IVO 121
Peer mediation in de praktijk
Paul Van Thienen leraar godsdienst en leerlingbegeleider Sint-Jan Berchmanscollege Genk
Als deeltijds vrijgesteld leerlingbegeleider (vier lesuren) ben ik nauw betrokken bij peer mediation op het Sint-Jan Berchmanscollege. Ik stel het project graag voor, in het bijzonder voor scholen die overwegen om dezelfde weg in te slaan. Peer mediation komt hierop neer dat leerlingen ingeschakeld worden als bemiddelaars bij conflicten tussen leerlingen. In principe zijn de peers de leeftijdsgenoten. In de praktijk van onze school bemiddelen leerlingen van de derde graad vooral tussen leerlingen van de eerste graad.
Donderdag 28 oktober, de voorlaatste dag voor de herfstvakantie. Op het Sint-Jan Berchmanscollege in Genk krijgen de peer mediatiors hun vijftiende case toegewezen. Met gemiddeld bijna twee bemiddelingen per week hebben ze een drukke periode achter de rug. Na een eerder voorzichtige start in 2009 draait de praktijk van de bemiddelaars momenteel op volle toeren. Van stilzitten en wachten is geen sprake meer. De zeven meisjes en vijf jongens uit het zesde jaar konden intussen heel wat praktijkervaring opdoen. Hun enthousiasme is alleen maar gegroeid. 1
Samen met een collega-leerlingbegeleider, met wie ik nauw samenwerk in het kader van de aanpak van pestproblemen, volgde ik gedurende het eerste trimester de achtdaagse opleiding van het CMGJ. Het was een intensieve maar ook zeer leerrijke en boeiende training. Ze was theoretisch goed onderbouwd en tegelijk zeer praktijkgericht. De basispijlers van de eerste lessenreeks waren: - inzichten verwerven met betrekking tot conflicten en conflicthantering, de onderliggende drijfveren van conflicten, communicatie; - inoefenen van communicatieve vaardigheden en leren bemiddelen via een vijfstappenplan (zie verder).
Situering en korte voorgeschiedenis
Het Sint-Jan Berchmanscollege is een school met 1165 leerlingen, verdeeld over drie graden in aso (heel ruim aanbod, inclusief Topsport Voetbal), tso (Handel, Boekhouden-Informatica en Topsport) en bso (Kantoor).
De volgende lessen werden we getraind tot peer coach: hoe leid je leerlingen op tot peer mediators? Hoe start je zo’n project op school? Hoe coach je nadien de leerlingen? Door het succes van het hoger vermelde tutorschap kozen we er zonder aarzelen voor om leerlingen van de derde graad in de toekomst ook te betrekken bij het omgaan met spanningen en conflicten op school. In januari 2009 begonnen we met de opleiding van onze eerste groep bemiddelaars. De kandidaten werden geselecteerd in het vijfde jaar. Zij konden effectief aan de slag vanaf het derde trimester van hetzelfde schooljaar en engageerden zich tijdens hun laatste jaar, schooljaar 2009-2010. Intussen is de tweede lichting actief.
In 2006-2007 nam de coördinator van de derde graad aso het initiatief om leerlingen van het zesde jaar na de schooluren studiebegeleiding te laten geven aan (vooral) eerstejaarsleerlingen. Begin schooljaar 2008-2009 ontving de school van het Centrum voor Maatschappelijke Gelijkheid en Jeugdwelzijn in Genk (CMGJ) een uitnodiging voor een navorming peer mediation. Doelgroep voor de cursus waren geen leerlingen maar leraren. Zij zouden worden ingewijd in de kunst van het bemiddelen en tegelijk zouden ze leren om leerlingen te scholen tot peer mediators.
Het initiatief is dus nog jong op het Sint-Jan Berchmans16
IVO 121
college, te kort om grondig te kunnen evalueren. Maar gezien de relatief hoge oplossingsgraad van de behandelde cases en het (daaraan gekoppelde) enthousiasme dat momenteel bij de leerlingen leeft, kunnen we voorlopig toch spreken van een succes. En geloof me, de gedrevenheid van de leerlingen werkt ook bij ons, de coaches, aanstekelijk. De toekomst ziet er goed uit. Peer mediation is ongetwijfeld een veelbelovend project.
- - - -
De aanwezige leerlingen krijgen een week de tijd om een motivatiebrief te mailen naar mij of mijn collega, de coaches dus. Op de laatste dag van het eerste trimester (dit is na de rapportuitreiking) worden de kandidaten uitgenodigd voor een gesprek. We beraadslagen dan achteraf wie voldoet. Dezelfde dag nog brengen we de leerlingen op de hoogte van onze beslissing. In 2008-2009 werden vijf leerlingen niet toegelaten, allen omwille van zwakke schoolresultaten. Omdat de opleiding van de leerlingen deels tijdens de schooluren plaatsvindt, kunnen we het niet maken om leerlingen met tekorten nog extra uren te laten missen. In 2009-2010 werd niemand geweigerd. De twaalf leerlingen die zich aanboden, schreven allen een uitgebreide motivatiebrief en wisten ons ook mondeling met veel enthousiasme van hun kwaliteiten te overtuigen. Het waren allen ook goede tot zeer goede leerlingen.
In wat volgt bespreek ik een aantal voorwaarden die volgens mij bepalend zijn voor het slagen of mislukken van peer mediation. Kwestie van niet overhaast aan het avontuur te beginnen. Essentieel zijn voor mij: een grondige selectie van de kandidaten, een degelijke opleiding van de leerlingen en van hun coaches, een passend kader (dus afhankelijk van de schoolcultuur), de medewerking van de directie, voldoende bekendmakingsinitiatieven, een goede structuur van doorverwijzing én een geschikt lokaal. 2
niet bevooroordeeld optreden behoorlijke punten hebben bereid zijn om (vrije) tijd te investeren kunnen omgaan met kritiek.
De selectie van kandidaten
De selectie van toekomstige bemiddelaars gebeurt bij de leerlingen van het vijfde jaar (16- en 17-jarigen). Op het einde van het eerste trimester, kort voor de kerstexamens, worden alle vijfdejaars vrijblijvend uitgenodigd voor een voorstelling van het project peer mediation. Een aantal potentiële kandidaten worden vooraf ook al persoonlijk aangesproken door mij of mijn collega.
Het lijkt misschien verwonderlijk dat we bij de criteria geen ‘bewijs van goed gedrag’ vooropstellen. Daar hebben we onze redenen voor. De peer mediatiors mogen op school zeker niet overkomen als een select groepje, hoofdzakelijk samengesteld uit zogenaamde ‘watjes’. Enkele belhamels mogen gerust mee opgenomen worden. Ze krijgen ineens een andere rol toegewezen. Het is opvallend hoe de positieve rol die ze vervullen en de waardering die ze krijgen, het gedrag van sommigen bemiddelaars ook positief beïnvloedt. We pleiten voor een evenwichtig samengestelde groep. Als het mogelijk is, kiezen we ongeveer evenveel jongens als meisjes, uit alle afdelingen van de school. Dit laatste blijft nog een uitdaging, want momenteel zijn het bijna uitsluitend leerlingen uit het aso die zich engageren binnen peer mediation. Slechts één leerling uit het tso (BI) is dit jaar actief als bemiddelaar, uit het bso niemand (vorig schooljaar één).
Tijdens een middagpauze wordt een groep geïnteresseerden via een PowerPoint en door middel van getuigenissen van de peer mediatiors van het zesde jaar geïnformeerd over onder meer de doelstellingen, de concrete werking en de vereisten waaraan een goed bemiddelaar moet voldoen. Die vereisten zijn: - over een goed inlevingsvermogen beschikken - sociaalvoelend zijn - in team kunnen werken 17
IVO 121
3
De opleiding van de leerlingen
les met een leuke kennismakingsoefening. Het ijs is dan gebroken. De sfeer gezet.
Met goede bedoelingen alleen starten betekent zoveel als gedoemd zijn te mislukken. Zoals hoger al aangegeven kan een school maar met peer mediation beginnen als eerst leraren of leerlingbegeleiders worden opgeleid tot peer coach. Zij staan immers in voor een degelijke opleiding van de leerlingen. Dat er nood is aan een goede training getuigen enkele uitspraken van onze kandidaatbemiddelaars na een opleidingsdag: ‘Ik wist niet dat bemiddelen zo moeilijk was.’ ‘We zullen nog veel moeten oefenen om het bemiddelen echt in de vingers te krijgen.’ ‘Het is moeilijk om neutraal te blijven.’ ‘Ik wist niet dat er echt strategieën bestaan om te bemiddelen.’ ‘Ik heb vandaag al veel bijgeleerd, maar ik besef dat ik nog veel moet leren en oefenen.’
Enkele thema’s die aan bod komen: - Wat is een conflict? - Wat is de rol van een bemiddelaar? - Wat zijn de voordelen van bemiddeling? - Hoe gaan mensen doorgaans met conflicten om? - Hoe kunnen we constructief omgaan met conflicten? - Willen winnen is verliezen. - Het probleem vormt het probleem en niet de conflictpartijen als dusdanig. - De vijf stappen van een bemiddelingsgesprek. - Ik-boodschappen, passief luisteren, spiegelen, empathisch en actief luisteren, open en gesloten vragen in een bemiddelingsgesprek. - Moeilijke situaties: hoe escalatie voorkomen? - Reageren op grove spreektaal en agressie. - De roos van Leary. - Checklist voor een goede oplossing. - Het contract. - Praktische organisatie (o.a. beurtrolsysteem). - Rol van de coaches. - Discretie (geen strikte zwijgplicht). - Grenzen (bemiddelaars zijn geen therapeuten). Wanneer doorverwijzen (via coach)?
De toekomstige bemiddelaars krijgen een opleiding van dertig lesuren, verspreid over vijf dagen. We kiezen ervoor om de opleiding buiten de school te laten plaatsvinden, deels tijdens en deels buiten de schooluren. Dag 1: een (voor leerlingen) vrije voormiddag (vier lesuren) Dag 2: een namiddag (lesdag) Dag 3: een vrijdag (lesdag) Dag 4: een zaterdag (dus vrije dag voor leerlingen en leraren) Dag 5: een namiddag (lesdag).
Het belangrijkste document voor de leerlingen is een blad met de vijf stappen van het bemiddelingsgesprek. Tijdens elk rollenspel mogen de leerlingen dit blad gebruiken. Ook nadien, tijdens de echte bemiddelingen, blijft het een leidraad. Rollenspelen zijn een essentieel onderdeel van de training. We waken erover dat alle leerlingen regelmatig van rol kunnen wisselen. De ene keer zijn ze bemiddelaar, de andere keer conflictpartij of observator. De casussen voor de rollenspelen schrijven we zelf uit, opdat ze nauw zouden aansluiten bij de dagelijkse schoolpraktijk. Enkele keren wordt een volledige bemiddeling geoefend, d.w.z. dat de vijf fasen doorlopen worden. Maar meestal wordt via een rollenspel getraind op een specifiek onderdeel. Na elke oefening is er voldoende tijd voor
Een tweedaagse (dag 3 en 4, met overnachting) vormt het hoogtepunt. Ik vind het vooral aangewezen te zorgen voor een gezonde balans tussen theorie en praktijk. In de training die wij geven betekent dit concreet: tien tot vijftien minuten theorie en nadien een aangepaste oefening. Bijvoorbeeld een communicatieoefening of een rollenspel. Daarnaast zorgen wij voor voldoende groepsvormende activiteiten en zogenaamde ‘energizers’. Zij vormen vaak een welgekomen pauze tussen alle denk- en doewerk. Daarenboven is het ontzettend belangrijk om te trachten een goed team te vormen en een sfeer van vertrouwen en verbondenheid te creëren. Uiteraard begint de eerste 18
IVO 121
evaluatie en zelfevaluatie. De leerlingen leren gericht te kijken naar wat ze goed deden en waaraan ze nog dienen te werken. We laten eerst de leerlingen evalueren. Nadien komen wij aan het woord. Soms is onze commentaar zelfs overbodig. Dat is dan voor ons een teken dat de leerlingen de theorie opgepikt hebben en zeer goed observeren. Na de opleiding kunnen de leerlingen van het vijfde jaar aan de slag. Gedurende het derde trimester kunnen ze al wat praktijkervaring opdoen en het roer overnemen van de bemiddelaars uit het zesde jaar.
Tijdens het bemiddelingsgesprek is het - zeker in de eerste fases - aangewezen dat de conflictpartijen rechtstreeks tegen de bemiddelaars praten en liefst met hen oogcontact houden. In het peer lokaal staat tegen de muur ook nog een lange tafel met daarop een radio-CD-speler. Bemiddelaars die permanentie hebben kunnen studeren, eten of muziek beluisteren op momenten dat er niemand komt opdagen voor een gesprek.
4
Uit de twaalf bemiddelaars werd een voorzitter gekozen. Hij coördineert de bemiddelingen en zorgt dat elke peer mediatior de kans krijgt om te bemiddelen. Dagelijks ziet hij zijn collega-bemiddelaars, meestal op de speelplaats. Hij is ook de contactpersoon van de coaches. Na een bemiddeling informeert hij ons kort over de afloop ervan. De inhoud van het gesprek blijft ook voor ons geheim. In de wandelgangen geven we als coaches de leerlingen regelmatig een pluim wanneer we weten dat een bemiddeling goed verlopen is. Natuurlijk is niet elke tussenkomst een succesverhaal. En het is vooral dan dat wij als coaches een belangrijke taak hebben, onder meer om de bemiddelaars aan te moedigen. Maar ook om met hen te reflecteren op het verloop van bemiddelingen. We proberen dan het probleem uit te klaren met vragen als: ‘Op welk niveau is het misgelopen?’ ‘Waren de standpunten van beide partijen duidelijk?’ ‘Welke stappen kunnen worden gezet om met de bemiddeling verder te gaan?’
5
Lokaal en setting
De peer mediatiors kunnen van meet af aan beschikken over een eigen lokaaltje. De ruimte van zo’n 16 m2 werd geschilderd in frisse kleuren en fraai ingericht met onder meer enkele zeteltjes en een salontafeltje. Dit was voor de leerlingen en voor ons een duidelijk signaal dat de directie voor honderd procent het initiatief steunde. De leerlingen kregen ook meteen eigen sleutels van het lokaal. De leerlingen weten lokaal E202 wel te vinden. ‘Hoofdingang technologielokalen, trapje omhoog’, klinkt het. De bemiddelaars hebben daarenboven nog wegwijzers (groene pijlen) gehangen. Je kan het lokaal gewoonweg niet mislopen. En wie lokaal E202 binnenkomt, voelt zich welkom, deels door de frisse inrichting, maar vooral door de hartelijkheid waarmee de twee enthousiaste peer mediators iedereen ontvangen. Een geschikte locatie speelt een belangrijke rol bij een bemiddeling. Leerlingen in conflict dienen tot rust te komen, zich op hun gemak te voelen. En dit lukt beslist beter in een discrete en gezellige sfeer dan in een klaslokaal waar voortdurend leerlingen of leraren voorbijkomen.
Organisatie
Elke middagpauze, behalve op woensdag, zijn ten minste twee bemiddelaars aanwezig in het lokaal. De leerlingen hebben er zelf voor gekozen om beurtelings permanentie te houden, telkens per drie op een vaste weekdag. Drie is geen overbodige luxe. De ervaring leert immers dat vooral de zesdejaars geregeld wat anders te doen hebben tijdens de middagpauzes, zoals de voorbereiding van Chrysostomos.
De schikking in het lokaal is niet willekeurig gekozen. Vier zeteltjes staan per twee frontaal tegenover elkaar opgesteld, met daartussenin een salontafeltje. Aan de ene kant zitten de bemiddelaars naast elkaar, aan de andere kant de conflictpartijen. Tussen de zetels van de conflictpartijen is er voldoende ruimte. Die setting lijkt ons zeer belangrijk.
Met de leerlingen is wel afgesproken dat ze zelf voor ver19
IVO 121
vanging zorgen als ze niet aanwezig kunnen zijn op het moment dat ze ‘van wacht’ zijn. Eventueel kunnen ze de voorzitter vragen om voor vervanging te zorgen. Als het geval zich voordoet dat er drie of meer bemiddelaars aanwezig zijn in het peer lokaal en leerlingen zich aandienen voor een bemiddelingsgesprek, dan zullen slechts twee bemiddelaars blijven voor de bemiddeling. De anderen verlaten het lokaal. Dat is de regel: twee bemiddelaars, twee conflictpartijen. Met meer dan twee wordt er bewust niet gewerkt. Het gevaar bestaat immers dat een leerling in conflict ‘supporters’ meebrengt om het conflict te kunnen ‘winnen’. 6
Dit is het ideale plaatje. Op een half uur, tijdens een middagpauze, kunnen deze vijf stappen worden doorlopen. In een aantal gevallen geraken de bemiddelaars tijdens een eerste gesprek niet verder dan fase twee. De conflictpartijen worden dan uitgenodigd voor een tweede samenkomst. 7
Doorverwijzing
Momenteel gebeurt de doorverwijzing van conflictgevallen vooral via het leerlingensecretariaat. In het geval van een schermutseling op de speelplaats wordt de volgende procedure gevolgd: bij grensoverschrijdend gedrag (bijvoorbeeld vechten) volgt automatisch een sanctie en een gesprek met een leerlingbegeleider. Nadien worden de partijen via het leerlingensecretariaat doorverwezen naar de bemiddelaars. Vaak is immers na de voorgaande stappen het conflict nog niet echt opgelost en kan het terug oplaaien, escaleren of ontaarden in pesterijen.
De vijf stappen
Een bemiddeling verloopt in vijf stappen. Stap 1. De bemiddelaars verwelkomen de partijen en leiden de bemiddeling in. Ze verhelderen hun eigen rol en het doel van het gesprek. Zij verduidelijken ook de gespreksregels. Stap 2. De partijen mogen om beurten hun standpunten toelichten. Door gericht vragen te stellen (vooral open vragen), door te herhalen en samen te vatten proberen de bemiddelaars als het ware een foto te maken. Wat is er precies gebeurd? De bemiddelaars geven raakpunten en verschillen aan. Zij trachten kernachtig te (laten) verwoorden waar het conflict eigenlijk om gaat. Stap 3. De bemiddelaars proberen gevoelens, behoeftes en interesses te achterhalen. Zij spiegelen ook de stemmingen tijdens het gesprek en helpen de betrokkenen hun eigen aandeel in het conflict te erkennen en uit te spreken. Het conflict wordt verduidelijkt. En de communicatie tussen de conflictpartijen wordt aangewakkerd. Stap 4. Vervolgens zoeken de conflictpartijen naar oplossingen. Stap 5. Eenmaal een gemeenschappelijke oplossing gevonden, wordt een akkoord op papier gezet dat de conflictpartijen en de bemiddelaars ondertekenen.
Na twee jaar werking, na enkele bekendmakingsinitiatieven en vooral na tal van geslaagde interventies, beginnen de bemiddelaars ook het vertrouwen te krijgen van een groeiende groep leraren. Een aantal titularissen die een conflict opmerken tussen leerlingen van hun klas, signaleren dat aan het leerlingensecretariaat. De bemiddelaars worden maar zelden rechtstreeks gecontacteerd. Dat is ook niet zo evident in een grote school. Mijn collega-coach, die op het leerlingensecretariaat werkt, of de maatschappelijk werkster, brengt onmiddellijk mondeling of per mail de voorzitter van de peer mediators op de hoogte. Ikzelf sta als CC opgegeven. De voorzitter kijkt wie van dienst is of geeft de case door aan een vervanger. De leerlingen die de bemiddeling zullen leiden, nodigen de conflictpartijen uit, ofwel door hen persoonlijk aan te spreken op de speelplaats, ofwel via een (standaard)briefje in het klasvakje. Omdat de bemiddelaars de partijen vaak niet kennen, beschikken ze over een fotoboek . In principe is vrijwilligheid een van de basisprincipes van 20
IVO 121
peer mediation. Uiteraard mogen leerlingen niet gedwongen worden om aan bemiddeling deel te nemen. We stellen vast dat leerlingen die een conflict hebben, voorlopig niet snel rechtstreeks een beroep doen op peer mediation. Soms hebben ze een duwtje in de rug nodig. Een leraar of leerlingbegeleider mag hen op een uitnodigende, maar niet dwingende manier proberen te overtuigen dat ze echt gebaat kunnen zijn met een tussenkomst van de bemiddelaars. Uit zichzelf zien leerlingen in conflict niet gemakkelijk het voordeel van een bemiddeling in, omdat ze er vaak automatisch van uitgaan dat de andere schuldig is. Misschien leeft ook de vrees om ongelijk te krijgen tijdens een bemiddelingsgesprek.
sing neemt. In het pedagogisch project van het Sint-Jan Berchmanscollege is ‘hartelijkheid’ een sleutelwoord. De slogan ‘discipline met een hart’ doet precies de dualiteit tussen een regelgerichte en een leerlinggerichte school vervagen. Duidelijke en zinvolle regels zijn essentieel (geen regels om de regels!). Ze dragen bij tot een aangenaam schoolklimaat waarin mensen respectvol en hartelijk met elkaar omgaan en creëren een veilige leefomgeving. Regels zijn dwingend. Iedereen dient er zich aan te houden. Een leerling die een regel overtreedt mag uiteraard gesanctioneerd worden. Voor een aantal overtredingen zijn op onze school bepaalde sancties vastgelegd. Vechten, bijvoorbeeld, betekent minstens een strafstudie, wie er ook begonnen is.
Ons systeem van doorverwijzing lijkt wel te werken. Opdat de doorverwijzing vlot zou blijven verlopen èn om het vertrouwen van de leraren te behouden, worden de personen die gevallen gemeld hebben achteraf ook kort geïnformeerd. Het volstaat hen te laten weten of de leerlingen al dan niet zijn komen opdagen, of het gesprek goed verlopen is, of ze nog eens terugkomen. Meer hoeft niet. Over de inhoud van het gesprek hoeft natuurlijk niets gezegd te worden. 8
Tegelijk moet er ook aandacht zijn voor herstel, voor preventie, voor dialoog, voor reflectie op eigen gedrag en verantwoordelijkheid, enzovoort. Een bijzondere taak is hier weggelegd voor de leerlingbegeleiders-preventiewerkers. Ze zijn verbonden aan het leerlingensecretariaat en maken deel uit van de cel leerlingbegeleiding. Ze zijn elk afzonderlijk verantwoordelijk voor een bepaalde graad. Wanneer een leerling bijvoorbeeld uit een les wordt gestuurd omwille van storend gedrag, dient hij zich te melden aan de balie op het leerlingensecretariaat. Hij vult dan een versieblad in en noteert zijn versie van de feiten. Een leerlingbegeleider voert met de leerling op basis van die versie een gesprek. De bedoeling is als het ware samen voor de spiegel te gaan zitten en te reflecteren over het eigen gedrag, de overtreden regel en eventueel het herstel. Naderhand krijgt de betrokken leraar het versieblad. Ook aan hem wordt gevraagd zijn versie te noteren en te vermelden welke maatregel genomen werd (bv. een sanctie).
Maandelijkse samenkomsten
De eerste maandag van de maand komen we met alle bemiddelaars samen tijdens de hele middagpauze. De bedoeling van de samenkomst is vooral: evalueren, afspraken maken en het groepsgevoel bewaren, dat zeer sterk was tijdens en na de opleidingstweedaagse. 9
Het kader (de schoolcultuur)
Spontaan zou je geneigd zijn te stellen dat een initiatief als peer mediation voorbehouden is voor de zogenaamd leerlinggerichte scholen. In een regelgerichte school zou arbitrage dan een geschiktere manier zijn om met conflicten om te gaan. Met arbitrage bedoel ik dat een derde (bijvoorbeeld een prefect) als een scheidsrechter de schuldvraag stelt, vervolgens zelf oordeelt en een beslis-
Discipline met een hart? In diverse tussenkomsten en initiatieven die waken over discipline op school komt ook het ‘hart’ naar boven. Zo is het een belangrijke regel dat pesten absoluut niet kan. Maar om pestproblemen in de 21
IVO 121
praktijk op te lossen wordt in het merendeel van de gevallen de steungroepmethode (no blame) toegepast. Deze methode rekent sterk op empathie, ‘meevoelen met het hart’. Ook de ‘no blame’ vertrouwt op het vermogen van de leerlingen om zelf (in groep) problemen op te lossen. 10
behandeld. Het conflict is dan zeker niet opgelost. De kans is groot dat de benadeelde revanche zal nemen, zij het zeer subtiel en niet zelden met pesterijen. Gevolg: iedereen verliest. Peer mediation waagt zich duidelijk niet aan rechtspraak. Bemiddelaars vellen geen vonnis omdat ze de schuldvraag bewust uit de weg gaan. Niemand zal na een bemiddelingsgesprek met een gevoel van ontkenning achterblijven. Bij peer bemiddeling is juist de bevestiging die elke partij mag ervaren een grote kracht: iedereen wordt au sérieux genomen, iedereen krijgt de kans om z’n verhaal te doen en om het conflict voor te stellen vanuit zijn standpunt.
Waarom peer mediation?
Kleine schermutselingen, woordenwisselingen, scheldpartijen, ruzietjes en pesterijen maken deel uit van het dagelijkse leven in elke school. Spanningen en conflicten zijn onmogelijk te bannen. Men kan ze wel proberen beheersbaar te houden. Meer nog, in conflicten schuilen vaak onvermoede kansen en mogelijkheden, op voorwaarde dat er constructief mee wordt omgegaan. Daarom moeten we conflicten als een uitdaging zien, meer dan als een probleem. We moeten jongeren leren ermee om te gaan en eruit te leren. In hun latere beroeps- of privéleven kunnen ze er maar mee gebaat zijn.
Peer mediation neemt als uitgangspunt dat een conflict altijd een interactief gebeuren is. Twee betrokkenen hebben een conflict. Er is een probleem in de omgang tussen beiden. Het probleem is het probleem. De partijen zelf zijn niet het probleem. En dus moet geen van beiden veranderen, maar wel de manier waarop ze met elkaar omgaan.
Peer mediation is beslist een zeer opbouwende manier om met conflicten om te springen en heeft ook altijd een positief doel voor ogen, namelijk: tot een oplossing komen die voor beide partijen bevredigend is. Niemand krijgt gelijk. Niemand wordt benadeeld. Bemiddelaars zijn dus geen conflictrechters. Rechters bepalen wie fout is en moet veranderen. Klassiek treden leraren, directie en opvoeders op scholen vaak als rechters op en stellen dan de schuldvraag. Er wordt gefocust op de vermeende dader of op het vermeende slachtoffer. Maar een school heeft nu eenmaal niet de tijd en de middelen om even grondig te werk te gaan als politie en justitie om recht te laten geschieden. En dus heeft een poging tot rechtspraak op school met als doel de orde te herstellen en de gemoederen te bedaren uiteindelijk vaak een averechts effect. Als de ene leerling als de schuldige wordt aangewezen, blijft de andere leerling buiten schot. En objectief gezien is deze laatste misschien juist degene die het grootste aandeel heeft in het conflict en onterecht wordt ‘vrijgesproken’. De andere is benadeeld en blijft achter met het gevoel dat hij onrechtvaardig is
Bemiddeling resulteert vaak in een win-winsituatie, leidt tot een tussenoplossing die beide partijen bevredigt of stelt ten minste voorop dat niemand verliest. Leerlingen die zelf een beroep deden op de bemiddelaars geven als positief aan dat ze zich gehoord en begrepen voelden, dat ze ook door de conflictpartner au sérieux genomen werden, dat ze het fijn vonden dat ze ook voor zichzelf konden opkomen, dat ze leerden rekening te houden met elkaar... De constructieve aanpak van een conflict door middel van peer mediation betekent dat de conflictpartners allebei beter én gesterkt uit het conflict komen. Peer mediation vormt zeker een groot verschil met de klassieke aanpak van de vroegere tuchtmeester die twee kemphanen op het matje riep en hen beval elkaar de hand te schudden met als boodschap ‘zand erover’. Peer mediation werkt daarentegen met afspraken. Deze zijn bindend. Bijvoorbeeld 22
IVO 121
twee jongeren verbinden er zich toe geen beledigende of kwetsende opmerkingen meer te maken. De oplossing die peer bemiddeling aanreikt, wordt niet van buitenaf opgelegd. Het is een oplossing van binnenuit, vanuit het ‘hart’.
lijkheidsvorming van de bemiddelaars zelf. Zij maken trouwens als 17-18-jarigen ook nog een groeiproces door. Tijdens hun opleiding worden de bemiddelaars bewust getraind in een aantal sociale vaardigheden. Door te bemiddelen krijgen ze die meer en meer onder de knie.
Ook wanneer het conflict niet opgelost raakt na een bemiddelingspoging, kan het voor de leerlingen toch een bevrijdende ervaring geweest zijn, omdat ze hun verhaal hebben kunnen doen. Een positief gevolg is zeker ook dat in sommige gevallen het conflict niet zal escaleren. In dat geval is het niet opgelost, maar is het beheersbaar gemaakt. Op zich is ook dan de bemiddeling geslaagd. Want escalatie betekent meestal een steeds verder oplaaiende strijd om te winnen (of om het gelijk), waarbij ook steeds zwaarder geschut wordt bovengehaald.
Peer mediation creëert op school niet alleen een nieuwe cultuur om met conflicten om te gaan, maar draagt ongetwijfeld ook onrechtstreeks bij tot een veilig klimaat en tot een gevoel van welbehagen bij de leerlingen. In een school die hartelijkheid hoog in het vaandel draagt, weten leerlingen goed dat ze bij moeilijkheden (zoals pesterijen en conflicten) ergens terecht kunnen. En in het geval van peer mediation is de drempel bovendien ook nog laag. Zij kunnen zich immers wenden tot leerlingen in plaats van tot leraren. Leerlingen begrijpen elkaar beter dan leraren dat doen. Ze kennen elkaars leefwereld, spreken elkaars taal en zullen gemakkelijker wat aan elkaar toevertrouwen. Bovendien worden de leerlingen niet betutteld, maar krijgen ze mee de verantwoordelijkheid over een probleem waarbij ze zelf betrokken zijn. En er wordt zeer sterk een beroep gedaan op hun verantwoordelijkheidszin en hun inlevingsvermogen.
Leerlingen die in contact komen met peer mediation leren ook anders met conflicten omgaan en ernaar kijken. Op termijn heeft de peer-aanpak ongetwijfeld ook een preventieve werking. Jongeren die normaliter geneigd zouden zijn bij een conflict een strijd te gaan voeren om te winnen, zullen mogelijk dankzij de positieve ervaring met peer mediation gemakkelijker de weg van de dialoog kiezen. Tijdens peer-sessies leren jongeren bijvoorbeeld ik-boodschappen te uiten: uitdrukken wat ze zelf ervaren en/of wensen in plaats van de andere te beschuldigen of aan te vallen. Zeggen dat je je benadeeld voelt en in de klas je mening wil zeggen, komt bij de ander ongetwijfeld anders over dan een uitspraak als ‘egoïst, jij moet altijd het woord hebben’. Leerlingen leren al doende correct en respectvol met elkaar omgaan. En sociaal vaardig worden leer je niet uit het boekje, maar al doende.
11
Wanneer niet?
Om tot bemiddeling te kunnen overgaan moeten de conflictpartijen gelijkwaardige partners zijn. Peer mediation is bijgevolg zeker niet hèt antwoord op elk conflict. Bij ernstige pesterijen, bijvoorbeeld, is er sprake van een zeer ongelijke machtsverhouding. Een tussenkomst van peer mediators raad ik dan ook stellig af. Ten eerste is zo’n gesprek ongetwijfeld zeer confronterend voor de gepeste leerling en ten tweede is het gevaar zeer reëel dat de pestkop, de sterkste, alleen maar zal proberen zijn gelijk te halen en in zijn bovenpositie nog versterkt wordt. De gepeste leerling krijgt dan nog een extra duw naar onder. Bij ontkiemende pesterijen, waarbij een conflict aan de basis ligt, kan wèl overwogen worden om de bemiddelaars
Ik zie de leerlingbemiddelaars ook als partners in het opvoedingsproces van leerlingen. Leerlingenparticipatie is geen hol begrip meer op onze school en reikt beslist een stap verder dan de traditionele inspraak in een leerlingenparlement. En zonder twijfel hebben de opleiding tot bemiddelaar, de praktijkervaring en de genoegdoening bij geslaagde interventies ook hun weerslag op de persoon23
IVO 121
in te schakelen. Een goed overleg vooraf - en een opvolging nadien - door de peer coach is dan wel noodzakelijk. De bemiddelaars nemen nooit de plaats in van de toezichthouders en de leerlingbegeleiders-preventiewerkers. De jongeren komen bijvoorbeeld niet tussen bij een schermutseling. Bemiddelaars zijn geen stewards! Het zijn evenmin therapeuten. De peer mediatiors hebben één duidelijk afgebakende opdracht, dat is tussenkomen bij bemiddelingen. Zij dienen dan ook hun grenzen goed te kennen. Met andere woorden: aan de bemiddelaars wordt gevraagd discreet met de informatie van de conflictpartijen om te gaan. Maar wanneer ze tijdens een gesprek botsen op ernstige problematieken, dan hebben ze absoluut geen zwijgplicht. Discretieplicht is wat anders dan zwijgplicht! Stel dat de bemiddelaars te weten komen dat een leerling zwaar gepest of afgeperst wordt, dan dienen zij dat te melden. Er is dan geen sprake meer van zwijgrecht, maar van meldingsplicht. Onze leerlingen weten dat er discreet met informatie wordt omgesprongen en dat ze mee inspraak hebben in wie geïnformeerd wordt. Meestal is dat in eerste instantie de maatschappelijk assistente. 12 Tot slot Peer mediation biedt ongetwijfeld een meerwaarde voor de school. Met veel plezier gaan we deze nieuwe uitdaging verder aan. Peer mediation levert een positieve bijdrage in het beheersbaar houden en het oplossen van conflicten en heeft daarenboven ook een preventieve werking. De peer mediators zelf worden getraind in de vaardigheid om constructief met conflicten om te gaan. En dat is mooi meegenomen in hun persoonlijke leven. Warm aanbevolen, dus.
24