PEGO-kwartaal Driemaandelijks tijdschrift zestiende jaargang nr. 64 4de kwartaal 2006 uitgave van Inspectie PEGO redactieadres: Protestants-Evangelisch Godsdienstonderwijs Marsveldstraat 5 1050 Brussel redactieraad: leden van Stuurgroep Herman Aerts Gottlieb Blokland Christine Liagre Frank Rooze Johan Van den heuvel verantwoordelijke uitgever: Herman Aerts inspecteur-adviseur
Inhoud
Inhoud ........................................................................................... 2 Van de redactie ............................................................................. 3 Pijn: vriend of vijand? .................................................................... 4 Afscheid, verdriet en rouw............................................................. 5 Met de dood in het hart in de klas ................................................. 6 Rouwen met heel de klas, met heel de school.............................. 7 Rouwverwerking leerlingen SO / Jongeren en rouw ..................... 8 ‘Wees blij voor mij’ ...................................................................... 10 Literatuurlijst ................................................................................ 11 Afscheid van een directeur.......................................................... 14 Levende rituelen.......................................................................... 15 Rouwzorg op school.................................................................... 18 Familiale berichten ...................................................................... 19 Verschillende visies op de dood.................................................. 20
Thema volgende nummers In het huidige nummer gaan we in op pijn en verdriet bij het afscheid nemen van het leven. Pijn en verdriet worden door kinderen en jongeren ook sterk ervaren wanneer ze geen echte thuis hebben, wanneer hun ouders van elkaar vervreemden, ruzie maken uit elkaar gaan. Aan deze gevoelige materie willen we ons volgende nummer wijden. Er is massaal gereageerd op de enquête ‘jongeren en kerk’ en ‘jongeren en geloof’. We ontvingen een groot aantal formulieren. De verwerking ervan zal dus enige tijd in beslag nemen. We hopen in het tweede nummer van 2007 een uitgebreid verslag ervan te kunnen brengen zodat we een nog beter beeld van onze leerlingen krijgen. Een uitdrukkelijke dank voor jouw medewerking! Gelieve uw kopijen en / of mededelingen voor 1 april 2007 over te maken. Indien mogelijk uw tekst via e-mail (
[email protected]) bezorgen.
De redactieraad wenst u van harte een gezegend kerstfeest en een voorspoedig 2007 toe. Dat u zich elke dag opnieuw gedragen mag weten door Gods liefdevolle aanwezigheid en bescherming.
2
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
Van de redactie Beste collega's, Iedereen heeft zo zijn eigen manier om te genieten van het leven. De één geniet van het avontuur, de ander van vriendschap, weer een ander van de natuur, van muziek of van een mooie film. Het maakt een leven waardevol om te worden geleefd. Wanneer iemand jarig is, zingen we “Lang zal hij leven”. Met oud en nieuw wensen we elkaar telkens weer “een goede gezondheid, veel geluk en een lang leven”. Alles wat gelukkig, vrolijk en blij maakt is verbonden met het leven. Een mens die geniet van het leven en zich daardoor gelukkig weet, denkt niet zo gauw aan de dood. Als je jong bent, heb je het grootste deel van je leven nog voor je en kun je nog van alles kiezen. De gedachte aan het einde is daarbij meestal ver weg. Toch weet iedereen dat ook zijn of haar leven een keer zal ophouden. De dood is de onontkoombare grens, het leven is broos en kan plotseling worden afgebroken.
De dood hoort gewoon bij het leven, maar in onze westerse samenleving is het iets waarover we niet zo gemakkelijk praten. We hebben vaak het gevoel dat we tegenover de dood met lege handen staan en niet zo goed weten wat we moeten zeggen. Wie in zijn omgeving te maken krijgt met de dood, wordt vaak overstelpt door heel wat vragen, angsten en verdriet. Hij krijgt willens nillens te maken met (zingevings)vragen over leven, lijden en dood. Hij kan opstandig reageren, of juist heel gelaten. Hij wil er misschien graag met anderen over praten, maar dat lukt vaak niet zo goed. Angst en verdriet zijn nu eenmaal geen leuke gespreksonderwerpen…. Er zijn verschillende oorzaken waardoor mensen bang zijn voor de dood. Niet enkel het onontkoombare en onherroepelijke van de dood, maar vooral ook het onvoorspelbare maakt angstig: iedereen gaat een keer dood, maar niemand weet wanneer of hoe dit zal gebeuren. Elk moment kan het laatste zijn, dat boezemt angst in. Er is nog meer om bang voor te zijn: de pijn van een (langdurige) ongeneselijke ziekte of een ernstige verwonding, de pijn van het afscheid moeten nemen van anderen die iets voor je betekenen. Niemand weet ook precies wat het is om te sterven en niemand kan het ons concreet vertellen…. Het is doodgewoon dat iedereen als de dood is om dood te gaan! En toch is doodgaan één van de grootste taboes van onze huidige samenleving. Doordat we er bang voor zijn, stoppen we het maar liever weg. Maar als we er dan (meestal geheel onverwacht) mee te maken krijgen, weten we ons geen raad…. Daarom kunnen we toch maar beter onze schroom overwinnen en, hoe moeilijk ook, het taboe doorbreken door in dit nummer van PEGO-kwartaal proberen na te gaan wat de dood betekent en hoe anderen (al of niet vanuit de Bijbel) over de dood denken en er tegenaan kijken. namens de redactieraad, Christine Liagre
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
3
Pijn: vriend of vijand? Een leven zonder pijn? Een droom maar onmogelijk! Indien we geen pijn zouden voelen, zouden we meer verwondingen oplopen en ze niet voldoende verzorgen. Geen pijn voelen zou ons de dood kunnen injagen. Gelukkig steekt ons lichaam ook wat betreft pijnsignalen vernuftig in elkaar. Een leven met teveel pijnsignalen? Een marteling en onmogelijk! Ons lichaam schakelt op een natuurlijke wijze onze pijnsignalen (even) uit bijvoorbeeld bij een ongeval met wat een ondraaglijke pijn zou zijn. Gelukkig hebben wij een natuurlijke reflex om ons te beschermen tegen pijn. Je zou kunnen zeggen dat pijn zowel onze vriend als onze vijand is. Fysiek of emotioneel? Emotionele pijn krijgt vaak niet dezelfde erkenning als fysieke pijn omdat ze niet altijd even aanwijsbaar is. De ernst ervan wordt dikwijls niet opgemerkt en ze kan fysieke pijn veroorzaken. Omgekeerd zal een chronische fysieke pijn invloed hebben op ons emotioneel functioneren: dag en nacht rugpijn ervaren, zal ongetwijfeld ons humeur beïnvloeden. Zin of onzin? Zingevingsvragen worden uitdrukkelijk gesteld in situaties van fysiek en emotioneel lijden. Ook al is lijden nooit de bedoeling van de Schepper geweest, toch is het belangrijk dat mensen lijden een plaats in hun leven kunnen geven zonder daardoor ‘het lijden’ helemaal te begrijpen. Kan ik door wat ik meemaak, anderen tot zegen zijn? Kan ik daardoor naast hen staan, hen begrijpen en helpen? De worsteling van koning David met lijden door onrechtvaardigheid en het onrecht van dit lijden lezen we in de Psalmen. Het is dan ook goed te begrijpen dat dit Bijbelboek voor veel gelovigen tot zegen is. Uiteindelijk zal God niet toelaten dat onrechtvaardigheid het haalt. Aanvaarden of er zich tegen verzetten? Uiteraard zal een mens zich blijven verzetten tegen lijden. Lijden nuchter aanvaarden en zich ertegen verzetten zijn beide belangrijk bij een lichamelijk genezingsproces en bij het herstel van emotioneel lijden. Jezus was bewogen over mensen en weende over zijn volk. Jezus was bij hen betrokken en ‘kon hun pijn voelen’. Ik veronderstel dat Jezus vanuit deze bewogenheid handelde en zo ook zijn eigen lijden tegemoet ging. Als leerkrachten PEGO worden we ook geconfronteerd met lijden van onze leerlingen. Dit lijden zal een reactie bij ons oproepen: we zullen ons tegen dit lijden verzetten en we zullen het lijden proberen te duiden. Kinderen en jongeren mogen beslist niet het slachtoffer zijn van onrechtvaardigheid en toch zullen ze ook met onrechtvaardigheid moeten leren omgaan. Misschien kan ons eigen lijden ons helpen om naast onze leerlingen te staan. Alles in ons mag zich verzetten tegen pijn bij kinderen en jongeren en we mogen alles in het werk stellen om pijn bij hen te verzachten of weg te nemen. Geen pijn of verdriet meer Door ons medeleven, onze empathie kunnen we lijden bij anderen een stukje verzachten: gedeelde vreugde geeft dubbele vreugde, gedeelde smart geeft halve smart. Zo zijn we medewerkers van God, die het lijden niet wil en een wereld zonder lijden voor ogen heeft. Samen met wie lijdt, kunnen we uitkijken naar het volmaakte dat komt: ‘Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was, is voorbij (Openbaring 21:4)’. Ook al ligt deze heerlijkheid nog voor ons, toch mogen wij ze met Gods hulp al een beetje waarheid laten zijn in het leven van onze leerlingen. Herman Aerts
4
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
Afscheid, verdriet en rouw Partir, c’est mourir un peu… Weggaan is een beetje sterven…. Mensen zeggen dat om aan te geven hoe moeilijk het is om afscheid te nemen. Toch kun je altijd nog terugkomen als je weggaat. Ook als je ver weg bent, kun je iets van je laten horen. Maar als er iemand sterft, moet je voorgoed afscheid nemen. Afscheid nemen maakt verdrietig, maar soms kan afscheid nemen aan de nabestaanden ook een gevoel van opluchting of van verlossing geven (bijvoorbeeld wanneer iemand sterft na een langdurige, slepende ziekte die ook voor de naaste omgeving een zware last betekende). Hoe dan ook, vaak hebben de nabestaanden lange tijd nodig om al die gevoelens te verwerken, om een rouwproces door te maken. Veel mensen zeggen dat je pas na de begrafenis of de crematie het verlies echt voelt. Dan is het na alle drukte stil geworden en is er weer tijd om na te denken. Verdriet vraagt tijd, het moet langzaam slijten…. Verdriet en rouw Verdriet kun je op verschillende manieren uiten. Geen van die manieren is verkeerd of gek. Elk mens moet op zijn manier zijn verdriet kunnen verwerken. Toch zijn er in dat proces van rouw bepaalde reacties die bij meer mensen voorkomen. De Amerikaanse psychologe Dr. Elisabeth Kübler-Ross noemt er een aantal. · Ontkenning: veel mensen ervaren allereerst een soort ontkenning. Ze kunnen en willen niet geloven dat iemand er niet meer is en dat dit onomkeerbaar is. Ze willen er ook niet over horen of over praten. Sommigen voelen zich een tijdlang als verdoofd, ze doen automatisch wat er gedaan moet worden en lijken bijna onaangedaan door het verlies. · Woede: sommigen komen in opstand tegen wat er is gebeurd. Ze zijn kwaad op de artsen, op zichzelf, op de ziekte waaraan de dierbare is overleden, op de overheid die niet streng genoeg optreedt tegen hardrijders, misschien zelfs op de overledene zelf of op God. · Bezitsdrang: anderen willen juist van alles doen om de gestorvene levend te houden. Ze zien dan iedere keer opnieuw de overledene voor zich, ze hangen overal foto’s van hem of haar op of ze zijn voortdurend bezig met de spullen van de overledene en willen die ook zoveel mogelijk bij zich houden. Ze praten vaak tegen de overledene alsof die vlak bij hen staat en betrekken hem of haar bij alles wat ze doen of ze gaan dagelijks naar zijn graf of columbarium. Soms gaan ze zelfs met de overledene onderhandelen: “Als ik stop met roken, kom je dan terug?” · Ziekte: er zijn ook mensen die letterlijk ziek zijn van verdriet. Ze zien het niet meer zitten zonder de overledene, zijn net zo lief zelf dood. Ze kunnen de slaap niet meer vatten, het eten smaakt hen niet meer, ze voelen zich misselijk, ze vermageren en ze belanden soms in een depressie…. · Aanvaarding: als uiteindelijk de scherpe kanten van het verdriet zijn afgesleten, zijn mensen in staat het verlies te aanvaarden en het een plaats te geven in hun leven. Ze zijn weer in staat zich te richten op andere zaken of andere mensen. Hoe lang het duurt voordat iemand daar weer aan toe is, is niet te zeggen. Ieder heeft zijn eigen tijd nodig. In zijn boek “Helpen bij verlies en verdriet” spreekt Manu Keirse over rouwarbeid en hij onderscheidt daarin vier rouwtaken:
· · · ·
Aanvaarden van de werkelijkheid van het verlies Ervaren van de pijn van het verlies Aanpassen aan de omgeving zonder de overledene Een nieuwe plaats geven aan de overledene en opnieuw leren houden van het leven Christine Liagre
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
5
Met de dood in het hart in de klas Hoe gaan we om met lagere schoolkinderen die de dood van nabij meemaken? Als leerkracht PEGO staan we vaak heel dicht bij onze leerlingen en wanneer die dan van nabij vaak voor het eerst met de dood geconfronteerd worden, komt dat uiteraard ook in onze lessen ter sprake en treedt het pastorale aspect van onze taak sterk naar voren. Vooraf wil ik erop wijzen dat het leerplan heel wat gelegenheden biedt om na te denken over dood en verdriet terwijl die dood en dat verdriet nog niet persoonlijk dichtbij zijn gekomen. Het leerplan nodigt je daarbij telkens uit om aan te sluiten bij de leef- en belevingswereld van de leerlingen en met hen na te denken over deze vragen waarmee ieder mens vroeg of laat geconfronteerd wordt. Door daar af en toe expliciet over te praten, leren kinderen dat de dood bij het leven hoort. Als dan in het leven de dood dichtbij komt, begin je niet van nul, maar heb je er al samen over nagedacht. Toch betekent dat zeker niet dat we het probleem zo al op voorhand hebben opgelost. Vooral de kleineren hebben nog geen sterk ontwikkeld tijdsbegrip en begrijpen vaak helemaal niet dat dood iets definitiefs is. Als we dan nog erg omfloerst gaan spreken, neemt een kind dat vaak erg letterlijk: ‘Opa slaapt’ - ‘Wanneer wordt hij dan weer wakker? - Ik wil niet naar bed want dan ga ik misschien ook dood’; ‘Oma maakt een heel verre reis’ - ‘Wanneer komt ze dan terug? Waarom mag ik dan niet mee zoals de vorige vakantie?’; ‘God wilde mama graag heel dicht bij zich hebben’ - ‘Wat gemeen van God: nu heb ik geen mama meer.’ Als het een aangekondigde dood is, kan je op voorhand er al voorzichtig met de leerling over praten en op voorbereiden, mogelijk aan de hand van (spiegel)verhalen. Maar soms komt de dood totaal onaangekondigd. Hoe gaan we daar dan mee om? Het is goed ons daarbij te realiseren dat rouwen bij kinderen net zo min als bij volwassenen niet volgens een vast stramien verloopt, maar dat elk kind anders reageert: rouwen is immers geen rationeel, maar een emotioneel proces. Toch probeert het kind ook te begrijpen wat dood is. In ieder geval is het goed om van meet af aan je luisterbereidheid en je meevoelen aan te geven zonder het kind te verplichten erover te praten. Vaak zijn de ouders en andere familieleden zelf te ontredderd door het gebeurde om hun kind echt te kunnen helpen. Dan moet jij er als godsdienstleerkracht zijn voor je leerling. Maar vaak wil een kind er pas veel later over praten en lijkt het in een eerste fase alleen maar heel egoïstisch bezig te zijn met zijn eigen belang: hoe moet het nu concreet met mij verder nu oma of opa, mama of papa, broer of zus er niet meer is? Soms gaan kinderen gewoon over tot de orde van de dag en spelen alsof er niets gebeurd is. Maar ook kan het kind verstillen of kan er sprake zijn van slechtere schoolprestaties. Soms treden regressieverschijnselen op als bedwateren. Het is zaak alert te zijn zonder het kind daarom te bekritiseren of verwijten te maken. Het zijn allemaal mogelijke afweermechanismen. Het is zeker niet verkeerd om onze eigen emoties te uiten: waarom zou de juf of de meester niet mogen huilen als ze horen over het grote verdriet dat hun leerling overkomen is? Kost wat kost ‘flink zijn’ helpt niemand. Het geeft het kind ook de vrijheid om vrijer zijn gevoelens te uiten, te huilen of erover te praten. Bij veel kinderen gaat dat makkelijker wanneer ze er eerst over tekenen en dan vertellen wat ze getekend hebben. Bedenk dat daarmee de kous zeker niet af is, maar dat er nog heel lang, zonder opdringerig te zijn, gelegenheid moet zijn om het overlijden opnieuw ter sprake te brengen. Zo kunnen we als godsdienstleerkrachten ongetwijfeld kinderen helpen om het verdriet een plaats te geven in hun leven. Frank Rooze
Je ziet vooral op tegen de pijn, de woede, het verdriet en de angst die de dood bij een kind veroorzaakt. Het zijn vooral de emoties die je in verlegenheid brengen. (Uit: Kinderen en ingrijpende situaties. Over dood, rouwen en troosten. Kwintessens, Hilversum.)
6
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
Rouwen met heel de klas, met heel de school Gelukkig gebeurt het niet zo vaak, maar toch: soms wordt een klas geconfronteerd met de dood. Een lang verwachte dood na een slepende ziekte, een plotse, onverwachte dood, bijvoorbeeld van een ouder of een broer of zus van een leerling. Nog dichterbij komt het, wanneer een leerling van de klas zelf sterft. In een kleine school raakt dat niet alleen de klas, maar vaak heel de school. En dat nog des te meer wanneer de school er rechtstreeks bij betrokken is: een ongeval met de schoolbus, een noodlottige val tijdens een schooluitstap of in de turnles, verdrinking tijdens de wekelijkse zwembeurt. Als leerkracht PEGO zullen we er natuurlijk met onze eigen leerlingen over praten. Als leerkracht PEGO nemen we vaak een bijzondere plaats in voor onze leerlingen; het is dan ook erg belangrijk ‘er voor hen te zijn’, juist ook in momenten van rouw en verdriet. Hoe helpen we onze leerlingen door zo een moeilijke periode heen? Hier zeker ook is zorgvuldig luisteren geboden: geef leerlingen meermaals de kans hun gevoelens van verdriet, angst en woede te verwoorden. Negeer of ontken de vragen en twijfels van de leerlingen – en van jezelf! – niet. Geef eerlijke antwoorden. Geef de leerlingen in de eerste plaats het gevoel dat je naast hen wil staan, dat je er voor hen bent, dat er in de school en in de klas plaats is voor hun verdriet. Maar laat toch het schoolleven zo normaal mogelijk verlopen. Laat toe dat leerlingen het gebeuren later weer opnieuw willen bespreken. Vaak worden we als leerkrachten ‘levensbeschouwelijke vakken’ ook gevraagd om mee vorm te geven aan rituelen van rouwbetuiging en rouwverwerking voor de hele klas of heel de school. Omdat dergelijke situaties zich vaak onverwacht voordoen, is het goed om er van te voren met de vakwerkgroep al eens over na te denken: wat zouden wij in deze school doen wanneer onverwachts een leerling of een leerkracht sterft? Hoe delen we het verdriet van een klasgenootje bij de dood van een papa of mama of hoe delen we als klas of als school het verdriet van broers, zussen en ouders wanneer een leerling sterft? Vaak is het: ‘de hele klas gaat naar de begrafenis’ als het op en schooldag is of anders: ‘wie wil en kan …’. Maar het bijwonen van een begrafenis is voor kinderen en jongeren vaak een nieuwe, indringende ervaring, waarop we hen best voorbereiden. Het lijkt me dan ook goed om, wanneer men de gelegenheid daartoe heeft, de leerlingen op hun niveau klassikaal voor te bereiden op de begrafenis: geef leerlingen, die daartoe behoefte hebben, gelegenheid om hun gevoelens bij dit overlijden te verwoorden of te verbeelden – verbaal niet sterke jongere leerlingen kunnen het vaak beter tekenen dan zeggen! Verder kan de leerkracht van de betreffende levensbeschouwing kort informatief op het niveau van de leerlingen toelichten hoe in hun kringen de dood gezien wordt en hoe de kerkelijke of burgerlijke plechtigheid zal verlopen, waarom dat zo gebeurt en wat er van de aanwezigen verwacht wordt. Men kan ook met de klasgroep bespreken welke vorm men zal geven aan de rouwbetuiging. Bedenk daarbij dat dat voor leerlingen - misschien voor oudere nog wel meer dan voor jongere - vaak erg emotioneel kan zijn wanneer ze er voor zouden kiezen een afscheidswoord of een gedicht voor te lezen. Informeer in ieder geval vooraf discreet of dat door de familie op prijs gesteld wordt. Wanneer een leerling van de klas sterft, zal dit natuurlijk des te indringender ervaren worden. Het is goed dan ook te zoeken naar hoe de herinnering in stand gehouden kan worden: alles wat aan de overleden klasgenoot herinnert zo vlug mogelijk laten verdwijnen, is zeker geen oplossing. ‘Laat de lege stoel staan’ of richt een gedenkplekje in waar leerlingen even met hun verdriet en herinneringen stil kunnen staan. Breng de overleden medeleerling af en toe gevoelvol in herinnering. Houd contact met de ouders en familie en biedt hen de gelegenheid aanwezig te zijn bij een herdenkingsmoment op school, een opendeurdag, een jaarafsluiting. Bedenk ten slotte in je benadering van leerlingen en collega’s dat rouw en verdriet niet ophouden bij de begrafenis maar dat mensen, ook jongeren, er nog soms maanden of zelfs jaren mee bezig zijn. Frank Rooze
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
7
Rouwverwerking leerlingen SO / Jongeren en rouw Een ervaring uit mijn eigen middelbare schooltijd was de plotse dood van een klasgenote. Onderweg met de fiets naar huis was ze geslipt over de halfgesmolten sneeuw en door een vrachtwagen overreden. Toen we de volgende morgen naar school kwamen, werden we met het bericht geconfronteerd. In een bijeenkomst in de aula deed de rector de droevige mededeling aan alle leerlingen en vroeg hen enkele minuten stilte in acht te nemen. Vooral voor onze klas verliep de rest van de dag in een vreemde sfeer: niemand wist goed hoe zich te gedragen. Alle leerkrachten drukten hun ontsteltenis en medeleven uit, maar wisten zich niet goed raad met de situatie. De meesten gaven toch maar gewoon les, bijna met een verontschuldiging. In de les Engels, die me nog het meest is bijgebleven, werd goedbedoeld een band opgezet met een tekst uit Ulysses van James Joyce (Molly’s dream), waarbij we stil mochten nadenken over wat er die dag gebeurd was. De leraar Engels was de populairste leerkracht, maar de meesten vonden zijn oplossing toch niet zeer passend. Enkele dagen later woonden alle vijfdes de crematie bij: de lange rij leerlingen door de sneeuw, de kist vooraan met onze klasgenoot, haar mooie, maar toch weinig troostende lievelingslied “I don’t know how to love him”, dat de dominee liet spelen, zijn de werkelijk trieste herinneringen aan die morgen. Deze ervaring laat zien dat de school ook bij het overlijden van een jongere of bij de rouw van een jongere een grote rol speelt, maar tegelijk dat de leerkrachten het zeer moeilijk vinden om hier op een gepaste wijze mee om te gaan. Het is al moeilijk om met kinderen over de dood te spreken, maar bij opgroeiende jongeren is de gevoelswereld nog complexer. Bij de moeilijkheden die ze tijdens hun adolescentie ervaren, komt nu ook de opdracht het verlies te verwerken van iemand die hen nabij is en die mogelijk juist in deze levensfase een belangrijke rol speelde. De vraag is vooral wat jongeren het meeste helpt wanneer ze met de dood van een familielid of vriend(in) geconfronteerd worden. De “rouwtaken” waarover eerder in dit nummer gesproken is, zijn er ook voor de jongeren. Ook zij moeten de weg afleggen van aanvaarding, het doorstaan van de pijn en het leren leven zonder de aanwezigheid van de geliefde en vertrouwde persoon. Wat bij jongeren anders is dan bij kinderen, is vooral dat zij zich over alles meer vragen stellen en het ook meer betrekken op hun eigen persoon. Dit heeft te maken met het feit dat zij bezig zijn met het zoeken naar hun eigen identiteit. Niet zozeer de vraag naar wat de dood is, speelt voor hen een rol, maar: Hoe kon dit nu gebeuren? Had ik daar niet iets aan moeten doen? Hoe moet ik nu verder leven als ik jou niet meer heb? Mag ik, kan ik nog wel blij zijn? Wat moet ik nu doen voor jou? Jongeren gaan heel verschillend met deze vragen om: sommige zullen zich verplicht of geroepen voelen om een deel van de taken van de overledene over te nemen. Anderen zullen het gevoel hebben dat zij niet meer zomaar overal aan mee kunnen doen. Zoals bij alles zoeken jongeren vooral hun zekerheden bij andere mensen, in de eerste plaats bij hun vrienden, maar zeker ook bij vertrouwde volwassenen, in veel gevallen hun leerkrachten op school. Net als bij kinderen is het van groot belang dat die klaarstaan voor hen om naar hen te luisteren. Leerkrachten zijn voor jongeren in deze omstandigheden vaak een grotere steun dan familieleden die ook in rouw zijn en die de jongere daarom niet wil belasten. Josefien, die in Klasse een getuigenis geeft over het verwerken van de dood van haar broer, vertelt dat zij vooral steun van haar vriendinnen en leraren heeft gehad. Verwerken bestaat voor jongeren vaak uit vertellen wat er gebeurd is, dikwijls keer en keer opnieuw. Gevoelens worden “geplaatst” en daardoor vaak “kleiner” en verzacht door ze onder woorden te brengen. En dit moet steeds opnieuw gebeuren, telkens wanneer de gevoelens van pijn en verdriet weer boven komen. Iemand te hebben die er niet moe van wordt hiernaar te luisteren en eventueel erop in te gaan, is voor jongeren zeer waardevol. Dat luisteren bij het verwerken van pijn een grotere steun is dan spreken, is een belangrijke wetenschap voor wie denkt dat hij vooral troost moet bieden. Riet Fiddelaers, die een onderzoek naar rouw bij jongeren gedaan heeft, geeft aan dat jongeren niet veel hebben aan gemeenplaatsen als “Het is maar beter voor hem” of iets dergelijks omdat daarmee te vlug over hun pijn wordt heengegaan. Belangrijk voor hen is niet in de eerste plaats allerlei raad en advies, maar vooral het erkennen van hun verdriet. Dit moet niet de vorm krijgen van een condoleantie in volle klas, maar vooral van begrip. Als een leerkracht persoonlijk zegt dat het verlies hem 8
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
of haar bijzonder spijt en dat hij of zij er rekening mee zal houden bij de opdrachten en toetsen, is dat al een grote hulp. Troosten is daarmee niet verkeerd, maar kan pas iets betekenen als er echt aandacht is besteed aan de gevoelens en gedachten van de jongere. Belangrijk voor jongeren is ook dat men hen helpt om te gaan met de overledene. Wat moet ik doen bij de uitvaart? En vooral wat moet ik daarna doen? Moet ik altijd aan de overledene blijven denken? Voor de uitvaart van Joe Van Holsbeeck konden de leerlingen van zijn school reacties geven rondom een herdenkingsbord dat voor hem was opgesteld. Ook werden zij direct bij de uitvaart betrokken. Dat zijn broer in de mis het woord mocht nemen, heeft zeker voor hem en voor alle andere jongeren zeer veel betekend. Riet Fiddelaers doet het idee aan de hand een rouwgroep te vormen, waaraan ook leerkrachten kunnen deelnemen en waarin de rouwende aangemoedigd wordt over zijn of haar verdriet te spreken. Dit idee wordt in iets gewijzigde vorm toegepast door Missing You, een initiatief voor jongeren en jongvolwassenen die iemand verloren hebben en die hierover willen spreken met leeftijd- en lotgenoten. Sinds enkele jaren richten zij jaarlijkse ontmoetingsdagen en ook een maandelijkse praatgroep in. Met jongeren spreken over de christelijke hoop voor het leven na de dood bij God kan hen zeker helpen. Toch is het ook hierbij belangrijk te bedenken dat het hen niet in de eerste plaats om een leerstellige uiteenzetting gaat, maar eerder om de vraag hoe zij nu zelf daarmee moeten omgaan. Niet alleen de vraag, “Waar is mijn moeder nu?”, maar ook: “Wat ben ik/doe ik met een moeder die nu in de hemel is?” In die zin is het zeker goed met jongeren over het eeuwige leven en de opstanding te spreken, maar vermoedelijk zullen zij dit vaak als iets onwezenlijks ervaren als het alleen blijft bij een bespreking van verschillende Bijbelgedeelten. Beter is het te spreken over voorbeelden van mensen in de Bijbel die stierven en hoe men daarmee omgegaan is: voorbeelden daarvan zijn de dood van Sara en de dood van Jakob (Genesis 23:1-10, resp. 49:29-50:14), en in het Nieuwe Testament de dood van Stefanus (Handelingen 7:54-8:2). Wat jongeren interesseert, is ook wel wat er gebeurde met Sara, Jakob en Stefanus, maar vooral ook wat Abraham, Jakobs zoons en de eerste christenen deden. Na de uitvaart van de klasgenote was het onderwerp volledig van de baan. Ik kan mij niet herinneren dat er van haar nog verder ooit melding is gemaakt. Dit is misschien goed bedoeld geweest om de pijn maar zo veel mogelijk te laten overgaan, maar voor de naaste vriendinnen was het waarschijnlijk minder positief. In haar getuigenis in Klasse geeft Josefien aan dat het haar geholpen heeft dat er op school een foto van haar overleden broer werd opgehangen, zodat hij nadien niet weer vergeten zou worden. Voor zichzelf was het belangrijk dat zij zo haar broer in ere hield, ook al zette ze nu de eerste stappen in een leven zonder hem. Een goede vorm vinden van herinnering, zonder binding, is zeker een belangrijke opgave ook voor jongeren die een verlies moeten verwerken. Heel waardevol is het als ook anderen, zoals de leerkrachten op school, zich het overlijden herinneren en er ook later nog bij stilstaan en ruimte bieden voor een gesprek. Een goede begeleiding heeft grote waarde voor het leven van jonge mensen. Het overlijden van de klasgenote van vroeger is een gebeurtenis die me is bijgebleven: ook jaren later, als ik het huis van haar ouders passeerde, moest ik steeds aan dit tragische verlies denken. Uit het feit dat ook de gang van zaken op die ene schooldag scherper in mijn herinnering is gebleven dan die op bijna alle andere, laat zien dat wat op zo’n ogenblik gezegd of gedaan wordt, een blijvende waarde kan hebben voor het hele verdere leven. Gottlieb Blokland Geraadpleegde websites: www.klasse.be/archieven/archieven.taf (klasse voor jongeren) www.leerlingzorgpo.kennisnet.nl/archief/bijdragen2003/verliesverwerking (Het ondersteunen van jongeren met een verlieservaring.) Aanbevolen websites: www.missingyou.be , www.in-de-wolken.nl , www.achterderegenboog.nl , www.verliesverwerken.nl , www.jongereninrouw.nl Zinvolle boeken over het onderwerp: Riet Fiddelaers-Jaspers, Mijn troostende ik: over de kwetsbaarheid en kracht van rouwende jongeren Kok, Kampen 2004 ISBN 9043508055 u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
9
‘Wees blij voor mij’ Tijdens de voorbereidingen van dit nummer, stelde ik aan de mederedacteuren in een mailtje de vraag of we in dit nummer over rouw en verdriet ook aandacht zouden besteden aan zelfdoding. Maar wie van ons voelt zich kapabel en deskundig om over zo iets droefs, zo iets moeilijks te schrijven hoe wij als leerkrachten daarmee om zouden moeten gaan? In die weken bracht onze hulp me op een morgen de post met de opmerking: die bovenste brief, die zie ik niet graag komen. Het was een rouwkaart. Het stond er niet met zoveel woorden, maar het was toch niet mis te verstaan: ‘Verloor de eenzame strijd in zijn zoektocht naar geluk …’. Pas 18 jaar oud geworden, had de jongste zoon uit een warm, geëngageerd, creatief gezin een einde aan zijn leven gemaakt. ‘Blonk uit in eerlijkheid en trouwe vriendschap’. In de uitvaartdienst waren ook heel veel jongeren: zijn huidige klasgenoten, zijn vrienden, veel leerlingen van zijn vroegere school. Zijn klasgenoten brachten een grote collage naar voren waarop ze allemaal hun gevoelens voor de overledene hadden verwoord. Anderen gingen in een kring rond zijn vriend staan, die een afscheidswoord voorlas. De vele aanwezigen waren duidelijk aangegrepen door dit overlijden: een toffe, geëngageerde jongere, die afgelopen zomer nog een deel van zijn vakantie had besteed als begeleider van een groep andersvaliden tijdens een vakantie aan zee en waar iedereen alleen maar met warmte en respect over kon spreken, had er zelf voor gekozen dit leven niet verder te zetten. Zijn moeder las heel moedig zijn afscheidsbrief voor. Daarin bedankte hij zijn ouders voor zijn jeugd, voor alle hulp en steun, zei hij dat ze zich niets te verwijten hadden en verontschuldigde hij zich voor het leed dat hij hen aan deed. Maar dat zijn kracht op was. Dat hij niet verder meer wilde in dit leven. Het meest trof me zijn motivatie: hij wilde niet verder leven in een wereld waarin wij in overvloed leven terwijl aan de andere kant van de wereld duizenden niet eens eten en drinkbaar water hebben. Vanuit zijn heel sterke gevoel voor rechtvaardigheid, kon hij al het onrecht in de wereld en de machteloosheid die je daarbij voelt niet meer aan. Bijzonder was aan het einde zijn oproep aan zijn ouders, broer en zus: ‘Wees blij voor mij!’ Wees blij dat ik niet verder een leven hoef te leven, dat ik niet langer wil leven. Dit heengaan was niet onverwacht: al een tijd was deze jongen in therapie. Zijn ouders hadden alle hulp gezocht, die ze hem maar konden geven. Maar, zoals zijn zus het verwoordde: hij gleed als het ware hoe langer hoe verder van hen weg. Ik wil niet de pretentie hebben u te kunnen adviseren hoe met suïcidale jongeren om te gaan als godsdienstleerkracht. Toch probeer ik enkele aandachtspunten mee te geven. Naast onze taak om kennis over te brengen, hebben we ook een pastorale taak: een scherp oor hebben voor de gevoelens van onze leerlingen. Tussen de regels door luisteren naar hun echte verhaal. Pleiten we in een klassenraad telkens weer voor een menselijke, liefdevolle benadering van leerlingen, voor een beter schoolklimaat, voor positieve initiatieven of tellen alleen maar de schoolresultaten? Verder: welk levensgevoel brengen wij over? Een gevoel van: de wereld is rot, de politiek is allemaal rot en corrupt, je staat toch machteloos en er is toch allemaal niets aan te doen? Of laten we ook zien hoe hulp wel het verschil kan maken? Geven we ons eigen cynisme door vanuit de onvermijdelijke teleurstellingen, die we allemaal hebben meegemaakt? Of wijzen we ook op tekenen van hoop? En geven we steeds weer de bijbelse boodschap door van hoop ondanks alle onrecht en duisternis? Ik schrijf dit allemaal aarzelend en vragend: we zullen ook hierdoor beslist niet de laatste jongere weerhouden van een wanhoopsdaad. Langs de andere kant weten we misschien niet altijd hoeveel we voor jongeren betekend hebben op hun moeilijke zoektocht dor het leven. Frank Rooze
Wie zijn vragen, gedachten en gevoelens uit, staat er minder alleen voor, heeft minder kans om vast te lopen in zijn rouwprocessen en kan beter getroost worden. (Uit: Kinderen en ingrijpende situaties. Over dood, rouwen en troosten. Kwintessens, Hilversum.)
10
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
Literatuurlijst Waar vind ik informatie over…? Ter voorbereiding van dit nummer van PEGO-kwartaal vroeg ik me af: waar vind ik over dit onderwerp informatie voor leerlingen en leerkrachten? Oh, in Klasse heeft daarover wel eens wat gestaan. Maar zoeken in een stapel oude nummers van Klasse is tijdrovend en niet erg efficiënt. Gewoon even gesurft naar www.klasse.be en via de zoekfunctie ‘rouwen’ ingetypt. Dadelijk krijg je een hele rits artikels met compacte, maar zeer relevante informatie. Zouden we als leerkrachten meer moeten doen. Zowel uit Klasse voor Leraars als uit Klasse voor Leerlingen krijg je informatie. Vaak vind je zo korte getuigenissen, snedige one-liners om een les mee te beginnen, als eye-opener of om een gesprek uit te lokken, leuke cartoons en compacte zakelijke informatie. Dat kan heel wat zoek- en leeswerk sparen. Stop telkens waar mogelijk een stuk correcte zakelijke informatie in je lessen, zeker op het niveau SO: liever dan bijvoorbeeld te mijmeren ‘dat tegenwoordig toch zo veel jongeren zelfmoord plegen’, kom je met precieze cijfers over zelfdoding bij jongeren in Vlaanderen en in andere landen. Dan ben jij niet de oude kniezer, die het allemaal zo somber inziet en waarop leerlingen kunnen antwoorden dat zij denken dat het zo’n vaart wel niet zal lopen, maar weet je samen waar je over praat. Frank Rooze
Reeds verschenen in PEGO-kwartaal in verband met pijn en verdriet: ·
PEGO-kwartaal nr. 45, 2de kwartaal 2001 (pagina ‘s 10-11): Tieners en scheidingen.
·
PEGO-kwartaal nr. 45, 2de kwartaal 2001 (pagina ‘s 12-14): Zelfmoord hoeft geen oplossing te zijn.
·
PEGO-kwartaal nr 48, 1ste kwartaal 2002 (pagina 12): Hoe zeg je tegen een kind dat iemand van wie het houdt stervende of overleden is?
·
PEGO-kwartaal nr. 58, 4de kwartaal 2004 (pagina 18): Overlijden Naomi Kop, leerling PEGO GBS Hoogstraten.
·
PEGO-kwartaal nr. 63, 2de kwartaal 2006 (pagina 6): Kinderen met depressies.
Boeken over doodgaan en afscheid nemen. Enkele boeken voor jongeren: · Carry Slee, Pijnstillers Pimento, 2005 ISBN 9049920845 (bekroond door Kinderjury en Jonge Jury) (Caspers moeder blijkt ongeneeslijk ziek net nu hij te weten gekomen is wie zijn vader is) · Ted van Lieshout, Gebr.Van Goor, 2002 ISBN 9000034604 (Prijs Zilveren Zoen) (Luuk zorgt voor de dagboeken van zijn overleden broer) · Margaret Wild, Jinx Querido, 2003 ISBN 9045100509 (Prijs Zilveren Zoen) (Na tal van ongelukken komt ook Jens nieuwe vriend door een ongeluk om het leven. Zijn schuld?) Wie een christelijk geïnspireerd boek zoekt: · Jeanette Windle, Niemandsland De Groot Goudriaan, 2002 ISBN 9061408032. (Julie bezoekt Colombia waar haar ouders zeven jaar eerder omkwamen) · Geurtje Leguijt, Vlucht Callenbach, 2006 ISBN 9026613845. (Niels voelt zich schuldig na de dood van zijn vader)
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
11
Kinderen opvangen en begeleiden die geconfronteerd worden met de dood is een opgave die gevoelig ligt, maar die toch verscheidene schrijvers heeft uitgedaagd. Enkele recente boeken die veel waardering oogsten, zijn de volgende: · “Dood is niet gewoon” door Martine Delfos Het boek vertelt over het overlijden van de vader van Ilse. Voor kinderen tot negen jaar: (Uitgeverij Pereboom, Bussum ISBN 9075564619. De schrijfster kreeg voor andere “therapeutische” kinderboeken de Wilhelminaprijs.) · “Ik krijg tranen in mijn ogen als ik aan je denk” door Ineke van Essen. Dertig kinderen vertellen over wat zij meemaakten en hoe hun leven verder ging toen hun vader of moeder doodging. Ook bedoeld voor kinderen in de eerste klassen van de basisschool (Uitgeverij Sjaloom, Amsterdam. ISBN 9062493742). · “Achtste-groepers huilen niet” door Jacques Vriens. Heel groep acht (de zesde klas) leeft mee met Akkie die ernstig ziek is. Maar ook Akkie is vanuit het ziekenhuis nog steeds heel geïnteresseerd in wat er op school gebeurt. Voor kinderen tot 12 jaar: (Uitgeverij Holkema & Warendorf, ISBN 9026917376. Dit boek werd bekroond door de Nederlandse Kinderjury) · “Afscheidsbrief” door Bobie Goudsmid. In een afscheidsbrief vertelt Anick aan haar twee jaar eerder overleden vriendin Marit wat haar dood voor haar heeft betekend. Een boek voor jonge tieners: (Uitgeverij Holland, ISBN 9025108288. Getipt door de Jonge Jury) Voor jonge kinderen wordt meestal gekozen voor een boek dat samen met een volwassene gelezen kan worden en dat dient om hen te helpen over hun gedachten en gevoelens te spreken. Ook de enkele boeken die vanuit een christelijke (meer bepaald protestantse of evangelische) inspiratie geschreven zijn, proberen de kleine kinderen op deze manier te helpen. · “Dag lieve Oma. Samen lezen, kijken en praten over rouw” door Vrouwke Klapwijk (uitgeverij Callenbach, Nijkerk ISBN 9026612346) Dit boek richt zich op kinderen vanaf 5 jaar. Het wil gelegenheid scheppen om met de kinderen over hun vragen en gevoelens te spreken. · “Dag Manon, daaaag” door Ellen Beukema. (uitgeverij Kok, Kampen ISBN 9026613423) In dit boek is Laura aan het woord, zelf nog een klein meisje, dat beleeft hoe haar pasgeboren zusje Manon ziek wordt en sterft. Het is een waargebeurd verhaal en heeft de bedoeling ook de kleine kinderen te helpen met de dood om te gaan. · “Is Opa in de hemel?” door C.House (uitgeverij Kok, Kampen ISBN 9026613229) Samen met haar Oma bezoekt Maureen het graf van haar Opa. “Is Opa in de hemel?” is de vraag. Ook hier zijn het de kleine kinderen die de schrijfster wil helpen iets te begrijpen van wat doodgaan betekent. · “Als afscheid voor altijd is.” door Lois Rock (vertaald uit het Engels. Een uitgave van Ark boeken. ISBN 9033828979) Een boek dat ook voor iets oudere kinderen geschikt lijkt. Ook dit boek heeft de bedoeling kinderen te helpen over het onderwerp van dood, begrafenis en afscheid nemen te praten.
Voor de oudere kinderen wordt, net als bij een boek als “Achtste-groepers huilen niet”, eerder gekozen voor 12
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
een echt verhaal, waarin kinderen zich kunnen herkennen. Bekend is het boek van Astrid Lindgren, “De gebroeders Leeuwenhart”, over de avonturen van twee kinderen na hun dood. Ook een klassiek christelijk kinderboek, “Het geheim in het kreupelhout” door Patricia St.John (“The Tanglewood’s Secret”, vroeger vertaald onder de titel “Het geheim van het kreupelbos”), opnieuw uitgebracht door uitgeverij Medema, Vaassen. ISBN 9063534752) is daarvan een goed voorbeeld. In het verhaal maken twee kinderen, Ruth en Philip, kennis met een leeftijdsgenoot die ongeneeslijk ziek is. Het omgaan met zijn ziekte en uiteindelijke dood brengt een grote verandering in hun leven teweeg. Uit dit boek enkele citaten die laten zien hoe de schrijfster probeert de vragen van kinderen te beantwoorden: Waarom laat God mensen doodgaan? Waarom maakt God mensen niet beter als we daarvoor bidden? Waar zijn de mensen als we ze begraven? Het verhaal wordt verteld door Ruth en centraal staat de bekende afbeelding van de Herder die zijn hand uitstrekt naar het verloren schaap. Maar in het hoofdstuk “Naar huis gedragen” bekijkt de zieke Terry een ander prentje: “Het was een ingelijste plaat van een wei vol witte schapen die allemaal één kant op gingen en onder ’t lopen van het gras knabbelden, voor hen uit liep een herder met een staf en in zijn armen lag een klein lammetje vredig te slapen. Terry verbrak de stilte het eerst. ‘Waar draagt ‘ie ‘m naar toe?’ vroeg hij opeens heel zacht. ‘Naar huis, Terry,’ antwoordde de dominee met een uitdrukking op zijn gezicht die ik toen nog niet begreep. ‘Veilig door elke dag totdat ze thuiskomen.’ ‘Waar is thuis?’ vroeg Terry verder. ‘Dat is waar de Herder woont en waar we Hem met onze ogen zullen zien,’ antwoordde dominee Robinson. ‘Zal ik je eens iets over thuis voorlezen, Terry?’ De jongen knikte en dominee Robinson haalde zijn Nieuwe Testament uit zijn zak en las met langzame, heldere stem over een stad waar God woont. Er viel een lange stilte die opnieuw door Terry verbroken werd: ‘Oei!’ fluisterde hij nadenkend. ‘Geen pijn meer!’ De volgende dag bezoeken Ruth en Philip Terry opnieuw, die dan erge pijn heeft. “Philip had nog nooit eerder hardop gebeden en de woorden kwamen met horten en stoten. ‘O God – wilt U altublieft Terry’s pijn wegnemen – maakt U hem alstublieft gauw beter – laat hem alstublieft gaan slapen. – Amen.” Toen deden we onze ogen open en keken hoopvol naar Terry, want we verwachtten bijna dat de pijn direct zou wegtrekken. Er klonken die nacht heel wat voetstappen in huis terwijl wij sliepen, want mijn tante en Terry’s moeder gingen helemaal niet naar bed en de dokter kwam even voor middernacht. Maar niemand hoorde de voetstappen van de Goede Herder toen Hij kwam en Terry in zijn armen nam. Zo werd Philips gebed verhoord op een wijze die we nooit verwacht hadden. Terry was verlost van zijn pijn. De Herder had hem naar huis gedragen.” Ook de laatste hoofdstukken van dit boek gaan de vragen van de kinderen niet uit de weg. Op Ruths vraag hoe Terry bij de Herder kan zijn als zijn lichaam begraven is, antwoordt de oude man aan wie ze steeds haar avonturen vertelt, met een vergelijking. ‘Vertel me nu eens, ‘ zei hij, ‘wat gaat er met die kastanje gebeuren en met die bolster? ‘ ‘Nou,’ antwoordde ik, ‘die bolster wordt begraven onder de bladeren en dan zal er wel niks van overblijven, want hij is niet meer nodig. Maar de kastanje kan wortel schieten en bladeren krijgen en een nieuwe kastanjeboom worden.’ ‘Heel goed’, zei meneer Tandy bemoedigend, ‘Dat had je niet beter kunnen zeggen… Dan moet je ook niet meer treuren om wat jullie onder de grond hebben gelegd. Dat jochie wordt nu flink en sterk in de hemelse zonneschijn…’ Gottlieb Blokland Nog enkele sites Een overzicht van eerdere uitgaven voor kinderen vind je op de volgende websites: www.ovok.be (ouders van een overleden kind: doorklikken literatuur en boeken voor kinderen), www.debron-har.be (pastoraal centrum: doorklikken religiowinkel en KL19 dood en rouw bij kinderen) en www.ijd.be (interdiocesane jeugddienst, doorklikken Vlaams-Brabant, rouwkoffer).
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
13
Afscheid van een directeur In april 1999 overleed onverwachts de heer Vermeersch, directeur van het KA Erasmus in Deinze. Nog voor hij werd begraven, zijn alle leerkrachten en alle leerlingen (ASO,TSO,BSO, 2de en 3de graad) uitgenodigd op een afscheidsplechtigheid in de grote zaal. De hele school was aanwezig en dit gebeuren heeft op velen een diepe indruk gemaakt. Vooraan was een grote foto van de overledene met een zwart te zien lintje en een grote brandende kaars ernaast. De leerkracht/interim directeur die de leiding had, is begonnen met te zeggen dat we in dat moment allen één waren in onze verslagenheid: christenen, zowel katholiek als protestant, moslims en vrijzinnigen, allen stonden we samen even stil om ons te bezinnen, en elk kon dat doen vanuit zijn of haar eigen filosofische overtuiging. Aan de leerlingen werd gevraagd om even naar de (klassieke) lievelingsmuziek van hun directeur te luisteren, zoals ook hij steeds bereid was geweest naar hun muziek te luisteren. Er werden teksten voorgelezen die naar hem verwezen, teksten over hem, maar ook stukken die hij ooit zelf had geschreven. De hele plechtigheid heeft zowat drie kwartier geduurd en het was aangrijpend te zien hoe ook die anders zo luidruchtige "zware mannen van het beroeps" onder de indruk waren van het hele gebeuren en zich heel eerbiedig, stil en ingetogen hebben gedragen. 's Avonds heb ik een brief geschreven, waarvan een kopie in de leraarszaal heeft gelegen. Het origineel is in het aandenkenboek voor de familie geplakt. Ik hoop dat het hen tot troost is geweest. De brief aan mijn collega’s Beste collega’s, zoals wellicht de meesten onder jullie was ik diep onder de indruk van de ingetogenheid, de oprechtheid en de sereniteit van de plechtigheid deze morgen naar aanleiding van het overlijden van onze directeur. Muziek en tussendoor gelezen bindteksten getuigden van een diep respect, zowel voor de persoon van de heer Vermeersch (zonder hem daarom “als een heilige op te hemelen”), als voor de persoonlijke overtuiging van ieder van de aanwezigen. Om eerlijk te zijn: bij de uitnodiging om de herdenkingsplechtigheid bij te wonen, vroeg ik me, als leerkracht Protestantse Godsdienst, af hoe men er zou in slagen om in een pluralistische school dergelijke plechtigheid zo “neutraal” mogelijk te houden. Moge de eerlijke en “neutrale”, maar daarom zeker niet minder zinvolle wijze waarop aan deze plechtigheid gestalte is gegeven, de geest van openheid en van verdraagzaamheid binnen deze schoolgemeenschap alleen maar aanwakkeren. Moge dit waarde(n)volle gebeuren ook op de aanwezige leerlingen een diepe indruk hebben nagelaten. Dan kan aan de dood van de heer Vermeersch misschien toch nog een zinvolle betekenis worden gegeven. Hijzelf zou er waarschijnlijk nog het meest gelukkig om zijn. Christine Liagre, leerkracht Protestantse Godsdienst
Oog in oog met de dood word je met de regelmaat van de klok in verlegenheid gebracht. Daar moeten we met z’n allen aan wennen. Maar ga de vragen waarop geen eensluidend of afdoend antwoord mogelijk is, niet uit de weg. Laat de andere leerlingen erover meepraten. Kinderen zijn er toch wel mee bezig. Ik weet zeker dat al die vragen, gedachten en gevoelens in hen opgaan. Jij bent alleen maar degene die het allemaal hardop zegt. Jij doet ze steeds voor dat ze niet bang hoeven te zijn om hardop te zeggen wat ze voor zich zien, wat ze denken en voelen, dat er niks mis is met wat er ook maar in hen omgaat. (Uit: Kinderen en ingrijpende situaties. Over dood, rouwen en troosten. Kwintessens, Hilversum.)
14
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
Levende rituelen (Lesmateriaal bruikbaar in SO3 bij het thema “Leven en dood’)
Begraven of cremeren? Zowel bij christenen als bij aanhangers van andere godsdiensten bestaan uitgesproken denkbeelden over begraven of cremeren. Ook mensen die niet geloven, hebben daar een eigen mening over. Op de achtergrond staan dus niet alleen godsdienstige, maar ook vaak gevoelsmatige en praktische argumenten. Vroeger waren christenen ervan overtuigd dat de mensen begraven moesten worden met het oog op de opstanding uit de doden. Mensen die voor crematie kozen, lieten blijken niet te geloven in een leven na de dood maar tegenwoordig denken veel gelovigen daar anders over. Desondanks geven veel christenen (en ook niet-christenen) de voorkeur aan een begrafenis. Ze vinden een crematie te hard. Het gebeurt te snel. Bij een begrafenis hebben ze meer tijd om afscheid te nemen. Door samen om het graf te staan, de kist te laten zakken en later nog eens terug te gaan naar het graf, kunnen ze de dood van een dierbare beter verwerken. Met een graf geef je hem of haar een eigen plek. Welke keuze er ook wordt gemaakt, bij elk overlijden kennen we bepaalde algemeen gangbare gebruiken. Er worden rouwkaarten verstuurd, eventueel worden er rouwadvertenties geplaatst. Er is een rouwplechtigheid. Na de begrafenis of de crematie wordt vaak een gezamenlijke koffiemaaltijd gebruikt met familie en naaste vrienden en verwanten - een teken van verbondenheid in het verlies en van samenhorigheid in het leven dat verder gaat. Uitluiden Er zijn ook gebruiken die stammen uit vroegere tijden. Toen werd(en) bijvoorbeeld de kerkklok(ken) geluid als de begrafenisstoet onderweg was of als hij in de buurt van het kerkhof kwam. Ook werd de overledene vaak uitgeluid wanneer het lichaam de kerk werd uitgedragen. De kerken in de buurt namen dan het luiden over. Vroeger dacht men zo de boze geesten te verjagen. Tegenwoordig wordt de klok in kleinere gemeenten nog steeds geluid, maar dan om het bijzondere karakter van de gebeurtenis aan te geven. Om de boze geesten te verjagen, maakte men vroeger ook driemaal een ommegang rond het kerkhof. Op veel plaatsen gebeurde dat in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Gebruiken rond het sterven Op de hoogte- en dieptepunten van het leven speelt het geloof van mensen een belangrijke rol. In de verschillende godsdiensten zijn er dan ook verschillende gebruiken rond het sterven. Ook de manier waarop mensen met een dode omgaan, zegt veel over hun geloof. Meestal wordt een dode gewassen en verzorgd voor de begrafenis of crematie. Zorgen voor een stervende Christendom: Allereerst is er aandacht en geestelijke zorg voor de stervende. In het christendom waken familie en vrienden bij het sterfbed. Een priester of predikant komt de stervende moed inspreken, troosten en herinneren aan Gods liefde. Door het geloof kunnen christenen met vertrouwen op God de dood tegemoet gaan.
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
15
Soms heeft iemand er behoefte aan gebeurtenissen uit zijn of haar leven te bespreken en vergeving te ontvangen. Een predikant kan dan helpen door met de stervende te bidden, te praten en met hem of haar uit de Bijbel te lezen. In de rooms-katholieke traditie neemt de priester de biecht af en hij geeft vergiffenis namens God. Ook is het de gewoonte het sacrament van de zieken te bedienen. Dat is een zalving op handen en voeten, een teken van vergeving. Jodendom: Het laatste dat een gelovige jood zegt als hij sterft, is de joodse geloofsbelijdenis: “Hoor Israël, de Heer is onze God, de Heer is één”. Als de stervende te zwak is om dit zelf te zeggen, zegt iemand anders het in zijn naam op het moment van het sterven. Zo sterft een jood met de woorden die hij in zijn leven twee maal per dag uitsprak. Islam: In de Islam wordt de stervende de geloofsbelijdenis ingefluisterd: “Er is geen God dan Allah en Mohammed is zijn profeet”. Dit gebeurt omdat men gelooft dat de moslim na zijn dood door twee engelen zal worden ondervraagd over zijn geloof. Weet hij het antwoord, dan krijgt hij een voorproefje van het paradijs. Weet hij het niet, dan ziet het er niet best voor hem uit, want de kennis van Allah die in de Koran is geopenbaard, is de weg tot leven. Hindoeïsme: Bij hindoes zijn geen bijzondere gebruiken voor de verzorging van stervenden. Wel sterft een hindoe het liefst in het bijzijn van familieleden of vrienden. Gebruiken van troost en rouw ontbreken, omdat het sterven slechts een moeizame overgang betekent naar een nieuw bestaan in het rad van de wedergeboorte. Zorgen voor een dode Christendom: In het christendom wordt het lichaam van de dode thuis of in een rouwcentrum opgebaard. Voordat de begrafenis of crematie plaats vindt, krijgen familieleden en vrienden vaak de gelegenheid de dode nog één keer te zien. De naam van de overledene wordt op de grafsteen of op een plaatje aan het columbarium aangebracht, soms met een tekst die aangeeft wat voor deze mens belangrijk was. Dat kan ook een Bijbeltekst zijn, bijvoorbeeld de uitspraak van Jezus: “Ik ben de opstanding en het leven”. Bij een begrafenis wordt vaak aan het graf het Onze Vader gebeden. Er worden bloemen bij het graf gelegd of in het graf gegooid. Soms gooien ook alle aanwezigen een beetje aarde op de kist. In de kerk, het rouwcentrum of het crematorium wordt een korte dienst gehouden, waarbij predikant of priester, familieleden en vrienden het woord voeren. Jodendom: In het jodendom wordt een dode op de grond afgelegd om duidelijk te maken dat de mensen met de aarde verbonden zijn. Een dode man draagt een wit doodshemd als gebedsmantel. De begrafenis is altijd heel eenvoudig en wordt zo spoedig mogelijk gehouden, liefst binnen 24 uur. Een van de zonen (of als dat niet kan een dichtbijzijnd familielid) looft God in een gebed in naam van de overleden ouder. Het jodendom kent eigen begraafplaatsen. Hier worden de graven nooit geruimd, want de joden geloven dat eenmaal de doden zullen herleven.
16
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
Bij een begrafenis laten de gelovigen altijd samen de kist in het graf neer en gooien zelf het graf dicht. Zo laten ze weer de verbondenheid van de mens met de aarde zien. Na de begrafenis keert de familie terug naar huis voor een week persoonlijke rouw. Islam: De rituelen bij de dood van een moslim staan in het teken van het geloof in de almacht van Allah. De overledene wordt door de familie afgelegd en niet door anderen (bijvoorbeeld het verplegend personeel van het ziekenhuis). Eerst wordt de dode gewassen. Dit is een symbolische handeling, want hij moet rein voor Allah verschijnen. Daarna stellen de nabestaanden zich op met het gezicht naar Mekka. Het eerste hoofdstuk uit de Koran wordt gelezen en er wordt gebeden om vergeving, zowel voor de dode als voor de nabestaanden. Steeds wordt herhaald: “Allah is groter”. Daarna wordt de dode toegesproken en worden hem de belangrijkste waarheden van het geloof voorgehouden. Moslims begraven een dode met het gezicht in de richting van Mekka, de heilige stad. Bij de opstanding van het lichaam zal iedereen ook in de richting van Mekka gaan staan, de juiste houding voor het gebed. Niet alle graven op een begraafplaats zijn daarom geschikt voor Moslims. Op de moslimgraven staan vaak teksten met spreuken uit de Koran. Hindoeïsme: In het hindoeïsme wordt de dood gezien als een bevrijding: het ‘zelf’ (atman = de individualiteit) wordt bevrijd van het lichaam dat als ballast wordt ervaren. Daarom moet het lichaam van een dode worden verbrand en moet alles wat niet door het vuur vernietigd is zo fijn mogelijk worden gewreven. Daarna wordt de as verstrooid, want elk spoor van het afgelopen aardse bestaan moet worden uitgewist. Alleen dan is er voor de mens een nieuw bestaan mogelijk (reïncarnatie). In India bestaan duizenden verbrandingsplaatsen langs de rivier de Ganges. De as van de dode wordt samen met bloembladeren over de heilige rivier uitgestrooid. Alleen het lichaam van heiligen wordt niet verbrand. Dat is ook niet nodig, omdat zij tijdens hun leven al helemaal onthecht hebben geleefd. Het dode lichaam wordt omkranst met bloemen en verzwaard met stenen in de rivier neergelaten. Terwijl het lichaam zakt, wordt op een schelp geblazen en worden er liederen gezongen. De gelovigen vieren op die manier dat er iemand is verlost uit de kringloop van de wedergeboorte en terugkeert tot de eenheid met God (brahman). De rouwplechtigheden duren twaalf dagen na de verbranding en zijn vooral een reiniging van de besmetting van de dood: het hoofdhaar van de oudste zoon wordt afgeschoren en hij neemt elke ochtend een ritueel bad. Hij brengt de dagen door in een speciale kamer. Vaak wordt hij vergezeld door mannelijke familieleden. De rouwperiode, waarin de kinderen van de overledene niet mogen trouwen, duurt een jaar en wordt afgesloten met een herinneringsmaaltijd. Christine Liagre
Hoe aaibaarder het dier, des te meer ben je aangedaan door zijn dood. Je bent onder de indruk van de dood van de hamster, in de war van de dood van de poes, maar je hebt ronduit verdriet om de dood van de hond. Je staat er zelfs bij te huilen. In de eerste tijd moet je de wond die kinderen hebben opgelopen, openhouden. Hoe akelig dat misschien ook is, want als die te snel dichtgaat, lopen ze het risico van langdurige, onderhuidse ontstekingen. (Uit: Kinderen en ingrijpende situaties. Over dood, rouwen en troosten. Kwintessens, Hilversum.)
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
17
Rouwzorg op school Als leerkracht word je geconfronteerd met de verlieservaringen van leerlingen: een grootouder of ouder die overlijdt, een leerling of leerkracht van de school, een huisdier... Dit bespreekbaar maken in de klas, leerlingen helpen bij het uiten en verwerken van hun verdriet is geen gemakkelijke opdracht. De Oost-Vlaamse Netwerken Palliatieve Zorg hebben een werkpakket en een ‘rouwzorgkoffer’ uitgewerkt als hulpmiddel om adequaat op dergelijke situaties te kunnen reageren. Beide zijn bruikbaar bij acute verliessituaties, maar ook als themamoment, zowel in het basis- als in het secundair onderwijs. In samenwerking met de CLB’s van de regio stellen zij dit materiaal kosteloos ter beschikking van de scholen. Het werkpakket bestaat uit direct bruikbare informatie voor leerkrachten en is onderverdeeld in zes hoofdstukken. 1. Algemene informatie Rouw, specifiek bij kinderen en jongeren, hun reacties en signalen, doorverwijsadressen, een uitgebreide literatuurlijst en enkele nuttige websites. 2. Zelfdoding Hoe kan men bepaalde signalen herkennen? Hoe kan men preventief werken en hoe moet het met de opvang van klasgenoten bij een dergelijk traumatisch gebeuren. 3. Rouw vanuit verschillende visies We leven in een veelkleurige samenleving waarin verschillende levensbeschouwingen en visies elkaar ontmoeten, ook op school. Een hoofdstuk over rouw vanuit verschillende visies, godsdiensten en culturen mocht dus zeker niet ontbreken. 4. Mogelijke draaiboeken Als mogelijke wijzen van aanpak wordt beschreven wat men dient te doen, het verloop en de verschillende stappen, eerste hulp en een verwijzing naar andere bestaande draaiboeken. 5. Doe-ideeën Een overzicht van mogelijke concrete doe-ideeën en werkvormen in de klas, aangepast aan de situatie en de leeftijd. Tot slot een lijst van boeken en pakketten met werkvormen om rond het thema “dood” te werken in de klas. 6. Nazorgtips Omvat nazorg op langere termijn. Het is immers aangewezen dat men ook op langere termijn af en toe eens blijft stilstaan bij het geleden verlies. Dit pakket biedt enkele richtlijnen en tips om deze nazorg vorm te geven. Elke school kan gratis zo’n werkpakket verkrijgen. U kunt dit aanvragen via mail bij Rita Errens
[email protected] De koffer omvat volgend materiaal: 1. 2. 3. 4. 5.
18
Een handleiding Een wegwijzer doorheen de koffer waardoor alle materiaal onmiddellijk bruikbaar wordt. Bijgevoegd een lijst met Nederlands- en anderstalige muziek. Literatuur Werkboeken, informatieve boeken en thematische kinder- en jeugdboeken voor leerlingen en leerkrachten. Gedichten Gedichten geschreven door rouwende kinderen en jongeren waardoor emoties herkenbaar en beter hanteerbaar worden. Knuffels en handpoppen Belangrijk als bondgenoot en vertrouweling, als verlengstuk om eigen emoties, gevoelens en gedachten te uiten. De Lunapop Blij? Bang? Boos? Verdrietig? Een pop die verborgen gevoelens helpt bespreekbaar maken. u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
6. 7. 8.
Zorgenpopjes Dienstig als persoonlijke vertrouwelingen aan wie men alles kwijt kan en die een stukje zorg helpen dragen. Knuffel- en waardenkaarten Om met kinderen/jongeren te spreken over verschillende gedachten, gevoelens, ideeën en waarden. Video’s: informatief en ondersteunend voor leerkrachten en leerlingen
De koffer kan gratis, mits het betalen van 50 € borg, ontleend worden bij: Vzw Netwerk Palliatieve Zorg Gent-Eeklo, Jubileumlaan 221, 9000 Gent Tel 09 266 35 00 Fax 09 233 93 90 E-mail
[email protected] In dit documentatiecentrum kan u steeds terecht voor het ontlenen van ander educatief materiaal en uitgebreide literatuur rond dit onderwerp, kinderboeken voor verschillende leeftijden en verschillende verliessituaties en informatieve en ondersteunende boeken voor leerkrachten, ouders, hulpverleners. U wordt graag geholpen met het uitzoeken van geschikte literatuur. Nabestaanden en hulpverleners in rouwsituaties kunnen er terecht voor informatie en advies rond het thema rouw, een ondersteunend gesprek en eventuele gepaste doorverwijzing. Daarnaast organiseert het centrum vorming rond dit onderwerp of biedt het ondersteuning bij de ontwikkeling van rouwzorg binnen de eigen instelling. Voor vragen of meer info contacteer je Lucie Cannie, rouwzorgconsulente van vzw Netwerk Palliatieve Zorg Gent-Eeklo, via bovenstaand telefoonnummer of mail
[email protected]. Ingezonden door Christine Liagre
Familiale berichten Collega Hans Lesage en echtgenote Rebekka Kunst meldden ons de geboorte van hun vierde kindje Debora op 9 oktober 2006. Collega Alexandra Buyze en collega Dierik Potvlieghe meldden ons de geboorte van hun derde kindje Alexander op 17 oktober 2006. Collega Maarten Hertoghs en echtgenote Marjolein Van Hoof meldden ons de geboorte van hun tweede kindje Marith op 12 november 2006. Collega Karin Versele meldde ons de geboorte van hun kleindochter Zitha op 27 november 2006. De gelukkige ouders zijn Jean-Luc en Chava Carron-de Jonge. We wensen onze collega’s en hun gezinnen van harte Gods zegen toe bij dit vreugdevolle nieuws. Collega Ann Van Garsse meldde ons het overlijden op 14 september 2006 van haar moeder Maria De Westelinck, geboren op 10 mei 1920. Collega Cora van Wassenberg meldde ons het overlijden op 25 november 2006 van haar zus Trudi, geboren op 25 juni 1947. Collega Annemieke de Vries en Reïtze Siebesma meldden ons het overlijden op 2 december 2006 van moeder Willemina Siebesma-Horlings, geboren op 1 maart 1924. We delen aan onze collega’s en familie ons oprecht medeleven mee en bidden dat ze verder Gods liefdevolle vertroosting mogen ervaren.
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
19
Het Comité PEGO heeft op 7 december 2006 besloten om collega Gottlieb Blokland voor te dragen voor vaste benoeming in het ambt van inspecteur-adviseur. Zijn tijdelijke aanstelling wordt vervangen door een vaste benoeming. In het volgende nummer van PEGO-kwartaal zal het Comité hieraan aandacht schenken maar ondertussen alvast een hartelijk proficiat aan onze collega!
Verschillende visies op de dood Indringer Vreemd toch dat we van de dood zo’n verschrikking hebben gemaakt. Of zou dat komen omdat wij de weg die erheen leidt geblinddoekt afleggen en de diepe levensdingen ontwijken en er met een bocht omheen lopen? Zo wordt de dood inderdaad een boze kracht die te plotseling op ons afkomt. Als een indringer eigenlijk, die er niet bij hoort. Toch is hij geen boze kracht en hij komt niet plotseling. Tijdens ons leven is hij onafgebroken bij ons. Er zou geen leven zijn als hij er niet was. Toon Hermans, uit “Liggen in het gras” Verdwenen Vraag: “Hebt u zich nooit afgevraagd wààr u vandaan komt en wààr u naar toe gaat?” Antwoord: “Bah nee! Echt waar: het interesseert mij niet. Als ik dood ga, zal ik verdwenen zijn. Meer is er niet.” Louis Paul Boon Niet het einde De dood is slechts de voortzetting, de voltooiing van het aardse leven …. Elke godsdienst kent zijn eeuwigheid, het andere leven. Dit leven is hier niet het einde. Moeder Theresa van Calcutta Gewoon verder Een jong meisje vroeg me eens: “Is met de dood alles afgelopen?” Toen heb ik gezegd: “Wat versta je daaronder? Als jij àlles bent voor jezelf, dan is met je dood alles afgelopen …. Maar als je niet alles bent voor jezelf, dan niet. Als je niet enkel voor jezelf leeft, dan gaat wat je verlangde en waarvoor je hebt geleefd, gewoon verder.” Dorothee Sölle, uit “Voorlopig ’82” Uitlachen Ik wil vrolijk begraven worden. Mijn geloof is het uitlachen van de dood. Ik wil daarom, dat er een paar geweldige stukken uit de Bijbel worden voorgelezen over de almachtige God, die met de kleine mens een verbond sluit en 20
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
hem ook in de dood niet loslaat. Ik wil dat er vrolijke liederen worden gezongen. Van plechtige muziek en een trage wandeling over het kerkhof moet ik niets hebben. Ik ben geweldig benieuwd wat God voor mij in petto heeft na de dood, dus ik heb geen grote angst voor de dood. Anoniem
u PEGO-kwartaal / 4
de
kwartaal 2006 / nummer 64 u
21