Het verantwoordingsorgaan stelt een rooster van aftreden vast. Bij een tussentijdse vacature wordt de bestaande zittingsduur overgenomen. 12/22
3. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan door: a. bedanken; b. overlijden; c. een daartoe strekkend besluit van de organisatie, welke het lid heeft benoemd; d. een daartoe strekkend besluit van het bestuur, alleen in situaties als bedoeld in artikel 15, lid 5. 4. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur van het fonds of de raad van toezicht. 5. De leden van het verantwoordingsorgaan verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hen in hun functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur of de voorzitter van het verantwoordingsorgaan geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. De leden van het verantwoordingsorgaan verplichten zich de integriteitregeling van het fonds na te leven. Hij, die de uit het voorgaande voortvloeiende geheimhouding en/of het bepaalde in de integriteitregeling schendt, kan bij besluit van het bestuur uit zijn functie worden ontheven. Het bestuur laat het betrokken lid vooraf schriftelijk weten welke (vermeende) schending het betreft waarop het betrokken lid zowel schriftelijk als tijdens een bestuursvergadering zijn visie kan geven. Nadat deze gelegenheid is geboden neemt het bestuur het besluit om het betrokken lid al dan niet uit zijn functie te ontheffen, hetgeen schriftelijk wordt bevestigd. Dit besluit treedt direct in werking. 6. In het reglement verantwoordingsorgaan is vastgelegd de wijze waarop de inrichting en samenstelling van het verantwoordingsorgaan is geregeld, de taken en bevoegdheden die aan het verantwoordingsorgaan zijn toegekend alsmede de werkwijze. 7. In het kader van oordeelsvorming geldt het volgende: a. Het bestuur van het pensioenfonds legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. b. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening, de bevindingen van het intern toezicht en overige informatie. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekendgemaakt en in het jaarverslag van het fonds opgenomen. c. Het verantwoordingsorgaan heeft ten minste de volgende rechten: 1. het recht op overleg met het bestuur; 2. het recht op overleg met het intern toezicht; 3. het recht op overleg met de externe accountant, de certificerend actuaris en de adviserend actuaris; 4. het recht op informatie; 5. het recht op een schriftelijke en beargumenteerde reactie op het oordeel dat het heeft gegeven over het door het bestuur uitgevoerde beleid. 8. Het verantwoordingsorgaan wordt in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over a. het beleid inzake belonen b. de vorm en inrichting van het intern toezicht c. de profielschets voor leden van de raad van toezicht d. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; e. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid; f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds 13/22
g. liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds h. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst voor zover van toepassing i. het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek j. samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in artikel 1 van de Pensioenwet, en k. de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten. 9. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur naar aanleiding van de melding van disfunctioneren van het bestuur, bedoeld in artikel 104, vijfde lid van de Pensioenwet. 10. In het kader van bovenwettelijke adviesbevoegdheden wordt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid gesteld te adviseren over aangelegenheden die het fonds betreffen maar in ieder geval over elk voorgenomen besluit tot: a. het nemen van maatregelen van algemene strekking; b. wijziging van de statuten, de pensioenreglementen en het uitvoeringsreglement van het fonds; c. vaststelling van de actuariële en bedrijfstechnische nota en het herstelplan; d. vermindering van de hoogte van verworven en/of opgebouwde pensioenaanspraken en van pensioenrechten, in gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft; e. het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid; f. het terugstorten van premie of geven van premiekorting. 11. Leden van het verantwoordingsorgaan hebben zitting in het verantwoordingsorgaan zonder last en ruggespraak. ARTIKEL 16 Vrijwaring 1. De stichting vrijwaart elk (voormalig) (plaatsvervangend) lid en elke (voormalige) toehoorder benoemd door het bestuur, elk (voormalig) lid van het verantwoordingsorgaan, elk (voormalig) lid en elke door het bestuur benoemde (voormalige) toehoorder van de auditcommissie en raad van toezicht, elke (voormalige) directeur van de stichting, elk (voormalig) lid van een door het bestuur ingestelde commissie en/of werkgroep alsmede elk voormalig lid van de deelnemersraad voor alle uitgaven (met inbegrip van in redelijkheid gemaakte en onderbouwde honoraria van advocaten, adviseurs, rechtshulpverleners of andere vertegenwoordigers), geldelijke gevolgen van vonnissen, geldboetes en in het kader van schikkingen betaalde bedragen die daadwerkelijk en redelijkerwijs door hem zijn gemaakt in verband met een actie, rechtszaak of procedure voortkomend uit en/of verband houdend met elke (voorgenomen) actie in of buiten rechte ongeacht het feit of dit een reële of beweerde actie betreft wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van de functie van een lid van het bestuur, verantwoordingsorgaan/deelnemersraad, auditcommissie/raad van toezicht, directeur, commissie en/of werkgroep of van een andere functie die hij of zij op verzoek van de stichting vervult. 2. Onverminderd het in lid 1 bepaalde wordt geen vrijwaring gegeven tegen een vordering, geschil of kwestie ten aanzien waarvan door de Nederlandse rechter bij gewijsde wordt vastgesteld dat degene, zoals bedoeld in lid 1, zich schuldig heeft gemaakt aan grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag bij de uitoefening van zijn taken voor de stichting. Onverminderd het in lid 1 en de vorige volzin bepaalde, wordt alleen vrijwaring verleend indien degene, zoals bedoeld in lid 1, eerst overgaat tot: 14/22
- het betrekken een adviseur, advocaat, rechtshulpverlener of een vertegenwoordiger; - het voeren van verweer, het maken van bezwaar dan wel anderszins reageren op een reële of beweerde actie; - het betalen van (schade)vergoedingen, dan wel het anderszins betalen van geldelijke bedragen; - het treffen van een (of meerdere) schikking(en) nadat door het bestuur met inachtneming van hetgeen is bepaald in lid 1 en de vorige volzin is beslist ten aanzien van de vrijwaring en de wijze van uitvoering van de hierboven aangegeven zaken en aan degene die het betreft van deze beslissing een schriftelijke bevestiging daarvan is verzonden en degene, zoals bedoeld in lid 1, door ondertekening van deze beslissing ook alle voorwaarden van de stichting onderschrijft en per aangetekende post retour heeft gezonden. De stichting stelt in ieder geval de volgende voorwaarden: - kosten die worden gemaakt bij de verdediging in een civiele of strafrechtelijke actie, rechtszaak of procedure worden betaald door de stichting vóór de uiteindelijke beslissing in een dergelijke actie, rechtszaak of procedure, na ontvangst van een toezegging van of namens degene, zoals bedoeld in lid 1, dat hij het bedrag terugbetaalt, tenzij uiteindelijk wordt vastgesteld dat hij recht heeft op vrijwaring door de stichting volgens lid 1 van dit artikel. De toezegging hiertoe wordt gedaan door ondertekening en retour zending van de hierboven genoemde beslissing; - niettegenstaande de overige bepalingen van dit artikel stelt degene, zoals bedoeld in lid 1, de stichting zonder enige vertraging in kennis, zodra hij zich bewust wordt van een vordering of mogelijke vordering die tegen hem wordt ingesteld en heeft degene, zoals bedoeld in lid 1, de plicht gemaakte kosten te matigen. Geen vrijwaring wordt gegeven indien de betrokken schade is gedekt door een verzekering en de verzekeraar de schade heeft vergoed of indien de betrokken schade door de schuld van degene zoals bedoeld in lid 1 niet door een verzekering is gedekt. 3. De stichting heeft de bevoegdheid een verzekering af te sluiten en te handhaven namens degene, zoals bedoeld in lid 1, tegen diens beweerde of daadwerkelijke aansprakelijkheid in al die hoedanigheden of voortvloeiend uit zijn hoedanigheid als zodanig, ongeacht of de stichting de bevoegdheid heeft hem te vrijwaren tegen dergelijke aansprakelijkheid onder het bepaalde in dit artikel. ARTIKEL 17 Financiering en beleggingen 1. De bezittingen en inkomsten van het fonds bestaan uit: a. het kapitaal van het fonds; b. de premies die aangesloten werkgevers verschuldigd zijn aan het fonds; c. het kapitaal dat ten behoeve van een deelnemer door het fonds wordt ontvangen als gevolg van waardeoverdracht; d. de bijdragen van de deelnemers; e. giften, erfstellingen of legaten, met dien verstande, dat erfstellingen niet anders dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving mogen worden aanvaard; f. ontvangsten uit herverzekeringen; g. renten en andere inkomsten. 2. Het fonds draagt er zorg voor dat de bezittingen van het fonds, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) de pensioenreglement(en) voortvloeiende pensioenverplichtingen.
15/22
3. Het fonds draagt er zorg voor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan het reglement kunnen ontlenen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd. 4. Belegging van de beschikbare gelden van het fonds geschiedt op solide wijze. Er wordt belegd met inachtneming van redelijke eisen van soliditeit, rendement en liquiditeit en met inachtneming van een zo juist mogelijke risicoverdeling. ARTIKEL 18 Raad van toezicht 1. Het bestuur benoemt en ontslaat na een zwaarwegend advies van het verantwoordingsorgaan een raad van toezicht bestaand uit drie, onafhankelijke natuurlijke personen, waaronder een voorzitter, die tot taak heeft op onafhankelijke wijze intern toezicht uit te oefenen door het kritisch bezien van het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. De leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een periode van drie jaar en zijn maximaal één keer herbenoembaar. Het bestuur bevestigt en motiveert de benoeming en/of herbenoeming schriftelijk aan het betreffende lid. 2. De raad van toezicht is belast met: a. het toezien op adequate risicobeheersing; b. het toezien op een evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en in het jaarverslag. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde. Artikel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is van overeenkomstige toepassing op de leden van de raad van toezicht. 3. De raad van toezicht heeft goedkeuringsrecht ten aanzien van de vaststelling van de volgende besluiten van het bestuur: a. het jaarverslag en de jaarrekening; b. de profielschets voor bestuurders; c. het beleid inzake vergoedingen, met uitzondering van de vergoeding van de raad van toezicht; d. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds; e. liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds; f. samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in artikel 1; en g. het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het ontbreken van goedkeuring tast de rechtskracht van het besluit en de vertegenwoordigingsbevoegdheid van het bestuur niet aan. In het geval de raad van toezicht een besluit van het bestuur zoals bedoeld in dit lid niet goedkeurt, doet de raad van toezicht hiervan schriftelijk en gedateerd mededeling aan het bestuur. De raad van toezicht geeft de aanleiding van de gevraagde goedkeuring weer, het standpunt dat geen goedkeuring is verleend en de concrete motivering waarom geen goedkeuring is verleend. Indien het bestuur na de behandeling van de mededeling besluit om niet tot intrekking of aanpassing van het bestuursbesluit over te gaan, doet het bestuur hiervan melding aan de raad van toezicht. Het bestuur en de raad van toezicht kunnen een geschil in het kader van dit artikel opstarten. Met instemming van het bestuur en de raad van toezicht wordt in dat geval een (geschillen) commissie ingesteld die wordt verzocht in de vorm van een bindend advies een uitspraak te doen. De (geschillen)commissie bestaat uit drie onafhankelijke leden zijnde natuurlijke personen. Deze leden zijn ten minste vijf jaar niet betrokken geweest als 16/22
lid van het bestuur, verantwoordingsorgaan, auditcommissie of raad van toezicht. Het bestuur en de raad van toezicht benoemen elk één lid van de (geschillen)commissie. Het derde lid van de (geschillen)commissie wordt door de reeds benoemde leden benoemd. Dit laatst benoemde lid is tevens voorzitter van de (geschillen)commissie. Het bestuur en de raad van toezicht benoemen een (geschillen)commissie binnen 15 werkdagen nadat het bestuur en de raad van toezicht instemming verleenden tot het instellen van een (geschillen)commissie. Indien het bestuur of de raad van toezicht niet binnen de gestelde termijn het door hem aan te wijzen lid benoemen, wordt de geschillencommissie toch geacht reglementair te zijn samengesteld en kan zij haar taak verrichten. De (geschillen)commissie zal het bestuur en de raad van toezicht zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen 15 werkdagen na haar benoeming horen tijdens een bespreking waarbij (de vertegenwoordigers van) het bestuur en de raad van toezicht aanwezig zijn en waarvan door de (geschillen)commissie een verslag wordt opgesteld. De (geschillen)commissie stelt het bestuur en de raad van toezicht zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 30 werkdagen na haar benoeming, schriftelijk en gemotiveerd in kennis van haar beslissing. Het bestuur en de raad van toezicht kunnen een geschil niet voorleggen aan een bevoegde rechterlijke instantie zolang het geschil in behandeling is bij de (geschillen)commissie. 4. Ten behoeve van het interne toezicht heeft de raad van toezicht desgevraagd recht op: a. alle inlichtingen en gegevens die de leden nodig achten om de taak van de raad redelijkerwijs goed te kunnen uitvoeren; b. overleg met het bestuur over de bestuurstaken en andere relevante functionarissen verbonden aan het pensioenfonds; c. overleg met de externe accountant en certificerend actuaris. Het bestuur verstrekt de inlichtingen desgevraagd schriftelijk. 5. In geval van een vacature in de raad van toezicht stelt de raad van toezicht een profielschets van een gewenste kandidaat op. Deze profielschets bevat in ieder geval een beschrijving van: a. onafhankelijkheid b. geschiktheid waarbij wordt beschreven het/de gewenste gedrag, kennis, ervaring, deskundigheid en competenties c. beschikbaarheid en betrokkenheid en d. integriteit. Het verantwoordingsorgaan adviseert over de profielschets. Het bestuur biedt de profielschets aan ter advisering nadat de raad van toezicht de profielschets opstelde. Het bestuur selecteert de kandidaat leden van de raad van toezicht op basis van de opgestelde profielschets, het verantwoordingsorgaan geeft een zwaarwegend advies op basis waarvan het bestuur besluit of een voorgenomen benoeming definitief plaatsvindt. Na de voorgenomen benoeming door het bestuur wordt hiervan melding gemaakt bij de toezichthouder, de Nederlandsche Bank. Definitieve benoeming in de raad van toezicht vindt plaats als de toezichthouder binnen de daarvoor gestelde termijn geen bezwaar maakt tegen de voorgenomen benoeming. Een benoeming wordt niet doorgevoerd, indien de toezichthouder binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien de toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur van het fonds bekendmaakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt. Indien zich een voor het fonds kenbare wijziging voordoet van de antecedenten, als bedoeld in dit lid, stelt het bestuur van het fonds de toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis. 6. In het reglement raad van toezicht is vastgelegd de verdere wijze waarop de inrichting en samenstelling van de raad van toezicht is geregeld, de taken en bevoegdheden die aan de raad van toezicht zijn toegekend alsmede de werkwijze. 17/22
7. De leden van de raad van toezicht verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur of de voorzitter van de raad van toezicht geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. De leden van het de raad van toezicht verplichten zich de integriteitregeling van het fonds na te leven. Hij die de uit het voorgaande voortvloeiende geheimhouding en/of integriteitregeling schendt, kan - al dan niet op verzoek van de raad van toezicht - bij besluit van het bestuur uit zijn functie worden ontheven. Het bestuur laat het betrokken lid vooraf schriftelijk weten welke (vermeende) schending het betreft waarop het betrokken lid zowel schriftelijk als tijdens een bestuursvergadering zijn visie kan geven. Nadat deze gelegenheid is geboden neemt het bestuur het besluit om het betrokken lid al dan niet uit zijn functie te ontheffen, hetgeen schriftelijk wordt bevestigd. Dit besluit treedt direct in werking. ARTIKEL 19 Directeur 1. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat een directeur. 2. Het bestuur mandateert bevoegdheden en taken aan de directeur, waarvan nadere regels zijn vastgesteld in het directiestatuut. 3. Het directiestatuut wordt vastgesteld en gewijzigd door het bestuur. 4. De directeur is belast met de dagelijkse beleidsbepaling van het fonds, binnen door het bestuur vastgestelde kaders. 5. De directeur draagt zorg voor consistentie van de dagelijkse beleidsbepaling met de strategische beleidsbepaling zoals dat door het bestuur is vastgelegd in beleid, statuten, reglementen en overige beleidsbeslissingen. De wijze waarop de consistentie wordt getoetst wordt vastgelegd in het directiestatuut. 6. De directeur rapporteert en is verantwoording verschuldigd aan het bestuur van het pensioenfonds over de wijze waarop de dagelijkse beleidsbepaling heeft plaatsgevonden en vergewist zich in periodieke afstemming met de onafhankelijk voorzitter van consistentie van de dagelijkse beleidsbepaling met de strategische beleidsbepaling. ARTIKEL 20 Actuaris 1. Het bestuur benoemt een adviserend actuaris en een certificerend actuaris. 2. De adviserend actuaris heeft tot taak de directie te adviseren omtrent de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust. 3. De certificerend actuaris heeft tot taak een verklaring af te geven over de juistheid van de op de balans en de rekening van baten en lasten voorkomende actuariële posten en een bevestiging te geven dat het fonds heeft voldaan aan hetgeen in de Pensioenwet is bepaald ter zake het financieel toetsingskader. Ten bewijze daarvan, waarmerkt de actuaris het actuarieel verslag. De certificerend actuaris brengt jaarlijks een actuarieel rapport uit aan het bestuur en dient dit van advies over de vaststelling van de staten als bedoeld in artikel 23, derde lid, en het actuarieel verslag. 18/22
4. De certificerend actuaris is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds, waarvan inzage tot de juiste vervulling van zijn taak behoort. ARTIKEL 21 Accountant 1. Het bestuur benoemt een accountant, die tot taak heeft een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens, bedoeld in artikel 23, te controleren. 2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds. De waarden van het fonds moeten hem desverlangd worden getoond. ARTIKEL 22 Boekjaar Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar. ARTIKEL 23 Actuariële en bedrijfstechnische nota, jaarrekening, jaarverslag en actuarieel verslag 1. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en artikel 143 van de Pensioenwet. 2. Het bestuur van het fonds legt iedere wijziging van de nota, zoals bedoeld in lid 1, onverwijld, doch in ieder geval binnen twee weken na totstandkoming van die wijziging over aan de toezichthouder. 3. Het bestuur van het fonds legt aan de toezichthouder jaarlijks binnen de daartoe vastgestelde termijnen de staten over, die informatie omvatten over de organisatie van het fonds, een bestuursverslag, een balans, informatie over financiële relaties en transacties van het fonds, een rekening van baten en lasten, informatie inzake de dekkingsgraad en het vereist eigen vermogen, actuariële staten gewaarmerkt door de certificerend actuaris, waaronder een actuarieel verslag voorzien van een verklaring van de actuaris, informatie over het deelnemersbestand, informatie over de door het fonds uitgevoerde regelingen, premiegegevens, informatie inzake herverzekering en informatie inzake verplichtingen van het fonds voor risico van de deelnemers. 4. De staten moeten zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Ten bewijze dat de staten door hem zijn onderzocht, waarmerkt de accountant de staten. 5. Als bewijs van de vaststelling van de in het eerste lid genoemde stukken worden deze ondertekend door degenen die ingevolge artikel 13, tweede lid bevoegd zijn de stichting te vertegenwoordigen. 6. Het bestuur draagt zorg, dat de deelnemers en de aangesloten werkgevers en degenen die aan de bepalingen van de statuten en de pensioenreglementen aanspraak op pensioen kunnen ontlenen, van het verslag, eventueel in beknopte vorm, kennis kunnen nemen.
19/22
ARTIKEL 24 Wijziging van de statuten, de pensioenreglementen en het uitvoeringsreglement 1. De statuten, de pensioenreglementen en het uitvoeringsreglement kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur. Het bepaalde in artikel 10 is daarbij van toepassing, tenzij daarvan in de volgende leden van dit artikel wordt afgeweken. Voor een wijziging van de statuten is in afwijking van artikel 10 drie vierde van het aantal uitgebrachte stemmen nodig. 2. Een wijziging van de statuten, de pensioenreglementen of het uitvoeringsreglement treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip. 3. Een wijziging van de statuten wordt in een notariële akte neergelegd. ARTIKEL 25 Wijziging van aanspraken en rechten op pensioen 1. Door een wijziging van de statuten, de pensioenreglementen of het uitvoeringsreglement kunnen de tegenover het fonds opgebouwde en verworven aanspraken op pensioen alsmede pensioenrechten gewijzigd worden, indien wijziging in bestaande of invoering van nieuwe wettelijke regelingen op het gebied van de voorziening tegen geldelijke gevolgen van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden plaatsvindt. Wijzigingen uit dien hoofde geschieden met inachtneming van de desbetreffende wettelijke bepalingen. 2. De tegenover het fonds opgebouwde en verworven aanspraken op pensioen en pensioenrechten kunnen worden verminderd op de wijze als vastgesteld in het uitvoeringsreglement. Bij een vermindering vindt op evenwichtige wijze een afweging van de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden en de werkgever dan wel werkgevers plaats. ARTIKEL 26 Overdracht, herverzekering of onderbrenging 1. Indien de toezichthouder hiertoe de verplichting oplegt in het belang van de deelnemers, de gewezen deelnemers, of andere belanghebbenden, gaat het fonds binnen de daarvoor door de toezichthouder gestelde termijn over tot overdracht, herverzekering of onderbrenging van de aangegane pensioenverplichtingen dan wel van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico. Herverzekering vindt plaats door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar in de zin van de Pensioenwet. 2. Indien de pensioenregeling eindigt tijdens de periode waarin een herstelpan van kracht is stelt het fonds de toezichthouder hiervan op de hoogte en gaat het fonds binnen een door de toezichthouder te stellen termijn over tot het overdragen, herverzekeren of onderbrengen van de pensioenverplichtingen op basis van een procedure die ter instemming van de toezichthouder wordt gebracht. Een algemeen overzicht van de procedure wordt beschikbaar gesteld aan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden of vertegenwoordigers van genoemde personen. ARTIKEL 27 Overeenkomsten met andere pensioenuitvoerders 1. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenuitvoerders overeenkomsten te sluiten, welke ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers of een bepaalde groep van deelnemers van de andere pensioenuitvoerders naar het fonds: 20/22
a. de verplichtingen van de andere pensioenuitvoerders jegens deze deelnemers, gewezen deelnemers die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en overige belanghebbenden geheel of gedeeltelijk over te nemen, of b. aan deze deelnemers, de gewezen deelnemers, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en overige belanghebbenden aanspraken op pensioen te verlenen over perioden vóór de overgang naar het fonds volgens de pensioenreglementen van het fonds. 2. Het bestuur is tevens bevoegd met andere bedrijfstakpensioenfondsen overeenkomsten te sluiten, welke ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers of een bepaalde groep van deelnemers naar het andere bedrijfstakpensioenfonds: a. de verplichtingen van het fonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelnemers, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat, en overige belanghebbenden geheel of gedeeltelijk over te dragen, of b. de aanspraken op pensioen van deze deelnemers, van de gewezen deelnemers, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat, en van overige belanghebbenden om te zetten in aanspraken op pensioen over perioden van deelneming in het fonds volgens het pensioenreglement van het andere bedrijfstakpensioenfonds 3. Het bestuur kan in verband met het in de vorige leden bepaalde ten aanzien van de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden van de bepalingen van de statuten of de pensioenreglementen afwijken, mits niet ten nadele van de gezamenlijke rechthebbenden. 4. Het bestuur is ook bevoegd overeenkomsten aan te gaan met andere bedrijfstakpensioenfondsen, ten doel hebbende, dat aan degenen, die zowel tegenover het fonds als tegenover één of meer dier andere bedrijfstakpensioenfondsen recht hebben op uitbetaling van pensioen, de uitbetaling van de pensioentermijnen, waarop zij tegenover ieder van de bedrijfstakpensioenfondsen recht hebben, zal plaats hebben door bemiddeling van het fonds of één van de andere bedrijfstakpensioenfondsen. ARTIKEL 28 Opheffing en liquidatie van het fonds 1. Het fonds kan worden opgeheven bij een besluit van het bestuur. Een besluit tot opheffing van het fonds kan door het bestuur slechts worden genomen in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering. Voor een besluit tot opheffing is in afwijking van artikel 10 drie vierde van het aantal uitgebrachte stemmen nodig. 2. De bestuursleden zijn belast met de vereffening nadat het bestuur het besluit tot liquidatie van het pensioenfonds heeft genomen. Het bestuur blijft in dit geval aan totdat de liquidatie is afgerond. Het bestuur kan er voor kiezen om andere personen aan te stellen als vereffenaars, waarop de eisen van geschiktheid van toepassing zijn als bedoeld in artikel 106 van de Pensioen wet indien en voor zover zij aangemerkt worden als (mede-)beleidsbepaler. Gedurende de liquidatie blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. 3. Het bestuur wendt een eventueel overschot zoveel mogelijk aan in overeenstemming met het doel van het fonds. Bij een eventueel tekort worden de ten tijde van de liquidatie bestaande pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderd, waarbij op evenwichtige wijze een afweging van de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en werkgever dan wel werkgevers plaatsvindt. 21/22
4. In geval van liquidatie van het fonds is het bestuur verplicht de pensioenaanspraken en pensioenrechten over te dragen aan een pensioenuitvoerder, zoals bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet, en is het verplicht de in artikel 84 betreffende collectieve waardeoverdracht gestelde eisen na te leven. 5. Het bestuur stelt de slotrekening van de liquidatie vast na overleg met de in artikel 8, tweede lid, genoemde organisaties. ARTIKEL 29 Informatieverstrekking 1. Iedere deelnemer wordt bij de aanvang van de deelneming schriftelijk op de hoogte gesteld van de inhoud van de statuten en de inhoud van de pensioenreglementen. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk geïnformeerd over wijzigingen van statuten en pensioenreglementen. 2. Het bestuur stelt belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten, de geldende pensioenreglementen en het geldende uitvoeringsreglement kennis te nemen. ARTIKEL 30 Klachten en geschillen 1. Een deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde, nagelaten betrekkingen, gewezen partner of werkgever die ontevreden is over de wijze waarop hij/zij door het fonds is bejegend, kan een met redenen omklede schriftelijke klacht indienen bij het bestuur. De wijze waarop een klacht in behandeling wordt genomen is vastgesteld in de Klachtenregeling Pensioenfonds Horeca & Catering, die wordt vastgesteld en zo nodig gewijzigd door het bestuur. 2. De deelnemer, gewezen deelnemer, gepensioneerde, nagelaten betrekkingen of gewezen partner kan tegen een schriftelijke beslissing van het fonds inzake voor hem of haar uit de deelneming voortvloeiende rechten en plichten een geschil aanhangig maken. De wijze waarop een aanhangig gemaakt geschil in behandeling wordt genomen is vastgesteld in de Geschillenregeling Pensioenfonds Horeca & Catering, die wordt vastgesteld en zo nodig gewijzigd door het bestuur. ARTIKEL 31 Inwerkingtreding De statuten van de stichting zijn in werking getreden op 1 januari 1964 bij de oprichting van de stichting en zijn laatstelijk gewijzigd bij akte van statutenwijziging, welke wijziging op 1 mei 2016 in werking zal treden.
© Pensioenfonds Horeca & Catering, 2016 Pensioenfonds Horeca & Catering besteedde de grootst mogelijke zorg aan de samenstelling van dit document. Toch kunnen tekst (druk- of zet)fouten voorkomen. Aan fouten kunt u geen rechten ontlenen. Pensioenfonds Horeca & Catering behoudt zich ook het recht voor fouten te herstellen.
22/22