I
ilililfl ililt
ilfl
ilt il]t ilil iltilt ililt ililt ilfl
ilil
ilt
RMD10-0002
Gemeen 2
n op Zoom
Datum
2
I JAil, 2010
Nr.
RMD10-0002
Van
Het college van B&W
Contactpersoon: Anne-Marie Vrijenhoek Email: A. M.A.Vrijenhoek@bergenopzoom. nl
Aan
De raads- en duoburgerleden
Iel:0164-277657
Kopie aan
Onderwerp
Convenant Regionaal Detailhandelsbeleid WestBrabant
Doel
X
n !
Beeldvormíng/lnformatie
Oordeelsvorming/Peilen van gevoelens Zienswijzen/wensen en bedenkingen
Mededeling Met toepassing van artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet, delen wij u het volgende mede. SES WestBrabant heeft in het verleden samen met de Kamer van Koophandel WeslBrabant het project'Retail in beeld' geTnitieerd. De eerste fase daarvan is in 2006 afgerond met het verschijnen van het Regionaal
Koopstromenondezoek. Dit ondezoek gaf inzicht in het consumentengedrag, het functioneren van de winkelgebieden in West-Brabant en leverde bouwstenen voor beleidsvorming. ln de tweede fase van het project is de concept-Nota Regionaal Detailhandelsbeleid opgesteld. Dit rapport vormde de opmaat om te komen tot een breed gedragen visie op de regionale detailhandelsstructuur en een beleidsnota waarin wordt aangegeven hoe de regio de komende jaren omgaat met grootschalige detailhandelsontwikkelingen in haar gebied. Dit heeft uiteindelijk geleid tot de nota 'Visie op de detailhandelsstructuur 2009-2020'van SES West-Brabant. ln deze visie staan drie vragen centraal: Wat zijn momenteel de sterke en zwakke punten van de vraag- en aanbodsituatie en welke ontwikkelingen zullen zich de komende periode op dit gebied voordoen?
o
. .
Welke ontwikkelingsrichting voor de West-Brabantse detailhandelsstructuur past het beste bij de regio? Hoe kan het regionale detailhandelsbeleid het beste geoperationaliseerd worden?
Het hoofddoel van het regionale detailhandelsbeleid is het tot stand brengen van een evenwichtig en duuzaam detailhandelsapparaat in West-Brabant, waarbij rekening wordt gehouden met de aanwezige marktverhoudingen en ontwikkelingen, en gestreefd wordt naar een maatschappelijk verantwoorde, samenhangende en op elk niveau van de voozieningenhiërarchie gezonde winkelstructuur. Daartoe moet de dynamiek binnen de detailhandel gefaciliteerd worden. De nota'Visie op de detailhandelsstructuur 2009-2020', welke is bijgevoegd, vormt een leidraad voor een uitwerking op gemeentelijk
Iilil]il ilil
Gemeente
ilil
ilt ililt ililililil ililr ililt ililt ilililil RMD10-0002
op Zoom
:
niveau: enezijds in gemeentelijk detailhandelsbeleid, andezijds bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen. Om echter ongewenste ontwikkelingen voor het bestaande aanbod te voorkomen, is het wenselijk dat de samenwerkende gemeenten nieuwe detailhandelsinitiatieven met bovenqemeenteliike impact, waar nodig en/of gewenst toetsen op de (per saldo) toegevoegde waarde voor de detailhandelsstructuur. De nota 'Visie op de detailhandelsstructuur 2009-2020' biedt ook daar een invulling voor in de vorm van het Convenant Regionaal Detailhandelsbeleid West-Brabant.
ln het convenant zijn opgenomen: criteria voor regionale toetsing; een organisatiekaderen toetsingsprocedure; de instelling van een regionale detailhandelscommissie (feitelijk de omvorming van het bestaande contactambtenarenoverleg detailhandel in een regionale detailhandelscommissie).
-
Kern van het convenant is dat nieuwe detailhandelsinitiatieven die door aard en/of omvang bovengemeentelijke effecten hebben, regionaal worden gemeld aan en getoetst worden door het Bestuur van SES West-Brabant. Criteria voor melding en toetsing zijn in het convenant opgenomen. Het SES-bestuur brengt, na consultatie van de regionale detailhandelscommissie, gevraagd en ongevraagd advies uit aan het college van B&W waar het nieuwe detailhandelsinitiatief speelt. Belangrijke constatering is dat er geen gemeentelijke bevoegdheden naar SES worden overgedragen. De bestaande WGR-regeling waar SES West-Brabant onder valt biedt hiertoe niet de mogelijkheid. Het convenant heeft daarmee het karakter van een 'gentlemen's agreement' tussen de samenwerkende gemeenten. ln het voortraject is dit het hoogst haalbare gebleken. De financiële en organisatorische gevolgen zijn beperkt: zij
zullen binnen de bestaande reguliere kaders worden opgevangen. ln september/oktober 2009 hebben de colleges van burgemeester en wethouders van de samenwerkende gemeenten ingestemd met de nota 'Visie op de detailhandelsskuctuur 2009-2020'. Daarbij is besloten te komen tot een convenant om werkafspraken vast te leggen. Het dagelijks bestuur van SES West-Brabant heeft aan de colleges gevraagd in te stemmen met de tekst van het convenant en tot ondertekening over te gaan op 2 februari a.s. Wij hebben inmiddels instemmend op dit vezoek gereageerd en gaan ervan uit dat ook de andere colleges een soortgelijk besluit nemen.
Iilfiilt il]tilfl il] ilil
Gemeen
tilt ilrilt iltil tilil tilll ilil
RMD10-0002
op Zoom
-
Bijlagen De volgende bijlagen zijn, als onderdeel van deze raadsmededeling, bijgevoegd: Nota 'Visie op de detailhandelsstructuur 2009-2020'.
-
Convenant Regionaal Detailhandelsbeleid West-Brabant.
De volgende bijlagen zijn, als achtergrondinformatie voor deze raadsmededeling, ter inzage gelegd: Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom,
il]
CONVENANT REGIONAAT
DETAILHANDETSBELEID WEST-BRABANT
Itþkgc&d
8Éttrûafffirl
f l-'
CONVENANT REGIONAAL DETAILHANDELSBELEID WEST-BRABANT decembeT 2OO9
Pagina
1
De colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten:
Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Werkendam, Woensdrecht, Woudrichem en Zundert
en
het bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal Economische Samenwerking WestBrabant,
overwegende dat:
-
het wenselijk is dat de consument in West-Brabant beschikt over een in kwantitatief en kwalitatief opzicht zo compleet, gevarieerd en attractief mogelijk pakket aan winkels; het eveneens wenselijk is dat er omstandigheden zijn voor huidige en toekomstige detailhandelsondernemers waarbij een rendabele exploitatie van de onderneming mogelijk is en perspectief voor de langere termijn geboden is; het daarom noodzakelijk is om te komen tot een evenwichtig en duurzaam detailhandelsapparaat in West-Brabant, waarbij rekening gehouden wordt met de aanwezige marktverhoudingen en ontwikkelingen, en gestreefd wordt naar een maatschappelijk verantwoorde, samenhangende en op elk niveau van de voorzien
-
i
ng
en
h
i
èra rch ie gezo nd e wi n ke lstructu u r;
de samenwerkende gemeenten in de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal Economische Samenwerking West-Brabant een visie op de detailhandelsstructuur 2009-2020 hebben opgesteld; deze visie door de colleges van de samenwerkende gemeenten wordt onderschreven; realisering van deze visie samenwerking van alle deelnemende gemeenten vraagt;
komen het volgende overeen,
Artikel
1
De samenwerkende gemeenten in de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal Economische Samenwerking West-Brabant (hierna: de samenwerkende gemeenten) wensen uitvoering te geven aan de "Visie op de detailhandelsstructuur 2009-2020" (hierna: de Visie) zoals vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal Economische Samenwerking WestBrabant in haar vergadering van 6 juli 2009. Deze Visie is als bijlage 3 aan dit convenant gehecht,
Artikel
2 De samenwerkende gemeenten gebruiken deze Visie als leidraad voor een uitwerking op gemeentelijk niveau van detailhandelsbeleid en bestemmingsplannen. Nieuwe detailhandelsinitiatieven, zoals genoemd in artikel 3 van dit convenant zullen hieraan door de samenwerkende gemeenten getoetst worden, CONVENANT REGIONAAL DETAILHANDELSBELEID WEST-BRABANT december 2009
Pagina 2
Artikel
3
1.
Detailhandelsinitiatieven die door aard en/of omvang bovengemeentelijke effecten hebben worden regionaal gemeld en getoetst. Deze toetsing vindt plaats in de Regionale Detailhandelscommissie als bedoeld in artikel 4 van dit convenant, Bij deze toetsing vormt de Visie het kader.
2.
Onder detailhandelsinitiatieven die door aard en/of omvang bovengemeentelijke effecten hebben worden in ieder geval verstaan initiatieven die: a. de volgende omvang te boven gaan: - winkelprojecten in de benoemde reguliere winkelcentra, zoals vermeld in bijlage 1 van dit convenant en perifere detailhandelslocaties met een bovenregionale verzorgingsfunctie: 10.000 m2 bvo; - winkelprojecten in de benoemde reguliere winkelcentra, zoals vermeld in bijlage 1 van dit
convenant en perifere detailhandelslocaties met een regionale verzorgingsfunctie : 5.000 m2 bvo; - winkelprojecten in de benoemde reguliere winkelcentra zoals vermeld in bijlage 1 van dit convenant en perifere detailhandelslocaties met een kernverzorgingsfunctie: 2.500 m2 bvo; en b. niet passen binnen het ter plaatse vigerende bestemmingsplan c. niet stroken met het regionale beleid en er bestemmingsplanwijziging nodig is (bijvoorbeeld nieuwe solitaire vestiging op het platteland).
Artikel 4
1.
2.
3. 4. 5.
Artikel
1.
2. 3.
Onder verantwoordelijkheid van het Bestuur van SES West-Brabant wordt een Regionale Detailhandelscommissie ingesteld. Deze commissie zal bestaan uit de contactambtenaren detailhandel van de samenwerkende gemeenten, een vertegenwoordiger van de Kamer van Koophandel Zuidwest Nederland en een vertegenwoordiger van het Hoofdbedrijfsschap Detailhandel. Naast de toetsing als bedoeld in artikel 3 van dit convenant heeft de Regionale Detailhandelscommissie o.m. tot taak om het Bestuur van SES West-Brabant gevraagd en ongevraagd te adviseren over detailhandelsontwikkelingen. De overige taken staan
omschreven in bijlage 2 van dit convenant. Initiatieven zoals genoemd in artikel 3 worden door het betreffende college van burgemeester en wethouders gemeld aan het Bestuur van SES West-Brabant. Het Bestuur van SES West-Brabant brengt, na consultatie van de Regionale Detailhandelscommissie, gevraagd en ongevraagd advies uit aan het betreffende college van burgemeester en wethouders. Er worden geen bevoegdheden van gemeenten overgedragen naar SES West-Brabant of de Regionale Detailhandelscommissie. De besluitvorming over detailhandelsontwikkelingen blijft bij de gemeenten liggen. 5
De looptijd van dit convenant is gelijk aan de looptijd van de Visie en eindigt 31 december
2020. SES West-Brabant draagt zorg voor een tussentijds evaluatie in 2Ot4 of zoveel eerder als door een gemeente wenselijk wordt geacht. SES West-Brabant draagt zorg voor een eindevaluatie in 2019.
CONVENANT REGIONAAL DETAILHANDELSBELEID WEST-BRABANT december 2OO9
Pagina 3
Ondeftekend te ................. op .. ........ 2010
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarle-Nassau
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gee¡truidenberg
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Halderberge
CONVENANT REGIONAAL DETAILHANDELSBELETD WEST-BRABANT decembeT 2OO9
Pagina 4
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente MoerdiJk
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Werkendam
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woudrichcm
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Zunde¡t
Namens het bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal Economische Samenwerking
West-Brabant
CONVENANT REGIONAAL DETAILHANDELSBELEID WEST-BRABANT december 2OO9
Pagina 5
fl om
Rapportnummer:
204X002s4.048903_4
Datum:
24
Contâctpersoon opdrachtgever:
Karin Gangelhof. Jan Willem van der Werlf, Dietmar Lemmens
Projectteam BRO:
Aiko Mein, Solange Vankan
Trefwoorden:
Detailhandel, West-Brabant
Beknopte
inhoud:
juni 2009
Detailhandelsvisie voor 5ES West-Brabant.
inte
lnhoudsopgave
'1.2
Achtergrond en vraagstelling Totstandkoming
3 3
4 5
2.
Detailhandel in WEST-BRABANT: positie en perspectief 2.1 lnleiding 2.2 Dehuidigedetailhandelsstructuur 2.3 Regionale ontwikkelingen in vraag en aanbod 2.4 Ontwikkelingen in de omgeving van West-Brabant 2.5 Algemene trends en ontwikkelingen 2.6 Overzicht sterke en zwakke punten
3. Visie op de detailhandelstructuur 3,1 Doelen en ambities regionaal detialhandelsbeleid 3.2 Beleidslijnen 3.3 Beleid ten aanzien van de hoofdstructuur 3.4 Detailhandel op perifere locaties 3.5 Bijzondere detailhandel en overige aspecten
tuÃ
F---¡
-
-
-
E=-ifl
d
7 7 7 17
19 20
26
4. regionale afstemming detailhandelsinitiatieven 4.1 lnleiding 4.2 Criteria voor regionale toetsing 4.3 Organisatiekaderentoetsingsprocedure
H
-
pa9rna
1. lnleiding 1.'l SES West Brabant en de detailhandel 1.3
-.- .{
41 41 4',|
43
NJ
\^
UJ
Ë
-x¡
Ë-Ë=nËr
-
1.
-
INLEIDING
',.1
SES
West-Brabant en de detailhandel
West-Brabant Het westen van de provincie Noord Brabant is een dynamische regio gelegen tussen enkele grote bevolkingsconcentraties (Antwerpen, Rijnmond, Midden- en Oost Brabant), en het meer landelijke Zeeland. SES
Het gebied heeft ca. 675.000 inwoners en er zijn ca. 40.000 bedrijven aanwezig die werk bieden aan ruim 300.000 mensen.
De centrale ligging brengt met zich mee dat er vanuit allerlei sectoren, zoals verkeer en vervoer, bedrijvigheid, wonen, landbouw, recreatie en toerisme, etc. een beroep wordt gedaan op de ruimte en overheden in de regio. Om de ontwikkelingen in Eoede banen te leiden, werken 18 gemeenten in westelijk Noord-Brabant samen in het Openbaar Lichaam SES WestBrabant. Hierbij staat SES voor Sociaal Economische Samenwerking. Het SES heeft tot taak strategische allianties op onder meer de volgende gebieden tot stand te brengen: o arbeidsmarkfenwerkgelegenheid; o toerisme en recreatie; . economische zaken. Hierbij richt men zich op beleidsontwikkeling, het tot stand brengen en clusteren van nieuwe initiatieven, op synergie en op een verbreding van de regionale activiteiten. Een van de gebieden waar SES West-Brabant zich mee bezig houdt, is de detailhandel, een sector die meerdere beleidsterreinen raakt (consumentenverzorging, leefbaarheid, economie, werkgelegenheid). Men heeft samen met de Kamer van Koophandel West-Brabant het project'Retail in beeld' opgestart.
3Bl,'Io
ln het kader hiervan is in 2006 het Koopstromenonderzoek
in Tilburg, hoewel dit plan niet door zal gaan. Daarnaast is er
West- Brabant uitgevoerd en is in 2007 de conceptnota Regionaal Detailhandelsbeleid verschenen. Dit rapport vormde de opmaat om te komen tot een breed gedragen visie op de regionale detailhandelstructuur en een beleidsnota waarin aangegeven wordt hoe de regio de komende jaren omgaat met de detailhandelsontwikkelingen in haar gebied.
een aantal meer algemene trends en ontwikkelingen (schaalvergroting, e-commerce, toename mobiliteit, etc.) die de komende
jaren hun weerslag zullen hebben op het winkellandschap in West-Brabant.
Voor het opstellen van de visie op de regionale detailhandel-
ontwikkelingen, in de regio. ln West-Brabant gaat het bijvoorbeeld om de realisatie van centrumprojecten in grotere plaatsen als Bergen op Zoom of Etten-Leur. Maar ook in diverse kleinere plaatsen is veel gebeurd aan vernieuwing van winkelaanbod en/of de winkelomgeving. Daarnaast zijn of worden er veel plannen gemaakt voor nieuwe ontwikkelingen, zowel in bestaande reguliere winkelgebieden als op perifere winkellocaties.
structuur zijn de volgende centrale vragen geformuleerd: ¡ Wat zijn momenteel de sterke en zwakke punten van de vraag- en aanbodsituatie en welke ontwikkelingen zullen zich de komende periode op dit gebied voordoen? . Welke ontwikkelingsrichting voor de West-Brabantse detailhandelstructuur past het beste bij de regio? . Hoe kan het regionale detailhandelsbeleid het beste geoperational iseerd worden? De centrale vragen zijn ingestoken vanuit het traject "onderzoek-visie-beleid en uitvoering". Uitgangspunten zijn verder dat de visie eenduidig moet zijn, algemeen geldend en regionaal kaderstellend voor een uitwerking in lokaal beleid. ln verband met de eenduidigheid is in de bijlagen een beschrijving van de gehanteerde begrippen opgenomen.
ln de omringende regio's worden eveneens plannen gemaakt voor detailhandelsontwikkelingen die invloed kunnen hebben
als planningshorizon.
1.2 Achtergrond en vraagstell¡ng te komen tot een gezamenlijk detailhandelsbeleid in de regio komt voort uit het grote aantal initiatieven voor winkelontwikkelingen, al of niet gecombineerd met leisureDe wens om
De visie richt zich op een periode van ca. 10 jaar en heeft 2020
op de winkelstructuur van West-Brabant. Het meest sprekende voorbeeld hiervan is het plan voor realisatie van een megamall
Blro
Hoofdstuk
1
rÐ
ry4
h
É/¿,-'-
p-.-.{
¡-
H
n
Ërg
-
1.3
Totstandkom¡ng
De onderhavige nota is in opdracht van SES West-Brabant opgesteld door BRO, adviseurs in ruimtelijke ordening, econom¡e en
mílieu te Boxtel. Gedurende het traject van de totstandkoming van het rapport is meerdere keren overleg gepleegd met medewerkers van SES West-Brabant, de Kamer van Koophandel, het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) en vertegenwoord¡gers van de diverse reg¡ogemeenten. De regio-gemeenten hebben individueel ook informatie aangeleverd.
lH¡
-
-
-^'-{ È
H
H
É=
d
-¿
R!
-
tÉ
o
E
[*.-
2.
¡*¡
;*.-
E
2.2
;-J
l.
i---:
;.J
De huidige detailhandelsstructuur
DE DETAILHANDEL IN WEST-BRABANT: POSITIE EN PERSPECTIEF
2.2.1 Omvang en ontwikkeling winkelaanbod
2.1
Relatief veel winkelaanbod Eind 2008 telde West-Brabant ruim 1.176.000 mz wvo verdeeld over 1.740 winkels. Daarmee is sprake van een relatief ruim aan-
lnleiding
De regio West-Brabant beschikt reeds over een veelheid aan winkels en winkelgebieden die bezocht worden door de eigen inwoners of bezoekers van buiten de regio. ln dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op deze uitgangssituatie wat betreft vraag- en aanbodaspecten. Aan de orde komen de omvang en spreiding van het aanbod, de sterke en zwakke punten, het functioneren, etc. Vervolgens wordt ingegaan op de context van de regio West-Brabant en de ontwikkelingen waar rekening mee gehouden moet worden. Wat zijn de concurrenten en ontwikkelingen in de omringende regio's, welke plannen en initiatieven zijn er in West-Brabant zelf, hoe ontwikkelt het inwonertal zich, welke algemene trends in vraag en aanbod zijn relevant? De hieruit voorkomende kansen en bedreigingen voor de detailhandel in West-Brabant worden benoemd. Voor de achterliggende cijfers wordt verwezen naar de bijlagen. Hier is ook een korte beschrijving van de belangrijkste winkelgebieden opgenomen (factsheets).
;.'¡
bod. Per 1.000 inwoners is er landelijk bijvoorbeeld 1.635 m2 wvo aanwezig', in West- Brabant is dit 1 .726 m2 wvo. Per gemeente verschilt het aanbod per 1.000 inwoners wel sterk. m:wpûl-mlllmn*,p€f
g€llHle
25m 2
300
2.1m t.900 1
J00
1.500
13@
l.1m 9m 700 500
^"ê1y'i"""'i-s * Baarle Nassau heeft
4.45O m2
a""los'*"-f .do"tri
wvo per 1.000 inwoners
Retailfacts 2008, Locatus.
Hoofdstuk 2
7
Blfl.O
;--¡
;
anert:21$4¡nw. 2518'l rlf
sw
Verklaring
DageliJks
Winkelen ,A IL""grreq,ru"Þfg
Bl,fI
o
Hoofdstuk 2
De grote, stedelijke gemeenten hebben overwegend relatief veel winkelaanbod en de kleinere, meer landelijke gemeenten relatief weinig. Uitzonderingen hierop zijn Aalburg en vooral Baarle-Nassau (door de toeristisch-recreatieve functie).
meerdere woonboulevards, het aanbod in de woonbranche overeenkomt met het landelijke gemiddelde. Dit geldt laatste ook voor de branches auto en fiets, electro en sport en speelgoed. Slechts de kleine branches hobby en "overig" (met o.a. tweedehands) blijven achter qua omvang.
Schaal iets groter dan het gemiddelde
De winkels in West-Brabant hebben een gemiddelde schaalgrootte van 260 m2 wvo per winkel. Dit is iets groter dan het Nederlandse gemiddelde, dat op 251 m2 wvo per winkel ligt'. Tussen de gemeenten bestaan grote verschillen. Zo is in EttenLeur de gemiddelde schaalgrootte 318 mz wvo per winkel, terwijl in Rucphen de winkels gemiddeld slechts ca.'198 m2 wvo
zijn. Recreatieve branches sterk aanwezig Het zijn met name branches die belangrijk zijn voor recreatief winkelen, zoals kleding en mode, schoeisel en huishoudelijke en luxe artikelen, die ruim vertegenwoordigd zijn in West-Brabant. De aanwezigheid van meerdere grote hoofdwinkelcentra speelt
hierbij mee. Ook meer doelgericht bezochte branches, zoals plant en dier (tuincentra) en doe-het-zelf (bouwmarkten), kennen verhoudingsgewijs een grote omvang gemeten naar verkoopruimte. Opvallend is dat ondanks de aanwezigheid van
Winkelaanbod is toegenomen Het winkelaanbod in de SES gemeenten is sinds de peiling in het kader van het koopstromenonderzoek qua winkelvloeroppervlak in totaliteit toegenomen. Ten opzichte van 2005 is er sprake van een stijging van ca 3%. Vergeleken met de landelijke groei in dezelfde periode (ca. 6%) is de groei echter niet echt groot geweest. Qua aantal winkels is het aanbod zelfs met ca. 5o/o aÍgenomen. Dit betekent dat de gemiddelde omvang per winkel, de schaalgrootte, is toegenomen. De gemiddelde schaalgrootte is van 240 m2 wvo per winkel in 2005 toegenomen tot 260 m2 wvo per winkel in 2008. Vooral in de branches kleding en mode, schoenen en lederwaren en doe-het-zelf is er de afgelopen jaren meer verkoopruimte bijgekomen. Deze branches laten een stijging zien van tussen de 10 en 20%. Branches die in omvang zijn afgenomen, zijn antiek en kunst, hobby, media, dier en plant en wonen (tot-7o/o).
Retailfacts 2008, Locatus
Hoofdstuk 2
9
B.'Io
Boven regionaal verzofgend cêntrum
Regirnaal vefizoeend cenlrum Perifere deta¡lheridelsbcâties Lokaatvetzorgônd
Bl.fro
10
cêntrum
B .fIO
Hoofdstuk
2
De afgelopen jaren heeft de groei zich vooral gemanifesteerd in
het "centrumwinkelaanbod". ln totalite¡t is de hoofdgroep "mode en luxe" maar liefst met 29.000 mz wvo uitgebreid (+12%). De groepen "dagelijkse artikelen" en "vrije tijd" blijven hier met respectievelijk 3.750 en 2.000 m2 wvo ver bij achter. De groep "in en om het huis" kende zelfs een krimp van ca. 2.500 mz wvo. Dit grotendeels toe te schrijven aan het verdwijnen van Jacobs Meubelen in Roosendaal. Leegstand
ln de gemeenten Moerdijk, Roosendaal, Rucphen en Woensdrecht ligt het leegstandspercentage boven de 10%. Daarmee concentreert de leegstand zich vrij sterk in het westelijke deel van de regio. Gemeenten met weinig leegstand (minder dan 4%) zijn Aalburg, Alphen-Chaam, Baarle-Nassau, Breda, EttenLeur, Oosterhout en Woudrichem. ln Breda en omgeving en in het Land van Heusden en Altena is dus sprake van weinig leegstand. 2.2.2 De ruimtelijke winkelstructuur
De leegstand in de SES gemeenten lag eind 2008 onder het Noord-Brabantse en het Nederlandse gemiddelde, zowel qua aantal winkels als qua m2 wvo. Het totale aantal winkels dat leegstaat in West- Brabant is 435 en zij hebben samen ca.77.5OO m2 wvo'.
De structuur van centrale winkelgebieden
De hiërarchie van winkelcentra in West-Brabant is op bijgevoeg-
de kaart op hoofdlijnen weergegeven. Niet vermeld zijn de buurt en wijkcentra van de grote steden, omdat zij vooral of
Gemiddeld West- Brabant
8,90/o
6,60/o
uitsluitend een lokale functie hebben. Voor het aangeven van de structuur van centrale winkelgebieden is aansluiting gezocht bij de indeling zoals gebruikt door Locatuso. Hierbij is het aantal aanwezige winkels bepalend. Bovendien zijn alleen de centrale winkelgebieden van plaatsen met 5.000 inwoners of meer be-
Gemiddeld Noord- Brabant
9,80/o
7,1%
noemd.
Gemiddeld Nederland
9,3%
7,20/o
Tabel 2.1 Leegstand ¡n West- Brabant
Aantal Winkels
Locatus retailverkenner, december 2008.
Hoofdstuk 2
m2
wvo
Locatus is leverancier van gegevens over winkelvestigingen en overige verkooppunten.
11 Bl-ÍO
Tabel 2.2 StructuuÍ van winkelcentra in Wel-Brabant
centrum/ winkelgebied
centrum
Bavel
1.141
815
dagelijkse
Halsteren
3.121
2.615
art.
Terheijden
1.985
995
Boven-regionaal verzorgend Breda
Sleeuwijk
1.748
802
centrum (> 400 winkels)
Ossendracht
2.015
2.080
Regionaal-verzorgend
Bergen op Zoom
Prinsenbeek
2.432
4.411
Roosendaal
Oud Gastel
1.920
2.406
Oosterhout
Hoogerheide
2.604
4.439
Etten-leur
Teteringen
130
568
Aalburg
1.793
1.193
Geertruidenberg
214
1,314
Baarle- Nassau
3.964
7.423
Hoeven
2.342
3.938
Fijnaart
225
1.914
Naam
cen-
trum (1004@ winkels)
Kernverzorgend
centrum
groot (50-100 winkels)
M2
wvo
Made
1.922
7.049
Steenbergen
3.354
8.685
Klundert
1.271
3.s38
Sint
3.565
8.008
.710
3.219
-Willebrord
Oudenbosch
3.789
6.369
Raamsdonkveer
4.762
15.121
Dinteloord
1
Woudrichem
70
Zevenbergen
3.754
7.895
Zundert
4.279
8.751
Werkendam
1.857
6,505
Rijsbergen Totaal winkelcentra
',t2
1.841
3.319
91.651
382.948
81.274
55.670
221.953
9s4.æ7
Totaal Perifere clustêrs Totaal buurt en wijkcentra Totaal overig winkelaanbod Totaal West-Brabent Bron Locatus retaílverkenner, december 2008
Bl.ro
12
Binnen de genoemde kernverzorgende-centra is er een aantal waar het accent relatief sterk ligt op recreatief winkelen, te weten Baarle-Nassau, Made, Steenbergen, Oudenbosch en Hoogerheide. Bij de andere centra ligt het accent meer op boodschappen doen en/of doelgericht laagfrequent winkelen. Enkele van de genoemde kleine kernen hebben een diffuse winkelstructuur, waarbij het belangrijkste kernverzorgende winkelaanbod, in concreto supermarkten, grotendeels buiten het centrale winkelgebied ligt. Voorbeelden hiervan zijn Teteringen, Geertruidenberg of Woudrichem. Zowel in de dagelijkse als de niet-dagelijkse artikelensector is ca. 41Vo van de verkoopruimte aanwezig in de hoofdwinkelcentra. Het dagelijkse artikelenaanbod is verder ook veel te vinden in de buurt- en wijkcentra van de grotere plaatsen (37%). Met name in de niet-dagelijkse sector is er veel winkelaanbod verspreid aanwezig, bijna net zoveel als in de centrale winkelgebieden. Kenmerkend voor West-Brabant is de korte afstand tussen de grootste winkelcentra (zowel de hoofdwinkelcentra van de 5 grootste kernen als de perifere winkellocaties in deze plaatsen). Omdat de grootste plaatsen ook de centrale stedelijke as van het gebied vormen, hebben vrijwel alle inwoners van WestBrabant de beschikking over veel keuzemogelijkheden op relatief korte afstand.
Hoofdstuk 2
Ontwikkelingen De vernieuwing van het winkelaanbod heeft zich de afgelopen jaren sterk gemanifesteerd in de regionaal-verzorgden centra. ln Oosterhout is de Arendshof uitgebreid, Etten-leur heeft een nieuw centrum gekregen, in Bergen op Zoom is het prijswinnende project de Parade verrezen en in Roosendaal is de Passage op een wel zeer bijzondere wijze geherstructureerd. Met deze (en andere) projecten is tevens de routing in deze winkelcentra verbeterd, evenals de bereikbaarheid en de parkeermogelijkheden. Ook in meerdere kernverzorgende centra zijn of worden winkelprojecten gerealiseerd en het verblijfsklimaat verbeterd door bijvoorbeeld herinrichting van de openbare ruimte. Ten opzichte van al deze ontwikkelingen is in de Bredase binnenstad minder gebeurd, althans op winkelgebied. Wel is het terugbrengen van het water een belangrijk project geweest. Ontwikkelingen in Etten-Leur en Bergen
l
r¡rr . Q¡ 'l
I
!'Jf: II ll
TI
¿"
13 B-'Io
Perifere en bijzondere winkelcentra
De belangrijkste perifere winkelgebieden zijn in navolgende tabel weergegeven. Het winkelaanbod in deze centra is, met uitzondering van Rosada (Factory Outlet Center) gericht op het thema "in en om het huis". Op geen van deze centra is dagelijkse
artikelenaanbod aanwezig (wel ondersteunende horeca).
Tabel 2.3 perifere en bijzonder winkelcentra in West-Brabant Naam concentratie
Aantal
m2
wvo niet-
winkels dagelijkseart. Woonboulevard Kru isvoort
Breda
Steenakker
39
65.909
9
16.879
12
16.623
Oosterhout
De Meerstoel
Roosendaal
Oostpoort
10
11.781
Rosada
64
10.341
Bergen op Totaal
Zoom
Van Konijnenburgweg
17
22.117
151
143.6s0
de centra hebben veel meer een lokale en beperkt regionale functie. Met name aan de van Konijnenburgweg in Bergen op Zoom heeft al enige brancheverbreding plaatsgevonden (o.a. electro). Rosada functioneert sinds de start in 2006 steeds beter. Zeker in
het weekend trekt dit Factory Outlet Center veel publiek. Doordeweeks kan de aantrekkingskracht nog worden verbeterd, vooral gelet op de goede bereikbaarheid via de snelweg uit een groot gebied. De indruk bestaat dat ook enkele van de kleinere PDV-clusters momenteel niet optimaal functioneren (leegstand). Door aard van de bebouwing en locatie van de aanwezige zaken ten opzichte van elkaar is de algehele uitstraling van enkele van deze centra ook matig.
Door de omvang, bekendheid en aanwezigheid van enkele grote publiekstrekkers zoals lkea en Media Markt heeft de Bredase woonboulevard een bovenregionale functie. Via combinatiebezoek profiteert ook de Bredase binnenstad van de grote aantrekkingskracht van deze woonboulevard'. De overige genoemRapportage Binnenstad van Breda en Woonboulevard, synergie of concurrentie, 2005
Bl,fI
o
14
Hoofdstuk
2
Rosada en de Woonboulevard Breda
niveau in evenwicht houden, realiseert de dagelijkse artikelensector een omzet per m2 wvo (vloerproductiviteit) aan dagelijkse
artikelen van ca. €7.475,-. Dit ligt iets boven het landelijke gemiddeld van ca.€ 7.250,-. De branche functioneert daarmee in totaliteit goed en er is sprake van enige uitbreidingsruimte (grofweg ca. 6.750 m2 wvo). Sector niet-dagelij kse arti kelen
ln deze sector bedroegen de toonbankbestedingen in
2008
per persoon. Het totale omzetpotentieel van de inwoners van West-Brabant komt dan uit op € 1.826 mln. Deling door de aanwezige verkoopruimte van 954.647 m2 in deze sector geeft een omzet per m2 wvo van € 1.825,-. Het is gezien de aard en de omvang van het winkelaanbod echter waarschijnlijk dat er iets meer omzet van buiten de regio toevloeit naar het WestBrabantse winkelaanbod, dan dat er afvloeit naar het omringende, concurrerende winkelaanbod. Stel dat er per saldo een overschot van 5% is, dan komt de omzet uit op € 1.917 mln., en de vloerproductiviteit op € 2.008,-. Dit laatste is bijna gelijk aan het landelijke gemiddelde van ca € 2.025,-. Het aanbod in deze sector functioneert daarmee normaal, maar van uitbreidingsruimte is theoretisch geen sprake. C 2.678,-
2.2.3 lndicatie huidig functioneren winkelaanbodu
Sector dagelij kse artikelen
ln 2008 hebben de inwoners van Nederland per hoofd van de bevolking ca. € 2.392,-' aan dagelijkse artikelen in winkels besteed. De verwachting is dat dit bedrag de komende jaren tamelijk stabiel zal blijven. Omdat het inkomenniveau in WestBrabant in totaliteit ongeveer op het landelijke gemiddelde ligt, kan dit bedrag ook toegepast worden in deze regio. De 681.713 inwoners van West-Brabant besteden daarom samen op jaarbasis ca. € 1.631 mln. aan dagelijkse artikelen. Er vanuit gaande dat de koopkrachttoevloeiing en -afvloeiing elkaar op regionaal Alle in deze subparagraaf genoemde bedragen zijn op jaarbasis en inclusief BTW
Bron HBD 2009,. Het betreft voorlopige cijfers over 2008
Hoofdstuk 2
1s Bl,fro
tË
ctì
E
2.3
Regionale ontwikkelingen invraag en aanbod
2.3.1 Bevolkingsontwikkeli ng
Het aantal inwoners van de regio is de afgelopen jaren in bescheiden mate toegenomen van ca. 675.350 in 2005 tot 681.713 per 1-1-2009. Daarmee zit men al boven de CBS-prognose voor 2020 (677.674 inw.). De prognoses van de provincie voor 2020 komt hoger uit (686.415 inw.). ln deze rapportage wordt van het laatste aantal uitgegaan. Een opvallend verschil tussen beide genoemde prognoses is de groei van de gemeente Breda. Op dit punt is de provincie juist minder positief dan het CBS (179.015 tegen 183.302) in 2020. Wel is de bevolkingsgroei in beide prognoses absoluut gezien het sterkst in deze stad. Beide grotere buurgemeenten Ettenleur en Oosterhout groeien ook nog, zij het in bescheiden mate. Het Land van Heusden en Altena groeit in totaliteit ook nog iets. ln de overige gemeenten wordt een stabilisatie of daling verwacht. Hierbij zal het inwonertal van de landelijke gemeenten relatief sterker krimpen dan van stedelijke gemeenten als Roosendaal of Bergen op Zoom (stabiel bij de provincie). Bijgevoegde kaart geeft een beeld van de bevolkingsontwikkelingen per gemeente op basis van de provinciale prognose.
Hoofdstuk 2
2.3.2 Plannen en initiatieven aanbod
Op basis van publicaties in de media en opgaven van de regiogemeenten is een indruk verkregen van de nieuwe winkelprojecten in West-Brabant. ln sommige gevallen is nog niet duidelijk wat de onderverdeling is van de nieuwe commerciële ruimte naar dagelijkse artikelen, niet-dagelijkse artikelen en overige voorzieningen. ln dergelijke gevallen zijn aannames gedaan. Een globale inschatting van de plannen levert de volgende toe-
name van verkoopruimte op: . Dagelijkse artikelen: ca. 8.750 -17.500 m2 wvo . Niet-dag. artikelen: ca. 70.000 - 105.000 mz wvo
Hierbij gaat het bij het eerste cijfer om de door de gemeenten of door BRO als hard ingeschatte plannen (voor zover de oppervlakte bekend is) en bij het tweede cijfer om de harde en zachte plannen samen. Uiteraard zullen enkele nog niet opgenomen zachte plannen eens meer concreet worden, maar daar staat tegenover dat er enkele opgenomen harde plannen misschien niet doorgaan. Het winkel- en leisureproject Trivium in Ettenleur is hiervan een sprekend voorbeeld. Het overgrote deel van de beoogde nieuwe verkoopruimte (ca. 70.000 m2 wvo) in de niet-dagelijkse sector heeft betrekking op al of niet thematische ontwikkelingen op perifere locaties.
17 Bfl,O
ln de gemeente Breda bestaan veruit de meeste plannen voor een uitbreiding van het winkelaanbod (dagelijks ca. 8.500 m2 wvo, niet-dagelijks ca. 67.500 m2 vwo). De belangrijkste projecten zijn: ¡ Achter de Lange Stallen in het centrum; . Bavelse Berg (themacentrum outdoorsport en vermaak); . stadionlocatie(GDV); . uitbreidingwoonboulevard; r vestiging Hornbach. Verder is alleen de uitbreiding van de woonboulevard Oostpoort in Roosendaal een groter winkelproject in de regio. Wel bestaan in heel veel plaatsen plannen om te komen tot een versterking van het hoofdwinkelapparaat, evenals voor een versterking van meerdere buurt- en wijkcentra. Pl-anne.n
4chter de Lange Stallen en Bavelse Berg
2.3.3 lndicatie toekomstige uitbreidingsruimte De groei van de bevolking tot 2020 brengt een uitbreidingsruimte mee van ca. 1.500 m2 wvo in de sector dagelijkse artikelen. Opgeteld bij de eerder gesignaleerde 6.750 m2 wvo is dat ca. 8.250 m2 wvo. Dit is weliswaar minder dan de in de plannen
opgenomen meters, maar het verschil is relatief beperkt. Bedacht moet worden dat er ook aanbod verdwijnt, bijvoorbeeld door gebrek aan opvolging. Het beoordelen van uitbreidingen in deze sector is vooral lokaal maatwerk, tenzij er megasupermarkten buiten stedelijke gebieden in het spel zijn.
ln de niet-dagelijkse artikelensector is het verschil veel groter want de met de bevolkingsgroei gepaard gaande uitbreidingsruimte bedraagt slechts ca. 6.500 m2 wvo. De consequentie is dat de nieuwe grotere projecten zichzelf zullen moeten terugverdienen in de vorm van het aantrekken van extra koopkracht van buiten de regio. Dat kan alleen als het om zeer bijzondere winkelprojecten gaat, zoals bijvoorbeeld een (outdoor) sportthemacentrum als onderdeel van de gebiedsontwikkeling de Bavelse Berg in Breda. Ook uitbreidingen aan de rand van de regio West-Brabant kunnen in meer toevloeiing resulteren. Neemt de toevloeiing echter niet of in onvoldoende mate toe, dan zijn negatieve effecten voor het bestaande aanbod te verwachten. De vervanging van bestaand winkelaanbod door
Bl,rIo
18
Hoofdstuk
2
nieuw aanbod hoeft echter niet altijd negatief voor de detailhandelstructuur als geheel te zijn. Navolgend lichten we dit toe. Berekeningen zijn indicatief De hiervoor aangegeven distributieve ruimte is het resultaat van berekeningen die gebaseerd zijn op meerdere aannames. Het
gaat immers om toekomstige ontwikkelingen en op voorhand kunnen die nooit exact voorspeld worden. De woningbouw kan bijvoorbeeld vertraging oplopen, de gemiddelde woningbezetting kan hoger of lager uitvallen, de bestedingen kunnen sterk gaan stijgen of juist gaan dalen en koopstromen kunnen toch iets anders zijn dan verwacht. De uitkomsten van de berekeningen mogen daarom nooit als normatief qezien worden, maar als indicatief
.
Kwaliteit boven kwantiteit ln dit verband is het ook van belang aan te geven dat aan kwalitatieve aspecten bij winkelontwikkelingen vaak meer waarde gehecht dient te worden dan aan de kwantitatieve distributieve mogelijkheden. Als bijvoorbeeld nieuwe winkelontwikkelingen, op een vanuit de structuur bezien goede plek, als resultaat hebben dat verouderd aanbod op een slechte plek verdwijnt, dan is de detailhandelstructuur er per saldo op vooruitgegaan. Er is immers modern aanbod en/of een aantrekkelijk verblijfsklimaat bij gekomen en daar heeft de consument uiteindelijk het meeste baat bij. Het in het kader van structuurverbeteringen meer reali-
Hoofdstuk 2
seren dan de berekende distributieve uitbreidingsruimte hoeft dus niet erg te zijn, vooropgesteld dat de effecten per saldo positief zijn.
2.4
Ontwikkelingen in de omgev¡ng van WestBrabant
De regio West-Brabant ligt in een dynamische omgeving. Ten noorden van de regio ligt de regio Rijnmond, met de steden Rotterdam, en Dordrecht als grootste steden. Het centrum van Rotterdam wordt op dit moment vernieuwd en het detailhandelsaanbod wordt in de hele stad sterk uitgebreid. ln Barendrecht worden de lkea en de woonboulevard aanzienlijk vergroot. Verder is voor het Land van Heusden en Altena met name Gorinchem een belangrijke aankoopplaats. Deze stad heeft relatief veel winkelaanbod. Ook het cluster van perifere winkelvestigingen in Sliedrecht trekt koopkracht uit dit deel van WestBrabant. Ten oosten van de regio ligt Midden- en Oost Brabant, waar de dynamiek in de detailhandel ook groot is. ln Waalwijk staan een vernieuwing en uitbreiding van De Els en de woonboulevard op het programma, in Tilburg is onlangs het Pieter Vreedeplein geopend (toevoeging van bijna 20.000 m2 wvo aan het aanbod
îe
Bl-f,O
van het centrum). De plannen voor een megamall (tot mogelijk + 100.0O0 mz ) gaan niet do-or. ln 's-Hertogenbosch wordt het Groot Zieken Gasthuis (GZG) terrein in de binnenstad herontwikkeld waarbij ook een grote toevoeging van de detailhandel (ca. 10.000 m2) zal plaatsvinden. ln Eindhoven wordt ook gewerkt aan diverse ontwikkelingen, zoals het voormalige Philipsterrein. Ook de woonboulevard Ekkersrijt (in Son en Breugel) wordt fors uitgebreid.
Ten westen van de regio ligt Zeeland. Ook hier liggen de ontwikkelingen niet stil. Zo wordt bijvoorbeeld de woonboulevard Poortvliet in Tholen uitgebreid tot 50.000 m2 bvo. Verder kent Goes een relatief groot en groeiend winkelaanbod. De concurrentie in België bestaat vooral uit het eigen kenmerkende winkelaanbod (veel baanwjnkels). Met name de agglomeratie Antwerpen kent veel winkelaanbod. Het centrum van
Antwerpen heeft recent een impuls gekregen (Stadsfeestzaal). Verder is in St. Niklaas een groter nieuw winkelproject verrezen en is in Wijnegem een echte overdekte winkelmall aanwezig. Van belang is verder dat aan de Maamse kant van de grensstreek en grote groep meer welgestelde consumenten woon( waarvan een groot deel Nederlandse roots heeft. Ook zijn de Belgen de laatste jaren steeds meer op het Nederlandse winkelaanbod, en dan met name de supermarkfen, georiënteerd geraakf.
2.5 Algemene trends en ontw¡kkelingen 2.5,1 Consumententrends
Veranderend consunrentengedrag vraagt om vitaliteit retail De wensen en eisen van de consument zijn continu aan verandering onderhevig. Trends volgen elkaar in snel tempo op.
Blro zo
De omloopsnelheid van modecollecties neemt bijvoorbeeld sterk toe. Daarnaast is de consument moeilijk in een hokje te plaatsen. De consument is min of meer een 'multividu". Hij of zij gedraagt zich op elk moment en in elke situatie anders. De consu-
ment koopt bij H&M en draagt tegelijk D&G. Boodschappen doet hij bij Albert Heijn, maar koopjes haalt hij bij Ald¡. Dit vraagt om vitaliteit en flexibiliteit van de retail c.q. detail-
De kritischer wordende consument, met een afnemende loyaliteits, maakt zodoende een steeds scherpere afweging in aankoopplaats. Aanbodkwaliteit, keuzemogelijkheid, prijsstelling, interne (winkelinrichting en uitstraling) en externe (omgevingskwaliteit) verschijningsvorm worden daarom steeds belangrijker voor een winkelcentrum. Concentraties en vestigingen die achterblijven bij het verwachtingsbeeld van de consument zullen de slag gaan missen.
handel.
.
vitaliteit van ondernemersschap met aanpassingsvermogen vragen een sterke ruimtelijk-fysieke basis met een zekere massa;
.
daarnaast is flexibiliteit van concentraties in verschijningsvorm (ruimtelijk), samenstelling en assortiment (functioneel) nodig.
Toenemende mobiliteit vraagt aandacht voor kwaliteit De (auto)mobiliteit van consumenten wordt steeds groter. Dit vergroot de keuzemogelijkheden in aankoopplaatsen, maar tegelijk ook het referentiekader. De 'virtuele' mobiliteit speelt hier eveneens een grote rol. Steeds vaker wordt internet gebruikt om informatie in te winnen.
Veranderende tijdsbesteding vraagt om uitgekiend aanbod
We krijgen het steeds 'drukker'. Dit wil niet zeggen dat we steeds minder (vrije)tijd hebben, een dag heeft nog steeds 24 uur, maar wel dat we andere afwegingen gaan maken in onze tijdsbesteding. De retail moet daarbij aansluiten op onze behoeften. Centraal daarin staan aspecten zoals efficiëntie, meerwaarde en satisfactie: . Meer efficiëntie bespaart tijd. Een grotere keuzemogelijkheid, door concentratie van winkels en andere voorzieningen op goede bereikbare locaties, draagt hieraan bij. Dit is het zogenaamde one-stop-shoppi ng.
' www.hbd.nl
Hoofdstuk 2
Bron; Marketing Tribune, onderzoek Acxiom naar loyaliteit van Nederlanders aan supermarkten; 'slechts'9% doet boodschappen bij één superm arkl, 34o/o doet boodschappen bij vier of meer supermarkten.
21 BÃO
.
Tijdsbesparing kan ook gevonden worden in uitbestedingen. Door het (professioneel) uitbesteden van activiteiten, koopt
o
de consument als het ware tijd. ln de retail uit dit zich in de meerwaarde van diensten, gemak en seryice. Het assortiment kant-en-klaarmaaltijden wordt bijvoorbeeld steeds groter en beter. Daarnaast is een toenemende buitenhuisconsumptie te zien, hoewel de recessie wel tot een (tijdel¡jke?) trendbreuk heeft geleid. Met de toenemende tijdsdruk zoekt de consument naar hogere satisfactie. Een activiteit moet nuttig zijn en tegelijk een bevrediging geven. Winkelen is daarin steeds meer een vorm van vermaak. Kernwinkelgebieden en binnensteden moeten een totaalbeleving bieden, waarbij het ook gaat om de identiteit, sfeer en ambiance. De consument moet daar het gevoel hebben echt een dagje uit te zijn.
Verwachtingsbeeld moet aansluiten op koopmotief De hiervoor genoemde consumententrends vertalen zich naar een verwachtingsbeeld van een winkelcentrum. Een centrum moet aansluiten bij het koopmotief van de consument. De rode draad daarin is de verhouding tussen het koopmotief van de consument versus de locatie c.q. de bereikbaarheid en het aanbod in een centrum. De scope gaat daarbij voor het grootste deel uit van de eigen woonomgeving van de consument.
B1ro
22
ln het koopmotief zijn enkele centrale motieven te onderscheiden die elk andere locatiespecifieke kenmerken behoeven: . Boodschappen doen: De dagelijkse boodschappen doet de
¡
consument nog altijd vooral dicht in haar eigen woonomgeving. Nabijheid en bereikbaarheid spelen daarbij een grote rol, in samenhang met de keuzemogelijkheden. Hoe groter de afstand, hoe groter de keuze moet zijn en hoe eenvoudiger de bereikbaarheid en parkeermogelijkheden moeten zijn. Recreatief winkelen: Recreatief winkelen ofwel shoppen is sterk gericht op vermaak. Kijken en vergelijken staan daarin centraal. Voldoende keuzemogelijkheden, maar ook sfeer, ambiance en beleving zijn belangrijk. De consument gaat daarvoor allereerst naar het dichtstbijzijnde hoofdwinkelgebied of binnenstad. Andere aantrekkelijke aankoopplaatsen vallen echter ook binnen de scope, waarbij de drempel van bereikbaarheid en afstand een veel kleinere rol spelen.
Hoofdstuk
2
.
De keuze is dan meer kwalitatief van aard. Binnen het recreatieve winkelen kan onderscheid gemaakt worden tussen het echte "stadten" en "efficiënt recreatief winkelen". Bij dit laatste duurt het bezoek veel korter en wordt genoegen genomen met een beperkter aanbod, maar aspecten als comfort, overzichtelijkheid, een goede bereikbaarheid en voldoende parkeermogelijkheden zijn wel belangrijk. Laagfrequente aankopen; Voor laagfrequente aankopen gaat het enerzijds om doe-het-zelf- en tuinartikelen, deze worden vooral in de nabijheid van de woonomgeving gekocht. Grote keuze en gemak zijn daarbij belangrijk. Anderzijds is voor woninginrichting en bruin- en witgoed de scope van de consument veel groter. Hier is een goede prijskwaliteit verhouding van belang, even als het kijken en vergelijken.
Bereikbaarheid is meer dan locatie alleen De bereikbaarheid is van groot belang in het locatiebeleid voor detailhandel. Zoals aangegeven hangt dit echter niet af van de locatie alleen. Een goede detailhandelsstructuur biedt een evenwichtige wisselwerking tussen locatie, gebiedsprofiel, aanbodsamenstelling en verwachtingsbeeld in relatie tot bereikbaarheid.
2.5.2 Marktontwikkelingen Schaalvergroting van winkels Een van de belangrijkste marktontwikkelingen is de schaalver-
groting van winkels. Zowel dagelijkse als niet-dagelijkse artikelenwinkels zijn in de loop der jaren steeds groter geworden. Met name supermarkten, doe-het-zelfzaken, sportzaken en bruin- en witgoedzaken krijgen een steeds grotere omvang. De opschaling van de supermarktbranche, met onder andere de megasupermarkten van ca. 3.500 à 4.000 m2 wvo, leidt tot het wegvallen van het laagste verzorgingselement, namelijk de zelfbedieningszaak en kleine supermarkt. Ook in de niet-dagelijkse artikelensector wordt de schaal steeds groter. Dit themagericht aanbod zoekt clustering in perifere themacentra, maar ontwikkelt zich ook in of aan randen van binnensteden. Superspecialisatie als tegenhanger van schaalvergroting Als tegenhanger van de schaalvergroting zien we de trend van superspecialisatie. Winkelketens en zelfstandigen proberen zich door specialisatie in kleine winkels te onderscheiden van andere winkels. Deze ontwikkeling vertaalt zich zowel naar product als segment specialisatie. Voorbeelden zijn de koffiespeciaalzaken of kookwinkels. Meestal is de specialisatie gericht op de hogere
en exclusieve marktsegmenten. Hierin kunnen kleine winkels zich onderscheiden van de grote ketens.
Hoofdstuk 2
23
B
fl,O
Vergrijzing ondernemers; minder overnames meer starters Er is een duidelijke vergrijzing onder zelfstandige ondernemers waar te nemen. Veelal zijn er geen opvolgers voor deze ondernemingen. Een groot aantal kleine en zelfstandige zaken zal de komende jaren daarom sluiten. Het aantal ondernemers dat een winkel wil starten, groeit daarentegen, met name in de kledingbranche. ln 1995 was de verhouding tussen een bedrijf starten en overnemen nog 54% tegenover 46Vo. ln 2005 was deze verhouding 69% tegenover 310lo'0. Toenemende filialisering en netwerkverdichting ln de retail is steeds vaker de sterke filialisering van winkelgebieden te zien, welke ertoe leidt dat winkelgebieden 'op elkaar
gaan lijken'. Deze herkenbaarheid heeft voor de markt en de consument waarde, omdat winkelgebieden daarmee een bepaald 'basisaanbod' hebben. De filialisering mag echter niet ten koste gaan van het onderscheidend vermogen van winkelgebieden. Er wordt daarom steeds meer aandacht geschonken aan de uniciteit van een gebied (naar aanbod en winkelomgeving). Onderdeel van de filialisering is ook het toetreden van internationale ketens op de locale markt. Daarnaast verdichten bestaande ketens hun netwerk.
'o
B-'IO
Conj unctu urgevoel ig heid
De detailhandelsbestedingen hebben een aantal jaren onder druk gestaan door tegenvallende economische groei begin deze eeuw. Als gevolg hiervan heeft de detailhandel te maken gehad met een omzetdaling. Na een herstel in de periode eind 2005medio 2008 is er nu sprake van een economische crisis met vooral effecten op de bestedingen aan (duurdere) niet-dagelijkse artikelen. Met name de woonbranche is sterk conjunctuurgevoelig. Voor de kortere termijn zijn de verwachtingen niet positief gestemd, en vooral branches die te maken hebben met woningbouw en verhuisbewegingen wachten zware tijden. Prijsstelling belangrijke keuzefactor De prijsstelling van producten is een belangrijke factor bij de keuze voor een winkel of winkelgebied. Steeds vaker staat niet meer de klantentrouw centraal, maar de prijsstelling van de winkels. Wanneer iemand een product elders goedkoper kan verkrijgen, is die eerder geneigd daarvoor van aankoopplaats te wisselen. Het discountsegment komt hierdoor op, zowel bij supermarkten als in de niet-dagelijkse sector (Action, outletcenters).
Bron: www.hbd.nl
24
Hoofdstuk 2
Nieuwe concepten ln de retail worden steeds nieuwe concepten ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld brandstores, flagshipstores, lifestyle concepten, themacentra en Factory Outlet Centra. Deze concepten zoeken passende locaties. Dit biedt kansen om het onderscheidend vermogen van met name de binnensteden op te waarderen en leidt er tevens toe dat de traditionele winkelhiërarchie onder druk staat.
lnternetverkopen lnternet als medium is sterk in opkomst. Ook de verkoop van artikelen via internet groeit, na een langzame start, nu explosief. De verwachting is dat de omzet jaarlijks met 20% tot 30% zal groeien". Toch is de totale verkoop op internet nog marginaal ten opzichte van de omzet die gemaakt wordt in de traditionele detailhandel, ongeveer 5%. Met de sterke omzetgroei kan dit marktaandeel over vijf jaar echter al verdubbeld zijn naar 1Oo/o.
Branchevervaging
Met de schaalvergroting in grootschalige branches en de afnemende bestedingen in bijvoorbeeld de branches doe-het-zelf en woninginrichting is de afgelopen jaren ook de branchevervaging toegenomen. Binnen winkelformules is dit aspect erg moeilijk te reguleren en te handhaven. ln het beleid van veel gemeenten heeft dit ook geen prioriteit. Brancheverbreding
Was een perifere vestiging eerder voorbehouden aan een beperkt aantal branches en soorten winkels, nu hebben gemeenten en provincies meer mogelijkheden om dat zelf te regelen. Perifere locaties herbergen tegenwoordig daarom vaak ook meer branches (rijwielen, speelgoed, sport, electro). Zij worden daardoor completer en gaan meer concurreren met de reguliere winkelcentra.
De uiteindelijke impact van internetverkopen op de detailhandel
moet zich nog laten blijken. De verwachting is vooralsnog dat internetwinkelen niet noodzakelijkerwijs lijdt tot een afname van het aantal winkelbezoeken, maar uit te sluiten is het niet. Het concreet 'zien, ruiken en voelen' van artikelen blijft een belangrijk motief. De aankoop van producten waar deze belevings- en emotionele aspecten belangrijk zijn, zal dus via het traditionele retailkanaal gaan. Producten waarvoor dit minder geldt, zoals bruin- en witgoed, speelgoed, reizen, fotografische artikelen, telecom en boeken en cd's, ondervinden grotere effecten. Dit kan op termijn lijden tot een afname van traditionele detailhandel. De reis- en fotobranches hebben de eerste klappen reeds ondervonden.
"
Hoofdstuk 2
Blauw Research 2008
25 B,'IO
lnternet biedt winkeliers echter ook kansen. Een aanvullende webwinkel kan de volgendê voordelen opleveren: o Positief effect op prestatiet zoals een betere dienstverlening en informatievoorziening, . Additionele vraag creëren die niet alleen ten koste gaat van fysieke aankopen in de winkels. o lnzetten van zogenaamde collection and delivery points, afhaalpunten waâr op internet gekochte producten opgehaald kunnen worden.
2.6
Overzicht sterke en zwakke punten en kansen en bedreigingen
ln total¡teit ruim aanbod detailhandel a
Ruim aanbod recreatief winkelen
a
Ruim aanbod doe-het-zelf en plant & dier
Veel keuze voor consument uit grotere winkelgebieden Nieuwe winkelprojecten in de regionale en lokale centra a
Sterke woonboulevard Breda
a
Aanwezigheid Rosada en regionale PDV-locaties
o
Beperkfe leegstand
o
Goed functioneren dagelijkse artikelensector
Normaal functioneren niet- dageartikelensector.
Bl.fro 26
r ¡ .
Redelijk veel verspreid aanbod
UitstralingregionalePDVlocaties Leegstand westelijke gemeenten
ËEr
-þ;LY b
H
3
E=t
É-
Kans a
Bevolkíngsgroe¡ totåle rêgio
Bevolkingsafname diverse kleinere
a
Bevolkingsgroei in Breda
gemeenten
o
Welgestelden in het achterland en
o
Omvang plannen niet- dagelijkse
Vlaanderen
art¡kelen
Verandering bevolkingssamenstel-
ruimte
ling (o.a. vergríjzing)
a
Ligging tussen grote bevolkingsconcentraties
in relatie tot de markt-
Schaalvergroting (druk op perifere vestíging)
o
Effecten crisis
op
woningbouw,
Plannen voor versterking van het
ontwikkeling van projecten en de
âanbod (met name in Breda)
bestedingen
5chaalvergroting (motor dynamiek).
t
Groei E- commerce
a
Mobiliteit van consumenten
a
Ontwikkelingen regio's.
in
omringende
Þ...t
F{.,I
-a
-
HI
lÞ;{if
E5
B:;{
-
-
-
Bl-ro
28
Hoofdstuk
2
3.
onderneming mogelijk is en perspectief voor termijnen geboden wordt.
VISIE OP DE DETAILHANDELSTRUCTUUR
3.1
Doelen en ambities regionaal detailhandelsbeleid
Hoofddoel Het hoofddoel van het regionale detailhandelsbeleid is het tot stand brengen van een evenwichtig en duurzaam detailhandelsapparaat in West-Brabant, waarbij rekening gehouden wordt met de aanwezige marktverhoudingen en ontwikkelingen, en gestreefd wordt naar een maatschappelijk verantwoorde, samenhangende en op elk niveau van de voorzieningenhiërarchie gezonde wi nkelstructuu r. Achterliggende doelen De hoofddoelstelling is ingegeven door: . Een goede consumentenverzorging: de consument dient te beschikken over een in kwantitatief en kwalitatief opzicht zo compleet, gevarieerd en attractief mogelijk pakket aan winkels. . Goed functionerende ondernemingen: het creëren van omstandigheden voor de huidige en toekomstige detailhandelsondernemers waarbij een rendabele exploitatie van de
Hoofdstuk 3
de
langere
Het streven naar een evenwichtig en duurzaam detailhandelsapparaat is daarnaast ingegeven door het belang van de detailhandel voor: . de economische, culturele en sociale functie van centrumgebieden;
. het behoud en de versterking . .
van de kwaliteit van
de
leefomgeving; de werkgelegenheid; invulling geven aan de vrijetijdsbesteding van de inwoners en bezoekers; de bijdrage die detailhandel kan leveren aan het versterken van het imago of de uitstraling van gemeenten en plaatsen; de bijdrage aan het verbeteren van het vestigingsklimaat voor andere ondernemingen en instellingen; de bijdrage aan een verhoging van de aantrekkelijkheid en duurzaamheid van bedrijventerreinen (door perifere detailhandel).
Subdoelen
Om het hoofddoel te bereiken, dient de concurrentiekracht van de detailhandel in West-Brabant als geheel versterkt te worden. Daartoe wordt ingezet op:
29 B-'IO
a a
a a
een versterking van de bovenregionale aantrekkingskracht van de detailhandel in West Brabant (in combinatie met andere toeristisch-recreatieve voorzien ingen); een kwaliteitsverbetering van het aanbod; steun aan ontwikkeling dagelijkse voorzieningen in de kleine(re) kernen; een krachtige ontwikkeling van de hoofdwinkelcentra (in onderlinge samenhang);. een sterke structuur van perifere detailhandel, complementair aan de reguliere winkelcentra; een accent op herstructurering; sturing vooral op kwaliteit: voorkomen van meer van hetzelfde.
samenwerkende gemeenten nieuwe detailhandelsinitiatieven met een bovengemeentelijke impact, waar nodig en/of gewenst toetsen op de (per saldo) toegevoegde waarde voor de detailha ndelsstructu u r.
Complementariteit en onderscheidend vermogen ln een evenwichtige en duurzame voorzieningenstructuur vullen de verschillende winkelgebieden elkaar aan en heeft ieder een eigen functie binnen de structuur. Ze dienen dus eigen kenmerken en kwaliteiten te hebben. Dit schept duidelijkheid voor de consument, biedt aanknopingspunten voor strategie en investeringen van ondernemingen en biedt mogelijkheden voor elkaar versterke nde effecten (doe g roepen, co m bi n atiebezoeke n). I
concentratie Bij concentratie c.q. clustering van winkels ontstaat een meerwaarde voor de betreffende bedrijven. De bedrijven kunnen profiteren van elkaars nabijheid, aantrekkingskracht en gemeenschappelijke faciliteiten. De consument heeft het voordeel van gemak, overzichtelijkheid en veel keuzemogelijkheden. Een indirect effect is dat winkels bekend raken bij het publiek en dus bij potentiële klanten. Rui mtel ij ke
3.2
Beleidslijnen
Dynamiek detailhandel faciliteren
De ontwikkelingen in de detailhandel gaan heel snel. Winkelformules komen en gaan, en nieuwe winkelconcepten worden geïntroduceerd. Deze vernieuwing houdt winkelgebieden interessant voor de consument. Eerder is aangegeven dat in dit verband geldt dat kwaliteit boven kwantiteit gaat. Maar het is wel van groot belang dat de vernieuwing op de juiste plek binnen de detailhandelstructuur plaats vindt. Om ongewenste ontwikkelingen voor het bestaande aanbod te voorkomen, zullen de
Bl.fro
30
Hoofdstuk 3
Clustering resulteert daarom in meer bezoekers en daarmee ook meer draagvlak voor verbreding en verdieping van het totale assortiment. Daarnaast draagt concentratie ook bij aan het beperken van het aantal verkeersbewegingen. Nieuwe ontwikkelingen dienen daarom zoveel mogelijk plaats te vinden binnen de door de regiogemeenten aangewezen winkelcentra en locaties van perifere detailhandel. Winkelontwikkelingen met een bovengemeentelijke impact worden daarbuiten in principe niet toegestaan, tenzij de vestiging in een winkelgebied niet mogelijk is en er een aangetoonde meerwaarde is voor de regionale detailhandelsstructuur.
Schaalvergroting op de juiste plek faciliteren Een van de belangrijkste motoren achter de dynamiek in de detailhandel is de schaalvergroting. Mede om de concurrentiepositie te behouden en te versterken, is het belangríjk dat WestBrabant blijft inspelen op deze ontwikkeling en de schaalvergroting faciliteert. Tussen de diverse soorten grootschalige winkels bestaan grote verschillen in effecten op de structuur als geheel. Een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de grootste winkels in de regionale detailhandelsstructuur is daarom noodzakelijk. Hierbij vormen aspecten als branche en bezoekersintensiteit bela n grij ke afweg ingscriteria.
Uitbreiding verspreide bewinkeling beperken Verder concentreren is een hoofddoel, maar dit betekent niet dat verspreide bewinkeling hoeft te verdwijnen. Deze bewinkeling heeft in een aantal gevallen wel degelijk een functie. Soms bieden deze locaties bijvoorbeeld goedkope winkelpanden voor startende ondernemers of bedrijven die zonder lage huisvestingslasten moeilijk of niet zouden kunnen functioneren.
Voor zover verspreide bewinkeling niet structuurverstorend is, kan deze dan ook blijven bestaan. Wel moet, gezien het tamelijk grote aanbod aan verspreide winkels in West-Brabant, zeer voorzichtig worden omgegaan met het toevoegen van nieuwe winkels buiten de winkelgebieden.
Hoofdstuk
3
31 Bl,ro
Koopgedrag als leidraad voor positionering winkelgebieden ln toenemende mate wordt in de detailhandel ingespeeld op het type koopgedrag van de steeds diffuser wordende groep consumenten. Bij d¡t gedrag spelen aspecten mee als het aan te schaffen artikel, de eisen die gesteld worden aan het bezoek en de kenmerken van de aankoopplaats (aanbod en verblijfsklimaat). Door aan te sluiten bij dit koopgedrag (zie vorige hoofdstuk) kunnen winkelgebieden, maar ook delen van grotere centra, zich duidelijk profileren en hun eigen identiteit uitdragen. Dit draagt weer bij aan het onderscheidend vermogen van de winkelgebieden. Wel moet opgemerkt worden dat er in winkelcentra vrijwel altijd sprake zal zijn van gerichtheid op een combinatie van soorten aankoopgedrag. Het gaat daarom om de nadruk op een bepaald type koopgedrag.
3.3
Beleid ten aanzien van de hoofdstructuur
De hoofdstructuur is als volgt samengesteld:
¡ .
. .
.
.
Bovenregionaal verzorgend centrum: Binnenstad Breda Regionaal verzorgende centra: hoofdwinkelcentra van:
o o o o
Roosendaal
o
Rosada Roosendaal
Bergen op Zoom Oosterhout Etten-Leur Kernverzorgende centra (zie par.2.2.2) Bovenregionaal PDV-cluster/themacentra: o Woonboulevard Breda o Bavelse Berg Breda Regionale clusters perifere detailhandel: o Meerstoel Oosterhout
o o o
Oostpoort Roosendaal V. Konijnenburgweg Bergen op Zoom Trivium Etten-Leur
Diverse lokale perifere clusters (door de gemeenten zelf te benoemen)
ln het licht van de beschreven doelstellingen en hoofdlijnen vormt het aansluiten bij en versterken van de aanwezige hoofdstructuur van winkelcentra, zoals beschreven in par. 2.2.2., een belangrijk uitgangspunt voor de regionale detailhandelsvisie. De winkelgebieden zijn daar benoemd en getypeerd naar functie en positionering binnen de regionale detailhandelsstructuur van West-Brabant.
Bl,no
32
Nieuwe ontwikkelingen toetsen aan de verzorgingsfunctie De ambitie om de concurrentiekracht van het regionale detailhandelsapparaat te versterken, zal wat betreft het recreatieve winkelen in belangrijke mate ingevuld moeten worden door de 5 grootste winkelcentra. Hier zijn de voorwaarden aanwezig om te komen tot een verdere uitbouw van winkel- en aanverwante
Hoofdstuk
3
voorzieningen. Die voorwaarden zijn: voldoende "body" in de vorm van de aanwezige detailhandel, horeca, publiekgerichte dienstverlening (dus keuzemogelijkheden voor de consument), een aantrekkelijk verblijfsklimaat, een goede bereikbaarheid en voldoende parkeermogelij kheden.
Kleine kernen: Aalburg en Steenbergen
Een verdere kwalitatieve en kwantitatieve groei van de regio-
nale centra is gewenst om te kunnen blijven voldoen aan de wensen en eisen van de consument en de vernieuwing in de detailhandel, maar een uitgangspunt is dat die groei niet ten koste mag gaan van de ontwikkelingsmogelijkheden van de Bredase binnenstad. Omgekeerd mag de bezien vanuit de functie als hoofdwinkelcentrum voor de hele regio noodzakelijke versterking van de Bredase binnenstad de ontwikkelingsmogelijkheden van de regionaal-verzorgende centra ook niet frustreren. Dit houdt in dat de ontwikkelingen in de 5 hoofdcentra moeten passen bij de beoogde verzorgingsfunctie en positionering in de regionale structuur. Voor de kernverzorgende centra geldt hetzelfde: nieuwe ontwikkelingen hier mogen de positie en het perspectief van de omringende kernverzorgende of regionaal-verzorgende centra niet ondermijnen.
Hoofdstuk
3
Perifere detailhandelscentra als aanvulling op de hoofdcentra
Door hun uniciteit qua thema en/of omvang hebben de benoemde perifere (boven)regionale perifere detailhandelsclusters een eigen functie binnen de structuur. Zij richten zich met name op het doelgerichte koopgedrag. ln het licht van de voorgestane clustering moeten hierbij passende nieuwe en vernieuwende winkelontwikkelingen met een (boven)regionale uitstraling behalve in de grotere hoofdwinkelcentra, in principe alleen in deze perifere centra plaats vinden (binnen de vastgestelde mogelijkheden qua branchering en omvang). Slechts bij uitzondering zal van deze lijn afgeweken worden. ln sommige gevallen zijn individuele winkels met een groot verzorgingsbereik door aard en/of omvang namelijk niet of zeer moeilijk ruimtelijk inpasbaar in de genoemde winkelgebieden. Een solitaire vestiging kan dan onder voorwaarden worden toegestaan.
33 B,'IO
Gelet op de mogelijkheden die de aanwezige PDV-centra bieden, dient voorzichtig omgesprongen te worden met de realisatie van nieuwe perifere detailhandelsclusters met een bovengemeentelijke uitstraling en bijbehorende maatvoering.
kunnen vinden gezien aard, schaal en voorkomen van de detailhandel. Dit vertaalt zich in de volgende hoofdlijnen: . Ruimtelijke clustering van bepaalde soorten perifere detailhandel (branche, omvang) binnen een beperkt aantal locaHet aanwijzen van een specifieke perifere detailhandelslocatie ties in de regio. in het Land van Heusden en Altena kan de detailhandelsstruc- . Voor andere soorten detailhandel geen streven naar sterke tuur in dit wat verder van de bestaande clusters afgelegen geclustering, maar wel beperking vestigingsmogelijkheden tot bied versterken. Nader onderzoek dient de haalbaarheid en hiervoor in aanmerking komende bedrijventerreinen. . Waar distributie-planologisch en ruimtelijk mogelijk en gewenselijkheid hiervan aangeven. wenst ruimte bieden aan thematisering. De verschillende gemeentelijke of lokale bedrijventerreinen kunnen plaats blijven bieden aan perifere detailhandel die zich Perifere detailhandel algemeen in eerste instantie op het betreffende verzorgingsgebied richt. ln Detailhandel die zich in alle regiogemeenten in principe op de navolgende paragraaf wordt het beleid met betrekking tot de daartoe aangewezen perifere locaties (bedrijventerreinen) mag perifere vestiging van detailhandel nader uitgewerkt. vestigen, mits qua omvang passend bij de verzorgingsfunctie van de kern of de locatie, is: . detailhandel in auto's motoren, boten, caravans en tenten (beide laatste in combinatie met kampeerartikelen); 3.4 Detailhandel op per¡fere locaties . detailhandel in automaterialen (in relatie met inbouw); . detailhandel in keukens, badkamers, sanitair, tegels; Hoofdlijnen o bouwmarkten en ándere all-round doe-het-zelf zaken Uitgangspunt: Ruimte bieden aan soorten winkels en/of detailo tuincentra (inclusief dierenbenodigdheden en -voeding en handels branches die niet passen in of aan de rand van de reguliere all-round winkelcentra vanwege het volumineuze karakter woondecoratie); (een groot deel) van de gevoerde artikelen of hier geen plek van
B,fIo
34
Hoofdstuk 3
.
.
detailhandel in (zeer) volumineuze- artikelen zoals zonwering, tuinhuisjes, buitenspeeltoestellen, zwembaden, tuinbeelden, haarden en kachels, grafzerken, (paarden)trailers, aanhangwagens, etc.;
Brand- en explosiegevaarlijke stoffen, grove bouwmaterialen. landbouwwerktuigen.
Ook de gehele woninginrichtingbranche (meubelen, vloerbedekking, woningtextiel, verlichting, babywoonwinkels) kan zich in principe perifeer vestigen in de regio onder de genoemde voorwaarden. Voor deze branche geldt echter een streven naar clustering op de grotere (boven)regionale perifere centra. Dit omdat bij de aanschaf van woonartikelen het kijken en vergelijken, en dus het hebben van veel keuzemogelijkheden, belangrijk is. Woonboulevards moeten daarom veel te bieden hebben. Als aanvullende voorwaarden (richtlijnen) voor vestiging buiten de grotere perifere centra worden daarom gesteld: . De winkels moeten een lokale/gemeentelijke basis hebben (herkomst onderneming, beoogd verzorgingsgebied); . Als indicatie voor de maximale maatvoering is 1.500 of 2.000 mz wvo gehanteerd worden. Er geldt geen minimale maatvoering voor perifere vestiging van winkels in de genoemde branches (m.u.v. bouwmarkten). Tuincentra
Een tuincentrum is een bijzondere vorm van detailhandel die conform het provinciale beleid specifiek bestemd dient te worden. Gelet op het specifieke karakter en voorkomen, evenals het ruimtebeslag, wordt een vestiging buiten de aangewezen winkelgebieden en perifere locaties niet op voorhand uitgesloten. Met name locaties in de randzones van de bebouwde kom van kernen kan eventueel in aanmerking komen. Concrete initiatieven worden op basis van de locatievoorwaarden en effecten op de detailhandelsstructuur beoordeeld. De (boven)regionale perifere centra Vanuit de gedachten van gelijke behandeling kan voor de niet gethematiseerde perifere locaties met een (boven)regionale verzorgende functie in West-Brabant de volgende branchering gehanteerd worden: . Voor detailhandel gericht op'wonen' is het beleid gericht op een sterke mate van thematische clustering. Voor vestiging hier geldt een minimumomvang voor de winkel van 500 m2
wvo.
De volgende branches zijn, naast de eerder genoemde branches/soorten wi nkels ook toegestaan:
.
bruin- wit- en grijsgoedzaken. Het gaat hierbij om detailhandel in audio- en videoapparatuur (incl. beeld- en geluidsdragers), grote en kleine elektrische huishoudelijke apparaten, computers en aanverwante apparaten en telecommu
Hoofdstuk 3
n
icatieapparaten);
3s Bl.ro
. . .
detailhandel in rijwielen en automaterialen; speciaalzaken op het gebied van tuin, groen en dier; speciaalzaken op het gebied van bouw- en inrichtingsmaterialen (deuren, ijzerwaren en gereedschappen, verf en behang, haarden, etc.);
o
De detailhandel is ondergeschikt in termen van omzet en/of benutte bedrijfsru imte. . De verkoopruimte mag maximaal 250 mz wvo omvatten. Hierbij geldt dat als de detailhandel niet (meer) ondergeschikt is, er sprake is van een echte winkel. ln dat geval gelden de eerder genoemde u itgangspu nten voor perifere detai ha ndel. I
Thematische perifere detailhandelsontwikkelingen Themacentra worden in principe alleen in of bij de
vijf grootste
steden toegestaan, tenzij het thema dusdanige specifieke eisen aan de omgeving stelt (bijvoorbeeld directe relatie met natuur of platteland). ln dergelijke gevallen wordt de beoogde ontwikkeling apart beoordeeld. De omvang en branchering van de thematische ontwikkeling wordt per initiatief beoordeeld en vastgelegd. Detailhandel als nevenactiviteit op perifere locaties Op locaties waar perifere detailhandel binnen de regels is toegestaan, is met vrijstelling ook detailhandel als nevenactiviteit bij een bedrijf met een andere hoofdactiviteit toegestaan. De voorwaarden zijn: . Het gaat specifiek om aan de hoofdactiviteit productie, groothandel en/of installatie gerelateerde of die hoofdactiviteit ondersteunende detailhandel passend binnen de benoemde toegestane perifere branches. Het kan bijvoorbeeld gaan om ter plekke geproduceerde artikelen (mits passend bij de benoemde PDV-branches).
B,fIo
36
Ongewenste branchevervaging PDV Voor de bedrijfsvoering van de winkels op perifere locaties kan het gewenst zijn dat naast het kernassortiment ook andere assortimenten gevoerd worden (ontwikkeling tot branchegericht warenhuis, de klant verrassen en ideeën laten opdoen, etc.). Om enerzijds het voeren van nevenassortimenten mogelijk te maken, maar anderzijds te voorkomen dat uiteindelijk op perifere locaties een winkelaanbod ontstaat dat in totaliteit gaat concurreren met de bestaande winkelcentra, worden beperkingen ingesteld ten aanzien van de toegestane nevenassortimenten. De richtlijnen hiervoor zijn: ¡ ln z'n algemeenheid geldt dat de artikelen gevoerd mogen worden die direct of indirect tot het specifieke assortiment van de betreffende branche of soort winkel behoren. Hierbij is inbegrepen gelegenheidsassortiment ten behoeve van bepaalde festiviteìten, zoals Kerst, Pasen en Koninginnedag, waarbijwel een beperking van de verkoop in de tijd geldt.
Hoofdstuk 3
Voor de aangewezen perifere locaties geldt dat het assortiment van alle toegestane branches en soorten winkels zonder beperkingen in alle hier aanwezige winkels verkocht mag worden. In bestemmingsplannen worden heldere omschrijvingen opgenomen van de toegestane branches enlof soorten winkels. ln de bijlagen zijn hier voorbeelden van opgenomen. Niet benoemde en bijzondere detailhandelsontwikkelingen op perifere locaties Hiervoor zijn de op perifere locaties toegestane detailhandelsactiviteiten specifiek benoemd, maar de opsomming is niet uitputtend. Voor initiatieven voor perifere vestiging van detailhandel in niet-benoemde branches, wordt de afweging gemaakt of het wel past binnen de hoofdlijnen en geest van het beleid. ls dit het geval dan worden voornoemde regelingen gehanteerd. Niet alle nieuwe detailhandelsontwikkelingen zijn te voorzien. Zo kunnen er specifieke redenen zijn om af te wijken van de aangegeven branchebeperkingen voor perifere detailhandelsvestiging. Ter illustratie: grootschalig winkelaanbod in andere dan de aangegeven branches dient zich, zoals gezegd, in de reguliere winkelcentra te vestigen. Het is echter niet uit te sluiten dat het gaat om een dusdanig grote winkel of combinatie van winkels dat deze hier ruimtelijk niet zijn in te passen. ln dat geval kan er onder voorwaarden bezien worden of perifere vestiging een optie is.
Hoofdstuk
3
Bovenal gaat het hierbij om toetsing van de impact op de beoogde detailhandelsstructuur: is er per saldo wel of geen sprake van structuurverstoring? Hierbij gaat het er met name om dat er geen blijvende, zeer aanzienlijke afname van de keuzemogelijkheden of variatie in het aanbod (van de betreffende branche) plaats vindt. Bovendien dient de vestiging versterkend te zijn voor de detailhandelsstructuur van de reqio.
3.5
Bijzondere detailhandel en over¡ge aspecten
5tationlocaties Detailhandel in en rond stations dient hoofdzakelijk gericht te zijn op de reizigers/ forensen, de werkers in het gebied en toeristisch-recreatieve bezoekers, en mag niet concurreren met de reguliere bestaande of beoogde winkelcentra. De gemeenten kunnen zelf de maatvoering van het aanbod bepalen.
Kantoor- en bedrijfslocaties, winkels in instellingen en sportvoorzieningen Ter voorkoming van een versnippering van het detailhandelsaanbod, wordt, afgezien van de onder het perifere detailhandelsbeleid vallende zaken, geen detailhandel op bedrijventerreinen toegestaan. Voor de grootste bedrijventerreinen wordt hierop een uitzondering gemaakt voor detailhandel al onderdeel van op de bedrijven en hun medewerkers gerichte 'facility
37 Bl,fro
points'. De hierin opgenomen detailhandel dient gericht te zijn op de doelgroep en mag, als richtlijn, maximaal slechts 250 m2 bvo omvatten, met units van maximaal 1OO m2 bvo. De winkels mogen niet structuurverstorend werken voor de hoofdstructuur en daarbinnen vooral de buurt- en wijkwinkelcentra. Deze beleidslijnen zijn eveneens van toepassing op winkelaanbod in ziekenhuizen, religieuze instellingen, scholen, sportvoorzieningen, ouderen en verzorgingstehuizen. Detailhandel bij tankstations
Voor de winkels bij motorbrandstoffenverkooppunten wordt uitgegaan van de volgende richtlijnen: een maximale omvang van 100 m2 bvo. Er kan voor tankstations langs de snelwegen gemotiveerd afgeweken worden van deze richtlijn tot een maximum van 150 m2 bvo.
Detailhandel als onderdeel van een zorgboulevard Een zorgboulevard is een combinatie van zorgvoorzieningen die meestal in combinatie met een ziekenhuis of andere grote zorginstelling voorkomt. Een zorgboulevard omvat diverse vormen van medische of geestelijke gezondheidszorg en andere hulpverlening, zoals bijvoorbeeld fysiotherapie, maar ook zorggerelateerde detailhandel. Te denken valt aan winkels met specifieke hulpmiddelen, optiek, gehoortoestellen, bedden, trainingstoestellen, drogisterij, etc. lnitiatieven op dit gebied wor-
Bl,fro
38
den niet op voorhand afgewezen, maar getoetst op hun effecten op de detailhandelsstructuur. Megasupermarkten Megasupermarkten zijn supermarkten van ca. 3.500 m2 bvo of meer. Zij hebben door hun brede en diepe assortiment en comfort een toegevoegde waarde voor de consumentenverzorging, maar kunnen door hun omvang ook negatieve effecten hebben op het functioneren van op boodschappen doen gerichte winkelcentra. Gezien de geformuleerde doelen ten aanzien van de dagelijkse verzorgingsfunctie van de kernverzorgende centra, dient voorzichtig omgesprongen te worden met de inpassing van megasupermarkten. Uitgangspunten zijn dat hun aantal beperkt blijft, er sprake is van een evenwichtige spreiding over de regio en dat zij zich vestigen in winkelgebieden met een verzorgingsbereik en -functie dat het kern- of wijkniveau duidelijk overstijgt. Super megasupermarkten (> 6.000 m2 bvo) worden niet toegestaan.
lnternet afhaalshops Met het toenemen van de detailhandelsverkoop via internet neemt ook het leveren van de goederen via afhaalpunten toe. Het risico bestaat dat dergelijke afhaalpunten verkapte winkels worden en daarmee gaan concurreren met de gevestigde detailhandel. Om dit te voorkomen, mogen afhaalshops wel op
Hoofdstuk 3
bedrijventerreinen gevestigd zijn, maar men mag niet als winkel functioneren (tenzij men past binnen het PDV-beleid). Detailhandel op bijzondere locaties
Vliegende winkels Met vliegende winkels wordt bedoeld een kortdurende detailhandelsverkoop tegen dumpprijzen vanuit locaties waar normaliter geen detailhandel plaatsvindt, bijvoorbeeld horecagelegenheden of bedrijfspanden. Vliegende winkels kunnen voor de consument soms aantrekkelijk zijn, maar de gevestigde detailhandel kan er ernstig door benadeeld worden. Op de lange duur is dat ook nadelig voor de consument. D¡t is de reden om zeer terughoudend om te gaan met vliegende winkels, zeker daar waar het de verkoop van nieuwe artikelen betreft. Gemeente kunnen initiatieven toetsen op basis van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3
Een echte 'rommelmarkt' heeft overigens geen negatieve invloed op de detailhandelsstructuur (mits de regels goed gehandhaafd worden). Uitzonderingen kunnen verder gemaakt worden voor incidentele verkopen in samenhang met evenementen of bijzondere gebeurtenissen. Verkoop aan huis Detailhandelsactiviteiten in de vorm van verkoop vanuit een woning zijn ongewenst in verband met het voorkomen van een versnippering van het aanbod en het oproepen van ongewenste verkeersbewegingen. Via een vrijstellingsbepaling in het bestemmingsplan kan daar waar er (onder meer) geen sprake is van een verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur eventueel een uitzondering gemaakt worden voor een zeer beperkte verkoop (kleinschalig), in verband met een bedrijfsmatige activiteit bij een woning in het kader van de regelingen aan huisgebonden beroepen/bedrijvigheid. Met name in de kleine kernen kan deze vorm van detailhandel bijdragen aan de levendigheid en leefbaarheid. Boerderijverkoop Het behoud van agrarische activiteiten op het platteland is onder meer uit het oogpunt van werkgelegenheid en landschapsbeheer gewenst. De reguliere bedrijfsvoering is niet altijd voldoende om te voorzien in een economisch renderend bedrijf.
3s
Bl.qO
Naast de reguliere bedrijfsvoering wordt dan ook naar alternatieve inkomstenbronnen gezocht, zoals de verkoop van (eigen)
producten rechtstreeks aan consumenten. Boerderijverkoop mag geen verstorend effect hebben op de regionale detailhandelsstructuur. Voorwaarde voor een boerderijwinkel is dat er zoveel mogelijk eigen producten verkocht worden, aangevuld met andere lokale en streekproducten. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de boerderijverkoop ondergeschikt is aan de reguliere agrarische activiteiten, zowel naar omzet als in oppervlakte. Conform de regeling van provincie Noord-Brabant wordt voorgesteld aan de boerderijverkoop in het buitengebied een maximum metrage van 100 m2 wvo te stellen.
Bl.ro
40
4.
REGIONALE AFSTEMMING . D ETAI LHAN D E LSI N ITIATI EVE N
o .
4.1
ln principe vindt toetsing op regionaal niveau plaats bij alle detailhandelsinitiatieven die mogelijk negatieve effecten hebben op de bestaande of beoogde detailhandelsstructuur" in een of meerdere van de andere tot de regio West-Brabant behorende gemeenten. ln dit verband is het van belang dat zowel gemeenten als andere partijen initiatieven kunnen voordragen voor
lnleiding
ln het voorgaande hoofdstuk is een visie op de regionale detailhandelsstructuur weergegeven. Deze visie vormt een leidraad voor een uitwerking op gemeentelijk niveau: enerzijds in gemeentelijk detailhandelsbeleid, anderzijds in de bestemmingsplannen. Nieuwe detailhandelsinitiatieven kunnen hieraan door gemeenten getoetst worden. Er kunnen echter ook initiatieven zijn die door aard en/of omvang bovengemeentelijke effecten hebben, en daarmee de regionale detailhandelsstructuur raken. ln dergelijke gevallen is een regionale afstemming gewenst.
4.2
Criteria voor reg¡onale toetsing
ofiìvân9 individuele winkels en winkelgebieden; kwaliteit winkelaanbod en -omgeving. Deze elementen spelen ook een grote rol bij de sturing op de ontwikkeling van de regionale detailhandelstructuur.
regionale toetsing. Voorgesteld wordt om in ieder geval initiatieven voor winkelves-
tiging of -uitbreiding, ongeacht de locatie of branchering, voor regionale toetsing voor te dragen als het initiatief de volgende omvang te boven gaat en het vigerende bestemmingsplan het initiatief niet toelaat: . Winkelprojecten in de benoemde reguliere winkelcentra en perifere detailhandelslocaties met een bovenregionale verzorgingsfunctie: 10.000 m2 bvo.
Wanneer toetsen?
Bij het opstellen van de visie op de regionale detailhandelstructuur is vooral rekening gehouden met de volgende aspecten: o locatie; . branchering/soortwinkel;
Hoôfdstuk 4
''
Het gaat hierbij dus nadrukkelijk niet om negatieve effecten op individuele winkels, tenzij een individuele winkel structuurbepalend is voor een kern of winkelgebied. Dit kan bijvoorbeeld bij kleinere kernen het geval zijn bij supermarkten
41 BflO
Winkelprojecten in de benoemde reguliere winkelcentra en perifere detailhandelslocaties met een regionale verzorgingsfunctie 5.000 m2 bvo. Winkelprojecten in de benoemde reguliere winkelcentra en perifere detailhandelslocaties met een kernverzorgingsfunctie 2.500 mz bvo. Bij initiatieven die niet stroken met het regionale beleid en er bestemmingsplanwijziging nodig is (bijvoorbeeld nieuwe solitaire vestiging op het platteland). Het dagelijks bestuur van het SES en de in te stellen retailcommissie (zie hierna) worden geïnformeerd over deze projecten als er binnen de gemeenten besluitvorming door B&W heeft plaatsgevonden, of zo veel eerder als richting initiatiefnemers verantwoord is. Vervolgens kan besloten worden of een nadere toetsing gewenst is of niet, en kan er een advies van SES WestBrabant richting de betreffende gemeente gaan.
Onder negatieve effecten wordt in ieder geval verstaan dat de keuzemogelijkheden voor de inwoners van een (kern in een) tot de regio behorende gemeente onaanvaardbaar afnemen door een winkelontwikkeling in een van de andere regiogemeenten. Het gaat hierbij wel om soorten winkels die direct of indirect essentieel zijn voor de consumentenverzorging in de betreffende plaats of gemeente.
Toetsingscriteria Het centrale toetsingskader voor nader te boordelen nieuwe winkelontwikkelingen vormt de visie op de regionale detailhandelsstructuur, zoals in deze nota is verwoord. Aan nieuwe winkelontwikkelingen wordt in principe beleidsmatig meegewerkt
Het al of niet aanwezig zijn van distributieve ruimte is een belangrijk aspect bij de beoordeling van de toegevoegde waarde van nieuwe winkelontwikkelingen voor de regionale detailhandelsstructuur. Maar die ruimte wordt tevens beïnvloed door de aanwezigheid van verouderd aanbod of aanbod op vanuit de structuur bezien minder gewenste locaties. De kwaliteit van de distributieve structuur geeft dan de doorslag in de beoordeling
a ls:
.
Bl,no
.
meerwaarde kan zich uiten in een toename van de keuzemogelijkheden voor de consument, bijvoorbeeld omdat de branche zwak vertegenwoordigd is. Of als er sprake is van een nieuwe formule die zich onderscheidt door kwaliteit, specialisatie en/ of gerichtheid op een of meer bepaalde doelgroepen. Aangetoond wordt dat het initiatief geen (blijvende) negatieve effecten heeft op de bestaande detailhandelsstructuur en/of de in de visie aangegeven ontwikkeling daarvan.
Aangetoond wordt dat het initiatief een meerwaarde voor de lokale en/of regionale detailhandelsstructuur heeft. Deze
42
Hoofdstuk 4
en het accepteren van een bepaalde mate van verdringing kan dan een legitieme keuze zijn.
dividuele gemeenten zullen zich hier uiteindelijk aan moeten conformeren, bijvoorbeeld door vaststelling in de gemeenteraden.
Bij winkelontwikkelingen met mogelijke effecten op de bovenregionale detailhandelsstructuur, dient het initiatief getoetst te worden aan het provinciale detailhandelsbeleid". Verder zal het initiatief getoetst worden op voor de ruimtelijke ordening relevante aspecten als: . inpassing in de omgeving . bereikbaarheid . parkeermogelijkhedenbezoekersenpersoneel . bevoorrading; . beeldkwaliteit;
¡
etc.
4.3
Organisatiekader en toetsingsprocedure
Gemeentelijk overleg en verantwoordelijkheden De West-Brabantse gemeenten werken ambtelijk en bestuurlijk
samen in het 5E5, maar uiteindelijk ligt de formele besluitvorming over detailhandelsontwikkelingen bij de individuele gemeenten. Dit betekent dat het 5E5-bestuur waar nodig of gevraagd de individuele gemeenten adviseert over detailhandelsontwikkelingen die om regionale afstemming vragen.
Het Dagelijks Bestuur van het SES wordt gevraagd of ongevraagd geadviseerd door een in te stellen "retailcommissie". Hierin zijn zowel ambtenaren als vertegenwoordigers van ondernemersorganisaties en intermediaire partijen als de Kamer van Koophandel en het Hoofdbedrijfsschap detailhandel vertegenwoordigd. Wat betreft de ambtenaren kan het gaan om de contactambtenaren regionaal detailhandelsbeleid.
Vaststellen van de regionale visie en werkwijze afstemming
Wil men in West-Brabant tot regionale afstemming van de detailhandelsontwikkeling komen, dan zullen eerst de spelregels
Taken retailcommissie De hoofdtaak van de retailcommissie is het toetsen van daarvoor
vastgesteld moeten worden, evenals het toetsingskader. De in-
in aanmerking komende nieuwe winkelinitiatieven in het werkgebied en het SES-bestuur te adviseren. Hierbij kan de retailcommissie eventueel ook randvoorwaarden voor realisatie for-
I]
De provincie Noord-Brabant zal in 2009 (nieuw) detailhandelsbeleid formuleren,
Hoofdstuk 4
43 B.[o
muleren of suggest¡es doen voor aanpassingen van het concept. van een distributie-planologisch onderzoek dat minimaal de Daarnaast kan de retailcommissie een taak krijgen in: volgende elementen bevat: . het monitoren van de detailhandelsontwikkelingen in de ¡ rìâârì, adres en woonplaatsgegevens van de aanvrager; regio. ln dit verband kan een meldingsplicht door de geo locatie- en situatiebeschrijving van de beoogde vestigings(bijvoorbeeld meenten voor nieuwe winkelontwikkelingen plaats of uitbreiding; . de beoogde omvang van de ruimte naarwvo en bvo; boven 1.000 m2 bvo) worden afgesproken. Deze monitoring . de branche(ring) en van de vestiging(en), en indien reeds kan ook bijdragen aan een goede handhaving van de onderling gemaakte afspraken in regionaalverband'.. bekend de winkelformule(s); . het doen van voorstellen voor aanpassingen van de regio. het verwachte verzorgingsbereik van het winkelaanbod (verwachte herkomst van de klanten en de omzet); nale beleidslijnen. . Advisering over vertaling van het detailhandelsbeleid in be. de verwachte hoogte van de omzet (ca. 3 jaar na realisatie); . een raming van de omzetmutaties bij de gevestigde detailstemmingsplannen. . Signaleren of de afgesproken spelregels van samenwerking handel als gevolg van het initiatief; . een beschouwing over de kwalitatieve toegevoegde waarde nageleefd worden. van het project voor de detailhandelstructuur van Westlnformatie aanleveren Brabant; . Om een initiatief te kunnen toetsen op effecten op de detailbij verplaatsing een omschrijving van de verwachte effecten handelstructuur, zal de retailcommisie moeten beschikken over voor de vrijkomende panden en omringende functies; . de voorziene verkeerseffecten en de manier waarop men die de relevante informatie. ln dit verband zal de initiatiefnemer op verzoek van de retailcommissie (of de betreffende gemeente) oplost (modal split bezoekers, parkeercapaciteit, openbaar een aantal zaken inzichtelijk moeten maken: Dit kan in de vorm vervoer, bevoorrading, etc.).
'o
Bl,fro
44
lnd¡en besloten wordt niet te komen tot deze meldingsplicht, wordt voorgesteld, naast de toetsingaanmeldingsplicht, ook een meldingsplicht in te stellen voor winkelprojecten die passen in het bestemmingsplan, maar groter zijn dan 10.000 m2 bvo.
Hoofdstuk 4
et e
ea E
Handhaving
Omdat de formele beslissingsbevoegdheid over detailhandelsontwikkelingen in West-Brabant bij de individuele gemeenten ligt, beschikt het SES niet over rechtstreekse sanctiemogelijkheden bij het negeren van adviezen. Maar omdat de vinger aan de pols gehouden wordt op het punt van de regionale detailhandelsontwikkelingen, zal een individuele gemeente door de overige gemeenten wel aangesproken kunnen worden op het negeren van de gezamenlijke afspraken. De samenwerking wordt op het spel gezet, en daar kan men op andere gebieden hinder van ondervinden. Het is daarom ook van groot belang dat de individuele gemeenten zich ook daadwerkelijk conformeren aan het regionale beleid.
lt2.4
hìf
-
-
ffl
É¡¡il
H
ÉiÐ
-
-
-
-
B,fIo
46
zrn
E |ô
BIJLAGEIDEFINIT|ES
-
winkersebied Concentrat¡e van winkels die voor de consument waarneembaar als eenheid te onderscheiden is Naast winkels gaat het veelal ook om horeca-aanbod en consumentverzorgende ambachtelijke bedrijven en dienstverlening.
Detailhandel Verkoopkanaal voor goederen rechtstreeks aan de
eindgebruiker.
Vloerproductiviteit Gemiddelde omzet in gevestigde winkels per m2 verkoopvloeroppervlak (wvo).
Detailhandel (als activiteit)
het verbrui-
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, alsmede de uitstalling ten verkoop,
Winkelvloeroppervlakte (wvo)
verkopen en/of leveren van goederen aan de uiteindelijke gebruiker of
De
ker Dagelijkse
voor publiek toegankelijke, zichtbare, overdekte en ommuurde winkelruimte
(dus
artikelen
excl magazijn, kantoor, etalage, etc.).
Brutovloeroppervlakte (bvo)
persoonlijke verzorging. ln de praktijk gaat het hierbij om supermarktaanbod, aanbod in levensmiddelenspeciaalzaken, drogisterij- en parfumeriezaken Voedings- en genotmiddelen (vgm) en artikelen op het gebied van
ook wel bebouwd oppervlak van een ruimte of een groep van ruimten. Dit
is de
oppervlakte, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten om-
hullen. Meten vindt plaats op basis van NEN 2580. Niet-dagelijkse artikelen
Alle artikelen die niet behoren tot de dagelijkse
artikelensector.
Bested¡ngspotentieel Totaal aan winkelbestedingen die door de inwoners van een bepaald gebied
Winkel leder voor publiek vrij toegankelijk pand dat bedoeld is voor de verkoop
detailhandelsartikelen.
gedaan kunnen worden. Gebaseerd op inwoneraantal en gemiddelde (landelij-
van
ke) toonbankbesteding per hoofd van de bevolking, gecorrigeerd naar de ge-
middelde inkomenssituatie in het betreffende gebied. Groepering daarvan noemt men bestedingsvolumes.
Koopkrachtbinding
Bijzondere concentrat¡e
Mate waarin inwoners van een bepaald gebied hun detailhandelsbestedingen
Concentratie van winkels op een per¡fere locatie met branches die conform het
verrichten bij winkels die in dat gebied gevestigd zijn.
gemeentelijk beleid daar zijn toegelaten. Door omvang en invulling hebben de bijzondere concentraties meestal een bovenlokale functie.
Koopkrachtafvloeiing Mate waar¡n inwoners vên een bepaald gebied hun detailhandelsbestedingen
verrichten bij gevestigde winkels buiten dat gebied.
Dwaalmilieu De route die kan worden afgelegd, overwegend buiten het winkelcircuit maar
wel met raakvlakken daaraan. ln het dwaalmilieu bevindt zich een variatie aan Aandeel vreemde koopkracht of koopkrachttoevloeiing
elementen zoals winkels, horeca en op het gebied van cultuur en vermaak die
Het deel van de gerealiseerde omzet (inclusief BTW) in een bepaalde plaats,
elk eigen specifieke waarden hebben.
winkelgebied of -centrum dat afkomstig is van andere dan de 'eigen'consumenten (dus van buiten de wijk, plaats. gemeente etc.).
Perifere detailhandel
Koop(kracht)oriëntatie
sluitend aan reguliere winkelcentra zijn gelegen (bijvoorbeeld op bedrijventer-
Detailhandel die zich beleidsmatig mag vestigen op locaties die niet in of aanMate waarin inwoners van een bepaald gebied hun detailhandelsbestedingen
reinen). Veelal vindt een beperking van deze vestigingsmogelijkheden plaats op
plaatsen bij een bepaald winkelcentrum.
grond van branche, aard van de winkel en/ of omvang van de winkels.
Koopstromenonderzoek Onderzoek middels een enquête gehouden onder de bevolking van een bepaald gebied (zoals kern, gemeente, regio of provincie) om te bepalen waar (in welke winkels, concentraties) hun detailhandelsbestedingen terecht komen. Hiermee is
het koopgedrag vast te stellen voqr een bepaalde aankoopplaats. Dit wordt uitgedrukt mèt de begrippen'koopkrachtbinding'
en'koopkrachtafuloeiing'.
BIJLAGE 2: DEFINITIES DIVERSE. SUBBRANCHES
Voor tuincentra worden echter diverse definities gehanteerd. Gewoonlijk wordt het assortiment van tu¡ncentra globaal onderverdeeld in de volgende 'levende' en 'dode'artikelen:
¡'Levende'artikelgroepen, zoalskamerplanten, eenjarigetuinplanten, Bouwmarkt
meerjarige tuinplanten, bollen/zaden, snijbloemen etc
Het betreft verkooppunten met een breed assortiment DHZ-artikelen, waaron-
.
'Dode'artikelgroepen, onder andere groot onderhoud en aanleg, tuinge-
der ten minste 6 van de volgende groepen: ijzerwaren, handgereedschap; in-
reedschappen, tuinmeubelen, barbecues, decoratie buitenshuis (potterie,
stallatiemateriaal (elektra/water); elektrisch handgereedschap, hout en houtwaren; groot en/of klein sanitair; verf, verfproducten en toebehoren, behang; tuin-
ornamenten), klein onderhoud (bestrijdingsmiddelen, grond, mest), sfeerverlichting en seizoensartikelen buiten, sfeer- en seizoensartikelen binnen
artikelen niet-levend.
(Kerstmis, Pasen), decoratie en gebruiksartikelen binnenshuis, dierbeno-
o
Het oppervlak van de winkel bedraagt minimaal 800 m2 wvo (indien kleiner, dan is het een breedpakketzaak). Dit wordt op formuleniveau bepaald (het
gemiddelde) Het kan dus voorkomen dat bepaalde vestigingen van een
digdheden binnen en buiten.
.
de verhuur van machines, gereedschappen en aanhangers, het aanbieden van activiteiten op het gebied van tuinarchitectuur en tuinlease.
formule kleiner zijn, maar dan worden ze toch tot de bouwmarkten gerekend.
o
Samen met een schaalvergroting breiden tuincentra veelal ook het assortiment
Minimaal
50o/o van
de omzet is afkomstig van de verkoop aan particulieren.
uit. Tuincentra verkopen steeds meer artikelen zoals cadeau-, decoratieartikelen en woonaccessoires. ln de keuze van
Tuincentra Tuincentra zijn grootschalige detailhandelscentra met een breed basisassorti-
ment aan 'levende en niet-levende' huis en -tuingerelateerde artikelgroepen, waarbij bloemen en planten de belangrijkste artikelgroepen vormen. De grotere tuincentra hebben tegenwoordig een gemiddelde omvang van circa 4.0009 000 m2
wvo".
'' Volgens de definitie van Locatus omvat het wvo van een tuincentrum: de voor publiek toegankelijke ruimte dat overdekt en verwarmd
is.
het'nieuwe' nevenassortiment
is meestal
wel te zien dat een relatie met de branche aanwezig is. ln detuincentra blijven dan ook de tuin en het thema 'groen' centraal staan.
o
Woonb¡anche Def
o
initie CBW /
CBS
/
ln de CBS berichten over 'Omzetontwikkeling Detailhandel' staat: "Winkels
o
in woninginrichtingzaken' met voetnoot: Meubelen, woningtextiel, verlich-
tingsartikelen en vloerbedekking. De woonzaken staan bij het
Winkels in keukens (5246.5); keukens en keukenkasten, eventueel in combí-
natie met het plaatsen van keukens;
HBD:
CBS
natie met het leggen en onderhouden van zelfverkochte parket-, laminaat-
geregi-
streerd onder de SB|-codes 52441,524P.2,5244,4,52465,52466 en 52497. De
en kurkvloeren en verhuren van boen- en schuurmachines;
o
Centrale Branchevereniging Wonen (CBW) hanteert ongeveer dezelfde in-
deling; alleen de productgroep vloerbedekking heeft zij ondergebracht bij de woningtextiel. Winkels in verlichting en winkels in tuinmeubelen (detail-
Winkels in parket-, laminaat- en kurkvloeren (5246.6), eventueel in combi-
Winkels in vloerbedekking (5246.7) en vloerkleden en oosterse tapijten, eventueel in combinatie met het leggen van zelfverkochte vloerbedekking.
o
De subklasse omvat niet:
-
Handel in kantoormeubels (51643); winkels in woninginrichtingart¡ke-
handel) vallen buiten de CBW-defínitie, terwijl de winkels in keukens wel
len algemeen assortiment (52¿A7); winkels in antieke meubels (52501);
tot de CBW definitie'woonzaken' worden gerekend.
winkels in tweedehands meubels (52503); winkels in huishoudlinnen
$2a1à; leggen van vloerbedekking niet in combinatie met winkelverEen nadere omschrijving van de SB|-codes:
koop (4543). Onder de genoemde winkels vallen ook niet de onderne-
¡
Winkels in meubels (524É.jl): woon-, slaap- en badkamermeubels, kinder-
mingen in de ambulant handel (markthandel) en winkels die uitslui-
meubels, kinderstoelen, boxen e.d., tuinmeubels, parasols e.d., kleinmeubels
tend via internet verkopen (webwinkels).
zoals kapstokken, dekenkisten, spiegels, paraplubakken enz., eventueel in
o
combinatie met licht montagewerk (zoals het opstellen van kasten en ander
ln CBS berichten over consumptiëve bestedingen wordt gesproken over een
huismeubilair) en reparatie van meubels;
categorie 'Woninginrichting', hiertoe rekent CBS de volgende productgroepen
Winkels in woningtextiel (52M.21: gordijnen en v¡treges, binnenzonwering,
(consumentenbestedingen gaen over ontwikkelingen in bestedingen aan pro-
dekbed den, lakens en slopen, matrassen, bodems, woningtextiel- en meu-
ductgroepen. ongeacht het winkelkanaal):
belstoffen, eventueel in combinatie met het meten en snijden van woningtextielstoffen en op maet naaien en ophangen van gordijnen;
o
Winkels in artikelen voor woninginrichting algemeen assortiment (5244.41 waarvan meubels, woningtextiel en vloerbedekking deel uitmaken, waarbij het omzetaandeel van meubels, woningtextiel en vloerbedekking afzonder-
lijk minder danTOo/o uitmaakt van de omzet;
-
zitmeubelen; keukenmeubel; slaapkamer meubelen; beddengoed,matrassen;
textiel voor woning; textiel voor huishouding.;
vloerbedekking; tapijten; linoleum en dergelijke; kurkwaren; parket; verl ichtin gsartikelen; ku
nstvoorwerpen;
onderdelen verlichting.