Peer support in Nederland
Een methode om leerlingen te leren samenwerken en elkaar te ondersteunen. Erik J.Luigies
Ter gelegenheid van de in gebruik neming van de nieuwe gebouwen van het ROC Da Vinci College te Dordrecht
Inhoud: Voorwoord 1. Voorwoord 2. Inleiding Leeswijzer Peer Support, wat is dat? Wat kan Peer Support voor het onderwijs van de 21e eeuw betekenen? Definities van de rollen binnen peer support De ontwikkeling en de implementatie van Peer Support Ontwikkelaars en ondersteuners van het ROC Da Vinci College De externe ondersteuners Voorbeelden van rollen in het kader van Peer Support op het ROC Da Vinci College De peer mentor in een onderwijsleerbedrijf De peer mentor als “buddy” Leerlingen van het ROC Da Vinci College Peer Support op andere scholen dan het ROC Da Vinci College De peer tutorrol De peer mentorrol in de stage Peer Education op het ROC Da Vinci College Nawoord Bijlage 1: Opsomming van doelstellingen voor Peer Support op het voortgezet- en beroepsonderwijs Bijlage 2: Waaraan moet een school voldoen om Peer Suppport te kunnen implementeren? Bijlage 3: Abstract 1 Bijlage 4: Abstract 2 Met dank aan Colofon
4 6 8 10 11 15 19 21 31 37 41 42 43 48 54 59 65 68 70 71 72 73 74 76 79
Voorwoord J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart Peer support heeft mijn support! De afgelopen honderd dagen ben ik het land ingetrokken en heb met eigen ogen gezien wat een geweldige initiatieven er bestaan in het Nederlandse onderwijsveld. Eén van die mooie initiatieven is het project ‘peer support’.
Op 28 maart 2007 was ik op bezoek op het Wartburgcollege in Dordrecht, om te horen wat het in praktijk oplevert, als leerlingen elkaar begeleiden tijdens hun schoolcarrière. Zittend in een kring vertelden leerlingen van vwo, havo, vmbo en mbo mij wat het voor hèn betekent.
Wat me trof, was bijvoorbeeld het verhaal over dat meisje, net begonnen op het mbo. Ze huilde heel snel, was verlegen, durfde uit zichzelf niets aan de leraar te vragen. Ze kreeg een peer mentor, een ouderejaars, die haar hielp met haar huiswerk. Maar haar ondertussen ook coachte hoe ze beter voor zichzelf kon opkomen. Door het contact met haar peermentor leerde ze zichzelf beter te laten zien. Belangrijk in de fase dat je je van kind naar jong-volwassene ontwikkelt.
Of het verhaal van de studente die stage liep als klasse-assistente, op een basisschool. En zoveel had gehad aan haar peermentor. Die mentor had de stage al gelopen, en legde haar een aantal ins en outs uit, waardoor ze beter met de kinderen kon omgaan. Maar zij hielp haar ook met het huiswerk, dat ze tijdens de stage moest maken. Vanwege haar allochtone afkomst had deze leerling een taalachterstand en daardoor een probleem met de schoolopdrachten, en ze kon de hulp van haar mentor dus heel goed gebruiken. Hier was dus de verbetering van cognitieve vaardigheden indirect het resultaat van peer-support.
Jongeren kunnen veel voor elkaar betekenen. Zeker in de leeftijd waarop ze voortgezet of (voorbereidend) beroepsonderwijs volgen. Ze hebben vriendschappen, gaan samen uit, sporten samen of doen allerlei op cultureel gebied. Dat gaat allemaal heel spontaan en
natuurlijk. In landen als de VS, Finland, Engeland en sinds kort ook in ons land is men zich ervan bewust dat je dit binnen het onderwijs heel bewust kunt inzetten. Dan gaat het om elkaar helpen met huiswerk, elkaar door een moeilijke tijd heen slepen als een familielid is overleden, elkaar coachen, elkaar steunen bij pesten. Elkaar de weg wijzen naar een volwaardige plek in de maatschappij.
Dit kabinet legt het accent op ‘samen’: in een samenleving niet náást maar mét elkaar leven. Peer support sluit daarbij aan: het stimuleert jongeren in ‘samen leren leven’.
School is méér dan een kennisinstituut, het heeft ook een belangrijke vormende taak. Het vormen van jezelf, en het vormen van anderen. Het mooie van peer support is dat het béide zaken stimuleert. De verhalen die ik in die kring in Dordrecht hoorde van leerlingen, laten dat heel concreet zien. En wat ik zo mooi vind: het laat zien dat die vaardigheden kunnen worden geleerd en ontwikkeld.
We hoeven het dus niet alleen maar te hebben van spontaan gedrag. Belangrijke eigenschappen zoals behulpzaamheid, acht slaan op elkaar, elkaar tactvol feedback geven, elkaar cognitief scherpen: die kunnen ook ontwikkeld worden, zo blijkt.
Peer Support is op het leren van die eigenschappen gericht. Daarom vind ik het van grote betekenis voor het leer- en ontwikkelproces van jongeren. De vaardigheden die ze op die manier verwerven hebben we in onze samenleving hard nodig.
Peer Support heeft dus ook mijn support! 14 juni 2007, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart Staatssecretaris voor Onderwijs
Voorwoord Dion van Steensel Werd u vroeger op school wel eens gepest of uitgelachen om uw uiterlijk of uw kleding? Kon u altijd terecht bij uw docent met uw vragen? Het antwoord op de eerste vraag zult u wellicht met ja beantwoorden en de tweede vraag met nee. Op de Leerparkscholen kunnen leerlingen met deze vragen ook bij andere leerlingen terecht. Deze leerlingen zijn dan of peer leader of peer tutor of peer mentor of peer coach. Vier vormen waarbij leerlingen elkaar helpen en ondersteunen.
Leerlingen vertrouwen elkaar meer of andere dingen toe dan aan een docent of begeleider. Leerlingen laten zich ook vaker helpen door een andere leerling. Leerlingen nemen daarnaast meer dingen van elkaar aan dan van een docent. Daarom vind ik het belangrijk dat het concept peer support opgenomen wordt in de beleidsuitgangspunten van elke school. Uiteraard helpen leerlingen elkaar wel vaker, maar door het structureel in te bedden in de ‘bedrijfsfilosofie’ van de school is het systematisch en breed ingebed. Een goed werkend systeem van Peer Support heeft voordelen voor de leerlingen, voor de school en voor de samenleving!
Peer Support levert niet alleen een bijdrage aan de ontwikkeling van leerlingen maar draagt daarnaast ook bij aan het schoolklimaat. En juist dit schoolklimaat staat vaak ter discussie. Denkt u maar eens aan de steekpartijen die dit jaar (2007) plaatsvonden op en rond scholen en niet te vergeten de grote schietpartij op de Amerikaanse Technische Universiteit in Virginia.
Grote schoolgebouwen zijn de oorzaken van gedragsproblemen bij leerlingen, wordt er vaak en (te) snel geroepen. Grote schoolgebouwen waar leerlingen zich verlaten en eenzaam voelen. Maar de grote school is niets meer of minder dan een omgeving waarin iets extra’s gedaan moet worden, wil de leerling zich prettig voelen en zich kunnen ontplooien. Peer Support kan net dit extraatje zijn. Het feit dat een leerling iemand heeft op
school die hem helpt, zorgt voor een andere beleving van de school! Uit onderzoek naar de effecten van de inzet van peer leaders blijkt dat 37,5% van de leerlingen zich veiliger voelt door de inzet van peer leaders. Kennelijk is er dus echt sprake van gevoelens van onveiligheid. Uiteindelijk draait het niet om de omvang van de school maar juist om de omgang in de school en de mensen en factoren die daarop van invloed zijn. De omgang in de school verbetert door het toepassen van peer support. Leerlingen steken elkaar graag de helpende hand toe en weten daarbij resultaten te boeken die vaak buiten het bereik van de docent en de school liggen.
Dion van Steensel Wethouder voor onderwijs in Dordrecht
Inleiding Dit boekje biedt het College van Bestuur van het ROC Da Vinci College u aan ter gelegenheid van de opening van de nieuwe gebouwen te Dordrecht. Deze nieuwe gebouwen zijn gevestigd op het Leerpark, waar tevens drie VMBO scholen gehuisvest zijn. De bedoeling is dat er op dit Leerpark in Dordrecht intens wordt samengewerkt tussen VMBO, MBO en het bedrijfsleven. Waar mogelijk zullen er ook contacten met het HBO zijn. Bedrijfsleven en onderwijs ontwikkelen “onderwijsleerbedrijven”. Dat zijn krachtige leeromgevingen waarin aspirant-beroepsbeoefenaars “een reëel zicht krijgen op de feitelijke beroepsdynamiek” (Meijers, 2005, pg.43). In de onderwijsleerbedrijven kan ‘participerend leren’ ontstaan. Op deze manier wordt een ideale voorwaarde geschapen voor het ontwikkelen van loopbaanonderwijs, waarbij naast de schoolse situatie ook aandacht gegeven wordt aan de ontwikkeling van de beroepsidentiteit (Meijers, 2005, pg.54 ev.). Volgens Meijers is de ‘identiteitsontwikkeling’ een leerproces dat start met een ervaring die gekoppeld is aan emoties (Meijers, 2005, pg.63). Daarna moet de balans gevonden worden tussen emoties en cognities. In feite beschrijft Meijers dat jongeren aan de ene kant nog graag blijven ‘spelen’ en verantwoordelijkheid vermijden (ook het kleine baantje is geen echt werk, omdat je er niet van afhankelijk bent voor je levensonderhoud) en aan de andere kant juist toch wel even willen proeven aan een stukje verantwoordelijkheid dragen en niet klein gehouden willen worden (“ik ben geen kind meer”). Peer Support (peer assisted learning) geeft de jongere stapje voor stapje de mogelijkheid om verantwoordelijkheid te leren dragen. Nog niet in het echte bedrijfsleven, maar wel op school en in het onderwijsleerbedrijf. Peer Support kan in verschillende rollen uitgevoerd worden: de peerleader, de peer tutor, de peer mentor, de peer coach voor schoolactiviteiten, de peer coach studieloopbaanbegeleiding en de peer educator.
In alle rollen worden eerst tools aangereikt en attitudes ontwikkeld en vervolgens ervaringen opgedaan en inzichten verkregen. Juist die ervaringen en inzichten dragen bij aan het beeld van ‘wie ben ik in de relatie tot een ander en tot de organisatie waarin ik functioneer’. De rollen geven de jongere de kans om te kiezen voor een meer cognitieve insteek bij het verantwoordelijkheid nemen of een meer sociaal-emotionele. Men kan hierbij denken aan de begeleiding van 1e jaars in het VO of de begeleiding van leerlingen die problemen hebben met de studieplanning of bepaalde vakken en aan begeleiding in het beroepsonderwijs in de richting van de beroepsuitoefening. Peer Support is een goede voorbereiding op de stage in een regulier leerbedrijf, omdat de leerling leert om zich in te leven in het denken en handelen van anderen. Dit inleven is een voorwaarde om zijn rol goed uit te voeren. Juist het loslaten van het op-zichzelf- gerichtzijn is een belangrijke stap op weg naar volwassenheid. De volwassenheid die ook in de stage gevraagd wordt. Peer Support wordt een essentieel onderdeel van de leerpraktijk van het Da Vinci College.
Max Hoefeijzers, Voorzitter College van Bestuur ROC Da Vinci College, Dordrecht, 2007
Leeswijzer Dit boekje bevat een gedeelte van het theoretisch fundament onder Peer Support. Over dat theoretisch fundament kunt u meer lezen in de publicatie: “Peer support, leerlingen ondersteunen elkaar binnen een nieuw didactisch concept, theoriereeks nummer 37, Cinop”. De nadruk ligt in dit boekje op de ontwikkeling van dit systeem in het ROC Da Vinci College en het vervolg op andere scholen en in ander onderwijs. Daarnaast worden opvattingen en ervaringen van deskundigen, docenten en leerlingen weergegeven. Wanneer de leerlingen aan het woord komen is er in de meeste gevallen geanonimiseerd. De informatie bevat gegevens over persoonlijke ontwikkelingen bij leerlingen. Wie meer wil weten over de in de voorbeelden genoemde ondersteuningsactiviteiten in relatie tot de methode Peer Support kan hierover vragen stellen aan de auteur van dit boekje. Peer Support wordt ondersteund door een netwerk van docenten en andere betrokkenen. Het systeem is nog lang niet afgebouwd. Daardoor kan het zijn, dat u later elementen tegenkomt, die niet in dit boekje staan. U kunt dan te rade gaan op de website www.peersupport.nl . Ik hoop dat u een heldere indruk krijgt over een stukje innovatie, dat ontstond uit een noodoplossing en dat zich ontwikkelde dankzij de durf en de visie van veel docenten in het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs. De docenten, die als eersten met dit systeem hebben geëxperimenteerd, werken of werkten allemaal op het ROC Da Vinci College. Ik dank hen voor hun vertrouwen en hun durf. Erik J. Luigies
10
Peer Support, wat is dat? Wat is peer support? Peer support is een manier van samenwerken en elkaar ondersteunen, die wereldwijd veel voorkomt in het onderwijs, in de hulpverlening, in de zorg en in het bedrijfsleven. Peers helpen elkaar met behulp van hun eigen kennis, inzicht en ervaring. Je ziet dit bijvoorbeeld in zelfhulpgroepen, patiëntenverenigingen, maar ook in de ICT, waar gebruikers van applicaties elkaar online ondersteunen. “Peer” betekent, dat je op veel manieren gelijk aan elkaar bent en/of in dezelfde omstandigheden verkeert. Je bent leeftijdgenoten, collega’s, makkers (buddy’s) en je zit op school of werkt in een bedrijf, in een ziekenhuis of als vrijwilliger in een hulporganisatie. Bij ons gaat het om leerlingen in het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs. Hun overeenkomst is de leeftijdsfase, de omstandigheden waarin ze verkeren en de eisen die aan hen gesteld worden. Elkaar helpen is niet vanzelfsprekend “Support” betekent dat je elkaar ondersteunt of helpt. Elkaar ondersteunen en helpen zouden de leerlingen normaal moeten vinden. Het hoort bij pro-sociaal gedrag. Dat gedrag leren de leerlingen door de opvoeding van hun ouders en door normen en waarden die uitgedragen worden door mensen in hun omgeving. Mensen in hun omgeving zijn onder andere familie, buren, vrienden van de ouders, leidinggevenden in het verenigingsleven, docenten en ………… andere jongeren, die hun voorbeeld zijn. Helaas is dat elkaar ondersteunen en helpen niet vanzelfsprekend. Leerlingen moeten tot dezelfde familie, sociale, culturele en/of godsdienstige groep behoren om steun van andere leerlingen te kunnen verwachten.
11
In sommige culturen verwacht men dat als je tot dezelfde familie behoort, je elkaar altijd ondersteunt (familiesolidariteit). Doe je dat niet, dan word je soms zelfs buiten de familieclan geplaatst. Zo trouwt volgens oud gebruik een Islamitische man met de vrouw van zijn overleden broer omdat hij de plicht heeft voor haar en haar kinderen te zorgen. Zij is immers door haar huwelijk met zijn broer tot de familie toegetreden.
Soms escaleert een situatie in het onderwijs juist door familiehulp. Een peer mentor op een basisschool (stagewerkplek) vertelde, dat toen een Marokkaans jongetje ruzie kreeg met een Turks jongetje, binnen de kortste keren van beide zijden oudere broers, neven en andere familieleden zich met de situatie gingen bemoeien. Ze waren kennelijk via mobiele telefoontjes opgeroepen. Wat eerst gewoon opgelost had kunnen worden door de groepsleerkrachten en de stagiaires, werd nu een politiezaak.
Rivaliteit Leerlingen hebben op school soms juist de neiging om elkaar te bestrijden. Rivaliteit uit zich op het gebied van kleding, cosmetica, gadgets, iPods, mobiele telefoontjes, scooters, auto’s (die getuned zijn), vakanties, en vrienden en vriendinnen. Er is ook strijd om de gunst van de opinion leaders. Dat zie je in de lagere klassen van het VO. Leerlingen in de hogere klassen van het VO zijn daar minder gevoelig voor. Ze worden onafhankelijker en lopen niet meer zo makkelijk achter een medeleerling aan. Ook worden volwassenen belangrijkere identificatiefiguren dan andere jongeren.
12
Zoals een meisje tegen mij zei: “We moeten haar niet, want ze doet altijd zo uit de hoogte. We willen niet met haar samenwerken. Ze komt ook uit een ander wijk dan wij komen. Haar ouders zijn echt ‘kak’ mijnheer.” Of zoals een Nederlandse jongen zei: “Ik ga toch zeker niet met die Marokkaan samen een werkstuk maken. Ik kan hem niet eens goed verstaan.” Als leerlingen op school moeten samenwerken kiezen ze vaak voor medeleerlingen met dezelfde sociale, culturele en/of godsdienstige achtergrond.
Persoonlijk rendement Heeft men elkaar niet echt nodig en heeft men zelfs de indruk, dat de ander belemmerend werkt voor het bereiken van het individuele doel, dan zullen leerlingen elkaar niet ondersteunen. Dat zie je als het gaat om prestaties waarbij handigheid, ervaring of intelligentie een rol speelt. De minst handige, de minst ervarene of de minst intelligente remt de ander in het bereiken van zijn persoonlijke doel. Leerlingen gaan dan zo ver dat zij zelf het werk van een ander wel even doen, omdat ze toch niks aan hem hebben als het gaat om het eindresultaat (bijvoorbeeld een werkstuk). Wederzijdse afhankelijkheid Spontane samenwerking ontstaat als men elkaar echt nodig heeft om het individuele doel te bereiken; dus als er sprake is van wederzijdse afhankelijkheid als het gaat om de te leveren prestatie. In een voetbalteam wil iedereen winnen, maar dat kan pas door samenwerking. In het onderwijs zou men kunnen proberen om groepswerkopdrachten zo te formuleren dat leerlingen elkaar altijd nodig hebben, net zoals in het voetbalteam. Helaas kan dat niet altijd. En ……….. als je elke dag een voetbalwedstrijd speelt vermindert de drive om te winnen ook en dus de neiging om samen te werken.
13
De groep als geheel is niet meer dan de som der delen Als er geen dwang van buiten af is hangt het van de persoonlijkheid, de behoeften en het referentiekader van de groepsleden af of zij geneigd zijn elkaar te helpen. De kwaliteit van de onderlinge hulp kan bepalend zijn voor de kwaliteit van de opdracht die de groep maakt. Maar dat hoeft niet. We weten dat de prestatie van een groep als het gaat om taken waarbij intelligentie noodzakelijk is, hoofdzakelijk bepaald wordt door de capaciteit van de individuele groepsleden. Inspanning versus resultaat Pas als er ervaring is, dat men van samenwerking en onderlinge hulpverlening persoonlijk voordeel heeft, zal men geneigd zijn om elkaar te helpen. Als de samenwerking en onderlinge hulpverlening in een onderwijsgroep er toe leidt dat er meer en beter gepresteerd wordt en de individuele groepsleden daardoor hogere schoolcijfers halen, willen de groepsleden blijven samenwerken. Tot ……….. zij vinden dat de inspanning te groot wordt. Dat wil dus zeggen, dat leerlingen die individueel ook het resultaat kunnen halen dat met de groep bereikt wordt, snel afhaken. Tenzij bepaalde behoeften, zoals behoefte aan waardering en affectie, in de groep vervuld worden. In multidisciplinaire groepen bestaat onderlinge afhankelijkheid. Als in een multidisciplinair team één der deskundigen ontbreekt heeft dat direct gevolgen voor de prestatie van de anderen. Wanneer je dus in het beroepsonderwijs een opdracht geeft, die alleen uitgevoerd kan worden als leerlingen van diverse opleidingen samenwerken, dan kun je verwachten dat zij vanwege de aard van de opdracht elkaar gaan proberen te vinden. Hier zou meer gebruik van gemaakt moeten worden. Wat dat betreft was een opdracht tijdens het Skills Talents toernooi 2007 in Ahoy een voorbeeld van wat je kunt bereiken als functionele samenwerking noodzakelijk is. Leerlingen van de sector Bouw van een VMBO school moesten samen met leerlingen van de sector Metalektro van een andere VMBO school een groot logo maken van hout en versierd met verlichting. Het grappige was, dat deze – in feite door de opdracht afgedwongen samenwerking – gevolgd werd door spontane samenwerking. De leerlingen van de sector Metalektro gingen spontaan overleg plegen met de leerlingen van de sector Groen (weer een andere VMBO school) en hebben verlichting aangebracht in een bloemstuk. De leerlingen hadden kennelijk ervaren, dat multidisciplinaire samenwerken tot bijzondere resultaten kan leiden. 14
Wat kan Peer Support voor het onderwijs van de 21e eeuw betekenen? Peer support activeert de latente mogelijkheden van jongeren om sociaal te functioneren en elkaar te helpen (pro-sociaal gedrag). Deze hulp vindt plaats op het gebied van het maken van keuzes voor een vervolgopleiding (door peer coaches studieloopbaanbegeleiding), op het gebied van de overgang naar een volgende school (door peer leaders), op het gebied van kennisoverdracht (door peer tutoren), op het gebied van socialisering en individuatie (door peer mentoren), op het gebied van leidinggeven aan medeleerlingen (door de peer coach) en op het gebied van ondersteuning van leerlingen met een handicap of een ernstig probleem (door gespecialiseerde peer mentoren, buddy’s). Binnen de peer support projecten begeleiden oudere, meer ervaren of hoger opgeleide leerlingen hun medeleerlingen. De begeleiding vindt grotendeels in schooltijd plaats. De leerlingen die de ondersteuning geven en de leerlingen die ondersteuning ontvangen leren beiden van dit proces. In het geval van de peer tutor spreken we wel van metacognitie op cognitief gebied. In het geval van de peer mentor spreken we van metacognitie op het gebied van het sociaal functioneren. De leerlingen krijgen inzicht in het eigen leren en het eigen sociaal functioneren. Peer support speelt een rol in de nieuwe competenties van beroep, leren en burgerschap.
‘Samen leren’ is een goede voorbereiding op het functioneren in een multiculturele en dichtbevolkte consumptiemaatschappij met een hoge graad van arbeidsdifferentiatie en met de behoefte aan werknemers die in multidisciplinaire teams tot kenniscreatie kunnen komen.
15
Een leven lang leren De inhoud van beroepen verandert. Voortdurende innovatie vraagt van ons dat we blijven leren. Dat leren doe je vaak met anderen samen. Je ontdekt samen dat je op een bepaald gebied weer wat bij moet leren. Soms is bijscholing verplicht, maar dan merkt men in de praktijk later wel dat hij ook noodzakelijk is. Denkt u maar aan de automonteur. Als er een nieuwe auto op de markt komt met nieuwe snufjes - en vooral met een nieuwe zuiniger en schonere motor - dan moeten de monteurs op cursus. Maar………. ze moeten vervolgens ook samen in de garage hun nieuwe kennis toepassen en elkaar daarbij ondersteunen. Het is belangrijk om leerlingen duidelijk te maken, dat het leren nooit afgelopen is in onze innovatieve en dynamische samenleving. Als we de leerlingen attenderen op de continue ontwikkelingen, dan begrijpen ze, dat ze nooit uitgeleerd raken. Laat ze eens zien, hoe snel de manier waarop het nieuws verspreid wordt veranderd is en nog steeds verandert (je kunt tegenwoordig op het internet je eigen krant samenstellen). Laat ze eens zien, hoe snel de telefonie veranderd is.
“Gezien de snel veranderende eisen in het werkveld en de behoefte aan levenslang leren is het belangrijk dat studenten (en leerlingen, e.j.l.) kunnen reflecteren op hun eigen gedrag en dat van anderen (Docy & Moerkerke, 1997)”
“Huidige leeractiviteiten dienen de volle aandacht van de student (de leerling e.j.l.) te vragen. De student (de leerling e.j.l.) dient te worden betrokken, niet alleen met betrekking tot zijn kennis, maar ook met betrekking tot zijn verwachtingen, gevoelens, attitude, waarden en normen (Boud, 1995)”
16
Sociaal kapitaal Peer Support ondersteunt het leren om te ‘netwerken’. Er is bewezen, dat in de landen waarin mensen hebben geleerd om te netwerken, de economieën beter functioneren. Als mensen in staat zijn om relaties aan te gaan en netwerken te bouwen, dan kunnen ze ook organisaties opzetten, bedrijven starten en klanten winnen. Ze leggen contacten binnen en buiten de landsgrenzen en stimuleren de internationale handel. Het bestaan van sociaal kapitaal werd door Robert Putnam bewezen in zijn boek “Making Democracy Work”, 1993. Burgerschapsvorming Peer Support vraagt van leerlingen dat zij nadenken over de omgang met elkaar en over normen en waarden met betrekking tot die omgang. In ons land is een stevige discussie op gang gekomen over het leren van waarden en normen. Zinloos geweld en discriminatie zijn onder andere de oorzaak voor deze discussie. De Onderwijsraad noemt de school de microsamenleving waar leerlingen kunnen leren om als burger te functioneren en om in die rol een positieve bijdrage te leveren aan onze samenleving. Ze leren om anderen te accepteren, andere waarden en normen te respecteren en om anderen te ondersteunen. Sociale veiligheid Door Peer Support wordt pro-sociaal gedrag ontwikkeld. Dat gedrag bevordert de veiligheid op school. Veiligheid ontstaat niet alleen door detectiepoortjes en camera’s. Veiligheid ontstaat vooral door het gevoel te hebben, dat anderen jou geen kwaad zullen doen. Beter nog, door het gevoel dat anderen jou beschermen en ondersteunen. Zo hebben leerlingen (peer leaders) van een VMBO-school, waar een ruzie tussen twee culturele groeperingen dreigde uit te barsten, door de beide gangmakers aan te spreken, een escalatie kunnen voorkomen. Iedereen was blij dat dit gelukt was, maar men was eigenlijk nog meer verheugd door het feit dat leerlingen dit zelf gedaan hadden. Het was het begin van verandering van het schoolklimaat.
17
Sociale veiligheid ontstaat door de ontwikkeling van pro-sociaal gedrag.
Veel onderdelen van alle trainingen in het kader Peer Support zijn gericht op de ontwikkeling van sociale cognitie en sociale vaardigheden bij de leerlingen die andere leerlingen gaan ondersteunen. Sociale cognitie wordt gedefinieerd als “het begrijpen van sociaal gedrag en de sociale omgeving waarin wij leven”(De Wit, Van der Veer, en Slot, 2002). Vanuit dit vertrekpunt wordt in de trainingen gewerkt aan de ontwikkeling van pro-sociaal gedrag.
Sociale processen en individuele ontwikkeling
De docent bevindt zich tussen jongeren die zich ontwikkelen. Die ontwikkeling vindt voornamelijk op drie gebieden plaats:
1. Kennis, inzicht en vaardigheden 2. Socialisering 3. Individuatie
In het voortgezet- en beroepsonderwijs is de ontwikkeling van de rol van werknemer en staatsburger heel belangrijk. Daaraan dragen alle drie de bovengenoemde gebieden bij.
Kennisverwerving, socialisering en individuatie dienen onlosmakelijk met elkaar verbonden te zijn en evenveel aandacht te krijgen.
Helaas is het voor de docent niet altijd mogelijk om de sociale processen en de individuele ontwikkeling gedurende de dagelijkse onderwijsactiviteiten voldoende aandacht te geven. Zijn primaire taak is doorgaans: ondersteunen bij het verwerven van kennis en inzicht en het aanleren van vaardigheden.
Dankzij peer support wordt de docent op het gebied van socialisering en individuatie ondersteund door leerlingen. De docent die van die ondersteuning gebruik maakt, merkt dat het rendement van zijn lessen daardoor ook verbetert.
18
Definities van de rollen binnen peer support Peer leader: Hij/zij is een gastheer/vrouw voor de eerste jaars leerlingen, maakt hen wegwijs in de school, leert hen de agenda in te vullen, helpt bij schoolwerk en biedt hen veiligheid. Peer tutor: Hij/zij is een leerling die medeleerlingen helpt bij huiswerk, bij planning van schoolwerk, bij het leren en uitvoeren van studietaken en werkzaamheden op school en in de onderwijsleerbedrijven. Peer mentor: Hij/zij is een raadgever en een rolmodel, waarmee de medeleerling zich kan identificeren. Soms helpen peer mentoren hun jongere jaars medeleerlingen in de stage. Er zijn ook peer mentors die medeleerlingen met een beperking ondersteunen. Het kan gaan om helpen in geval van verlegenheid, gebrek aan sociale vaardigheden, een pestverleden, maar ook bij lichte vormen van autisme, slechtziendheid, terugkeer uit detentie, tienerzwangerschap, enzovoort. Peer coach voor schoolactiviteiten: Hij/zij organiseert activiteiten en begeleidt leerlingen bij die activiteiten. Men kan dan denken aan een sportdag, een schoolkamp, een eindejaarsfeest, een viering als Kerstfeest of Suikerfeest, enzovoort. Peer coaches helpen ook de peer leaders. Peer coach studieloopbaanbegeleiding: Hij/zij informeert leerlingen van een lagere opleiding (bijvoorbeeld HBO-er - MBO-er / MBO-er – VMBO-er) over de eigen opleiding en aanverwante opleidingen. Hij/zij vertelt niet alleen over de eigen opleiding (en beroep en branche), maar toont ook studieactiviteiten en stageactiviteiten. Hij/zij helpt bij het maken van werkstukken in verband met de vervolgopleiding, dialogiseert over te maken keuzes en ondersteunt soms ook bij de studie.
19
Peer mentors van de opleiding Detailhandel van het Da Vinci College in overleg met elkaar
20
De ontwikkeling en de implementatie van Peer Support Tijdens het congres over Peer Support van 28 maart 2007, dat door de gemeente Dordrecht en het Bureau Leerpark georganiseerd werd, is aan de staatssecretaris van onderwijs, mevrouw Van Bijsterveldt – Vliegenthart een overzicht gepresenteerd van de ontwikkeling van Peer Support. Hierna volgt de integrale versie van het overzicht voor de staatssecretaris. “Mevrouw de staatssecretaris, geachte toehoorders, U heeft zojuist diverse voorbeelden gezien en gehoord van leerlingen die zich inspannen om andere leerlingen te ondersteunen, voor veiligheid zorgen of zelfs zelf onderwijs willen geven. Hoe is dit idee ontstaan? Het Regionaal Opleidingscentrum Da Vinci College kon in het jaar 2002 geen stageplaatsen vinden voor haar leerlingen van de opleiding ICT niveau 2 in de Beroeps Opleidende Leerweg. Daar de school verplicht is om in deze leerweg zelf voor stageplaatsen te zorgen, ontstond een probleem. De enige oplossing was het zoeken naar een alternatief. Dit alternatief werd gevonden in een onderwijsleerbedrijf met ondersteuning door leerlingen van niveau 3 van het Da Vinci College en 4 van het Albeda College en door twee HBO-ers. We bedachten 3 rollen voor de ondersteuning: de peer tutor, de peer mentor en de peer coach. We noemden dit leerbedrijf “De Werkplaats”. Er werden daar oude computers van de gemeente Dordrecht opgeknapt voor het onderwijs. De leerlingen en studenten die als peer tutor, - mentor en - coach gingen functioneren, kregen eerst een korte training in sociale vaardigheden, instructie geven en beoordelen en vervolgens 1x per week intervisie. De peer tutor kreeg meer over instructie geven en uitleggen (vooral vakinhoudelijk), de peer mentor over sociale en mentale ondersteuning (vooral voor de autistische leerlingen en de leerlingen van het Centraal Orgaan Asielzoekers, die zich er oriënteerden op de ICT branche) en de peer coach over personeelsbegeleiding en -beoordeling.
21
Ik herinner mij dat een peer tutor zei: ”Mijnheer, wij moeten die niveau 2-ers echt iets leren, want daarnet wilde er eentje met een grote schroevendraaier een geheugenbankje verwijderen.” Voor diegenen onder u die nog nooit een computer van binnen hebben gezien: Dat is net zoiets als een kies trekken met een waterpomptang. Ik herinner mij ook dat een autistische leerling zei, dat hij niet meer gepest werd, omdat hij nu een peer mentor had. De ervaring van “De Werkplaats” heeft bij mij het denken over het inzetten van leerlingen om medeleerlingen te ondersteunen op gang gebracht. Dit was voor mij op het Da Vinci College de start van Peer Support in het onderwijs. Het leven zit soms van toevalligheden aan elkaar en zo hoorde ik van mijn moeder dat Agnes Vosse een promotieonderzoek had gedaan naar tutorleren in het rekenonderwijs op de basisschool. Agnes pleitte voor een landelijke expertisepunt voor coördinatie en professionele begeleiding in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs en vroeg zich af waarom – gezien de gunstige kosteneffectiviteit – niet meer gebruik gemaakt werd van peer support. Op advies van Agnes nam ik contact op met Karin Vaessen van Sardes, die u na de pauze zal toespreken. Sardes had de methode “Leerlingen ondersteunen leerlingen” ontwikkeld, waarbij oudere jaars leerlingen in de Brugklas de nieuwkomers van de basisschool begeleiden. Het bestuderen van het materiaal van Sardes leidde tot verdieping van mijn inzichten, maar ik constateerde ook, dat ik een wat andere weg wilde inslaan. Ik wilde een integraal model, net zoals in “De Werkplaats” van het Da Vinci College, met diverse rollen. Daarnaast wilde ik Peer Assisted Learning opnemen in een nieuw didactisch model, dat aanwijzingen geeft voor de organisatie van het onderwijs en voor de rollen en rolverhoudingen van deelnemers en docenten en daarbij ruimte laat voor een diversiteit aan didactische werkvormen. Op 30 juli 2003 werd bekend dat de provincie Zuid-Holland in het kader van het Sociaal Mentoraat subsidie gaf voor Peer Support. De subsidie gold voor het kalenderjaar 2003. 22
In datzelfde jaar gaven een aantal opleidingen op het ROC Da Vinci College – met name Detailhandel, Secretarieel, Welzijn (in het kader van een prestatie) en Beveiliging - te kennen te willen beginnen met Peer Support. Ook toonden het Insula College, VMBO, sector Consumptieve Technieken en het Wellant College MBO, sector Groen - in verband met autistische leerlingen - belangstelling. In alle gevallen werd gestart met de implementatie van een grotendeels door onszelf ontwikkelde peer mentorrol voor het beroepsonderwijs, met daarin: Sociaal en mentaal ondersteunen, de ontwikkeling van de juiste attitudes ten aanzien van de beroepsrol en uitleg- en instructiegeven. Uiteindelijk bleek deze peer mentorrol vooral in de beroepsopleidingen goed uit te pakken. Er werden in een aantal gevallen zelfs problemen in de sociaal emotionele sfeer opgelost, die de ontwikkeling van de juiste beroepshouding in de weg stonden. Er waren leerlingen met integratieproblemen, met persoonlijke problemen vanwege de thuissituatie, met motivatieproblemen en met aanpassingsproblemen. Een aantal voorbeelden zijn op videofilm vastgelegd en er is casuïstiek verzameld. Inmiddels begeleiden leerlingen van het Zadkine College als peer mentor andere leerlingen tijdens de stage. Zij helpen de kloof tussen het schoolse leren en de beroepspraktijk overbruggen. Ik verwijs hierbij graag naar pagina 75 van het boekje “De loopbaan de klos” van Frans Meijers. In oktober 2004 ging de website www.peersupport.nl de lucht in. Op deze manier konden we niet alleen bekendheid geven aan onze activiteiten, maar ook hoopten we op respons vanuit het onderwijs. Ik spreek steeds vaker van ‘we’, omdat er een netwerk van enthousiaste docenten ontstond. Enkelen van hen zullen na de pauze zitting nemen in het panel. Zonder deze docenten zou Peer Support niet van de grond gekomen zijn. Op een gegeven moment kwam er respons uit het Havo/VWO onderwijs. Daar worden leerlingen ingezet voor huiswerkbegeleiding, zonder dat zij op die taak voorbereid waren. In het buitenland wordt de peer tutor, die de taak van huiswerkbegeleiding heeft, wel opgeleid. In het buitenland worden ook vaker peer tutoren ingezet om ondersteuning te bieden in kernvakken die van belang zijn voor de verdere studieloopbaan, zoals Wiskunde en Talen. 23
Er werden pilots uitgezet in het Havo/VWO onderwijs. Ik wist - uit de tijd dat ik in de psychiatrie werkte - dat al in de jaren ’70 aan de westkust van de Verenigde Staten veel gedaan was aan de ontwikkeling van peer support. Wie bijvoorbeeld van Rogers heeft gehoord kent waarschijnlijk nog de encountergroepen. Dankzij Google ontdekte ik de site van de Woodside Highschool in Californie. Via de Woodside Highschool ontstond contact met Sharon Yoerg, die het peer support programma aldaar ontwikkeld had. Zij zond een volledige methode met alle trainingsactiviteiten van het Freshman transition program “Students Offering Support”. De eerste jaars, die van de primary school komen, krijgen op de Woodside Highschool direct peer leaders, die hen en hun docentmentor ondersteunen. De peer leaders die meedoen aan “Students Offering Support” krijgen als dank voor hun inzet een certificaat. Dit voorbeeld hebben we overgenomen. Dankzij de subsidie van de provincie konden we een certificaat laten maken, met het logo van het Leerpark en van de Provincie er op. Peer Support krijgt in het onderwijs in de Verenigde Staten, Canada, Australië, Engeland en Scandinavië particuliere en overheidssteun. Het is daar breed geïmplementeerd. Men spreekt van Peer Assisted Learning (PAL). De overheid doet daar ook onderzoek naar de effecten van Peer Assisted Learning. Om vergelijking met het buitenland mogelijk te maken hebben we de Engelse namen voor de verschillende rollen van peer Support niet vertaald. Vergelijking levert op diverse gebieden veel overeenkomst met ons onderwijs. Men denke daarbij in de Verenigde Staten aan integratie van Latino’s, ondersteuning van kansarme Indianen, ondersteuning van de laagste sociale klasse in de grote steden en bestrijding van het ontstaan van gangs op de scholen, in Engeland aan pesten (bullying) op de scholen in de grote steden, en in diverse Angelsaksische landen aan problemen met de vakken die noodzakelijk zijn voor het ontstaan van een kenniseconomie, zoals het vak arithmatics.
24
In 2005 werd voor de tweede keer subsidie van de provincie Zuid-Holland ontvangen. Mede dankzij deze subsidie kon een film gemaakt worden, die diende om voorlichting te geven over peer support. Het Bureau Leerpark dat het onderwijskundig samengaan van 3 VMBO scholen en een ROC in Dordrecht moet voorbereiden, organiseerde op 2 juni 2005 met steun van de Provincie Zuid-Holland een eerste conferentie over Peer Support, gericht op de regio Zuid-Holland Zuid. Deze conferentie leverde veel belangstelling vanuit het VMBO op. De peer leaderrol, die we inmiddels met het materiaal van Sharon Yoerg ontwikkeld hadden, bleek een aantrekkelijke leerling-rol om de eerste jaars op het VMBO te ondersteunen. Diverse VMBO scholen besloten deze rol te implementeren. Ons systeem begon zich verder te ontwikkelen. Dankzij de pilots betreffende tutorleren was er in het Havo/VWO onderwijs belangstelling ontstaan voor de getrainde peer tutor die leerlingen kon voorbereiden op de tweede fase. Ook was er in het VMBO de behoefte ontstaan om leerlingen die als peer leader waren begonnen de kans te geven om binnen de school een blijvende ondersteunende rol te hebben. Dat werd de peer coach. Eind 2005 waren de rollen van peer mentor en peer leader zodanig ver uitontwikkeld, dat we van een methode konden gaan spreken. Ook de rol van peer tutor naderde zijn voltooiing in een methode. Uiteindelijk bleek dat sommige rollen bijzonder goed op elkaar aansloten. Hierdoor ontstond het integrale systeem. Met integraal bedoelen we, dat de diverse rollen samen zowel het cognitieve gebied als het sociale gebied afdekken en dat de leerlingen die de rollen invullen middels trainingen door kunnen groeien van de ene rol naar de andere. In het voorjaar van 2006 rondden een aantal Hbo-studenten een klein onderzoek af naar de effecten van de op dat moment toegepast rollen in het kader van peer support. Zij presenteerden hun resultaten aan de Kenniskring Mentoring in Den Haag. 25
De belangrijkste conclusie was eigenlijk, dat alle leerlingen die ondersteuning kregen daar blij mee waren en dat 63% van de leerlingen die een peer tutor hadden aanmerkelijk vooruitgingen als het gaat om de studieresultaten. Ook werd in het voorjaar 2006 de methode peer support verkocht aan de uitgeverij LDC, inmiddels onderdeel van Malmberg. Echter, het kenniscentrum bleef geconcentreerd in Zuid-Holland Zuid inclusief Rotterdam, waar veel scholen actief peer support verder ontwikkelen. Waar gaan we heen met Peer Support? Peer Support (peer assisted learning) leert de leerling om verantwoordelijkheid te dragen. Peer Support kan in verschillende rollen uitgevoerd worden: de peerleader, de peer tutor, de peer mentor en de peer coach. In alle rollen worden eerst tools aangereikt en attitudes ontwikkeld en vervolgens ervaringen opgedaan en inzichten verkregen. Juist die ervaringen en inzichten dragen bij aan het beeld van ‘wie ben ik in de relatie tot een ander en tot de organisatie waarin ik functioneer’. De diverse rollen geven de jongere de kans om te kiezen voor een meer cognitieve insteek bij het verantwoordelijkheid nemen (de tutor), een meer sociaal-emotionele (de mentor) of beide (de peer leader). Peer Support is een goede voorbereiding op de weg naar volwassenheid, omdat de leerling leert om zich in te leven in het denken en handelen van anderen. Juist het loslaten van het op-zichzelf-gericht-zijn is een belangrijke stap op weg naar volwassenheid. De volwassenheid die bijvoorbeeld in het beroepsonderwijs ook in de stage gevraagd wordt. De verbetering van het onderwijs zit hem volgens het Peer Research Laboratory op de City University in New York vooral in de competenties die de peer tutor ontwikkelt op het gebied van metacognitie en niet zozeer in de steun die de tutee krijgen. Inmiddels heeft het Peer Research Laboratory op de City University in New York bedacht, dat je eigenlijk het tutorleren op moet nemen in je didactiek en iedere leerling moet leren om een tutor te zijn.
26
Maar wij willen verder gaan.
Wij willen niet alleen het tutorleren, maar alle peer support rollen opnemen in de didactiek voor de 21e eeuw, afhankelijk van het schoolsysteem waar het om gaat.
Wij willen “learning by teaching”, “learning by dialogue” en “learning by modelling”.
Volgens ons slaat metacognitie ook op het weten hoe te leren om sociaal te functioneren en om te netwerken in een multiculturele hightech samenleving. Heel veel leerlingen zouden één of meer rollen behorende bij Peer Support moeten invullen en anderen ondersteunen.
Metacognitie
Wat is eigenlijk die metacognitie, waarover men in het kader van Peer Assisted Learning zo vaak spreekt?
Metacognitie op kennisgebied heeft te maken met de verworven kennis over cognitieve processen; kennis die kan worden gebruikt om die cognitieve processen te kunnen sturen. John Flavell (1979) verdeelt metacognitieve kennis in drie categorieën:
- de kennis van persoonlijke variabelen; - de kennis van taakvariabelen; - de kennis van strategische variabelen.
Metacognitieve aspecten van sociale cognitie betreffen het weten hoe jij je houding en vaardigheden kunt ontwikkelen, die jou de plaats tussen anderen geeft, die je wil hebben.
De sociale cognitie wordt gedefinieerd als “het begrijpen van sociaal gedrag en de sociale omgeving waarin wij leven” (De Wit, Van der Veer, en Slot, 2002). Het gaat om een mentaal proces waarbij de volgende aspecten een rol spelen: het denken over mensen, sociale relaties en sociale instituties (Lapsley, 1989). De sociale vaardigheden die hieruit voortkomen, helpen een antwoord te geven op de vraag waarom sommige jongeren meer sociale problemen hebben dan anderen (Lenhart en Rabiner, 1995). Gresham (2004) definieert sociale vaardigheden als volgt: sociale vaardigheden zijn specifieke gedragingen die nodig zijn om competent te kunnen handelen in bepaalde sociale taken zoals het aangaan van sociale contacten met een blijvend resultaat. De sociale vaardigheden kunnen worden opgevat als het product van sociale cognitie. 27
Nu ons didactische model We hebben het over de participanten in het onderwijsleerproces, hun posities en hun verantwoordelijkheden. En u zult zien: bij ons hebben de leerlingen veel verantwoordelijkheid voor het onderwijsleerproces. Die verantwoordelijkheid komt voort uit hun rol, die we expliciet beschreven hebben en waarvoor we praktijktheorie ontwikkelen. Die verantwoordelijkheid blijkt ook uit de andere positie van de docent in dit didactische model. De docent organiseert de onderwijsomgeving en kan daarin een door hem in overleg met zijn collega’s en leidinggevenden gekozen passende rol invullen. Een docent die er voor kiest om hoofdzakelijk hoorcolleges te geven past hierin, maar een die er voor kiest om leerlingen te begeleiden bij studieopdrachten en tijdens maatschappelijke stages, past er ook in, net zoals de docent die mentor of decaan is. Alle docenten samen maken de onderwijsomgeving, waarin peer assisted learning een centrale plaats heeft. In het nieuwe didactische model is de medeleerling voor de meeste leeractiviteiten onmisbaar. Leerlingen onderzoeken samen, plannen samen, produceren samen, toetsen zich aan elkaar en ontdekken al samenwerkend hun eigen capaciteiten.
Leeromgeving
Docent
Trainer/coach peer support
Stagebegeleider
Docent
Docent
Mentor
Leerling
Medeleerling
Vakdocent Docent
28
Leerbron
Peer leaders met staatssecretaris mevrouw Van Bijsterveldt
29
En dankzij het samen leren en werken worden zij teamplayers, zoals die door het bedrijfsleven worden gevraagd. Schunk wijst er in 1991 al op dat ‘peer models’ (medeleerlingen) nog effectiever kunnen zijn dan ‘expert models’ (bijvoorbeeld leraren). In het nieuwe concept bestaan leerbron en leeromgeving niet meer los van elkaar, maar zijn met elkaar verbonden. De leerbron kan vragen om een geschikte toepassingsleeromgeving en de toepassingsleeromgeving kan vragen om een specifieke leerbron. Voor het vak natuurkunde is bijvoorbeeld een practicumlokaal nodig en voor een rollenspel om sociale vaardigheden aan te leren, moet ook een omgeving gecreëerd worden. Het is de taak van de docenten om steeds weer te zoeken welke competenties de leerlingen het beste in welke leeromgeving en met gebruik van welke leerbronnen leren. Het is ook de taak van de docenten om te zoeken naar die didactische werkvormen, die het samenwerken en het dialogiseren stimuleren. Als een school peer support heeft geïmplementeerd, dan wordt de leeromgeving (de context) rijker en authentieker, het leren actiever door de constante dialoog die wordt gevoerd en socialer, omdat peer support bij uitstek gebaseerd is op samenwerken en samen leren. De sociale interactie is groot, omdat leerlingen elkaar ondersteunen op het gebied van zelfregulatie, motivatie, leerstrategie en effectief communiceren en krijgt de vorm die het later ook in de uitoefening van het beroep krijgt. De peers kunnen reflecteren op handelingen, vaardigheden en procedures, vanuit hun eigen diepere en bredere kennis en inzicht. De lerende wordt zich meer bewust van het feit dat er ook andere mogelijkheden zijn dan de oplossing die hij mogelijk zelf al had bedacht. Vervolgens zal in het gesprek en door experimenteren moeten blijken wat de beste oplossing is. Tot slot nog een anekdote: Een peer tutor op het VWO vroeg aan zijn wiskunde docent: “Mijnheer hoe heeft u het zo lang volgehouden in het onderwijs?” Waarop de wiskunde docent de wedervraag stelt: “Waarom vraag je mij dat?” Zegt de peer tutor: “Die leerling die ik begeleid is zo vreselijk eigenwijs.” Dank u voor uw aandacht.”
30
Ontwikkelaars en ondersteuners van het ROC Da Vinci College Peer Support is ontstaan vanuit een mensbeeld. Het is het mensbeeld dat ook het Human Resources Development draagt. Een mensbeeld dat er vanuit gaat, dat ieder mens mogelijkheden heeft om een positieve bijdrage aan de samenleving te leveren. Die mogelijkheden moeten echter wel ontdekt, gewaardeerd en verder ontwikkeld worden. Het was niet moeilijk om binnen en buiten het Da Vinci College collega’s te vinden die dit mensbeeld omarmen en die Peer Support wilden helpen ontwikkelen.
De docenten, die Peer Support op het ROC Da Vinci College ontwikkelden. Peer Support is bottom-up ontstaan. Een netwerk van docenten heeft het mogelijk gemaakt om Peer Support te ontwikkelen en te implementeren. Onderstaand vertellen enkele van deze docenten over hun activiteiten en hun resultaten. Marijke Hubers is docente aan de opleiding Secretarieel van het ROC Da Vinci College in Gorinchem. Hieronder een verslag van enkele van haar activiteiten in het kader van Peer Support. Op 19 april 2006 maakte ik een start met 6 tutoren. Zij waren aangewezen door de docent economie om als tutor te functioneren. Zij hadden de opleiding tot tutor gehad en gingen aan het werk met klasgenoten, die dreigden te stranden op het vak economie. Eerst spraken we een strategie af hoe we met de lesstof om zouden kunnen gaan. De tutoren waren Janneke, Tanja, Eline, Margreet, Ellis en Judith. Al snel bleek dat de tutoren ook niet allemaal de lesstof goed beheersten en daardoor onzeker waren. We gingen in tweetallen werken, een zwakke samen met een sterke tutor. De groep tutees was in eerste instantie erg groot, maar al snel hadden de leerlingen die gewoon niet geleerd hadden voor de toetsen laten zien dat zij wel economisch inzicht hadden. De overigen gingen hun boek meenemen en iedereen maakte een uittreksel van een deel van het boek.
31
Het resultaat was:
- leerlingen waren eerder met de lesstof bezig dan pas op de avond van tevoren - er werden onderling afspraken gemaakt om thuis berekeningen te maken - een groot deel van de leerlingen haalde de herkansing!
Op hetzelfde moment startte ik met een andere groep tutoren/mentoren, die de taak kregen 1e klassers te begeleiden, die niet functioneerden in de klas. Dit had te maken met motivatie, ordening van het werk en met persoonlijke problemen.
Het resultaat was:
* de 4 mentees kregen door de een op een begeleiding een hernieuwde motivatie om beter te gaan werken. * 2 mentees gingen over naar klas 2. * Een mentee ging voorwaardelijk over en moest nog 4 weken bewijzen dat zij wel over de nodige competenties beschikte. Zij ging later op stage. * Een mentee kon het werk toch niet aan en ging naar niveau 2 met de toezegging dat zij na dat jaar met een niveau 2 diploma weer terug zal mogen komen.
Al met al geen slecht resultaat!------------------------------------------------------Marijke
Jan Catersels geeft les op de opleiding Detailhandel van het ROC Da Vinci College in Dordrecht. Dat opleidingsteam heeft vormen van mentoring in het gehele onderwijstraject ingezet.
De resultaten van Peer Support zijn tweedelig. Ten eerste zijn er de afgelopen jaren individuele gevallen bekend waarbij leerlingen die anders zouden zijn uitgevallen of waarbij hun opleiding onnodig lang was gaan duren, beter gedrag gaan vertonen. Het werden door Peer Support, geen engeltjes, maar hun gedrag werd wel zodanig dat ze hun opleiding af konden ronden of dat ze over konden gaan naar een volgend leerjaar. Zo was er bijvoorbeeld een leerling die zijn dagen voornamelijk doorbracht met blowen en niksnutten. Hoeveel tijd wij ook investeerden in deze leerling, zijn gedrag veranderde niet. Een peer mentor die zich met hem bezig ging houden had er slechts twee weken voor nodig om zijn gedrag zodanig te veranderen dat hij in ieder geval aan de lessen deel kon nemen en 32
uiteindelijk zijn diploma heeft gehaald. Een jongen met een behoorlijk crimineel verleden, die niets van de begeleiding van docenten moest weten veranderde zijn houding waardoor ook hij naar een volgend leerjaar over kon gaan.
Ten tweede hebben wij inmiddels de klassen horizontaal ingedeeld voor wat betreft het theoretische aanbod van lesstof en een verticale indeling gemaakt voor alle opdrachten die de leerlingen moeten maken. Oudere jaars leerlingen begeleiden dus de jongere jaars leerlingen. Dit is het eerste jaar dat we nu zo werken en het meest opvallende hierbij is dat de leerlingen zich, omdat ze elkaar op onwenselijk gedrag aanspreken, een veel betere beroepshouding zijn gaan vertonen. Opdrachten worden sneller en van een betere kwaliteit ingeleverd.
Voor ons is het duidelijk dat Peer Support een zeer waardevolle aanvulling is op onze opleiding.---------------------------------------------------------------------------------------- Jan
Kees van der Zwart is docent en praktijkdocent op de opleiding Secretarieel van het ROC Da Vinci College in Dordrecht. Hij is al enkele jaren bezig met Peer Support en ontdekte een specifieke risicogroep, die baat heeft bij ondersteuning van peer mentors.
Hij doet hieronder verslag van activiteiten in het schooljaar 2006-2007.
Uit de studierichting secretarieel (niveau 3) zijn naar aanleiding van trajectbegeleidinggesprekken cursisten uit het eerste leerjaar met een “risico” geselecteerd om in aanmerking te komen voor Peer Support. Opvallend is dat alle cursisten met als achtergrond kaderberoepsgericht in aanmerking komen voor begeleiding. Blijkbaar dragen deze cursisten een groter risico met zich mee als het gaat om leerproblematiek en sociale problematiek.
De risicocursisten zijn onder te verdelen in de volgende categorieën:
- cursisten met vooropleiding Kader Beroepsgericht; - cursisten met een problematische thuissituatie en /of probleemverleden (4) - cursisten met een leerachterstand door ziekte (bijv.ziekte van(Pfeiffer) (1)
De risicocursisten worden ieder door één of twee opgeleide en ervaren peer mentors begeleid. Door de begeleiding door oudere jaars (cursisten secretarieel leerjaar 3 (Niveau 3/4) worden 5 cursisten met een groot risico beter zichtbaar.
33
Het resultaat: Geen van de cursisten met de vooropleiding kader Beroepsgericht verliet tot op heden de opleiding. Drie van de risicocursisten gaven bij een commissie die innovatieve initiatieven binnen het Da Vinci College beoordeelt aan, dat zij meer sociale contacten hadden, dat ze zich gesteund voelden op school en dat ze het gevoel hadden de opleiding aan te kunnen. Eén van de risicocursisten heeft vanaf haar 14e diverse relaties gehad met jongens die haar bedreigden, sloegen en alles lieten doen wat tegenwoordig de publiciteit haalt. Ze verkeert in een crimineel milieu. Dankzij haar peer mentors is ze nu zo ver dat ze contact heeft met de zorgcoördinator en hulp wil. Een andere cursist, die het afgelopen jaar Pfeiffer heeft gehad, is dankzij haar contacten met haar peer mentor weer helemaal bij.--------------------------------------Kees Piet van Ooijen Knook coördineert de opleiding Beveiliging op het ROC Da Vinci College. Omdat hij leerlingen wil leren om als leerling coördinator beveiliging andere leerling beveiligers te begeleiden heeft hij peer mentoring geïmplementeerd. Op deze manier leren de leerlingen een rol, die zij later in het beroep ook moeten kunnen uitvoeren. Piet schrijft het volgende: Ik kan berichten dat het opleiden van mijn cursisten tot peer mentor positief heeft doorgewerkt in het vervolg van hun stage/opleiding. Alle cursisten die de opleiding tot peer mentor hebben gevolgd zijn momenteel leidinggevende over een ploeg van ca. 10 beveiligers. In tegenstelling tot de eerste groep coördinatoren merk ik bij deze groep dat er duidelijk beter gefunctioneerd wordt. Er wordt beter gerapporteerd en het begeleiden van de beveiligers is ook beduidend beter dan de eerste groep. Uiteraard is dit merkbaar in de volledige dienstuitvoering van de beveiligingsdienst Piet
34
Esther Kost – van Koten is ook een pionier van het eerste uur. Zij werkt – net als Marijke Hubers - op het ROC Da Vinci College in Gorinchem.
Resultaten peer support bedrijfsadministratie
Peer tutoren
1. Een leerling van Niveau 2 had veel moeite met het vak bedrijfsadministratie en stond op zakken. Door hulp van een tutor van niveau 3 heeft zij haar diploma behaald en is doorgestroomd naar niveau 3. 2. Tutoren hebben een telefoontraining geschreven omdat daar van uit de BPV-bedrijven veel klachten over kwamen, dat de leerlingen de telefoon niet kunnen beantwoorden. 3. Iedere leerling krijgt nu de telefoontraining voor hij/zij op stage gaat. De bedrijven hebben geen klachten meer. De training wordt zelfs door meerdere afdelingen gebruikt. 4. Een vak dat eerst als saai werd ervaren wordt nu spannend en uitdagend door tutoren in te zetten voor uitleg en gelijk als concurrent in een bedrijfsspel.
Peer mentoren
1. Door in het begin van het schooljaar mentoren in te zetten voor het eerste leerjaar is er minder uitval met als reden dat leerlingen zich niet thuis voelen op school. 2. Een leerling die op vorige scholen gepest werd en daardoor agressief was, zit nu beter in zijn vel en wordt geaccepteerd door de klas dankzij begeleiding van 2 peermentoren.
Esther
35
Sandra Hilgers en Hans Odijk werken op de opleiding ICT van het ROC Da Vinci College in Dordrecht. Zij vertellen in de film die in 2005 over Peer Support gemaakt is over de resultaten bij hun leerlingen. We kunnen nu al merken dat er verschil is tussen de groep met peer mentoren en een vergelijkbare groep zonder peer mentoren. De resultaten zijn beter. Het gaat om leerlingen van de beroepsopleidende leerweg van niveau 4. In deze opleidingen hebben een aantal van de peer mentoren ook een bijzondere activiteit als peer coach uitgevoerd. Ze hebben een sportdag voor hun medeleerlingen georganiseerd en uitgevoerd. En het bleek, dat ICT-ers zeker niet allemaal ‘watjes’ zijn. Sandra en Hans
36
De externe ondersteuners
Dankzij de informatie van - en door de dialoog met deskundigen is Peer Support een goed doortimmerde methode geworden. Wij hebben het wiel niet uitgevonden. Dat hebben anderen voor ons gedaan.
Hieronder volgt een korte beschrijving van onze deskundige ondersteuners.
Sharon Yoerg is een e-mail contact dat dankzij ‘Googelen’ ontstond.
Sharon heeft ons geholpen om Peer Support te ontwikkelen. Ze stond haar in Californie ontwikkelde methode belangeloos af. Deze methode hebben we bewerkt en leidde tot de training voor de rol van ‘peer leader’ in de brugklas. Maar de methode heeft ons ook op ideeën gebracht betreffende de implementatie van de andere rollen van Peer Support. Zij schreef een korte tekst voor het Da Vinci College:
Sharon Yoerg for the Da Vinci College in Dordrecht.
“Making a positive connection to school is crucial to a student’s academic and character development. Peer driven youth advocacy, prevention, mentoring and tutoring programs provide this connection by utilising trained peer educators to mentor their peers in making a successful transition from one level of school to the next. Peer programs also incorporate asset building by empowering students with skills and opportunities to create positive solutions for themselves and their schools. A longitudinal nation-wide Carnegie Study conducted by the Social Policy Research Institute of Menlo Park, California in 1997 reports the following observable findings in both youth served and youth providers:
• Increased academic achievement and improved attendance in a safe environment • Strengthened student ability to work in teams • Increased tolerance and acceptance of diversity • Increased student sense of being part of a caring community • Provided students with positive peer models • Raised awareness of -- and responsible behaviour around--social issues • Gave peer educators an opportunity to develop leadership skills • Promoted the breakdown of racial biases and barriers through building cultural compe tence
37
The mission of any successful peer program is to train and utilise youth advocates to listen, share, help, mentor, and teach their peers. Many of the youth served will take advantage of these relationships, which are based on trust and communication, to succeed in the school setting.”
Sharon Yoerg
38
Frans Meijers is lector Pedagogiek van de Beroepsvorming op de Hogeschool in Den Haag. Frans leidt de ‘Kenniskring Schoolmentoraat’ in Den Haag en stimuleert de deelnemers aan die kenniskring om praktijktheorie te ontwikkelen via de empirische cyclus. Hij schreef het volgende voor het Da Vinci College: Het wordt in onze samenleving steeds belangrijker dat mensen niet alleen over een goed ontwikkeld hoofd (theorie) en goed ontwikkelde handen (vaardigheden), maar ook over een goed ontwikkeld hart beschikken. Een werknemer in de diensteneconomie moet niet alleen hart voor zijn werk hebben, maar ook hart voor het bedrijf waar hij werkt. Men beschikt over een goed ontwikkeld hart, wanneer men in staat is een antwoord te geven op twee vragen: ‘Wat is mijn levensthema?‘ (dat is de rode draad in het eigen levensverhaal) en ‘Hoe wil ik voor anderen van betekenis zijn?’ Het antwoord op deze vragen is niet uit een boekje te leren. Het is alleen te vinden door samen met andere mensen ervaringen op te doen en te proberen voor anderen van betekenis te zijn. En precies hier ligt de betekenis van peer support: zowel voor de mentor als voor de mentee. Beiden doen in hun ‘samenwerking’ waardevolle ervaringen op die hen in staat stellen hun hart te ontwikkelen. Frans heeft geholpen om goede praktijktheorieën voor de rollen in het kader van Peer Support te ontwikkelen. Zijn boekje “De loopbaan de klos” verschaft veel informatie aan hen die geïnteresseerd zijn in de weg van school naar beroep. Agnes Vosse is inspecteur voor het onderwijs en deed een promotieonderzoek naar tutorleren bij rekenen-wiskunde in het basisonderwijs. Van haar leerden we vooral, dat tutorleren – dat een onderdeel vormt van Peer Support – gezien de gunstige kosteneffectiviteit, een probaat middel is om de leertijd van leerlingen te verlengen en de prestaties te verbeteren. Dat geldt niet alleen voor het basisonderwijs, maar ook voor het voortgezet onderwijs. De kosteneffectiviteit is mogelijk in het voortgezet onderwijs nog gunstiger, omdat de trainingstijd korter kan zijn. Dat is het gevolg van het feit dat deze leerlingen verder zijn in hun sociale ontwikkeling en die sociale ontwikkeling speelt ook bij tutorleren een rol. Een peer tutor moet bijvoorbeeld goed kunnen luisteren, goed kunnen uitleggen en geduldig kunnen zijn.
39
Karin Vaessen is een medewerkster van Sardes. Zij ontwikkelde het programma ‘Leerlingen ondersteunen Leerlingen’. Peer leaders, die de eerste jaars in het VO ondersteunen worden door haar ‘leerling-mentoren’ genoemd. Dit programma hebben we uitvoerig bestudeerd, maar vervolgens hebben we bij onze trainingsmethode vooral gekeken naar de methode van Sharon Yoerg. We hebben van Karin vooral geleerd aan welke activiteiten in het eerste schooljaar peer leaders een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Karin is nu bezig met de ontwikkeling van een kennispunt voor mentoring in Nederland en krijgt daarbij steun van het ministerie van onderwijs. Peer Support neemt een aparte plaats in binnen ‘mentoring’. Peer mentoring is mentoring door leerlingen onder elkaar.
40
Voorbeelden van rollen in het kader van Peer Support op het ROC Da Vinci College In ‘de Werkplaats’ (zie pgn. 19) werden drie rollen ontwikkeld, namelijk die van peer tutor, peer mentor en peer coach. Deze rollen bleken goed op elkaar aan te sluiten in de omgeving van een onderwijsleerbedrijf. Maar in het reguliere onderwijs op een school voor middelbaar beroepsonderwijs blijkt vooral de rol van de peer mentor succesvol. Dat komt mede omdat deze rol uitstekend ingezet kan worden om medeleerlingen de juiste beroepshouding aan te leren. De rol kan zowel op school als ook in de stage bijdragen aan de ontwikkeling van die beroepshouding (zie ook ‘de peer mentor in de stage (pagina 59)).
De uitvoering van de peer mentorrol op het Da Vinci College Er zijn mensen die zeggen dat het goed zou zijn als iedere leerlingen een keer een peer mentorrol op zich zou nemen. Dit zou de sociale cognitie bevorderen, die zo belangrijk is voor het functioneren in het beroep en de samenleving. “Sociale cognitie beschrijft hoe mensen zichzelf en anderen waarnemen, hoe zij deze waarnemingen interpreteren, en welke gevolgen dit heeft voor hun gedrag en dat van anderen. Sociale cognitie vormt een belangrijke sleutel tot het begrijpen van jezelf en anderen, omdat het niet alleen beschrijft wat mensen denken en voelen en hoe ze zich gedragen, maar vooral ook waarom ze dit doen.” (Prof. Wigboldus) Metacognitieve kennis van het sociaal functioneren betreft het kennis hebben van het eigen sociaal functioneren en is belangrijk voor hen, die in een sociaal beroep willen gaan werken. Dankzij de metacognitieve kennis van hun sociaal functioneren zijn ze zich bewust hoe zij hun sociaal functioneren kunnen optimaliseren en professionaliseren. Als je dit serieus neemt zou je iedere leerling die in een sociaal beroep wil gaan werken op school een peer mentorrol moeten geven.
41
De peer mentor in een onderwijsleerbedrijf Sebastiaan is een autistische jongeman van 22 jaar.
Hij is niet dom, maar hij communiceert anders dan wij. Dat geeft problemen op school. Hoewel zijn medeleerlingen hun best deden om hem te steunen wilde het toch niet op de opleiding systeembeheerder ICT (niveau 3). Daarom ging hij naar de opleiding servicemedewerker ICT (niveau 2). Opnieuw gaat het niet in de klas. Hij kan zich er niet goed concentreren en zijn tempo en manier van leren passen niet in het klassikale systeem. Dan wordt besloten hem hele dagen op “De Werkplaats” te plaatsen. Dat is een onderwijsleerbedrijf waar onder andere used computers gerefurbished worden. Hij kan daar computersystemen samenbouwen en heeft een hoekje waar hij rustig kan werken en zelf kan besluiten om met de jongens te communiceren. Zijn “theorie” doet hij in zijn eigen tempo. Sebastiaan voelt zich kennelijk op zijn gemak op “De Werkplaats”. Op een dag zie ik hem communiceren met een leerling die een taalstage doet. Deze leerling komt uit een Afrikaans land en kan eigenlijk alleen nog maar Engels. Het Nederlands wil nog niet zo goed. Sebastiaan heeft plezier met hem. Later vraag ik hem waar ze het over hadden en Sebastiaan zegt; “Het ging over onzin”. Ik zeg tegen Sebastiaan: “Dan hadden jullie vast plezier”. Sebastiaan trekt een brede grijns en beaamt dat. Sebastiaan vertelt dat er te weinig geheugenbankjes zijn en dat die aangekocht moeten worden. Hij geeft soms andere jongens aanwijzingen. Sebastiaan heeft een peermentor op “De Werkplaats”.
De peer mentor heet Matthias en is een heel rustige jongen die op niveau 3 leert en die alle tijd voor Sebastiaan neemt. Matthias vertelt dat het zo goed gaat met Sebastiaan, dat ze hem de kwaliteitseindcontrole willen geven op de computers die naar de klant gaan. Sebastiaans docentmentor vertelt dat het met de schoolvakken nu ook goed gaat en dat hij dit jaar een diploma haalt. Maar wat dan? Sebastiaan heeft een jobcoach. Zij zal werk voor hem proberen te vinden. Maar wat moet er gebeuren als dat niet direct lukt? Ik beloof haar, dat er dan nog steeds een plaatsje op “De Werkplaats” zal zijn. Dat kan ook, want er is een subsidie voor Sebastiaan beschikbaar waardoor “De Werkplaats” een vergoeding krijgt voor het blijven begeleiden van Sebastiaan tot hij ergens een baan heeft. De moeder van Sebastiaan is dolgelukkig en Sebastiaan zelf, die maakt carrière.Ik hoop dat we in de toekomst voor meer van dit soort leerlingen in onderwijsleerbedrijven een plekje kunnen maken.
42
Da Vinci College, 14 april 2003
De peer mentor als “buddy” Het “buddy” project loopt nu 4 jaar. We zijn begonnen met Sebastiaan (zie in het kader hierboven). Daarna (nu drie jaar geleden) kwamen er twee autistische jongens op de opleiding ICT niveau 2. Er werden 2 leerlingen 2e jaar niveau 3 gevraagd om deze jongens als peer mentor te begeleiden. Ze kregen daarvoor een training en praktische adviezen van een medewerkster van De Steiger, onderdeel van het APZ “De grote rivieren”. We hebben direct een paar filmopnames gemaakt, om aan anderen te kunnen tonen hoe we werken. De twee autistische jongens spraken zich op de film uit over de pesterijen op vorige scholen en over het feit dat ze nu niet meer gepest werden, omdat ze ondersteund werden door twee leerlingen (2e jaar niveau 3). De peer mentoren pleegden een paar keer een interventie toen weer een plagerij dreigde. Daarna hoefde dat niet meer en bleef hun ondersteuning vooral gericht op het aanbieden van hun contact. Inmiddels zijn de twee autistische leerlingen veel verder en leren nu op niveau 3 en zijn zelf tutor. Ze worden gewaardeerd door andere leerlingen omdat ze zo nauwkeurig kunnen uitleggen en dat ze wel eens een beetje vreemd doen (A. is een magere echte fladderaar en B. is een dikkerd met een beetje vreemde humor) wordt geaccepteerd. Vervolgens werd er dit jaar gestart met de begeleiding van leerlingen met diverse problemen op verschillende opleidingen door peer mentors uit de opleiding Welzijn (Natuurlijk Leren). De methode De medewerkster van het steunpunt studie en handicap vertelt aan leerlingen Welzijn (natuurlijk leren) over wat voor soort problemen sommige leerlingen hebben en wat een “buddy” voor hen kan betekenen. Ze toont een film, waarin de autistische jongens (maar ook andere leerlingen) iets over zichzelf vertellen. Leerlingen Welzijn kunnen zich dan vrijwillig aanmelden voor het “buddy” project en peer mentor worden. Hun ervaring komt in hun portfolio. Ze krijgen na enige tijd een speciaal certificaat. De training van deze vrijwilligers is gericht op uitbreiding van de sociale vaardigheden en vooral op het leren omgaan met diverse hulpvragen en het duidelijk krijgen van de eigen rol.
43
De training gaat over in intervisie, op het moment dat de peer mentors (“buddy’s”) hun leerlingen gaan begeleiden. De intervisie wordt geleid door een docent/coach met ervaring op dit gebied. De medewerkster van het steunpunt studie en handicap blijft de ontwikkeling bij de leerling die ondersteund wordt volgen, terwijl de docent/coach zich vooral richt op het leren om methodisch om te gaan met steunverlenen en op het steeds weer bepalen van de eigen grens in het kader van de rol. Docent/coach en de medewerkster van het steunpunt studie en handicap hebben regelmatig contact. Zij vormen een vangnet voor enerzijds de peer mentor en voor anderzijds de leerling die ondersteuning krijgt. Zoals blijkt uit de uitspraken van de “buddy’s” (in gefilmde interviews) is het hulpverlenen binnen een goed afgebakende rol prima mogelijk. Uit de evaluatie van het project met deze peer mentors kwam vooral naar voren, dat zij veel geleerd hebben van hoe sommige leerlingen met hun persoonlijke problematische situatie en hun persoonlijk leven omgaan en wat zij (als “buddy”) voor mogelijkheden hebben om die leerlingen in het onderwijs te ondersteunen. Ondersteuning bleek een kwestie van lange adem (weer niet komen opdagen op een afspraak), structuur bieden en vertrouwen winnen. Het lukte niet in alle gevallen de leerling voortdurend op school te houden, maar wel lukte het om het contact met de school in stand te houden. Casuïstiek F. is een Nederlandse jongen van 18 jaar met een IQ van 102. Hij heeft een vader en een moeder en twee zussen. Op het VMBO bleef hij twee keer zitten. De tweede keer moest hij van school. Toen ging hij naar een MBO opleiding in de metaal (niveau 1). Hij ging drugs gebruiken en raakte in een psychose. Er volgde een opname in De Kreek, onderdeel van APZ “De grote rivieren”. Inmiddels is hij in dagbehandeling en wil de opleiding Helpende Welzijn volgen. Hij wil gevangenisbewaarder worden. Via het steunpunt studie en handicap heeft hij een “buddy” uit de groep peer mentors gekregen, die hem in een toeleidingstraject ondersteunt in de richting van opnieuw een reguliere opleiding volgen.
44
S. is een jongen van 19 jaar. Hij komt uit Afghanistan (vluchteling). Samen met zijn moeder en 5 broertjes en zusjes is hij naar Nederland gevlucht. Hij wil een eigen winkel en volgt de opleiding Handel niveau 2. Daar heeft hij geen contact met mede leerlingen. Omdat moeder geen Nederlands spreekt en hij dit wel een beetje kan, moet hij haar als oudste ondersteunen. Dit is een van de redenen van zijn vele afwezigheid. Inmiddels zit een broertje in de gevangenis. S. heeft als “buddy” een Nederlandse jongen (peer mentor). Deze probeert af en toe met hem te spreken over hoe hij de school beleeft en hoe hij het allemaal redt met zijn zorgen voor thuis. Se. Is een meisje van 18 jaar, dat uit Turkije ontvoerd is door een Nederlandse Turk. De ontvoering vond plaats om haar te behoeden voor uithuwelijking. Ze is nu anderhalf jaar in Nederland, getrouwd met haar “ontvoerder” en woont bij haar schoonouders. Haar moeder is nu ook in Nederland en woont bij een “stiefvader”. Moeder wordt mishandeld en een broer van Se die moeder wilde helpen en daardoor in aanvaring kwam met de stiefvader woont nu ook bij de schoonouders van Se. Inmiddels is Se zwanger. Ze wilde in eerste instantie dit kind niet (vertelde ze aan haar “buddy”), maar in haar kring was er natuurlijk geen sprake van zwangerschapsbeëindiging. Ze volgt de opleiding Helpende Welzijn en haar peer mentor probeert haar te helpen om haar schoolleven te structureren. Haar man stimuleert het naar school gaan, want hij heeft ook geen opleiding. Naar school gaan valt niet mee nu ze zwanger is en omdat ze ook veel in het huis van de schoonouders moet doen. De “buddy” is een Nederlands meisje van dezelfde leeftijd, dat uit een groot gezin komt en bijzonder warmhartig is. Het blijkt dat Se veel meer aan haar “buddy” durft te vertellen dan aan haar eigen Turkse vriendinnen. Taboes verhinderen dat zij daar haar gevoelens uitspreekt. Sa. Is een meisje van 18 jaar, dat uit een zwaksociaal en crimineel milieu komt. Haar vader is (samen met haar) uit zijn woning gezet vanwege drugshandel en leeft in een verkrot huisje. Hij heeft eigenlijk een aangepaste woning nodig, want hij heeft suikerziekte waardoor een been is afgezet en van het andere been de tenen zijn afgezet. Ook heeft hij een misvormde arm. Sa. zorgt voor haar vader, die wel wil dat ze naar school gaat. Moeder leeft elders als prostituee met een dochtertje van 13, die volgens Sa. ook al in dit beroep zit.
45
Sa. kreeg het aanbod om een uitkering te krijgen als ze werk zou aanvaarden (Route 23, sociale dienst). Ze weigerde en zit nu in een toelatingstraject naar Helpende Welzijn. Ze wil later met kinderen werken. Sa. is chronisch verdrietig en anderzijds agressief (scheldt veel). Ze begon op de Havo, daarna Mavo en toen is ze op het VMBO van school verwijderd. Haar “buddy” probeert haar in een voorbereidingstraject naar de opleiding Helpende Welzijn te wennen aan de regelmaat van het schoolleven. C. is een meisje van 18 jaar, dat door haar vader mishandeld is en nu samen woont met een vriend die haar ook mishandelt. Inmiddels is deze vriend (28 jaar) vanwege recidief agressief gedrag gevangen genomen. C. is op haar 16e uit huis weggelopen en heeft een diploma VMBO. Ze heeft samen met haar vriend slangen en vogelspinnen, maar nu door schulden de elektriciteit is afgesloten, dreigen deze dieren te sterven. C. doet nu de opleiding Helpende Welzijn, maar verzuimt te vaak van school. Ze wil kinderverzorgster worden. Haar “buddy” probeert haar schoolverzuim te verminderen en helpt haar met structuur brengen in haar leven. Omdat deze “buddy”nog wel eens in crisissituaties door C. gebeld wordt, krijgt de “buddy” extra ondersteuning van haar coach. Ze kan hem ook ’s avonds bellen. De nadruk ligt in de begeleiding van de “buddy” in het omgaan met de hulpvragen en het duidelijk maken van haar “beperkte” rol. Het lijkt er op dat op dit moment de “buddy” nog de enige persoon is die een beetje houvast biedt en C. heeft gezegd echt weer terug naar school te willen. L. heeft het syndroom van Asperge (een vorm van autisme). Hij is intelligent en zit na een traject van Havo naar Mavo in een examenklas Havo van het Volwassenenonderwijs (Vavo). L. wil bioloog worden, maar dat zal moeilijk worden, want hij kan het leven op een Hogeschool of Universiteit niet aan. Hij vindt dat de mensen hem niet begrijpen en voelt zich vaak gefrustreerd. Zijn “buddy” helpt hem over zijn angst heen om een schoolgebouw binnen te gaan en probeert om samen met hem zijn schoolleven wat te structureren. Het vreemde en ook gelukkige is, dat hij zijn vrouwelijke “buddy” wel duidelijk kan maken wat hem dwars zit. Kennelijk is er op een of andere manier contact.
46
Ser. is een meisje van 17 jaar, dat het schoolleven niet aan kan. Dat komt omdat haar moeder na een scheiding achter is gebleven met 3 kinderen, waarvan er een autistisch is. Moeder is in de war en redt het niet goed. Ser. volgde een VMBO opleiding maar bleef een gegeven ogenblik thuis. Via de leerplichtambtenaar belandde ze bij Jeugdzorg. Vervolgens heeft ze een tijdje bij een vriendinnetje gewoond. Het RMC probeert haar nu weer terug naar school te krijgen en ze is aangemeld voor de opleiding Helpende Welzijn, want ze wil met kinderen werken. Haar “buddy” probeert haar te ondersteunen in een geregeld schoolleven. Maar dat valt niet mee. Ser. komt dan wel en dan weer niet. Conclusie De peer mentors (“buddy’s”) proberen leerlingen op school te ondersteunen door regelmatig gesprekken te hebben over hoe het schoolleven te combineren valt met de omstandigheden waarin deze jongeren leven. Ze praten over de lessen, de docenten, het huiswerk en proberen structuur aan te brengen “wat doe je eerst, wat dan, hoe maak je tijd”, enzovoort. Soms gaan ze zelf naar een docent om een oplossing te vinden en worden dan serieus genomen, is gebleken. Ze zijn dan intermediair. Ze houden zich niet bezig met de problematiek van de leerling, hoewel ze daar natuurlijk wel van horen. Om wat ze horen te verwerken worden intervisie gesprekken gehouden. Die intervisie moet ze ook helpen steeds op tijd de grens van hun rol te zien. Ze adviseren elkaar als het gaat om de omgang met bepaalde vragen en situaties. Tijdens de intervisie worden ook zaken behandeld zoals het ambivalente gedrag van de leerling die ondersteund wordt. De docent/coach is dan degene die informatie verschaft. Met dank aan Annemarie de Winter, steunpunt Studie en Handicap, Da Vinci College.
47
Leerlingen van het ROC Da Vinci College: Enkele leerlingen van het Da Vinci College vertellen over hun activiteiten in het kader van peer support. De eerste leerling behoort tot de doelgroep en is een mentee. De anderen zijn peer mentor of peer coach. Mirjam volgt de opleiding Secretarieel niveau 3 op het Da Vinci College aan de Oranjelaan in het eerste jaar. Zij is een mentee en heeft tijdelijk twee peer mentoren uit het derde leerjaar. Tot voor kort moest ik om alles huilen. Als ik iets moest doen, wat ik een beetje eng vond of als het iets nieuws was. Door die emoties bleven mijn studieresultaten achter. Toen kreeg ik Kimberley en Lilian als mentor. Zij hielpen mij met nieuwe dingen en gaven me moed. Ik voel me nu sterker en durf meer. Daardoor vind ik het ook leuker op school. Whesley zit op de opleiding ICT van het Da Vinci College in Gorinchem. Hij begeleidt als peer mentor een eerste klasser en schrijft: B. vond het eerst niet prettig dat hij van een medeleerling begeleiding zou krijgen. Maar nu hij me kent hebben we elke dag even contact over hoe het op school gaat. Je bouwt op die manier wat met elkaar op. Je wordt een soort vrienden. Twee anonieme peer mentors. Een bericht van twee peer mentors van de opleiding Secretarieel van het Da Vinci College in Dordrecht, die één leerling op de opleiding Administratie van het Da Vinci College in Dordrecht begeleid hebben. Om 9.00 uur zijn we bij M. langs geweest om te vragen of hij hoofdstuk 1 al af had. Hij vertelde ons dat dit niet zo was. Wij hebben toen gevraagd waarom dat zo was, want de afspraak was, dat hij het gisteren af zou krijgen. Hij zij dat hij tot 14.00 uur op school gebleven is en toen naar huis is gegaan. We hebben hem verteld dat hij zo steeds verder in de problemen komt, want voor maandag moest hij hoofdstuk 2 en 3 gedaan hebben. Wij zijn z’n smoesjes echt goed zat. Gisteren hebben we een planning met hem gemaakt voor de komende weken, zodat hij op tijd klaar kan zijn voor het vakantie is. Als hij zich niet aan die planning houdt, dan kan hij niet op stage.
48
Jan Willem. Verhaal van Jan Willem, een leerling van de opleiding Coördinator Beveiliging van het Da Vinci College, die de opleiding tot peer mentor volgde: Gisteren begon een meisje te huilen, toen ze niet in de portiersloge werd toegelaten, terwijl ze daar eigenlijk dienst moest doen. Ik heb haar maar even laten zitten en ik ben naar de loge gegaan. Daar heb ik gezegd, dat ze het meisje toe moesten laten. Daarna ben ik terug gegaan om te kijken of ze een beetje bijgekomen was. Toen ze niet meer huilde en zich een beetje opgefrist had, is ze met me mee gegaan naar de loge. F.S. De leerlingen weten over het algemeen wel dat er grenzen zijn, blijkt uit onderstaand gedeelte van een verslag door een peer mentor: Ik ben F.S. uit klas 2 van de opleiding Secretarieel van het Da Vinci College in Dordrecht en ik wil S.A. helpen met haar school en andere problemen die er zijn. Ik begin met haar schoolproblemen en daarna kijk ik verder. Als zij thuis problemen heeft ga ik haar ook helpen, maar dat laat ik aan haar over. Als zij met mij daarover wil praten dan kan dat. Als ze niet met mij daarover wil praten, dan adviseer ik haar om naar de schoolmaatschappelijkwerkster te gaan. Peter. Een deel van het verslag van Peter die de opleiding ICT niveau 4 van het Da Vinci College in Gorinchem volgde: Ik ben Peter, studerend aan het Da Vinci College in Gorinchem. Ik zit nu in het 2e leerjaar ICT niveau 4. Er werd ons gevraagd om een leerling uit de eerste klas niveau 2 te gaan begeleiden. Voor mij werd dat D.M. Ik heb bij de training tot peer mentor een aantal vragen gekregen, die we aan de leerling konden voorleggen. Ik heb een paar gesprekken met D. gevoerd en regelmatig via MSN contact gehad. In het eerste gesprek heb ik mezelf voorgesteld en D. mee genomen naar een rustige plek en hem gevraagd of hij wist waarom ik hem begeleidde. Hij was hiervan op de hoogte. Hij vertelt hoe het met hem gesteld was. D. heeft dyslexie en heeft daar al begeleiding voor. Door zijn dyslexie heeft hij moeite om zich te concentreren in een drukke omgeving. Hij begrijpt de stof wel en heeft geen moeite met de uitleg van de docent. Hij is ook niet zenuwachtig voor toetsen. D. kan zijn basiscompetenties niet opnoemen. Hij heeft beloofd om daar eens naar te vragen, maar hier is nog niets uitgekomen. Problemen kan hij redelijk oplossen, maar er is weinig initiatief.
49
D.M. en I.A. Een verslag van D.M. en I. A., beide peer mentor van de opleiding Secretarieel van het Da Vinci College in Dordrecht: Wat hebben wij gedaan? Brieven gecontroleerd: Ze (de mentee e.j.l.) had een aantal sollicitatiebrieven geschreven naar stageadressen. We hebben deze brief doorgelezen en een aantal spellingsfouten ontdekt en dubbele zinnen. Deze hebben we met haar besproken. We hebben haar ook tips gegeven hoe ze deze fouten in het vervolg kan voorkomen. Ze vroeg ons ook om advies voor haar stage. We hebben onze ervaringen met haar gedeeld. Planning geholpen: Ze heeft volgende week een toetsenweek. Ze had nogal moeite met het plannen van haar toetsen. We hebben haar zo goed mogelijk proberen te helpen bij het plannen van haar toetsen. Eerst heeft ze zelf een planning gemaakt. Deze liet ze aan ons zien en daarna hebben wij haar een paar verbeterpunten gegeven en toen heeft zijn haar planning aangepast. Ze gaf zelf ook aan dat ze het prettig vindt als wij haar helpen. Geholpen met leerstof: Ze had soms moeite met Excel en Acces. We hebben haar geholpen met de stof die ze moeilijk vond en volgens haar snapte ze het nu wel en zou het wel lukken met de toets. Uit bovenstaand verhaal blijkt dat de peer mentor ook wel eens een stukje van de tutor taak krijgt. Daar wordt in de training rekening mee gehouden.
50
Martijn zit op de opleiding Detailhandel van het Da Vinci College in Dordrecht en vertelt over de leerling die hij als peer mentor moet begeleiden: Hij is alleen gemotiveerd als hij iets moet doen dat ergens met sport te maken heeft. Verder is hij veel afwezig en bijna nooit op tijd. In de schoolwinkel doet hij wel goed zijn best, daar is hij wel op tijd, want dat vindt hij leuk. Ik zal hem moeten motiveren om ook zijn andere studietaken uit te voeren. Dat kost veel pijn en moeite, want hij interesseert zich alleen voor dingen die hij zelf leuk vindt. Tijdens de intervisie wil ik praten over hoe je dit soort mensen motiveert.
Peer leaders van het Stedelijk Dalton Lyceum te Dordrecht 51
Sander en Maarten
Ze hadden een korte training gevolgd in het geven van informatie over hun opleiding Bouw op het MBO aan leerlingen van het VMBO. Toen …………….. werd hen gevraagd om als peer coach 6 teams van 4 leerlingen van het VMBO te begeleiden bij de Skills talents wedstrijden in de Ahoy. Ze hadden slechts 1x de kans om te oefenen met deze teams, namelijk tijdens de teambuilding in het Dalton Lyceum te Dordrecht. Voor een uitgebreide training in coachen was geen tijd, maar hun activiteiten vielen wel precies onder de taken van een peer coach die in het kader van Peer Support functioneert.
Wat is Skills Talents?
Skills Netherlands is een landelijke organisatie die het imago van vakmanschap wil verbeteren en de instroom van jongeren in het beroepsonderwijs wil helpen vergroten. Zij organiseren wedstrijden om talenten de kans te geven hun kunnen te demonstreren.
Skills Netherlands wordt gesponsord door:
- Ministerie van Onderwijs - Brancheorganisaties - De provincie - Stad Rotterdam
Het grote Skills toernooi bestaat uit 3 voorrondes en een wereldtitel wedstrijd.
Het team van het Leerpark Dordrecht hoefde niet mee te doen aan de eerste voorronde, want het viel in voor Maastricht, dat plotseling uitgevallen was. Dat had voordelen, maar ook nadelen.
De voorbereiding op het toernooi in de Ahoy was minimaal.
Maar, wat gebeurt er?
Het team van het Leerpark Dordrecht met de naam ‘Dordrecht – Bulldogs’ wint de finale in de Ahoy.
52
Wat hebben Sander en Maarten van de opleiding Bouw van het Da Vinci College van hun taak terecht gebracht? Rekening houdende met het feit, dat zij nooit getraind waren in groepswerk en coachen, kun je zeggen dat deze twee jongens het er niet slecht vanaf gebracht hebben. Maar …………….. een training in coachen had hen wel geholpen om beter in staat te zijn in te schatten waar en wanneer hun advies en aanmoediging het meeste nodig was. Overzicht hebben in wat waar gebeurt en hoe je daarop wel of niet moet inspringen blijkt iets te zijn, wat je door oefening en ervaring moet krijgen. De jongens gaven later zelf ook te kennen, dat ze graag middels een training voorbereid hadden willen zijn. Peer coaches van de opleiding ICT Peer coaches van de opleiding ICT op het ROC Da Vinci College te Dordrecht organiseerden een sportdag voor hun medeleerlingen van de opleiding ICT. Ze hadden eerst de training tot peer coach gehad. Deze sportdag had de bedoeling om middels een geheel andere activiteit dan het ICT-studiewerk of computerspelletjes tot teambuilding te komen. Van de zijde van de docenten was er enige hilariteit omtrent ‘sportende ICT-ers’, maar door het feit dat de peer coaches vooral ook de zwakke leerlingen ondersteunden, werden de wedstrijden bijzonder leuk om te ervaren (zeiden de jongens) en ook om er naar te kijken. Jammer, dat dit soort activiteiten niet vaker plaatsvinden, omdat de onderwijsprogramma’s zo vol zitten. Het vraagt weinig van docenten, als je de leerlingen leert om dit zelf te organiseren. En .........de leerlingen zelf leren er veel van op het gebied van samenwerken.
53
Peer Support op andere scholen dan het ROC Da Vinci College
De provincie Zuid-Holland gaf tot twee keer toe - in het kader van het Sociaal Mentoraat - subsidie voor Peer Support. Ze stond toe dat er in heel Zuid-Holland Zuid pilots uitgevoerd werden.
Het ‘product’ Peer Support dat in “De Werkplaats” van het ROC Da Vinci College ontwikkeld was, kon geëxporteerd worden. Maar daarnaast konden meer rollen ontwikkeld worden.
De peer leader rol
Veel scholen voor voortgezet onderwijs willen met behulp van de peer leader een goede start voor de 1e jaars leerlingen organiseren. De scholen waren ook bereid om een docent taakuren te geven voor de organisatie en implementatie van de rol van peer leader.
Hoe ziet zo’n implementatietraject voor de rol van peer leader er uit?
1. De onderbouwcoördinator en de mentoren van de onderbouw nemen kennis van de rol van peer leader en stemmen in met een pilot; 2. Een docentmentor gaat in de maand maart leerlingen in de eerste jaars groep werven, die in juni getraind worden om in het volgende schooljaar de nieuwe groep eerste jaars te begeleiden; 3. De ouders van deze leerlingen wordt gevraagd om toestemming te geven voor deze rol van hun kind; 4. De ouders van de nieuwkomers krijgen bericht dat peer leaders ingezet worden om hun kinderen te ondersteunen in het 1e schooljaar; 5. De training vindt plaats en tijdens de training kunnen de leerlingen nog afzeggen (wat nooit gebeurd is – doorgaans komen er alleen maar meer leerlingen die ook mee willen doen); 6. De coördinerende docentmentor woont de training bij en leert daardoor hoe hij het in het vervolg zelf aan kan pakken; 54
7. Iedere nieuwe groep 1e jaars krijgt tenminste 2 peer leaders, die kennismaken met de docentmentor en afspraken met hem/haar maken; 8. De getrainde peer leaders gaan deelnemen aan kennismakingsbijeenkomsten met de 1e jaars. 9. Na de grote vakantie is er een korte opfrisbijeenkomst met de peer leaders; 10. De peer leaders begeleiden bij de introductieactiviteiten en festiviteiten; 11. De peer leaders houden ook twee aan twee gesprekken met hun klas; 12. Het resultaat van deze gesprekken vertellen de peer leaders tijdens een intervisiegesprek aan hun collega peer leaders en hun docent/coach (eventueel neemt de docent/coach of nemen de peer leaders zelf daarna contact op met docenten); 13. De peer leaders hebben eerst 1x per 14 dagen en later 1x per maand een intervisiebijeenkomst met hun docent/coach die Peer Support coördineert; 14. Op het schoolplein, in de gangen en andere ruimtes staan de peer leaders ter beschikking van de 1e jaars, als deze vragen aan hen hebben; 15. Na de kerstvakantie wordt de begeleiding wat minder intensief.
Een peer leader van het Wartburg College in Dordrecht schrijft:
Ik had op 19 september mijn eerste gesprekje met mijn kinderen. Dit verliep lekker en gezellig. Het is een leuk groepje, wat goed met elkaar kan opschieten. In dit gesprekje kwamen er nog niet echt veel problemen naar voren, omdat ze net op school zaten. Voor veel van hen was de verandering niet heel groot. Ze vonden het wel een leuke verandering. Ze moesten wel even wennen aan de grote van de school, de vele trappen die ze moesten lopen, en de manier van leren. In de klas klikte het wel goed onderling. Het is wel een drukke klas, en ook totaal niet verlegen.
55
Op 31 oktober had ik mijn tweede gesprekje. Ook dit was weer erg gezellig. Er is al een goeie band tussen mij en de kinderen. Er kwam al snel naar voren dat het eigenlijk toch wel moeilijker was dan verwacht. Ze wisten niet precies hoe en wat ze moeten leren. Dus dat heb ik ze uitgelegd. Ik heb ze verschillende manieren gegeven, zodat ze zelf de beste er uit kunnen zoeken. Deze klas is niet zo’n sterke klas. Dat had ik gehoord van mevrouw Seluma maar de kinderen gaven het zelf ook aan. Daar was ik blij mee. Een meisje uit mijn groepje heeft echt lage cijfers. Ik heb haar nog even afzonderlijk tips gegeven voor het leren. Maar ze doet er wel haar best voor en daar ben ik blij om. Ze wil toch erg graag de HAVO gaan doen, dus zei ze tegen mij dat ze heel hard er voor gaat leren. De meiden zijn ook erg positief over het ‘project’. De meeste zouden het zelf ook wel willen worden. Ze gaven me zelfs een complimentje dat ik een goeie peer leader was, dat vond ik erg leuk! Ze zouden eigenlijk wel elke week een gesprekje willen, want ze vonden het veel leuker dan mentorles. De tijd vloog… het was zo weer afgelopen.
Maar, afgelopen week hoorde ik van mevrouw S. dat er een meisje in mijn groepje gepest bleek te worden. Ik ben hier gelijk achter aan gegaan. Ik ben vandaag (vrijdag 10 november) even naar haar toegelopen om te zeggen dat ik haar even wilde spreken in de grote pauze. We zijn samen een lokaal ingedoken.
Ze snapte er niets van, waarom ik met haar alleen wilde praten. Ik heb alles even uitgelegd, van wat ik gehoord had enzo… Ze zei dat ze nu niet meer gepest werd, maar in het begin scholden ze haar uit. Toen zijn ze naar de mentor gegaan en sinds dien is het helemaal over. Ook hebben we het nog over haar cijfers gehad. Zij was dat meisje wat er niet zo goed voor staat. Het was inderdaad best wel erg ja. De vakken wiskunde, Engels en Frans sprongen er echt uit. Frans is echt een dikke onvoldoende. Ik heb haar gevraagd of ze wist waardoor het komt. Dat wist ze niet. Ze leerde altijd de woordjes totdat ze ze kan dromen. Maar het bleek dat ze haar opdrachten niet leerde, en die worden juist erg vaak gevraagd. Ook weet ze nooit precies wat ze van de grammatica moet leren. Ze had haar boeken niet bij zich. Maar ik heb haar gezegd dat ze gewoon echt alles moet leren wat de lerares heeft opgegeven. Omdat je nooit weet wat er gevraagd wordt. Ik heb haar ook gezegd van als ze echt helemaal vast loopt, dat ze dan echt naar mij toe moet komen en dat ik er altijd klaar voor sta om haar te helpen. Want daar ben ik er tenslotte voor…
Marjolein 56
Peer leaders van het Wartburgcollege, locatie Marnix
57
Het toneelstuk over de peer leader. Met Jordi, Romy, Marc, Christiaan en ik (Bianca) hebben we aan de juf gevraagd of we voor de open dag op school een toneelstukje mochten doen. Mevrouw Biesheuvel (onze coach) vond dat erg leuk. We mochten het helemaal zelf verzinnen en als we hulp nodig hadden konden we haar roepen. Met zijn vijven hebben we een stukje verzonnen over pesten en over wat de Peer Leader dan kan doen. Met het oefenen ging het soms moeilijk, maar met de open dag ging het erg goed. Iedereen had het naar zijn zin. De mensen die keken vonden het ook leuk. Na het toneelstukje konden ze nog vragen stellen maar dat hoefde helemaal niet, want het was gewoon duidelijk. Er werd namelijk een meisje gepest, toen ging ze daarmee naar de Peer Leader en die heeft het pesten door een gesprek met elkaar opgelost. Vooral de kinderen vonden het goed. Mevrouw Biesheuvel was heel erg tevreden en heeft ons bedankt. Ze heeft gezegd dat we met de open avond weer mee mochten doen. Daar zijn we heel erg trots op. Bianca Versteeg, peer leader van het Griendencollege (VMBO) uit Sliedrecht
58
De peer tutor rol
Naast de peer leader is er een tweede rol die het goed doet op de Mavo en Havo/VWO, namelijk de peer tutor. Op het Havo/VWO worden peer tutors ingezet om leerlingen voor te bereiden op de 2e fase, waarin ze zelfstandiger moeten werken. De peer tutors ondersteunen soms op het gebied van vakken, maar ook op het gebied van studieplanning en de aanpak van algemene studieproblemen.
In verband met de metacognitie die een leerling nodig heeft om academic skills te ontwikkelen zeggen sommige wetenschappers op het gebied van onderwijs wel, dat eigenlijk iedere leerling op het VWO een tijdje peer tutor zou moeten zijn (Peer research laboratory from the city university of New York).
Metacognitie heeft – zoals al eerder aangegeven - te maken met de verworven kennis over cognitieve processen; kennis die kan worden gebruikt om die cognitieve processen te kunnen sturen. John Flavell (1979) verdeelt metacognitieve kennis in drie categorieën:
- de kennis van persoonlijke variabelen; - de kennis van taakvariabelen; - de kennis van strategische variabelen.
Persoonlijke variabelen
De persoonlijke variabelen kunnen we samenvatten onder de bij ons bekende term “Leerstijl”. De één leert op een andere manier dan een ander en dat vraagt soms ook een andere omgeving en andere middelen. Wie zijn eigen leerstijl kent (en dat zou je dan metacognitie kunnen noemen), kan de effectiviteit ervan verhogen, maar ook proberen om varianten te ontwikkelen, als hij merkt dat zijn leerstijl niet het gewenste resultaat heeft.
Taakvariabelen
De taakvariabelen hebben alles te maken met wat de leertaak vraagt van iedereen die die leertaak moet uitvoeren. Zo vraagt een wetenschappelijke tekst een andere manier van leren, dan een gedicht. En het leren van sociale vaardigheden vraagt een andere aanpak, dan het leren van technische vaardigheden.
59
Strategische variabelen
De strategische variabelen betreffen de keuze die men maakt ten aanzien van de manier van leren bij een leertaak. Men kan bijvoorbeeld – als men alternatieve leerstijlen beheerst - een keuze maken voor een bepaalde leerstijl. En men kan - als men over voldoende vakkennis beschikt - de taak variabelen variëren - .
Je bent dan als het ware een repertoire aan het opbouwen van voor jezelf effectieve methoden om bepaalde leertaken aan te pakken.
Is er een verschil tussen cognitieve activiteit en metacognitieve activiteit?
Een cognitieve activiteit is het opslaan van informatie of het oplossen van een probleem; de metacognitieve activiteit is het nadenken over op welke cognitieve manier de informatie het beste opgeslagen kan worden om hem bijvoorbeeld makkelijk paraat te hebben of het nadenken over welke procedure het beste gekozen kan worden om een bepaald probleem op te lossen. Metacognitie heeft dus alles te maken met het nadenken over hoe op de beste manier het leerdoel bereikt kan worden.
Dus metacognitie bepaalt de cognitieve strategie. De negenstappen methode om studieproblemen aan te pakken ( in het boekje ‘Jij ……… in de rol van peer tutor’) is een cognitieve methode, de keuze voor deze methode hoort bij een gekozen metacognitieve strategie.
Peer Support: leerlingen ondersteunen leerlingen
Sinds twee jaar werkzaam als docente in het VO en medevormgever van Peer Support op onze school en erken ik inmiddels het belang van het concept Peer Support.
Ik denk dat Peer Support een goede bijdrage levert aan, en inspringt op, huidige onderwijsontwikkelingen. In een tijd waarin leerlingen méér lesuren eisen omdat ze zich aan hun lot overgelaten voelen, een tijd waarin de roep om burgerschapsvorming groter is dan zij in jaren is geweest, een tijd van individualisering en globalisering, daar kan Peer Support dat steuntje in de rug bieden waar school en samenleving tekort schieten: daar worden leerlingen ondersteund door leerlingen.
Susanne Matena, docente Develsteincollege Zwijndrecht
60
Verslag van een peer tutor van het Griendencollege (VMBO): Ik moest S. helpen met zijn huiswerk. Ik kreeg te horen dat hij huiswerkproblemen had, vooral met Engels en Geschiedenis. Maar toe in een gesprek met hem aanging, kwam ik er achter dat hij veel meer problemen had. Ik heb hem niet zo vaak gesproken, daar heb ik wel spijt van, want ik had hem wel beter willen helpen. De gesprekken In het eerste gesprek hadden we het vooral over waarom het niet lukte met zijn huiswerk. Hij had ook problemen met andere vakken zoals Wiskunde, Duits en Nederlands. En in het eerste gesprek kwam ik er ook achter wat voor problemen hij had met leren en zijn concentratie. Ik ben toe bezig geweest om een planning te maken voor hem. In het tweede gesprek liet ik hem de planning zien, en vroeg om zijn mening. Hij vond het allemaal wel best. Ik vroeg hem om zijn thuissituatie, en of hij wel goed kon leren thuis. S vertelde dat hij thuis bijna nooit leerde omdat hij het altijd uitstelde, en in het O.L.C. kon hij niet leren omdat het te druk was. Thuis deed hij ook niks aan huiswerk. Hij had een afspraak met zijn mentrix en zijn moeder over het huiswerk. Hij zou elke dag huiswerk moeten maken, en zijn moeder zou er een handtekening onder zetten en aan de mentrix laten zien. Maar hij loog vaak tegen zijn ma dat hij geen huiswerk had. Dus, heb ik de volgende gesprekken vooral besteed aan waarom hij het juist zou moeten maken. In de laatste 2 gesprekken hebben we een oplossing gezocht voor zijn taken, omdat hij zo achterliep. We hadden samen besloten dat hij voor Engels naar zijn Engelse lerares moest, en vragen of hij een paar onbelangrijke taken mocht overslaan. Ik weet niet of hij dat heeft gedaan, want ik heb hem een tijdje niet gesproken Ik ben van plan nog een paar gesprekken met hem te voeren, omdat ik vind dat hij nog wel hulp kan gebruiken bij sommige dingen. En ik wil graag proberen zijn cijfers omhoog te krijgen, zodat hij een hoger niveau kan doen.
61
De inzet van peer tutors werkt zelfs tegen ordeverstoring en wangedrag. In een groep Horeca (4e leerjaar) van een VMBO school had een leerling de leidende rol als het ging om orde verstoring en wangedrag. Hij was altijd degene die het eerste het initiatief nam om in de soep te spugen, slagroom in de frituur te gooien, van alle broodjes een hap te nemen, met voedingsmiddelen te gaan gooien, te gaan sarren en te gaan vechten. In de klas was de spanning te snijden en wachtte steeds iedereen op een nieuwe escalatie. De jongen was fysiek omvangrijk en kwam uit een slecht bekend staande wijk van de stad. Hij bevestigde door zijn zwaksociale gedrag alle (voor)oordelen die over zijn woonwijk bestonden. Er bestond in de klas (en de school) een tweedeling. Aan de ene kant had je de “dombo’s” en aan de andere kant de “nerds”. Als je een dombo was, dan was je helemaal “in”. Een nerd moest zich op de achtergrond houden en moest altijd op zijn hoede zijn. Nerds waren de aangewezen slachtoffers van de dombo’s. Na overleg met de betrokken docenten Horeca en de directeur van de VMBO school werd besloten om deze klas een van de pilots te laten zijn in het Peer Support project. Daar de problemen in deze klas te groot waren om peer mentors in te zetten hebben we ons beperkt tot het opleiden van peer tutors. De leerlingen werden geselecteerd door de docenten, maar deelname was vrijwillig. De peer tutors werden een soort souschefs in de keuken en het restaurant. Daar deze rol van souschef binnen de Horeca-opleiding door alle leerlingen erkend werd kostte het minder moeite om leerlingen te laten aanvaarden dat ze door anderen leerlingen begeleid werden. De training van de peer tutoren (souschefs) bestond uit onderdelen als “leren uitleggen”, “omgaan met eigenwijze of ongemotiveerde leerlingen”, “zelf ondersteuning durven en kunnen vragen aan de docenten”, “de juiste houding hebben tijdens luisteren en advies geven” en “omgaan met wangedrag tijdens de lessen”. “Leren uitleggen” werd geoefend met behulp van Lego bouwdozen en bouwtekeningen, “zelf ondersteuning durven en kunnen vragen” werd geleerd aan de hand van casuïstiek, “de juiste houding hebben tijdens luisteren en advies geven” werd met elkaar geoefend en “omgaan met wangedrag tijdens de lessen” werd aan de hand van ervaringen geoefend. Er werd ook besproken (en in een simulatie geoefend) wat je moet doen als een leerling een mes pakt en een andere leerling bedreigt. Later bleek het nut van deze laatste oefening, toen een veel geplaagde leerling ook daadwerkelijk een vleesmes pakte. De leerling die toen ingreep deed dit voortreffelijk. 62
Tijdens de training en de praktijklessen bleek dat niet iedere leerling de rol van peer tutor en souschef aankon. Er waren er echter ook bij die voortreffelijk functioneerden. En ongeacht of leerlingen wel of niet slaagden in deze rol, de leerlingen die meededen met de training gingen zich anders gedragen. Ze werden weerbaarder, durfden meer initiatieven te nemen en werden als gevolg daarvan niet meer gepest. Het waren vooral de sociaal vaardigste “nerds” en de “dombo’s” die hun eigen capaciteiten wilden testen, die het ’t best deden als peer tutor en souschef. Hierdoor werd de tweedeling in de klas volledig doorbroken. Dit had weer tot gevolg dat de jongen die voortdurend wangedrag vertoonde en de orde verstoorde de greep op de groep kwijt was. De spanning in de groep verminderde en leerlingen vonden het steeds leuker tijdens de lessen. Deze pilot heeft aangetoond dat je ordeverstoring en wangedrag ook op een andere manier kunt bestrijden dan door curatieve maatregelen.
63
Verslag van een peer tutor Havo/VWO op het Develstein College te Zwijndrecht Vorig jaar heb ik enkele weken deelgenomen aan het project Peersupport, waarvoor ik uiteindelijk mijn diploma heb gehaald. Een geselecteerde groep leerlingen van mijn middelbare school werd getraind om andere leerlingen te helpen. Dat is het gehele principe van Peersupport. Leerkrachten kunnen de stof nog zo duidelijk aan hun leerlingen uitleggen, maar leerlingen hebben soms niet de intentie om die stof in zich op te nemen. Over het algemeen is dit wel het geval als dezelfde stof door leeftijdsgenoten c.q. klasgenoten wordt uitgelegd. Er werden aan ons tijdens de bijeenkomsten meerdere manieren voorgelegd hoe je een leeftijdsgenoot dingen kunt aanleren, of juist afleren. Mijn persoonlijke ervaring met het project is goed. Ik ben ook vorig jaar geslaagd voor mijn Havo diploma en volg nu een lerarenopleiding Engels. Zelfs nu, wanneer ik bijles Engels geef, gebruik ik enkele methoden van Peersupport nog wel eens.----------------Danny van Doesburg Oud leerling van het Develsteincollege Stagiair Engels op het Develsteincollege en student Hogeschool Rotterdam.
64
De peer mentorrol in de stage Ouder jaars leerlingen begeleiden jongere jaars leerlingen als peer mentor tijdens de stage op een basisschool in de wijk Spangen in Rotterdam en een basisschool in Rotterdam-Zuid. Voor de basisscholen heeft dit grote voordelen. De groepsleerkrachten hebben hun handen vol aan de grote klassen met bijna uitsluitend allochtone leerlingen. Daarbij komt, dat men de verlengde schooldag vorm wil geven. Dat kan dankzij de activiteiten van de stagiaires. Er zijn namelijk niet alleen stagiaires van de opleiding Klassenassistent, maar ook van Sport en van Sociaal Pedagogisch Werk. Zij verzorgen diverse activiteiten rondom de reguliere lessen. Als deze stagiaires niet begeleid zouden worden door oudere jaars, komt er zo veel op hen af wat ze zelfstandig moeten organiseren, dat dit hen waarschijnlijk niet zou lukken. Eigenlijk kun je zeggen, dat dit project alleen maar kan slagen, dankzij de extra ondersteuning door getrainde peer mentors. Dankzij hen houden de stagiaires het niet alleen vol en wordt voortijdige uitval voorkomen, maar wordt er ook meer geleerd.
Hieronder een aantal opmerkingen die in de evaluatie-interviews gemaakt werden:
Mentee:
- Een peer mentor begeleidt je constant terwijl je het eigenlijk niet merkt. Daardoor raak je meer gemotiveerd; - Met een peer mentor bespreek je andere dingen en op een andere manier (je praat makkelijker met een leeftijdsgenoot die dezelfde ervaring heeft en je leert van elkaar) - We hebben meer zelfvertrouwen gekregen; - Je kunt meer kwijt, je kunt altijd terecht bij je peer mentor en durft meer te vragen.
Directeur van de stage-instelling (basisschool):
- Een peer mentor is meer procesgericht en minder resultaatgericht dan de stagebegeleiders van school en van de instelling; - Inzetten van peer support zorgde voor een goede sfeer onder de stagiaires.
Peer mentoren:
- Iets voor iemand betekenen is fijn. - We zijn trots als de begeleiding voor de mentee iets oplevert.
65
ZADKINE & Peersupport door de adjunct-directeur Welzijn en Sport Binnen het Opleidingen Centrum Welzijn , Sport & Cultuur van Zadkine Rotterdam is afgelopen jaar gestart met een Pilotproject peer support in het kader van het VSV beleid. Veerle de Zutter was daarbij projectcoördinator op een brede school in Rotterdam en Erik Luigies van het Da Vinci college/LDC heeft tijdens dit project voor de begeleiding en training gezorgd. Het project heeft tot opmerkelijke resultaten geleid ; Zo was er binnen de groep deelnemers geen enkele uitvaller! Dit was voor ons voldoende aanleiding om het huidige cursusjaar met dit project door te gaan met een grotere groep deelnemers en op meerdere locaties. Er zijn nu meerdere opleidingen bij deze methodiek betrokken. Indien de resultaten zich herhalen, zullen we zeker gaan inzetten op een bredere implementatie binnen het OC Welzijn. Daarin zal de Zadkine Academie via scholingstrajecten ook een rol gaan spelen om de continuïteit van dit project te kunnen waarborgen. Piet Sleeking, adjunct directeur Zadkine
Het effect van peer mentoring tijdens de stage
De subsidie voor dit project werd verschaft om het aantal VSV-ers terug te dringen. Maar gaande het project bleken veel meer doelstellingen bereikt te worden.
Een hiaat ingevuld
In “De loopbaan de klos” schrijft de pedagoog voor het beroepsonderwijs Frans Meijers, dat er een grote afstand is tussen het schoolse leren en het leren in de praktijk (tijdens een stage). Die afstand wordt voornamelijk bepaald door de eis die aan de leerlingen gesteld wordt om een ander perspectief te nemen.
De leerlingen moeten hun eigen prestaties gaan zien door de ogen van collega’s, van hun werkgever en - niet in de laatste plaats - van de klanten.
Een medeleerling die al enige ervaring heeft in de praktijkstage kan dit veranderen van
66
perspectief goed begeleiden en op die manier de kloof tussen het schoolse leren en het leren in de praktijk helpen overbruggen.
Ik herinner mij een stagiaire, die tussen de middag iets te eten moest halen voor de groepsleerkrachten en dit als vernederend ervaarde. Dankzij haar peer mentor werd het haar duidelijk dat haar rol als stagiaire best wel eens van haar kan vragen, dat ze hand- en spandiensten verricht.
De stagebegeleiding aangevuld
Door het inzetten van de peer mentors wordt de dagelijkse begeleiding van de stagiaires aangevuld. Ze hoeven niet te wachten op hun begeleidingsgesprek met een groepsleerkracht, als ze praktische vragen hebben. Groepsleerkrachten hebben hun handen vol op deze snel groeiende multiculturele brede basisscholen. Eigenlijk wordt het leren dankzij de peer mentors een doorlopend - begeleid - proces.
De schoolopdrachten
De stagiaires moeten schoolopdrachten maken tijdens hun stage. Die schoolopdrachten zijn voor hen vaak moeilijk te begrijpen. Dat komt omdat veel stagiaires tot de 2e of 3e generatie allochtone Nederlanders behoren. Ze hebben moeite met ingewikkelde formuleringen. De peer mentoren hebben ervaring met het maken van schoolopdrachten tijdens de stage en zij kunnen de stagiaires ook op dit gebied goed ondersteunen. Eigenlijk is dit meer een peer tutortaak, maar bij de training van peer mentoren wordt er rekening mee gehouden dat dit soort ondersteuning ook wel eens door hen gegeven moet worden.
67
Peer Education op het ROC Da Vinci College
Op het ROC Da Vinci College is een groep jongeren (met een hoofdzakelijk allochtone achtergrond) van de opleiding Sociaal Cultureel Werk een peer educationprogramma aan het maken voor leerlingen van het VMBO. Ze hebben al een film gemaakt, die ze aan de staatssecretaris van onderwijs mevrouw Van Bijsterveldt hebben getoond, tijdens haar bezoek aan Dordrecht op 28 maart 2007. Deze film moet de dialoog over seksueel gedrag met de VMBO leerlingen inleiden. Tijdens het maken van de film bleek, dat er tussen de leerlingen van het ROC heel wat verschillende opvattingen waren, die voortkomen uit hun culturele achtergrond. Zo bleek er een verschil in het omgaan met direct contact met het menselijk lichaam tussen Somalische en Marokkaans leerlingen.
Waarom werkt peer education zo goed?
Sociaal psychologisch onderzoek heeft uitgewezen dat mensen meer geneigd zijn om te luisteren naar mensen die op hen lijken, dan naar mensen die van hen verschillen. Het gevoel van gelijkenis kan ontstaan doordat men hetzelfde heeft meegemaakt (ziekte, oorlog), doordat men uit dezelfde sociale klasse komt, tot dezelfde cultuur of geloofsovertuiging behoort, of doordat men tot dezelfde leeftijdsgroep behoort. Naarmate er meer van deze aspecten aanwezig zijn zal het gevoel van gelijkenis sterker zijn.
Verschillende studies onder adolescenten hebben aangetoond dat leeftijdgenoten grote invloed hebben op hun gedrag, vooral als het gaat om gezondheid en sociaal functioneren. Peer education is gebaseerd op de geloofwaardigheid van leeftijdgenoten en op `role modelling´. Peer education kan bijdragen aan het ontwikkelen van positieve groepsnormen en het nemen van beslissingen op gebieden als seksualiteit, drugsgebruik, criminaliteit en de omgang met jongeren uit andere culturen.
Twee voorbeelden als het gaat om seksueel gedrag:
- Jongeren gebruiken eerder condooms als zij geloven dat andere jongeren ook condooms gebruiken; (R.J.DiClemente, Journal of Adolescent Health 1991; 12:385-390) - Na een peer education programma gericht op negroïde meisjes van 12 - 19 jaar in stedelijke gebieden ter voorkoming van HIV/AIDS infectie bleek dat 33% van de seksueel actieve meisjes na het programma geen condooms gebruikte, terwijl dit voor het programma 44% was. Ook bleek dat in de eerste twee weken na het programma de seksuele activiteit terugliep van 21% tot 14% (G.B. Slab at all, Journal of Adolescent Health 1991; 12:434-442)
68
Teenagers vinden leeftijdgenoten geloofwaardiger dan volwassenen:
Getrainde peer educators hebben meer resultaat dan volwassenen, omdat de jongeren elkaar eerder begrijpen en omdat de peer educators als positief rolmodel fungeren;
- Uit een studie waarin een vergelijking gemaakt werd tussen peer education en adult education bleek, dat de peer educators meer invloed hebben op de verandering van attitudes ten aanzien van persoonlijk risico van HIV infectie dan de adult educators (V.L. Rickert et all, Journal of Health 1991; 12:38-43)
Interessant is een interview met de pedagoog Thomas Ziehe in de NRC van 30 december 2006 (pagina 45). In dit interview zegt Ziehe: “Leerlingen van tegenwoordig hebben hun eigen `zelfwereld´ die wordt beïnvloed door leeftijdgenoten, internet, markt, media en vooral door muziek - niet meer door normen uit de `hogere´ cultuur. ...... Jongeren moeten in deze tijd heel veel zelf kiezen.”
In de `Generatie Einstein” van Jeroen Boschma en Inez Groen , 2006, Pearson lezen we in Deel I op bladzijde 18: “De complexiteit van de wereld dwingt niet tot relativisme, maar wel tot een zeker collectivisme .............. Zonder een collectief word je overdonderd door alle keuzemogelijkheden en verdrink je uiteindelijk in je vrijheid. Geen vrijheid zonder verbondenheid, dat kenmerkt de jongeren van vandaag.”
Peer education lijkt een logische reactie op dit gedrag van jongeren. De vraag rijst nu echter, hoe je de jongeren bereikt die de peer education programma´s gaan vormgeven en uitvoeren.
Dat kan als docenten zich eerst inleven in de leefwereld en de manier van communiceren van de jongeren, zoals de Onderwijsraad in haar advies van juli 2005 propageert. Daarna zoeken zij jongeren die blijk hebben gegeven van voldoende communicatieve vaardigheden en een positieve rol in de leeftijdsgroep. Vervolgens is het heel belangrijk dat deze jongeren getraind worden, want hun succes is niet alleen bepalend voor het verloop van het betreffende programma, maar ook voor volgende peer education programma´s.
69
Nawoord van de voorzitter van het College van Bestuur van het ROC Da Vinci College Hiermee wil ik de docenten, die samen met Erik Luigies de eerste stappen hebben gezet in de ontwikkeling van Peer Support, bedanken. Zij hebben het aangedurfd om iets nieuws in praktijk te brengen, in een tijd, waarin al zo veel van docenten gevraagd wordt. Het blijkt dat er in het Nederlandse onderwijs nieuwe dingen kunnen ontstaan, die goed onderbouwd, gedocumenteerd en getest zijn en die weloverwogen ingezet worden. Ik ben er blij mee dat Peer Support – als integraal concept voor onderlinge steunverlening door leerlingen – nu samen met andere scholen verder ontwikkeld wordt. Onlangs vernam ik dat er in Dordrecht een landelijke Kenniskring voor Peersupport in Nederland (voor voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs) opgericht gaat worden. Van mijn kant zal ik dit initiatief van harte ondersteunen. Peer Support toont aan, dat vernieuwing niet ingewikkeld hoeft te zijn en niet gepaard hoeft te gaan met een papierwinkel van richtlijnen. En ………… door Peer Support sluit Nederland aan bij een ontwikkeling die in veel Angelsaksiche landen al veel verder is. In een strategisch beleid voor het onderwijs in de 21e eeuw hoort ruimte gemaakt te worden voor innovatie en moet kenniscreatie gestimuleerd worden. Dat hebben we gedaan als het gaat om Peer Support en dat werpt nu vruchten af. Max Hoefeijzers
70
Bijlage 1. Opsomming van doelstellingen voor Peer Support op het voortgezet- en beroepsonderwijs 1. Preventie van voortijdig schoolverlaten 2. Verminderen van schoolverzuim 3. Verbeteren van de schoolprestaties 4. Vergroten van de sociale veiligheid 5. Sociale netwerken van leerlingen doen ontstaan (sociaal kapitaal) 6. Verbeteren van de interculturele contacten tussen leerlingen 7. Ondersteunen van de integratie van allochtone leerlingen 8. Leerlingen helpen bij doorgeleiding naar een vervolgopleiding (studieloop baanbegeleiding) 9. Begeleiden van nieuwkomers 10. Bemiddelen tussen leerlingen onderling 11. Bemiddelen tussen leerlingen en docenten 12. Ondersteunen van onderwijs- en schoolactiviteiten 13. Ondersteunen bij examentraining 14. Sociaal emotioneel ondersteunen van leerlingen 15. Medeleerlingen met een belemmering of handicap ondersteunen 16. Verbeteren van de motivatie bij leerlingen 17. Verbeteren van de studiehouding bij leerlingen 18. Verbeteren van de beroepshouding bij medeleerlingen 19. Ontwikkelen van competenties op het gebied van leren, beroep en burgerschap bij leerlingen 20. Dragen van verantwoordelijkheid voor de schoolsamenleving 21. Leerlingen voorbereiden op de 2e fase van het voortgezet onderwijs 22. Leerlingen begeleiden in een onderwijsleerbedrijf 23. Leerlingen begeleiden tijdens de stage in een regulier leerbedrijf
71
Bijlage 2. Waaraan moet een school voldoen om Peer Support te kunnen implementeren? 1. De school heeft een pedagogische visie op de omgang tussen leraren en leerlingen en leerlingen onderling binnen het gebouw en het terrein van de school; 2. Alle leraren kennen het concept Peer Support en het daaraan verbonden didactische model en staan achter de implementatie van Peer Support; 3. Ouders van leerlingen tot 16 jaar worden gekend in de implementatie van peer support; 4. De ouders van leerlingen tot 16 jaar die een rol krijgen in het kader van peer support worden gekend in de rol van hun kind (de school kan besluiten om de ouders om goedkeuring te vragen); 5. De school heeft een schoolreglement, waarin duidelijk afspraken zijn over het gewenste en ongewenste leerling-gedrag en dit schoolreglement wordt regelmatig met leerlingen geëvalueerd (leerlingen hebben een adviesrol); 6. Als de school peer support implementeert dan maakt zij dit kenbaar aan iedereen die betrokken is bij de school of die betrokken wil raken bij de school; 7. De school heeft een zorg- en dienstverleningsstructuur, waarin peer support een duidelijk omschreven plaats heeft; 8. De school heeft een visie op integratie van jongeren uit andere culturen; 9. De school heeft een visie op de omgang met leerlingen met een beperking; 10. De school heeft een docent aangesteld voor de coördinatie van het peer support project en de training van de leerlingen; 11. De school heeft omschreven welke rollen door leerlingen in het kader van peer support ingevuld worden;
72
Bijlage 3. Abstract 1 Peer Support (as a integral system in education) in the Netherlands In 2001 the centre for intermediate vocational education named “Da Vinci College” (Dordrecht, the Netherlands) started Peer Support as a concept for school mentoring in the new campus “Het Leerpark” (training centre for pupils and students from 12 to 20 – lower and intermediate vocational education) Peer Support includes the roles of peer leader, peer tutor, peer mentor and peer coach. In 2003 the government of the province South Holland supported this project with the lump sum of Euro. 40.000,- and in 2005 the province repeated this support action. All the pupils and students in the diverse roles are educated to do their imported work. The are trained in capabilities as communication, understanding, giving instructions, explanation, being a host, giving social support, being mediator en handling conflicts. Some of the peer mentors help (after a special training) pupils and students with different handicaps. The peer coaches are often students of a college for higher professional education. They are student managers of the workplaces and workrooms in “Het Leerpark”. Not only the tutees an the mentees have profits thanks to Peer Support. Peer leaders, peer tutors, peer mentors and peer coaches develop their dispositions to be well equipped employees with social feeling. Some of them demonstrate their capacities to be a leader. In 2006 the Centre for Peer Support started a training in peer education. Students from the Da Vinci College, department for vocational training in social and cultural work are trained to teach pupils of centres for lower vocational education in the domain of sex education. Peer education reduces risky sexual behaviours, if they believe the messenger is similar to them and faces the same concern and pressures.
73
Bijlage 4. Abstract 2 Study career coaching by students of intermediate vocational education. How to learn students of lower vocational education to make the right decision in the process of choosing the course that will fulfil their career, study and life goals? They maybe need the support of older students of intermediate vocational education. Those are students who succeeded at school and are going in for their examinations. They have experience in making choices and they have already seen the results of their choices. Especially those older students who already planned the next step in their career are capable to support the younger students of a school for lower vocational education. We developed a short training course to prepare the students of the schools for intermediate vocational education on their role of study career coach. The first part of this training course improves the quality of the communication. The students have to explore all of the interests of their peers. They also have to find out what kind of professions are likeable for these young adolescents. And – above all – they have to talk about the capabilities of the peers and the possibility to realise their career goals. Students of lower vocational education often have a unrealistic dream of their future. They like to have a country-house, two cars, two kids, a dog and three times vacation in a year. Students of intermediate vocational education already adjusted their look out on the future. In the second part the students of the school for intermediate vocational education have to make a plan to introduce the peers in their own study and school life, inclusive of the training period in a work place. They create a guided tour through the schoolbuilding, the practice class-room and their work place (after permission). They also learn how to explain to their peers what they have to do to achieve good results, if they would like to do the same study. In the third part the students of the school for intermediate vocational education have to find out what professions there are in their sector. They also learn about the working of the labour market and about what employers ask from their employees.
74
They learn how to give feedback on the behaviour of their peers, with respect for the differences in cultures. Thanks to this information, the students of the school for intermediate vocational education are able to start a dialogue with their peers about the way of education, and their profession in the future. Finally they get a list of personal qualities and they have to decide - after some investigation and discussion - what quality is necessary for what profession. The enumeration of personal qualities and professions can be used in the dialogue with their peers. With thanks to Goverdien Philips, staff employee of the school for intermediate vocational education ROC Albeda College, te Rotterdam
75
Met dank aan: Bijsterveldt-Vliegenthart, J. M. (Marja) staatssecretaris voor onderwijs Biesheuvel, Gemma docent/coach peer support (2006) aan het Griendencollege, te Sliedrecht Burgt van de, Bert voormalig directeur van het Insula College, locatie Gunningplein, te Dordrecht Catersels, Jan docent aan de opleiding Detailhandel van het ROC Da Vinci College, te Dordrecht Groeneweg, Johan docent Consumptieve Technieken van het Insula College, vestiging Gunningplein, te Dordrecht Hilgers, Sandra medewerkster van de opleiding ICT van het ROC Da Vinci College, te Dordrecht Hoefeijzers, Max voorzitter van het College van Bestuur van het ROC Da Vinci College Hubers, Marijke docent/coach peer support aan de opleiding Secretarieel van het ROC Da Vinci College, te Gorinchem Kost-van Koten, Esther docent/coach peer support aan de opleiding Bedrijfsadministratie van het ROC Da Vinci College, te Gorinchem Leerlingen van het Develstein College, Zwijndrecht Leerlingen van het ROC Da Vinci College, Dordrecht en Gorinchem
76
Leerlingen van het Griendencollege, Sliedrecht Leerlingen van het ROC Albeda College Rotterdam, niveau 4 ICT (peer mentoren in De Werkplaats, 2002) Leerlingen van het Wartburg College, locatie Marnix, Dordrecht Leerlingen van het Zadkine College afdeling Welzijn en Sport te Rotterdam (peer mentoren op basisscholen in Rotterdam) Matena, Susanne docente Develstein College, Zwijndrecht Meijers, Frans Lector Pedagogiek van de Beroepsvorming op de Hogeschool van Den Haag, auteur van onder andere “De loopbaan de klos” Mulder, Nina docente aan de opleiding ICT van het ROC Da Vinci College, te Gorinchem Odijk, Hans docent aan de opleiding ICT van het ROC Da Vinci College, te Dordrecht Ooijen Knook van, Piet coordinator van de opleiding Beveiliging van het ROC Da Vinci College, te Dordrecht Philips, Goverdien stafmedewerkster van het ROC Albeda College, te Rotterdam, vestiging Barendrecht Seluma, Petra docent/coach aan het Wartburg College, locatie Marnix, te Dordrecht Sleeking, Piet Adjunct-directeur Welzijn en Sport, ROC Zadkine College 77
Steensel van, Dion Wethouder voor Onderwijs te Dordrecht Vaessen, Karin Sardes, Kennispunt Mentoring, auteur van “Leerlingen ondersteunen Leerlingen” Verstappen, Berna docente aan de opleiding ICT van het ROC Da Vinci College, te Gorinchem Vosse, Agnes Inspecteur bij het Onderwijs, auteur van “Evaluatie van Tutorleren in Nederland” Wijngaarden van, Theo docent ROC Da Vinci College, De Werkplaats (2002-2003) Winter de, Annemarie voormalig medewerkster Steunpunt Studie en Handicap, ROC Da Vinci College Yoerg, Sharon Woodside High School’s Special Education Department, co-coordinator of the SOS program in the Sequoia Union High School District, California, US Zwart van der, Kees docent en praktijkdocent aan de opleiding Secretarieel van het ROC Da Vinci College, te Dordrecht Voor de financiele ondersteuning van het project Peer Support dank ik het ROC Da Vinci College, het Bureau Leerpark (gemeente Dordrecht) en de Provincie Zuid-Holland. Voor de strategische en tactische ondersteuning van het project Peer Support dank ik de medewerkers van het Bureau Leerpark: Elcke Boogaarts, Rinus Houtman en Wijnand Schilperoort. Erik J. Luigies www.peersupport.nl
78
Colofon Deze uitgave is totstandgekomen op initiatief van Max Hoefeijzers, voorzitter van het College van Bestuur van het ROC Da Vinci College. Dit ter gelegenheid van de ingebruikneming van de nieuwe gebouwen van het Da Vinci College op het Leerpark te Dordrecht (ZH). Tekst Erik J. Luigies, auteur van diverse publicaties op het gebied van Peer Support, pedagogisch medewerker van het ROC Da Vinci College en tevens verbonden aan LDC publicaties en uitgeverij Malmberg. Eindredactie Erik J.Luigies Vormgeving en opmaak KumQuat Dordrecht Druk Pure Sliedrecht Oplage: 2000 Uitgave © 2007 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enigerlei vorm of openige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, of op enige manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Meer weten of reageren? www.peersupport.nl
[email protected] www.davinci.nl
79