PENSIOENEN
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoonvaardenwetgeving Postbus 90801 2509 LV DEN HAAG
behandeld door
doorkiesnummer
ons kenmerk
20150403 ged intr verpl stelling
Dhr. A.W.M. Andriessen
06 236 46 435
onderwerp
datum
Verzoek tot gedeeltelijke intrekking verplichtstelling
3 april 2015
Geachte heer, mevrouw, De werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties werkzaam in de reisbranche, die tezamen het georganiseerde bedrijfsleven in deze bedrijfstak vormen, te weten: • Algemene Nederlandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR) FNV • CNVDienstenbond O De Unie verzoeken de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de verplichtstelling, ingevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000, van de deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Reisbranche (besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 1996, nr. 961555, Stcrt. 1996, nr. 250, laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 januari 2008, gedeeltelijk in te trekken. De sociale partners in de reisbranche hebben besloten om, gelijktijdig met de wijziging van de verplichtstelling vanwege de aanpassing van de pensioenleeftijd, een aantal andere wijzigingen in de verplichtstelling door te voeren teneinde de tekst van de verplichtstelling gélijk te maken aan die van het pensioenreglement. De wijzigingen die in deze aanvraag behandeld worden betekenen een gedeeltelijke intrekking van de verplichtstelling. Deze worden hieronder toegelicht. Het bestuur van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche (hiema: Reiswerk Pensioenen) stelt zich voor deze gedeeltelijke intrekking zo spoedig mogelijk door te voeren. Toelichting op gedeeltelijke intrekking van de verplichtstelling Uitzondering deelneming directeur-grootaandeelhouders (DGA) In de huidige verplichtstelling is een DGA niet uitgezonderd van verplichte deelneming. In het pensioenreglement is dat wel het geval. Omdat de werkingssfeer in de verpilchtstelling vastgelegd dient te
postadres postbus 3183 3502 GD Utrectit | bezoekadres Rijnzathe 10 3454 PV Oe Meern j telefoon (030) 245 39 22 | fax (030) 245 35 72 | kvk 41227126 |
pagina
datum
2
3 april 2015
onskenmerk
20150403 ged intr verpl stelling zijn, hebben de sociale partners in de reisbranche besloten deze uitzondering in de verplichtsteliing op te nemen. Uitzondering vakantiekrachten en stagiairs In de huidige verplichtstelling is een vakantiekracht en een stagiair niet uitgezonderd van Verplidite deelneming. In het pensioenreglement is dat wel het geval. Omdat de werkingssfeer in de verplichtstelling vastgelegd dient te zijn, hebben de sociale partners in de reisbranche besloten deze uitzondering in de verplichtstelling op te nemen. Representativiteitsopgave Het representativiteitscijfer is: 80,0%. Het aantal werknemers* in dienst van de bij de ANVR aangesloten werkgevers is: 10.541 Het totaal aantal werknemers* werkzaam in de reisbranche is: 13.176 'betreft het aantal deelnemers tussen de eerste van de maand waarin zij 21 zijn geworden tot aan de 1^ van de maand waarin zij 67 jaar worden. Bovenstaande aantallen zijn exclusief de werknemers van de vrijwillig aangesloten werkgevers. Het totaal aantal werkgevers in de reisbranche is: 724* Hien/an zijn 375 werkgevers aangesloten bij de ANVR. *Dit aantal is inclusief de gedispenseerde werkgevers en exclusief de vrijwillig aangesloten werkgevers. Gebruikte bronnen De representativiteit is vastgesteld door het ledenbestand van de Algemene Nederiandse Vereniging van Reisondernemingen (ANVR) van 6 november 2014 te vergelijken met het werkgeversbestand van Reiswerk Pensioenen. Voor de gedispenseerde werkgevers (27) Is ter bepaling van het aantal werkhemers gebruik gemaakt van de volgende bronnen: 12 werkgevers: gegevens van het sociaal fonds voor de reisbranche: totaal 2.470 werknemers**; deze zijn allen aangesloten bij de ANVR. 14 werkgevers: gegevens uit de Kamer van Koophandel: totaal 1.168 werknemers**; hien/an zijn 1.102 werknemers werkzaam bij werkgevers aangesloten bij de ANVR. 1 werkgever: vahuit een offerteaanvraag blj Reiswerk Pensioenen van november 2014: 57 werknemers. Deze werkgevers is ook aangesloten bij de ANVR. **Het totaal aantal werknemers is herieid naar het aantal werknemers tussen de 21 jaar en 67 jaar door het totaal aantal werknemers te vermenigvuldigen met de factor: aantal deelnemers bij Reiswerk Pensioenen / aantal deelnemers bij het sociaal fonds voor de Reisbranche bij dezelfde werkgevers. Gehanteerde onderzoeksmethode Voor het bepalen van het aantal werknemers werkzaam bij de wérkgevers lid van de ANVR respectievelijk in de branche is eind oktober 2014 een query gemaakt op het totale werkgeversbestand van Reiswerk Pensioenen, waarbij ook het aantal deelnemers is geselecteerd. Daamaast is op dezelfde datum een query gemaakt door het sociaal fonds. Beide query's zijn met elkaar vergeleken en vergeleken met de werkgevers op de ledenlijst van de ANVR.
pagina
datum
3
3 april 2015
ons kenmerk
20150403 ged intr veipl stelling Voor de gedispenseerde werkgevers waarover geen werknemersgegevens bekend zijn bij Reiswerk Pensioenen of het sociaal fonds is de KvK geraadpleegd. Zoals hierboven aangegeven is een correctiefactor op het totaal aantal werknemers toegepast om een vergelijkbaar aantal wericnemers te krijgen conform de definitie van de huidige werkingssfeer. Wijze van meting Geteld zijn aantallen werknemers tussen de 21 jaar en 67 jaar (1^ van de maand). Gehanteerde peildatum De aantallen werknemers zijn van eind oktober 2014, behalve de aantallen die niet uit de bestanden van Reiswerk Pensioenen ofhet sociaal fonds zijn gehaald. De KvK is medio december geraadpleegd. Weri
tekst van de integrale omschrijving van de gewenste werkingssfeer van de verplichtstelling na wijziging. NB dit is inclusief de wijzigingen die in een afzonderiijke aanvraag zijn opgenomen, waaronder de verschuiving van de pensioenleeftijd;
2. ABTN versie december 2014 3.
kopie van een door het bestuur gewaarmeritt exemplaar van het pensioenreglement, waarin te zien is dat de genoemde groepen daarin ook zijn uitgezonderd;
Tot slot Wij vertrouwen erop u hiermee op dit moment voldoende geïnformeerd te hebben. Heeft u vragen over deze brief, dan kunt u contact met mij opnemen. Mijn telefoonnummer is 06 236 46 435.
pagina
datum
4
3 april 2015
ons kenmerk
20150403 ged intr verpl stelling
Met vriendelijke groet, Namens Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche (Reiswerk Pensioenen),
Arnold Andriessen Bestuursadviseur Reiswerk Pensioenen Syntrus Achmea Pensioenbeheer
Verplichtstelling van de deelneming in het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche De deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche, is verplicht gesteld voor de werknemers die werkzaam zijn in de reisbranche, vanaf de eerste dag van de maand waarin de 21jarige leeftijd wordt bereikt tot de eerste dag van de maand waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt. In dit kader wordt verstaan onder: a. werknemer: degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst is van een werkgever, met uitzondering van vakantiekrachten, stagiairs, en degene die directeur-grootaandeelhouder in de zin van de Pensioenwet (Wet van 7 december 2006, laatstelijk gewijzigd bij Wet van 17 december 2014, (Stb. 2014, 24 december 2014, 567)) is. b. stagiair: de scholier of student die in het kader van een opleiding werkervaring opdoet c. vakantiekracht: de scholier of student die slechts tijdens een formele aaneengesloten vakantiesluiting van onderwijsinstellingen als werknemer arbeid verricht en niet aansluitend in dienst blijft. d. werkgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die een onderneming drijft waarin de reisbranche wordt uitgeoefend; e. reisbranche: de bedrijfstak waarin ondernemingen of onderdelen van ondernemingen werkzaam zijn die uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf uitoefenen van reisorganisator of reisagent; f. (online) reisorganisator; degene die in de uitoefening van zijn bedrijf op eigen naam al dan niet van tevoren georganiseerde reizen aanbiedt. Hieronder wordt tevens verstaan degene die in Nederiand ten behoeve van ai dan niet uit Nederiand afkomstige reizigers c.q. ten behoeve van niet in Nederland gevestigde reisondernemingen bemiddelt bij de uitvoering van reizen of onderdelen daarvan; g. (online) reisagent: degene die in de uitoefening van zijn bedrijf bemiddelt bij het tot stand komen van overeenkomsten op het gebied van reizen in de ruimste zin des woords, waaronder worden begrepen overeenkomsten inzake vervoer, verblijf en pakketreizen.
De onder de verplichtstelling vallende ondernemingen zijn de ondernemingen die zich uitsluitend of in hoofdzaak bewegen op het gebied van de reisbranche. Dit wordt geacht het geval te zijn indien alle of het merendeel van de werknemers van de onderneming op het voornoemde gebied werkzaam is. Een onderneming of een deel van de onderneming wordt geacht in hoofdzaak het bedrijf van reisorganisator en/of reisagent uit te oefenen, indien meer dan 50% van de loonsom van de desbetreffende onderneming (of een onderdeel daarvan) daaraan moetworden toegeschreven. Uitgesloten zijn: a. touringcarbedrijven, luchtvaartmaatschappijen, rederijen en spoorwegmaatschappijen; en b. werknemers die krachtens de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds (wet van 17 maart 1949, Stb. J121) op 31 december 1996 reeds in een ander bedrijfstakpensioenfonds tot deelneming verplicht zijn.
EISl P E N S I O E N E N
stichting Bedrijfstakpensioenfonds vopr de Reisbranche Wijzigingen pensioen reglement per 1 januari 2015
Opbouw en structuur Om dit reglement toegankelijl<er te mal<en voor de deelnemers is indeling (qua opbouw en stmctuur) van het reglement aangepast. Daarbij is gekozen voor een indeling op basis van zogenoemde life-events (bijvoortjeeld pensionering, overiijden en arbeidsongeschiktheid). Dit sluit ook aan op het Pensioen ABC en de nieuwe communicatieregels in de Wet op de Pensioencommunicatie. Witteveenkader 2015 Aspect Pensioenrichtleeftijd Ouderdomspensioen (OP) Partnerpensioen (PP) Wezenpensioen (WzP) Franchise Maximum pensioengevend loon Premie Aanspraken partner- en wezenpensioen bij overiijden actieve deelnemer Premievrije voortzetting pensioenopbouw bij arbeidsongeschiictheid Opget)ouwde pensioenaanspral<en t/m 2014
Per 2015 1 e dag van de maand waarin de 67-jarige leeftijd wordt bereikt 1,8% 70% van het OP, zijnde 1,25% 20% van het PP, zijnde 0,252% €15.935 € 46.700 17,2% van de pensioengrondslag (ongewijzigd) Berekenen op basis van pensioenrichtleeftijd 67 Tijdens WAO-/WIA-periode, tot uiterlijk de pensioenrichtleeftijd 67 Uniformering pensioenrichtleeftijd door coiiectief actuarieel neutraal omzetten OP65 naar OP67
Wijziging werkingssfeer Sociale partners hebben besloten de volgende werknemers niet langer uit te zonderen van deelname aan de pensioenregeling: - seizoenswerkers; en - echtgenoten en partners van DGA's en zelfstandig ondernemers. Overige aanpassingen Overige aanpassingen die wij hebben doorgevoerd: 1) Wij hebben opgenomen in welke situaties er sprake Is van deeinemerschap en wanneer de deelname eindigt (zie de artikelen 1 en 2). Eerder kon dit slechts indirect uit de reglementaire bepalingen worden afgeleid. 2) De afkoopgrens in 2015 3) De regeling voor premievrije voortzetting tijdens de WW in geval er een FVP-bijdrage wordt verstrekt, hebben wij geschrapt. Deze regeling is geëindigd in 2014. 4) De bepaling omtrent vrijwillige voortzetting yande pensioenopbouw hebben wij tekstueel aangepast omwille van de leesbaarheid (zie artikel 32);
5) Wlj hebben de door het bestuur vastgestelde afkoopgrens, die lager ligt dan de wettelijke afkoopgrens, in het pensioenreglement opgenomen. Daarnaast hebben wij de bepalingen omtrent afkoop aangepast, zodat duidelijk blijkt dat afkoop een bevoegdheid van het fonds en niet een recht van de gewezen deelnemer ls. 6) Door deelnemer aan te leveren stukken bij beëindiging samenleving. 7) Veriaagde afkoopgrens bij tussentijdse afkoop.
Aldus vastgesteld in het bestuursveigadering van 16 december 2014 te De Meem en ondertekend,
F. Radstake Vice-voorzitter
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota December 2014 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche (Reiswerk Pensioenen)
Dit is een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche (Reiswerk Pensioenen)
Inhoud
Inleiding
4
Huidigë pensioenregeling
4
Het uitvoeringsreglement
9
Aansluiting bij het pensioenfonds
11
Financiële opzet
13
Pensioenvermogen
18
Beleggingsbeleid
20
De organisatie van het pensioenfonds
34
Vaststelling
39
Inleiding
Reiswerk Pensioenen, de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche, voert de voor de reisbranche verplicht gestelde pensioenregeling uit De oprichting van Reiswerk Pensioenen alsmede de verplichtstelling van de pensioenregeling vloeit voort uit de afspraken die zijn vastgelegd tussen sociale partners binnen de Reisbranche. Conform de wettelijke voorschriften werkt het fonds volgens een Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN): Het doel van deze ABTN is het bundelen van alle bij het pensioenfonds aanwezige gegevens om een integrale beschrijving te geven van de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan het ten behóeve van Reiswerk Pensioenen te voeren beleid op actuarieel en bedrijfstechnisch gebied. Deze ABTN beschrijft de actuariële en bedrijfstechnische werkwijze van Reiswerk Pensioenen naar de situatie die geldt per 16 december 2014. Deze ABTN voorziet uitdrukkelijk nog niet in de aanpassingen die voortvloeien uit het nieuwe financiële toezichtskader (FTK) dat per 1 januari 2015 in werking treedt. In hoofdstuk 2 wordt een korte beschrijving gegeven van de pensioenaanspraken zoals die worden verkregen krachtens het pensioenreglement. In hoofdstuk 3 worden de hoofdlijnen van het uitvoeringsreglement beschreven. De procedure voor de aansluiting van werkgevers en de criteria voor het verkrijgen van het deelnemerschap worden genoemd in hoofdstuk 4. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de financiële opzet uiteengezet en wel onderverdeeld naar de bijdrage die de aangesloten werkgevers aan het fonds verschuldigd zijn en het beleid van het fonds aangaande de financiering van de aangegane verplichtingen. Hoofdstuk 6 behandelt de gewenste omvang van het vennogen conform eisen van DNB. In hoofdstuk 7 wordt stilgestaan bij de hoofdlijnen van het beleggingsbeleid dat het pensioenfonds met de vermogensbeheerder is overeengekomen. Ten slotte komt in hoofdstuk 8 de organisatie van het pensioenfonds aan de orde. Financieel crisisplan Alle pensioenfondsen moeten als onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) ook een financieel crisisplan opstellen. Dit financieel crisisplan stamt uit 2013 en is als onderdeel van deze ABTN opgenomen in bijlage 5.
Huidige pensioenregeling
Reiswerk Pensioenen voert de pensioenregeling uit conform de bepalingen van het pensioen reglement en de statuten. De inhoud van de pensioenregeling is een uitvloeisel van de door CAO-partijen binnen de reisbranche'gemaakte afspraken. . in dit hoofdstuk worden - in hoofdlijnen - de aanspraken omschreven die zijn neergelegd in het pensioenreglement voor de deelnemers van de Reiswerk Pensioenen dat in wericing is getreden op 1 januari 2001 (versie 2015). Basis pensioenregeling De basis pensioenregeling heeft de volgende kenmerken: regeling
een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet, in de vorm van een middelloonregeling op basis van deelnemersjaren,
toetredingseis
het deelnemerschap vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgeriijk recht in dienst is van een aangesloten werkgever de 21jarige leeftijd bereikt.
- pensioenleeftijd
de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67jarige leeftijd bereikt.
pensioengevend salaris
12 maal het vaste maandsalaris per 1 januari dan wel per de latere datum van aanvang van het deelnemerschap, vermeerderd met de daarover uit te keren vakantietoeslag; het in aanmeri
pensioengrondslag
de pensioengrondslag is gélijk aan het pensioensalaris verminderd met de franchise.
premie
de premie voor 2015 is vastgesteld op 17,2% van de pensioengrondslag. Hiervan kan de werkgever maximaal de helft op het loon van de deelnemer inhouden.
-franchise
de franchise is per 1 januari 2015 vastgesteld op € 15.935; het iDestuur kan besluiten de franchise van jaar tot jaar aan te passen;
-ouderdomspensioen
het ouderdomspensioen bedraagt 1,80% van de voor het desbetreffende deelnemersjaar vastgestelde pensioengrondslag. Voor deelnemersjaren gelegen tussen 1 januari 2001 en 1 januari 2015 gold een opbouwpercentage van 1,65% in combinatie met een pensioenleeftijd van 65 jaar. Het bestuur streeft er naar de opgebouwde pensioenaanspraken en lopende pensioenuitkeringen jaariijks te verhogen (zie de rubriek "toeslagveriening").
partnerpensioen
het jaariijkse partnerpensioen (systeem onbepaalde vrouw/man) bedraagt 70% van het voor de (gewezen) deelnemer vastgestelde ouderdomspensioen. Voor de deelnemer die overiijdt tijdens het deelnemerschap is dat het ouderdomspensioen dat die deelnemer bij deelneming tot de pensioendatum bij ongewijzigde pensioengrondslag zou hebben verkregen.
wezenpensioen
voor ieder pensioengerechtigd kind bedraagt het wezenpensioen 14% van het voor de (gewezen) deelnemer vastgestelde ouderdomspensioen. Voor de deelnemer die overiijdt tijdens het deelnemerschap is dat het ouderdomspensioen dat de deelnemer bij deelneming tot de pensioendatum bij ongewijzigde pensioengrondslag zou hebben verkregen. Het wezenpensioen wordt verdubbeld voor "volle" wezen. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd van het kind; voor studerende of arbeidsongeschikte kinderen wordt het wezenpensioen veriengd tot uiteriijk de 27-jarige leeftijd.
premievrijstelling bij
de premievrijstelling is volgens de volgende tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid
mate van arbeidsongeschiktheid:
(volgens de WAO) Mate arbeidsongeschikt 65% of meer
Vrijstelling 100%
minder dan 65% Het begrip arbeidsongeschiktheid is gerelateerd aan de huidige WAO criteria.
premievrijstelling bij
de premievrijstelling is volgens de volgende tabel afhankelijk van de
arbeidsongeschiktheid
mate van arbeidsongeschiktheid:
(volgens de WlA) Mate arbeidsorigeschikt
Vrijstelling
80% of meer
100%
65% - 80%
72,5%
55% - 65%
60%
45% - 55%
50%
35% - 45%
40%
minder dan 35% Het begrip arbeidsongeschiktheid is gerelateei^d aan de huidige WlA criteria. uitruil en ven/roeging
op de pensioendatum heeft de (gewezen) deelnemer het recht zijn totale partnerpensioen om te ruilen in een 18%hoger ouderdomspensioen. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen geeft een verhoging van het partnerpensioen met een bedrag dat gelijk is aan het uitgeruilde ouderdomspensioen vermenigvuldigd met een percentage. Dit percentage is afhankelijk van de leeftijd van de (gewezen) deelnemer op de uitruildatum. Na de uitruil bedraagt het partnerpensioen maximaal 70% van het na uitruil resterende ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer kan zijn ouderdomspensioen eerder laten ingaan, echter nooit eerder dan 60 jaar De (gewezen) deelnemer kan zijn ouderdomspensioen ook in hoogte laten variëren.
toeslagverlening
het bestuur beoordeelt jaariijks of de financiële middelen van het fonds toereikend zijn om de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen te verhogen. Deze toeslagveriening van het pensioen is voonwaardelijk. Voor de voonwaardelijke toeslagen wordt geen reserve gevormd en geen premie betaald.
Aanvullende pensioenregeling Sinds 1 januari 2010 hebben werkgevers de mogelijkheid een aanvullende pensioenregeling (excedent-regeling) onder te brengen bij het pensioenfonds. In de basisregeling bouwen werknemers pensioen op over hun pensioengevend loon tot een maximum van € 46.700 (2015). Over het deel van het salaris dat boven deze grens uitkomt tot maximaal tweemaal het maximum pensioengevend loon van de basisregeling zijnde € 93.400 (2015), kan een wericgever door middel van de aanvullende regeling een pensioènvoorziening aanbieden aan al zijn wertcnemers,. Deze aanvullende regeling ls uitgewerkt in een apart pensioenreglement en kan door middel van een uitvoeringsovereenkomst met de werkgever worden ondergebracht bij het pensioenfonds. Werknemers hebben de mogelijkheid af te zien van deelname aan de excedent-regeling.
De excedent-regeling van het pensioenfonds is een uitkeringsovereenkomst in de vorm van een middelloonregeling. Het ouderdomspensioen bedraagt 1,80% van de voor het desbetreffende deelnemersjaar vastgestelde excedentpensioengrondslag. De excedent-pensioengrondslag is gemaximeerd op tweemaal het maximum pensioengevend loon van de basisregeling minus de franchise. De franchise is gelijk aan het maximum pensioengevend loon van de basisregeling. Het partnerpensioen en wezenpensioen bedragen respectievelijk 70% en 14% (28% voor volle wezen) van het ouderdomspensioen. Vrijwillige voortzetting Bij beëindiging van de verplichte deelneming heeft de inactieve deelnemer de mogelijkheid de deelneming onder bepaalde voon/vaarden vrijwillig voort te zetten. De voonwaarden zijn vastgelegd in het pensioenreglement. Klachten en geschillen Het fonds kent een klachten- en geschillenprocedure voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en overige rechthebbenden, welke is vastgelegd in het pensioenreglement.
Het uitvoeringsreglement
Het uitvoeringsreglement bevat bepalingen die betrekking hebben op de verhouding tussen een verplicht aangesloten werkgever en het pensioenfonds. Hier volgen de hoofdlijnen, voor zover deze hoofdlijnen niet al elders in deze ABTN worden beschreven. Premievaststelling, premiebetaling en niet nakomen premieverplichtingen De premie wordt door het bestuur, na overleg met CAO-partijen, vastgesteld en zo nodig gewijzigd. Voor iedere
'
deelnemer wordt jaariijks premie geheven voor de financiering van de verplichte pensioenregeling. Deze premie is een doorsneepremie uitgedrukt in een percentage van een gedeelte van het pensioengevend loon van de deelnemer De doorsneepremie is voor alle deelnemers gelijk. De premie is door de werkgever verschuldigd. De werkgever kan een gedeelte van de premie op het loon van de deelnemer inhouden. De premie is vastgesteld op 17,2% van de pensioengrondslag. Hiervan kan de werkgever maximaal de helft op het loon van de deelnemer inhouden. Geen premie is verschuldigd over de periode waarover de pensioenopbouw wordt voortgezet wegens arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. Voor de excedent-regeling wordt een actuariële premie in rekening gebracht. De premie wordt niet lager vastgesteld dan de kostendekkende premie. De kostendekkende premie wordt door het fonds vastgesteld op de manier als omschreven ln deze nota. Een wijziging van de premie wordt doorgevoerd met ingang van de eerste januari van een kalenderjaar Indien de kostendekkende premie hoger dreigt te worden dan de geldende vastgestelde premie, treedt het fonds tijdig in overleg met CAO-partijen. Als de premie hoger is vastgesteld dan de kostendekkende premie, kan het fonds het surplus benutten voor extra buffervorming voor herstel, of als kapitaaldekkingsopslag voor toekomstige toeslagverlening of voor andere doelen als omschreven in deze nota. Als de kostendekkende premie hoger is dan voor CAO-partijen acceptabel is, kunnen CAO-partijen de pensioenovereenkomst aanpassen in die zin dat de hoogte van de op te bouwen aanspraken in de toekomst naar beneden wordt bijgesteld. Premieheffing vindt plaats pp voorschotbasis; aah de hand van de definitieve loonopgaven van het voorgaande kalenderjaar wordt de premie voor het lopende jaar geschat. De premie wordt vooraf in vier kwartaaltermijnen in rekening gebracht. Binnen zes maanden na afloop van een kalenderjaar vindt aan de hand van de jaaropgaven definitieve afrekening over dat jaar plaats.
.
Bij overschrijding van de betalingstermijn kan het pensioenfonds de wettelijke rente en vergoeding van andere kosten vorderen. Als een werkgever met de betaling in gebreke blijft maakt het fonds gebruik van de haar ter beschikking staande rechtsmiddelen. Zo kan het pensioenfonds een dwangbevel uitbrengen, beslag laten leggen op goederen van de werkgever, het faillissement van de wericgever aanvragen of de bestuurders van de werkgever aansprakelijk stellen. Ook ls het pensioenfonds bevoegd om als uiterste middel de actieve deelnemers in dienst van een werkgever te infornneren over een betalingsachterstand van die werkgever.
Informatie De wericgever is verplicht alle deelnemers bij het pensioenfonds aan te melden en de gegevens volledig, juist en tijdig te verstrekken. Een werkgever moet het pensioenfonds inzage verienen in zijn administratie voor zover dat noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de pensioenregeling. Indien een werkgever geen of onjuiste gegevens verstrekt voor de voorschotnota of de definitieve afrekening, is het pensioenfonds bevoegd deze naar beste weten zelf vast te stellen. Het fonds kan dan ook een boete opleggen. Het pensioenfonds zorgt ervoor dat nieuwe deelnemers over de pensioenregeling worden geïnformeerd overeenkomstig artikel 21 van de Pensioenwet. Toeslagveriening Het fonds beslist jaariijks of en in hoeverre een toeslag op pensioenaanspraken en pensioenrechten kan worden toegekend. Alleen als en voor zover de middelen van het fonds toereikend zijn voor een toeslag, wordt deze verieend. De toeslagveriening op pensioenaanspraken en pensioenrechten is voonwaardelijk. Voor deze voonwaardelijke toeslagveriening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagveriening wordt uit overrendement gefinancierd. Vermogenstekorten, vermogensoverschotten en winstdeling Bij dekkingstekort respectievelijk een resen/etekort volgt het pensioenfonds de daarop betrekking hebbende procedures zoals voorgeschreven in de Pensioenwet. Bij premiekorting neemt het pensioenfonds artikel 129 van de Pensioenwet in acht. Van de wettelijke mogelijkheid van terugstorting maakt het pensioenfonds geen gebruik. Vrijstelling ln het uitvoeringsreglement worden de voonwaarden aangegeven waaronder aan een werkgever voor zijn werknemers vrijstelling kan worden verieend van de verplichte deelneming in het pensioenfonds; het betreft de wettelijke voonwaarden van het Vrijstellingsbesluit Wet Bpf 2000. Vrijwillige voortzetting Bij beëindiging van de verplichte deelneming heeft de inactieve deelnemer de mogelijkheid de deelneming onder bepaalde voonwaarden vrijwillig voort te zetten. De voorwaarden zijn vastgelegd in het pensioenreglement. Klachten en geschillen Het fonds kent een klachten- en geschillenprocedure welke is vastgelegd in het uitvoeringsreglement.
10
4 '4.1
Aansluiting bij het pensioenfonds
Aansluiting van werkgevers
Procedure en criteria voor aansluiting werkgevers Verplichtsteliing Reiswerk Pensioenen voert de voor de reisbranche verplicht gestelde pensioenregeling uit. De onder de verplichtstelling vallende ondernemingen zijn de ondernemingen die zich uitsluitend of in hoofdzaak bewegen op het gebied van de reisbranche. Dit wordt geacht hetgeval te zijn indien alle of het merendeel van de werknemers van de onderneming op het voórnoemde gebied werkzaam is. Een onderneming of een deel van de onderneming wordt geacht in hoofdzaak het bedrijf van reisorganisator en/of reisagent uit te oefenen, indien meer dan 50% van de loonsom van dedesbetreffende onderneming (of een onderdeel daarvan) daaraan moetworden toegeschreven.
'
Uitgesloten van de verpilchtstelling zijn: touringcarbedrijven, luchtvaartmaatschappijen, rederijen en spoonwegmaatschappijen; en werknemers die krachtens de Wet BPF 2000 op 31 december 1996 reeds in een ander bedrijfspensioenfonds tot deelneming verplicht zijn.
Vriistèlling Elke werkgever dient derhalve zijn werknemers bij het fonds ter verzekering aan te melden tenzij vrijstelling verieend is. Indien en voorzolang deze vrijstelling geldig is, kan een dergelijke aanmelding bij Reiswerk Pensioenen achtenwege blijven. Het bestuur beslist over een verzoek tot vrijstelling.
Vrijwillige aansluiting Het fonds kan een uitvoeringsovereenkomst sluiten met een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, maar die zich op vrijwillige basis bij het fonds wil aansluiten, indien:
'
a. de loonontwikkeling bij deze werkgever ten minste gelijk is aan die volgens de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Reisbranche en de wericgever premie afdraagt aan Stichting Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling Reisbranche; of
-
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de wericgever die zich vrijwillig wil aansluiten en een andere werkgever die onder de werkingssfeer van het fonds valt; of c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de werkgever wel onder de werkingssfeer van het fonds viel. Het staat het bestuur vrij om nadere voonwaarden te stellen aan de werkgever alvorens akkoord te gaan met vrijwillige aansluiting bij het fonds. Aanvullende pensioenregeling Ter uitvoering van de aanvullende pensioenregeling (excedent-regeling) sluit het pensioenfonds met iedere wericgever, die van de mogelijkheid hiertoe gebruik maakt, een afzonderiijke uitvoeringsovereenkomst af. In deze uitvoeringsovereenkomst worden de voorwaarden vastgelegd die gelden voor deelname in de aanvullende regeling. Tevens wordt bepaald in hoeverre het pensioenreglement en uitvoeringsreglement van toepassing is.
11
4.2
Verkrijging van het deelnemerschap
Wijze van verkrijging van het deelnemerschap Wericnemers van een aangesloten werkgever worden als deelnemer opgenomen zodra zij de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt én een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht hebben.
12
Financiële opzet
Reiswerk Pensioenen voert de pensioenregeling uit conform het pensioenreglement De pensioenaanspraken zijn volledig verzekerd in eigen beheer. Het pensioenfonds heeft dus geen hen/erzekeringscontracten gesloten. 5.1
De waarderingsgrondslagen van de beleggingen
Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde. Participaties in beleggingspools en -instellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor die onderiiggende beleggingen (look-through benadering). Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de beursnotering per balansdatum. De reële waarde van niet beursgenoteerde participaties is bepaald op basis van de laatst bekende intrinsieke waarde. Dit is het aandeel in het zichtbare eigen vermogen. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde is de per balansdatum geldende beurskoers. Niet beursgenoteerde vastrentende waarden worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze waarde wordt bepaald door de te ontvangen kasstromen (rente, aflossingen en venwachte boeterente bij vervroegde aflossingen) contant te maken op basis van geldende marktrente, waarin opgenomen een opslag voor debiteurenrisico en liquiditeltsrisico. Deposito's en vorderingen op banken worden gewaardeerd op verkrijgingsprijs. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, zijnde de marktwaarde van het contract. Voor beursgenoteerde contracten is dit de beurskoers per balansdatum. Voor niet beursgenoteerde contracten is de waardering gebaseerd op beschikbare marktinformatie als input voor gehanteerde waarderingsmodellen. Overige beleggingen Beleggingen in commodities zijn veelal niet-beursgenoteerde derivatencontracten. Voor niet beursgenoteerde contracten wordt de waardering gebaséérd op beschikbare marictinformatie als input voor de gehanteerde waarderingsmodellen. Geldmarktbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de contante waarde van de toekomstige kasstromen (rente en aflossing). Posities in rekening courantsaldi worden tegen verkrijgingsprijs gewaardeerd.
13
Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overiopende activa worden bij de eerste venwerking gewaardeerd op reële waarde. Na de eerste venwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominalè waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen. Indien sprake Is van oninbaarheid. 5.2
Voorziening pensioenverplichtingen
De voorziening pensioenverplichting wordt gesteld op de contante waarde van de reglementair tot de balansdatum verworven pensioenaanspraken waarin begrepen de contante waarde van de toegekende toeslagen op deze pensioenaanspraken. Blj de waardering van de pensioenaanspraken wordt van de volgende grondslagen uitgegaan: - interest
Nominale rentetermijnstructuur, zoals door De Nederiandsche Barik maandelijks
- sterfte
Vanaf 31 december 2014: Prognosetafel AG2014, waariaij de steritekansen zijn
op haar website wordt gepubliceerd. vermenigvuldigd met leeftijdsafhankelijke factoren om het verschil tussen de ervaringssterfte van het fonds en de algehele sterfte in de generatietafel tot uitdrukking te brengen. In de bijlage zijn de factoren (ervaringsster^e 2014) opgenomen. - wezenpensioen
De lasten van nog niet ingegaan wezenpensioen zijn gesteld op 5% van de . lasten van het nog niet ingegaan partnerpensioen; bij de vaststelling van de lasten ter zake van ingegaan wezenpensioen wordt verondersteld ,dat het pensioen moet worden uitgekeerd tot de 18-jarige leeftijd, waarbij geen rekening wordt gehouden met sterftekansen.
leeftijdsverschil
De leeftijd van de vrouwelijke resp. mannelijke partner van de deelnemer is 3 jaar lager resp. hoger gesteld dan die van de deelnemer
• partnerfrequentie
,
Voorde berekening van de voorziening pensioenverplichtingen voor nog niet ingegane partnerpensioenen wordt een partnerfrequentie volgens de sterftetafel GBMA/ 1985-1990 gehanteerd, met uitzondering van de leeftijden 60 tot en met 65. Voor deze leeftijden wordt 100% gehanteerd. Na de pensionering neemt de gehuwdheid af met de sterfte van de partner. Vanaf leeftijd 65 wordt de wèrkélijke burgeriijke staat gehanteerd.
- premievrijstelling invaliditeit
Voor (gewezen) deelnemers wordt 100% van de contante Waarde van de toekomstige opbouw gereserveerd.
- opslag voor toekomstige kosten
Voor de dekking van toekomstige excassokosten wordt de netto voorziening verhoogd met 2%.
- afronding leeftijden
De leeftijden op de balansdatum zijn vastgesteld door het balansjaar te verminderen met het geboortejaar en bij het verschil 0,5 op te tellen.
- voorz niet opgevraagd pensioen
Voor ouderdomspensioen vanaf 65 jaar dat nog niet is ingegaan omdat de deelnemer onvindbaar is of niet reageert wordt de volgende staffel voor het vormen van een voorziening aangehouden: 65-70 jaar: 100% van de voorziening vanaf 65, Na 70 jaar steeds 10% minder, zodat op leeftijd 80 geen voorziening meer resteert.
• flexibiliserings- en afkoopfactoren Met ingang van 1-1-2015 worden deze vastgesteld op basis vari de actuele fondsgrondslagen, zoals opgenomen in deze ABTN en rekening houdend met
14
de meest recente ontwikkeling. Dit betekent dat voor 2015 wordt gerekend op basis van de prognosetafel AG2014 en de fonds specifieke ervaringssterfte 2014. De factoren worden eenmaal per jaar vastgesteld, waarbij de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per einde september van het vooriiggende jaar aan de basis staat; Ten aanzien van de seksenéutraliteit wordt uitgegaan van de werkelijke verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke deelnemers; Er wordt vooralsnog niet gerekend met een afslag voor antiselectie. Het bestuur houdt zich het recht voor om de factoren aan te passen, indien de marktomstandigheden daartoe aanleiding geven. 5.3
De reserves
Reiswerk Pensioenen kent de volgende reserves: De Beleidsreserve De Egalisatiereserve De Gebonden reserve Vaststelling van de reserves De Beleidsreserve is een sluitpost, waaraan uit het resultaat wordt toegevoegd of onttrokken nadat de Gebonden reserve en de Egalisatiereserve op het juiste niveau zijn gebracht. De Egalisatiereserve wordt gevuld door de positieve resultaten op premie. Daarbij worden negatieve resultaten op premie onttrokken aan deze resen/e. Het resultaat op premie wordt in dit verband vastgesteld als het verschil tussen de kostendekkende premie op marktrente en de gedempte kostendekkende premie (op basis van een rendement van 4% ) Als de marktrente hoger is dan 4% leidt dit tot een positief resultaat op premie en daarmee tot een toevoeging aan de reserve en andersom. De reserve bedraagt maximaal 50% van de totale premie in een boekjaar. De Gebonden reserve wordt vastgesteld op de hoogte van de wettelijk vereiste reserves. Doel van de reserves De Beleidsreserve kan o.a. worden gebruikt om toekomstige indexaties te financieren en de pensioenregeling te verbeteren. Het bestuur heeft ovér de (toekomstige) aanwending van deze reserve nog geen beslissing genomen. De Egalisatiereserve is bedoeld om eventuele toekomstige negatieve resultaten op premie door een lage marktrente te kunnen opvangen. De Gebonden reserve dient om toekomstige beleggings- en actuariële tegenvallers op te kunnen vangen. 5.4
Financiering
Basisregeling De basis pensioenregeling wordt gefinancierd door een doorsneepremie. Deze premie bedraagt 17,2% van de pensioengrondslag. De feitelijke premie is als volgt opgebouwd: De actuariële kosten voor de jaariijkse inkoop op basis van de grondslagen in 5.2 Opslag voor premievrijstelling Kosten voor de uitvoering
10,8% 0,1% 1,7% 15
Solvabiliteitsopslag, gebaseerd op de vereisten cf hoofdstuk 5 (15% van de kosten inkoop)
1,7%
Marge
2,9%
De actuariële kostén voor de jaarinkoop in de gedempte kostendekkende premie zijn gebaseerd op een verwacht rendement van 4%. Excedent-regeling De excedent-regeling wordt gefinancierd tegen (leeftijdsafhankelijke) actuariële koopsommen. Deze worden in principe gebaseerd op de volgende grondslagen: >
>
Verzekeringstechnische grondslagen conform basis: O
Sterftetafel
Conform de grondslagen in 5.2
O
Solvabiliteitsopslag
20%
O
Rente
4%
O
PVl
5%
Bedrijfstechnische grondslagen: O
Excasso kosten 2%
O
Administratievergoeding 10%
De premie wordt om de vijfjaar aangepast aan bovenstaande grondslagen. Binnen deze vijfjaar kan de premie alleen aangepast worden aan de stertïetafel, de rente en de excedent-regeling zelf 5.5
Sturingsmiddelen
Het bestuur heeft in principe de volgende sturingsmiddelen: - het toeslagbeleid; - het premiebeleid; - het beleggingsbeleid; - de pensioenregeling. Het toeslagbeleid De hoogte van de toeslag vergt een jaariijks bestuursbesluit. Het bestuur heeft besloten om het besluit over de toeslagveriening met ingang van 2011 jaariijks in de maand juni te nemen, uitgaande van de dekkingsgraad per 31 december van het voorafgaande jaar Het bestuursbesluit heeft betrekking op de toeslagverlening per 1 september van het betreffende jaar. Het bestuur streeft er naar om de opgebouwde pensioenrechten van de deelnemers, de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden jaariijks aan te passen aan de hand van het CBS-consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (CPI), afgeleid. Hieriaij is de referteperiode december-december voorafgaand aan de maand juni, waarin het toeslagbesluit genomen wordt. De toeslag wordt verieend over alle opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenen tot en met het jaar er aan voorafgaand. Het toeslagbeleid is gekoppeld aan variant D1 van de toeslagmatrix. De toeslagveriening wordt derhalve uit overrendement gefinancierd. Voor de voorwaardelijke toeslagen is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald.
16
Het bestuur hanteert als leidraad dat géén toeslagen worden verleend in geval sprake is van een dekkingstekort, danwel een reservetekort. Om te voorkomen dat het fonds door de toeslag in een tekortsituatie terecht komt, wordt de hoogte van de toeslag nooit hoger vastgesteld dan het verschil tussen de aanwezige dekkingsgraad ultimo vorig boekjaar en de vereiste dekkingsgraad ultimo vorig boekjaar Het premiebeleid De premie is in principe voor onbepaalde tijd vastgesteld. Het bestuur heeft geen staffel vastgesteld, die als leidraad kan dienen voor de vaststelling van de premie, zoals bij het toeslagbeleid wel het geval is. Jaariijks besluit het bestuur of deze premie voldoet aan de wet- en regelgeving en of de premie moet worden aangepast aan de financiële situatie van het fonds. Het beleggingsbeleid
'
ln hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op het beleggingsbeleid. De pensioenregeling Het uitgangspunt van het bestuur is dat er nooit een verlaging van de al opgebouwde pensioenrechten zal plaatsvinden. Als bij dermate grote financiële problemen bovenstaande sturingsmiddelen geen afdoende oplossing bieden, zullen eventueel de opgebouwde rechten en de toekomstige pensioenregeling worden aangepast. 5.6
Herverzekering
De pensioenaanspraken zijn volledig verzekerd in eigen beheer.
17
Pensioenvermogen
Het pensioenvermogen is in het vervolg gedefinieerd als de som van de voorziening pensioenverplichtingen en de resen/es (Beleidsreserve, Egalisatiereserve en Gebonden reserve), zoals beschreven in paragraaf 4.3. 6.1
Minimum pensioenvermogen (MPV)
Het minimum pensioenvermogen bedraagt ultimo 2013 circa 105,4% van de voorziening pensioenverplichting zoals beschreven ln deze ABTN onder 5.2. Het minimum pensioenvermogen wordt bepaald aan de hand van de wettelijke
/•. voorschriften. Indien het pensioenvermogen lager is dan het minimum pensioenvermogen, bestaat er een situatie van dekkingstekort. Bij dekkingstekort beschrijft het bestuur in een herstelplan de maatregelen die móeten worden genomen om, na toestemrning van DNB, in drie jaar uit de situatie van dekkingstekort te komen. 6.2 Wettelijk vereist pensioenvermogen (WVP) Het bestuur van het pensioenfonds wil het pensioenvermogen minimaal gelijk te laten zijn aan het in dit hoofdstuk beschreven wettelijk vereist pensioenvermogen (WVP). Het WVP wordt afgestemd op de wettelijke eisen. Vanaf einde 2011 wordt bij de vaststelling van het WVP rekening gehouden met het beleggingsrisico dat voortvloeit uit actief beheer Hiertoe is een nieuwerisicocategorie'SlO' gedefinieerd op basis van ex-ante tracking errors voor zakelijke waarden en conform de méthodiek, zoals is beschreven in het document "Uitwerking herziening berekeningssystematiek Vereist Eigen Vermogen, juni 2011". Deze S10 is niet-gecorreleerd met de andere risico's (SI t/m S9). Het WVP is gelijk aan de som van de Gebonden reserve (cf 5.3) en de voorziening pensioenverplichtingen (cf 5.2). De Gebonden reservé is het vermogen dat gelijk is aan het wettelijk vereiste reserve in de evenwichtssituatie. Indien het pensioenvermogen lager is dan het WVP, is er sprake van een reservetekort en beschrijft het bestuur in een herstelplan de maatregelen die moeten worden genomen om wel aan de normen van het gewenste vermogen te voldoen. Hierbij wordt een maximale termijn vijftien jaar voor een situatie van een reservetekort gehanteerd. Het WVP is het vermogen dat behoort bij de evenwichtssituatie van het.fonds. In die evenwichtssituatie is het wettelijk vereist pensioenvemnogen zodanig vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% ten aanzien van de als onvoonwaardelijk aangemerkte onderdelen van de pensioenovereenkomst wordt voorkomen dat het fonds binnen 1 jaar beschikt over minder middelen dan de hoogte van de technische voorzieningen. Het WVP kan, gegeven het in deze ABTN beschreven beleggingsbeleid, ultimo 2013 als volgt worden vastgesteld:
18
Resen/es voor het renterisico
6,5% van de technische voorzieningen
Resen/es voor het zakelijke waarden-risico
7,7% van de technische voorzieningen
Reserves voor het valutarisico
5,6% van de technische voorzieningen
Reserves voor het grondstoffenrisico
1,4% van de technische voorzieningen
Reserves voor het kredietrisico
1,7% van de technische voorzieningen
Reserves voor actief beheer
2,2% van de technische voorzieningen
Reserves voor de actuariële risico's
5,2% van de technische voorzieningen
Reserves door diversificatie
15,5% van de technische voorzieningen
Totaal wettelijk vereist vermogen
14,8% van de technische voorzieningen
Bovenstaande resen/es komen oyereen met een dekkingsgraad van 114,8%.
19
Beleggingsbeleid
7.1
Inleiding
ln dit hoofdstuk wordt het beleggingsbeleid beschreven. Tevens zijn hierin de richtlijnen vooi^ het vermogensbeheer vastgelegd. Het bestuurvan Reiswerk Pensioenen is verantwoordelijk voor het strategische beleggingsbeleid. Onder het strategisch beleggingsbeleid wordt verstaan de vaststelling van het rendement/risicoprofiel van het pensioenfonds, het doel en de stijl van het beleggingsbeleid, de strategische beleggingsportefeuille en bandbreedtes, de benchmarks en de selectie en aanstelling van de vermogensbeheerder(s). Reiswerk Pensioenen heeft de uitvoering van het beleggingsbeleid uitbesteed aan Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. ("SAVB"). SAVB is verantwoordelijk voor de beleggingen in aandelen, vastrentende waarden en liquiditeiten. Een gedeelte van de beleggingen wordt nlet in eigen beheer gedaan maar is opgedragen aan externe vermogensbeheerders. Deze uitvoerders worden geselecteerd en gemonitord door SAVB (in bijlage 2 wordt het selectie- en monitoringproces van externe vermogensbeheerders beschreven). Het bestuur van het pensioenfonds wordt bijgestaan door Aon Hewitt.
7.2
Doel en stijl van het beleggingsbeleid
Aangezien het gaat om een collectieve pensioenregeling is de primaire doelstelling van Reiswerk Pensioenen: Voldoen aan de nominale pensioenverplichtingen. Daarnaast heeft het bestuurvan Reiswerk Pensioenen de ambitie om naar eigen inzichtl en voorwaardelijk toeslagen te verienen. Het secundaire doel luidt daarom: Pensioenverplichtingen gemiddeld indexeren voor 100% van de prijsinflatie2. Tenslotte heeft het bestuur eén tertiaire doelstelling geformuleerd: Het hanteren van een zo laag mogelijke premie onder voonwaarde dat de secundaire doelstelling is behaald.
Het bestuur is alleen bereid risico te lopen Indien dat bijdraagt aan het bereiken van de doelstelling. Dit betekent dat indien op enig moment, naar de'mening van het bestuur, er uitzicht bestaat op het bereiken van de drie doelstellingen het beleid aangepast wordt en er minder risico wordt gelopen. Dat betekent dat het bestuur op dat moment ervoor kiest de dekkingsgraad te stabiliseren omdat het nog lopen van risico niet meer of niet voldoende bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen. Teneinde de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen wenst het bestuur de toevertrouwde middelen op een verantwoorde en solide wijze door de vermogensbeheerder te laten beleggen en het
Het bestuur hanteert daan/oor een staffel waarbij de toeslag stijgt als de dekkingsgraad stijgt. CBS-consumentenprljsindex alle huishoudens (CPI), afgeleid
20
renterisico van Reiswerk Pensioenen te managen. Hoewel het rendement op de portefeuille een hoge prioriteit heeft, staan een defensief karakter van het beleggingsbeleid en een voorzichtige en zorgvuldige afweging van risico en rendement voorop. Het fonds heeft in 2014 dan ook gekozen om als beleggingsstijl te hanteren: passief, tenzij actief . beleggen in éen betreffende beleggingscategorie aantoonbare meerwaarde oplevert.
i
De vermogensbeheerder voert ten behoeve van Reiswerk Pensioenen een 'actieve' beleggingsstijl. Dit wil zeggen dat zij tracht, op basis van marktvisie en binnen de in het beleggingsmandaat vastgestelde restricties, een hoger rendement te behalen dan de benchmark.. Per onderdeel van de portefeuille wordt in 2015 geanalyseerd of actief beheer of actief beleggen meénwaarde biedt in vergelijking met de default beheerstijl. Deze analyse zal integraal yan karakter zijn hetgeen betekent dat de voor- en nadelen worden getoond op het gebied van rendement, risico, beheer en beheerkosten,risico-opslag,risicomanagement- en compliance consequenties. Indien de meerwaarde van actief beleggen wordt aangetoond kan het bestuur op basis van de analyse besluiten actief te blijven beleggen. Het renterisico van het pensioenfonds wordt middels een passief mandaat gemanaged. Hiervoor participeert Reisweric Pensioenen in het Liabiiity Overiay Fund ("LOF"). In het LOF wordt gebruik gemaakt van renteswaps. Om bescherming te bieden tegen het tegenpartijrisico maakt het LOF gebruik van collateral management Hierbij wordt periodiek het exposure uit derivaten en het ontvangen collateral op basis van de contractafspraken op elkaar afgestemd. Ook dit mandaat wordt in 2015 geanalyseerd en zo nodig aangepast. 7.3
Strategische allocatie
De strategische allocatie is de verdeling van het vennogen over beleggingscategorieën, waarbij op langere termijn optimalisatie van het rendement wordt verwacht. Randvoorwaarde is dat de pensioenverplichtingen nagekomen kunnen worden en het risico aanvaardbaar is. Om deze reden vindt spreiding over beleggingscategorieën plaats en worden minimum en maximum wegingen gehanteerd Voor de beleggingscategorieën. In de beleggingsportefeuille, waarin zowel zakelijke waarden als vastrentende waarden voorkomen, wordt de voorkeur gegeven aan het nastreven van extra rendement via zakelijke waarden, omdat de beloning vöor het gelopen risico veelal hoog is. Eveneens uit dat oogpunt wordt er gewerkt met een solide vastrentende beleggingsportefeuille.
In overieg met de vermogensbeheerder kiest het bestuur jaariijks voor een vermogensallocatie. Het bestuur wenst zelf geen tactisch allocatie beleid te voeren. Indien dit past binnen de vastgestelde richtlijnen is de vermogensbeheerder gemandateerd om door middel van zijn beleid afte wijken van de normwegingen teneinde een hoger rendement te behalen dan de benchmark. Het bestuur heeftin 2013 een Asset Liabiiity Management (ALM) studie op marictwaarde laten uitvoeren. Daarbij is het renterisico in kaart gebracht. Op basis hiervan is wederom besloten tot het afdekken van dit risico. Ook is besloten het strategisch gewicht in aandelen ongewijzigd te houden. Op basis van de uitkomsten van de ALM uit 2013 wordt eind 2014 een portefeuilleconstructie uitgevoerd, welke zal leiden tot het vaststellen van een nieuwe strategische portefeuille.
De huidige strategische portefeuille wordt hieronder weergegeven in de beleggingsrichtlijnen van het Pensioenfonds. 7.4
Beleggingsrichtlijnen
De beleggingsrichtlijnen zijn vastgesteld dpor het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche met betrekking tot het totale beiegde vermogen en gelden totdat nieuwerichtlijnendoor het
21
Pensioenfonds schriftelijk zijn vastgesteld. Voor beleggingsinstellingen, waarin het Pensioenfonds participeert, geldt het beleggingsbeleid zoals opgenomen in het daarvoor op enig moment geldende prospectus (c.q. de geldende voonwaarden). De dienstverlening van Syntms Achmea Vermogensbeheer B.V. wordt uitgevoerd door de afdeling Strategisch Pensioen Management (hierna: "de Beheerder") en door de afdeling Vermogensbeheer (hierna: "de Vermogensbeheerder"). In het geval de Beheerder en/of de Vermogensbeheerder een overschrijding van de beleggingsrichtlijnen constateert, dient direct contact te worden opgenomen met het Pensioenfonds. 7.4.1. Portefeuillebeheer a. Strategische portefeuille Het beheer zal plaatsvinden op basis van onderstaande strategische portefeuille.
Investment Grade Euro incl. LOF Indexleningen High Yield Obligaties Opkomende Markten -HC Totaal Obligaties Aandelen Europa Aandelen Verenigde Staten Aandelen Opkomende Markten Totaal Aandelen
70,0%
57,5% 7,5% 4,0% 2,0% 71,0%
30,0%
19,0% 3,0% 6,0% 28,0%
Grondstoffen Totaal Alternatieve Beleggingen
0,0% 0,0%
Liquiditeiten Totaal Liquiditeiten
1,0% 1,0%
b. Normportefeuille Het beheer zal plaatsvinden op basis van onderstaande normportefeuille.
Investment Grade Euro incl. LOF Indexleningeri High Yield Obligaties Opkomende Markten - HC Totaal Aandelen Europa Aandelen Verenigde Staten Aandelen Opkomende Markten Totaal Grondstoffen
midden 57,5% 7,5% 4,0% 2,0% 71,0% 19,0% 3,0% 6,0% 28,0% 0,0%
22
Totaal
0,0%
Liquiditeiten Totaal
1,0% 1,0%
51 c. Benchmark Het beheer zal plaatsvinden op basis van onderstaande benchmarks en benchmarkgewichten: Investment Grade Buro incl. LOF Investnnent grade Euro LOF Indexleningen Hgh Yield Obligaties Opkomende Markten - HC 1 Obligaties Totaal Aandelen Europa Aandelen Opkomende Markten Aandelen Verenigde Staten jAandelen Totaal
55,5% 55.5% - LOF Fbrt. Gewicht 7,5% 4,0% 2,0% 69,0%| 18,0% 5,0% 3,0% 26,0%|
lboxx € custonized sovereign (75-25) & non-sovereign Customized benchmark" Barclays Euro Govt Inflation linked Bond Iridex All Maturities BOA/IVIerrill Lynch Qobal Non-Rnancial Hgh Yield Euro hedged index JPM a/IBI Qobal Diversified &ro hedged
MSa Europe MSCI Emerging Markets MSCI USA
Grondstoffen 1 Alternatieve Beleggingen Totaal
4,0% 4,0%|
S&PGS Commodity Index (GSCI)
Liquiditeiten 1 Liqukiiteiten Totaal
1,0%
Eonia
1,0% 1 :;-4;:':^J:^-ïtïil[iïW.
* alie indices zijn op basis van Total Return. Bij aandelenindices w orden netto dividenden herbelegd (net TR) ** Het Syntrus Achmea Liability Overlay Fund ('LOF) w ordt gerapporteerd in de overlay. Voor het LOF \N ordt een custonized benchmark gebruikt die een goede benadering vormt van de verplichtingenstructuur van pensioenfondsen in Nederland. Het aantal participaties in het LOF zal het gevolg zijn vari het rentehedge beleid zoals verw oord in de beleggingsrichtlijnen.
d. Rebalancing, bandbreedtes en cash allocatie Rebalancing De benchmark en portefeuille worden op jaarbasis op 1 april gerebalanced naar de normgewichten (fixed benchmark). Gedurende het jaar is er sprake van een zwevende benchmark (floating benchmark). Dit wil zeggen dat de benchmari
•
De volgende bandbreedtes gelden ten opzichte van de floating benchmark:
23
':^My' investment Grade incl. LOF Indexleningen High Yield Obligaties Opkomende Markten - HC Totaal
bandbreedte (+/-) 5.0% 5.0% 5.0% 5.0% 5.0%
Aandelen Europa Aandelen Verenigde Staten Aandelen Opkomende Markten Totaal
5.0% 5.0% 5.0% 5.0%
Grondstoffen Totaal
3.0% 3.0%
Liquiditeiten Totaal
5.0% 5.0%
Bandbreedtes zijn symmetrisch waarbij geen negatieve gew ichten zijn toegestaan Cash Allocatie Tijdens de maandelijkse cash allocatie wordt de portefeuille bijgestuurd richting de floating benchmark. Om transactiekosten te beperken wordt een verschil tussen portefeuillegewichten en benchmarkgewichten toegestaan, waarbij gestreefd wordt naar een maximaal verschil van 0,5% per beleggingscategorie en per subtotaal zoals hierboven in de tabellen aangegeven. Ten behoeve van efficiënte aansturing van de portefeuille en zuivere performancemeting zullen de benchmarkgewichten voor de volgende beleggingen maandelijks gelijk worden gesteld aan de portefeuillegewichten. Het verschil zal iedere maand worden verdeeld over de liquide beleggingen volgens de volgende regels: LOF
=>
100% Investment grade Euro
Posities kunnen ingenomen worden met fysieke beleggingen of met derivaten. Debetstanden zijn alleen toegestaan ter ondersteuning van het transactieproces en zijn van tijdelijke aard. e. Dynamische asset allocatie Afwijkingen van de floating benchmark gewichten zijn toegestaan op de benchmarkcategorieën. De ruimte voor afwijkingen is gelijk aan +/- 2,0% ten opzichte van de floating benchmark gewichten waarbij ondenwegingen niet mogen leiden tot een negatieve weging. Deze bandbreedte is uitgedrukt als percentage van de totale beleggingen (totaal beheerd vermogen inclusief LOF). Vobr afwijkingen groter dan 2,0% wordt eerst een advies uitgebracht door de Beheerder Posities kunnen zowel door middel van fysieke beleggingen als door middel van derivaten ingenomen worden. Debetstanden zijn enkel toegestaan ter ondersteuning van het transactieproces en zijn van tijdelijke aard. 7.4.2. Risicobeheersing a. Mart
24
Voor het beheersen van het rente risico wordt gebruik gemaakt van een strategie met de volgende kenmerken: Afdekking renterisico: O
Type: Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) hedge
O
Omvang: 100 procent afdekking
O
Bandbreedte: +/-1 procentpunt ten opzichte van de omvang op het moment van bijsturen
O
Referentie: Rentegevoeligheid VPV op basis van actuele UFR curve (VPV obv actuele UFR)
Afdekkingsportefeuille: O
Renteoveriay: LOF
O
Vastrentende waarden: Investment grade euro obligaties
Rente overlay: O
( Omvang x VPV obv actuele UFR ) - Vastrentende Waarden
Strategie: O
Statisch
Uitvoering: De uitvoering van de hierboven beschreven strategie gebeurt op basis van de volgende criteria: Uitgangspunten voor berekening rentehedge O
De rentegevoeligheid wordt uitgedrukt als DVOl (waardeverandering als gevolg van 1 bp verschuiving van de rente) en gemeten over negen looptijden (2, 5,10, 15, 20, 25, 30, 40 en 50 jaar).
O
De rentegevoeligheid wordt berekend op basis van de actuele UFR curve. De actuele UFR curve is gebaseerd op de door DNB gepubliceerde UFR-methodiek voor pensioenfondsen. Bij de UFRmethpdiek wordt de 3-maands gemiddelde marktcurve geschokt om vervolgens in combinatie met de Ultimate Fonward Rate een UFR-curve te construeren. De actuele UFR curve is gebaseerd op de Ultimate Forward Rate en de actuele marktcurve in plaats van de 3-maands gemiddelde marktcurve.
O
De mart
O
VPV obv actuele UFR: rentegevoeligheid van kasstromen gebaseerd op de actuele UFR-curve en de meest recente VPV.
O
Rentegevoeligheid van de kasstromen van de Vastrentende Waarden benchmarks en het Syntrus Achmea Liabiiity Overiay Fund worden bepaald aan de hand van de actuele marktcurve.
O
Hiermee is de strategie gevoelig voor niet-parallelle en zeer grote veranderingen van de rentetermijnstructuur en kan de hedge minder effectief zijn ten opzichte van de hierboven genoemde strategie.
Aanleiding voor bijsturen rentehedge: O
^
Op kwartaalbasis naar aanleiding van nieuwe VPV. De omvang van de strategie kan gedurende het kwartaal minder zijn, omdat venwachte en onvenwachte aangroei in de VPV gedurende het kwartaal niet wordt afgedekt.
O
Op kwartaalbasis wordt de omvang van de strategie bijgestuurd binnen de bandbreedte.
Monitoring/verslaglegging: O
Over aanpassingen van de Renteoveriay wordt verslag gedaan aan het Pensioenfonds.
O
Monitoring van omvang en bandbreedte vindt op kwartaalbasis plaats.
25
c. Inflatierisico De kans op indexatie wordt inzichtelijk gemaakt in derisicorapportageop basis waarvan het bestuur kan besluiten de portefeuille bij te sturen. d. Valutarisico Strategie: De vreemde valuta-exposure van de beleggingscategorieën High Yield en Obligaties Opkomende Markten HC wordt binnen de beleggingsinstellingen afgedekt naar Euro's. Het valutarisico van de overige beleggingen wordt niet afgedekt. e. Aandelenrisico Door middel van de risicorapportage wordt het aandelenrisico inzichtelijk gemaakt.
f. Kredietrisico Binnen specifieke beleggingsportefeuilles worden limieten opgenomen op kredietwaardigheidsratings van beleggingen in landen en/of sectoren. Deze zijn vastgelegd in de mandaatrichtlijnen van de betreffende beleggingsportefeuille(s). g. Tegenpartijrisico Het tegenpartijrisico voor OTC derivaten die betrekking hebben op de afdekking van renterisico wordt beheerst binnen het LOF.
h. Liquiditeitsrisico Voor het beheersen van het korte termijn liquiditeitsrisico voert de Beheerder iedere maand een onderpandtoets en liquiditeitstoets uit. Indien het Pensioenfonds voor één van deze toetsen niet slaagt, zal de Beheerder het Pensioenfonds binnen 2 weken na het verschijnen van derisicorapportagehierover een advies uitbrengen. De portefeuille wordt niet automatisch door de Beheerder aangepast wanneer het Pensioenfonds voor één van de toetsen niet slaagt.
1. Concentratierisico Concentraties worden periodiek weergegeven in derisicorapportage.Op basis van ad hoe analyses wordt beoordeeld of deze acceptabel zijn of dat deze teruggebracht moeten worden.
j. Actief risico Bihnen het door de Beheerder gehanteerderisicomodelwordt de ex-ante tracking error berekend. Voor de (sub)totalen van liquide beleggingscategorieën geldt een maximale ex-ante tracking error met een 1 -jaars horizon van: Totaal Aandelen
4%
Totaal Vastrentende waarden
2%
Totaal Alternatieve beleggingen
10%
Totale (liquide) portefeuille
3%
(dit betreft alleen Grondstoffen, tot 1 april 2015)
De maximale tracking error limieten voor de liquide sub-beleggingscategorieën zijn vastgelegd in de paragrafen die betrekking hebben op deze sub-beleggingscategorieën. 7.4.3. Beleggingscategorieën NB: de beleggingsrichtlijnen van de pools waarin wordt belegd zijn opgenomen in bijlage 3.
26
a. Vastrentende waarden Investment Grade Euro DoelsteUing Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmari< De benchmark van deze beleggingscategorie is samengesteld uit een staatsdeel en een niet-staatsdeel. De obligatiegewichten en dynamiek van de benchmark worden vastgésteld op basis van de lboxx € Overall. De benchmari
-
Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende belegglngsinstelling(en): Syntrus Achmea Vastrentende Waarden Pool. Indexleningen Doelstelling Door middel van actief beheer eén extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmari< De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk , aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie.
\
-
Universum Titels uitgegeven door issuers uit de benchmark. Buiten de benchmark beleggen wordt voor 15% toegestaan. Het gebruik van derivaten is toegestaan. Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerderisicomodelwordt de ex-ante tracking error berekend: Voor deze beleggingscategorie geldt een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van 2%. In het geval
27
dat deze maximale tracking error wordt overschreden, zal de Beheerder na constatering zo snel als redelijkenwijs mogelijk met het Pensioenfonds in contact treden en de oorzaken van de overschrijding toelichten. De Beheerder en het Pensioenfonds zullen de te nemen vervolgacties schriftelijk vastleggen. Binnen de beleggingscategorie zijn structurele roodstanden niet toegestaan. Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van een discretionair mandaat. Het beheer van deze portefeuille vindt plaats door de Vermogensbeheerder op basis van de tussen het Pensioenfonds en de Vermogensbeheerder overeengekomen mandaatrichtlijnen. High Yield Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum (Een) beleggingsinstelling(en). Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekerid. Voor deze beleggingscategorie geldt een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van 6%. In het geval dat deze maximale tracking error wordt overschreden, zal de Beheerder na constatering zo snel als redelijkerwijs mogelijk met het Pensioenfonds in contact treden en de oorzaken van de overschrijding toelichten. De Beheerder en het Pensioenfonds zullen de te nemen vervolgacties schriftelijk vastleggen. Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstelling(en): Syntrus Achmea Global High Yield Pool. Obligaties Opkomende Markten - HC Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum (Een) beleggingsinstelling(en). Risicobeheersing
28
Binnen het door de Beheerder gehanteerderisicomodelwordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie geldt een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van 5%. In het geval dat deze maximale tracking error wordt overschreden, zal de Beheerder na constatering zo snel als redelijkenwijs mogelijk met het Pensioenfonds in contact treden en de oorzaken van de overschrijding toelichten. De Beheerder en het Pensioenfonds zullen de te nemen vervolgacties schriftelijk vastleggen. Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstelling(en): Pictet Hard Currency EMD Fund
b. Aandelen
^
Aandelen Europa Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum
.
(Een) beleggingsinstelling(en). Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteërderisicomodelwordt de ex-ante tracking érror berekend. Voor deze beleggingscategorie geldt een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van 2,5%. In het geval dat deze maximale tracking error wordt overschreden, zal de Beheérder na constatering zo snel als redelijkenwijs mogelijk met het Pensioenfonds in contact treden en de oorzaken van de overschrijding toelichten. De Beheerder en het Pensioenfonds zullen de te nemen vervolgacties schriftelijk vastleggen. Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname ln de vpigende beleggingsinstelling(en): Syntrus Achmea Core Conviction Pool Europa Aandelen Verenigde Staten Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmark De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark ls representatief voor de beleggingscategorie.
29
Universum (Een) beleggingsinstelling(en)
Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerderisicomodelwordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie geldt een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van 2,5%. In het geval dat deze maximale tracking error wordt overschreden, zal de Beheerder na constatering zo snel als redelijkenwijs mogelijk met het Pensioenfonds in contact treden en de oorzaken van de overschrijding toelichten. De Beheerder en het Pensioenfonds zullen de te nemen vervolgacties schriftelijk vastleggen. Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingslnstelling(en): Syntrus Achmea Noord Amerika Pool. Aandelen Opkomende Markten
,•
Doelstelling Door middel van passief beheer het rendement van de benchmark te evenaren. Benchmari< De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel).
,
Universum (Een) beleggingsinstelling(en). Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerderisicomodelwordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie wordt gestreefd naar een minimale ex-ante tracking error. Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstelling(en): BlackRock MSCI Emerging Markets Free B c. Vastgoed Het Pensioenfonds heeft geen vastgoed in portefeuille. d. Alternatieve categorieën Grondstoffen Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark, binnen de gestelde risicokaders. De actieve strategie die wordt toegepast is Backwardated basket en early roll. Benchmart< I•
De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie.
30
Universum De grondstoffen in de benchmark; Buiten de benchmark beleggen wordt niet toegestaan; Het gebruik van derivaten is toegestaan: notes Risicobeheersing Binnen het door de Beheerder gehanteerde risicomodel wordt de ex-ante tracking error berekend. Voor deze beleggingscategorie geldt een maximale ex-ante tracking error met een 1-jaars horizon van 10%. In het geval dat deze maximale tracking error wordt overschreden, zal de Beheerder na constatering zo snel als redelijkenwijs mogelijk met het Pensioenfonds in contact treden en de oorzaken van de overschrijding
'
toelichten. De Beheerder en het Pensioenfonds zullen de te nemen vervolgacties schriftelijk vastleggen. Het is niet toegestaan orn de totale exposure van de beleggingscategorie bewust groter te laten zijn dan het belegd vermogen van de beleggingscategorie. Invulling De belegging ln grondstoffen vindt plaats via zogeriaamde funded notes afgesloten met Rabobank (met als ' broker Morgan Stanley). - . Er worden geen nieuwe notes meer afgesloten.
e. Liquiditeiten Liquiditeiten Doelstelling Door middel van actief beheer een extra rendement behalen ten opzichte van de benchmark binnen de gestelde risicokaders. Benchmari< De benchmark van deze beleggingscategorie is gelijk aan de index zoals bepaald in hoofdstuk Benchmark (als gelijk aan benchmarktabel). De benchmark is representatief voor de beleggingscategorie. Universum (Een) beleggingsinstelling(en). Risicobeheersing Het risico wordt beheerst door middel van een maximale totale modified duration van 0,5 jaar Invulling De belegging in deze categorie vindt plaats door middel van deelname in de volgende beleggingsinstelling(en): Syntrus Achmea Geldmarkt Pool. 7.4.4. Derivaten Derivaten kunnen door de Beheerder en Vennogensbeheerder worden gebruikt voor verschillende doeleinden: voor cash allocatie en Dynamische Asset Allocatie worden futures en Exchange Traded Funds (ETF's) gebruikt; voor gebruik van derivaten binnen de beleggingsinstellingen (incl. het LOF) wordt verwezen naar de richtlijnen van de betreffende beleggingsinstellingen;béleggingen in grondstoffen worderi ingevuld met notes. 31
7.4.5. Securities lending Securities lending is nlet toegestaan voor de beheerde producten van de Vermogensbeheerder Dit laat onveriet dat blj enkele andere beleggingsinstellingen wel gebruik wordt gemaakt van securities lending. 7.4.6. Verantwoord beleggen De portefeuille van het Pensioenfonds wordt voor een aanzienlijk deel belegd in beleggingsinstellingen beheerd door de Vermogensbeheerder Binnen deze beleggingsinstellingen wordt door de Vermogensbeheerder een maatschappelijk verantwoord beleggingsbeleid gevoerd. Dit beleid bestaat uit engagement (aangaan van dialoog met ondernemingen), corporate govemance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen en tot slot uitsluitingsbeleid. Engagement De Vermogensbeheerder past het instrument engagement toe voor de uitvoering van het verantwoord beleggen beleid. Corporate govemance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen Een corporate govemance beleid en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen wordt uitgevoerd door de Vermogensbeheerder Uitsluitingsbeleid Uitsluitingen worden vormgegeven vanuit een maatschappelijk verantwoord beleggen beleid. Wanneer de impact van uitsluitingen voor de aandelenportefeuilles meer dan 300 basispunten bedragen kunnen de aandelenbenchmarks worden aangepast. Wanneer de impact van uitsluitingen meer dan 3% van .de duratiecontributie in een Vastrentende Waarden benchmark bedraagt kan de benchmark worden aangepast. 7.5
Rapportage vermogensbeheerder
De vermogensbeheerder rapporteert per kwartaal de volgende zaken aan het bestuurvan Reiswerk Pensioenen: O
De (geschatte) dekkingsgraad en vereiste dekkingsgraad en een overzicht waarin de ontwikkeling van de dekkingsgraad in het betreffende kwartaal wordt gespecificeerd.
O
Een gevoeligheidsanalyse voor de dekkingsgraad wat betreft de effecten van een schok op aandelen en renteveranderingen.
O
De tracking error voor de totale beleggingsportefeuille en aandelen en obligaties (beiden op hoofdcategorie niveau). ,
O
De uitkomsten van de standaardtoets DNB gespecificeerd naar risico (ter bepaling van de vereiste resen/es).
O
Een verdeling van het valutarisico over de gehele beleggingsportefeuille en de verdeling van het kredietrisico over de vastrentende portefeuille.
O
De rentegevoeligheid (DV01) totaal en voor drie looptijdsegmenten van de technische voorziening, doel afdekking, vastrentende waarden, rentehedge en netto rentegevoeligheid, alsmede het hedgepercentage. Het effect van een rentebeweging op de renteafdekking. Verslag van hedge-update en transacties. Een evaluatie van de renteafdekking.
O
Standen van de verschillende beleggingscategorieën en de totale beleggingsportefeuille aan het. einde van het betreffende kwartaal op hoofd- en subcategorie niveau.
32
O
De performance van de verschillende beleggingscategorieën en de totale beleggingsportefeuille gerelateerd aan de benchmark, zoals overeengekomen ln de beleggingsrichtlijnen, op hoofd- en subcategorie niveau.
O
Een analyse van de performance middels een attributie analyse (op hoofdcategorie niveau) waariDij geattribueerd wordt naar assetallocatie en fondsselectie.
De hiervoor genoemde overzichten voor de kwartaalrapportage worden in tabel of grafiek vorm weergeven. Daarnaast wordt in het kwartaalrapport een uitgebreide schriftelijke toelichting gegeven op onder andere het gevoerde beleid en de performance, alsmede op ontwikkelingen in de economie en kapitaalmarkten. Voor de door SAVB beheerde beleggingsinstellingen wordt ieder kwartaal, zulks per beleggingsinstelling, eeh poolrapportage gemaakt. Reiswerk Pensioenen zal ieder kwartaal - zover gewenst - de poolrapportages ontvangen. Dit geldt eveneens voor de halfjaar rapportages voor het Verantwoord Beleggen, yoor zover van toepassing. Eventueel kan op verzoek van Reiswerk Pensioenen aan de kwartaalrapportage worden toegevoegd een transactieoverzicht en holdingoverzicht op regelniveau. Daarnaast wordt dpor de SAVB per maand een risicorapportage aangeleverd waarin met behulp van verschillende risicomaten (zowel uit de pensioen- als beleggingscontext) wordt gerapporteerd over de financiële risico's voor het pensioenfonds. Doordat de rapportage voorziet in zowel een gevoeligheidsanalyse als een decompositie van de risico's wordt stuurinformatie gegenereerd. Deze rapportage vormt de basis op grond waarvan afspraken gemaakt zullen worden zodat in de nabije toekomst sturing op risico's beter vormgegeven kan worden. De vermogensbeheerder rapporteert per maand de volgende zaken aan het bestuur van Reiswerk Pensioenen: O
Standen van de verschillende beleggingscategorieën en de totale beleggingsportefeuille aan het einde van de betreffende maand op hoofd- en subcategorie niveau.
O
Gewichten (portefeuille en benchmark) van de verschillende beleggingscategorieën aan het einde van de betreffende maand op hoofd-en subcategorie niveau.
O
De performance van de verschillende beleggingscategorieën en de totale beleggingsportefeuille gerelateerd aan de benchmark, zoals overeengekomen in de beleggingsrichtlijnen, op hoofd- en subcategorie niveau.
Op jaarbasis wordt een overzicht verstrekt van de gerealiseerde kosten die zijn gemaakt in het voorafgaande kalenderjaar uitgesplitst naar: O
kosten vermogensbeheerders, uitgesplitst naar SAVB en externe vermogensbeheerders;
O
kosten Fiduciair Pensipen Management;
O
kosten bewaarbank;
O
transactiekosten (schatting).
33
8 8.1
De organisatie van het pensioenfonds
Bestuur en bestuurlijke commissies
Het bestuur bestaat uit drie door werkgeversorganisatie ANVR voorgedragen bestuursleden, en drie door de werknemersorganisaties voorgedragen bestuursleden. Het onderstaande organogram geeft de relatie van het bestuur met andere organen weer, inclusief de partijen aan wie het bestuur heeft uitbesteed.
Advies/uitvoenng
Toezicht/verantwoording Bestuur van het pensioenfonds
Voorzittersoverieg
raad van toezicht .
Communicatiecommissie
Verantwoordingsorgaan
Auditcommissie
Compliance officer a
Beleggingsrhonitoringcommissie
Certificerend actuaris
Adviserend actuaris
certificerend accountant
Beleggingsadviseur
Geschillencommissie SyntrusfAchmea
Pensioenbeheer
Vermogensbeheer
Strategisch Pensioen Management
Het bestuur heeft de bevoegdheid tot het vaststellen en/of wijzigen van de statuten en het pensioenreglement en is daarmee verantwoordelijk voor het pensioenbeleid. Om zijn wericzaamheden optimaal te kunnen uitvoeren heeft het bestuur commissies ingesteld die onder meer tot taak hebben om besluiten die het bestuur moet nemen voor te bereiden. Het bestuur neemt de uiteindelijke beslissingen. De commissies zien tevens toe op de uitvoering van door het bestuur genomen besluiten. Bestuuriijke commissies worden bijgestaan door deskundigen van de uitvoerder en, deels, door externe deskundigen.
34
Het bestuur maakt gebruik van de volgende vaste commissies: •
Voorzittersoverleg
•
Auditcommissie
•
Beleggingsmonitoringcommissie
•
Communicatiecommissie
Verder stelt het bestuur waar nodig op ad hoe basis commissies in. Daarnaast heeft het bestuur nog eeri geschillencommissie ingesteld: Het bestuur heeft de uitvoering van het pensioenbeheer en vermogensbeheer uitbesteed aan Syntrus Achmea. Het bestuur heeft derhalve Syntrus Achmea gemandateérd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid, de wijze waai-op het is uitgevoerd ën over de naleving van de Code Pensioenfondsen. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid en over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan baseert zijn oordeel op het jaarverslag van het pensioenfonds, de jaarrekening, de bevindingen van het interne toezicht en overige informatie. De raad van toezicht houdt toezicht op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds. De raad van toezicht is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Dat laatste houdt in dat beoordeeld wordt of er een evenwichtige belangenafweging is geweest.
8.2
Uitbesteding
Het pensioenfonds en' Syntrus Achmea hebben de afspraken inzake uitbesteding vastgelegd in een 2 tal beheerovereenkomsten, waarbij partij zijn enerzijds het pensioenfonds en anderzijds Syntrus Achmea Pensioenbeheer N.V. respectievelijk Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstveriening zijn vastgelegd in dienstverieningsovereenkomsten voor pensioenbeheer en voor vermogensbeheer De 2-partijenovereenkomsten en de DVO's voorzien in een procedure om de bestaande dienstveriening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overieg tussen het bestuur en de uitvoerder worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd Syntrus Achmea Pensioenbeheer heeft onder meer de volgende taken: Het vaststellen van welke werkgevers volgens de verplichtstelling en de statuten aangesloten zijn bij het pensioenfonds en welke wericnemers dientengevolge deelnemer zljn; Het afsluiten van overeenkomsten inzake vrijwillige verzekering met werknemers die volledig of gedeeltelijk nlet (meer) onder de verplichtstelling vallen; Het op verzoek van een werkgever namens het bestuur verlenen van vrijstelling van de verplichte deelneming op grond van het voorde betrokken werknemers getroffen zijn van een pensioenvoorziening welke voldoet aan de door het bestuur gestelde voorwaarden, alsmede het zonodig intrekken van de verieende vrijstelling indien niet meer wordt voldaan aan de gestelde voonwaarden. Dit mandaat geldt alleen bij de verplichte vrijstellingsgronden, behalve bij de vrijstelling in verband met beleggingsrendement; Het invorderen van de relevante premie;
35
Het vaststellen van de pensioenaanspraken en het informeren van de deelnemers hieromtrent. De deelnemers krijgen jaariijks een opgave, de gewezen deelnemers om de vijfjaar. Daarnaast ontvangt een deelnemer een bericht wanneer de deelnemer deelneemt binnen Reiswerk Pensioenen, wanneer hij de branche veriaat en bij een beëindiging van huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenwonen (onder bepaalde voorwaarden); Het vaststellen van de hoogte van de pensioenuitkeringen en het uitbetalen hiervan; Het beheren van het vermogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. Deze aanwijzingen worden jaariijks vastgelegd in de beleggingsnota. Èlk kwartaal wordt een overzicht van de stand van de beleggingen verstrekt; Het organiseren en voorbereiden van bestuursvergaderingen; Het vervaardigen van een conceptjaan/erslag en conceptjaarrekening en het verzorgen van de staten voor De Nederiandsche Bank. De door Syntrus Achmea Pensioenbeheer in rekening gebrachte administratiekosten worden bepaald aan de hand van een kostprijsmpdel. Dit kostprijsmodel leidt tot transparantie van de kostendoorberekening, waardoor een duidelijke relatie ontstaat tussen de doorberekende kosten enerzijds en de afgenomen diensten en de kosten daarvan anderzijds. De externe accountant verricht, als onderdeel van het integrale audit plan, op basis van een meerjarenaanpak EDPaudits. SAVB Het bestuur heeft de uitvoering van het vermogensbeheer uitbesteed aan SAVB. Het bestuur heeft daarbij SAVB gemandateerd voor de hieraan verbonden werkzaamheden. Het pensioenfonds en SAVB hebben de afspraken, inzake uitbesteding, vastgelegd in een beheerovereenkomst. Nadere afspraken over de kwaliteit van de dienstveriening zijn vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten voor fiduciair pensioen management (fiduciair beheer, actuariële dienstveriening en vermogensbeheer). De overeenkomsten en de dienstverleningsovereenkomsten voorzien in een procedure om de bestaande dienstverlening aan te passen of nieuwe diensten toe te voegen. In overieg tussen het bestuur en de uitvoerder worden daarover afspraken gemaakt en contractueel vastgelegd. SAVB heeft onder meer de volgende taken: Het leveren van fiduciair pensioen management, uitvoering van hetrisicomanagementen selecteren, aansturen van de vermogensbeheerders en het beheren van het vemiogen volgens de door het bestuur gegeven aanwijzingen. Deze aanwijzingen worden jaariijks vastgelegd in de beleggingsnota. Elk kwartaal wordt een overzicht van de stand van de beleggingen verstrekt; Het verienen van actuariële advisering van het bestuur. De afdeling actuarieel advies adviseert het bestuur, indien gewenst, onder meer, in samenwerking met de ALMadviseur, over het premie-, toeslagverienings- en beleggingsbeleid. Overigens is dé Asset Liabiiity Management advisering (ALM) in 2013 uitbesteed aan Aon Hewitt.
36
8.3
Beleidskader uitbestede processen
Reiswerk Pensioenen toetst regelmatig of de wijze waarop de uitbestede bedrijfsprocessen worden uitgevoerd nog in overeenstemming is met de gemaakte afspraken. Syntrus Achmea Pensioenbeheer rapporteert daartoe ieder kwartaal over de nakoming van de gemaakte afspraken in de dienstverieningsovereenkomsten. Het bestuur kan de werkzaamheden van Syntrus Achmea Pensioenbeheer bijsturen aan de hand van deze DVO-rapportages. Het bestuur heeft een auditcommissie ingesteld die ondermeer de DVO-rapportages bespreekt met de uitvoerder Desgevraagd wordt aanvullende informatie gevraagd om de werkzaamheden te kunnen beoordelen. De uitbestede bedrijfsprocessen zijn vastgelegd in procesbeschrijvingen en werkinstructies. Per proces is een matrix meitaken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden opgesteld. Handhaving van een beheerste en Integere bedrijfsvoering vindt plaats via controles door de Interne Accountantsdienst van Syntrus Achmea Pensioenbeheer. In het kader van een integere bedrijfsvoering geldt voor de medewerkers van Syntrus Achmea een gedragscode, die voldoet aan de daartoe door DNB gestelde eisen. Voor de medewerkers van Syntrus Achmea Vermogensbeheer geldt een aanvullende gedragscode, die voldoet aan de daartoe door de Autoriteit Financiële Markten gestelde eisen. Naast de gedragscodes zijn maatregelen genomen ter voorkoming van fraude. In de ICT-procedures zijn beveiligingen ingebouwd én in alle processen zijn functiescheidingen aangebracht met betrekking tot het vaststellen, controleren en accorderen. Binnen de bedrijfscultuur van Syntrus Achmea Pensioenbeheer is aandacht voor interne controle en het voldoen aan wettelijke en overige éxterne regelgeving wezenlijke onderdelen yan het dagelijkse handelen van de medewericers. Het klantbewustzijn wordt gestimuleerd door middel van jaariijks te houden klanttevredenheidsonderzoeken bij besturen, werkgevers, deelnemers en pensioengerechtigden. Het klachtenmanagement is gestructureerd opgezet en wordt gebruikt om verbeteringen in de processen aan te brengen. In het kader van het procesmodel dat ten grondslag ligt aan de DVO's, zijn de uitbestede processen systematisch geanalyseerd en zijn per proces beheersingsmaatregelen getroffen. Aan verbetering van de bedrijfsprocessen wordt voortdurend gewerkt. De in de DVO's opgenomen processen worden via interne kwaliteitscontroles systematisch geanalyseerd en geoptimaliseerd. Indien dit gevolgen heeft voor de DVO-afspraken, wordt hierover gerapporteerd aan de auditcommissie. Met ingang van 2Ö11 heeft Syntrus Achmea het SAS 70 type 11 rapport vervangen door een rapport op basis van de ISAE 3402 standaard. Hiermee voldoet Syntrus Achmea aan de regelgeving die per 15 juni 2011 geldt. De belangrijkste wijzigingen van ISAE 3402 ten opzichte van SAS 70 zijn hieronder kort uiteen gezet: 1.
in het ISAE rapport dient een door de directie getekende managenientmededeling opgenomen te worden ten aanzien van de werking van de beheersmaatregelen. De externe accountant dient vast te stellen, op basis van welke elementen het management tot deze conclusie is gekomen;
2.
van de door Syntrus Achmea uitbestede processen die worden opgenomen in een ISAE 3402 rapport dient een managementmededeling over de interne beheersing te worden ontvangen van de uitbestede partij;
3.
bij ISAE 3402 is eenrisicoanalyseverplicht, voor het SAS 70 type 11 rapport werd ook al een risico gebaseerde benadering gehanteerd;
4.
in een ISAE 3402 rapport dient de externe accountant aan te geven op welke wijze is gesteund op de controlewerkzaamheden die door een internal audit afdeling (binnen Syntrus Achmea de afdeling Quality Assurance) zijn verricht.
37
8.4
Informatievoorziening aan het bestuur
Het bestuur vergadert ten minste vier keer per jaar Syntrus Achmea Pensioenbeheer adviseert het bestuur over juridische, financiële, actuariële en overigé pensioentechnische zaken. Syntrus Achmea Vermogensbeheer adviseert het bestuur over de beleggingen. Het bestuur heeft EY als externe accountant aangesteld om de jaarrekening, het jaarverslag en de staten voor DNB te controleren. De accountant doet verslag van zijn bevindingen in de vorm van een accountantsverslag aan het bestuur ln het accountantsverslag worden op hoofdlijnen de bevindingen en de verbeterpunten in de beheersing van de processen gesignaleerd. In de bestuursvergadering, waarin de jaarstukken worden besproken, is de accountant aanwezig. Mercer is aangesteld als externe actuaris en stelt jaariijks een actuariële verklaring op en is aanwezig op de bestuursvergadering waarin de jaarstukken worden besproken. De kwartaalrapportage beleggingen en de DVO-rapportages worden ieder kwartaal aan het bestuur verzonden. Dringende kwesties worden tussen de bestuursvergaderingen schriftelijk aan de bestuursleden voorgelegd. Als één bestuurslid echter verzoekt om deze kwestie in de volgende bestuursvergadering te behandelen, wordt het op de agenda geplaatst. 8.5
De aansluiting
Syntrus Achmea Pensioenbeheer baseert zich op gegevens van het UWV. Zij beoordeelt zelf de Indeling en de aansluiting van de werkgever bij Reiswerk Pensioenen. De aangéslotén werkgevers leveren de personele gegevens, jaaropgaven en mutaties aan bij Syntrus Achmea Pensioenbeheer, die deze gegevens verwerkt ten behoeve van de vaststelling van de pensioenaanspraken en te heffen premie.
38
Vaststelling
Deze ABTN is door het bestuur vastgesteld in haar vergadering van 16 december 2014. Het bestuur zal de inhoud van de ABTN periodiek aan de orde stellen om te bezien of bijstelling noodzakelijk is op grond van nieuwe ontwikkelingen of herziene uitgangspunten.
Reiswerk Pensioenen
De Meern, 16 december 2014
H. de Vaan
F. Radstake
voorzitter
vice-voorzitter
39
Bijlage 1 correctiefactoren voor de ervaringssterfte per einde 2014 voor hoofd- en medeverzekerden Tabel Ervaringssterfte hoofdverzekerde Ervaringsfactoren
Ewaringsfactoren Mannen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
21
0,608
0,657
61
0,800
0,741
22
0,608
0,657
62
0,800
0,741 0,741
Leeftijd
Leeftijd
23
0,608
0,657
63
0,800
24
0,608
0,657
64
0,800
0,741
25
0,608
0,657
65
0,800
0,741
26
0,608
0,657
66
0,800
0,741
27
0,608
0,657
67
0,800
0,741
28
0,608
0,657
68
0,800
0,741
29
0,608
0,657
69
0,800
30
0,608
0,657
70
0,800
31
0,616
0,657
71
0,811
0,759
32
0,624
0,657
72
0,823
0,778
33
0,632
0,657
73
0,834
0,797
34
0,640
0,657
74
0,845
0,815
35
0,648
0,657
75
0,856
0,834 0,853
0,741 .
0,741
36
0,657
0,657
76
'0,868
37
0,665
0,657
77
0,879
0,871 0,890
0,673
0,657
78
0,890
39
0,681
0,657
79
0,901
0,909
40
0,689
0,657
80
0,913
0,927
41
0,689
0,665
81
0,921
0,931
42
0,689
0,674
82
0,930
43
0,689
0,682
83
0,939
0,939
44
0,689
0,691
84
0,948
0,943
45
0,689
0,699
85
0,956
0,947
46
0,689
0,707
86
0,965
0,951 '
47
0,689
0,716
87
0,974
0,955
48
0,689
0,724
88
0,983
0,959
49
0,689
0,732
89
0,991
0,963
50
0,689
0,741
90
1,000
0,967
51
0,700
0,741
91
1,000
! 0,971
52
0,711
0,741
92
1,000
0,974 0,977
38
,
^ •
0,935
53
0,722
0,741
93
1,000
54
0,734
0,741
94
1,000
0,980
55
0,745
0,741
95
1,000
0,984
56
0,756
0,741
96
1,000
0,987
57
0,767
0,741 ,
97
1,000
0,990
58
0,778
0,741
98
1,000
0,993
59
0,789
0,741
99
1,000
0,997
60
0,800
0,741
100
1,000
1,000
40
Tabel Ervaringssterfte medeverzekerde . Ervaringsfactoren Leeftijd
Ervaringsfactoren
Mannen
Vrouwen
Mannen
Vrouwen
21
0,723
0,669
61
0,815
0,880
22
0,723
0,669
62 ^
0,815
0,880
23
0,723
0,669
63
0,815
0,880
24
0,723
0,669
64
0,815
0,880
25
0,723
0,669
65
0,815
0,880
26
0,723
0,669
66
0,815
0,880
27
0,723
0,669
67
0,815
0,880
28
0,723
0,669
68
0,815
0,880
29
0,723
0,669
69
0,815
0,880
0,669
70
0,815
0,880 0,892
Leeftijd
30
0,723
31
0,723
0,678
71
0,835
32
0,723
0,686
72
0,856
0,905
33
0,723
0,695
73
0,877
0,917
34
0,723
0,704
74
0,897
0,930
35
0,723
0,713
75
0,917
0,942
36
0,723
0,723
76
0,938
0,955
37
0,723
0,732
77
0,958
0,967
38
0,723
0,740
78
0,979
0,979
39
0,723
0,749
79
1,000
0,991
40
0,723
0,758
80
1,020
1,004
41
0,732
0,758
81
1,019
1,008
42
0,741
0,758
82
1,019
1,014
43
0,750
0,758
83
1,019
1,019
44
0,760
0,758
84
1,018
1,024
45
0,769
0,758 .
85
1,018
1,028
46
0,778
0,758
86
1,018
47
0,788
0,758
87
1,017
48
0,796
0,758
88
1,017
1,042
49
0,805
0,758
89
1,016
1,046
,
1,033 "
1,037
50
0,815
0,758
90
1,015
51
0,815
0,770
91
1,015
52
0,815
0,782
92
1,013
1,040
53
0,815
0,794
93
1,011
1,035
54
0,815
0,807
94
1,009
1,030
55
0,815
0,820
95
1,009
1,025
56
0,815
0,832
96
1,007
1,020
57
0,815
o;844
97
1,005
1,015
58
0,815
0,856
98
1,003
1,010
59
0,815
0,868
99
1,002
1,005
60
0,815
0,880
100
1,000
1,000
1,050 •
1,045
41
Bijlage 2 Selectie- en monitoring proces externe vermogensbeheerders Het selectie- en monitoring proces van vermogensbeheerders heeft de volgende uitgangspunten: O
Maatwerk dat kosten efficiënt wordt geïmplementeerd
O
Solide selectie en monitoring proces
O
Transparant: verantwoording afleggen over gemaakte keuzes
Het proces kent 6 stappen: 1.
Doelstelling
In de portefeuilleconstructie wordt het door ALM ingegeven risicobudget verfijnd tot de strategische portefeuille. De strategische portefeuille wordt opgebouwd uit de bèta-allocatie en het actieve risico budget. Gegeven dit risico budget wordt een op maat gesneden portefeuille van vermogensbeheerders voorgesteld. 2.
Sourcing
Via verschillende bronnen wordt inzicht verkregen in het universum van beschikbare vermogensbeheerders: O
Eigen netwerk: meer dan 100 meetings met potentiële vermogensbeheerders per jaar
O
Databases: eVestments voor aandelen en vastrentende waarden
O
Gespecialiseerde consultants: Russell, Mercer en Towers Watson
3.
Screening
Aan de hand van het selectieproces wordt het universum gefilterd naar de researchlijst. In deze fase ligt de nadruk op kwantitatieve screening: O
Performance en Risico meting over een lange periode en onder verschillende marktomstandigheden
O
Performance en risico attributie
O
Stijlconsistentie over een lange periode
O
Assets under Management in verhouding tot het product
4.
Fundamentele analyse
Alle vermogensbeheerders op de researchlijst ontvangen een uitgebreide vragenlijst (RfP). Op basis van deze informatie wordt een analyse gemaakt vari alle vermogensbeheerders. In deze fase ligt de nadruk op kwalitatieve analyse: O
Organisatie en Team (waaronder het beloningsbeleid)
O
Beleggingsfilosofie, portefeuilleconstructie, besluitvormingsproces
O
Research
O
Risicomanagement
De kwantitatieve analyse uit stap 3 wordt gecombineerd met de kwalitatieve analyse en leidt tot een score per vermogensbeheerders (1 matig tm 5 uitstekend) op elk van de boven genoemde onderdelen. Op basis van deze scores wordt een lijst van vermogensbeheerders samengesteld die aan een grondig due diligence onderzoek worden ondenwerpen: de short list 5.
Due diligence: keuze
De vermogensbeheerders op de short list worden op locatie bezocht voor een due diligence onderzoek. Met verschillende afdelingen worden gesprekken gevoerd. De analyses richten zich voornamelijk op consistentie met de
42
antwoorden uit de RfP en tussen de verschillende afdelingen. Daamaastwordt veel aandacht besteed aan het risico management. Op basis van alle beschikbare infonnatie wordt een definitieve vermogensbeheerder(s) keuze voorgesteld. Alle stappen van dit proces worden vastgelegd.
6.
Monitoring vermogensbeheerders
Continue diepgaande monitoring van vermogensbeheerders is noodzakelijk om tijdig de portefeuille bij te kunnen sturen. Concreet kan dit betekenen dat het risico budget anders wordt verdeeld over de vermogensbeheerders of dat een vermogensbeheerder wordt vervangen: Tijdens de monitoring beoordelen we vermogensbeheerders aan de hand van dezelfde kwantitatieve en kwalitatieve criteria als in het selectieproces. Het monitoring proces ziet er als volgt uit: O
Dagelijkse toegang tot alle portefeullleholdings en perfonnance meting (ex post).
O
Maandelijkse analyse portefeuillekarakteristieken en in depth performance en risico analyses (ex post).
O
Op kwartaalbasis een review met de manager: on site en bij SAVB (ex post en deels ex ante).
O
Jaariijks: één keer per jaar voert een derde persoon uit het team Manager Selectie een review uit. Deze derde maakt een eigen analyse, inclusief peergroup-analyse, over deze manager
Opvallende zaken in de monitoring worden direct uitgezocht en besproken, indien noodzakelijk wordt ingegrepen. Voor de kwantitatieve monitoring wordt gebruik gemaakt van uitgebreide performance en portfolio analyse aan de hand van alle onderiiggende holdings in de beleggingsportefeuilles van de managers. Hiervoor worden twee systemen gebruikt: O
Factset: geeft onder andere
inzicht in de historische performance, grootste portefeuilleholdings,
sectorpositionering, fundamentele portefeuillekarakteristieken en tracking error bijdrages. Daarnaast kunnen ad-hoc rapportages en portefeuille analyses gemaakt worden. O
Style Research: wordt gebruikt voor diepgaande style analyses, zowel op snapshot basis als door de tijd. Hiennee wordt gemonitored of vermogensbeheerders consistent vasthouden aan het beleggingsproces en stijl.
Indien ongewenste risico's in de portefeuille worden gesignaleerd, worden maatregelen genomen om de portefeuille te beschermen. Afhankelijk van urgentie en de mate waarin ongewenste risico's zich manifesteren in de portefeuille wordt ingegrepen. In urgente gevallen zal de externe vermogensbeheerders direct van de portefeuille worden gehaald en worden alle risico's in de portefeuille geneutraliseerd.
43
Bijlage 3: Beleggingsrichtlijnen Syntrus Achmea beleggingspools waarin het pensioenfonds participeert
44
Beleggiiigsrichtlij nen Titel Datum Ingangsdatum
Beleggingsrichtlijnen Syntrus Achmea
A .7 1 ir o I Aandelen Europa Pool
24-11-2014 01-01-2015
Postadres
Postbus 3183 3502 GD utrecht
Bezoekadres Rijnzathe 10 3454 PV De Meern www.syntrusachmea.nl
1. Beleggingsdoelstelling: De Pool heeft als doel door actief beheer een extra rendement te behalen ten opzichte van de benchmark. Het streven is om in de Pool volledig belegd te zijn in aandelen. De maximale ex-ante tracking error is 2,5%. , 2. Het beleggingsuniversum bestaat uit de volgende onderdelen': • Beursgenoteerde aandelen uitgegeven door ondernemingen die gevestigd zijn in Europa of waarvan de aandelen zijn genoteerd aan één of meerdere gereguleerde effectenbeurzen binnen Europa. » Europa is gedefinieerd als de Europese landen die zijn opgenomen in de MSCI Europe index, e Maximaal 5% van het vermogen van de Pool mag worden belegd in Europese landen buiten de MSCI Europe index die een ontwikkelde aandelenmarkt kennen. • ETF's (Exchange traded funcis) voor zover genoteerd aan een gereguleerde effectenbeurs in Europa en voor zover het ETF belegt in aandelen zoals hierboven beschreven. • Instrumenten die afgeleid zijn van de instrumenten van het beleggingsuniversum. 3, De restricties ten aanzien van de aangehouden posities zijn de volgende: O Maximale ovenweging is 5% punt voor een individuele onderneming ten opzichte van het gewicht van de onderneming in de benchmark. Indien een onderneming niet is vertegenwoordigd in de benchmark is de maximale weging van die onderneming 5% van het vermogen van de Pool. • Maximale over- of pnderweging is 10% punt yoor een sector ten opzichte van het gewicht van de sector in de benchmark (op basis van de Global Industry Classification Standard definitie). • Er kunnen tijdelijk liquide middelen aanwezig zijn in de Pool. Dit is niet meer dan 5% van het totale vermogen van de Pool. Er kan tijdelijk debetstand op de rekening van de Pool ontstaan. Dit is niet meer dan 5%. • Indien de beleggingen niet meer overeenkomstig zijn met de beleggingsrichtlijnen dan zal de Beheerder binnen 1 werkdag na constatering van een actieve schending dit corrigeren. Een passieve schending zal binnen 30 dagen na constatering, gecorrigeerd dienen te worden. 4. Gebruik van derivaten: • Voor een doelmatig en effectief beheer is het toegestaan gebruik te maken van derivaten die afgeleid zijn van het beleggingsuniversum; warrants, rights, opties, futures en swaps. 5, De restricties ten aanzien van het gebruik van derivaten zijn de voigende: • Er worden geen ongedekte call opties geschreven. • Het schrijven van put opties is toegestaan tegenover uitstaande liquiditeiten. • De economische exposure naarde Europese aandelenmarkt zal ook na het gebruik van derivaten nooit meer bedragen dan 100% van het vermogen van de Pool. 6, Benchmark: De gehanteerde benchmark is MSCI Europa index (net dividends reinvested).
45
7. Verantwoord beleggen: • Binnen de Pool wordt een verantwoord beleggingsbeleid toegepast. Voor het verantwoord beleggen beleid worden de 10 principes van het VN Global Compact als uitgangspunt gebruikt. De instrumenten bestaan uit engagement (aangaan van dialoog met ondernemingen), corporate govemance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Daarnaast worden producenten van controversiële wapens en stmcturele schenders van één van de principes van het VN Global Compact uitgesloten. • Indien de uitsluitingen van controversiële wapens in totaal meer dan 3,00% van het benchmarkgewicht bedragen, kan de benchmark hierop worden aangepast. • De lijst met uitgesloten ondernemingen wordt halfjaariijks aangepast en kan opgevraagd worden bij afdeling Fund Management van de Beheerder.
46
Beleggingsrichtlijnen Titel
Beleggingsrichtlijnen Syntrus Achmea Aandelen Noord Amerika Pool
Datum Ingangsdatum
24-11-2014 01-01-2015
Postadres ^=„1"^^^,?^ t,,
3502 GD Utrecht
"
Bezoekadres Rijnzathe 10 3454 PV De Meern www.syntrusachmea.nl
1. Beieggingsdoelsteiling; De Pool heeft als doel door actief beheer een extra rendement te behalen ten opzichte van de benchmark. Het streven is om in de Pool volledig belegd te zijn in aandelen. De maximale ex-ante tracking error is 2,5%. 2. Het beleggingsuniveosum bestaat uit de volgende onderdelen: • Beursgenoteerde aandelen uitgegeven door ondernemingen die gevestigd zijn in de Verenigde Staten van Amerika of waarvan de aandelen zijn genoteerd aan één of meerdere gereguleerde effectenbeurzen in de Verenigde Staten. • Maximaal 5% van het vermogen van de Pool mag worden belegd in ondernemingen die zijn gevestigd in Canada. • ETF's (Exchange traded funds) voor zover genoteerd aan een gereguleerde effectenbeurs in de Verenigde Staten en voor zover het ETF belegt in aandelen zoals hierboven beschreven. • Instrumenten die afgeleid zijn van de instrumenten van het beleggingsuniversum. 3. De re.stricties ten aanzien van de aangehouden posities zijn de volgende: • Maximale ovenweging is 5% punt voor een individuele onderneming ten opzichte van het gewicht van de onderneming in de benchmark. Indien een onderneming niet is vertegenwoordigd in de benchmark isde maximale weging van die onderneming 5% van het vermogen van de Pool. • Maximale over- of ondenweging is 10% punt voor een sector ten opzichte van het gewicht van de sector in de benchmark (op basis van de Global Industry Classification Standard definitie). • Er kunnen tijdelijk liquide middelen aanwezig zijn in de Pool. Dit is niet meer dan 5% van het totale vermogen van de Pool. Er kan tijdelijk debetstand op de rekening van de Pool ontstaan. Dit is niet meer dan 5%. • Indien de beleggingen niet meer overeenkomstig zijn met de beleggingsrichtlijnen dan zal de Beheerder binnen 1 werkdag na constatering van een actieve schending dit corrigeren. Een passieve schending zal binnen 30 dagen na.constatering, gecorrigeerd dienen te worden. 4. Gebruik van derivaten: • Voor een doelmatig en effectief beheer is het toegestaan gebruik te maken van derivaten die afgeleid zijn van het beleggingsuniversum; warrants, rights, opties, futures en swaps. 5. De restricties ten aanzien van het gebruik van derivaten zijn de volgende: • Er worden geen ongedekte call opties geschreven. • Het schrijven van put opties is toegestaan tegenover uitstaande liquiditeiten. • De economische exposure naar de Amerikaanse aandelenmarkt zal ook na het gebruik van derivaten nooit meer bedragen dan 100% van het vermogen van de Pool. 6. Benchmark: De gehanteerde benchmark is MSCI USA (net dividends reinvested).
pagina 47 j 84
,7, Verantwoord beleggen: • Binnen de Pool wordt een verantwoord beleggingsbeleid toegepast. Voor het verantwoord beleggen beleid worden de 10 principes van het VN Global Compact als uitgangspunt gebruikt. De instrumenten bestaan uit engagement (aangaan van dialoog met ondernemingen), corporate govemance en stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Daarnaast worden producenten van controversiële wapens en structurele schenders van één van de principes van het VN Global Compact uitgesloten. • Indien de uitsluitingen van controversiële wapens in totaal meer dan 3,00% van het benchmarkgewicht bedragen, kan de benchmark hierop worden aangepast. • De lijst met uitgesloten ondernemingen wordt halfjaariijks aangepast en kan opgevraagd worden bij afdeling Fund Management van de Beheerder
pagina 48 | 84
Sll
p% pI J
ochmeo
Beleggingsrichtlijnen Titel
Beleggingsrichtlijnen Syntrus Achmea ILiability - U l i Overiay 1 Fund IT J
Ingangsdatum
1 januari 2015
Postadres Postbus 3183 3502 GD Utrecht Bezoekadres Rijnzathe 10 3454 PV De Meern www.syntrusachmea.nl
1. Beleggingsdoelstelling: Het Syntrus Achmea Liability Overiay Fund (hierna "LOF") heeft als doel om de rentegevoeligheid van de benchmark van het LOF zo goed mogelijk af te dekken. De rentegevoeligheid is uitgedrukt als de waardeverandering bij een renteverandering van Ibp (0,01%), ook wel DVOl genoemd. Het hedge percentage is uitgedrukt als de rentegevoeligheid van het LOF gedeeld door de rentegevoeligheid van de benchmark. Het hedge percentage van het LOF moet minimaal 90% en maximaal 110% zijn. 2. Het beleggingsuniversum bestaat uit de volgende onderdelen:
-
. -
Rente swaps •
Alle rente swaps zijn gedenomineerd in euro's met een Europese rente als rentebasis.
Staatsobligaties •
Alleen obligaties die in euro's zijn gedenomineerd zijn toegestaan.
Geldmari
Liquiditeiten worden uitsluitend uitgezet in de Syntrus Achmea Geldmarkt Pool van Syntrus Achmea
Vermogensbeheer. Liquide middelen •
Cash / liquide middelen op de bankrekening van het LOF
3. De restricties ten aanzien van de aangehouden posities zijn de volgende: Rente swaps •
•
^
Voor restricties met betrekking tot het gebruik van rente swaps wordt venwezen naar paragraaf 4 (Tegenpartijrisico).
Staatsobligaties •
Alleen staatsobligaties genoteerd.in euro's en uitgegeven door één van de eurozone landen zijn toegestaan.
•
De staatsobligaties hebben een minimale composite rating van AA- (gebaseerd op de Syntrus Achmea Composite (SAC) rating berekend aan de hand van beschikbare Moody's, S&P en Fitch ratings).
•
;•,
Indien Nederiand, Frankrijk en Duitsland allen een SAC rating hebben lager dan AA- dan worden alleen de staatsobligaties van Nederiand,/Frankrijk of Duitsland aangehouden-die op dat moment de beste SAC rating hebben. Mocht deze situatie zich voordoen dan zullen participanten hiervan op de hoogte worden gesteld.
•
Staatsobligaties die niet langer voldoen aan bovenstaande criteria worden binnen een periode van 6 maanden verkocht.
Liquide middelen •
Maximaal 1 % debet of credit van het vermogen van het LOF. Beleggingen in de Syntrus Achmea Geldmarkt Pool worden in deze berekening niet meegenomen.
pagina 49 184 ^
4. Tegenpartij risico: Voor het beheersen van het tegenpartijrisico wordt het volgende beleid gehanteerd: A) Kredietwaardigheid Bij het afsluiten van nieuwe rente swaps geldt dat tegenpartijen: O
minimaal een kredietstatus A- (gebaseerd op de SAC-rating) bezitten.
O
niet opgenomen zijn op de watch list voor tegenpartijen, zoals opgesteld door de Beheerder van het LOF.
Voor reeds afgesloten rente swaps geldt dat: O
Tegenpartijen minimaal een kredietstatus BBB-(SAC-rating) bezitten.
Uitgezonderd van bovenstaande eisen ten aanzien van kredietwaardigheid zijn transacties waarbij de DVOl op de tegenpartij niet vergroot wordt, zoals bij herverdeling van DV01 over de looptijden of het aanpassen van de waarde van de renteswaps. Beoordeling of een tegenpartij nog voldoet aan de minimale kredietwaardigheidseisen geschiedt op dagelijkse basis. Indien een tegenpartij een kredietstatus bezit van lager dan BBB- (SAC-rating) dan dient binnen twee weken na constatering een plan van aanpak opgesteld te zijn om de ontstane situatie zo goed mogelijk te beheersen. B) Spreiding De totale DVOl van alle rente swaps die zijn afgesloten met een tegenpartij mag niet meer bedragen dan het direct hieronder vermelde percentage van de totale DVOl van alle swaps die met alle tegenpartijen tezamen zijn afgesloten. Dit percentage bedraagt: O
maximaal 50 procent per tegenpartij in het bezit van AAA kredietstatus (gebaseerd op SAC-rating).
O
maximaal 33 procent per tegenpartij in het bezit van AA-, AA of AA-i-kredietstatus (gebaseerd op SAC-rating).
O
maximaal 20 procent per tegenpartij in het bezit van A-, A, A+, BBB+, BBB of BBB- kredietstatus (gebaseerd op SAC-rating).
Beoordeling of de spreiding over tegenpartijen voldoet aan de hiervoor gestelde eisen geschiedt op maandelijkse basis. Indien op dat moment blijkt dat de spreiding over tegenpartijen niet voldoet aan de hiervoor gestelde eisen zal (i.) de Beheerder van het LOF binnen twee weken na rapportage een plan van aanpak opstellen om de ontstane situatie zo goed mogelijk te beheersen en (11.) uitvoering geven aan het plan van aanpak binnen de in dit plan van aanpak gestelde voonwaarden en tijdslijnen. C) Onderpand Bij het afsluiten van nieuwe documentatie ten aanzien van het beheer van onderpand voor rente swaps gelden de volgéride uitgangspunten: O
Alleen euro-gedenomineerde staatsobligaties met een minimale AA- kredietstatus (gebaseerd op de kredietstatus afgegeven door minimaal één van de volgende instellingen: Moody's, S&P of Fitch) uitgegeven door één van de eurozone landen worden als onderpand geaccepteerd.
O
Onderpand afstemming en uitwisseling dient elke werkdag plaats te vinden.
O
De MTA (de minimale uitwisselingswaarde) mag maximaal EUR 250.000 zijn.
pagina 50 j 84
5. Benchmarlr:
•
.
De gehanteerde benchmark bestaat uit rente swaps en een deposito. De benchmark van het LOF wordt bepaald aan de hand van de rentegevoeligheid van de gewogen gemiddelde technische voorzieningen minus de rentegevoeligheid van de gewogen gemiddelde vastrentende waarden benchmarks van de participanten in het LOF. Voor het bepalen van de rentegevoeligheid wordt gebruik gemaakt van de volgende methodiek: •
De rentegevoeligheid van de technische voorziening wordt bepaald aan de hand van de door DNB meest recent gepubliceerde UFR-methodiek voor Pensioenfondsen. Bij de UFR-methodiek wordt de marktcurve gebruikt om vervolgens in combinatie met de Ultimate Forward Rate een UFR-curve te construeren, met inachtname van de volgende punten: O
Er wordt geen gebruik gemaakt van de drie maands middeling.
O
In plaats van composite London bid swaprates, worden de composite London mid swaprates als input gebruikt.
•
Rentegevoeligheid van de vastrentende waarden benchmarks wordt bepaald aan de hand van de marktcurve.
•
Voor de bepaling van de benchmark van het LOF worden alleen de rentegevoeligheid van de vastrentende waarden benchmarks meegenomen indien alle onderiiggende vastrentende waarden binnen de benchmark in euro's genoteerd zijn.
De benchmark van het LOF wordt bepaald door het renterisico uit te drukken in swaps per looptijd segment. De segmenten zijn uitgedrukt in de volgende looptijden: 2, 5, 10, 15, 20, 25, 30, 40 en 50 jaar. Aangezien het een funded product betreft, wordt de initiële investering van EUR 100 nominaal per participatie in de benchmark meegenomen als deposito met een Eonia-rente vergoeding. De rentegevoeligheid van participaties in het LOF wordt uitgedrukt in DVOl, die de waardeverandering per participatie (in euro's) weergeeft bij een renteverandering van 1 bp (0,01%). Bij de start van de nieuwe benchmark per eind maart wordt de rentegevoeligheid geschaald naar een DV01 van 0,6. 6. Wijziging aantal participaties: Indien door het aankopen of verkopen van participaties het aantal participaties in het LOF^wijzigt, dienen de onderiiggende waarden van de benchmark swaps naar verhouding aangepast te worden. Hierdoor verandert de onderiinge verhouding tussen de benchmark swaps niet. Voor het deposito geldt eveneens dat dit pro rata verhoogd of veriaagd wordt. 7. Jaariijkse Reset: Het LOF wordtjaariijks aan het einde van het eerste kwartaal gereset. Hierbij wordt de benchmark opnieuw vastgesteld en wordt de intrinsieke waarde van het LOF terug gezet op EUR 100 per participatie en een DVOl van 0,60 per participatie. Het verschil met de dan geldende intrinsieke waarde wordt verrekend met de participanten; •
indien de intrinsieke waarde meer dan EUR 100 bedraagt, wordt het verschil gestort naar de participanten;
•
indien de intrinsieke waarde minder dan EUR 100 bédraagt, wordt aan de partcipanten gevraagd om het verschil bij te storten.
8. Bijstorten: De intrinsieke waarde van een participatie in het LOF wordt op dagelijkse basis vastgesteld. Indien deze waarde onder de EUR 60 komt, dan zal de Beheerder van het LOF aan de participanten vragen om een bijstorting, zodat de waarde van een participatie weer aangevuld wordt tot maximaal EUR 100. In het geval van bijstorting zal ook de benchmark van het LOF worden aangepast. Het bij te storten bedrag zal wordèn toegevoegd aan het depositobedrag dat in de benchmark is opgenomen.
^
pagina 51 I 84
^
9. Afromen:
, •
.
•
Indien de intrinsieke waarde van een participatie in het LOF op de 10® werkdag van de maand boven de EUR 150 is, dan zal een door de Beheerder van het LOF te bepalen bedrag worden uitgekeerd aan de participanten, zodat de waarde van een participatie weer teruggezet, wordt op minimaal EUR 100. In het geval van afromen zal de benchmark van het LOF worden aangepast. Het af te romen bedrag zal worden onttrokken aan het depositobedrag dat in de benchmark is opgenomen. 10. Verantwoord beleggen: Binnen het LOF wordt het verantwoord beleggingsbeleid van Syntrus Achmea Vermogensbeheer niet toegepast.
pagina 52 | 84
Beleggingsrichtiijnen Aan Datum Ingangsdatum
Beleggingsrichtlijnen Syntrus Achmea Vastrentende Waarden Pool 24-11-2014 01-01-2015
* *
Postadres Postbus 3183
3502 GD Utrecht Bezoekadres Rijnzathe 10 3454 PV De Meern
www.syntrusachmea.nl
1. Beieggingsdoelsteiling: De Pool heeft als doel door actief beheer een extra rendement te behalen ten opzichte van de benchmark. Het streven is öm in de Pool volledig belegd te zijn in obligaties. De maximale ex-ante tracking error is 2%. 2. Het beleggingsuniversum bestaat uit de volgende onderdelen: • Schuldpapier en indices gedenomineerd in euro's, die verhandelbaar zijn op een gereguleerde markt. Dat wil zeggen dat marktpartijen onder toezicht staan van lokale toezichthouders. • Deposito's gedenomineerd in euro's. • Liquide middelen in euro's en overige valuta gerelateerd aan het beleggingsuniversum. • Onderhandse leningen zijn toegestaan mits een investment grade rating bestaat voor soortgelijk schuldpapier van dezelfde debiteur of indien naar het oordeel van de Beheerder de kwaliteit van het schuldpapier hiermee in overeenstemming is. • Investment Grade staatsobligaties niet gedenomineerd in euro's: O Afgeleide instrumenten binnen de Verenigde Staten en Japan. O De staatsobligaties dienen uitgegeven te zijn door de volgende landen: Noorwegen, Zwitseriand, Denemarken, Polen, Tsjechië, Zweden, het Verenigd Koninkrijk, Nieuw Zeeland, Verenigde Staten, Australië, Canada en Singapore. • Instrumenten die afgeleid zijn van de instrumenten van het beleggingsuniversum. 3. De .restricties ten aanzien van de aangehouden posities zijn de volgende: • Minimaal 30% in staatsobligaties. • Maximaal 10% van de Pool mag in één debiteur worden belegd, uitgezonderd staat of staatsgegarandeerd. • Maximaal 5% van de Pool mag worden belegd in één debiteur met een rating A of lager (of equivalent), uitgezonderd staat of staatsgegarandeerd. / • Maximaal 40% van de Pool mag worden belegd in obligaties met een rating A of lager (of equivalent), uitgezonderd staat of staatsgegarandeerd. • Maximaal 5% van de Pool mag op enig moment belegd zijn in Sub-investment Grade met een minimale composite rating van BB-. Hierbij geldt een maximale positie van 0,50% in een debiteur voor een staat en 0,30% in een debiteur voor een niet-staat. • Voor de Investment Grade staatsobligaties niet gedenomineerd in euro's en hiervan afgeleide instrumenten gelden de volgende additionele restricties: 1. De positie in deze staatsobligaties en afgeleide instrumenten bedraagt maximaal 10 procent van het belegd vermogen. 2. De staatsobligaties dienen gedenomineerd te zijn in de officiële valuta van het betreffende land. 3. De staatsobligaties hebben een minimale composite rating van BBB-. (gebaseerd op de Syntrus Achmea Composite (SAC) rating berekend aan de hand van beschikbare Moody's, S&P en Fitch ratings) 4. Valuta exposure zal naar inzicht van de Beheerder al dan niet afgedekt worden. • Indien de beleggingen niet meer overeenkomstig zijn met de beleggingsrichtlijnen dan zal de Beheerder binnen 5 werkdagen na constatering van een actieve schending dit corrigeren. Een passieve schending zal binnen 3 maanden na constatering, gecorrigeerd dienen te worden. • Er kunnen tijdelijk liquide middelen aanwezig zijn in de Pool. De waarde van de liquide middelen (het saldo op de rekening-courant) is niet nieer dan 5% van het totale vermogen van de Pool. Er kan tijdelijk pagina 53 | 84
een debetstand op de rekening van de Pool ontstaan. Dit is niet meer dan 5% van het totale vermogen van de Pool. 4. Gebrriil»; van derivaten: < Voor een doelmatig en effectief beheer is het toegestaan gebruik te maken van derivaten; futures, opties op futures, swaps, valuta, rente- en kredietderivaten Het gebruikmaken van derivaten moet passen binnen de doelstellingen van de Pool. 5. De restricties ten aanzien van het gebruik van derivaten zijn de volgende: • De netto positie van de toegestane derivaten mag nooit meer dan 15% van het vermogen van de Pool bedragen. De waardebepaling vindt plaats op basis van de exposure op de onderiiggende waarde van het betreffende instrument. • Single name credit default swaps zijn uitgesloten. 6. Benchmaric: De benchmark is samengesteld uit een staatsdeel en een niet-staatsdeel. De gewichten worden vastgesteld aan de hand van de gewichten in de lboxx € Overall. Deze worden jaariijks per eerste handelsdag in januari herzien. -Duitsland Kernlanden
-Frankrijk -Nederiand
Staatsdeel
-Oostenrijk -Finland Niet-Kernlanden
-leriand -Spanje -België -Italië
Niet-staatsdeel
corporate, covered en sub-sovereign bonds
De benchmarkgewichten voor staatsobligaties zijn gebaseerd op een verdeling van 75% naar kernlanden (Duitsland, Nederiand en Frankrijk) en 25% naar de overige landen. De gewichten binnen de groep kernlanden en de groep overige landen zijn elk gebaseerd op het Bruto Binnenlands Product (BBP). 1. Deze gewichten worden ieder jaar in december herberekend. De nieuwe BBP gewichten worden per land bepaald. Deze nieuwe BBP gewichten gelden per januari van het daaropvolgende jaar 2. De benchmark van staatsobligaties euro wordt elk kwartaal herverdeeld naar de vastgelegde gewichten. Dit gebeurt eind maart, eind juni, en eind september 7, Renterisico • ' De duration mag maximaal 30% afwijken (in positieve of negatieve zin) van de benchmarkduration. 8, Verantwoord beleggen: • Binnen de Pool wordt een verantwoord beleggingsbeleid toegepast. Voor het verantwoord beleggen beleid gelden de 10 principes van het VN Global Compact als uitgangspunt. Daarnaast wordt het instrument uitsluitingen gehanteerd. Ondernemingen die controversiële wapens produceren en ondernemingen die één van de VN Global Compact principes op structurele wijze schenden worden uitgesloten van het belegbaar universum. • De benchmark voor de vastrentende waarden portefeuille kan worden aangepast wanneer de duration attributie contributie van controversiële wapens meer dan 3%.bedraagt van de lboxx Euro Corporates index, deze index maakt onderdeel uit van de lboxx € Non-Sovereign. • Landen die onder de sanctiemaatregelen vallen zoals benoemd in de Sanctie 1977 worden uitgesloten van belegbaar universum. • De lijst met uitgesloten ondernemingen en landen wordt halfjaariijks herzien en kan opgevraagd worden bij afdeling Fund Management van de Beheerder pagina 54 | 84
Beleggingsrichtlijnen Titel
Beleggingsrichtlijnen Syntrus Achmea
Postadres
Global High Yield POOI 9-12-2014 01-01-2015
3^?0Drecht
Datum Ingangsdatum
Bezoekadres Rijnzathe 10 3454 PV De Meern www.syntrusachmea.nl
1. Beleggingsdoelstelling • • De Pool heeft als doel door actief beheer een extra rendement te behalen ten opzichte van de benchmark. Het streven is om in de Pool voornamelijk belegd te zijn in als high yield geclassificeerd schuldpapier. De maximale tracking error is 6%. 2. Manager selectie Het discretionair vermogensbeheer van het vermogen van de Pool wordt door de Beheerder uitbesteed aan diverse vermogensbeheerders. 3. Het beleggingsuniversum bestaat uit de volgende onderdelen: • De Pool wordt beheerd door verschillende vermogensbeheerders die ieder een mandaat krijgen om direct in Europese en/of Noord-Amerikaanse high yield instrumenten te beleggen. Dit zijn beleggingen met een kredietwaardigheid van BB en lager . • Instrumenten waarin mag worden belegd zijn onder andere high yield bonds, leveraged loans, Amerikaanse overheids(gerelateerde) obligaties en staatsobligaties van OECD Eurozone landen met een minimum rating van AA-, deferred interest bonds, zero coupon bonds, cash pay bonds, pay in kind bonds en convertible bonds. • Cash instrumenten van investment grade instellingen waarin mag worden belegd zijn onder andere deposito's, korte termijn geldmarkt instrumenten met een looptijd korter dan 1 jaar en commercial paper. • Instrumenten die afgeleid zijn van de instmmenten in het beleggingsuniversum. 4. De restricties ten aanzien van de aangehouden posities zijn de volgende: • Maximaal 20% in cash of in cash instrumenten, tenzij er een nieuwe toetreding in de Pool is. In dit geval is er een investeringsperiode van maximaal drie maanden om deze nieuwe gelden te beleggen. • Maximaal 5% in één Issuer, uitgezonderd Amerikaanse overheids(gerelateerde) instanties. • Maximaal 35% in leveraged loans, bank loans en private placements (uitgezonderd Rule 144A beleggingèn, dit zijn leningen van bedrijven die niet geregistreerd zijn bij de Securities and Exchange Commission (SEC) maar wel verkocht kunnen worden aan gekwalificeerde institutionele beleggers). 5. Gebruik van derivaten . • - _ Voor een doelmatig en effectief beheer is het toegestaan gebruik te maken van valuta, rente- en kredietderivaten. 6. De restricties ten aanzien van het gebruik van denvaten zijn de volgende; • Single name credit default swaps zijn uitgesloten. • Derivaten worden niet gebruikt voor leverage doeleinden. 7. Valuta exposure Alle vreemde valuta worden binnen de Pool gehedged naar Euro. 8. Benchmark De gehanteerde benchmark is de Bank of America/Merrill Lynch Non-Financial Developed Markets High Yield Constrained Index. pagina 55 j 84 ^
9. Renterisico De duration mag maximaal 30% afwijken (in positieve of negatieve zin) van de benchmarkduration. 10. Verantwoord beleggen . ' • Binnen de Pool wordt het verantwoord beleggen beleid van de Beheerder toegepast. Voor het verantwoord beleggen beleid gelden de 10 principes van het VN Global Compact als uitgangspunt. Voor de Pool wordt het uitsluitingsbeleid toegepast. Producenten die controversiële wapens produceren en structurele schenders van een van de principes van het Global Compact worden uitgesloten. • Indien de uitsluitingen van controversiële wapens in totaal meer dan 3,00% van het benchmarkgewicht bedragen, kan de benchmark hierop worden aangepast. • De lijst met uitgesloten ondernemingen wordt halfjaariijks herzien en kan opgevraagd worden bij afdeling Fund Management van de Beheerder.
pagina 56 | 84 ^
Beleggingsrichtlijnen Titel
Datum Ingangsdatum
Beleggingsrichtlijnen Syntrus Achmea
Postadres
Geldmarktpool
L^trn'nf\. 3502 GD Utrecht
24-11-2014 01-01-2015
Bezoekadres Rijnzathe 10 3454 PV De Meern www.syntrusachmea.nl
1. Belsggingsdoelsteliing: De Pool heeft als doel om door actief beheer een geldmarktrendement (EONIA) te behalen. De Pool dient als a ernatief voor het uitzetten van geldmarktdeposito's door individuele klanten en beoogt door het bundelen van middelen > en beter gespreide beleggingsportefeuille en een hoger rendement te behalen dan de benchmark waarbij de waarborg v m dagelijks beschikbare liquide middelen behouden blijft. 2. Het beleggingsuniversum bestaat uit de voigende onderdelen: • Cash op rekening • Overnight (O/N) en deposito's (< 1 maand) • Bank/Gemeente deposito's (> 1 maand en < 2 jaar) • Gemeente deposito's (> 2 jaar en < 3 jaar) • Obligaties floating (< 3 jaar) • Obligaties fixed (< 2 jaar) • Instrumenten die afgeleid zijn van de instrumenten van het beleggingsuniversum. 3. De restricties ten aanzien van de aangehouden posities zijn de volgende: • De totale modified duration (de gemiddeld gewogen looptijd van de beleggingen) van de Pool is maxin aal 0,5 jaar en minimaal O jaar en wordt berekend met inbegrip van alle afgeleide producten. • Obligaties hebben een resterende totale looptijd van maximaal 3 jaar en een rating van minimaal A. In ien de ratingrestrictie van een instrument niet meer in overeenstemming is met de beleggingsrichtlijnen dan h «ft de Beheerder 6 maanden de tijd om het instrument te verkopen. • De Obligaties die geleverd worden als onderpand in een reverse repo transactie hebben een rating van minimaal A. • Overnight (O/N), deposito's en reverse repo's worden uitsluitend uitgezet bij banken die minimaal een A rating hebben. • Iedere vorm van gestructureerde producten is uitgesloten. • Ten aanzien van de beleggingsportefeuille gelden de onderstaande restricties: O Cash op rekening: Minimum allocatie: 0%, Maximum allocatie: 10%, Doel allocatie: 0% O O/N en deposito's (sl maand): Minimum allocatie: 20%, Maximum allocatie: 60%, Doel allocatie: 45% O Bank/Gemeente deposito's (> 1 maand en < 2 jaar): Minimum allocatie: 10%, Maximum allocatie: 60%, Doel allocatie: 40% O Obligaties floating (<3 jaar). Obligaties fixed (< 2 jaar) en Gemeente deposito's (> 2 jaaren <3jaar): Minimum allocatie: 0%, Maximum allocatie: 30%, Doel allocatie: 15% • Door incidentele omvangrijke in- en uitgaande kasstromen in de pool kunnen de bovenstaande minimum en maximum categorieën van het beleggingsuniversum voor een korte periode worden overschreden. De Beheerder zal hier actief op anticiperen en zorgen dat de beleggingen zo spoedig mogelijk, doch uiteriijk na de eerstvolgende maandelijkse herallocatle van de beleggingen weer binnen de geldende bandbreedtes vallen. • De Pool mag voor maximaal 10% titels in vreemde valuta hebben, indien dit valuta exposure door valutacontracten is afgedekt (geen economisch valuta risico). 4. Gebruik van derivaten:
"~ pagina 57 | 84
•
Voor een doelmatig en effectief beheer is het toegestaan gebruik te maken van derivaten. Dit zijn uitsluitend futures, FX fonwards, en reverse repo's.
5. De restricties ten aanzien van het gebruik van derivaten zijn da volgende: • FX fonwards mogen alleen worden gehandeld met banken waarmee een ISDA-CSA is afgesloten. Reverse repo's mogen alleen gehandeld worden met banken waarmee een GMRA is afgesloten. 6. Benchmark;
'
h
•
De gehanteerde benchmark is EONIA. 7. Verantwoord beieggen. • Binnen de Pool wordt het verantwoord beleggen beleid van de Beheerder toegepast. Voor het verantwoord beleggen beleid gelden de 10 principes van het VN Global Compact als uitgangspunt. Voor de Pool wordt tevens het uitsluitingsbeleid toegepast. Producenten van controversiële wapens als ook structurele schenders van één van de VN Global Compact principes worden uitgesloten van de obligatiebeleggingen. • De lijst met uitgesloten ondernemingen wordt halfjaariijks herzien en kan opgevraagd worden bij afdeling Fund Management van de Beheerder
pagina 58 j 84
Bijlage 4: ,
- -
Investment Beliefs
pagina 59 j 84
Verklaring Beleggingsbeginselen Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Reisbranche Ingangsdatum 1 oktober 2014
Doelstellingen Aangezien het gaat om een collectieve pensioenregeling is de primaire doelstelling van Reiswerk Pensioenen: Voldoen aan de nominale pensioenverplichtingen. Daarnaast heeft het bestuur van Reiswerk Pensioenen de ambitie om naar eigen inzicht^ en voorwaardelijk toeslagen te verlehen. Het secundaire doel luidt daarom: Pensioenverplichtingen gemiddeld indexeren voor 100% van de prijsinflatie''. Tenslotte heeft het bestuur een tertiaire doelstelling geformuleerd: Het hanteren van een zo laag mogelijke premie onder voorwaarde dat de secundaire doelstelling is behaald.
Risicobereidheid Het bestuur is alleen bereid risico te lopen indien dat bijdraagt aan het bereiken van de doelstelling. Dit betekent dat indien op enig moment, naar de mening van het bestuur, er uitzicht bestaat op het bereiken van de drie doelstellingen het beleid aangepast wordt en er minder risico wordt gelopen. Dat betekent dat het bestuur op dat moment ervoor kiest de dekkingsgraad te stabiliseren omdat het nog lopen van risico niet meer of niet voldoende bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen. Het fonds kiest dus voor een dynamisch beleggingsbeleid zonder dat vooraf een expliciete grens is gedefinieerd waarbij het fonds de beleggingsportefeuille aanpast..^
^ Het bestuur hanteert daan/oor een staffel waarbij de toeslag stijgt als de dekkingsgraad stijgt. CBS-consumentenprIjsIndex alle huishoudens (CPI), afgeleid * Het beleggingsbeleid van een pensioenfonds kan een vaste of dynamische vorm aannemen. Blj een vast beleid is de risicoperceptie van het fonds onafhankelijk van de huidige dekkingsgraad en marktsituatie. Het fonds houdt zowel bij een hoge als bij een lage dekkingsgraad dezelfde asset mix of risiconiveau. Blj een dynamisch beleid varieert het risicokader met fonds- en marktomstandigheden. De portefeuille wordt aangepast als vooraf bepaalde grenzen worden bereikt (triggers). De asset mix wordt dan afhankelijk van een trigger, bijvoorbeeld de dekkingsgraad.
Blj een dynamisch beleid kan zowel een boven- als ondergrens worden vastgesteld. In geval van een ondergrens Is bij een slechtere financiële positie minder ruimte om risico te nemen. Blj een bovengrens (hoge dekkingsgraad) kan het risicoprofiel naar beneden worden bijgesteld omdat er dan geen motivatie meer is om nog risico te nemen omdat bijvoorbeeld de Indexatiedoelstelling met de huidige middelen JoflJWOfdeft-tiebaaJd. '
:
^
—,
^
.
..^
:
,—. pagina 60 | 84
'
Het bestuur monitort de ontwikkelingen en bespreekt deze periodiek tijdens de bestuursvergaderingen.
pagina 61 | 84
Beleggingsovertuigingen Eeh beleggingsovertuiging is kortweg de perceptie van het pensioenfonds van de financiële markt en hoe het fonds waarde kan toevoegen voor haar deelnemers door middel van een efficiënte beleggingsorganisatie. Beleggingsovertuigingen hebben betrekking op: Werking financiële markten Context van het fonds Efficiënte uitbesteding van taken in het beleggingsproces De Beleggingsovertuigingén zijn geordend op basis van de onderdelen in de "waardeketen." Beleggingsovertuigingen ALM •: SAA"-
Actief/passief
Portefeuilleconstructie Managerselectie
Overlays
Purlcli.'Uillv impIpmenLUif Portefeuille monitoring Reporting
Onderstaand worden de verschillende stappen in de keten toegelicht. 1. Beleggingsovertuigingen: Deze overtuigingen worden in dit document neergelegd. 2. ALM: Het uitvoeren van een studie waarbij scenario's doorgerekend worden ten aanzien van zowel de beleggingen als verplichtingen teneinde het gewenste beleggingsbeleid en/of financierings- en indexatiebeleid te kiezen. 3. SAA: De strategische asset allocatie van het fonds, tiet geheel van normen, bandbreedtes en gekozen benchmarks die het uitgangspunt vormen voor de berekening van de totale (samengestelde) benchmark voor het fonds inclusief de strategische rente- en valuta-afdekking. 4. TAA: De keuze van het fonds of de beheerder om de feitelijke asset allocatie af te laten wijken van die van de normweging van de benchmark binnen de totale bandbreedte. 5. Portefeuilleconstructie: Het proces om te komen tot de feitelijke verdeling van de portefeuille over beleggingscategorieën en binnen categorieën. 6. Managerselectie en overlays: De keuze voor actief versus passief beheer en vervolgens de keuze voor de vermogensbeheerder die het mandaat uitvoert. 7. Portefeuille implementatie. Nu de portefeuille is bepaald en de aanbieders zijn gekozen kan tot belegging worden overgegaan. 8. Portefeuille monitoring en rapportage. Het rapporteren over de portefeuille en het monitoren of de portefeuille in overeenstemming is met de doelstellingen en richtlijnen. Indien dat niet het geval is zal de waardeketen (deels) weer doorlopen worden om aanpassingen door te voeren. Dat kan ertoe leiden dat een andere aanbieder wordt gekozen of dat de SAA mix wordt bijgesteld.
pagina 62 | 84
Risicomanagement Het bestuur is van mening dat de componenten Beleggingsovertuigingen, ALM en SAA op de lange termijn grotendeels het te behalen reridement bepalen. De rol van TAA en actief beheer op het lange termijn rendement is relatief beperkt. Gegeven het belang van deze componenten worden de beleggingsovertuigingen minimaal jaarlijks geëvalueerd en zonodig aangepast. Het fonds voert elke drie jaar een ALM studiè uit om het beleggingsbeleid te herevalueren. Bandbreedtes ten opzichte van de normwegingen zijn beperkt. Afwijkingen van de bandbreedtes zijn een bestuursbesluit.. Het balansrisico is het belangrijkste risico. Het risico op een daling van de dekkingsgraad is hierbij de belangrijkste factor. Hetfonds stélt een risicodashboard op hetgeen in overeenstemming is met DNB eisen en aanbevelingen en draagt zorg voor periodieke monitoring en terugkoppeling.
Asset mix en beleggingscategorieën De beleggingsstrategie wordt afgestemd op het risicoprofiel van het pensioenfonds, dat o.a. is gebaseerd op de verplichtingenstructuur van het fonds, de inzetbaarheid van het premie-instrument, de rendemëntsverwachtingen en het indexatiebeleid. Startpunt van de vaststelling van de beleggingsstrategie vormt het gestelde in de Verklaring Beleggingsbeginselen. Ten aanzien van de samenstelling van de beleggingsportefeuille is transparantie van de belegging voor het bestuur een noodzakelijke voorwaarde. Dat betekent dat op elk moment duidelijk moet zijn en uitlegbaar hoe en waarin belegd wordt. Tevens dient transparantie te bestaan over de bijbehorende risico's die gepaard gaan met deze belegging. Het beleggen in illiquide beleggingen is alleen mogelijk indien de liquiditeit van de portefeuille als geheel voldoende is gewaarborgd. Dat betekent dat het bestuur wenst dat dit eerst naar haar tevredenheid wordt aangetoond. Daarnaast is het bestuur terughoudend om zich voor lange tijd te committeren aan een illiquide belegging gezien de onzekerheid over het toekomstperspectief van het fonds. Derivaten dienen alleen gebruikt te worden voor het afdekken van risico's zoals bijvoorbeeld valutarisico's en renterisico's. Beleggen met geleend geld dan wel het aangaan van derivaten contracten zonder het doen van initiële storting (leverage) doen we niet. De kosten van het vermogensbeheer zijn een belangrijke factor in de portefeuilleconstructie, echter in de afweging tussen verschillende beleggingen gaat het om het netto verwachte rendement. Dat betekent dat "dure" beleggingscategorieën alleen interessant zijn indien deze een aanzienlijk hoger netto-verwacht rendement bieden. Het bestuur wenst zelf geen tactisch allocatie beleid (TAA) te voeren. Indien dit past binnen de vastgestelde richtlijnen is de vermogensbeheerder gemandateerd om door middel van zijn beleid af te wijken van de normwegingen teneinde een hoger rendement te behalen dan de benchmark.
Valuta- en renteafdekking Het bestuur ziet valuta- en renteafdekking niet als rendementsbron. De mate van afdekking wordt gekozen op basis van een kwantitatieve analyse (bijvoorbeeld een ALM studie) waar ook het effect versus de verplichtingen wordt meegenomen. Indien dit past binnen de vastgestelde richtlijnen is de vermogensbeheerder gemandateerd om door middel van zijn beleid ten aanzien van rente- en valutaontwikkelingen waarde toe te voegen. , ^ _ ^ ^ ^ ^ ..^ _ . . ^ ^ pagina 63 j 84
Beheerstijl: actief versus passief beleggen Actief beheer is gericht op het behalen van een hoger rendement dan een benchmark, door de portefeuille anders samen te stellen dan de benchmark. Passief beheer is gericht op het behalen van het benchmarkrendement door middel van een efficiënte replicatie van de benchmark. Het fonds belegt passief, tenzij actief beleggen in een betreffende beleggingscategorie aantoonbare meerwaarde oplevert. De motivatie voor passief beleggen als default, is dat in een ALM studie wordt gerekend met rendement en risico van benchmarkindices hetgeen uitgaat van een passieve beheerstijl. Daarnaast gelden voor passief beleggen lagere beheerkosten, is er sprake van een lagere risico-opslag en minder risicomanagement- en compliance consequenties dan bij actief beleggen. Per onderdeel van de portefeuille wordt geanalyseerd of actief beheer of actief beleggen meerwaarde biedt in vergelijking met de default beheerstijl. Deze analyse zal integraal van karakter zijn hetgeen betekent dat de voor- en nadelen worden getoond op het gebied van rendement, risico, beheer en beheerkosten, risico-opslag, risicomanagement- en compliance consequenties. Indien de meerwaarde van actief beleggen wordt aangetoond kan het bestuur op basis van de analyse besluiten actief te beleggen. Deze afweging zal vastgelegd worden in de notulen zodat de motivatie voor deze keuze ook in de toekomst bij de evaluatie getoetst kan worden. Onafhankelijk van de gekozen beheerstijl wenst het bestuur te allen tijde volledige transparantie ten aanzien van de invulling van het beleggingsbeleid, dus ook met betrekking tot de actieve posities die ingenomen worden versus de benchmark. Het bestuur is zich ervan bewust dat actief beheer leidt tot hogere eisen op het gebied van deskundigheid en risicomanagement en heeft voor deze beleggingen aanvullende maatregelen genomen.
Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (MVB) Het MVB beleid is een zeer belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid In de praktijk kan MVB op.een aantal niveaus v/orden toegepast:
voor Reiswerk Pensioenen.
1. Stemmen op de aandeelhoudersvergadering: hier kan de aandeelhouder stemmen voor plannen die duurzaam zijn. 2. Engagement: actief de directie van de onderneming benaderen om maatschappelijke thema's onder de aandacht te brengen. 3. Uitsluitingen: niet beleggen in ondernemingen die bepaalde maatschappelijk verantwoorde criteria schenden. "Ik doe het slechte nlet." 4. Best-in-class: Alleen beleggen in ondernemingen die per sector het beste scoren op duurzame selectiecriteria. "Ik doe het goede wel." Voorbeeld: alieen beleggen in computerproducenten met een recycieprogramma. 5. Thema beleggen: Alleen beleggen in sectoren of ondernemingen die actief bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Voorbeeld: microkrediet en schone energiebronnen. Reiswerk Pensioenen participeert via Syntrus Achmea Vermogensbeheer in pools die een eigen uitsluitingsbeleid alsmede engagementbeleid hebben. Het bestuur zal in de tweede helft van hetjaar bereidheid en wensen inzake het MVB beleid analyseren om zo te komen tot de vaststelling van een nieuw MVB beleid.
pagina 64 j 84
Uitbesteding en Govemance Het bestuur dient in staat te zijn de beleggingen qua strategie, inhoud en risico te doorgrondén. Het bestuur moet in staat zijn om verantwoording af te leggen over de gemaakte keuzes in het beleggingsproces. Het bestuur is van mening dat de componenten Beleggingsovertuigingen, ALM en SAA op de lange termijn grotendeels het te behalen rendement bepalen en wenst daarom deze onderdelen integraal binrien het bestuurte bespreken. Het bestuur heeft een Beleggingsmonitoringscommissie (BMC) gemandateerd om in algemene zin ervoor te zorgen dat het bestuur een betere grip heeft op het beleggingsbeleid en meer specifiek om de monitoring van het beleggingsbeleid te verzorgen. Er vindt binnen de BMC monitoring plaats van de beleggingsportefeuille versus mandaat en bandbreedtes zoals vastgesteld door het bestuur. Hierover wordt periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Door middel van de inzet van externe adviseurs wordt bijgedragen aan het realiseren van "countervailing power" richting de aangestelde vermogensbeheerder. Evaluatieprocedures met betrekking tot externe providers zijn gedefinieerd en vinden volgens een vooraf gedefinieerd tijdschema plaats.
pagina 65 j 84
Externe Beperkingen Solvabiliteit DNB stelt de volgende eisen aan het eigen vermogen van pensioenfondsen: •
De minimaal vereiste dekkingsgraad is •/05,5% fu/f/mo 20f 2;
•
Het vereiste eigen vermogen is zodanig dat met 97,5% zekerheid het pensioenfonds binnen een jaar niet onder een dekkingsgraad van 100% komt. Ultimo 2013 betekent dit conform het standaardmodel van DNB een vereist eigen vermogen van 116,1%.
Wetgeving Artikel 135 van de Pensioenwet schrijft het volgende voor: •
Het beleggingsbeleid moet in overeenstemming zijn met de prudent-person regel.
•
De beleggingen moeten plaatsvinden in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden.
•
Beleggingen in de bijdragende ondernemingen^ zijn beperkt tot 5%.
•
Beleggingen worden tegen marktwaarde gewaardeerd.
Artikel 13 en 16.2 van het Besluit financieel toetsingskader (FTK) pensioenfondsen schrijft het volgende voor als uitwerking van de prudent-person regel: •
De veiligheid, kwaliteit, liquiditeit en het rendement van de portefeuille als geheel moet zijn gewaarborgd.
"
Beleggingen ter dekking van de verplichtingen moeten afgestemd zijn op de duur daarvan.
•
Beleggingen moeten hoofdzakelijk op gereglementeerde markten plaatsvinden.
•
Derivaten worden gebruikt voor het verwijderen van risico of om het portefeuillebeheer te vergemakkelijken. Bovenmatig tegenpartijrisico moet worden tegengegaan.
•
Beleggingen moeten worden gediversifieerd.
•
Een fonds in dekkingstekort dan wel reservetekort mag het risicoprofiel niet verhogen.
Ingeval een bijdragende onderneming tot een groep behoort, worden beleggingen In die ondernemingen die tot dezelfde groep als de IjdtagetKle^orMdernefirógljehorenT^beperktjotterUwogste 10% van de portefeuille. :
— pagina 66 | 84
-
pagina 67 | 84
Bijlage 5:
Financieel C:
O
@
A p r i l 2012
pagina 68 | 84
Inhoudsopgave 01
Samenvatting
02
Inleiding
03
Wiinneer is sprake van een financiële crisis?
04
Wat is de l
05
Im-entarisatie crisi,BmaatregeleD
06
Selectie en prioriteriDg
07
Conmiunicatie
08
Besluitvonning & actualiserine
18
pagina 69 | 84
Ol Samenvatting Een financieel crisisplan is een beschrijving van maatregelen die een bestuur van een pensioenfonds op korte termijn effectief zou kunnen inzetten, indien in korte tijd de dekkingsgraad zich zeer snel beweegt richting kritische waarden, waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt Dit financieel crisisplan is onderdeel van de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN).
Het fonds onderscheidt verschillende fases in geval van een financiële crisis: •
Het pensioenfonds komt terecht in een reservetekort (dekkingsgraad < vereist eigen vermogen (VEV));.
•
Het pensipenfonds is niet meer in staat om binnen de gestelde termijn uit het resen/etekort te geraken;
•
Het pensioenfonds komt terecht in een dekkingstekort (dekkingsgraad < minimum vereist eigen vermogen (MVEV));
•
Het pensioenfonds is niet meer in staat om binnen de gestelde termijn uit het dekkingstekort te geraken (de dekkingsgraad daalt tot onder de kritieke dekkingsgraad);
ln deze opvolgende fases is sprake van een toenemende mate van een financiële crisis. Op alle momenten zijn acties van het bestuur nodig. Onderstaand volgen de maatregelen per crisissituatie: het pensioenfonds k o m t terecht i n een reservetekort (dekkingsgi'aad lager dan VEV) Het bestuur kiest ervoor om in eerste instantie het achterwege laten van toeslagverlening in te zetten om te herstellen. Daarbij volgt het bestuur de toeslagenstaffel die het pensioenfonds als leidraad hanteert en die is venwoord in paragraaf 5.5 van haar ABTN. het l u k t niet meer o m b i n n e n de gestelde t e r m i j n u i t h e t reservetekort te geraken Op het moment dat het fonds na het achtenwege laten van toeslagverlening niet binnen de gestelde termijn (15 jaren) volledig herstelt, zal de mogelijkheid van een extra premiestorting, alsmede een versobering van de regeling worden onderzocht (na raadpleging CAO-partijen). het pensioenfonds k o m t terecht i n een dekkingstekort (dekkingsgraad lager dan ^^TVEV) Het bestuur kiest ervoor om in èerste instantie de eerdergenoemde maatregelen te treffen. Dit betekent dat de toeslagenverlening wordt stopgezet en dat, indien nodig, de mogelijkheid van een extra premiestorting, alsmede een versobering van de regeling zal worden onderzocht (na raadpleging CAO-partijen). Zolang een pensioenfonds een dekkingstekort heeft moet de premie op marktwaarde kostendekkend zijn in de zin dat deze voldoende moet bijdragen aan het herstel. In voorkomende gevallen kunnen CAO-partijen besluiten de jaaropbouw (incidenteel) te korten. het h i k t niet meer o m h i m i e n de gestelde t e r m i j n u i t l i e t dekkingstekort te geraken Op het moment dat sprake is van een dekkingstekort en indien het pensioenfonds bij inzet van alle mogelijke eerdergenoemde crisismaatregelen niet binnen de gestelde termijn (3 jaren) volledig herstelt, kan het bestuur besluiten tot het korten van de reeds opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten. Op grond van artikel 134 van de Pensioenwet mag dit middel alleen gebruikt worden als uiterste noodmaatregel. Korting mag immers alleen ingezet worden wanneer alle andere maatregelen (met uitzondering van het beleggingsbeleid) reeds zijn ingezet en uitgewerkt.
02 Inleiding Op 10 december 2011 is de Beleidsregel van De Nedertandse Bank inzake het financieel crisisplan pensioenfondsen van kracht geworden. Op basis van artikel 2 van deze Beleidsregel dient het pensioenfonds een financieel crisisplan op te stellen. Met dit pagina 70 j 84
financieel crisisplan, dat is opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN), voldoet het pensioenfonds aan deze beleidsregel. 02.1
Wat is een financieel crisisplan?
Volgens de Beleidsregel is een financieel crisisplan een beschrijving van de maatregelen die het bestuur op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritieke waarden, waardoor het realiseren van de doelstellingen van het pensioenfonds in gevaar komt Dooreen dergelijk plan 'op de plank' te hebben, is het bestuurvan het pensioenfonds beter voorbereid op een crisissituatie, en kan worden voorkomen dat in de drukte van een financiële crisis mogelijkheden overhet hoofd worden gezien. Vooraf is nagedacht over onder anderë kritieke grenzen, de beschikbaarheid van maatregelen, het inzetten van maatregelen, het realiteitsgehalte van maatregelen en de effectiviteit ervan en een nadere invulling van evenwichtige belangenafweging. Overigens is een financieel crisisplan niet een plan dat in een crisissituatie kant-en-klaar uitgevoerd moet of kan worden. Het bestuur zal de concrete maatregelen altijd afstemmen op de aard van de financiële crisis en de omstandigheden van dat moment. Een financieel crisisplan is dus niet hetzelfde als een herstelplan. Een herstelplan is gericht op herstel uiteen bestaande tekortsituatie. Een financieel crisisplan is gericht op hoe in de toekomst om te gaan met crisissituaties. 02.2
De negen elementen van een financieel cri.sisplan
Om te komen tot een financieel crisisplan heeft het bestuur zich de volgende negen vragen gesteld: Waimtier is naar de mening mn het bestuur sprake van cen financiële crisis? Bij welke delddng.%/raad lam het pensioeufbnds er zonder l
belangenafweging?
Hoe en wanneer wordt rnet de bolangiiel^bcnden geeanvnuniceerd in een crisissituatie? Hoe werkt
liet'hesluituorndngsproees?
Hoe wordt de jciarlijksc toetsing vcm lietfinaneieel Crisisplan vormgegeveri?
pagina 71 | 84
03 Wanneer is sprake van een financiële crisis? Het bestuur definieert een financiële crisis in het kader van dit plan als een financiële situatie waarin de doelstellingen van het pensioenfonds, zoals beschreven in de statuten van het fonds, op korte en/of langere termijn niet meer waargemaakt kunnen worden. Het bestuur onderscheidt de volgende crisissituaties: •
Het pensioenfonds terecht komt in een reservetekort (dekkingsgraad < VEV);.
•
Het pensioenfonds niet meer binnen de gestelde termijn in staat is om uit het reservetekort te geraken;
•
Het pensioenfonds terecht komt in een dekkingstekort (dekkinsggraad < MVEV);
•
Het pensioenfonds niet meer binnen de gestelde termijn in staat is om uit het dekkingstekort te geraken (de dekkingsgraad daalt tot onder de kritieke dekkingsgraad);
De eerste vier gedefinieerde crisissituaties houden sterk verband met elkaar In die zin dat de financiële crisissen elkaar opvolgen bij een almaar verder dalende dekkingsgraad. Er is in feite sprake van een steeds diepere financiële crisis als gevolg van een verslechterde financiële positie, danwel een gedaalde herstelcapaciteit van het pensioenfonds. Het financieel crisisplan heeft betrekking op de basisregeling alsmede op de excedent-regeling (een vrijwillige regeling waarvoor werkgèvèrs kunnen kiezen).
04 Wat is de kritieke dekkingsgraad? Op het moment dat de dekkingsgraad daalt tot beneden de vereiste dekkingsgraad, is sprake van een reservetekprt. Op het moment dat de dekkingsgraad verder daalt tot beneden de minimaal vereiste dekkingsgraad, is tevens sprake van een dekkingstekort. In beide gevallen dient het pensioenfonds conform de Pensioenwet een herstelplan in te dienen. Bij aanvang van het herstelplan en ieder daarop volgend jaar dient het pensioenfonds te evalueren of het in staat is met de ter beschikking staande sturingsmiddelen binnen de gestelde termijnen te herstellen. In feite wordt getoetst of het financiële beleid van het pensioenfonds afdoende ls, qua herstelkracht. Het is van belang het niveau van de dekkingsgraad te bepalen waarbij het, vooraf gezien, niet mogelijk is zonder korten van pensioenen binnen de wettelijke termijn hèt dekkingstekort op te lossen. Dit niveau wordt aangeduid als de kritieke dekkingsgraad. Het financieel crisisplan ziet toe op de maatregelen die het bestuur zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zich zeer snel beweegt richting de kritieke waarde. De herstelkracht van het pensioenfonds, en daarmee de kritieke dekkingsgraad, is afhankelijk van de vorm en de hoogte van de rentetermijnstructuur De tabel op de volgende pagina toont daarom de kritieke dekkingsgraad bij verschillende hoogtes van de korte en de lange rente. De korte rente*^ is voornamelijk bepalend voor het verwachte overrendement^ waarmee in enig jaar mag worden gerekend. Indien het overrendement niet wordt gebruikt voor toeslagen, komt dit ten goede van de financiële positie van het pensioenfonds. Dit bevordert de herstelkracht en is van invloed op de hoogte van de kritieke dekkingsgraad.
^ De korte rente Is de éénjaarsrente ult de (gefonwarde) nominale rentetermijnstructuur. 8
Het overrendement Is het verschil tussen enerzijds het rendement over het vermogen en anderzijds de oprenting van de verplichtingen. oprefltingjvacuJe^^ptichtmgenJSrafhankelijkJv^^ Is de éénjaarsrente uit4e<9efowapJe)jK«mnale—•—-—: ^ pagiiia 72 | 84
Ook de lange rente' is van invloed op de herstelkracht van het pensioenfonds aangezien onder andere de overeengekomen doorsneepremie bij hoge rentestanden een grotere'bijdrage levert aan het herstel. De premie is immers bepaalt op basis van een vaste rente van 4%. Indien de lange rente lager ligt dan de vaste rente van 4%, dan zal de herstelkracht van de premie dalen en vice versa. De volgende tabel geeft inzicht in de kritieke dekkingsgraad bij verschillende renteniveaus.
Kritieke dekkingsgraad^
Lange rente "
•
Overrente 1% 2%
,
2%
1%
-
3%
-
^_ -
4%
104% _93%;;_
5%
101%L,, 91%^
3% 4%
.103%,.,_
99%
96%^^
95%
92%
89%
87%
84%^
5%
91%
88%,
85%
83% ,
80%
rentetennljnstructuur. Het verwachte rendement over het vermogen Is afhankelijk van de beleggingsmix van het pensioenfonds. Voor Iedere beleggingscategoriè wordt een Inschatting gemaakt van het bijbehorende rendement. De te hanteren rendementen zljn evenwel gemaximeerd. 9
De verplichtingen worden gewaardeerd op basis van de door DNB gepubliceerde nominale rentetennljnstructuur. Aangezien de pensioenverplichtingen veelal tot uitkering komen In de (verre) toekomst, waarderen we de verplichtingen tegen de marktrente bij langere looptijden. Het gewogen gemiddelde van deze rente noemen we de lange rente. 10 De kritieke dekkingsgraad Is fondsspecifiek. Blj de totstandkoming van deze tabel ls Immers, rekening gehouden met de samenstelling van het deelnemersbestand, de pensioenregeling en de financiële opzet van bpf Reiswerk. Daarnaast Is gerekend op basis van de huidige ~belegglngsmlx3n-de-niaxinaaal.4aarbij4eJiantefen renden^entsveK>nde^stellingen4rUjjl^Jnettle-uitlngen van de-ComroissieJDoo.— pagina 73 j 84
05 Inventarisatie crisismaatregelen Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van allè maatregelen die het pensioenfonds ter beschikking staan om de dekkingsgraad te verhogen of om te voorkomen dat de dekkingsgraad verder wegzakt richting een kritieke grens. In dit hoofdstuk wordt verder antwoord gegeven op de volgende drie vragen: •
Hoe realistisch is de inzet uan die maatregelen?
•
Wat is het financiële effect van de maatregelen?
•
Op welke wijze wordt rekening gehouden niet evenwiciitige
belangenafweging?
Voor de beantwoording van bovenstaande vragen is overigens sprake van enige overiap met het volgende hoofdstuk inzake de selectie en prioritering van de maatregelen.
05.1 Formele relatie werkgévér, pensioenfonds en wericnemer De formele relatie tussen werknemer, werkgever en pensioenuitvoerder, vastgelegd in de Pensioenwet, kenmerkt zich door een driehoeksverhouding. De driehoek wordt gevormd door: •
de pensioenovereenkomst (relatie werknemer-werkgever),
•
het uitvoeringsreglement (relatie werkgevers-pensioenuitvoerder) en
•
het pensioenreglement (relatie pensioenuitvoerder-werknemers).
Pensioenovereenkomst De pensioenovereenkomst is de overeenkomst die tussen CAO-partijen is overeengekomen met betrekking tot pensioen. Deze afspraken zijn verankerd in het pensioenreglement van het fonds.. Pensioenregiement De inhoud van de pensioenovereenkomst ligt formeel vast in het pensioenreglement dat door het bestuur wordt vastgesteld. De inhoud van het pensioenreglement komt overeen met de inhoud van de pensioenovereenkomst. Uitvoeringsreglement De uitvoering van de door de CAO-partijen overeengekomen pensioenafspraken in de pensioenovereenkomst is opgedragen aan het fonds. De taken en bevoegdheden tussen CAO-partijen en bestuur ten aanzien hiervan, zijn vastgelegd in het uitvoeringsreglement.
pagina 74 | ^ ^
05.2 Mogelijke crisismaatregelen 05.2.1
Lagere toeslagen
Het bestuur streeft er naar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve en de inactieve deelnemers jaariijks aan te passen aan de hand van het "CBS-consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens, afgeleid". Dit streven is vastgelegd in het pensioenreglement, uitvoeringsreglement en de ABTN. Voonwaarde voor het verienen van de toeslag is een financieel gezonde positie. Het bestuur hanteert hierbij een dekkingsgraadstaffel, die als leidraad bij dit besluit fungeert. Het toeslagbesluit sorteert in categorie Dl van de toeslagenmatrix. Dit betekent dat de toeslagverlening wordt gefinancierd uit overrendementen. De premie bevat dus geen opslag voor toeslagverlening. Voor de toeslagverlening is ook geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagveriening is dan ook voonwaardelijk. Het bestuur beslist of en ln hoeverre pensioenaanspraken en -rechten worden aangepast. Het bestuur hanteert hiervoor de volgende leidraad en toeslagstaffel; Leidraad: •
Geen toeslag bij een reservetekort;
•
Geen toeslag blj een (venwacht) negatief resultaat;
•
Bij de beslissing over toeslagveriening wordt de financiële positie gecorrigeerd voor de achtergestelde onderhandse lening;
•
Bij de beslissing over toeslagveriening wordt een staffel als leidraad gehanteerd.
Toeslag.stajfel: • Als het pensioenvermogen lager is dan het wettelijk vereist vermogen (VWV) wordt geen toeslag gegeven; •
Als het pensioenvermogen hoger is dan VWV maar lager dan het gewenst pensioenvermogen" (GP), wordt de toeslag naar rato gegeven;
•
Als het pensioenvermogen hoger is dan het GP wordt een volledige toeslag gegeven.
Dit wordt als volgt uitgewerkt: Pensioenvermogen minder dan het WW
0% toeslag
Pensioenvermogen meer dan het WW maar minder dan 33% van het verschil tussen VWW en GP
25% toeslag
Pensioenvermogen meer dan het WW maar minder dan 66% van het verschil tussen WVW en GP
50%> toeslag
Pensioenvermogen meer dan het WW maar minder dan 100% van het verschil tussen WVW en GP Pensioenvermogen meer dan het GP
75%> toeslag 100%) toeslag
Inzetbaarheid: Het bestuur behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor van de leidraad afte wijken als omstandigheden hiertoe aanleiding geven. Het (gedeeltelijk) achterwege laten van toeslagverlening heeft in potentie veel herstelkracht. Het niet verienen van toeslagen raakt zowel de actieve deelnemers als de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden. Jiuidi.sch leader: De beslissingsbevoegdheid inzake toeslagverlening ligt blj het bestuur op grond van: • artikel 7 van het pensioenreglement •
artikel 14 van het uitvoeringsreglement
Het gewenst pensloenvemiogen Is gelijk aan de voorziening, welke is gebaseerd op een vaste rekenrente van 3,5%, exclusief de geboden resen/e. De-gebonderueserve-wordtvastgesteld op de hoogte van dëwettelijke vereiste-reserves.——
•.—:—— pagina 75 | 84
Groepen die door deze maat regel worden geraakt •
Deelnemers: Mogelijk gedeeltelijke koopkrachtvermindering na pensionering. Mogelijk compensatie door inhaaltoeslagen.
•
Gewezen deelnemers: Koopkrachtvermindering na pensionering. Mogelijk compensatie door inhaaltoeslagen.
•
Pensioengerechtigden: Directe koopkrachtvermindering
Effectiviteit maatregel op herstel De effectiviteit van de maatregel is groot. De herstelkracht uit deze maatregel is in procenten nagenoeg gelijk aan de cumulatief gemiste toeslagen. Dat wil zeggen dat 1 % minder toeslagveriening circa 1 % minder veriaging van de dekkingsgraad geeft, (uitgaande van een dekkingsgraad van circa 100%).
05.2.2
Premie verhogen
De premie wordt door bestuur, na overleg met CAO-partijen, vastgesteld en zo nodig gewijzigd. Voor iedere deelnemer wordt jaariijks premie geheven voor de financiering van de verplichte pensioenregeling. Deze prernie is een doorsneepremie uitgedrukt in een percentage van een gedeelte van het pensioengevend loon van de deelnemer De premie is voor alle deelnemers gelijk. De premie is door de werkgever verschuldigd. De werkgever kan een gedeelte (maximaal 50%) van de premie op het loon van de deelnemer inhouden. Met ingang van 2012 is een doorsneepremie van 17,2% overeengekomen. Deze premie is voor onbepaalde tijd vastgesteld. Er is geen staffel vastgesteld, die als leidraad kan dienen voor de vaststelling van de premie, zoals bij het toeslagbeleid wel het geval is. Jaariijks besluit het bestuur of deze premie voldoet aan de wet- en regelgeving met betrekking tot de kostendekkende premie en of de premie moet worden aangepast aan de financiële situatie van het fonds. Indien de kostendekkende premie hoger dreigt te worden dan de geldende vastgestelde premie, treedt het fonds tijdig in overieg met CAO-partijen. CAO-partijen hebben de mogelijkheid de pensioenregeling aan te passen als de premie nfet voldoet aan wet- en regelgeving. Bij de vaststelling van de kostendekkende premie wordt gerekend met een venwacht rendement van 4%. De premieafspraak is vastgelegd in het uitvoeringsreglement. In de ABTN is dit eveneens opgenomen.
•
artikel 8 van het pensioenreglement
•
artikel 3 van het uitvoeringsreglement
Groepen die door deze maatregel kwinen worden geraakt • Werkgevers •
Actieve deelnemers
Efteetiviwit maatregel op lierstel:
:
De effectiviteit van deze maatregel is gemiddeld, afhankelijk van de mate waarin de premie wordt verhoogd. Onderstaande tabel toont globaal de impact van een premieverhoging op de dekkingsgraad (bij een startdekkingsgraad van 100% en de marktrente per einde 2011).
pagina 76 j 84
Premieverhoging
Premieverhoging in %-punten 1%
4%
3%
2%
Verhoging dekkingsgraad na 1 jaar
j:Oj%_
+ 1,1%^
+J7%
i:,.,J,2%,.
Verhoging dekkingsgraad na 3 jaar
+ 1,4%
+ 2,9%
+ .4,3%^^
+..A8%..
Verhoging dekkingsgraad na 10 jaar
+ 4,1%
+ 8,0%
+ 11,5%
+14,6%
Het premie-instrument is de enige maatregel waarbij ook werkgevers aan het herstel van het pensioenfonds bijdragen (in de vorm van een premieverhoging). De premie moet wettelijk gezien kostendekkend zijn. Gegeven een evenwichtige belangenafweging moet de premie daarnaast bijdragen aan herstel in geval van dèkkingstekort.
05.2.3
Versoberen van de regeling
De regeling kan worden versoberd tijdens een crisisperiode. Het pensioenfonds onderscheidt de volgende mogelijkheden: •
Veriaging opbouwpercentage (incidenteel, danwel structureel);
•
Verhoging franchise;
•
Verhoging van de pensioenleeftijd.
Deze paragraaf beschrijft een aantal mogelijkheden om de regeling te versoberen.
05.2.3.1 Verlaging opbouwpercentage (incidenteel, danwel structureel) Het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen bedraagt op het moment van schrijven van dit financieel crisisplan 1,65% van de pensioengrondslag. Het ouderdorhspensioen is gelijk aan de som van de jaariijks vastgestelde pensioengrondslagen, vermenigvuldigd met het opbouwpercentage. incidenteel De Pensioenwet stelt in artikel 128 dat de premie in enig jaar kostendekkend dient te zijn. Daarnaast dient de premie, in geval sprake is van eeti dekkingstekort, bij te dragen aan het herstel. De premie wordt zodanig vastgesteld dat sprake is van kostendekkendheid bij een vaste rente van 4%. Indien de marktrente fors lager is dan de vaste rente van 4%, draagt de kostendekkende premie mogelijk niet voldoende bij aan het herstel. CAO-partijen kunnen dit compenseren door middel van een premieverhoging, of door de pensioenopbouw in het betreffende kalenderjaar te veriagen. Dit is een incidentele (tijdelijke) veriaging van de pensioenopbouw. Structureel
.
•
•
'
.
CAO-partijen kunnen besluiten om het opbouwpercentage te'veriagen. Bij een gelijkblijvende premie ontstaat hierdoor een besparing in de toekomst. Daarmee wordt de herstelkracht van het fonds vergroot. Juridisch kader:
'
•
'
.
De beslissingsbevoegdheid inzake de veriaging van het opbouwpèrcentage ligt bij CAO-partijen op grond van: • artikel 13 van het uitvoeringsreglement pagina 77 | 84
Groep die door deze maatregel ivordt geraakt
'
,
De actieve deelnemers worden door deze maatregel geraakt. Enjvctiviteit maatregel op herstel: De effectiviteit van deze maatregel is gemiddeld, afhankelijk van de mate waarin het opbouwpercentage wordt veriaagd. Onderstaande tabel toont globaal de impact op de dekkingsgraad (bij een startdekkingsgraad van 100%i).
Verlaging opbouwpercentage (in 2012: 1,65%)
Verlaagd opbouwpercentage
Verhoging dekkingsgraad na 1 Jaar (incidenteel)
+ 1,6'%_
Verhoging dekkingsgraad na 3 jaar (structureel) Verhoging dekkingsgraad na 10 jaar (structureel)
1,65%
1,55%
1.35% + 1 ,j%^ + 2,9'%^ + 12,2%
+ 8,3%
_+M% + 4,2%
05.2.3.2 Structurele verhoging van de franchise Het pensioenfonds voert een franchise in de regeling. Verhoging van de franchise zou de pensioengrondslag veriagen waardoor er minder pensioen wordt opgebouwd. Jwidisch kader: De beslissingsbevoegdheid inzake de veriaging van de pensioengrondslag door verhoging van de franchise ligt bij CAO-partijen op grond van: • artikel 13 van het uitvoeringsreglement Gri >cp dfe di ior deze maatregel wordt gemakt De actieve deelnemers worden door deze maatregel geraakt. De lagere inkomens worden relatief zwaarder getroffen. Verhoging van de franchise treft de deelnemers met lagere inkomens harder dan de deelnemers met hogere inkomens. Eftectiviteit maatregel op herstel: De effectiviteit van deze maatregel is gemiddeld, afhankelijk van de samenstelling van het deelnemersbestand. Onderstaande tabel toont globaal de impact op de dekkingsgraad.
Verhoging franchise met €1.000
Het gemiddelde inkomen Verhoging dekkingsgraad na 1 jaar
€ 20.000
€ 30.000
€ 40.000
j - 1,8%
+ 0,6%
+ 0,4%.,,
Verhoging dekkingsgraad na 3 jaar
+ 4,9%,
+ 1.6%
+ 1,0%
Verhoging dekkingsgraad na 10 jaar
+ 13,3%
+ 4,6%
+ 2,9%
pagina 78 | 84
De relatieve impact op de dekkingsgraad van een verhoging van de franchise is afhankelijk van de hoogte van het gemiddelde inkomen. Des te hoger het gemiddelde inkomen, des te minderde relatieve impact van een verhoogde franchise. Bovenstaande tabel toont bij verschillende inkomensniveaus de impact op de dekkingsgraad van een verhoging van de franchise met.€ 1.000.
05.2.3.3 Verhoging van de ouderdomspensioenleeftijd De Tweede Kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel 'Verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW'. Daannee staat vast dat de AOW-leeftijd in 2020 wordt verhoogd naar 66 jaar en in 2025 waarschijnlijk naar 67 jaar De fiscale pensioenrichtleeftijd voor de aanvullende pensioenen gaat zeer waarschijnlijk in één stap naar 67 jaar in 2014. Indien de verhoging van de pensioenleeftijd ook geldt voor de al opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten (invaren) is de effectiviteit van een dergelijke maatregel enorm. Dit lijkt vooralsnog evenwel niet waarschijnlijk^^. Juridi.seh kader: De beslissingsbevoegdheid inzake de verhoging van de ouderdomspensioenleeftijd ligt bij CAO-partijen op grond van • artikel 13 van het uitvoeringsreglement Groep die door deze maat regel wordt geraakt De actieve deelnemers worden door deze maatregel geraakt. Ejfeetiviteit maiitregel op lierstel: De effectiviteit van deze maatregel is beperkt, als CAO-partijen besluiten.de opbouw uit te spreiden over de langere tijd en dientengevolge de premie aan te passen. De effectiviteit kan vergroot worden als de verhoging van de pensioenleeftijd ook geldt voor de al opgebouwde rechten (invaren). Er is dan eigenlijk ook sprake van het korten van pensioenaanspraken en -rechten. Ook gewezèn deelnemers worden dan geraakt door deze maatregel. Op dit moment voorziet de wetgeving echter niet in de mogelijkheid tot invaren.
05.2.4 Pensioenaanspraken en pensioenrechten korten Het pensioenfonds kan de aanspraken en rechten uitsluitend korten als het niet mogelijk is om binnen de hersteltermijn uit een situatie vah een dekkingstekort te komen en als alle andere maatregelen zijn ingezet om het herstel te bespoedigen. Het korten van de aanspraken en uitkeringen is dus een uiterste noodmaatregel en kan alleen ingèzet worden om het benodigde herstel te bereiken. Voor besluitvorming inzake kortingen zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd: •
moet effectief zijn;
•
moet rechtvaardig zijn;
•
moet solidair zijn;
•
moet transparant en uitlegbaar zijn.
Het is mogelijk om binnen de grenzen van de Pensioenwet verschillende kortingspercentages te hanteren voor verschillende groepen. Onderscheid kan gemaakt worden naar pensioensoorten en stakeholders. Bij differentiatie van de kortingspercentages
Als de reeds opgebouwde aanspraken ongemoeid blijven, zal de pensioenleeftijd langzaam omhoog schuiven. Dat heeft op korte
r
4erniijrvilecbts~eeri-zeet-gering~effect43p-de4manciële-positie—,
,—
—•.—•
•——:—
—•.— :— pagina 79 | 84
nemen de groepèn een verschillend deel van de technische voorziening voor hun rekening. De verdeling van de technische voorziening naar (oud-)deelnemers was per 1 januari 2011 gelijk aan: •
Actieve deelnemers
•
Gewezen deelnemers 32%)
•
Gepensioneerden
Evenwichtige
63% 5%
belangeniifwegbig
De aanspraken en rechten worden in voorkomende gevallen met hetzelfde percentage gekort. De kortingsmaatregel is geen reguliere sturingsmaatregel maar geldt als ultimum remedium. Deze maatregel vloeit voort uit art. 134 van de Pensioenwet. Korting vindt dus slechts plaats nadat alle andere sturingsmiddelen zijn ingezet (met uitzondering van het beleggingsbeleid). Korting heeft substantieel effect op de verbetering van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit middel staat ter beschikking aan het bestuur. Formele condities voor de kortingsmaatregel Het fonds kan venworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien: • de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; •
het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van actieve deelnemers, inactieve deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden ofde werkgevers onevenredig worden geschaad;
•
alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan.
Het fonds Informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgevers en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd. .Jurldi.seh kader: De beslissingsbevoegdheid inzake het korten van aanspraken en rechten ligt bij het bestuur op grond van: • artikel 36 van het pensioenreglement •
artikel 17 van het uitvoeringsreglement
Groc:pen ciie door deze maatregel kunnen, worden geraakt • Actieve deelnemers • Gewezen deelnemers en • Gepensioneerden Ejfeetiviteit maatregel op herstel: De effectiviteit van de maatregel is groot. Het directe effect op de dekkingsgraad uit deze maatregel is in procenten nagenoeg gelijk aan het percentage waarmee de pensioenaanspraken en -rechten worden gekort. Onderstaande tabel toont globaal de Impact op de dekkingsgraad bij verschillende kortingspercentages (uitgaande van een dekkingsgraad van circa 100%>).
pagina 80 | 84
Korting van de pensioenaanspraken en-rechten
kortingspercentage 1%
Verhoging dekkingsgraad na 1 jaar
+ 1,0%
7%
O Zo
+ 3.2%
+ 5,4%
+ 7,7%
o6 Selectie en prioritering ln hoofdstuk 5 is een inventarisatie gemaakt van de mogelijke maatregelen in geval van een crisissituatie. Het bestuur heeft op basis van deze inventarisatie een lijst van maatregelen gevormd die denkbaar en haalbaar zijn om in te zetten voor het pensioenfonds. Evenwichtige belangenafweging is het belangrijkste uitgangspunt bij de besluitvorming over de te selecteren crisismaatregelen. Het bestuur beoordeelt een mogelijke maatregel op: • Op eigen waarde, • In relatie tot de herstelkracht en • In relatie tot andere maatregelen. De in hoofdstuk 3 gedefinieerde vier crisissituaties houden sterk verband met elkaar De financiële crisissen volgen elkaar immers op bij een verder dalende dekkingsgraad. Er is in feite sprake van een zich verergerende financiële crisis. Qua prioritering neemt het bestuur de maatregelen in de volgorde waarin de geselecteerde maatregelen zijn opgenomen in dit hoofdstuk.
06.1 het pensioenfonds komt (dekkingsgraad lager dan VEV)
terecht
in
een
reservetekort
ln geval de dekkingsgraad daalt tot onder het niveau van het vereist eigen vermogen, is sprake van een reservetekort. Het bestuur kiest ervoor om in eerste instantie het toeslagbeleid in te zetten om te herstellen. Daarbij volgt het bestuur de toeslagenstaffel welke het pensioenfonds als leidraad hanteert en welke is venwoord in de ABTN. Indien sprake is van een reservetekort en het pensioenfonds op basis van de toeslagenstaffel naar venwachting binnen de gestelde termijnen weer herstelt, zijn verder géén aanvullende maatregelen benodigd.
06.2 het lukt niet meer om binnen de gestelde termijn uit het reservetekort te geraken Op het moment dat sprake is van een reservetekort en indien het pensioenfonds bij toepassing van de toeslagenstaffel niet binnen de gestelde termijn volledig herstelt, zal het bestuur de mogelijkheid van een verhoging van de premie en een versobering van de regeling onderzoeken (besluitvorming CAO-partijen). In een dergelijke situatie zullen de CAO-partijen onmiddellijk in kennis worden gesteld, zullen de mogelijkheden nader worden uitgewerkt en voorgelegd aan CAO-partijen en zal de impact van de verschillende maatregelen worden becijferd en getoond aan CAO-partijen. ^ ^ ^—^ ^ . ^—_ ^
.
^
.
..^ ^ pagina 81 j 84
06.3 het pensioenfonds komt (dekkingsgraad lager dan MVEV)
terecht
in
een
dekkingstekort
ln het geval de dekkingsgraad daalt tot onder het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen, is sprake van een dekkingstekort. Het bestuur kiest ervoor om de eerdergenoemde maatregelen te treffen. Dit betekent dat de toeslagenveriening wordt stopgezet en dat, indien nodig, een (incidentele dan wel definitieve) versobering van de regeling, alsmede de mogelijkheid van een verhoging van de premie zal worden onderzocht (besluitvorming CAO-partijen). In een dergèlijké situatie zullen de CAOpartijen onmiddellijk in kennis worden gesteld, zullen de mogelijkheden nader worden uitgewerkt en voorgelegd aan CAO-partijen en zal de impact van de verschillende maatregelen worden becijferd en getoond aan CAO-partijen. Zolang het pensioenfonds een dekkingstekort heeft moet de premie op marktwaarde kostendekkend zijn in de zin dat deze voldoende moet bijdragen aan het herstel.
06.4 het lukt niet meer om binnen de gestelde termijn uit het dekkingstekort te geraken Op het moment dat sprake is van een dekkingstekort en indien het pensioenfonds bij inzet van alle mogelijke crisismaatregelen niet binnen de gestelde termijn volledig herstelt, kan het bestuur besluiten tot het korten van de opgebouwde pensioenaanspraken en -rechteh. Dit kan en mag alleen gebruikt worden als uiterste noodmaatregel. Korting mag immers alleen ingezet worden wanneer alle andere maatregelen (met uitzondering van het beleggingsbeleid) reeds zijn ingezet en uitgewerkt In de hoogte van het kortingspercentage zal het bestuur rekening houden met de belangen van de gewezen deelnemers, gepensioneerden en actieve deelnemers. De volgende tabel geeft een overzicht van de maatregelen per crisissituatie en na selectie.
Financiële crisis
Maatregel
Resen/etekort
géén toeslagen
Resen/etekort en onvoldoende herstel
géén toeslagen verhogen premie versoberen regeling
Dekkingstekort
géén toeslagen verhogen premie versoberen regeling
Dekkingstekort en onvoldoende herstel
géén toeslagen verhogen premie versoberen regeling korten pensioenen
éffecti\'lteit
bevoegd
groot
bestuur
groot
bestuur
gemiddeld
CAO-partijen
gemiddeld
CAO-partijen
groot
bestuur
gemiddeld
CAO-partijen
gemiddeld
CAO-partijen
groot
, Bestuur
gemiddeld
CAO-partijen
gemiddeld
CAO-partijen
groot
bestuur
pagina 82 | 84
07 Communicatie Het is van groot belang dat de belanghebbenden op een volledige, tijdige en duidelijke wijze worden geïnformeerd over het financieel crisisplan en de maatregelen die daarin zijn opgenomen. In dit verband wordt onder belanghebbenden verstaan: •
deelnemers;
•
gewezen deelnemers;
•
pensioengerechtigden;
•
werkgevers;
•
CAO-partijen;
•
Weri
•
Werisnemersorganisaties;
•
De Nederiandsche Bank (DNB)
'
-
De communicatie betreft twee onderdelen: • Ten eerste de communicatie van het financieel crisisplan, voordat zich een financiële crisis heeft voorgedaan; •
Ten tweede de communicatie, indien een financiële crisis zich voordoet.
Commimiecrtlc voordat een financiële crisis zich voordpet
•
•
'
Binnen het bestaande communicatiebeleid wordt via de website aandacht besteed aan hetfinancieelcrisisplan. Hetplan wordt ingediend bij DNB. Communlccitie indien een jinanciële crisis zich voordoet
'
• ,
Tijdens een financiële crisis zal het bestuur alle gebruikelijke communicatie middelen gebruiken om belanghebbenden op de hoogte te stellen van de te nemen maatregelen. Welxsite Op de website wordt een bericht geplaatst met daarin informatie over de aard van definanciëlecrisis en de (voorgenomen) maatregelen. Persoonliike commumcatie De deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden worden middels een persoonlijke brief of nieuwsbullefin over de aard van definanciëlecrisis en eventuele kortingsmaatregelen geïnformeerd. Coninu/nicfitie met CACt-partijen
-
'
Voorafgaande aan de communicafie met deelnemers worden de CAO-partijen op de hoogte gesteld''^ van de aard van de financièle crisis en de maatregelen die het bestuur neemt om de gevolgen van definanciëlecrisis te beperken Communicatie met deebiemersi-aad en
verantwooi'dnigsorgaan
Voorafgaande aan de communicafie met deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechfigden worden deelnemersraad en verantwoordingsorgaan (formeel) op de hoogte gesteld van de aard van definanciëlecrisis en de maatregelen die het bestuur heeft genomen om de gevolgen van de financiële crisis te beperken. Aan de deelnemersraad wordt tijdig advies gevraagd in de ' " In een dergelijke situafie zullen de CAO-partijen onmiddellijk in kennis worden gesteld, zullen de mogelijkheden nader worden uitgewerkt en voorgelegd aan CAO-partijen en zal de Impact van de verschillende maatregelen wordén becijferd en getoond aan CAOpartijen. pagina 83 j 84 ^
situaties waarin de deelnemersraad deze bevoegdheid heeft op grond van de Pensioenwet en/of het reglement van de Deelnemersraad. Aan het verantwoordingsorgaan wordt volgens de gebruikelijke procedure verantwoording afgelegd. Comnunicatie nwt DNB
.
'
^
Voordat een bericht op de website wordt geplaatst, zal DNB op de hoogte gesteld worden van een ontstanefinanciëlecrisis. Communicatie met de pers
\
De woordvoerder van het fonds onderhoudt contact met de pers over een ontstane financiële crisis. HieriDij wordt vooraf binnen het bestuur bepaald welke gegevens eventueel naar buiten gebracht kunnen worden.
08 Besluitvorming & actualisering Dit financieel crisisplan is voor het eerst op 27 april 2012 door het bestuur vastgesteld en wordtjaariijks getoetst en eventueel aangepast op basis van de actuele omstandigheden. Het plan wordt als bijlage in de ABTN opgenómen.
pagina 84 j 84