peer education 2.0 Voor de klas op sneakers
— peer education 2.0, Voor de klas op sneakers —
QR-code In dit boek zit een aantal QR-codes. Dit zijn vierkante plaatjes met witte en zwarte blokjes. In de blokjes zit een url verborgen. Met een mobiele telefoon die over een camera beschikt, kun je de QR-code lezen, waardoor de bijbehorende webpagina zichtbaar wordt. Om een app met QR-code te downloaden kun je, als je bezitter bent van een smartphone, in een app shop een Barcode Reader of QR-code vinden. Deze zijn vaak gratis te downloaden. Als je de QR-code voor camera van een telefoon houdt, wordt de webpagina geopend en kun je bijvoorbeeld een filmpje bekijken.
inhoud Thema magazines 40
Knap kunstje
72
Groen als gras
88
Sex, drugs & rock ’n roll
120
Welcome to the future
136
Peer educators & patta’s
11
Uit de kast Voorwoord, Johnny Bus
13
Verhalen maken het verschil Inleiding, Kai Pattipilohy
16
hoofdstuk 1 — Essays
18
Nieuw engagement Essay, Ben Verwaayen
20
Meebewegen met de netwerkgeneratie Essay, Joop Hazenberg
23
Dromen van een Nederlandse Lente Essay, Petra Stienen
26
Leiders van de eenentwintigste eeuw Essay, Sacco van de Velde
29
’t Geheim van de creatieve industrie Essay, Aynouk Tan
33
Leren door ervaring Essay, Kai van Hasselt
36
hoofdstuk 2 — Leren van gelijken
38
Wat is peer education?
39
Historie & idealen
40
Peer educators en peers
43
Het doel
47
Soorten peer education
48
Medium of expert?
51
Wat heb je aan peer education?
52
Wat heb je eraan?
54
Nieuwe Kennis
56
Leuk voor later
57
Werkt het ook?
60
hoofdstuk 3 — Hoe doe je het?
62
Peer Education 2.0
63
Peer education als doel
73
Peer education als kweekvijver
77
Over peer educators
78
Waarom word je het?
80
Iets terug doen
82
Werkervaring
84
Persoonlijke ontwikkeling
85
Persoonlijke identiteit
86
Fun
89
De voorbereiding
90
Van doel naar invulling
92
Partnerschappen
93
Aanpak
95
Materiaal
97
Werving, selectie & training
102
Geld of gevoel
103
Planning & protocol
105
Werk in uitvoering
106
Maatwerk
107
Begeleiding
109
Public relations
114
Projectafronding
115
Updaten partners
116
Bewaak je planning
117
Tips & trics
121
Verzilveren
122
Return on investment?
124
Investeer in talent
127
Van rolmodel naar gesprekspartner
129
Geef het voorbeeld
133
Colofon
134
Dankwoord
— Voorwoord —
uit de kast Johnny Bus, peer educator ‘Je hebt er toch zelf voor gekozen?’ was de vraag die leerlingen stelden, als ik vertelde dat mijn moeder me niet kon accepteren als homoseksueel. En: ‘Waarom heb je het niet geheim gehouden?’. Het waren relevante vragen die de leerlingen me stelden tijdens het peer education-project Gelijk=Gelijk?, een lesprogramma over omgaan met verschillen. Ik had mij dezelfde vragen gesteld toen ik net uit de kast kwam.
i
k moet bekennen dat ik zo mijn twijfels had toen ik gevraagd werd om mee te doen aan het project. Ik dacht: ‘Wat als ik word uitgelachen?’ Het was de bedoeling om in alle openheid aan de leerlingen te vertellen hoe ik als homo te maken heb gehad met discriminatie, vooroordelen en pesterijen. Al ben ik dan een tijdje uit de kast, ik heb altijd van mijn moeder te horen gekregen dat je niet teveel moet delen met de buitenwereld. Ik had ook nooit op een openlijke manier gepraat over mijn geaardheid. Toch deed ik mee aan het project, omdat ik vooroordelen wilde bevechten. De meeste leerlingen kennen geen mensen die openlijk homo zijn,
sprak toen zij ontdekte dat ik homo was. Mijn verhaal maakte heel wat los bij de leerlingen. Ze waren geschrokken van de reactie van mijn moeder. De leerlingen zagen iemand voor de klas staan die niet veel ouder was dan zij, die tot voor kort nog bij zijn moeder woonde. Mijn verhaal verhaal ontlokte hun veel vragen. Ik had het gevoel dat mijn missie geslaagd was doordat de leerlingen oprecht en respectvol interesse toonden. Dit gaf mij de
maar hebben al wel een uitgesproken mening over hen. Uit een soort angst voor het onbekende ontstaat er bij leerlingen vaak een negatief beeld. Daarom vond ik het belangrijk ze kennis te laten maken met een homo. Emancipatie van homo’s begint volgens mij met het bespreken van homoseksualiteit en de vooroordelen, en door een ander beeld van homo’s te presenteren. Ik was zenuwachtig toen ik op het punt stond het verhaal over mijn coming out met een hele klas te delen. Ik vertelde de leerlingen over mijn moeder die is opgegroeid in Libanon, in een cultuur waarin homo’s worden verstoten. En hoe zij twee maanden lang niet met mij
Johnny Bus (1987) werd geboren in Libanon en groeide op in Hoofddorp als jongste van drie kinderen. Hij volgde de Lerarenopleiding Engels en was peer educator bij Diversion. Hij geeft sinds twee jaar les op een middelbare school in Amsterdam. 11
gelegenheid om mijn ervaringen met ze te delen en te vertellen hoe moeilijk het kan zijn om tegen de vooroordelen op te boksen. Als homo met een christelijke achtergrond stond ik voor de klas samen met peer educators met een islamitische en joodse achtergrond. We hadden één ding gemeen, namelijk dat we allemaal wel eens zijn gediscrimineerd. En wij wilden allemaal op de barricades tegen de vooringenomenheid. Hierdoor ontstond er ondanks de verschillen toch een teamgevoel tijdens het project. De leerlingen reageerden positief op deze samenwerking. Ze stelden vragen aan het hele team zonder onderscheid te maken naar afkomst. Ik was blij met de vraag: ‘Je hebt er toch zelf voor gekozen?’. Ik kon er een discussie mee op gang brengen en vooroordelen bestrijden. Ik kon aan de leerlingen uitleggen dat homoseksualiteit geen keuze is, maar dat je bent zoals je bent. Ik legde uit dat niemand er voor kiest om zijn moeder verdriet te doen, ruzie te maken of gediscrimineerd te worden. ‘Waarom heb je het niet geheim gehouden?’ was ook een populaire vraag. De leerlingen begrepen mijn antwoord. Dat het niet lukt om altijd maar te moeten liegen en niet eerlijk te kunnen zeggen wie je bent. Als ik maanden later toevallig leerlingen uit het project tegenkwam, zwaaiden ze en riepen enthousiast ‘Johnny!’. Op zo’n moment dacht ik: ‘Had er maar een homo peer educator voor de klas gestaan toen ik nog op de basisschool zat.’
12
— inleiding —
Verhalen maken het Verschil kai pattipilohy, diversion Hoe ga je een duurzame relatie aan met een nieuwe generatie? Het is een vraag die de gevestigde orde altijd bezig houdt, maar juist nu — in een sterk vergrijzende samenleving — meer dan actueel is.
d
iversion heeft zes inspirerende mensen gevraagd hun gedachten over deze vraag te laten gaan. Zij delen hun inzichten over wat jongeren drijft en wat we kunnen leren van de gebeurtenissen elders in de wereld. En ze geven hun ideeën over de rol van het onderwijs, over maatschappelijke verantwoordelijkheid en investeren in leiderschap.
Wij bij Diversion zijn heel enthousiast over peer education als methode waarbij jongeren worden ingezet om andere jongeren te bereiken. Het is een aanpak waarmee je als organisatie niet alleen in con-
tact komt met je doelgroep, maar ook in gesprek raakt. Dit boek laat zien waar ons enthousiasme vandaan komt. We laten bijvoorbeeld zien hoe het Stedelijk Museum niet alleen maar bezoekersaantallen wil turven. Het museum heeft jongeren, door te geloven in hun kracht, tot een niet meer weg te denken onderdeel van de organisatie gemaakt. Ook willen we het verhaal vertellen van de bijzondere samenwerking tussen islamitische en joodse peer educators. Zij slagen er in om samen antisemitisme en discriminatie bespreekbaar te maken op mbo- en vmbo-scholen waar de Tweede Wereldoorlog voorheen een onderwerp was dat
niet zonder commotie behandeld kon worden. In het boek tonen we meer voorbeelden van peer educators in en buiten Nederland die eerder onbespreekbare onderwerpen openbreken door hun per-
Kai PattiPilohy (1982) is oprichter en directeur van Diversion. Met haar collega’s adviseert zij organisaties die vorm willen geven aan maatschappelijke vernieuwing. De afgelopen jaren zette Diversion meer dan 300 peer educators in om maatschappelijke thema’s bespreekbaar te maken. 13
soonlijke verhalen te delen. Peer educators kunnen soms meer voor elkaar krijgen dan ouders, docenten en professionals, omdat zij als rolmodel hun persoonlijke ervaringen delen met andere jongeren. Waar tot op zekere hoogte alle jongeren behoefte hebben aan rolmodellen, geldt dit voor sommigen van hen nog sterker. Zij raken verward door het verschil tussen hun opvoeding, wat zij op school leren en de normen en waarden die op straat gelden. Deze verschillende wereldbeelden en patronen maken het lastig overzicht te krijgen en zitten het maken van zelfstandige keuzes en het vormen van een eigen oordeel in de weg. Voor deze jongeren kunnen herkenbare, persoonlijke verhalen een wereld van verschil maken. Juist zij hebben baat bij jonge rolmodellen die ze uit hun ‘kleine wereld’ halen en ze meer perspectieven laten zien. Die rolmodellen kunnen hen helpen om zelfreflectie te ontwikkelen, en hen uit de slachtofferrol halen waar zij soms inzitten. Diversion ziet peer education niet alleen als een manier om jongeren te bereiken en enthousiasmeren, maar ook als kweekvijver voor talent en maatschappelijke betrokkenheid. Dat is voor ons de methode 2.0. Peer educators zijn community leaders die niet aan de zijlijn blijven staan. Een sprekender voorbeeld dan dat van Johnny Bus, de auteur van het voorwoord, is bijna niet denkbaar. Verantwoordelijkheid nemen, je kwetsbaar opstellen en in gesprek blijven op momenten dat een ander de handdoek in de ring had gegooid; hierdoor zijn jongeren als Johnny de rolmodellen en leiders van de toekomst.
14
15
1 16
essaYs Peer education gaat volgens ons over van elkaar leren, maatschappelijke verantwoordelijkheid en jong leiderschap. Zes interessante essayisten delen in dit hoofdstuk hun gedachten over deze thema’s.
17
— essays —
nieuw engagement Ben Verwaayen, alcatel-lucent De ontzuiling heeft een nieuw soort maatschappelijke betrokkenheid geschapen. Standpunten zijn niet langer op te delen in links en rechts. De burger is maatschappelijk betrokken ‘per onderwerp’. Maar hoe waarborg je dan engagement? Topman Ben Verwaayen neemt ons mee op reis door zijn gedachten.
h
et zijn van staatsburger is meer dan het hebben van rechten en plichten. Dat is het leidend principe, waar de samenhang van een samenleving afhankelijk van is. De samenhang steunt op het uitgangspunt dat mensen zich betrokken genoeg voelen om mee te doen. Meedoen kan op heel veel manieren. Door deel te nemen aan het vormgeven van de wereld om je heen bijvoorbeeld. Meedoen kan ook betekenen: uitdrukkelijk niet meedoen met het een, maar wel met het ander.
18
‘Moet dat dan?’ vragen sommigen. ‘Moet ik meedoen?’ Nee, dat hoeft niet. Je hebt de vrijheid om, zolang je je aan de wet houdt, te doen en te laten wat je wilt. Je hoeft je niks gelegen te laten liggen aan wat er om je heen gebeurt. Dat wel doen is een keuze, geen verplichting. De wereld om je heen, dat was vroeger vooral fysiek bepaald. Het was je dorp, je stad, je land. Maar nu, wat is de wereld om je heen? Is het de fysieke wereld, of je interesse-wereld, of is het
je vrienden-wereld of zijn het je Facebook-vrienden? Gaat het om de wereld in zijn grote geheel, of om de wereld in onderwerpen? Vroeger was je lid van een zuil, met alles wat daarbij hoorde. Je maakte er deel van uit, dus kreeg je het hele pakket. Als de zuil links was, was je automatisch helemaal links. Was de zuil rechts, dan was je dat ook op alle onderwerpen. Maar vandaag kun je kiezen, je kunt kiezen per onderwerp, bijna per nuance. Ben je links op het ene onderwerp? Dat weerhoudt je er niet van rechts te zijn op een ander. Als iemand al begrijpt wat dat is, links of rechts. En je kunt maatschappelijk geïnteresseerd zijn in het een, maar andere onderwerpen geheel laten voor wat ze zijn. Je kunt kiezen tot achter de komma van de maatschappelijke betrokkenheid. Maar wat maakt nou dat de een wel maatschappelijk betrokken is
en de ander niet? En hoeveel heb je nodig om de samenhang in de samenleving te behouden? Of is een verzameling calculerende burgers ook voldoende? We leven in een wereld waar het wereldnieuws zich in real time aan iedereen presenteert. We krijgen een overvloed van gegevens voorgeschoteld, die zich moeilijk laat pakken in een begrijpelijk verhaal. Dus geen wonder dat velen die stortvloed laten voor wat het is en zich druk maken over wat er in hun directe omgeving gebeurt. De wereld en de buurt, ze vechten constant om de aandacht, en wel zo constant dat velen zich terugtrekken op het eigen terrein. Helderheid, overzichtelijkheid en begrip vormen de basis voor passie en betrokkenheid. Waar die ontbreekt zie je afstoting, afwijzing en onbegrip. Hoe kun je je warm maken voor iets dat je niet begrijpt? Hoe kun je een mening vormen als je de context niet (meer) ziet? Een samenleving die zich dit realiseert, weet ook dat er maar een oplossing is: onderwijs. Want daar start alles. Sociaal maatschappelijke verantwoordelijkheid is niet het prerogatief van de sociaal bewogenen. Het is zeker niet aan de overheid om betrokkenheid op te leggen. De overheid, het is het uitvoerend orgaan van de samenleving. Het dient te zorgen dat de taken naar behoren worden uitgevoerd. Een daarvan is het garanderen van de vrijheden, het zeker stellen van een open klimaat waarin individuele vrijheden ook daadwerkelijk beleefd kunnen worden. Dit kan alleen als burgers voldoende participeren in het veiligstellen van diversiteit in besluitvorming. Onderwijs is daarvoor de sleutel. Onderwijs, kennis en ervaring zijn
de sleutelwoorden voor verantwoorde keuzes die wij allemaal moeten maken in ons leven. Onderwijs moet de ogen openen, voor al die keuzes, maar de keuze laten waar ze hoort: bij elk individu. Onderwijs gebaseerd op de verbinding tussen disciplines en verschillende kennisterreinen. Niet gebaseerd op zoals de wereld was, maar zoals die zich nu ontwikkelt. Met behulp van nieuwe media — wat een ouderwets woord eigenlijk, voor jongeren zijn het niet de nieuwe media, maar de enige media die ze kennen — waarbij netwerken geen fysieke dingen meer zijn, maar een groeiend aantal relaties. De netwerken bestaan uit mensen die in- en uitstromen in de dagelijkse mêlée aan onderwerpen. Bij sommige voelen ze zich betrokken en bij andere niet. Onderwijs moet het inzicht verschaffen in de tomeloze stroom van gegevens. Het moet ook het vermogen bijbrengen om die datastroom om te zetten in informatie en daar vervolgens keuzes uit te maken. Onderwijs is de sleutel. Het biedt jonge mensen de gelegenheid zich te ontwikkelen, in alle richtingen. Het biedt de mogelijkheid te kiezen, want je kunt alleen kiezen als je begrijpt welke de keuzes zijn. Maar onderwijs moet dat doen in de realiteit van vandaag, met de hulpmiddelen van vandaag en de context van vandaag. Vrijheden in onze samenleving worden vanzelfsprekend gevonden, terwijl ze dat niet zijn. Verworvenheden worden niet meer als zodanig ervaren, en dat is begrijpelijk als je nooit anders gekend hebt. Keuzes zijn soms overweldigend, omdat beperkingen moeilijk aanvaard worden. Die context maakt onderwijs niet gemakkelijk. Maar het is cruciaal voor de vraag: hoe houden we betrokken burgers?
Een samenleving gebaseerd op individuele vrijheden is een groot goed. Maar paradoxaal kan die samenleving alleen in stand blijven als die vrijheden ook betrokkenheid inhouden. En daarom moet er een uitnodiging zijn om mee te doen. Gesteld in de woordkeus van vandaag, voor de jeugd van vandaag. De uitnodiging is niet: alles of niks. We zullen maatschappelijk engagement moeten verdienen. We zullen het uiteen moeten rafelen in stukjes en het dan opnieuw door jonge mensen in elkaar laten zetten. Het is niet simpelweg het doorgeven van de definitie van de vorige generatie. Mensen met een venster op de wereld, met een druk op de knop verbonden met wie dan ook op de planeet, zijn ook met twee voeten verbonden met de aarde waarop ze lopen, in een omgeving waar ze wonen, met mensen waar ze om geven. Die koppeling, van virtuele wereldburger en fysiek buurtbewoner, moet worden vertaald in nieuwe vormen van engagement.
Ben Verwaayen (1952) is ceo bij Alcatel-Lucent. Hiervoor was Verwaayen bestuursvoorzitter British Telecom Group, hij werkte voor Lucent Technologies, was topman bij KPN en PTT Telecom. In 2006 schreef Verwaayen het partijprogramma van de VVD. 19
— essays —
meeBewegen met de netwerkgeneratie Joop hazenberg, denktank prospect Veel jongeren zeggen maatschappelijk betrokken te zijn, maar lid van politieke partijen en ngo’s zijn ze niet. Schrijver en denker Joop Hazenberg brengt in kaart hoe die verbondenheid met de samenleving er dan wel uitziet.
succesvolle organisaties in de eenentwintigste eeuw dienen de consument, of zij nu klant, kiezer of betrokken burger zijn. Flexibiliteit, transparantie en eenvoud staan voorop — zeker bij de jongeren.
h
In de platte en grenzeloze samenleving van vandaag zijn jongeren overgeleverd aan een enorm keuzepalet. Eind vorige eeuw waren we nog beperkt in onze informatiebronnen, de landen die we konden bezoeken en soorten kopjes koffie. Door het einde van de Koude Oor-
et jaarlijkse boekenweekgeschenk geldt al tien jaar als een eenmalig vrijkaartje voor de trein. Ook in 2011 was het geschenk, dit keer een boek van Kader Abdolah, goed voor een gra-
20
tis rit. Nieuw was dat de NS ook de e-bookversie van het boekenweekgeschenk als kaartje erkende, een gebaar dat door veel jonge papierloze lezers is gewaardeerd. Het gemak dient de mens. En de
log, de uitbreiding van de Europese Unie, het versnellende globaliseringsproces én de ICT-revolutie vallen al die beperkingen weg. Van twaalf tv-zenders zijn we naar 300 zenders gegaan. Met een ID-kaart op zak kun je onbelemmerd van Noord-Schotland tot Cyprus reizen — en overal onderweg blijven wonen en werken. Het bakje filterkoffie heeft plaatsgemaakt voor een Soy Strawberries and Crème Frappuccino Blended Beverage. Ja, probeer maar eens een normale koffie te bestellen bij Starbucks. De generatie ’70-’90, die ik de ‘netwerkgeneratie’ noem, kan meestal goed omgaan met de exploderende keuzemogelijkheden in het leven. Mijn leeftijdsgroep staat positief ten opzichte van Europa en globalisering, we zijn niet bang voor het verlies van de natiestaat en proberen veel verschillende dingen uit die het gevarieerde leven ons te bieden heeft. Overigens is er een grote groep jongeren die moeilijk kan omgaan met de grenzeloze samenleving en structuren nodig heeft, zoals recent onderzoek van Motivaction aantoont. De versnippering leidt tot stress — ook bij hoogopgeleiden. Wat we als generatie zeker niét doen is lid worden van een ouderwetse, verkokerde organisatie, ook al is die gericht op het verbeteren van de samenleving. De netwerkgeneratie is met geen stok te binden aan instituten. Relatief weinig jongeren worden lid van politieke partijen, vakbonden en traditionele maatschappelijke organisaties. De cijfers spreken voor zich. Toen ik in 1978 werd geboren waren 600.000 Nederlanders lid van een partij. Nu zijn dat er 320.000. In die tijd is de organisatiegraad van de beroepsbevolking in vakbonden gekelderd van 34 naar 21 procent, en de vakbonden willen niet zeggen hoe
veel (of weinig) jongeren lid worden. Zelfs bij jongerenzender BNN is de loyaliteit flinterdun, erkende een van de bestuurders onlangs in een gesprek. ‘We hebben ze binnengehaald met platte merchandising en gratis dvd’s, dat was de enige manier.’ Niettemin zijn er voor allerlei soorten organisaties veel kansen om in contact te komen met de netwerkgeneratie, of zij nu keiharde bedrijven, zachte wereldredders of verbeten belangenbehartigers zijn. Deze generatie is prima bij je club te betrekken, maar dan moet consistent een aantal nieuwe principes en waarden worden gehanteerd. En de spelregels dienen we fors te veranderen. Allereerst moeten de instituten van de twintigste eeuw het idee loslaten dat jongeren als één groep benaderd kunnen worden. Dit is een extreem gefragmenteerde generatie, waarin individuele voorkeuren en selectieve groepjes dominant zijn. Bewegingen zijn uit, persoonlijke betrokkenheid is in. Collectiviteiten hebben afgedaan. De ultieme consequentie van deze versnippering is dat (semi-)maatschappelijke organisaties uiteindelijk hun bestaansrecht zullen verliezen. Dat recht is immers gebaseerd op een grote groep leden, die zorgt voor a) financiën, b) human capital en c) een achterban. Vele (tientjes) leden maken een grote pot, zorgen dat de commissies lekker lopen en dat de belangen van de groep ‘gehoord worden’, zowel bij de politiek als in de media. Dit systeem is achterhaald en zal de eenentwintigste eeuw niet overleven. Hoe ga je dan als organisatie de versnippering van de samenleving te lijf? Ik denk dat de beste oplossing is deze vooral te accepteren.
Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. In Nederland zijn instituten gewend te denken in afgebakende beleidsvelden, doelgroepen en kerntaken. Nu de samenleving steeds onoverzichtelijker wordt omdat alles en iedereen met elkaar verbonden raakt, kunnen oude organisatievormen twee dingen doen: zichzelf opheffen of een netwerkorganisatie worden. Die tweede optie is natuurlijk de meest aantrekkelijke. Netwerkorganisaties zijn instellingen die zich actief openstellen voor invloeden ‘van buitenaf’, bereid zijn om kennis en ervaring te delen en altijd willen samenwerken in ad hoc-coalities. Zo bouw je sociaal kapitaal op in een platte samenleving, niet in intern gerichte organisaties of met stroperige subsidieprogramma’s. Een goed voorbeeld hiervan vind ik de Souk-avonden die het Concertgebouw de afgelopen jaren heeft georganiseerd. Zij trokken een paar duizend moslimjongeren. De meesten hadden niet eens van het Concertgebouw gehoord. Maar
JooP hazenBerg (1978) is voorzitter van denktank Prospect, schrijver van het boek Change en maker van de documentaire Weg van de barricaden. Met zijn bureau Change Generation geeft hij advies aan organisaties over generatieverschillen en veranderingen in de samenleving, denktankprospect.nl & changegeneration.nl. 21
waren op straat benaderd door nette blonde jongens en meisjes met flyers, of door hun eigen clubs die eenmalig voor de Souk met het Concertgebouw samenwerkten. Bovendien was het programma totaal niet klassiek en traden juist allerlei idolen uit de Maghreb op. De hoofddoekjes vlogen nog net niet door de lucht. Een zéér klassieke instelling durfde het aan een totaal nieuwe doelgroep op te zoeken en zette daarvoor onorthodoxe kanalen in, zoals marokko.nl. Door het laten ontmoeten van de Maghreb met Mahler leerden twee bevolkingsgroepen van elkaar, zij vierden gezamenlijk feest en werden bewust van elkaars culturen en muziekstijlen. Dit soort ontmoetingen is hard nodig in tijden van polarisatie. Als het gaat om echte maatschappelijke betrokkenheid, hebben jongeren een compleet andere mindset. Ik noemde al de afkeer van bewegingen, maar er zijn meer (voor)waarden. Jongeren willen zich best inzetten voor politieke partijen, vakbonden of milieuorganisaties als hun inzet concreet resultaat oplevert. Demonstreren tegen klimaatverandering? We helpen liever als vrijwilliger een filmfestival te organiseren voor Strawberry Earth. Daarnaast moet de inzet eenmalig en / of van korte duur zijn. Als gastdocent van de IMC Weekendschool heb je een relatief kleine verplichting terwijl je wel jonge kinderen kunt helpen. De uitkomsten van de gezamenlijke inspanning zijn verder bij voorkeur transparant. Je doneert bij de 1%club direct aan een project in een ontwikkelingsland. De voortgang wordt realtime bijgehouden door de projectmanager zélf, zonder tussenkomst van logge ontwikkelingsclubs.
22
De ruimte voor traditionele maatschappelijke organisaties op dit vlak is beperkt — mijn generatiegenoten zijn uitstekend in staat zichzelf te organiseren. Toch hebben zij twee duidelijke taken. Ten eerste moeten zij jongeren ondersteunen om de verzorgingsstaat de komende decennia overeind houden, omdat de vergrijzing tot een grotere financiële en mentale last zal leiden voor de steeds kleiner wordende groep werkenden. Dit ondersteunen zou moeten bestaan uit het ‘ontregelen’ van de verzorgingsstaat; bijvoorbeeld door het mogelijk maken van meer flexibiliteit in arbeid — werken waar en wanneer je wilt. Ook het creëren van meer vrijheid in de woonsector, door een beter functionerende woningmarkt, het naar eigen wens kunnen indelen van een huurwoning en het goedkoper maken van koophuizen door het afschaffen van de overdrachtsbelasting, kan de jongere generatie verder helpen. Daar komt bij dat het levenslange leren nu echt van de grond moet komen, zodat mensen niet alleen flexibeler maar ook weerbaarder worden. Helaas is de solidariteit tussen generaties totaal geen thema in het publieke debat, het zou helpen als de bestuurders van de verzorgingsstaat hierover met jongeren actief in dialoog treden. Ten tweede moeten de traditionele instellingen vooral een faciliterende rol spelen. Er zijn zoveel méér clubjes en eenpitters in mijn generatie die zich inzetten voor de samenleving, of het nu gaat om het verduurzamen van de economie, het tegengaan van eenzaamheid of de modernisering van de verzorgingsstaat. Moedig bestaande initiatieven aan met coachingstrajecten, kennis en eventueel financiële steun. Haal de regels en beper-
kingen weg zodat het particulier initiatief kan opbloeien. Kijk actief naar het bedrijfsleven om nieuwe vormen van samenwerking mogelijk te maken. Het maatschappelijk middenveld van gisteren moet zich omvormen tot de civil society van morgen. Het borrelt en het bruist in de netwerkgeneratie, en de instituten van de twintigste eeuw kunnen makkelijk aansluiting vinden bij deze nieuwe bron van energie. Een beetje meer openheid, bereidheid tot samenwerking en denken in gelegenheidscoalities is alles wat nodig is om de mentale kloof tussen ‘jonge denkers’ en ‘oude organisaties’ te overbruggen.
— essays —
dromen Van een nederlandse lente petra stienen, publicist De Nederlandse samenleving wordt steeds cultureel diverser. Hoe maak je gebruik van de talenten van de multiculturele generatie? Volgens voormalig diplomate Petra Stienen is het uur-U aangebroken. De gevestigde orde moet nu een handreiking doen en jongeren moeten hun kansen pakken.
Z
ou het ooit zover komen dat het Museumplein of het Malieveld vol staat met Nederlanders die luidkeels roepen: ‘Hand in hand, samen voor ons land’?
Geïnspireerd door de vele Arabische jongeren die in Tunis, Cairo, Sana’a, Manama en Damascus de straten op gaan met een roep om verandering? Is het wensdenken van mijn kant? Misschien wel,
maar ervaring leert dat je het onverwachte moet verwachten. Ook in Nederland. Er is in Nederland in elk geval veel belangstelling voor de berichtgeving over de Arabische Lente. Ik heb tijdens allerlei debatten, lezingen en na mediaoptredens gemerkt hoe jongeren met een Arabische en islamitische achtergrond zich verbonden voelden met hun generatiegenoten op dat Tahrirplein in Cairo. Zou het komen omdat ook in Nederland juist deze jongeren dromen van een lente? ‘Onze dromen zijn onze wapens’
23
zongen de jonge demonstranten op het Tahrirplein in Cairo. De slogans van de 25 Januari Revolutie ‘Voor Waardigheid, Democratie en Sociale rechtvaardigheid’ bereikten de hele wereld. Het youtube-filmpje De stem van de revolutie geeft een fantastisch sfeerbeeld. In de dagen voor het vertrek van president Hosni Mubarak hebben de makers met camera’s over het Tahrirplein gelopen. Ze filmden de demonstranten die via borden en spandoeken hun stem lieten horen: ‘Onze rechten zijn het belangrijkst’. De makers Hany Adel en Amir Eid laten op een aansprekende manier zien hoe het Tahrirplein Egypte weer waardigheid heeft gegeven. In achttien dagen veranderden de miljoenen demonstranten het negatieve beeld van de Arabische wereld als poel van armoede, illegale migratie en fanatiek moslimextremisme. Het filmpje van Adel en Eid toont hoe iedere generatie, iedere Egyptenaar, mannen, vrouwen, christenen, moslims op dat plein aanwezig waren. Religie, afkomst en klasse waren even niet relevant, de saamhorigheid om Egypte beter te maken stond centraal. Het waren mondige burgers die er genoeg van hadden als willoze onderdanen te moeten leven. Jongeren die zich verzetten tegen een uitzichtloos leven zonder baan, werk en huwelijk alleen omdat een kleine kliek rondom de president haar macht en welvaart niet wilde delen met de rest van de Egyptenaren. Ook hun ouders, ooms en tantes stonden op het plein, omdat zij beseften dat het de hoogste tijd was om de impasse te doorbreken en de jeugd van Egypte te steunen bij de omwenteling. Egypte heeft niet zo zeer een jongerenrevolutie meegemaakt, het was veel meer een opstand van een nieuwe generatie Egyptenaren die keihard riep ‘Kefaya’ (‘Genoeg’). Uiteinde-
24
lijk zorgden ze ervoor dat president Mubarak en zijn zoon geen aanspraak meer maken op het leiderschap van Egypte. Voor het eerst in decennia is er echt hoop op een betere toekomst voor die nieuwe generatie. Uiteraard heeft Egypte nog een enorm lange weg te gaan voordat er echt welvaart en welzijn voor iedereen is. Laat staan een goed functionerende democratie met gelijke rechten voor alle burgers. Zoals een mensenrechtenactivist me vertelde tijdens een recent bezoek aan Egypte: ‘We hebben een gigantische stap gezet, en nu hebben we nog een miljoen stapjes te gaan’. Natuurlijk is de situatie van jongeren in Nederland onvergelijkbaar met die van jongeren in de Arabische wereld. Maar toch herken ik bepaalde elementen in de demonstraties die ik ook vaak in gesprekken met jongeren in Nederland hoor. Want hun vragen gaan vaak precies over de onderwerpen die in de Arabische omwenteling ook centraal staan, zoals kansen op de arbeidsmarkt, het doorbreken van de gevestigde orde en het in vrijheid kiezen voor hun eigen toekomst. Onze Nederlandse jongeren zouden wel eens inspiratie kunnen putten uit de Arabische lente. Tijdens de demonstraties op het Tahrirplein gaf ik in Amsterdam een inleiding aan de Islamitische studentenvereniging Amsterdam (ISA) over islam en mensenrechten. De betrokkenheid van zo’n tweehonderd jonge mannen en vrouwen bij de gebeurtenissen in Egypte was opvallend groot. Zij hadden duidelijk behoefte om juist vanuit hun islamitische achtergrond actief te kunnen zijn, evenals die jongeren op het plein. Ik heb nog dagen nagedacht over hoe het mogelijk kan zijn om het enthousiasme en de energie van die studenten echt te kunnen inzetten voor een nieuw
Nederland. Want zij en vele andere jongeren, zeker diegenen die een niet-westerse achtergrond hebben, kennen het gevoel van uitsluiting maar al te goed. Ook zij vallen ondanks hun goede opleidingen en talent vaak buiten de boot bij sollicitatiegesprekken op basis van hun naam of geboorteplaats. Ze weten uit ervaring dat zij zich vaak moeten schikken in ongeschreven sociale codes en gebruiken die voor relatieve buitenstaanders moeilijk te doorgronden zijn. De cultuur bij grote bedrijven en ministeries zijn wezenlijk anders dan wat ze van huis hebben mee gekregen. Waardoor ze zich soms niet lijken aan te passen en ondanks alle ambitieuze diversiteitsprojecten toch weer vertrekken. Soms kiezen jongeren ervoor zich totaal te conformeren aan die bedrijfscultuur waardoor ze diep in hun hart het gevoel hebben iets unieks kwijt te raken. Zouden daarom zoveel twintigers een voorkeur hebben voor zelfstandig ondernemerschap? Deze jongeren dromen van een betere toekomst waarin talent telt en niet je achternaam of het netwerk van je vader of oom. Want laten we er geen doekjes om winden; in Nederland zijn allerlei banen, functies en mogelijkheden lang niet voor iedereen toegankelijk. Ook hier heeft de gevestigde orde de muren nog flink hoog opgetrokken. We hoeven alleen maar naar de bordesfoto van het huidige kabinet te kijken. Niets mis met profiteren van de wijsheid van jaren en ervaring, maar een ploeg van bijna alleen maar blanke mannen met een gemiddelde leeftijd van 54 hoort thuis in de vorige eeuw. Bovendien is het coalitieakkoord van dit minderheidskabinet traditioneel denigrerend over diversiteit: ‘Het kabinet beëindigt het diversiteits / voorkeursbeleid op basis van geslacht en etnische afkomst. Selectie moest plaatsvinden op basis van kwaliteit’.
Uiteraard zou het bizar zijn om mannen van een bepaalde leeftijd uit te sluiten alleen om vrouwen of mensen van niet-westerse afkomst voorrang te geven. Maar ingesleten patronen en een stagnerende consensuscultuur kunnen alleen doorbroken worden als we erkennen dat er juist heel veel kwaliteit zit in die diversiteit. Net als in Egypte is er in Nederland behoefte aan nieuwe energie en nieuwe leiders. Misschien moeten een paar jongerenclubs een paar Egyptische jongeren van de 6 April beweging uitnodigen om te vertellen hoe het hen gelukt is honderdduizenden mensen te mobiliseren om die ‘Stem van de Vrijheid’ te laten horen. Want het negativisme in Nederland en het geïnstitutionaliseerde doemdenken kunnen alleen maar doorbroken worden door een kritische massa mensen die durven te geloven in optimisme, daadkracht en vernieuwing. Dus er is ook in Nederland werk aan de winkel om er voor te zorgen dat we straks niet pleinen vol met mensen hebben die roepen ‘Genoeg’. Het is duidelijk wat er moet gebeuren: 1. We hebben creatieve mensen nodig die anders durven te denken, zijn en doen. Nieuwe leiders die een inspiratie durven te zijn voor anderen en met vertrouwen in de ander de wereld bekijken. De urgentie is duidelijk, zeker gezien de aanhoudende krapte op de arbeidsmarkt, de vergrijzing en de noodzaak dat Nederland ook voor buitenlandse investeerders aantrekkelijk blijft. Politieke kopstukken en topmanagers uit politiek en bedrijfsleven moeten daar nu mee aan de slag. Zij moeten zich uitspreken in hun eigen omgeving dat we elk talent in Nederland zullen moeten inzetten. Daarbij
moeten zij de hand reiken naar de jongere generatie om te horen wat zij nodig hebben om hun talent te laten schitteren. Of ze nu Mohammed, Mark, Karima of Karin heten. 2. Vele jongeren die in onze grote steden wonen, staan te popelen om kansen te pakken. Zij willen vernieuwing en verandering, soms op manieren die nog helemaal niet bekend zijn bij de gevestigde orde. Het huidige kabinet weet zich nauwelijks raad met die veranderingsdrang, want hun blik is vooral op bezuinigen gericht en het bezweren van een economische crisis. Dus het is aan de jongeren om hun stem te laten horen zodat de gevestigde orde zich geroepen voelt te luisteren. Ze moeten aankloppen bij grote bedrijven, zich ‘aan tafel praten’ bij media, ministeries en ministers en niet meteen opgeven als het tegenzit. Dat vergt creativiteit en soms ook compromissen sluiten waarbij een deel van de hoogdravende idealen geofferd moet worden. Zo werkt dat soms in de echte wereld. 3. De nieuwe generatie Nederlanders moet zich publiekelijk uitspreken over haar visie voor Nederland. Sommigen laten hun stem al horen via de sociale media en internet en hun blogs, Facebookpagina’s en Twitter. Anderen voelen zich beter op hun gemak bij een echte ontmoeting of bij de traditionele media als kranten of tv. Voorlopig blijft het van belang ook connecties te blijven leggen tussen wat er op verschillende platforms gebeurt. Alle generaties hebben even veel verantwoordelijkheid om die verbinding tot stand te brengen. Tot slot, de Egyptenaren op het Tahrirplein stonden daar omdat jarenlange verlamming en somberheid niets hadden opgeleverd. Geïnspireerd door de jongeren
in Tunesië hadden ze ineens het geloof en vertrouwen dat ook zij echte veranderingen teweeg konden brengen. Het zou mooi zijn als die positieve energie overslaat naar Nederland. Want ook hier moeten we vertrouwen hebben op de eigen kracht van alle burgers om bij te dragen aan dit land. Dus ik durf wel te dromen van een Nederlandse Lente. En als het niet snel genoeg gaat, dan zijn daar nog altijd het Malieveld of het Museumplein om onze ‘Stem van de Vrijheid’ te laten horen.
Petra stienen (1965) publiceert artikelen over mensenrechten, minderheden en buitenlandse betrekkingen en treedt op als spreker en debatleider. In 2008 verscheen haar boek Dromen van een Arabische Lente. Een Nederlandse Diplomate in het MiddenOosten. 25
— essays —
leiders Van de e 21 eeuw sacco van de Velde, ebbinge & company De wereld vraagt om nieuwe leiders: mensen die niet bang zijn om maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Sacco van de Velde, partner bij Ebbinge & Company, typeert deze nieuwe generatie aanvoerders en onderzoekt in hoeverre organisaties klaar zijn voor de leiders van de eenentwintigste eeuw.
i
s het belangrijk voor de nieuwe leiders om maatschappelijk betrokken te zijn? Aan welke criteria een leider moet voldoen is afhankelijk van de groep of organisatie waaraan hij (lees hierna ook: zij) leiding gaat geven. De groep bepaalt of de leider legitimiteit krijgt en wordt geaccepteerd als leider. Een deel van die legitimiteit wordt tegenwoordig, in mijn optiek, meer en meer gevormd door de mate waarin een leider maatschappelijk betrokken is. In de Verenigde Staten is het al langer gemeengoed
26
dat maatschappelijke activiteiten als belangrijk worden ervaren bij het beoordelen van CV’s, en dit gebeurt ook steeds meer in ons land. Niet in de laatste plaats omdat de nieuwe generatie vraagt om leiders waardoor zij geïnspireerd kunnen worden en waarmee zij zich kunnen vereenzelvigen. De nieuwe eisen die aan leiderschap gesteld worden, vloeien voort uit een aantal belangrijke maatschappelijke trends. In de eerste plaats zien we dat sociaal maatschappelijk bewustzijn een
steeds belangrijkere plaats in ons leven inneemt. De behoefte aan en aandacht voor duurzaamheid, welzijn en ‘goed doen’ neemt toe. Een toekomstig leider moet dit maatschappelijke bewustzijn begrijpen en delen. Hij moet zich in kunnen leven in de medewerkers die hij leidt, en moet zelf het goede voorbeeld geven. Een leider van de toekomst moet en wil een rolmodel zijn. Een andere belangrijke maatschappelijke ontwikkeling ligt in de veranderde visie op autoriteit. Traditionele autoriteit is niet meer. Als we naar de dokter gaan, hebben we zelf onze diagnose al klaar en vragen we de arts om even een recept uit te schrijven. Werknemers gaan steeds zelfstandiger werken — het maakt niet meer uit wanneer je het doet, als je het maar doet en het resultaat maar goed is. Individuele onafhankelijkheid en
zelf besluiten wat je wil en doet in het leven zijn tot het hoogste goed geworden. Om deze onafhankelijke individuen en zelfstandig opererende werknemers goed te kunnen aansturen is een andere manier van leiderschap vereist. De leider moet beschikken over inlevingsvermogen in de levensovertuigingen van de medewerkers, en hierin faciliterend en toch voldoende sturend kunnen optreden. Het vermogen om op andere dan autoritaire gronden als leider geaccepteerd te zijn. En om dat te kunnen is een zeker zelfinzicht onontbeerlijk. In het verlengde hiervan ligt de trend dat maatschappelijke verbanden vloeiender worden en minder vast liggen. Lifetime employment wordt ingeruild voor gevoel van beloning. Ook dit stelt andere eisen aan leiderschap. De toekomstige leider zal meer en meer een primus inter pares moeten zijn die door zijn inspiratie het verblijf van mensen bij de organisatie verlengt.
Geen strepen De leider van de toekomst is in mijn optiek iemand die tussen de mensen staat, geen strepen op zijn mouw nodig heeft om zijn gezag te laten gelden. Hij geeft als vanzelf leiding omdat mensen hem dat toevertrouwen, en betrekt zijn collega’s bij de discussies en besluitvorming over de organisatie. De nieuwe leider is empathisch en meelevend. Van de leider van de toekomst wordt dus behoorlijk wat verwacht. De vraag is hoe we deze nieuwe leiders gaan vinden. Kunnen we nieuwe leiders kweken, bijvoorbeeld door de leadershipprogrammes die veel universiteiten tegenwoordig aanbieden? Of zijn leiderschapskwaliteiten aangeboren en komen leiders vanzelf bovendrijven? Leiderschapskwaliteiten worden grotendeels bepaald
door talent, dat gedeeltelijk genetisch bepaald is. Maar het is een misvatting dat alle talent aangeboren is, een heel deel wordt bepaald door de opvoeding en andere invloeden die samen de samenstelling van het talent op latere leeftijd bepalen. Iemand kan zich dus wel degelijk tot leider ontwikkelen. Van oudsher komen de bestuurders van ons land grotendeels van de universiteit. Maar zeker niet alle studenten worden een goede leider. Een studie volgen is niet genoeg; uiteindelijk is bepalend wat iemand naast zijn studie doet. De studietijd geeft een mooie speeltuin met commissies en andere vormen van aansturing waarin studenten zich kunnen bewijzen. Veel van de leiders van de toekomst laten zich al zien in deze periode, omdat het talent om leiding te geven zich wil manifesteren. Zij zijn voorzitters van commissies, trekken een kleine onderneming of zijn voorman of -vrouw in de studentenpolitiek, als ze daar in deze tijden van bezuiniging nog de tijd voor krijgen. Daarnaast zien we dat studenten en jonge professionals zich meer en meer bezig houden met maatschappelijke vraagstukken en zich oprecht betrokken voelen bij de maatschappelijke ontwikkeling. Deze gedachte stond aan de wieg van stichtingen als Laluz, Visie NL en SIFE. De jonge mensen die zich hiervoor inzetten worden breder gevormd en zijn daarmee, in mijn beleving, beter geëquipeerd voor het leiderschap van de toekomst. Het is in elk geval zo dat deze jongeren zich positief onderscheiden ten opzichte van hun peers die hier niet mee bezig zijn. Juist in hun toekomstige sollicitaties.
Nieuwe eisen Zijn organisaties en bedrijven voorbereid op de komst van een
nieuwe generatie leiders? Nog maar mondjesmaat. De vraag naar nieuw leiderschap doet een groot beroep op de flexibiliteit en het aanpassingsvermogen van de huidige leiders, die zijn opgevoed en groot geworden in een ander paradigma. Zij zullen plaats moeten maken voor diegenen die aansluiting kunnen maken met de nieuwe generatie werknemers, en dat proces kost tijd. Nieuw leiderschap zie je op dit moment voornamelijk tot bloei komen binnen bedrijven die nog niet zo lang bestaan en die niet gebukt gaan door de culturele last van het verleden. Toch wordt ook binnen bestaande bedrijven de trend zichtbaar dat er ruimte is voor een cultuuromslag en dat er wel degelijk dingen veranderen. Een voorbeeld is de nadruk die bijvoorbeeld Unilever legt op het belang van duurzaamheid. In haar Sustainable Living Plan geeft het concern aan de milieuvoetafdruk van haar producten tot 2020 te willen halveren; het bedrijf wil niet alleen de broeikasgasuitstoot, het waterverbruik en 100% van haar landbouwgrondstoffen
sacco Van de Velde (1972) studeerde fiscaal recht en economie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij startte als belastingadviseur, verlegde zijn koers en is nu tien jaar onderdeel van recruitment, search en selectie bureau Ebbinge & Company. Sinds 2008 is hij daar partner. 27
betrekken uit duurzame landbouw, maar ook haar leveranciers en consumenten langs die lat leggen. Ook Heineken heeft dergelijke doelen in haar Brewing a Better Future opgenomen. Door zich maatschappelijk betrokken te laten zien, tonen zij zich als aantrekkelijke organisaties voor nieuwe leiders, die maatschappelijke betrokkenheid, innovatie en geloofwaardigheid hoog in het vaandel hebben staan. De multinationals in de fast-moving-consumer-omgeving nemen het voortouw; een voorbeeld dat gevolgd gaat worden. Organisaties die niet meegaan in deze trend zullen het op den duur moeilijk krijgen om geloofwaardig en aantrekkelijk te blijven.
Leiderschap ondersteunen De nieuwe leiders van de toekomst zullen een heel groot spectrum aan competenties moeten beheersen. Ik geef het ze (en mezelf) te doen. Misschien kan het wel niet, zo veel eisen aan iemand stellen. Zelf denk ik niet dat je leiders kunt kweken. Leiders worden geboren. Talent met de wil om iets te bereiken komt altijd bovendrijven, is mijn stellige verwachting. Maar je kunt leiders wel mogelijkheden geven en een zetje in de rug bieden om de soms nog verborgen leiderschapskwaliteiten te kunnen laten zien. Binnen maatschappelijk georiënteerde organisaties is dat twee voor de prijs van één: én toegevoegde waarde voor de wereld én toegevoegde waarde voor de ontwikkeling van nieuw leiderschap. De druk op studenten is door de bezuinigingsdrift steeds groter geworden. In de bachelor-masterstructuur is er voor studenten steeds minder tijd om zich naast hun studie onderscheidend te kunnen ontwikkelen. Terwijl deze maatschappelijke activiteiten bij
28
uitstek belangrijk zijn voor het ontwikkelen van en ervaring opdoen met leiderschapskwaliteiten nieuwe stijl. Zou het geen goed idee zijn om maatschappelijke betrokkenheid te belonen met extra studietijd?
— essays —
’t geheim Van de creatieVe industrie aynouk tan, journalist / art director De overheid en maatschappelijke organisaties halen alles uit de kast om van jongeren betrokken burgers te maken. Maar veel jongeren voelen zich daardoor niet aangesproken. Maar waarom lukt het modemerken en artiesten wel hun maatschappelijke boodschap over te brengen? En lukt het ze ook nog jongeren daarvoor te laten betalen? Aynouk Tan onthult het geheim van de creatieve industrie en vertelt wat wij ervan kunnen leren.
a
nno 2011 is de creatieve industrie machtig als het aankomt op het bereiken en beïnvloeden van jongeren. Mode, muziek, film, ook wel de hedendaagse cultuur genoemd, zijn in hun leven verweven op een natuurlijke,
vrijwel onbewuste manier. Jongeren staan op met MTV, luisteren ’s middags naar Radio 3FM, ze shoppen bij het ecologisch verantwoorde modelabel Kuyichi en ’s avonds ‘liken’ ze op Facebook een film, serie of muzikant. Hier praten ze vervolgens over met
hun vrienden via MSN of Twitter. Niet elke muzikant of modemerk is geliefd. Jongeren zijn zeer kritisch bij het bepalen van wat cool is, wie hun rolmodellen zijn, door wie ze zich laten beïnvloeden en door wie niet. Wat maakt een artiest of modelabel succesvol? Op wat voor criteria worden zij door jongeren beoordeeld? Op welke manier speelt groepsgedrag daar een rol bij? En trends? Hoe kunnen we deze systemen gebruiken om jongeren te betrekken bij de Goede Zaak? Een essay over het succes van de creatieve industrie: het hoe en waarom. And I am a weapon of massive consumption and it’s not my fault it’s how I’m
29
programmed to function Uit The Fear, Lily Allen, 2009. Vroeger — pakweg tot en met de jaren tachtig — kwam de creatieve voorhoede vooral uit de underground. Groepjes jongeren verzamelden zich op onontdekte plekken en feestjes. Samen maakten ze (nieuwe) muziek (denk aan gabber of punk), verenigden zich omdat ze een bepaald ideaal hadden of omdat een kledingstijl hen verbond. Ze waren de aanjagers van trends, zorgden voor nieuwe culturele bewegingen en de massa volgde. In de jaren negentig verloor de underground terrein. Dankzij de opkomst van marketing, reclame en pr (denk: sterke merken als Nike en Adidas) werd mainstream — de populaire cultuur — steeds invloedrijker. Zelfs onze muzikale idolen waren, anders dan in de jaren zestig en zeventig, van top tot teen marketingproducten. De merken Backstreet Boys en Britney Spears zijn hier nog wel de meest treffende voorbeelden van.
30
Dankzij de vercommercialiseerde informatiemaatschappij waarin jongeren van tegenwoordig zijn opgegroeid, protesteren we niet meer tegen, maar communiceren met merken. Ze maken onze wereld overzichtelijk. Anno 2011 zijn het de modelabels, muzikanten, televisiezenders en zelfs politici met een eenduidig imago, oftewel sterk merk, die jongeren voor zich zullen winnen. Omdat jongeren zijn opgegroeid in een tijdperk met veel reclame en commerciële televisie, zijn ze mediawijzer dan welke generatie ooit. In het boek Generatie Einstein omschrijven auteurs en reclamemakers Inez Groen en Jeroen Boschma de huidige generatie jongeren als volgt: ‘Ze lezen nieuws als journalisten. Ze kijken films als regisseurs. Ze kijken naar reclame als reclamemakers.’ Het maakt ze enorm kritisch. Voor degenen die jongeren boodschappen willen overbrengen, vereist het een diepgewortelde kennis over media en merken en de manier waarop zij communiceren Het boek How Cool Brands Stay Hot — ook geschreven door reclamemakers — hield in 2011 een onderzoek onder jongeren over de hele wereld. Ze vroegen hen welke eigenschappen zij belangrijk vonden als het om merken gaat. Hier onder worden er vier besproken. De eigenschappen verklaren niet alleen hoe een sterk merk opgebouwd wordt, maar geven vooral inzicht in de denk- en handelswijze van een generatie.
Een merk moet up-to-date zijn Up-to-date staat gelijk aan modern, oftewel aan in de lijn van de trend. Een sterk merk speelt in op trends. Een trend is een reactie op sociale, politieke en maatschappelijke tendensen die heel subtiel zijn intrede doet onder de massa. Ze manifesteren zich in de vorm van muziek, mode, theater en ook politiek. Denk bijvoorbeeld aan de huidige duurzame biotrend. Het is een reactie op de economische welvaart en grote kapitalistische bedrijven en merken die de jaren tachtig en negentig kenmerkten. En recenter: massaketens als H&M en Zara die kleren produceren alsof het fast food betreft. Een modelabel als Kuyichi speelt daar met gerecycled en organisch katoen slim op in. Naast haar eigentijdse modevormgeving heeft zij de noemer ‘hip’ te danken aan haar op de trend inspelende ecologische imago. Trends ontstaan door wisselwerking tussen invloedrijke merken en personen. Zij zijn nauw met elkaar verbonden. Geen artiest
Foto: Mylou Oord
Het onderscheid tussen underground en mainstream is niet meer zo duidelijk als toen. Dat heeft verschillende oorzaken. Undergroundbewegingen hebben dankzij de snelle, digitale communicatiekanalen als Facebook en Twitter minder tijd om zich te vormen. Ga je naar een feest dan laat je dat de volgende dag via Twitter weten en de foto’s deel je op Facebook. Niets blijft meer ondergronds, alles wordt meteen mainstream. Daarbij is onze informatievergaring en manier van communiceren diffuser geworden (denk aan de enorme hoeveelheden vluchtige informatie op internet, waaronder sociale netwerksites). Het karakteriseert onze mentaliteit. We weten van alles een beetje, we kennen meer mensen, maar het contact is oppervlakkiger. Onvoorwaardelijke
saamhorigheid en een verdieping in een bepaald onderwerp, vereisten voor het ontstaan voor een underground-beweging, zijn schaars. Liever leven we in lichte gemeenschappen. Ad hoc, informeel en flexibel.
aynouK tan (1982) is (mode-)journalist, adviseur en art director. Voor musea en kunstinstellingen creëert ze installaties en performances. Voor Nederlandse kranten en verschillende (inter)nationale (mode)bladen- en boeken gaat ze in op de historische, artistieke en maatschappelijke betekenis van mode.
Foto: Marco van Rijt
De Nederlandse Jean Paul Paula is dankzij zijn opvallende stijl een veel gefotografeerd persoon op internationale straatmodeblogs. Op Facebook en Twitter heeft hij duizenden volgers. Hij gebruikt de media om zichzelf te promoten en contact te houden met zijn ‘fans’. Jean Paul Paula is uitgegroeid tot een internationaal stijlicoon.
die nog zonder marketing manager opereert. Voor popsterren als Lady Gaga en Jay Z en kunstenaar Damien Hirst geldt: dankzij videoclips, styling, Twitterberichten en foto’s zijn ze ‘producten’ geworden die uitgekiend in de markt zijn gezet. Voor de jongeren van tegenwoordig geldt weinig anders. De marketingstrategieën en merkimago’s waarmee ze zijn opgegroeid passen ze via Twitter en Facebook op zichzelf toe. Ze posten niet alle foto’s, maar maken meestal onbewust keuzes of ze foto’s wel of niet posten, afhankelijk van welk imago ze zichzelf aanmeten. Het resultaat: dankzij internet kunnen ‘normale mensen’ uitgroeien tot ster of rolmodel. Denk aan de Filippijnse modeblogger Bryanboy die via zijn
blog een miljoenenpubliek wist te bereiken. Lily Allen werd een popster dankzij de nummers die via haar Myspace-pagina te beluisteren waren. Net als de rest van de maatschappij is de creatieve industrie door het internet gedemocratiseerd. Jongeren kunnen in samenspraak met hun ‘friends’ op Facebook bepalen wie ze ‘liken’ of niet. En dat kan net zo goed een grote popster zijn als elkaar.
lijkt haaks te staan op het creëren van een imago, maar niets is minder waar. Tegenwoordig kan een imago juist authentiek zijn. Denk aan het modemerk Nike dat klanten haar eigen schoenen laat customizen (ontwerpen) ‘zodat ze helemaal bij jezelf passen’.
Een merk moet duidelijk en eenvoudig zijn
Het groepje mensen en merken dat trends — voor de massa uit — kan aanvoelen en vertalen naar muziek, mode of een andere creatieve uiting, worden trendsetters of influencers genoemd. Marketeers noemen ze ook wel innovators. Ze zijn essentieel bij het bereiken van jongeren.
Een merk moet een eigen stijl hebben An Influencer has a certain confidence that not many people have. They know that what they’re doing is the right thing, cause they’re comfortable doing it. Uit: Influencers: how trends and creativity becomes contagious (korte documentaire), 2010. Merken kunnen dus personen zijn of gecreëerd worden door een bedrijf. In beide gevallen zullen ze de meeste kans hebben om invloedrijk (trendsetters) te worden wanneer ze hun eigen stijl hebben. Omdat zij zo mediawijs zijn, zullen jongeren meteen door iemand heen prikken die te hard zijn best doet om invloedrijk te zijn. Invloedrijk word je namelijk niet door het te forceren. Hoe wel te handelen? Door het eigen pad te bewandelen, respect te verdienen, eerlijk te zijn over je motieven en jongeren te betrekken bij wat je wilt overbrengen. Dat
Whether you’re broke or evergreen You’re black, white, beige, chola descent You’re Lebanese, you’re orient Whether life’s disabilities Left you outcast, bullied or teased Rejoice and love yourself today ‘Cause baby, you were born this way Uit: Born This Way, Lady Gaga, 2011. De immens populaire zangeres Lady Gaga is een sterk merk geworden dankzij haar eenduidige communicatie. Ze is altijd uitbundig gekleed, maakt dezelfde soort liedjes en voert deze kenmerken sinds het begin van haar carrière zorgvuldig door. Onder de vlag van het merk Gaga maakt ze zich hard voor homorechten en de slachtof-
31
fers van de tsunami in Japan. Door zich ‘raar’ te kleden, probeert ze meer acceptatie te creëren voor degenen die gepest worden, of in bredere zin, anders zijn.
Een merk moet mij gelukkig maken In 2006 deed de Wiardi Beckman Stichting een onderzoek naar idealisme onder jongeren. Naar aanleiding daarvan schreef Neerlandicus Gustaaf Haan een artikel in de Volkskrant waarin hij het begrip ‘consumerend weldoen’ introduceerde. Haan: ‘Argwaan tegen de commercie onder jongeren is verdwenen.’ Sterker nog, deze generatie jongeren denkt en handelt net zoals een economisch systeem. Oftewel, voor maatschappelijk goed doen, verwachten jongeren iets terug. Haan: ‘Jongeren dansen in ruil voor hun gift voor Aids op Dance4Life (start dancing, stop Aids) en op 3FM vragen we plaatjes aan tegen landmijnen.’ Haans uitspraken onderschrijven de kracht van een merk. Merken bieden jongeren iets, ook omdat deze jongeren dat verlangen. Of, zoals ze in het rijtje van gewenste merkeigenschappen zeggen: ‘Een merk moet mij gelukkig maken.’ Dance4Life en 3FM zijn merken waar bepaalde groepen jongeren zich mee willen associëren, maar waarbij ze ook iets terugkrijgen. Jongeren zijn kritisch naar organisaties die proberen als merk te communiceren. Wie een sterk merk wil opbouwen zal in ieder geval up-to-date, eigen, herkenbaar en duidelijk moeten zijn en niet te vergeten jongeren iets terug moeten geven voor hun betrokkenheid bij het merk. Onder de vlag van een sterk merk kan, als een soort sluikreclame — denk aan Lady Gaga — maatschappelijke betrokkenheid gestimuleerd worden.
32
— essays —
leren door erVaring kai van hasselt, shinsekai analysis Jongeren krijgen van thuis, school en de straat verschillende normen en waarden mee. Dat kan een diffuus wereldbeeld opleveren en maakt het lastig om te leren van wat je om je heen ziet. Stedelijk analist en trendwatcher Kai van Hasselt kijkt hoe jongeren het best kunnen leren van ervaringen.
d
e afgelopen drie jaar heb ik een aantal keer les gegeven op de Weekendschool in de Amsterdamse Baarsjes. Dat was altijd weer een beleving. Op de Weekendschool krijgen gemotiveerde basisschoolleerlingen, vaak uit economisch zwakkere wijken, de gelegenheid hun horizon te verbreden. Gastdocenten laten de kinderen met verhalen en opdrachten kennis maken met verschillende beroepen. Door de praktisch ingerichte lessen krijgen de leerlingen een beeld van de werkpraktijk van bijvoorbeeld een arts, een architect, een boer of een advocaat.
De kinderen leren van de praktische ervaringen die ze in de Weekendschool opdoen. Deze manier van leren vindt steeds meer weerklank. In 1984 schreef de Amerikaanse leerpsycholoog David Kolb in zijn boek Experiential Learning hoe ervaringen een bron kunnen zijn voor leren en ontwikkeling. Hij beschouwt leren als een cyclisch proces dat uit vier fasen bestaat. De eerste fase behelst het opdoen van ervaringen. In fase twee volgt reflectie, waarbij de leerling zich bijvoorbeeld afvraagt wat hij heeft ontdekt en wat dat zou kunnen betekenen. De derde fase bestaat uit zogenoemde ‘abstracte concep-
tualisering’. Dit wil zeggen dat de leerling bekijkt hoe de ervaringen tot nieuwe theorievorming kunnen leiden. In fase vier toetst hij de opgedane theoretische kennis aan de praktijk.
Kai Van hasselt (1981) is de oprichter van Shinsekai Analysis. Deze onderzoeks- en adviespraktijk werkt aan vraagstukken op het gebied van stedelijke strategie en cultural intelligence. Hij geeft onder andere filosofie voor retail design aan het Piet Zwart instituut in Rotterdam. 33
fase 1
concreet erVaren
Kolb is ook van mening dat mensen verschillende individuele leervoorkeuren hebben, zogenaamde leerstijlen. In zijn theorie gaat het erom te bekijken welke manier van leren bij iemand past en hoe teams in organisaties zo kunnen worden samengesteld dat de leerdoelen van een organisatie en de leerstijlen van de mensen op elkaar aansluiten. Slimme organisaties gaan na welke wijze van leren de voorkeur heeft van individuele werknemers en richten processen zo in dat alle elementen van de leercyclus aan bod komen. Zowel het principe van het leren van ervaringen als de door Kolb beschreven leerstijlen verdienen naar mijn mening een prominentere plaats in het Nederlandse onderwijs. Jongeren bewegen zich binnen verschillende omgevingen: thuis, op hun opleiding, vrije tijd en werk, vrienden en familie, straat en sport, games, internet, nieuwe media en commercie. In al die omgevingen doen zij ervaringen op waar zij van leren. Het onderwijs zou er baat bij hebben wanneer dat het gegeven dat mensen van elke omgeving
34
fase 2
waarnemen & oVerdenken
kunnen leren een rol laat spelen in haar lessen. Het is bijvoorbeeld opvallend hoe snel jongeren door hun bijbaantjes en het lidmaatschap van de sportschool leren dat ze zich aan regels moeten houden. Wie stelselmatig te laat komt op zijn bijbaan, wordt ontslagen en loopt zijn salaris mis. Voor een getraind lichaam is discipline nodig en een gezonde levensstijl. Scholen zouden moeten nadenken over de manier waarop ze de leerervaringen uit andere omgevingen kunnen vertalen naar het reguliere onderwijs, zodat jongeren hier dezelfde discipline en gedrevenheid aan de dag leggen. Deze aanpak vergt durf. Het vraagt van het onderwijs om de gebaande paden te verlaten en om samen met ondernemingen en maatschappelijke organisaties mensen op te leiden. Toch is de methode niet nieuw. Veel MBAopleidingen zijn al succesvol in het overbrengen van de lesstof door de deelnemers op een interactieve en intensieve manier kennis te laten opdoen. Via businesscases en veelvuldige interactie tussen student en docent worden theorie en praktijk met elkaar in verband gebracht. Het gebruik van cases zorgt voor een actieve vorm van
onderwijs, die veel van de studenten vraagt. Dit zorgt ervoor dat de theorie beter wordt opgenomen, en dat draagt bij aan het succes van de onderwijsmethode. Het reguliere onderwijs zou er baat bij hebben om het leren door businesscases van deze elitaire instituten te kopiëren. Natuurlijk kun je stellen dat de wereld steeds competitiever wordt, en dat Azië en India steeds prominentere plaatsen innemen op het wereldtoneel. Aan de andere kant van de wereld worden in grote getale mensen opgeleid met een studie-ijver en arbeidsmoraal die de onze overtreft. Dat vraagt bij ons om een instelling van niet zeuren, maar werken. Toch mag dit geen argument zijn tegen het belang van persoonlijke leerstijlen. Integendeel, juist de kennis over hoe mensen zo efficiënt en aangenaam mogelijk leren, stelt ons in staat om als lerende samenleving internationaal competitief te blijven. Kolb, David (1984). Experiential learning: Experience as the source of learning and development. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall
fase 3
aBstracte BegripsVorming
fase 4
actief experimenteren
35
2 36
leren Van geliJken Soms gaat leren sneller wanneer degene die uitleg geeft uit dezelfde wereld komt als de toehoorder. Aan dit simpele gegeven dankt peer education zijn lange, succesvolle historie. Waar wordt de methode ingezet, welke varianten bestaan er en hoe werkt het? In dit hoofdstuk lees je meer over de achtergronden.
37
— inleiding —
wat is peer education? Of het nou om academisch geschoolde Marokkanen gaat die een klas met veel islamitische leerlingen over de Tweede Wereldoorlog en het conflict in het Midden-Oosten vertellen, of om creatieve studenten die tieners liefde voor zestiendeeeuwse kunst bijbrengen; zolang de voorlichting van leden uit de eigen groep komt, is de kans dat de informatie aankomt aanzienlijk. Groter in elk geval dan wanneer een docent of museumgids jongeren in grotemensentaal uitlegt hoe het zit.
p
eer education betekent leren van gelijken. In de praktijk komt het er op neer dat mensen uit een specifieke doelgroep (peer educators) informatie en vaardigheden overdragen of gedrag overbrengen op andere leden uit die doelgroep (peers). Behalve universiteiten en maatschappelijke instellingen maken musea en overheidsinstellingen, zoals gemeenten en instellingen voor gezondheidszorg en voorlichting gebruik van peer education om hun doelgroep te in-
38
formeren. Zo zette GGD Friesland in 2005 mbo- en hbo-studenten als peer educators in om leerlingen uit klas twee en drie van het vmbo te onderwijzen over de verschillende kanten van de liefde. De nadruk lag hierbij op het aanleren van ‘seksuele competenties’. De leerlingen (peers) kregen informatie over de manier waarop ze veilig en op gelijkwaardige basis seks konden hebben.
— wat is peer education? —
historie & idealen Het inzetten van ervaringsdeskundigen uit de peer group om kennis of vaardigheden over te brengen is niet nieuw.
a
l aan het begin van de negentiende eeuw maakte onderwijs via peer educators opgang. Filantropen zetten zich in voor onderwijs voor de arbeidersklasse (Wagner, 1982). Ambitie en idealisme waren er volop, maar de fondsen voor massaal onderwijs ontbraken. Uit bittere noodzaak lieten de revolutionaire Britse onderwijzers Joseph Lancaster en Andrew Bell oudere leerlingen jongere leerlingen onderwijzen. Toen bleek hoe goed leerlingen gedijden onder dit systeem, zette Lancaster zijn pragmatisme om in een structurele aanpak die hij theoretisch onderbouwde (Wagner, 1982). Na een periode van bloei in de negentiende eeuw bleef het een tijdje stil rond peer education. Pas in de jaren zestig van de vorige eeuw herleefde de fascinatie voor de leermethode. De nadruk in de klas kwam te liggen op samenwerking in plaats van rivaliteit. Dit bood voordelen voor zowel sterke als zwakke leerlingen. Leerlingen die maar met moeite iets aannamen van een leraar, bleken veel beter
te presteren onder begeleiding van peer educators (Wagner, 1982). Peer education diende nog een doel. Door druktemakers in de klas speciale verantwoordelijkheid te geven in het onderwijzen van anderen, stopten ze met onrust stoken. (Goodland, 1979). Het succes van de peer education-projecten verleidde de Amerikaanse hoogleraar Onderwijskunde Herbert Thelen in 1969 tot de volgende uitspraak: ‘I can think of no other innovation which has been so consistently perceived as successful.’ (Tutoring by Students, 1969). Met de opkomst van de dance scene in de jaren tachtig werden peer educators ingezet buiten de klaslokalen. Ook in Nederland kwamen er meer buitenschoolse peer education-projecten. De opkomst van Aids en de populariteit van sigaretten en drugs schreeuwden om een effectieve aanpak, waarbij peer educators centraal stonden. De peer educators bezochten onder meer grote dance evenementen en discotheken waar ze jongeren inlichtten over de gevolgen van drank en drugs. Al snel
werd duidelijk dat het inzetten van ervaringsdeskundigen uit de peer group een domino-effect had. Kennis over verslavende genotmiddelen verspreidde zich razendsnel onder jongeren. Het succes leidde er toe dat het aantal peer education-projecten vanaf het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw flink toenam.
39
— wat is peer education? —
peer educators & peers Succesfactor
d
e voorwaarde voor het succes van peer education is dat de peer educator (de informatiebrenger) en de peer (de ontvanger) elkaar als gelijken beschouwen. Dit is het geval wanneer de peer educator en peer bijvoorbeeld tot dezelfde leeftijdsgroep behoren. Maar het kan ook zijn dat ze allebei allochtone ouders hebben, uit hetzelfde boerendorp komen of allebei fervente handballiefhebbers zijn. Kortom, peer en peer educator hebben hetzelfde referentiekader; ze zijn volgens vergelijkbare normen en waarden opgevoed, delen een bepaald geloof, dezelfde cultuur of kampen met vergelijkbare maatschappelijke problemen. Het verschijnsel dat peers informatie die zij van bekenden krijgen eerder voor waar aannemen dan kennis uit boeken of onderbouwde verhalen van deskundigen, wordt het ‘peer effect’ genoemd. Stoppen met roken in navolging van vrienden en bekenden is zo’n peer effect. Politi-
40
ci en medici halen alles uit de kast om roken te ontmoedigen. Campagnes en reclamespotjes sturen griezelverhalen over de schadelijke gevolgen van sigaretten op ons af. Toch zijn de meeste mensen pas geneigd om te stoppen als mensen uit hun directe omgeving het roken opgeven. De invloed van de peer is hier groter dan de autoriteit van de deskundigen.
Adolescentie In de meeste gevallen van peer education gaat het om jongeren die andere jongeren voorlichten. Al bestaan er ook projecten voor en door volwassenen, bijvoorbeeld van de NGO PSI, waarbij wereldwijd ex-prostituees werkzame prostituees voorlichten over ziektes die ze door hun werk kunnen oplopen en andere risico’s van het vak. In dit boek en in de praktijk van Diversion draait het om jongerenprojecten. De reden hiervoor is dat de peer group juist tijdens de adolescentie erg invloedrijk is en de puberende peer openstaat voor die invloed. In deze periode na de
basisschool brengen jongeren buiten schooltijd twee keer zoveel tijd door met leeftijdgenoten als met ouders of andere volwassenen. Zij beïnvloeden elkaar vooral op het gebied van vrije tijd, persoonlijke relaties, seksualiteit en individuele ontwikkelingen. (Uit: Sardes, De ongekende kracht van leerlingen, 2001). Volgens Toon Cillessen, hoogleraar ontwikkelingspsychologie aan de Radbout Universiteit Nijmegen, begint de onderlinge beïnvloeding al veel vroeger. ‘In Westerse landen gaan kinderen al vanaf hun vierde levensjaar steeds meer met leeftijdsgenoten om in plaats van met hun ouders. In de peer group vinden belangrijke ontwikkelingen plaats zoals conflictbemiddeling en de ontwikkeling van sociale competenties.’
Identiteit Tijdens de adolescentie vormen jongeren ook hun identiteit. Zij zijn op zoek naar wie ze zijn, wat ze wel en niet willen en op wie ze
educators — jongeren die onder willen lijken. Ook in deze zoektocht vergelijkbare omstandigheden zijn neemt de peer group een belangopgegroeid — positieve stimurijke plaats in. Jongeren spiegelen lansen krijgen. Ze bieden tijdelijk zich het liefst aan mensen met een netwerk, zijn het levende een vergelijkbare ervaringswevoorbeeld dat er andere opties en reld (Lingren, 1995). Dit spiegelen keuzes zijn. En moedigen aan om is een van de redenen dat peer het ánders te doen.’ educators er soms beter in slagen een boodschap over te brengen dan professionals. Volgens sociaal Grote broer psycholoog Leon Festinger (1954) Naber beschrijft in haar boek het Bijzondere bijbaan vergelijken mensen zich met peers project In2Yourplace.com. Zij zetin waar zij tegenop kijken, wanneer uiteen hoemuseum peer educators die zelf het ze iets aan zichzelf willen verbevoormalig daklozen zijn de kunstgrote — spoedcursus teren. Ook Cillessen meent dat broerof zus-rol innamen in het kenner — bewondering een grote rol in de leven van zwerfjongeren. Zij raakbelevingswereld van tieners speelt. ten ook bevriend met de peers: Youth insights ‘Op Amerikaanse kansarme scholen ‘Via peer education vindt het eigen muurbloempjes — zijn basketballers de helden van maken van vaardigheden spelenbloeien opongedwongen in new de gemeenschap. Deze jongens derwijs plaats, via van tussen de achttien en twintig omgang met— elkaar. De peer eduYork jaar worden dus ook ingezet op cators geven informatie over ‘alscholen om jongeren te trainen in ledaagse zaken’ zoals zorgen dat je academische vaardigheden, of zij goedkoop en gezond eet, hoe weg worden betrokken bij het lesgete blijven van ‘slechte’ vrienden ven.’ Sommige jongeren hebben en voorkomen dat je vast zit aan geen sterk sociaal netwerk. Zij te dure gsm-abonnementen. Ook hebben bijvoorbeeld een peer professionals helpen zwerfjongegroup die hen op een negatieve ren hun leven weer op de rails te manier beïnvloedt, waardoor zij krijgen, maar de inbreng van de vaak spijbelen of in aanraking koervaringsdeskundige is onmismen met de politie. Vooral voor dit baar. Die heeft positieve invloed soort jongeren zijn peer educationals ‘voorbeeld’, maar ook omdat er projecten belangrijk. met leeftijdgenoten lol getrapt kan worden. Dat is wat jongeren ook Pauline Naber, lector bij Leefwerelbij elkaar zoeken, iemand om mee den van Jeugd aan de Hogeschool te lachen, mee te voetballen, te INHolland (en medeauteur van winkelen, te chillen en te chatten.’ Zwerfjongeren begeleiden. VerPeer educators nemen in een groot sterken van hun sociale netwerken) aantal projecten deann grote goldbroer-rol directeur vertelt: ‘Jongeren kunnen zowel op zich, zij opereren als rolmodel. stein over het negatieve als positieve invloed stedelijk museum op elkaar hebben. We kennen Peer educator Sanne Pols, die zich een levendige allemaal de voorbeelden van via— havo, mavo, mbo en hbo en uit— dynamische plek vriendengroepen die met elkaar in eindelijk opwerkte naar de univergrensoverschrijdend of crimineel siteit, is zo’n rolmodel.‘Ik heb veel gedrag verzeild raken. Vaak biedt verschillende leefwerelden gezien. hun sociale omgeving (ouders, Ik heb verschillende opleidingen buurtgenoten, vrienden) weinig gevolgd, in kleine katholieke dorpstimulans en voorbeelden om op jes en grote steden gewoond. En een positieve manier volwassen te na jarenlang relaties met mannen worden. Jongeren die op de grens te hebben gehad, heb ik nu een staan van afglijden kunnen via peer relatie met een vrouw. Doordat ik
KNAP KUNSTJE
veel gezien heb, denk ik me ook makkelijk in mijn leerlingen te kunnen inleven.’ Vaak zijn de rolmodellen iets ouder dan de peers, hoog opgeleid en gedreven. Ook zijn het jongeren die durven; jongens of meisjes die net uit de kast gekomen zijn en voor een klas met pubers staan, hebben lef. Het komt ook regelmatig voor dat de peer educators en peers een vergelijkbaar verleden hebben, zoals in het geval van de zwerfjongeren. Door deze grote broer-rol en doordat peer educators een overlappend referentiekader hebben met de peers, worden zij door de jongeren als geloofwaardig beschouwd. Zij houden vaak makkelijker de aandacht van de peers vast. Krzysztof Dobrowolski-Onclin, coördinator van de voorlichtingsgroep COC Amsterdam: ‘Je staat voor de klas als een rolmodel. De voorlichters die wij inzetten zijn ervaringsdeskundigen, en verhalen uit de eerste hand maken altijd veel indruk. Zelfs in de moeilijkste klassen kijken alle leerlingen muisstil en gebiologeerd naar me als ik vertel hoe ik uit de kast kwam.’ Overigens moet de peer educator niet doorslaan in zijn rol als grote broer. In dat geval ontstaat er toch weer een soort autoriteitsverhouding, die het peer effect ondermijnt.
Vriendschap Doordat de peer educators hetzelfde referentiekader hebben als de peers, kan er vrij snel een gevoel van vriendschap ontstaan. Hierdoor komt de boodschap beter aan en blijft zij langer hangen. Daar komt bij dat peer educators de taal van jongeren spreken. Dat is belangrijk, want spreekstijl is in de onderlinge communicatie van jongeren cruciaal. Het jargon be-
41
Blikopeners: scherp en kritisch Knap kunstje
2
‘Natuurlijk heb ik veel feitelijke dingen geleerd over kunst, maar dat vind ik nog niet eens het interessantst’, aldus de zeventienjarige Yoram van de Vall. Als Blikopener in het Stedelijk Museum verzorgt hij rondleidingen voor jongeren, geeft hij adviezen en organiseert hij activiteiten voor leeftijdsgenoten. Een kritische mening over kunst heeft Yoram inmiddels, maar belangrijker vindt hij de sociale kant van zijn bijbaantje. ‘Ik ben er achter gekomen dat ik het heel leuk vind om jongeren te enthousiasmeren.’
Knap kunstje
3
‘Ze hebben het imago van jongeren binnen de kunstwereld behoorlijk bijgesteld.’ Marloes van Gastel educatiemedewerker Stedelijk Museum
Het Stedelijk Museum ziet het als missie om een brede doelgroep te enthousiasmeren voor kunst. En daarbij is een bijzondere rol weggelegd voor jongeren. Niet alleen als doelgroep, maar ook als intermediair. In september 2008 is daarom het project Blikopeners van start gegaan. Ieder jaar krijgen vijftien Amsterdamse jongeren tussen de vijftien en negentien jaar, met de meest uiteenlopende achtergronden en opleidingsniveaus, een jaar lang een bijbaan in het museum. In deze functie verzorgen ze rondleidingen en organiseren ze evenementen voor leeftijdsgenoten. De eigen ervaring en kennis van de jongeren dient daarbij als uitgangspunt. Marlous van Gastel, educatiemedewerker bij het Stedelijk Museum, zette het project samen met Diversion op. ‘Het idee om jongeren een actieve rol in je museum te geven vond ik heel interessant, omdat je daarmee direct de visie van jongeren hoort. Dat past goed Knap kunstje
4
bij het educatiebeleid van het Stedelijk. Ik had hoge verwachtingen van het project, omdat ik wist dat peer education in buitenlandse musea al goed werkte. Toch zijn mijn verwachtingen ruim overtroffen. We hebben zelf ervaren hoe verfrissend het kan zijn om met jongeren samen te werken. Bovendien hebben we erg veel leuke, enthousiaste jongeren gevonden, die het heel goed gedaan hebben.’
Net als Viktor en Rolf Bij het zoeken naar geschikte peer educators ging het museum uit van een vooraf duidelijk bepaalde doelgroep. Van Gastel: ‘We zochten jongeren tussen de vijftien en negentien jaar oud, met verschillende opleidingen en achtergronden, uit verschillende delen van de stad. Daarmee wilden we uiteenlopende invalshoeken krijgen en een breed palet aan jongeren bereiken.’ Dat was niet altijd de makke-
lijkste weg; vooral de verschillen tussen opleidingsniveaus bleken in de praktijk voor communicatieproblemen te zorgen. ‘Ze begrepen elkaar soms niet, waardoor de samenwerking niet helemaal vlekkeloos verliep. We hebben geleerd dat er een goede balans in de groep moet zijn op het gebied van opleidingsniveau. Daar houden we nu rekening mee bij de samenstelling van een nieuwe groep. We zoeken naar een combinatie van vmbo, havo, vwo, beroepsopleidingen en wetenschappelijk onderwijs. In de vacature die het museum plaatste, werd bovendien niet specifiek gezocht naar jongeren die geïnteresseerd zijn in kunst of een opleiding in die richting volgen. ‘Juist iemand die normaal gesproken nooit in het museum rondhangt, kan er een hele waardevolle kijk op hebben. In de huidige groep Blikopeners zit bijvoorbeeld een meisje dat sportmarketing studeert. Zij had laatst een interessante discussie met onze
zakelijk directeur Patrick van Mil, over de reden dat Audi het museum sponsort. Zij vond dat een vreemde combinatie en vroeg zich af waarom Audi geïnteresseerd zou zijn om zich te verbinden aan het museum. Dat biedt nieuwe inzichten.’ Ook Blikopeners die wel kunstvakken gevolgd hebben of museumbezoek van huis uit hebben meegekregen, bieden een frisse blik. Zo wist de zeventienjarige Lisa Konno verbanden te leggen die de curatoren anders naar kunst lieten kijken. ‘Lisa heeft een Japanse vader en is een echte modefreak. Toen ze het werk van de Franse
Wij openen blikken Blikken openen beperkt zich niet tot het Stedelijk Museum, ontdekte Mirelva Berghout (19). Op vakantie in Parijs sleepte ze haar vrienden mee naar een modern museum, waar ze oog in oog kwam te staan met kunstwerken die ze in het Stedelijk al eens had gezien. ‘Alles wat ik erover wist, heb ik aan mijn vrienden verteld. Ik was echt enthousiast: ik herkende ze zelfs zonder de naam van de kunstenaar te lezen!’
‘Ze durven scherpe vragen te stellen, zijn creatief, onbevangen en hebben ontzettend veel leuke ideeën.’ Een vlotte rondleider Yoram van de Vall (17) vindt de sociale kant van het werk het leukst. ‘Ik heb geleerd om makkelijker aan familie en vrienden te vertellen wat ik ergens van vind. Dat is een tweede natuur geworden, waarschijnlijk door de rondleidingen die je als Blikopener geeft. Daardoor praat je veel in het openbaar. Vroeger had ik veel problemen met spreekbeurten. Dat gaat me nu veel beter af.’
Knap kunstje
6
schilder Yves Klein zag, die zich erg op Japan richtte, zag zij overeenkomsten met een collectie van Viktor en Rolf. Daardoor raakten andere jongeren er in geïnteresseerd. Op zulke momenten zie je echt de kracht van de jongeren.’ De blik van het museum zelf is ook geopend door de Blikopeners, vertelt Van Gastel. ‘Ze hebben het imago van jongeren binnen de kunstwereld behoorlijk bijgesteld. We merken dat veel groepen het leuk vinden om rondleidingen van de jongeren te krijgen. Museumbezoekers ervaren jongeren nu op een positieve manier. Zij durven scherpe vragen te stellen, zijn creatief, onbevangen en hebben ontzettend veel leuke ideeën.’
Eerste hulp bij kunst Naast Blikopeners, dat vooral gericht is op jongeren buiten school, ontwikkelde het Stedelijk Museum ook eigen lespakketten voor leerlingen van havo en vwo. De boekenreeks Eerste hulp bij… is een serie notitieblokjes
Ook de jongeren zelf hebben er veel van opgestoken: Yoram (17) heeft bijvoorbeeld geleerd dat hij het leuk vindt om met jongeren in gesprek te gaan en ze te enthousiasmeren voor musea, en Mirelva (19) werd verrast door de verbindingen tussen kunst en haar eigen ervaringen en associaties die ze wist te leggen. Sinds de Blikopeners er rondlopen, trekt het museum meer jongeren. ‘We hopen dat wij deze groei goed voort kunnen zetten. Je hoopt op een sneeuwbaleffect, maar we merken dat jongeren het toch spannend vinden om hun vrienden uit te nodigen. Dat heeft vaak te maken met de entreeprijs, die voor jongeren een drempel kan zijn.’ Aan het museumaanbod ligt het in ieder geval niet. ‘Jongeren kunnen hier veel vaardigheden en kennis opdoen. Ze laten vaak zien en horen dat ze positief verrast zijn over wat het museum allemaal te bieden heeft. Voor én achter de schermen. We hebben hun levens een beetje veranderd. Dat vind ik echt mooi.’
met vragen, opdrachten, interviews met kunstenaars en achtergrondinformatie over specifieke collectieonderdelen. Momenteel zijn er edities over design, fotografie, tekeningen, schilderkunst, sculptuur en videokunst. Hiermee kunnen leer-
lingen een kunstwerk bestuderen en vergelijken met andere kunstwerken. Bij klassikaal bezoek zijn de boekjes gratis (mits twee weken van tevoren aangemeld). De boekjes zijn ook te koop in de museumwinkel. stedelijk.nl Knap kunstje
7
Persoonlijke aanpak loont Een levendige en dynamische plek, waar de nieuwsgierigheid geprikkeld wordt. Dat moet het Stedelijk Museum zijn volgens Ann Goldstein, die sinds januari 2010 directeur is. Het opdoen van nieuwe, onverwachte indrukken staat daarbij centraal. Niet gek dus, dat peer education zich goed leent voor een museale omgeving.
Knap kunstje
8
jongeren. Door leeftijdsgenoten vanuit hun eigen ervaringen te laten vertellen en toelichten, wordt de drempel lager, stelt Goldstein. Juist omdat die aanpak zo persoonlijk is. Een goed kunstwerk stelt je in staat om op een diepere manier om te gaan met je eigen leven, met andere mensen en je omgeving. De vraag is dan ook niet of iets wel of geen kunst is. Het gaat over het creëren van een bewustzijn, van je plek in de wereld. Ik vind het belangrijk dat we daar aan kunnen bijdragen. Volgens de museumdirecteur staat deze persoonlijke ontwikkeling centraal in zowel peer education als in musea. Het gaat er niet om dat je alles van kunst weet; dat vragen we ook niet van de Blikopeners. Als zij op hun beurt jongeren maar op hun gemak kunnen stellen, zodat die vragen over kunst durven te stellen. Foto: GJ van Rooij
Voordat Goldstein aan de slag ging als directeur bij het Amsterdamse museum, was ze jarenlang als curator werkzaam bij het Museum of Contemporary Art (MOCA) in Los Angeles. Daar merkte ze al dat jongeren en kunst uitstekend samen gaan, mits goed begeleid. Eens per week komen kleine groepen middelbare scholieren daar samen om te praten met museummedewerkers, kunstenaars en anderen uit de culturele sector. Op basis daarvan bedenken en organiseren ze eigen projecten, die gekoppeld worden aan museumprogramma’s. Het was een geweldige ervaring om met een groep slimme, zeer gemotiveerde jongeren te werken. Peer education werkt juist in een museum goed, omdat kunst en musea doorgaans moeilijk toegankelijk lijken voor
3x goed voorbeeld Een bijbaantje waar je met veel plezier naartoe kunt gaan, daar waren de Blikopeners naar op zoek. En dat vonden ze. In dit filmpje blikken jongeren, curator Marten Jongema, hoofd educatie Rixt Hulshoff Pol en educatiemedewerker Marlous van Gastel terug op het eerste jaar
Blikopeners.
Hoe ziet de wereld er in 2050 uit? Het antwoord op die vraag zochten tien peer educators, tussen de 15 en 23 jaar, in het Londense museum Tate Modern. Dit videokunstwerk is het resultaat. Naast het maken van kunst houden jongeren zich in het project Raw Canvas bezig met het organiseren van evenementen en het geven van rondleidingen.
Studenten uit onder andere New York, Mexico en Ghana leggen in dit filmpje uit waarom ze peer educator wilden worden bij het Whitney Museum of American Art en waar ze zich zoal mee bezighouden.
Knap kunstje
9
We Youth Insights Goed voorbeeld doet volgen – en het Stedelijk Museum koos niet zomaar een voorbeeld. Voor het project Blikopeners liet het Amsterdamse museum zich inspireren door Youth Insights, een peer education-programma dat al sinds 1997 een van de belangrijkste educatiemiddelen is van het Whitney Museum of American Art in New York. Knap kunstje
10
Peer educator word je niet zomaar in het New Yorkse museum. Aspirant-peer educators moeten zich allereerst aanmelden met een essay, motivatiebrief en een aanmeldingsformulier. Op basis van opleidingsniveau, leeftijd en woonplaats in New York stelt de educatie-afdeling vervolgens een gebalanceerde groep van zo’n 65 jongeren samen, die drie maanden lang een voortraject doorlopen. Hierbij volgen ze de vorderingen van een kunstenaar, bespreken ze de collectie van het museum en maken ze zelf kunst. ‘Daarmee willen we de interactie tussen kunstenaars en het jonge publiek vergroten en jongeren laten kennismaken met hedendaagse kunst’, verklaart Danielle Linzer, Manager of Access and Community Programs. Maar het naschoolse educatieprogramma is niet alleen op kunst zelf gericht. ‘Sociale, cognitieve en emotionele ontwikkelingen staan voorop. Het is belangrijk om tieners, die zich nog volop aan het ontwikkelen zijn, vaardigheden mee te geven waar ze hun hele leven iets aan hebben.’ Voor jongeren die de smaak na deze drie maanden te pakken hebben, is er de mogelijkheid door te stromen naar de functie van peer educator.
Van muurbloem tot debattalent Jaarlijks worden er zo’n tien jongeren vanuit het voortraject geselecteerd om peer educator, oftewel een YI Leader, te worden. Een jaar lang geven ze rondleidingen, organiseren ze evenementen, ontwikkelen ze
educatiemateriaal en houden ze een blog over hun ervaringen bij op de website van het Whitney Museum. ‘In evaluatiegesprekken met peer educators blijkt dat ze niet alleen scholieren iets hebben bijgebracht en daar trots op zijn, maar dat ze ook zelf veel hebben geleerd. Over kunst natuurlijk, maar ook over zichzelf. De jongeren zeggen zich na het project zelfverzekerder te voelen. Ze hebben dan geleerd in het openbaar te spreken, durven eigen ideeën te presenteren en weten hoe ze in een werkomgeving kunnen functioneren. Ook de verbondenheid die peer education met zich meebrengt, noemt Linzer een belangrijk resultaat van het project. Ze voelen zich echt onderdeel van een groter geheel van de groep peer educators, maar ook van het museum. Daardoor nemen ze ook weer sneller vrienden en familie mee naar het museum.’ En dat terwijl veel peer educators nog nooit in een museum waren geweest voordat ze bij Youth Insights terecht kwamen. ‘Leerlingen leren ons vaak kennen via school, als docenten hen tippen’, legt Linzer uit. ‘Het grappige is dat ze hun museumervaringen daar uiteindelijk ook weer toepassen. Een docent vertelde me laatst dat een van zijn leerlingen, die als peer educator werkte, van een muurbloempje was opgebloeid tot iemand met een grote woordenschat en een duidelijke mening, die ze in discussies met klasgenoten durft in te zetten. Ik vind het heel belangrijk dat jongeren trots op zichzelf leren te zijn.’ Knap kunstje
11
— wat is peer education? —
peer Peer educator educators in the picture & peers Elisavièta Marytcheva (21),
student International Communication & New Media, uit ci en medici halen alles uit de kast Rotterdam om roken te ontmoedigen. Cam-
Yair da Costa (22),
student Geschiedenis, uit Amsterdam
Leren accepteren
‘Toen ik op de middelbare school zat, kreeg ik voorlichting van het COC. Dat gaf me het duwtje in de rug brengen dat ik nodig had om mebasisschool jongeren buiSuccesfactor zelf te accepteren. Dat was nietzoveel makkelijk, ten schooltijd twee keer tijd omdat Surinaams enals Indonepagnes en reclamespotjes sturen doormijn metouders leeftijdgenoten met e voorwaarde voor het vriendinnenover de schadelijke sisch zijn enofstreng gelovig. Ze hebben nog griezelverhalen ouders andere volwassenen. Zij succes van peer edu- Beste mijn werk als peer educator heb ik een moeite met mijn geaardheid, van sigaretten op ons af. steeds beïnvloeden elkaar vooral op maar het cation is dat de peer ‘Aangevolgen alsgebied peer educator hebtijd, ik mijn ervaringen Tochbeste zijn vriendinnen de meesteovergehouden. mensen pas van vrije persoonlijke educator (de informa- van mijn als islamitische peer educator voor wel kunnen ombuigen naaren ietsindividuele positiefs.’ geneigd om te stoppen als mensen relaties, seksualiteit tiebrenger) en de peer (de ontvan- Zij stond ik als joodse. We haddenhet allebei uiten hun directe omgeving roken ontwikkelingen. (Uit: Sardes, De ger) elkaar als gelijken beschou- de klas instelling: staan voor roze shirt opgeven. De open invloed van dediscuspeer is Geen ongekende kracht van leerlingen, wen. Dit is het geval wanneer de dezelfde nietgroter veroordelen. Ik autoriteit spreek Rachida ik lesgeef, wacht ik er zo lang mogelijk hier dan de van de Als2001). peer educator en peer bijvoorbeeldsie en elke dag en we gaan binnenkort zelfs mee om te vertellen dat ik op jongens val. tot dezelfde leeftijdsgroep behoren.nog deskundigen. samen een mediabedrijfje oprichten.’ Ik wilVolgens dat ze me leren kennen als persoon. Toon Cillessen, hoogleraar Maar het kan ook zijn dat ze alDan ontwikkelingspsychologie pas kun je vooroordelen wegnemen. aan de lebei allochtone ouders hebben, uit Adolescentie VaakRadbout geloven ze niet dat ik op jongens val, Universiteit Nijmegen, hetzelfde boerendorp komen of al- DrieInoren de meeste gevallen van peer verbaasde me dathet jongeren voorooromdat de clichébeelden van beïnvloeroze shirts en begint de onderlinge lebei fervente handballiefhebbers ‘Heteducation gaat om jongeren enandere weinig echte kennisvoorlichten. hadden over strakke jeans niet vroeger. ‘In Westerse ding al veel zijn. Kortom, peer en peer educatordelen die jongeren Wereldoorlog. Ze wisten niet kloppen. Als gaan ze landen kinderen al vanaf hun hebben hetzelfde referentiekader; de Tweede Al bestaan er ook projecten voor Marokkanen gesneuveld waren, erachter komen, vierde levensjaar steeds meer met ze zijn volgens vergelijkbare nor- dat er enook door volwassenen, bijvoorbeeld miljoen vermoorde joden leek ze ook vinden ze het leeftijdsgenoten om in plaats van men en waarden opgevoed, delen en zes van de NGO PSI, waarbij wereldwas zelfs een jongen die dacht prima. Ongeacht met hun ouders. In de peer group een bepaald geloof, dezelfde cul- wat veel. wijd Er ex-prostituees werkzame drie orenvoorlichten hebben. Metover de lessen vindenofbelangrijke ontwikkelingen tuur of kampen met vergelijkbare dat joden prostituees ziek- hun geloof deze cultuur. plaats zoals conflictbemiddeling maatschappelijke problemen. Het kunnen teswe dieveel ze van door hunvooroordelen werk kunnen en ze Het delen en de ontwikkeling van sociale verschijnsel dat peers informatie bespreken oplopen enbespreken. andere risico’s vanvan het met jongeren daarom erg competenties.’ die zij van bekenden krijgen eerderinformatie vak. In ditdeboek en inis de praktijk voor waar aannemen dan kennis waardevol.’ van Diversion draait het om jonge-
d
uit boeken of onderbouwde verhalen van deskundigen, wordt het ‘peer effect’ genoemd. Stoppen met roken in navolging van vrienden en bekenden is zo’n peer effect. Politi-
40
renprojecten. De reden hiervoor is dat de peer group juist tijdens de adolescentie erg invloedrijk is en de puberende peer openstaat voor die invloed. In deze periode na de
Identiteit
Tijdens de adolescentie vormen jongeren ook hun identiteit. Zij zijn op zoek naar wie ze zijn, wat ze wel en niet willen en op wie ze
educators — jongeren die onder willen lijken. Ook in deze zoektocht vergelijkbare omstandigheden zijn neemt de peer group een belangopgegroeid — positieve stimurijke plaats in. Jongeren spiegelen lansen krijgen. Ze bieden tijdelijk zich het liefst aan mensen met een netwerk, zijn het levende een vergelijkbare ervaringswevoorbeeld dat er andere opties en reld (Lingren, 1995). Dit spiegelen keuzes zijn. En moedigen aan om is een van de redenen dat peer het ánders te doen.’ educators er soms beter in slagen een boodschap over te brengen dan professionals. Volgens sociaal Grote broer psycholoog Leon Festinger (1954) Naber beschrijft in haar boek het vergelijken mensen zich met peers project In2Yourplace.com. Zij zet waar zij tegenop kijken, wanneer uiteen hoe peer educators die zelf ze iets aan zichzelf willen verbevoormalig daklozen zijn de grote teren. Ook Cillessen meent dat broer- of zus-rol innamen in het bewondering een grote rol in de leven van zwerfjongeren. Zij raakbelevingswereld van tieners speelt. ten ook bevriend met de peers: ‘Op Amerikaanse kansarme scholen ‘Via peer education vindt het eigen zijn basketballers de helden van maken van vaardigheden spelende gemeenschap. Deze jongens derwijs plaats, via ongedwongen van tussen de achttien en twintig omgang met elkaar. De peer edujaar worden dus ook ingezet op cators geven informatie over ‘alscholen om jongeren te trainen in ledaagse zaken’ zoals zorgen dat je academische vaardigheden, of zij goedkoop en gezond eet, hoe weg worden betrokken bij het lesgete blijven van ‘slechte’ vrienden ven.’ Sommige jongeren hebben en voorkomen dat je vast zit aan geen sterk sociaal netwerk. Zij te dure gsm-abonnementen. Ook hebben bijvoorbeeld een peer professionals helpen zwerfjongegroup die hen op een negatieve ren hun leven weer op de rails te manier beïnvloedt, waardoor zij krijgen, maar de inbreng van de vaak spijbelen of in aanraking koervaringsdeskundige is onmismen met de politie. Vooral voor dit baar. Die heeft positieve invloed soort jongeren zijn peer educationals ‘voorbeeld’, maar ook omdat er projecten belangrijk. met leeftijdgenoten lol getrapt kan worden. Dat is wat jongeren ook Pauline Naber, lector bij Leefwerelbij elkaar zoeken, iemand om mee den van Jeugd aan de Hogeschool te lachen, mee te voetballen, te INHolland (en medeauteur van winkelen, te chillen en te chatten.’ Zwerfjongeren begeleiden. VerPeer educators nemen in een groot sterken van hun sociale netwerken) aantal projecten de grote broer-rol vertelt: ‘Jongeren kunnen zowel op zich, zij opereren als rolmodel. negatieve als positieve invloed op elkaar hebben. We kennen Peer educator Sanne Pols, die zich allemaal de voorbeelden van via havo, mavo, mbo en hbo uitvriendengroepen die met elkaar in eindelijk opwerkte naar de univergrensoverschrijdend of crimineel siteit, is zo’n rolmodel.‘Ik heb veel gedrag verzeild raken. Vaak biedt verschillende leefwerelden gezien. hun sociale omgeving (ouders, Ik heb verschillende opleidingen buurtgenoten, vrienden) weinig gevolgd, in kleine katholieke dorpstimulans en voorbeelden om op jes en grote steden gewoond. En een positieve manier volwassen te na jarenlang relaties met mannen worden. Jongeren die op de grens te hebben gehad, heb ik nu een staan van afglijden kunnen via peer relatie met een vrouw. Doordat ik
veel gezien heb, denk ik me ook makkelijk in mijn leerlingen te kunnen inleven.’ Vaak zijn de rolmodellen iets ouder dan de peers, hoog opgeleid en gedreven. Ook zijn het jongeren die durven; jongens of meisjes die net uit de kast gekomen zijn en voor een klas met pubers staan, hebben lef. Het komt ook regelmatig voor dat de peer educators en peers een vergelijkbaar verleden hebben, zoals in het geval van de zwerfjongeren. Door deze grote broer-rol en doordat peer educators een overlappend referentiekader hebben met de peers, worden zij door de jongeren als geloofwaardig beschouwd. Zij houden vaak makkelijker de aandacht van de peers vast. Krzysztof Dobrowolski-Onclin, coördinator van de voorlichtingsgroep COC Amsterdam: ‘Je staat voor de klas als een rolmodel. De voorlichters die wij inzetten zijn ervaringsdeskundigen, en verhalen uit de eerste hand maken altijd veel indruk. Zelfs in de moeilijkste klassen kijken alle leerlingen muisstil en gebiologeerd naar me als ik vertel hoe ik uit de kast kwam.’ Overigens moet de peer educator niet doorslaan in zijn rol als grote broer. In dat geval ontstaat er toch weer een soort autoriteitsverhouding, die het peer effect ondermijnt.
Vriendschap Doordat de peer educators hetzelfde referentiekader hebben als de peers, kan er vrij snel een gevoel van vriendschap ontstaan. Hierdoor komt de boodschap beter aan en blijft zij langer hangen. Daar komt bij dat peer educators de taal van jongeren spreken. Dat is belangrijk, want spreekstijl is in de onderlinge communicatie van jongeren cruciaal. Het jargon be-
41
paalt mede wie bij de groep hoort en wie niet. Tijdens de pubertijd en adolescentie kan een ouderlijke, belerende benadering averechts werken. Rolmodellen die het jargon van jongeren spreken hebben daarentegen vrijwel meteen de aandacht, zo bleek uit verschillende projecten. Soms spreekt een peer educator letterlijk dezelfde taal als de peers, zoals in onderstaand voorbeeld van Cannabis Intelligence Amsterdam (CIA), een project van de Jellinek waarbij jongeren anderen jongeren voorlichten over het gebruik van cannabis en alcohol (zie Thema magazine Sex, drugs & rock ’n roll). Een peer educator van CIA: ‘Doordat jullie er met elkaar over praten kunnen jullie bewust worden van wat het smoken of drinken met je doet. Want als je ervoor kiest om af en toe een beetje skaffa of panja te zijn, keurt CIA dit in principe niet af. Maar we willen dat jullie weten dat een slimme blower zich aan de rules moet houden om ervoor te zorgen dat hij slim blijft blowen en niet in de problemen komt.’
42
— wat is peer education? —
het doel Confrontatie
h
et doel van peer education is het bereiken van jongeren die een organisatie normaal gesproken niet zo snel bereikt. Ook voor het aanhalen van de band tussen de organisatie en jongeren met wie de relatie afstandelijker is geworden, leent peer education zich goed. Bij peer education staat niet alleen informatieoverdracht, maar juist de dialoog met de doelgroep centraal. Zo is Tweede Wereldoorlog in Perspectief van Diversion (zie Thema magazine Welcome to the future) niet alleen een geschiedenisprogramma, maar zijn de peer educators onder andere uit op een gesprek over tolerantie. Sihaam Ouatouite, peer educator bij Tweede Wereldoorlog in Perspectief: ‘Vaak kwamen we niet eens toe aan de lesstof. De leerlingen waren zo bezig met Geert Wilders en discriminatie bij onder andere het vinden van hun stages dat veel lessen uitliepen op een groepsgesprek over deze thema’s.’ Peer education is een leermethode waarbij weliswaar de confrontatie wordt opgezocht, maar het contact positief blijft. Zo kan een school
een zero tolerance-beleid voeren tegen homohaat. Elke overtreder wordt hard gestraft, bij een incident wordt autoritair opgetreden. Misschien neemt de zichtbare homohaat op deze manier af, maar het beleid leidt niet tot meer begrip voor homoseksualiteit. Het onderwerp blijft onbesproken en de spanningen tussen homo- en heteroseksuelen op zo’n school blijven bestaan. Peer education maakt gevoelige thema’s juist bespreekbaar door de confrontatie aan te gaan. De spanning in de klas kan voelbaar zijn wanneer een homoseksuele peer educator in alle openheid vertelt hoe hij uit de kast kwam. Maar het persoonlijke verhaal van een peer educator die één van hen had kunnen zijn, zorgt wel voor begrip, medeleven en discussie.
Voorsprong Je kunt natuurlijk de vraag stellen of docenten of jongerenwerkers de taken van peer educators niet op zich kunnen nemen. Zij zouden dit waarschijnlijk erg goed kunnen, maar tussen professionele jongerenwerkers, docenten en de doelgroep bestaat nou eenmaal een bepaalde rolverdeling. Al zijn veel docenten en jongerenwerkers jong en kunnen zij zich waar-
schijnlijk uitstekend in jongeren verplaatsen, de rolverdeling zorgt ervoor dat zij een hiërarchische of hulpverlenende verhouding met de jongeren hebben. Dit zorgt er doorgaans voor dat jongeren hen als buitenstaanders beschouwen. Door het peer effect hebben peer educators hier een voorsprong. Volgens Kitty Jurrius van Stichting Alexander, die een proefschrift schrijft over participatief onderzoek door jongeren, laten jongeren aan jonge onderzoekers andere kanten van zichzelf zien dan aan volwassen onderzoekers. ‘Het idee achter participatief onderzoek is dat je jongeren betrekt bij het onderzoeken van hun peers. Als je bijvoorbeeld zicht wilt krijgen op de schuldenproblematiek bij jongeren, kun je jongeren die hiermee in aanraking zijn gekomen betrekken bij het onderzoek. Ze kunnen helpen de insteek te bepalen en interviewvragen te formuleren. De toegevoegde waarde hiervan is dat peers op een andere manier met elkaar omgaan. De constatering hetzelfde te hebben meegemaakt, zorgt ervoor dat jongeren andere kanten van zichzelf laten zien.’
Gevoelige onderwerpen Peer education leent zich bij uitstek voor het bespreekbaar maken
43
van onderwerpen die gevoelig liggen binnen een specifieke doelgroep. In 2009 reikten peer educators van het Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders (SMN) de hand aan jonge Nederlandse Marokkanen die worstelden met vragen over de islam, radicalisering en identiteit. Deze jongeren voelden zich door 9 / 11 en de moord op Theo van Gogh gestigmatiseerd en baalden van het steeds harder wordende politieke klimaat in Nederland. Met het project Identiteit, islam en democratisch burgerschap leerden zij hoe zij verandering teweeg konden brengen in hun eigen omgeving. Ook homoseksualiteit en de onrust in het Midden-Oosten zijn voor sommige jongeren gevoelige gespreksonderwerpen vanwege hun religie of opvoeding. Verder kan peer education ‘saaie’ onderwerpen zoals politiek en kunst onder de aandacht brengen. Het project Blikopeners, dat het Stedelijk Museum in Amsterdam samen met Diversion opzette, is een goed voorbeeld van de manier waarop een ‘stoffig’ onderwerp als kunst interessant kan worden voor jongeren. Met het project, waarbij peer educators worden ingezet om jongeren naar het museum te lokken (zie Thema magazine Knap kunstje), wordt de drempel om het museum te bezoeken verlaagd. Peer education leent zich ook erg goed om jongeren iets te laten ondernemen wat ze niet zo snel uit zichzelf zouden doen, zoals het verbeteren van de buurt met het project Buurtpeers (zie Thema magazine Groen als gras).
44
45
46
soorten peer education
47
— soorten peer education —
medium of expert Verschillende vormen van peer education
e
r valt een onderscheid te maken tussen drie vormen van peer education. Deze vormen hebben met elkaar gemeen dat peer educators een persoonlijk verhaal vertellen en zo begrip of empathie oproepen bij de doelgroep, de peers.
1. Bij de klassieke peer educationmethode zijn zender, medium en ontvanger duidelijk te onderscheiden. De peer educator is vooral een medium; hij of zij vertaalt de boodschap, verrijkt hem met eigen ervaringen en brengt deze boodschap uiteindelijk over naar de doelgroep. Achter klassieke projecten zitten in de regel instellingen of instanties die het belangrijk vinden om bepaalde informatie over te brengen op jongeren, zoals de belangenvereniging voor homoseksuelen COC. De peer educators helpen de instelling om de boodschap op een aantrekkelijke, meeslepende
48
of hartverscheurende manier bij de doelgroep onder de aandacht te brengen. Tim Savenije, peer educator bij Gelijk=Gelijk?: ‘Ik heb een groep leerlingen verteld van toen ik me als twaalf- of dertienjarige realiseerde dat ik homo was. Op school was “homo” het meest gebruikte scheldwoord waardoor ik destijds erg angstig was voor de reactie van klasgenoten. Ook heb ik verteld over hoe ik me voelde toen een vriend me, toen ik nog in de kast zat, vertelde dat hij vond dat alle homo’s dood moesten. De klas was doodstil en vol aandacht toen ik dit verhaal vertelde. Er volgde een stortvloed van vragen. Omdat zij ook de leeftijd hadden die ik had in het verhaal, en omdat zij ook “homo” als scheldwoord horen en gebruiken, kwam het verhaal echt aan.’ 2. Bij peer learning-projecten, de tweede vorm van peer education, lopen de begrippen zender, medium en ontvanger door elkaar. De
instelling heeft een minder heldere boodschap en beschouwt de peer educators niet alleen als intermediairs, maar ook als experts die haar kunnen helpen om de boodschap beter voor het voetlicht te brengen. Er is meer sprake van een leerproces of uitwisseling van ideeën, waarbij de instelling en peer educators van elkaar leren en gezamenlijk activiteiten ontwikkelen om de doelgroep te bereiken. Een goed voorbeeld is het project Blikopeners. Het Stedelijk Museum wijdde een groep jongeren een jaar lang in, in de wondere wereld van de kunst. Vervolgens werden de jongeren als een soort museummedewerkers ingezet om andere jongeren te verleiden het museum te bezoeken. Krzysztof Dobrowolski-Onclin, coördinator van de voorlichtingsgroep COC Amsterdam: ’Een van de leukste dingen aan dit werk vind ik het feit dat je eigen wereldbeeld ook steeds verschuift en verandert. De werkelijkheid is ingewikkelder dan een vooroordeel.’
3. Het doel van de derde methode, de peer preventiemethode, is om jongeren ervan te weerhouden om verkeerde beslissingen te nemen op het gebied van drugs, drank en seks. De methode bestaat uit het geven van gedegen voorlichting. Het project CIA van Jellinek, een instelling voor verslavingszorg, is een goed voorbeeld van peer prevention. De peer educators van CIA, die tussen de achttien en 25 jaar oud zijn, informeren jongeren over cannabis en alcohol. Zij bezoeken scholen, instellingen voor jeugddetentie en festivals. Op deze manier hopen zij jongeren te behoeden voor drank- en drugsmisbruik.
Peer Education 2.0 De vorm die Diversion hanteert noemen wij ‘Peer Education 2.0’. Het heeft met de andere vormen gemeen dat peer educators een persoonlijk verhaal vertellen over hun ervaringen, waar de doelgroep zich in kan verplaatsen en van kan leren. Bij Peer Education 2.0 wordt, afhankelijk van het soort project, de peers en de omgeving, gekozen voor een van bovenstaande vormen. Maar Peer Education 2.0 heeft als extra kenmerk dat de peer educators zowel doel als middel zijn. In het derde hoofdstuk van dit boek wordt de visie van Diversion toegelicht.
Kloof dichten In de meeste peer educationprojecten staat de leefwereld van pubers centraal. Die leefwereld is meestal nog niet zo genuanceerd en evenwichtig als bij veel volwassenen. Het is de kunst een jongere te helpen zijn wereldbeeld te verbreden en hem waar nodig alternatieven aan te reiken. In het artikel Moslimleerling sluit zich af voor de Holocaust (de Volkskrant, 8 mei 2010) schrijven Karien Vermeulen en Kai Pattipilohy van
Diversion dat er een kloof zit tussen de leefwereld van islamitische jongeren en wat zij te horen krijgen op school. ‘Thuis kijken zij naar Arabische zenders die berichten over het onrecht dat het Palestijnse volk wordt aangedaan door Joden. En op school leren zij over Joden als slachtoffer van de Holocaust. Dit brengt op zijn minst verwarring met zich mee.’ Peer educators kunnen er aan bijdragen de kloof tussen thuis en school te dichten. Ze staan immers dichter bij de wereld van de peers. Een treffend voorbeeld van zo’n bruggenbouwer is peer educator Zineb Tihouna: ‘Ik werk als moslima met een homoseksuele en een joodse peer educator samen. In een klas met voornamelijk allochtone leerlingen sta ik als een neutrale, bemiddelende factor tussen de peer educators en de kinderen in. In het begin konden de islamitische kinderen me raar aankijken. Zo van: ‘Wat doe jij nou met een homo? Hoe kun je daarmee samenwerken?’ Maar als ze zien hoe goed wij met elkaar opschieten, doet dat echt iets met de kinderen.‘
schieten, geef ik de islamitische leerlingen een vrijbrief om te discrimineren. Door als peer educators een eenheid vormen, dragen wij een belangrijke boodschap uit naar de leerlingen. Wij mogen elkaar niet laten vallen.’ Het is een sprookje dat peer educators met dezelfde culturele achtergrond als peers hun doelgroep meteen in de zak hebben. Toch hebben zij meer ruimte en credits om de peers flink toe te spreken, door hun op een ‘wij-gevoel’ aan te spreken. Peer educator Sihaam Ouatouite: ‘Het is nog niet makkelijk om als Marokkaan voor een klas Marokkaanse leerlingen te staan. Het is een misverstand dat je gelijk een streepje voor hebt, je kan net zo goed als overloper worden bestempeld. Maar het is wel zo dat je ze beter kan toespreken vanuit hun belevingswereld. Als leerlingen bij mij klaagden over hoe moeilijk het was om een stage te vinden, kon ik ze vanuit mijn eigen ervaring toespreken: “Ik ben ook zo vaak afgewezen, je moet gewoon doorgaan tot je slaagt”, zei ik dan. Dat sloeg aan.’
Tijdens peer education-projecten geven veel islamitische jongeren aan dat ze zich gediscrimineerd voelen. Tegelijkertijd veroordelen zij vaak mensen met een afwijkend geloof, een andere geaardheid of kledingcode. Peer educators kunnen deze jongeren ervan overtuigen dat zij mensen met een keppeltje, mannen die hand in hand lopen of meisjes in een korte rok moeten respecteren als zij willen dat hun moeder ongestoord met een hoofddoek over straat kan lopen. Zineb Tihouna: ‘Ik heb als moslima echt een voorbeeldrol als ik voor de klas sta. Als ik niet met mijn homoseksuele collega op kan
49
50
wat heB Je aan peer education?
51
— wat heb je aan peer education? —
wat heB Je eraan? p
eer education mag een mooi sociaal-maatschappelijk ideaal belichamen, lekker politiek correct klinken en reuze duurzaam zijn, de belangrijkste vraag is, wat hebben de betrokkenen eraan? De gemiddelde puber van zestien voert nou eenmaal liever zijn scooter op dan dat hij zich verdiept in Het Melkmeisje van Johannes Vermeer. Al zal hij er niet direct voor applaudisseren, peer education kan het maatschappelijke blikveld van een jongere flink verbreden. Zijn begrip en interesse voor zaken die zich buiten zijn biotoop afspelen, kunnen zo groeien. Om bij de kunst te blijven: misschien nemen niet alle peers meteen het penseel ter hand na hun deelname aan een project als Blikopeners, maar als een aantal peers er achter komt dat hij creatiever is dan hij dacht, is dat al winst. Daar komt bij dat het verfrissend is voor de doelgroep wanneer de boring reguliere lessen worden onderbroken door het optreden van een stoere, oudere
52
jongen of een leuk meisje met een nieuw verhaal. Leerling Hannan Salih Abdu:‘Ik vond het erg leuk dat we les kregen van studenten, eigenlijk zijn die veel gezelliger dan echte docenten! Ze waren ook heel open. We mochten alles aan ze vragen en dat kwam goed uit want we hadden heel veel vragen.’ (Uit verslag lesproject Heilig?!, Bijbels Museum). Nog een leuke kant aan peer education voor de peers is dat er soms uitstapjes vastzitten aan de projecten. Zo bezoekt de doelgroep van het project Gelijk=Gelijk? de politie en COC. Doordat de peer educators nieuwe werelden ontsluiten, op het gebied van religie, seksualiteit of kunst, kan de verbinding tussen doelgroep en samenleving hechter worden. Veel peer educators hebben de ervaring dat jongeren hen het hemd van het lijf vragen, ook over onderwerpen die niks te maken hebben met de projectinhoud. Doordat peer educa-
tors tijdelijk voor de groep staan, is het voor de peers makkelijker om in alle openheid te praten over persoonlijke zaken. Zij kunnen zelfs de neiging hebben om hun problemen met peer educators te delen, of hun om advies te vragen in persoonlijke kwesties zoals verliefdheid, religie of onderhandelen met ouders over uitgaanstijden. Krzysztof Dobrowolski-Onclin, coördinator van de voorlichtingsgroep COC Amsterdam: ‘Ik werd een keer samen met een collega uitgenodigd op een school in Apeldoorn. Een leerling daar had een profielwerkstuk geschreven over hoe hij zijn school zo homovriendelijk mogelijk kon maken en in dat kader kwamen wij een les geven. Na de les merkte ik dat een jongen in onze buurt aan het drentelen was. Na wat small talk kwam het hoge woord eruit: de jongen vertelde dat hij homo was. Eigenlijk was zijn coming-out dus naar aanleiding van onze les over acceptatie. Ik kon zijn vragen beantwoorden en hem ook geruststellen. Ik vertelde
hem dat het ook gewoon leuk kan zijn om uit de kast te komen, de angst is vele malen heftiger dan de ervaring zelf.’ Peer educator Daphne Runne van lesproject Heilig?!: ‘Wat ik ook heel fijn vond, was dat binnen het project leerlingen niet het gevoel kregen dat ze hun godsdienst moesten verdedigen. Daardoor konden leerlingen ook hun persoonlijke vragen bij ons kwijt. Een jongen worstelde bijvoorbeeld met het dilemma tussen godsdienst en wetenschap. Wat is waar, wat moest hij geloven? Aan de hand van deze vraag ontstond er een discussie in de klas met een verrassende diepgang, echt heel erg bijzonder.’
53
— wat heb je aan peer education? —
nieuwe kennis w
ook klaar zijn om ons instituut en at hebben organisaonze methode te verbeteren.’ ties aan peer education? Zij kunnen bijvoorbeeld flink Zieltjes winnen profiteren van de kennis die de Hoewel de individuele aanleidinjongeren meebrengen. Peer educagen en beweegredenen om een tors kunnen tot in detail uitleggen peer education-project op te zetten hoe de opdrachtgever zijn collectie, per school, bedrijf of instelling verproduct of lesprogramma zo kan schillen, biedt peer education een verbeteren dat het goed aansluit aantal algemene voordelen. Met bij de interesses en behoeften van een peer education-project kun je de doelgroep. De peer educators een nieuwe doelgroep aanboren kennen de doelgroep immers als of een nieuw publiek aanspreken. geen ander. Om de boodschap ‘Zieltjes winnen’ kan ook door over te brengen kunnen scholen iPods weg te geven, maar het is of instellingen hun eigen plannen nog maar de vraag of de getrakaan de peer educators voorleggen. teerde jongeren de organisatie dan Maar de peer educator kan ook trouw blijven. Het is een regelrecht gevraagd worden om zelf iets te verkooppraatje voor peer educaontwikkelen of met eigen ideeën te tion, maar wie een langdurige relakomen. tie wil aangaan met zijn doelgroep, Uit de praktijk blijkt dat de meeste kan zijn tijd en geld beter in peer peer educators gaandeweg het education steken. Zo kan een muproject steeds actiever meedenken seum een peer education-project en advies geven hoe een bedrijf of opzetten omdat het bijvoorbeeld instelling zijn boodschap nog beter het gevoel heeft niet voldoende over kan brengen. jongeren te bereiken. Je kunt ook voor een peer education-project Marianne Bargeman, hoofd kiezen om de relatie met de doeleducatie van het Statens Museum groep te verbeteren. Er is dan niet for Kunst in Kopenhagen, in het echt sprake van een nieuw publiek, Blikopenerboek: ‘Wij moeten niet maar wel van een intensivering alleen een open blik hebben, maar van het contact. Een school kan ook een open oor, dat hoort wat de bijvoorbeeld besluiten om een jongeren zeggen. Zij ontwikkelen peer education-project over seksuzichzelf voortdurend. Wij moeten aliteit uit te laten voeren, omdat
54
docenten het moeilijk vinden dit onderwerp in gemengde klassen te bespreken. Het project kan ertoe leiden dat het contact met de leerlingen verbetert.
Doorverwijzen Peer educators verstrekken niet alleen advies. Jongeren die op zoek zijn naar meer informatie over drank en drugs of die tobben met probleemgebruik kunnen worden doorverwezen naar instellingen die ze kunnen voorlichten en ondersteunen. Het komt er dus op neer dat een peer education-project ertoe bijdraagt dat de doelgroep sneller bij een instelling of organisatie terechtkomt. Los van het directe effect van het peer education-project heeft het inzetten van peer educators op de langere termijn een ‘marketingeffect’. De peer educators maken kennis met de organisatie en dragen de projectboodschap uit. Uit de peer education-projecten van Diversion blijkt dat peer educators deze boodschap, bewust of onbewust, in hun eigen omgeving blijven uitdragen, ook als het project al gestopt is. De peer educators blijven een soort ambassadeurs van de organisatie en zullen in hun omgeving mensen op de organisatie of het programma blijven
attenderen en zo de toegankelijkheid blijven verhogen. Habib el Kaddouri van SMN zag met eigen ogen hoe enthousiasmerend peer education-projecten kunnen zijn. ‘Na afronding van het project barstten de peer educators van de positieve energie. Een groot aantal van onze peer educators is binnen de SMN blijven werken, ze hebben bij de Tweede Kamer verkiezingen Marokkaans-Nederlandse jongeren aangespoord hun stem te gebruiken of ze zijn vrijwilligerswerk gaan doen. Een van hen is zelfs lid van de Provinciale Staten in Utrecht geworden.’
Loslaten Een kenmerk van peer educationprojecten is dat de organisatie een deel van de regie uit handen geeft. Het laat een onbekende doelgroep de organisatie binnen en vraagt ze te helpen bij het uitdragen van een boodschap. De peer educators krijgen hierbij veelal de ruimte om die boodschap zo te vertalen en aan te vullen met eigen ervaringen, dat deze aansluit bij de leefwereld van de doelgroep. Een peer educationprogramma is volgens Diversion alleen mogelijk als een organisatie bereid is om de peer educators de ruimte te geven om invloed uit te oefenen op de inhoud van de boodschap. Voor peer learningprojecten geldt dit uiteraard nog sterker; maar bij alle peer education-vormen zijn de peer educators in zekere zin coproducent. Gideon Simon, docent maatschappijleer op het Haarlem College: ‘Ik laat de peer educators vrij als zij aan het werk zijn. Ik help ze wel met de voorbereiding, maar de nonchalance en de vrijheid van de peer educators is juist hun grote kracht, dat moet je als docent niet teveel willen reguleren. De peer educators moeten niet zoals leraren willen zijn, hun rol is heel anders.’
Niet elke medewerker staat meteen open voor de manier waarop peer educators ‘doceren’. Het komt ook voor dat docenten of andere medewerkers moeite hebben om hun podium over te dragen aan de ‘jonge broekies’ op sneakers. Vooral bij organisaties met een sterke hiërarchie kunnen medewerkers bij aanvang van een project de hakken in het zand zetten. Zo kan het voorkomen dat een medewerker of docent zijn positie niet wil afstaan wanneer er een peer educator voor de klas staat. Dit kan het werk van de peer educator flink hinderen. Docent Gideon Simon: ‘Als een docent zich teveel laat gelden in het klaslokaal beïnvloedt hij de dynamiek op een negatieve manier. Je maakt de discussie dood, en je aanwezigheid belemmert de leerlingen misschien wel in hun uiten. Je merkt toch dat leerlingen zichzelf meer blootgeven als de leraar er niet bij is.’
Ivoren toren Om een peer education-project te starten moet een organisatie bereid zijn zich open te stellen. Een ivoren toren-mentaliteit is niet bevorderlijk voor een peer education-project. Een organisatie begint immers aan een project om het contact met een bepaalde doelgroep te verbeteren. Door peer educators in huis te halen, plaatst een organisatie zich nadrukkelijk middenin de samenleving. Zij stellen zich immers open voor de leefwereld van jongeren die er ideeën op nahouden die de organisatie kunnen verrijken. En omdat de peer educators vaak afkomstig zijn uit de lokale omgeving, worden ook de banden met die omgeving aangehaald. Zo draag je als organisatie bij aan community development: je werkt met mensen uit de buurt aan het toegankelijk maken van een lokale voorziening. The
Whitney Museum of American Art in New York, dat high art tentoonstelt, organiseert bijvoorbeeld projecten voor jongeren. Het museum legt op deze manier niet alleen contact met die jongeren, maar ook met hun ouders en andere buurtbewoners (zie Thema magazine Knap kunstje). Community development komt ook ten goede aan de uitstraling en het imago van de organisatie. Of je nu een bedrijf, museum of woningbouwcorporatie bent, zichtbaarheid is voor elke organisatie belangrijk. Een organisatie die peer educators in huis haalt moet overigens wel lef hebben. In het geval van het project Tweede Wereldoorlog in Perspectief, waarin ook de Midden-Oosten problematiek aan de orde komt, waren veel scholen aanvankelijk terughoudend omdat ze vreesden dat het bespreken van de situatie in het Midden-Oosten tot nog meer onrust in de klas zou leiden. Medewerkers van mboscholen met lastige leerlingen, waar veiligheidspoortjes agressie moesten voorkomen, zeiden: ‘We doen mee, maar we willen wel bewaking in de klas.’ Die bleek al na de eerste les niet nodig te zijn. Het door peer education bespreekbaar maken van twee onderwerpen die voorheen tot veel vijandigheid en commotie leidden in de klas, trok de angel uit de situatie.
55
— wat heb je aan peer education? —
leuk Voor later Z
oals gezegd zijn de peer educators bij veel projecten volgens Peer Education 2.0, middel en doelgroep tegelijk. Het project draait grotendeels om hun inzichten, ideeën en creativiteit. Zij hebben veel invloed op de inhoud van het project en ruimte om dit naar eigen inzicht in te vullen. De peer educators zijn in dit soort projecten aan het leren, en de instelling leert van hen. Er is veel contact tussen medewerkers en peer educators, de peer educators draaien als het ware mee achter de schermen. Op deze manier doen de peer educators onnoemelijk veel ervaring op. Niet alleen in het werk als peer educator maar ook als ‘medewerker’ van de organisatie. Zo ervoer ook Habib el Kaddouri van SMN. Hij signaleerde de behoefte aan concrete actie bij zijn achterban in de woelige maanden na de moord op Theo van Gogh. Na de moord wilden sommige Marokkaanse jongeren reageren op de polarisatie onder Nederlanders. Zij baalden van de generalisaties over moslims
56
die sommige Nederlanders er op nahielden. SMN riep toen een peer education-project in het leven om jongeren met een Marokkaanse achtergrond weerbaar te maken tegen racisme. Met Empowerment Moslim Jongeren, bereikten vijfendertig enthousiaste peer educators van zeventien tot vijfentwintig jaar, ruim zevenhonderd jongeren. ‘Deze peer educators speelden een grote rol bij het invullen van het peer education-project. Zij besloten dat jongeren uitleg moesten krijgen over de islam en het functioneren van de democratie.’
— wat heb je aan peer education? —
werkt het ook? p
eer education, het klinkt effectief en verfrissend. Maar werkt het ook? Gooien de eens ongemotiveerden het roer om en volgen zij het lichtend voorbeeld van coole peers? Zappen zij nu dagelijks naar het NOS Journaal? Hoewel wetenschappelijk onderzoek naar de resultaten van de peer education-methode ontbreekt, is het effect van afzonderlijke projecten meerdere malen gemeten. In verschillende onderzoeken is gekeken naar de verandering in houding, kennis en maatschappelijke betrokkenheid bij jongeren. Zo bracht het inzetten van homoseksuele peer educators bij het project Gelijk=Gelijk? een enorm verschil teweeg in de attitude van de leerlingen ten opzichte van homoseksuelen. Het project richtte zich op basisschoolleerlingen en besprak thema’s als discriminatie, homoseksualiteit en pesten. Op een van de deelnemende scholen bijvoorbeeld vond voorafgaand aan het project 39% van de ondervraagde leerlingen dat schelden
met ‘homo’ afkeurenswaardig was. Na afloop van het project steeg dit naar 71%. Ook het project Tweede Wereld Oorlog in Perspectief zorgde voor een andere houding bij de peers. De ontmoeting met joodse peer educators, die gebroederlijk samenwerkten met hun islamitische collega’s, maakte indruk op de peers. Uit de evaluatie bleek dat het aandeel leerlingen met een Marokkaanse achtergrond dat dacht dat alle joden tegen de Palestijnen waren, door het project aanzienlijk was afgenomen. Ook het project All About Sex, gericht op de emotionele en sociale kant van seksualiteit (zie Thema magazine Sex, drugs & rock ’n roll), zorgde ervoor dat de houding van leerlingen ten opzichte van homoseksualiteit en seksuele grenzen ten gunste veranderde. Peer educators maken regelmatig mee dat jongeren zo zijn geraakt door hun verhalen, dat ze thuis en onder hun vrienden doorvertellen wat ze hebben opgestoken. Dat bleek onder meer bij het project
Tweede Wereldoorlog in Perspectief. ‘We wisten eerst niet hoe het vroeger was in Israël en hoe het allemaal zo is gekomen. De plaatjes hoe de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog de joden hebben gedood, vonden we heel erg. Dat heb ik thuis verteld en ook aan mijn vrienden.’ Zo vertelt leerlinge Naïma in het rapport Resultaten landelijke pilot 2008 / 2009 Tweede Wereldoorlog in Perspectief. Het verbreden van de feitelijke kennis schept ook ruimte voor inhoudelijke gesprekken. Door de positieve benadering tijdens de projecten, die debat aanmoedigt, voelen jongeren zich geprikkeld en veilig genoeg om hun mening te toetsen en over nieuwe inzichten te discussiëren. En ze leren kritisch en genuanceerd te denken. Volgens Cillessen is een horizontale relatie, een relatie tussen gelijken, dan ook een goede basis voor kritisch denkwerk. ‘Als een autoriteit zoals een leraar een rekenfout maakt, dan denk je als leerling al snel ‘Ik zal het wel bij het verkeerde eind hebben.’ In horizontale of diagonale
57
relaties — waarbij de peer educators ouder zijn, maar een gedeeld referentiekader hebben — worden peers kritischer. Dan durven zij dingen in twijfel te trekken en het debat aan te gaan.’ Ook het opdoen van zelfkennis is een belangrijke verdienste van peer education. Vaak realiseren jongeren zich naar aanleiding van een peer education-project wat ze in hun mars hebben; zij ontdekken dat zij ook een bijdrage kunnen leveren aan de samenleving. Arlinde Plomp, betrokken bij het project Pimp my Block van de Nationale Jeugd Raad, vertelt: ‘Bij het project Pimp my Block kregen jongeren uit krachtwijken de kans om zichzelf van een andere kant te laten zien. De jongeren werden uitgedaagd om een plan te bedenken waarmee zij hun buurt op een praktische manier konden verbeteren. Een groep jongeren uit de Rotterdamse buurt Charlois won, en ontving een geldprijs om hun plan mee uit te voeren. Met het budget knapten zij onder meer overwoekerende buurttuintjes op en namen zij in het kader van een buddyproject plaatselijke ouderen mee naar Diergaarde Blijdorp. Zowel de jongeren als de ouderen merkten dat hun wederzijdse vooroordelen verminderden en dat de sfeer in de buurt aanzienlijk beter werd. De jonge winnaars van Pimp my Block gingen na het einde van het project langs de deelgemeenteraad om een structureel budget aan te vragen. Dat werd ze, door het succes van hun project, toegekend.’ Als jongeren ontdekken wat zij op eigen kracht voor elkaar kunnen krijgen om hun omgeving een boost te geven, is er een mooi doel bereikt. Helemaal als deze peers zich een paar jaar na deelname aan
58
een project komen melden als peer educator. Omdat ze ook graag een rolmodel willen zijn.
59
3 60
hoe doe Je het? Peer education inzetten binnen je organisatie vraagt om een helder doel en een duidelijke aanpak. In dit derde hoofdstuk delen we onze visie op de methode en laten we je kennis maken met de leefwereld van peer educators. En we bieden een handleiding voor het vormgeven, opzetten en inbedden van peer education-projecten.
61
— inleiding —
peer education 2.0 Veel organisaties zetten peer education in als middel voor interactieve voorlichting (peer preventie) of als leermethode (peer learning). Deze elementen komen ook in de projecten van Diversion terug. En net zoals bij peer preventie en de peer learning speelt het persoonlijke verhaal van de peer educator een cruciale rol. Maar wat is dan Peer Education 2.0? Peer education enerzijds inzetten als middel om jongeren te bereiken en anderzijds als kweekvijver voor talent en maatschappelijk betrokken burgers, dat is de methode op zijn sterkst. Hoe zit dat?
V
eel peer education-projecten maken gebruik van ervaringsdeskundigen. Voor Diversion vormen gedeelde ervaringen niet per se het uitgangspunt. Wij zien onze peer educators vooral als rolmodellen voor andere jongeren. De peer educator is de grote broer of zus, die het goed doet op school en maatschappelijk betrokken is. Peer educators hoeven daarvoor niet per se dezelfde ervaringen te hebben als de doelgroep, maar
62
er is wel sprake van een gedeeld referentiekader. Diversion vindt het belangrijk om in haar peer educators te investeren. Niet alleen omdat goed getrainde peer educators bijdragen aan de kwaliteit van een project, maar ook omdat wij onze peer educators zien als een doelgroep op zich. Door te investeren in mensen die al jong in hun leven maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen, kweek je actieve burgers en leiders van de toekomst.
In dit hoofdstuk geven wij onze visie op peer education. We vertellen welke basisprincipes wij hanteren en beschrijven voor welke thema’s wij peer education een geschikte methode vinden. Ten slotte vertellen wij hoe wij denken dat je het best kunt investeren in de jongeren die zich inzetten als peer educator.
— peer education 2.0 —
peer education als doel Wie peer education wil inzetten als een middel om jongeren te bereiken, moet rekening houden met een aantal punten. Het allerbelangrijkst is dat je de leefwereld van de jongeren die je wilt bereiken serieus neemt en voorop stelt. In de vormgeving, uitvoering en evaluatie van het project, moet de leefwereld van de doelgroep centraal staan. Dat klinkt misschien heel logisch, maar vereist wel degelijk oplettendheid. Waar dit voor sommige organisaties niet meer dan een omschakeling is, moeten anderen ervoor uit hun ivoren toren komen.
Uitgangspunten
i
n onze visie op peer education staat een aantal waarden en uitgangspunten centraal:
— Neem de belevingswereld van de doelgroep als vertrekpunt. Het stimuleren van zelfreflectie bij jongeren en het creëren van corrigerend vermogen in de groep zijn attitudeveranderingen die waar-
schijnlijk hoog op je verlanglijstje staan. Je kunt deze doelen echter alleen bereiken door de leefwereld van de jongeren als vertrekpunt voor het project te nemen en aan te sluiten bij wat zij weten of denken; ook als je het gevoel hebt dat de opvattingen van de jongeren over het onderwerp onjuist zijn. Wie probeert een puber te vertellen dat zijn of haar wereldbeeld niet klopt, komt doorgaans van een koude kermis thuis. Wij hebben ervaren dat de meeste successen
geboekt worden wanneer je, ook op hele lastige momenten, de discussie open houdt. Door te redeneren vanuit de belevingswereld van je doelgroep, staat deze open voor nieuwe kennis en ideeën. — Ga de confrontatie aan. Wanneer de heersende opinie onder de doelgroep verschilt van de algemene opvattingen over een onderwerp, kunnen de emoties bij discussies hoop oplopen. Op het moment dat jongeren het idee hebben dat zij gewantrouwd worden en dat hun opvattingen enkel worden gezien als aanstootgevend, is het lastig om contact te maken en tot hun gedachtewereld door te dringen. Zeker bij pubers levert een negatieve of afwijzende houding van volwassenen dan heftige, soms provocerende reacties op. Het lijkt dan vaak eenvoudiger om het onderwerp maar helemaal uit de weg te gaan, om escalatie te voorkomen. Juist in dit soort gevallen is het belangrijk om de confrontatie wel aan
63
te gaan. Hoewel een confrontatie vaak tot een gespannen situatie leidt, is het uiteindelijk vaak een effectieve manier om een lastig onderwerp bespreekbaar te maken. Als je jongeren een podium biedt, juist in situaties waarin normaal gesproken afstand van hen wordt genomen, staan zij ook eerder open voor tegenargumenten. De peer educators begrijpen de positie van de jongeren vaak goed, en kunnen die tegelijkertijd relativeren. Ze kunnen zich inleven én afstand nemen. Doordat zij een tussenpositie kunnen innemen tussen de jongeren en ‘de samenleving’, slagen peer educators er vaak in om spanningen in goede banen te leiden. Jongeren weten vaak precies waarmee ze docenten en ouders op de kast kunnen jagen en weten met gedrag en uitspraken soms zelfs de samenleving te choqueren. Het is begrijpelijk dat een incident als de verstoring van de dodenherdenking door jongeren met een Marokkaanse achtergrond (2003) of onderzoek naar ‘breezersex’ (Movisie, 2007) heftige reacties oproept bij de bevolking, media en de politiek. Maar jongeren missen vaak de kennis of de context om te beseffen waarom hetgeen zij zeggen of doen als kwetsend of provocerend wordt ervaren. Peer educators kennen de argumenten en emoties van de jongeren en zullen zich doorgaans minder snel in een hoek gedreven voelen. Zij kunnen bij de argumenten aansluiten en van daaruit een gesprek starten; ze laten zich niet uitlokken, maar gaan de dialoog aan. Grijp dus niet te snel in en geef je peer educators de ruimte. — Laat het gebeuren. Plan het project niet al te strak en timmer het programma niet helemaal dicht. Een zekere mate van flexibiliteit in de manier waarop
64
je kennis overbrengt en discussies aangaat, draagt bij aan de kwaliteit van het project. Probeer creatief te zijn en laat dingen ‘gebeuren’. Als er een discussie in de klas opbloeit terwijl er in die tijd eigenlijk lesstof behandeld had moeten worden, ga daar dan in mee. Vaak komen jongeren door zo’n discussie tot meer inzicht dan enkel door het uit het hoofd leren van feiten. Purcy Standar, docent op het Media College: ‘Bij het project All About Sex stond er een donkere lesbische peer educator voor de klas, en de kinderen snapten niet dat zij als allochtoon meisje lesbisch kon zijn. Vooral voor de donkere jongens in mijn klas was dit een eye-opener omdat zij vonden dat vrouwen gewoon een man moesten hebben. Doordat zij hierover met de klas in gesprek ging, brak ze hokjes open. Toen zag ik hoe belangrijk het was dat er rolmodellen voor de klas staan en dat het niet alleen om de inhoud van de lesstof gaat.’ — Maak peer educators coproducent. Met de peer educators beschik je over een grote groep ervaringsdeskundigen. Maak gebruik van hun kennis! Door ze te betrekken bij bijvoorbeeld het samenstellen van lesmateriaal, zorg je dat je bij de doelgroep de juiste snaar raakt. Hoewel wij bij Diversion het idee hebben jongeren aardig goed te kennen, te weten wat hen drijft en te begrijpen welke taal voorbeelden hen aanspreken, weten peer educators bij het maken van lesmateriaal altijd belangrijke nuances aan te brengen. Zij kunnen vaak feilloos inschatten hoe iets bij de doelgroep valt en kunnen je dus in alle onderdelen van het programma helpen om de juiste toon aan te slaan.
— Geloof in jongeren. Beschouw jongeren niet alleen als een groep die nog veel moet leren; maar ook als een groep van wie veel te leren valt. Wij zijn ervan overtuigd dat je, door te luisteren naar wat jongeren te zeggen hebben, enorm veel kunt leren. Over hun wereld, over de samenleving maar ook over jezelf of over je organisatie. Stel je open voor wat zij te vertellen hebben en zie hen als wegwijzer.
Onderwerpen Peer education is een methode waarover wij erg enthousiast zijn. Wij hebben gezien hoe je met peer education groepen kunt openbreken, moeilijke onderwerpen bespreekbaar kunt maken en jongeren kunt interesseren voor onderwerpen die zij uit zichzelf eerder links laten liggen. Maar tegelijkertijd is een peer educationproject niet iets dat je even uit je mouw schudt. Een project heeft vaak een lange aanlooptijd, en de werving en begeleiding van peer educators is behoorlijk arbeidsintensief. Hoewel in veel projecten waarbij jongeren bereikt moeten worden peer educators zouden kunnen worden ingezet, lonen alleen de investeringen de moeite bij ‘lastige’ onderwerpen — onderwerpen die bij de doelgroep om wat voor reden dan ook moeilijk liggen. Dit zijn vaak ook de onderwerpen die veel ouders, docenten en begeleiders liever uit de weg gaan, omdat het niet makkelijk is om hierover met jongeren het gesprek aan te gaan of tot hen door te dringen. Diversion heeft zich de afgelopen jaren gespecialiseerd in peer education-projecten waarin drie soorten thema’s centraal staan: 1. Thema’s die door veel jongeren als saai worden beschouwd.
2. Thema’s die politiek gevoelig liggen. 3. Thema’s die in de culturele taboesfeer liggen. De volgende pagina’s beschrijven wat hierbij de belangrijkste uitdagingen zijn. In de magazines, verspreid over het boek, lees je over concrete cases rondom deze thema’s.
65
saai Ervaring doelgroep Veel jongeren ervaren het thema als saai. Zij zien het niet als onderdeel van hun leefwereld en houden zich er liever niet mee bezig.
66
Voorbeeld
Belangrijkste uitdaging
Thema’s als ‘duurzaamheid’ of ‘verkiezingen’ zien jongeren in eerste instantie vaak als een ‘ver van mijn bed show’.
Verbind het thema met de leefwereld van jongeren.
67
politiek geVoelig Ervaring doelgroep Jongeren maken zich druk om het thema, maar vinden het vaak lastig zich hier op een genuanceerde wijze over te uiten en over in gesprek te gaan. Discussies lopen vaak hoog op. Gebrek aan verbale competenties, maar ook gebrekkige kennis over het thema, versterken vaak het onbegrepen gevoel.
68
Voorbeeld
Belangrijkste uitdaging
Met name de multiculturele samenleving en discriminatie zijn thema’s die op scholen met een overwegend witte of zwarte populatie veel emoties kunnen losmaken. Denk hierbij aan onderwerpen als het Midden-Oostenconflict, de opkomst van Geert Wilders of ferme uitspraken van politici over dit thema.
Het creëren van dialoog en daarmee het vergroten van respect voor andere meningen.
69
culturele taBoesfeer Ervaring doelgroep Jongeren praten liever niet over het onderwerp, omdat ze zich schamen of omdat het onderwerp (vanuit de thuissituatie) een taboe is. Vaak hebben ze wel behoefte aan informatie!
70
Voorbeeld
Belangrijkste uitdaging
(Homo-)seksualiteit is voor sommige jongeren een onderwerp waar zij moeilijk over praten. Ook schulden en armoede zijn onderwerpen die veel jongeren liever niet openlijk bespreken, omdat zij zich ervoor schamen.
Het vinden van een common ground, een punt waarop jongeren met verschillende meningen of leefwijzen elkaar kunnen vinden. Het doorbreken van schaamte.
71
Spelen met leefwerelden Eerder vertelden wij al dat voor ons de nadruk niet ligt op peer educators als ervaringsdeskundigen, maar dat de focus ligt op het gedeelde referentiekader tussen deze rolmodellen en de doelgroep. Daarbij proberen wij door combinaties van peer educators met verschillende achtergronden, referentiekaders met elkaar te verbinden en op die manier het wereldbeeld van jongeren te verbreden. In bijvoorbeeld projecten over seksualiteit of discriminatie zet Diversion koppels in van peer educators met verschillende seksuele voorkeuren en culturele en religieuze achtergronden. Wij laten dan bijvoorbeeld een peer educator met een islamitische achtergrond samenwerken met een homoseksuele peer educator. Op scholen waar veel islamitische leerlingen zitten die homoseksualiteit vaak niet begrijpen en accepteren, trekt zo’n combinatie de aandacht. Hoewel sommige jongeren zo’n islamitische peer educator bestempelen als ‘verrader’, is de combinatie voor het merendeel van de groep juist een eye opener. Doordat iemand in wie zij zich herkennen — jong, dezelfde culturele en religieuze achtergrond — lesgeeft met iemand die zij anders misschien niet zouden ontmoeten of accepteren, wordt het ijs gebroken. De homoseksuele peer educator krijgt daardoor de kans een persoonlijk verhaal over zijn of haar ervaringen te vertellen. Juist het delen van deze persoonlijke ervaringen stimuleert het empathisch vermogen van de leerlingen. Op deze manier wordt het verhaal van de homoseksuele peer educator onderdeel van de leefwereld van de jongeren. Dat is het moment waarop er begrip ontstaat. Hiervoor is de openlijke steun voor de homoseksuele jongere van zijn collega-peer educator
72
overigens wel noodzakelijk. Wanneer deze steun mist of onoprecht is, voelen leerlingen dit feilloos aan. De boodschap komt dan niet over en kan juist leiden tot provocaties van leerlingen. Saskia Selen, senior projectleider bij Diversion: ‘Islamitische leerlingen van een overwegend zwarte school in Amsterdam Oost vonden het moeilijk om te begrijpen hoe ingewikkeld het was voor de homoseksuele peer educator om aan zijn ouders te vertellen dat hij homo was. De leerlingen snapten het verhaal van de coming out pas, toen de islamitische peer educator met een bijzondere vergelijking kwam. Zij had het lastig gevonden om aan haar familie te vertellen dat zij vegetariër was geworden; vlees eten is in haar cultuur de norm en zelfs onderdeel van religieuze rituelen. De leerlingen begrepen haar dilemma en konden zich maar al te goed indenken dat dit een spannende situatie voor haar was. Zo ontstond er een open gesprek over ‘je eigen keuzes maken’. Rabbijn Andrew Baker, persoonlijk vertegenwoordiger bij de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa over het inzetten van duo’s van peer educators: ‘Het bestrijden van intolerantie en discriminatie is een uitdaging voor ons allemaal. Veel gemeenschappen omvatten gevarieerde en duidelijk onderscheidbare etnische en religieuze minderheden, en ook groepen die gekozen hebben voor een bepaalde levensstijl of manier van samenleven. Meningen kunnen sterk zijn en discussies kunnen hoog oplopen, en daarom moeten we alle manieren aanwenden om begrip en gevoeligheid te koesteren. Zo kunnen gebeurtenissen in het Midden-Oosten sterke gevoelens losmaken bij joden en moslims ver van het conflictgebied.
Het peer education programma in Nederland, waar geëngageerde, gepassioneerde en begripvolle joodse en islamitische peer educators aan elkaar gekoppeld worden, is een stimulerend en innovatief project. Hoewel het basislessen geschiedenis behandelt, leert het jongeren te erkennen dat verschillende standpunten behandeld horen te worden met empathie en respect.’ Peer educator Kamal Abdelghani: ‘Aan het begin van elke les lieten we de leerlingen in de klas raden wie van ons tweeën de islamitische en wie de joodse peer educator was. Vaak wisten ze dat niet. Aan de hand daarvan konden we dan al de vooroordelen bespreken die de leerlingen hadden. Vooral islamitische leerlingen vonden het gek om les te krijgen van een joods iemand. Dan ga je er een beetje tussen staan en leg je uit dat ze respect moesten tonen. Ik merkte dat ze dat van mij eerder aannamen dan bijvoorbeeld van een docent.’
— peer education 2.0 —
peer education als kweekViJVer GROEN ALS GRAS all washed up — samen de vervuiling te lijf —
het beste plan wint — carrière maken én de wereld verbeteren —
Voor alle peer educators met wie wij werken, is maatschaper keuze. is meer wilders pelijk actief zijn een vanzelfsprekende Zij dan zijn sociaal interesse in — betrokken en willen hun levenservaring inzetten om een rolpolitiek werkt model voor anderen te zijn. Wij zien deze jongeren dan ook aanstekelijk — als belangrijk sociaal kapitaal. Maar hoe boor je dat kapitaal aan? Wat kun je als organisatie doen om het beste uit je peer educators te halen?
Tussen jongere en young professional
w
anneer je met peer education aan de slag gaat, is het belangrijk te beseffen dat je met jonge mensen te maken hebt die een heleboel ideeën hebben en zich tegelijkertijd nog volop aan het ontwikkelen zijn. In onze werving en selectie komen
we af en toe jongeren tegen die je zou kunnen bestempelen als een natuurtalent. Zij hebben aangeboren leiderschapskwaliteiten, als ze voor een groep staan weten zij direct te boeien en te inspireren. Maar we komen met name een boel ‘ruwe diamanten’ tegen; jongeren die met hun drive en ta-
lenten alles in zich hebben om een goede peer educator te worden, maar die door een aantal vaardigheden te ontwikkelen nog meer uit zich zelf kunnen halen. Onze peer educators zijn jong, serieus en betrokken, maar bevinden zich ook in een levensfase waarin nog niet alles even serieus is, de fase tussen jongere en young professional. Wij trainen jongeren in de aanloop naar een project in bijvoorbeeld presentatievaardigheden en groepsdynamiek, zodat zij die vaardigheden direct kunnen toepassen binnen het project. Maar soms zijn er meer skills voor nodig om een goede peer educator te zijn. Zowel in je training als in je projectbegeleiding is het belangrijk er rekening mee te houden dat niet elke peer educator weet wat een professionele houding inhoudt en dat er vaardigheden zijn waar
73
Op zoek naar energievreters
Groen als gras
2
Smeltende ijskappen, oprakende energiebronnen en klimaatveranderingen, veel jongeren hebben het idee dat duurzaamheid ver van ze af staat. Terwijl ze in de praktijk toch meer met het milieu te maken hebben dan ze misschien denken. In 2010 ging daarom het project Check de plek van start, waarbij vmbo-leerlingen in Zaanstad, Rotterdam, Den Haag en Utrecht de eigen leefomgeving onder de loep namen.
‘Peer educators maakten de vertaalslag naar de leefwereld van jongeren.’ Annelien van Meer projectleider
Al sinds 1989 houdt CREM zich bezig met alles wat het milieu beter maakt. Het in Amsterdam gevestigde bedrijf adviseert internationale organisaties, overheden en bedrijven in het opzetten van duurzame projecten. Een project dat zich specifiek op jongeren richtte, bestond tot 2010 nog niet –terwijl het een belangrijke doelgroep is als het op duurzaamheid aankomt. Crem zocht daarom samenwerking met Diversion.
Annelien van Meer: ‘Het is een cliché, maar jongeren zijn toch degenen die straks voor een beter milieu kunnen zorgen. Er wordt vaak gedacht dat ze het onderwerp saai vinden en dat het een moeilijk onderwerp voor ze is, maar dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Het ligt aan de manier waarop jongeren er nu mee in aanraking komen. Op school leren ze via aardrijkskunde en biologie wel over het milieu, maar het blijft Groen als gras
3
bij de theorie. Scholieren reageren daar, vooral op het vmbo, soms sceptisch op. Zelf merken ze ten slotte niks van die smeltende poolkappen.’
een klein groepje bedachten de leerlingen oplossingen voor de problemen die ze constateerden, die ze vervolgens op school presenteerden.’
Het project Check de plek moest de boodschap daarom vooral op een praktische, actieve en leuke manier overbrengen. ‘Peer education leek ons een goed middel, omdat het bij uitstek geschikt is om moeilijke onderwerpen onder de aandacht te brengen’, legt Van Meer uit. De peer educators werden twee dagen getraind. Op de eerste dag stond het belang van duurzaamheid centraal. Medewerkers van onder meer NUON en de GGD gaven lezingen over onderwerpen als luchtkwaliteit, energie in relatie tot natuurlijke voorraden en de omgang met (zwerf)afval. In de tweede bijeenkomst stond kennisoverdracht centraal, om de peer educators goed voor te bereiden op de praktijk. Wat doe je met ongemotiveerde leerlingen of een drukke klas en hoe stimuleer je creatief denken bij de leerlingen? Die vragen werden beantwoord aan de hand van rollenspellen en het aanleren van praktische vaardigheden. Eenmaal op vmbo-scholen maakten de peer educators een vertaalslag naar de leefwereld van de scholieren, legt Van Meer uit. ‘Een van hen legde bijvoorbeeld aan de hand van een oude telefoon en zijn iPhone uit, dat er tegenwoordig veel minder grondstoffen nodig zijn bij de productie van een mobieltje. Hij maakte het tastbaar.’ In een tweede les gingen de leerlingen vervolgens samen met hun peer educator op pad. ‘In bibliotheken, bejaardentehuizen of gewoon op school onderzochten de leerlingen hoe duurzaam hun omgeving is. Aan de hand van een checklist werd bijvoorbeeld het energieverbruik of de afvalverwerking besproken. In
Over de resultaten is Van Meer positief. ‘Je hebt altijd leerlingen die geen zin hebben, maar zo’n tachtig procent heeft er zeker wat van opgestoken. Na afloop vertelden ze de peer educators bijvoorbeeld dat ze het licht vaker uit zullen doen. Al denk ik dat je voor een blijvend effect vaker dan eens met duurzaamheid in aanraking moet komen op de middelbare school.’ Moeilijk is het in ieder geval niet. ‘Er zijn veel vooroordelen over vmbo-scholieren, maar ze zijn behoorlijk doortastend en snappen veel. En ze doen graag mee: docenten waren vaak blij verrast dat zelfs notoire relschoppers actief meededen.’
Groen als gras
4
Hou de straat schoon In de rustige Planetenbuurt in HaarlemNoord viel genoeg te verbeteren, ontdekten de leerlingen van de Paulus Mavo. Bekijk in dit filmpje wat ze hebben gedaan om de buurt duurzamer te maken tijdens het project Check de plek.
Urgentie bekend Positief, aantrekkelijk en relevant. Dat moet een oplossing voor het klimaatprobleem zijn volgens Aart van Veller (26). Als directeur van Wij zijn koel helpt hij bedrijven als MTV-Networks, CocaCola Enterprises en Sanoma Uitgevers duurzaamheid te integreren in hun core business. En dat gaat volgens hem prima samen met winst maken. ‘In de jaren zeventig kleefde er een geitenwollensokkenimago aan duurzaamheid. Het was iets voor dromerige idealisten, die overal tegen waren. De laatste jaren is dat beeld behoorlijk veranderd. Op school worden kinderen al bewustgemaakt van de urgentie van het klimaatprobleem en er is geen business school die het niet hoog op de agenda heeft staan.’ Zelf raakte Van Veller in de ban van duurzaamheid op z’n zeventiende. Op school las hij De grenzen aan de groei van de denktank Club van Rome. In dat rapport werd niet op zweverige, maar wetenschappelijke manier uitgelegd dat de wereld kapot gaat als we zo doorgaan. ‘Toen wist ik dat ik niet alleen carrière wilde maken, maar ook de wereld wilde helpen verbeteren.’ Jongeren zijn daarbij cruciaal, vindt Aart van Veller. ‘Het gaat om hun toekomst. Ze zijn zich al bewust van de mogelijkheden en gedragsverandering is de tweede stap. Wij proberen ze te bereiken via de top-100-merken, omdat die in belangrijke mate van onze huidige en toekomstige levensstijl bepalen. Die kunnen
aart Van Veller (26) Als directeur van Wij zijn koel helpt hij bedrijven als MTV-Networks, CocaCola Enterprises en Sanoma Uitgevers duurzaamheid te integreren in hun core business.
ook jongeren laten zien dat duurzaam leven niet ten koste gaat van je levenskwaliteit.’ Ter illustratie noemt hij MTV, waarvoor hij enkele jaren geleden een tv-programma over duurzame ontwikkelingen presenteerde. ‘VJ wilde ik niet blijven voor de rest van mijn leven, maar ik kon ze wel laten zien hoe ze hun eigen bedrijfsvoering konden verduurzamen. Zo hebben we de verlichting vervangen voor een energiezuinige variant, automatisch dubbelzijdig afdrukken ingesteld, en hen over laten stappen op groene energie. De resterende CO2-uitstoot wordt gecompenseerd via de investering in een duurzaam energieproject in een ontwikkelingsland. Al met al bespaart het MTV Networks zo’n 10.000 euro op jaarbasis en 55% CO2-uitstoot.’ Groen als gras
5
Het beste plan wint Hoe je peer education kunt inzetten om jongeren bij milieukwesties te betrekken, weten ze ook in Dublin. De organisatie ECOUNESCO, gesteund door de Ierse overheid, zet zich met het zogenaamde Peer Education Programme zowel in voor duurzaamheid als de persoonlijke ontwikkeling van jongeren. In twaalf weken tijd worden jongeren opgeleid tot peer educator, die vervolgens met leeftijdsgenoten in gesprek gaan tijdens evenementen die ze zelf organiseren: van picknicks in het park tot concerten.
‘Peer education is een krachtig middel om jongeren enthousiast te maken en ze iets te leren over duurzaamheid’, vindt Hedda Dick, projectcoördinator bij ECO-UNESCO. ‘Niet alleen omdat het scholieren inzichtelijk maakt dat het milieu hen direct aangaat, maar ook omdat peer educators er zelf veel van opsteken. Ze maken onderdeel uit van een team, leren goed te luisteren en doen nieuwe ervaringen op. Dat versterkt hun zelfvertrouwen enorm.’ Scholieren moeten zich niet alleen in discussies bewust worden van het belang van duurzaamheid, vindt Dick. Daarom helpen peer edcuators van ECO-UNESCO hen ook bij het opzetten van zogenaamde ‘actieprojecten’, waarbij jongeren een actieve bijdrage leveren aan de verbetering van het milieu. Ieder jaar reikt ECO-UNESCO in mei een prijs uit voor het beste project, de Young EnvironGroen als gras
6
mentalist Award. ‘Alle projecten die door jongeren zijn bedacht komen hiervoor in aanmerking’, legt Dick uit. ‘En die kunnen over van alles gaan, van energiebesparing tot biodiversiteit en ecologische voeding.’ Een van de favorieten van dit jaar is het project All washed up van zes jonge meiden uit Clare, een graafschap aan de Ierse kust. ‘Afgelopen augustus spoelde er een gigantische lading boterkuipjes aan op het strand, nadat een containerschip in een storm verzeild raakte. Zes maanden lang maakten de scholieren wekelijks het strand schoon, maar ze kwamen er al snel achter dat de vervuiling grootschaliger was dan ze dachten. Ze zochten uit hoeveel nietafbreekbaar materiaal ieder jaar in de zee terecht komt en schrokken van de uitkomst. Die informatie geven ze nu aan andere
‘Afgelopen augustus spoelde er een gigantische lading boterkuipjes aan op het strand...’ jongeren door. Ze verzorgen workshops op basisscholen en middelbare scholen en organiseren tijdens Earth Day een grootschalige opruimactie op het strand.’ Directeur Elaine Nevin is blij met het grote aantal inzendingen dat ze ieder jaar uit heel Ierland binnenkrijgt. ‘Het is goed om te zien dat zoveel jongeren zich actief inzetten om klimaatverandering en andere belangrijke milieukwesties aan de kaak te stellen.’
Youth for the Future Handige tips, checklists en voorbeelden van op te zetten projecten zijn te vinden in het handboek Youth for the Future, te koop via ecounesco.ie onder ‘Publications’. Groen als gras
7
Samen buurten Naar elkaar luisteren, discussiëren en vooral zelf nadenken over manieren om je buurt te verbeteren, dat leerden jongeren die meededen aan het project Buurtpeers. Onder begeleiding van peer educators spraken ze met buurtbewoners en lokale ondernemers over de staat van onderwijs, kunst, hulpverlening, hangplekken en sportclubs. De opdracht: bedenk hoe jij een bijdrage kunt leveren aan de verbetering van de buurt.
Scholen, opvoeders, maatschappelijke organisaties, ze willen er allemaal voor zorgen dat jongeren opgroeien tot actieve burgers, die verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen leven en omgeving. Maar hoe betrek je jongeren bij hun buurt? In het project Buurtpeers werd peer education ingezet en ging Diversion partnerschappen aan met organisaties die zich met burgerschap bezighouden. Er werd intensief samengewerkt met woningbouwcorporaties, gemeenten en lokaal jongerenwerk. Jongeren kregen in dit project niet verteld wat ze zouden moeten doen om hun buurt te verbeteren, maar werden door peer educators uitgedaagd om hier zelf over na te denken. En het bleef niet bij ideeën. Iedere groep jongeren kreeg een budget om hun plan uit te voeren. Want eigen budget betekent eigen verantwoordelijkheid.
Groen als gras
8
Werk aan je reputatie Francis Bock ziet in peer education een geschikte methode om jongeren actiever in de eigen wijk te maken. Als directeur van WijkAlliantie, een landelijke netwerkorganisatie die maatschappelijke (buurt)initiatieven stimuleert, gaf ze adviezen en hielp ze materiaal te ontwikkelen voor de peer educators. ‘Ik geloof erg in de eigen kracht en talenten van jongeren. Bij Buurtpeers worden die goed benut. Jongeren krijgen de kans met een initiatief te komen, waarvan zij denken dat de buurt het nodig heeft. Bovendien gaan ze zelf op onderzoek uit om te kijken of anderen het daarmee eens zijn. Ze spreken bijvoorbeeld over problemen met buurtbewoners.’ Dat levert soms verrassende resultaten op, aldus projectleider Saskia Selen van Diversion. ‘Toen een groep jongeren de straat op ging om de
behoeften in de buurt te peilen, merkten ze dat veel ouderen niet direct open stonden voor contact. De jongeren vonden het heel vervelend dat ze niet begrepen werden en organiseerden een ontmoeting tussen jong en oud. Die kloof tussen jong en oud zagen we in veel steden als thema terug.’ Deze constatering sloot goed aan bij de speerpunten van samenwerkingspartner Parteon, een woningcorporatie in Zaandam. ‘We hebben zowel jongeren als ouderen als
ten en buurtorganisaties in stappen. Die denken vaak dat ze wel weten wat goed is voor de mensen en de buurt, zonder eerst met bewoners te praten.’
Relaxt versus streng Ismael Hersisia (20) deed als jongere mee aan het project. Onder begeleiding van peer educators organiseerde hij een jongerenproject in de wijk tijdens Buurtpeers in Den Haag. ‘Het leuke van het project is dat
‘Ik geloof erg in de eigen kracht en talenten van jongeren.’ Francis Bock directeur WijkAliantie aandachtsgroep in ons beleid staan’, legt Doret Aarts, medewerker wijkontwikkeling, uit. ‘We zijn een maatschappelijke onderneming en vinden dat iedereen prettig moet kunnen wonen. Buurtpeers was een project waar al deze dingen mooi in samenkwamen. Zulke initiatieven dragen bij aan de leefbaarheid.’ Dat jongeren zelf de wijk in gingen, noemt Bock een krachtig concept. ‘Hiermee ga je uit van reële behoeften. Je stapt niet in de valkuil waar veel gemeen-
er zo veel jonge mensen bij zijn betrokken. Wij proberen eerder nieuwe ideeën toe te passen dan iemand die bijvoorbeeld veertig is.’ Daar is Delzita Dju, die als jongerenwerker van de Haagse stichting VÓÓR Welzijn bij Buurtpeers betrokken was, het mee eens. ‘Jongeren werken liever met leeftijdsgenoten dan met volwassenen. Ze vonden de peer educators ‘relaxt’ en zagen mij meer als de ‘strenge’. Dat is nou eenmaal de rol die je als jongerenwerker Groen als gras
9
‘Wij proberen eerder nieuwe ideeën toe te passen dan iemand die veertig is.’ Ismael Hersisia jongere
‘Jongeren werken liever met jongeren.’ Delzita Dju jongerenwerker hebt, maar het is grappig om te zien dat de communicatie echt beter verloopt als je zelf deel uitmaakt van de groep.’ Dat heeft overigens meer met de coördinerende rol van een jongerenwerker te maken dan met leeftijd, bleek uit de evaluatie van het project. Veel jongerenwerkers zijn zelf jonger dan dertig jaar en vervullen in hun dagelijkse werkzaamheden al min of meer de rol van peer educator. Het is dan ook goed denkbaar dat jongerenwerkers deze rol in de toekomst zelfs volledig overnemen bij een project als Buurtpeers. ‘Dat vraagt wel een andere manier van denken en werken. Jongerenwerkers zijn nu vaak sturend Groen als gras
10
in de omgang met jongeren, maar om zelf als peer educator te fungeren moeten ze juist meegaan met de energie en ideeën van jongeren. Ze moeten openstaan voor nieuwe ideeën, kennis en ervaring willen delen op een gelijkwaardig niveau en wederkerend coachen’, vertelt Francis Bock. Zij benadrukt dat een open houding van de jongerenwerkers hierbij cruciaal is. ‘Het is niet erg als je een keer geen antwoord weet of je hebt twijfels bij een keuze, maar het gaat erom dat je dit bespreekbaar durft te maken. Daar ligt volgens mij een nieuwe uitdaging.’
Er is meer dan Wilders Ze mogen nog niet stemmen, maar dat betekent niet dat middelbare scholieren geen interesse hebben in politiek. Eenmaal in discussie met peer educators blijkt het helemaal niet zo’n ver-vanmijn-bedshow te zijn als vaak wordt gedacht. bijzonder dat er iemand voor de klas staat die net iets ouder is dan zij. Dat is een echt rolmodel voor ze. Als zij politiek interessant vinden, werkt dat aanstekelijk. Leerlingen die niks met het onderwerp hebben, gaan er dan ineens actief over meepraten.’ Door de thema’s toe te spitsen op jongeren, werd duidelijk dat politiek wel degelijk aansluit bij hun leefwereld. Vogel: ‘Als je het op een school met een grote culturele diversiteit over politiek hebt, praat je binnen tien minuten over Wilders. Nu hebben jongeren gezien dat politiek breder is.’ Dat bleek ook tijdens het evenement waarop de winnaar van de schaduwverkiezingen bekend werd gemaakt in 2010, de politieke betrokkenheid van jongeren werd toen goed zichtbaar. Het rapport van de Commissie Davids was toen net verschenen. Jongeren waren boos over de deelname van Nederland aan de oorlog in Irak, en ze waren niet bang om dat aan de aanwezige lijsttrekker te vertellen. Foto: Tomek Whitfield
Vrije tijd, onderwijs en veiligheid, in aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 werden thema’s als deze uitgebreid besproken op middelbare scholen. En daar bleef het niet bij. Er mocht ook gestemd worden tijdens zogenaamde schaduwverkiezingen. Die organiseerde Diversion, onder de vlag van JAA! (Jeugd Actief voor Amsterdam), in opdracht van de Gemeente Amsterdam. Wat gebeurt er bij gemeenteraadsverkiezingen? En waarin verschillen politieke partijen van elkaar? Naar aanleiding van een dvd waarop lijsttrekkers hun standpunten uitlegden, gingen leerlingen hierover met elkaar in discussie – onder begeleiding van peer educators. Dat leek Jasper Vogel, docent Maatschappijleer op het Amsterdamse Calandlyceum, een welkome aanvulling op zijn lesprogramma. ‘Zo’n acht tot tien weken per schooljaar besteed ik aandacht aan politiek. Deze vorm van onderwijs is daarbij echt waardevol. Kinderen vinden het
Groen als gras
11
Spelen met leefwerelden Eerder vertelden wij al dat voor ons de nadruk niet ligt op peer educators als ervaringsdeskundigen, maar dat de focus ligt op het gedeelde referentiekader tussen deze rolmodellen en de doelgroep. Daarbij proberen wij door combinaties van peer educators met verschillende achtergronden, referentiekaders met elkaar te verbinden en op die manier het wereldbeeld van jongeren te verbreden.
overigens wel noodzakelijk. Wanneer deze steun mist of onoprecht is, voelen leerlingen dit feilloos aan. De boodschap komt dan niet over en kan juist leiden tot provocaties van leerlingen.
Het peer education programma in Nederland, waar geëngageerde, gepassioneerde en begripvolle joodse en islamitische peer educators aan elkaar gekoppeld worden, is een stimulerend en innovatief project. Hoewel het basislessen geschiedenis behandelt, leert het jongeren te erkennen dat verschillende standpunten behandeld horen te worden met empathie en respect.’
Peer educator in the picture
Foto: Sharon Goldstoff
Saskia Selen, senior projectleider bij Diversion: ‘Islamitische leerlingen van een overwegend zwarte school in Amsterdam Oost vonden het moeilijk om te begrijpen hoe ingewikkeld het was voor de homoseksuele peer educator om aan zijn ouders te vertellen dat hij In bijvoorbeeld projecten over homo was. De leerlingen snapten seksualiteit of discriminatie zet het verhaal van de coming out pas, Diversion koppels in van peer edutoen de islamitische peer educator cators met verschillende seksuele met een bijzondere vergelijking voorkeuren en culturele en religikwam. Zij had het Daphna lastig gevonden euze achtergronden. Wij laten dan Palache om aan haar familie te vertellen dat bijvoorbeeld een peer educator (23), student zij vegetariër was geworden; vlees met een islamitische achtergrond Criminologie eten is in haar cultuur de norm samenwerken met een homoseksuRechten, uit en zelfs onderdeelen van religieuze ele peer educator. Op scholen waar Amsterdam. rituelen. De leerlingen begrepen veel islamitische leerlingen zitten haar dilemma en konden zich maar die homoseksualiteit vaak niet bespreekbaar al te goed indenken dat dit een begrijpen en accepteren, trekt zo’nHet alledaagse spannende situatie voor haar was. combinatie de aandacht. Hoewel maken peer educatorergeworden omdat ontstond een open gesprek sommige jongeren zo’n islamiti- ‘Ik benZo kans‘je heb om mijn ervaringen te eigen keuzes maken’. sche peer educator bestempelen ik zo deover als ‘verrader’, is de combinatie voordelen over alledaagse thema’s die toch heel zijn voor jongeren. Daar zitten Rabbijn Andrew Baker, persoonlijk het merendeel van de groep juist belangrijk onderwerpen tussen vertegenwoordiger bij de Organieen eye opener. Doordat iemand in soms confronterende nooit Veiligheid besproken worden. Het satie voor en Samenwerwie zij zich herkennen — jong, de- die eigenlijk om hierover in gesprek king in Europa over het inzetten zelfde culturele en religieuze ach- is een uitdaging metduo’s andere Ik ben altijd vanjongeren. peer educators: tergrond — lesgeeft met iemand diete gaanvan naar hun reacties.’ ‘Het bestrijden van intolerantie en zij anders misschien niet zouden nieuwsgierig discriminatie is een uitdaging voor ontmoeten of accepteren, wordt Frank allemaal. Veel gemeenschaphet ijs gebroken. De homoseksu- Anneons hetomvatten project Tweede Wereldoorlog gevarieerde en ele peer educator krijgt daardoor ‘Tijdenspen kwam er na de les eenetnische meisje duidelijk onderscheidbare de kans een persoonlijk verhaal in Perspectief naar me Ze vertelde dat ze naar de entoe. religieuze minderheden, en over zijn of haar ervaringen te was geweest het dagboek ook groepen die om gekozen hebben vertellen. Juist het delen van deze bibliotheek Frank lenen, terwijl ze niet of voor eentebepaalde levensstijl persoonlijke ervaringen stimuleert van Anne lezen hield. Ze was door de lessen manier van samenleven. Meningen het empathisch vermogen van de echt van geworden verhaal. kunnen sterk zijnnaar en het discussies leerlingen. Op deze manier wordt nieuwsgierig momenten je echten datdaarom het kunnen hoogweet oplopen, het verhaal van de homoseksuele Op zulke moeten we alle manieren aanwenpeer educator onderdeel van de zin heeft.’ den om begrip en gevoeligheid te leefwereld van de jongeren. Dat koesteren. Zo kunnen gebeurtenisis het moment waarop er begrip sen in het Midden-Oosten sterke ontstaat. Hiervoor is de openlijke gevoelens losmaken bij joden en steun voor de homoseksuele jonmoslims ver van het conflictgebied. gere van zijn collega-peer educator
72
Peer educator Kamal Abdelghani: ‘Aan het begin van elke les lieten we de leerlingen in de klas raden Youssef Bentaher (20), student wie van ons tweeën de islamitische Werktuigbouwkunde, Amsterdam. en wie de joodse uit peer educator was. Vaak wisten ze dat niet. Aan Jong degeleerd hand daarvan konden we dan al ‘Op de school kreeg ik eens de middelbare vooroordelen bespreken die de les over de Tweede Wereldoorlog van het leerlingen hadden. Vooral islamitiNederlands Auschwitzvonden Comité. het De hele sche leerlingen gek om klas was stil.krijgen Dat kwam het heftige les te van door een joods iemand. onderwerp, gastdoDan gamaar je erook eendoordat beetje de tussen centen veelen ouder Als ze peer educator staan leg waren. je uit dat respect merkte ik dat het een stuk lastigerdat is om moesten tonen. Ik merkte ze ordedat te houden je denkt. Maar alsdan je van mijdan eerder aannamen één jongere meekrijgt je discussie, bijvoorbeeld vanineen docent.’volgt de rest al snel.’
Onderwijservaring ‘Ik gaf me op als peer educator omdat het goed op mijn CV staat en omdat ik later misschien voor de klas wil staan. Van mijn mede-peer educators heb ik veel opgestoken. Vooraf bespraken we de lesstof en wat we daar aan wilden toevoegen, en na afloop evalueerden we de les. Ik heb geleerd dat je leerlingen het beste geïnteresseerd kunt houden door persoonlijke ervaringen te delen en de lessen kort te houden.’
— peer education 2.0 —
peer education als kweekViJVer Voor alle peer educators met wie wij werken, is maatschappelijk actief zijn een vanzelfsprekende keuze. Zij zijn sociaal betrokken en willen hun levenservaring inzetten om een rolmodel voor anderen te zijn. Wij zien deze jongeren dan ook als belangrijk sociaal kapitaal. Maar hoe boor je dat kapitaal aan? Wat kun je als organisatie doen om het beste uit je peer educators te halen?
Tussen jongere en young professional
w
anneer je met peer education aan de slag gaat, is het belangrijk te beseffen dat je met jonge mensen te maken hebt die een heleboel ideeën hebben en zich tegelijkertijd nog volop aan het ontwikkelen zijn. In onze werving en selectie komen
we af en toe jongeren tegen die je zou kunnen bestempelen als een natuurtalent. Zij hebben aangeboren leiderschapskwaliteiten, als ze voor een groep staan weten zij direct te boeien en te inspireren. Maar we komen met name een boel ‘ruwe diamanten’ tegen; jongeren die met hun drive en ta-
lenten alles in zich hebben om een goede peer educator te worden, maar die door een aantal vaardigheden te ontwikkelen nog meer uit zich zelf kunnen halen. Onze peer educators zijn jong, serieus en betrokken, maar bevinden zich ook in een levensfase waarin nog niet alles even serieus is, de fase tussen jongere en young professional. Wij trainen jongeren in de aanloop naar een project in bijvoorbeeld presentatievaardigheden en groepsdynamiek, zodat zij die vaardigheden direct kunnen toepassen binnen het project. Maar soms zijn er meer skills voor nodig om een goede peer educator te zijn. Zowel in je training als in je projectbegeleiding is het belangrijk er rekening mee te houden dat niet elke peer educator weet wat een professionele houding inhoudt en dat er vaardigheden zijn waar
73
zij nog mee moeten oefenen. Te denken valt aan algemene vaardigheden als op tijd komen, je aan afspraken houden, omgaan met kritiek en samenwerken. Dit kan soms lastig zijn of tot een vervelende situatie leiden. Maar bedenk je ook dat jongeren juist van jouw organisatie kunnen leren hoe het er in ‘het werkende leven’ aan toe gaat.
Uitgangspunten Bij het investeren in peer educators, staat een aantal basisprincipes centraal: — Focus op de persoonlijke ervaringen en talenten van peer educators. Kijk vooral naar de bagage die peer educators meebrengen, zie het als uitdaging hier zo veel mogelijk gebruik van te maken. Het komt zeer regelmatig voor dat peer educators een eigen inbreng leveren aan een project, en dat juichen wij over het algemeen toe. Projecten worden er alleen maar beter van als ze verrijkt worden met persoonlijke verhalen, ervaringen en ideeën van peer educators. Een persoonlijk verhaal over de coming out van een homoseksuele peer educator zegt jongeren veel meer dan een algemene les in een boek. Na de verhalen van joodse peer educators over het lot van hun opa’s en oma’s in de oorlog kun je in de meeste klassen een speld horen vallen. Als jongeren ervaring hebben met bijvoorbeeld het begeleiden van groepen of bepaalde werkvormen, kijken we in hoeverre ze die kunnen delen met de rest van de groep in een training. Veel van onze projecten zijn in grote mate gevormd en hervormd door de inbreng van peer educators. Niet alleen inhoudelijk is het van belang ruimte te bieden voor nieuwe ideeën, ook voor de ontwikkeling
74
van de peer educators is het van belang. Zij leren creatief te zijn en mee te denken. Bovendien zien zij in hun werk direct resultaat van hun eigen inbreng terug. En dat is niet alleen leuk, maar geeft ook een boost. — Besteed aandacht aan ‘leren samenwerken’. In de ontwikkeling van jongere naar young professional is samenwerken een belangrijk focuspunt. In een peer education-project werken peer educators vaak voor het eerst samen met professionals. Velen melden zich juist om die reden aan. Ze zijn benieuwd naar het werken met jongeren met een andere achtergrond, en willen leren van professionals. Zij willen bruggen (leren) bouwen. Besteed in de training van de peer educators dus ook aandacht aan het van elkaar leren en het op verschillende manieren leren samenwerken. Hierbij komen allerlei vaardigheden kijken, zoals het geven van feedback, het omgaan met kritiek en het uitwisselen van ideeën. Dit zijn vaardigheden die ook later in hun carrière belangrijk zijn. — Heb oog voor maatschappelijke bagage. Last but not least zijn ook algemene basisvaardigheden belangrijk. Voor sommige peer educators is dit geen aandachtspunt, zij hebben deze vaardigheden meestal meegekregen van thuis. Hun ouders hebben gestudeerd en hebben een baan waarin zij intellectueel uitgedaagd worden. Je net zoals je ouders ontwikkelen door nieuwe dingen te ondernemen en carrière te maken, is voor deze jongeren dan ook een logische weg. De vaardigheden en eigenschappen die hiervoor nodig zijn, zoals zelfverzekerdheid, communicatievaardig-
heden en het kunnen omgaan met kritiek, hebben zij meegekregen door simpelweg naar hun omgeving te kijken. Ook zijn er jongeren die als eersten van hun familie zijn gaan studeren. Ook deze jongeren zijn ambitieus en betrokken, maar zij hebben op het gebied van (maatschappelijke) carrière in hun directe omgeving weinig rolmodellen gehad. Heb dus ook oog voor de maatschappelijke bagage die soms mist en ondersteun je peer educators om missende vaardigheden te ontwikkelen.
75
76
oVer peer educators Voordat wij uitleggen hoe je peer education binnen je organisatie volgens ons het best kunt vormgeven en uitvoeren, willen we je graag nog wat vertellen over peer educators. De jongeren die in onze projecten werken als peer educator zijn bijzondere mensen. Het zijn stuk voor stuk jongeren die zich betrokken voelen bij de samenleving en niet aan de zijlijn willen blijven staan. Hier geven wij een kijkje in de belevingswereld van de jongeren die straks het belangrijkste onderdeel worden van je project. Wat drijft ze en waardoor worden zij geprikkeld?
77
— over peer educators —
waarom word Je het? Er zijn verschillende redenen waarom jongeren ervoor kiezen om peer educator te worden. Enkele hiervan zijn werkervaring, maatschappelijke betrokkenheid en persoonlijke ontwikkeling. We geven uitleg.
78
Maatschappelijke betrokkenheid — Iets terugdoen voor de samenleving — Je nuttig maken — Je betrokkenheid / boosheid / enthousiasme kwijt kunnen
Werkervaring
— CV building — Inzicht in organisatie / kijkje achter de schermen — Inzicht in wat je echt wilt
Persoonlijke ontwikkeling — Nieuwe kennis en vaardigheden — Kritisch leren denken, verbanden leggen tussen leefwereld jongeren en projectinhoud
— Netwerken — Contact met doelgroep — Geld verdienen
Persoonlijke identiteit
Fun
— Zelfrespect
— Nieuwe vrienden
— Bewustzijn, rolmodelfunctie
— Gezelligheid
— Erkenning
79
— over peer educators —
iets terug doen Peer educators geven als belangrijkste reden voor hun deelname aan peer education-projecten vaak maatschappelijke betrokkenheid. Ze zien het peer educatorschap als een goede manier om iets terug te doen voor de samenleving.
Z
e vinden het project waar ze aan meedoen maatschappelijk relevant, en vinden het belangrijk dat andere, vaak jongere jongeren, in aanraking komen met het onderwerp van het project. Soms leggen ze een verband met hun eigen ervaringen: ‘Als ik vroeger zelf voorlichting had gekregen over dit onderwerp van een andere jongere…’ Peer educator Soufian Ahdi: ‘Mensen hebben een bepaald beeld van Marokkanen en associëren dat met de islam. Ze halen die twee dingen door elkaar. Wat sommige Marokkanen doen, staat los van de islam. Mensen die mij kennen, weten hoe ik ben. Ik wil me niet hoeven verantwoorden voor wat anderen doen,
80
maar voel me wel verantwoordelijk voor de maatschappij. Want hoe je het wendt of keert, ik behoor daartoe. Daarom wil ik graag proberen om het beeld dat veel mensen hebben, te veranderen.’ Marieke Kersten, coördinator peer education bij Diversion:’Maatschappelijke betrokkenheid is een van onze belangrijkste criteria bij de selectie van nieuwe peer educators. Maar in mijn gesprekken kom ik eigenlijk bijna nooit jongeren tegen bij wie deze intrinsieke motivatie niet aanwezig is. Sommige van hen zijn eerder verbaasd dat ze voor bepaalde projecten betaald krijgen dan dat ze er om zouden vragen.’
Wij onderscheiden onze peer educators in drie groepen jongeren: Go-getters
Doornroosjes
‘Go-getters’ zijn jongeren die ontzettend actief zijn. Ze hebben een brede interesse, zijn vaak hard bezig met het opbouwen van hun CV en zijn actief bij verenigingen en politieke partijen. Ze voelen zich daar thuis. Peer educator zijn is voor hun een extra activiteit binnen hun maatschappelijke carrière. Ze worden vaak peer educator omdat ze op deze manier direct met een doelgroep in contact komen, het is voor hun een concrete activiteit waarbij ze niet alleen maar hoeven te vergaderen.
‘Doornroosjes’ zijn jongeren die maatschappelijk betrokken zijn, maar hier nog weinig mee doen. Ze zijn als het ware nog slapende. ‘Doornroosjes’ zouden zichzelf niet zo snel als geëngageerd omschrijven en hebben doorgaans geen helder beeld over wat hun maatschappelijke rol zou kunnen zijn. Het merendeel van onze peer educators behoort tot deze groep latent maatschappelijk betrokken jongeren. Ze studeren, lezen de krant en hebben affiniteit met sociale vraagstukken. Maar ze ondernemen niet snel actie om iets met die affiniteit te doen, terwijl ze op zich wel bereid zijn om iets te betekenen voor de samenleving. Door actief te zijn, ontdekken zij vaak nieuwe passies en talenten. Maar daarvoor moeten zij wel wakker gekust worden.
Solovaarders ‘Solovaarders’ zijn jongeren die niet snel lid worden van een politieke partij of vrijwilliger bij een goed doel. Het staat te ver van ze af, zij hebben niet het idee dat zij door een lidmaatschap of door actie voeren concreet iets kunnen betekenen voor de samenleving. Maar ook Solovaarders zijn net als de Gogetters erg gericht op hun maatschappelijke carrière, ze weten duidelijk waar ze wél naar zoeken. Ze richten eigen initiatieven op of gaan op zoek naar een project met een maatschappelijk thema waar zij zich druk om maken. Omdat ze niet veel tijd hebben, moet dit project een kop en staart hebben en willen zij aan het eind duidelijke resultaten van hun inspanningen zien.
d
e eerste twee groepen peer educators die we beschrijven hebben een breed (maatschappelijk) netwerk. Ze weten een project dat hen interesseert zelf te vinden en schromen niet om direct te bellen als zij willen deelnemen. De laatste groep echter heeft soms een duwtje in de rug nodig om hun latente betrokkenheid om te zetten in actieve deelname. Dat duwtje bestaat volgens ons vooral uit ‘de uitnodiging’. Ze moeten zich door een advertentie, een gesprek of een tip, persoonlijk uitgenodigd voelen om deel te nemen. Geef heel expliciet aan waarom je ze nodig hebt en vooral dat ze heel welkom zijn. Dat ze betrokken moeten zijn, maar geen ervaring nodig hebben om mee te doen. Zo benader je hen binnen hun comfortzone. Hiermee verlaag je de drempel om een stap te nemen die zij anders niet snel zouden nemen. Peer educator Sanne Pols: ‘Sinds een jaar heb ik een vriendin, daarvoor had ik altijd vriendjes. Het was voor mij heel raar om ineens tot een minderheidsgroep te behoren, mensen hebben er altijd wel een mening over. Daar had ik het over met een studiegenootje die al peer educator was. Zij is joods én biseksueel en vertelde over de reacties die ze krijgt van leerlingen die het raar vinden dat ze in twee ‘hokjes’ zit. Ik vond haar ervaringen heel interessant. Toen heb me ook aangemeld.’
81
— over peer educators —
werkerVaring Een blijk van maatschappelijke betrokkenheid doet het goed op je CV. Peer educators vinden ook dat het werk hun perspectief op de arbeidsmarkt vergroot.
i
n de eerste plaats doordat zij vaardigheden ontwikkelen die in elke werksituatie terugkomen: je moet afspraken maken en die nakomen, plannen, samenwerken, omgaan met stressvolle of onverwachte situaties, feedback geven en omgaan met kritiek. Daarnaast doen peer educators ervaring op met het spreken voor een groep, zichzelf presenteren en met leiding geven. Sommige peer educators ontdekken door het peer educatorschap nieuwe mogelijkheden en onvermoede talenten. Al meer dan één voormalig peer educator heeft een toekomst op kantoor of in de rechtszaal ingeruild voor een baan in het onderwijs. En voor peer educators met ambities in bijvoorbeeld de cultuursector is deelname aan een peer education-project in een museum een uitgelezen kans om binnen te komen, een netwerk op te bouwen en te ontdekken hoe het achter de schermen werkt.
82
Huub van Zwieten, carrièrecoach: ‘Enig idee hoeveel minuten een gemiddeld persoon gedurende zijn leven aan werk besteedt? Vijf miljoen! Dat is meer tijd dan je voor je relatie hebt. Meer tijd dan je aan je kinderen besteedt. Meer tijd dan voor je hobby beschikbaar is. Lol hebben in wat je in die vijf miljoen minuten doet is dus cruciaal. Bovendien heb je het meeste aan anderen te bieden als je plezier hebt in wat je doet. Het is dus ontzettend belangrijk om er achter te komen wat je drijft en waar je enthousiast van wordt!’
Leiderschap Peer educator zijn is voor veel jongeren een eerste kennismaking met leiderschap. In de sociologie wordt onderscheid gemaakt tussen traditioneel, charismatisch en rationeel-legaal leiderschap. Waar bij traditioneel en rationeellegaal leiderschap de afkomst en de positie van de leider binnen de groep bepalend zijn, is charismatisch leiderschap puur en alleen
gebaseerd op de persoonlijke kwaliteiten van de leider en zijn of haar vermogen om die door de groep erkend te krijgen. Omdat de methode gebaseerd is op gelijkwaardigheid tussen peer educator en de doelgroep, bestaat het peer educatorschap puur en alleen bij de gratie van charismatisch leiderschap. Waar een ouder of docent op basis van zijn positie invloed op jongeren kan uitoefenen, zal de peer educator die invloed alleen verwerven als hij of zij echt geaccepteerd wordt door de groep. Hij of zij moet zich eerst bewijzen. En daarvoor zijn leiderschapskwaliteiten nodig. De meeste peer educators beschikken van nature in meer of mindere mate over leiderschapskwaliteiten. Dit komt al tot uitdrukking in de keuze om peer educator te worden. Wat doet iemand ertoe besluiten om het openlijk over zijn of haar homoseksualiteit te hebben, in een omgeving waar die niet zonder meer geaccepteerd zal worden? Waarom zoeken hoogopgeleide, maatschappelijk succesvolle jongeren de ROC’s op en voelen zij zich geroepen om les te geven over lastige onderwerpen? Peer educators kiezen hier zelf voor, omdat zij zich op een bepaalde manier verantwoordelijk voelen en vinden
dat alle jongeren kansen moeten krijgen om zich te ontplooien. Ook in praktische zin doet het peer educatorschap een beroep op leiderschapsvaardigheden. Om je staande te houden als peer educator moet je kunnen overtuigen, over verantwoordelijkheidsgevoel beschikken, maar moet je je ook kwetsbaar durven opstellen en in gesprek weten te blijven op momenten dat dit niet vanzelf gaat. Rob Blomme, directeur Centrum voor Leiderschap en Persoonlijke Ontwikkeling van Nyenrode Business Universiteit: ‘Het nieuwe leiderschap houdt in dat leiderschap gelieerd is aan maatschappelijke verantwoordelijkheid. Van leiders wordt in toenemende mate verwacht dat ze ook verantwoording afleggen aan hun omgeving, niet alleen aan de organisatie. Zaken als maatschappelijk bewustzijn, ethiek en zelfreflectie worden steeds belangrijker. Daarvoor zijn leiders nodig die niet in een ivoren toren zitten, maar die middenin de maatschappij staan.’
toren waar je uiteindelijk terecht wilt komen, wil je er de vruchten van plukken. Een student kan heel actief zijn geweest bij een studentenvereniging en daar een enorm netwerk hebben opgebouwd, maar heeft daar in carrièrewijs weinig aan als dat netwerk hem of haar niet in contact kan brengen met beoogde toekomstige werkgevers. Wij zien dat met name jongeren die actief zijn binnen religieuze of cultureel gebonden studentenverenigingen hier mee te maken krijgen. Deze verenigingen zijn nog jong, waardoor de netwerken nog onvoldoende geworteld zijn binnen bedrijven en overheden. Het peer educatorschap draagt bij aan een breder netwerk, doordat het verschillende netwerken met elkaar verbindt. Peer educators komen in hun training en werk vaak mensen tegen, die kunnen helpen bij het maken van stappen in hun carrière.
Netwerken verbinden Het peer educatorschap helpt jongeren ook bij het verbreden van hun netwerk. Ze komen in contact met mede-peer educators met verschillende achtergronden en met professionals. Netwerken is steeds belangrijker voor je carrière. Goede studieresultaten zijn niet genoeg, je dient je van je medestudenten te onderscheiden door wat je naast je studie gedaan hebt en wie je daar hebt leren kennen. Bijbanen, vrijwilligerswerk, een bestuursfunctie of een actief verenigingsleven kunnen zo direct bijdragen aan een goede instap op de arbeidsmarkt. Wat daarbij heel belangrijk is, is dat het netwerk waar je deel van uitmaakt ook overlapt met de sec-
83
— over peer educators —
persoonliJke ontwikkeling Los van CV building draagt het werken als peer educator bij aan de persoonlijke ontwikkeling van de peer educators.
Z
ij worden geacht zich kennis over een bepaald onderwerp eigen te maken, tot op het niveau waarop zij die kennis kunnen overdragen. Interessanter nog is dat zij, door de ruimte die het peer educatorschap biedt, uitgedaagd worden die kennis aan te vullen met eigen ervaringen en te vertalen naar de leefwereld van de doelgroep. De peer educator moet een goede observator en een scherp denker zijn, die kan inschatten wat bij de doelgroep wel en niet aanslaat. Een goede peer educator is kritisch en creatief, stelt vragen en legt verbanden. Hij of zij moet een boodschap zo kunnen aanpas-
84
sen, dat die betekenis krijgt voor een doelgroep die hier niet zonder meer voor openstaat. Tenslotte vraagt het peer educatorschap veel van de sociale en communicatieve vaardigheden van de peer educator. Hij of zij is intermediair tussen de professionals (docenten, educatiemedewerkers en jongerenwerkers) en de doelgroep en moet beide talen spreken. Hij moet van beide partijen het vertrouwen weten te winnen en behouden. En dit terwijl met name jongeren vaak uitermate kritisch zijn in het beoordelen van anderen. Peer educators zijn zich uiteraard lang niet altijd bewust van deze
eisen. Zij ontwikkelen deze vaardigheden vaak gaandeweg. Vaak zie je een peer educator groeien in zijn of haar werk. Peer educator Yair da Costa: ‘Door mijn werk als peer educator weet ik nu veel beter wat er speelt onder jongeren. Ik kan nu gemakkelijker praten over het multiculturele vraagstuk. Het heeft een aantal vooroordelen, die ik had, bevestigd, maar er ook veel weggenomen. Nu ik bij de VVD werk, komt die kennis goed van pas.’
— over peer educators —
persoonliJke identiteit Als peer educator geef je veel, maar je krijgt ook veel terug. Het is verbazingwekkend om te zien hoe snel peer educators er vaak in slagen om een band op te bouwen met een groep jongeren.
Z
ij kijken vaak een beetje tegen ze op, zeker als de peer educators wat ouder zijn en als het ware de rol van oudere broer of zus kunnen spelen. Veel peer educators zijn zich bewust van de rolmodelfunctie die zij hebben; ze herkennen (een jongere versie van) zichzelf in de doelgroep. Het feit dat zij nu als rolmodel voor de groep staan bevestigt dat zij in de tussenliggende jaren heel wat bereikt hebben. De erkenning van zowel de doelgroep als de professionals, en het gevoel iets belangrijks te doen, waar zij bovendien goed in zijn, draagt bij aan het zelfrespect van de peer educators.
Peer educator Sharif Oraby: Ik was vroeger best wel een moeilijke jongen. Ik heb mijn middelbare school niet afgemaakt en liep te klooien. Maar nu heb ik het goed voor elkaar. Ik ben manager bij een beveiligingsbedrijf en rijd in een mooie auto. Nu wil ik aan andere jongeren die het moeilijk hebben laten zien hoe het ook kan. Dat ik ook ‘gestruggled’ heb, helpt als ik met jongeren praat. Ik heb gemakkelijker een klik met ze.’
85
— over peer educators —
fun Tenslotte wordt het peer educator zijn door veel jongeren ook gewoon als leuk beschouwd.
e
r zit zonder meer een sociaal aspect aan peer educator-projecten. Je begint samen met een groep andere betrokken jongeren aan iets nieuws, iets spannends. Dat schept een band. Je werkt met elkaar samen en komt elkaar tegen bij trainingen en intervisiebijeenkomsten. Wij zien regelmatig dat er tussen peer educators vriendschappen ontstaan. Peer educator Tim Savenije: ‘Door peer education leer je mensen kennen, waar je anders niet snel mee in contact was gekomen. We zien nu via Facebook waar de anderen mee bezig zijn’.
86
Het belang van het fun-aspect voor de kwaliteit van het project moet zeker niet onderschat worden. Peer educators die zich lekker voelen in het project blijven gemotiveerd en betrokken. Bovendien doen enthousiaste verhalen van peer educators wonderen voor de werving van nieuwe peer educators: vrienden en vriendinnen, broers en zussen van enthousiaste peer educators melden zich vaak ook aan voor het peer educatorschap. Diversion organiseert, los van een specifiek project, regelmatig borrels en bijeenkomsten voor haar peer educators.
87
88
de VoorBereiding peer educators breken het ijs — thuis heerst er vaak een groot taboe op seksualiteit —
Thema cannabis in het HetMagazine succes van je peer education-project is grotendeels theater
afhankelijk van een goede voorbereiding. Allereerst zul je Jellinek zet jonge— van een duidelijke analyse moeten maken de doelgroep en ren in — doelstelling(en) waar je project zich op richt en op wat voor een manier je organisatie hierop aansluit.
Vooruitstrevende aidspreventie Daarna is het tijd om praktische zaken te regelen: het — les van gesprek aangaan met stakeholders, materialen ontwikkelen, ex-prostituees —
SEX, DRUGS & ROCK ’N ROLL
peer educators werven en trainen, en duidelijke protocollen opstellen. Wat is belangrijk en waar moet je op letten in de aanloop naar een peer education-project?
89
Peer educators breken het ijs Voorlichting over seksualiteit en relaties geven is geen gemakkelijke opgave. Op veel scholen blijft de informatie beperkt tot feiten, die jongeren weinig helpen bij het maken van hun eigen keuzes. Vooral op gemengde scholen is het lastig de dialoog aan te gaan. Veel verschillende religieuze en culturele achtergronden betekent ook veel verschillende opvattingen – over onder meer homoseksualiteit, ‘Breezerseks’ en het omgaan met grenzen.
Inzicht en respect voor verschillende opvattingen, normen en waarden rond seksualiteit vergroten. Met dit doel bedacht Diversion All About Sex: een peer education-project waarbij relaties en seks bespreekbaar werden gemaakt op een manier die aansloot bij de leefwereld van jongeren. Ineke van der Vlugt en Annelies Kuypers waren namens Rutgers WPF (voorheen Rutgers Nisso Groep) bij het project betrokken. ‘We kregen van docenten en leerlingen vaak te horen dat het vooral voor alloch-
Sex, drugs & rock-‘n-roll
2
tone jongeren lastig was om aansluiting te vinden bij de reguliere seksuele voorlichting. In 2009 werd dat beeld nog eens bevestigd door het onderzoek Doelgroep bereikt van Research voor Beleid. Thuis heerst er vaak een groot taboe op het praten over seksualiteit, maar op school zijn voorlichtingsmethoden vaak te technisch en is er nauwelijks aandacht voor gedragsverandering’, legt Van der Vlugt uit. Er was behoefte aan voorlichting die zich richtte op relaties, seksuele weerbaarheid en assertiviteit, die inspeelde op de cultuurgevoeligheid van leerlingen. ‘Door peer edu-
Sex, drugs & rock-‘n-roll
3
‘Thuis heerst er vaak een groot taboe op het praten over seksualiteit...’ Ineke van der Vlugt en Annelies Kuypers - Rutgers WPF
cators met herkenbare achtergronden in te zetten, zouden we veel beter in contact kunnen komen met hun belevingswereld en zou de boodschap van voorlichting makkelijker ingang krijgen.’ Hoewel ze goede hoop had, vond ze het werken met peer educators spannend. ‘Het project richtte zich vooral op laaggeschoolde jongeren. Dat vraagt afwisselende werkvormen, behapbare onderwerpen en lessen die niet te lang duren. En, tot op zekere hoogte, didactische kwaliteiten.’ In de training die Rutgers WPF de peer educators gaf, kwam de gevoeligheid van het onderwerp uitgebreid ter sprake. Kuypers: ‘Wat is de spannendste vraag die je van een klas kunt krijgen? Waarom vertel je iets wel of niet? Hoe help je een groep verder, zonder je eigen kwetsbaarheid in de waagschaal te stellen of je helemaal af te schermen? Met zulke vragen hebben we de Sex, drugs & rock-‘n-roll
4
peer educators voorbereid op hun lessen.’ Van der Vlugt vult aan: ‘Je kiest voor peer education omdat leeftijdsgenoten met een vergelijkbare achtergrond identificeerbaar zijn voor de leerlingen. We wilden benadrukken dat iedereen eigen keuzes maakt als het om seksualiteit gaat.’ Die uitgebreide voorbereiding werkte goed, tijdens een evaluatie van het project bleek dat de lessen onder meer een positieve attitudeverandering ten opzichte van homoseksualiteit teweeg hadden gebracht. Ook konden leerlingen beter hun grenzen en wensen aangeven. Met de ervaringen die ze tijdens All About Sex hebben opgedaan, denken Kuypers en Van der Vlugt waardevolle kennis te hebben opgedaan voor de ontwikkeling van eventuele toekomstige peer education-projecten voor multiculturele groepen. ‘We weten nu hoe je peer educators werft en traint, maar ook hoe leerlingen het ervaren om gevoe-
lige onderwerpen, waar ze misschien nog nooit over gesproken hebben, bespreekbaar te maken. Peer educators breken het ijs. Je zou ze zelfs een vast onderdeel van leerlingenbegeleiding op school kunnen laten worden. Dan kun je nog meer het verschil maken.’
heel spannend dat een van de peer educators niet direct vertelde of hij homo was of niet. De meiden vonden hem heel leuk en knap, dus die bleven maar doorvragen.’
Herken de homo Pauline Sturm, voormalig docent Verzorging en Biologie op de Paulusmavo in Haarlem, ondervond aan den lijve dat leerlingen liever met peer educators dan met een docent over seksualiteit en relaties praten. ‘Een klas kreeg les van jongeren en een andere klas kreeg les van mij. Ik heb precies dezelfde casussen behandeld als de peer educators, maar mijn leerlingen vonden het helemaal niet leuk dat ze het met mij moesten doen. Studenten staan dichter bij hun leefwereld en vertellen op een persoonlijke, jeugdige manier. Daarbij vonden ze het
Bal teruggekaatst Daisy Rodrigues (25) werkte als peer educator mee aan All About Sex. ‘Seksualiteit is een goed onderwerp om te bespreken via peer education. Het leeft onder leerlingen, maar ze praten er niet over met hun docent. Dat heeft niet zozeer met didactische vaardigheden te maken, maar vooral met leeftijd. Ik was hoogstens een paar jaar ouder dan de leerlingen en daardoor durfden ze alles te vragen. Wat ik doe als ik een vriendin heb, bijvoorbeeld. Toen heb ik de bal meteen teruggekaatst en gevraagd wat die jongen dan deed met een vriendinnetje. Leuk, om zo met verwachtingen en vooroordelen te spelen.’
Cannabis in het theater Blowen en drinken brengt risico’s met zich mee. Wil je die risico’s niet lopen, dan moet je het niet doen – maar doe je het toch, probeer de risico’s dan zo veel mogelijk te beperken. Met die boodschap geven jongeren in Amsterdam sinds 2003 voorlichting aan andere jongeren. Dennis de Rosa Spierings, preventiewerker en projectcoördinator, verklaart het succes van CIA (Cannabis Intelligence Amsterdam), het peer education-project van Jellinek.
Met ruim vijfentwintig jongeren die voorlichting geven en vaste afnemers als opvanghuizen, ROC-scholen en jeugd- en opvoedingscentra noemt Dennis De Rosa Spierings het voorlichtingsprogramma van Jellinek behoorlijk succesvol. Het project CIA wil jongeren zelf laten nadenken over alcohol- en drugsgebruik en richt zich voornamelijk op een doelgroep met een verhoogde kans op het gebruik daarvan: jonge daklozen, gedetineerden en jongeren in de jeugdhulpverlening. ‘Die zijn kwetsSex, drugs, rock-‘n-roll
6
baar en hebben een reële kans om in de problemen te raken als ze eenmaal gaan gebruiken’, legt De Rosa Spierings uit. Juist voor deze doelgroep is peer education geschikt, vindt hij. ‘Vanuit scholen en instellingen krijgen jongeren vaak mee dat het slecht is om te drinken en te blowen. Wij zijn het ermee eens dat het slecht is voor je gezondheid en schoolprestaties, maar we geven hun gedrag geen waardeoordeel. Daar zit hem het verschil.’ Daardoor durven jongeren openlijk en soms zelfs kritisch in
discussie te gaan tijdens de voorlichting van CIA. ‘Door leeftijdsgenoten in te zetten die vertellen dat ze zelf ook weleens drinken of blowen, zijn ze bereid over hun eigen gebruik te vertellen. Er wordt op een respectvolle, allesbehalve belerende manier met ze gesproken. De drempel valt weg.’ Jongeren die drugs of drank gebruiken en uitstralen dat ze dit op een verantwoorde manier in hun leven inpassen, worden door andere jonge gebruikers gezien als positief rolmodel. ‘Dat blijkt uit onderzoek. Met name jongeren die drugs misbruiken zijn op basis daarvan geneigd om hun gedrag aan te passen.’ Aanleiding voor Jellinek om het project op te zetten was in 2002 de uitkomst van Antenne, een onderzoek naar drugs- en drankgebruik dat Jellinek jaarlijks uitvoert onder onder meer scholieren, coffeeshopbezoekers en uitgaand publiek. ‘Daaruit bleek dat allochtone jongeren weliswaar minder gebruiken dan autochtone jongeren, maar dat hun gebruik sneller problematisch wordt als ze het eenmaal doen. We bleken die groep ook amper te bereiken.’ Het idee om peer education in te zetten, kenden we al van de afdeling Preventie. ‘Het project Unity liet jongeren daarbij leeftijdsgenoten informeren over drugsgebruik in de dance scene. We hebben jongeren uitgenodigd om in een focusgroep mee te denken over het bereiken van hun doelgroep en hoe en waar er voorlichting gegeven zou kunnen worden.’
geren met een multiculturele achtergrond. Deze voorstelling voor en door jongeren gaat met dans, improvisatietheater en rap de dialoog met het publiek aan. ‘Die show is geschikt voor grotere groepen dan we bereiken met de groepsvoorlichtingen, maar het doel is gelijk. ‘Gedragsverandering is moeilijk direct te meten, maar een project is naar mijn idee pas geslaagd als alle jongeren actief hebben meegedaan en hebben nagedacht over het onderwerp.’ En als de peer educators er zelf door zijn gegroeid, vult De Rosa Spierings aan. ‘Het is geweldig om te zien hoe sommigen heel onzeker beginnen, maar uiteindelijk als een volleerd voorlichter met een groep in gesprek gaan. Om die reden worden ze dan ook peer educator. Ze willen iets goeds doen, zich persoonlijk ontwikkelen, werkervaring opdoen of leren spreken voor een groep.’ Daarnaast vinden ze het leuk om met jongeren te praten en hebben ze zelf affiniteit met het onderwerp. ‘Veel jongeren benaderen ons nadat ze zelf voorlichting van onze peer educators hebben gekregen. Zo komen ze op het idee om hun eigen ervaringen met hasj, wiet of alcohol te delen.’ Meer informatie: jellinek.nl. Daar zijn ook een handboek en een handleiding over peer education in het uitgaanscircuit te bestellen.
Naast de reguliere vorm van peer education, waarbij twee peer educators in gesprek gaan met een groep jongeren, organiseert CIA sinds 2005 ook De Cannabisshow, een zogenaamde preventie-interventie voor jonSex, drugs & rock-‘n-roll
7
Vooruitstrevende aidspreventie De wereldwijde jongerenorganisatie Y-Peer ziet peer education als een belangrijk wapen in de strijd tegen aids, onder meer in de stad Lahore. Y-Peer Pakistan traint daar jonge homoseksuelen, exprosituees en ex-drugsgebruikers om voorlichting te geven aan leeftijdsgenoten. Een taboe op alles wat met seks te maken heeft, zorgt in Pakistan voor een groot gebrek aan seksuele voorlichting en veiligheid. Kennis over aidspreventie en anticonceptie is er nauwelijks. Met alle gevolgen van dien. In 2009 telde het land naar schatting 98.000 met HIV besmette inwoners, waarvan 3000 jonger dan vijftien jaar. Voor het internationale jongerennetwerk Y-Peer, een intitiatief van de Verenigde Naties, was dat reden genoeg om een Pakistaans project in het leven te roepen. Door jongeren op te leiden als peer educator en ze in gesprek te laten gaan met risicogroepen wil de organisatie een steentje bijdragen aan aidspreventie. Volgens Muhammad Shahzad Khan, oprichter van Y-Peer Pakistan, werkt dat goed. ‘Alleen in het eerste projectjaar hebben we al meer dan tweehonderd peer educators Sex, drugs & rock-‘n-roll
8
geworven, die zelf een risicogroep vormden. Vanwege de taboes was het in eerste instantie moeilijk om jonge prostituees en homoseksuelen te bereiken, maar de al getrainde peer educators hebben ons daarbij geholpen. Zij nodigden hen uit voor bijeenkomsten, theatershows en festivals die we organiseerden. Op die evenementen konden jonge bezoekers een hiv-test laten uitvoeren. Ook deelden we condooms uit en gaven we voorlichting. Er kwamen in totaal ruim 2300 mensen op de evenementen af.’ Een groot deel van het succes is volgens Khan te danken aan het enthousiasme van de peer educators. ‘Ze vinden het zo belangrijk om iets te doen aan de aidsproblematiek, dat ze hun vrienden vragen mee te komen naar de evenementen en zelfs in hun vrije tijd andere peer educators werven.’
Al sinds de oprichting in 2009 wordt Y-Peer Pakistan gesteund door een fonds van MTV, de Staying Alive Foundation. ‘We subsidieren alleen organisaties die geleid worden door jongeren en die als methode alleen peer education gebruiken’, verklaart Sara Piot, hoofd subsidies van het fonds. ‘We zijn ervan overtuigd dat jongeren het meest geschikt zijn om andere jongeren te bereiken als het over aidsvoorlichting gaat. Het project in Pakistan richt zich bovendien op kwetsbare jongeren, zoals drugsgebruikers en homoseksuelen, die in hun eigen land zelfs niet door liefdadigheidsinstellingen worden geholpen.’ Een voor Pakistaanse begrippen behoorlijk vooruitstrevend project, waarvan Piot onlangs besloten heeft het op lange termijn te gaan ondersteunen.
MTV-generatie MTV’s Staying Alive Foundation steunt niet alleen projecten; het fonds steunt jonge organisaties die met peer education werken ook op een directe manier. Over de hele wereld organiseert MTV trainingen voor jongeren tussen de vijftien en 27 jaar die zich inzetten voor aidspreventie – individueel of met een eigen bedrijfje. Acht dagen lang leren de deelnemers in workshops hoe je fondsen werft, strategieën uitwerkt, een bedrijf opzet, organiseert en evalueert. Hiermee wil MTV jongeren leren zelfstandig en actief te worden en ze inspireren om anderen op te leiden en kennis door te geven – al dan niet met hun eigen jongerenorganisatie. In dit filmpje vertellen jongeren over de ervaring die ze in 2010 opdeden tijdens de zogenaamde ‘capacity-building-workshop’ van de Staying Alive Foundation in Londen.
Sex, drugs & rock-‘n-roll
9
Lenen voor een frietje Voorkomen is beter dan genezen. Dat is het motto van de stichting Maatschappelijke Dienstverlening (MaDi), die bewoners van Amsterdam Zuidoost en Diemen helpt bij het oplossen van sociaal-maatschappelijke, persoonlijke en financiële problemen. In laatstgenoemde categorie komen steeds meer jongeren voor.
Naar schatting hebben zo’n 10.000 jongeren onder de 25 jaar te maken met zulke grote financiële problemen, dat ze het niet meer zelf kunnen oplossen. En dat aantal groeit nog steeds. Uit onderzoek van het Nibud blijkt dat een kwart van de Nederlandse scholieren er geen enkel probleem mee heeft om geld te lenen. En dat terwijl ze hun geld vooral uitgeven aan zaken die niet noodzakelijk zijn. ‘We hebben zelf onderzoek gedaan naar het bestedingsgedrag van jongeren, onder driehonderd scholieren uit groep 8 in Zuidoost’, legt MaDi-directeur Jurenne Hooi uit. ‘Daaruit bleek dat een kwart van hen geld leent om patat of een computergame te kopen. Geen grote bedragen, maar ze zijn zich onvoldoende bewust van de consequenties van lenen. Als je er op die leeftijd al op los leent, sluipt een verkeerd uitgavenpatroon er al snel in. De kans is groot dat je daar later last van krijgt. Als je in je studententijd een bankrekening opent waarop je duizend euro rood mag staan, bijvoorbeeld.’ Volgens Hooi Sex, drugs & rock-‘n-roll
10
is het belangrijk om jongeren de waarde van geld te laten inzien, vooral omdat het schuldenprobleem vaak gerelateerd is aan vroegtijdige schooluitval en soms aan criminaliteit. ‘Financiële educatie op jonge leeftijd voorkomt schulden in de toekomst.’ Van alle oorzaken van toenemende schulden onder jongeren – verleiding in reclames, overbesteding, onverschilligheid en onwetendheid – is groepsdruk misschien wel de belangrijkste. ‘Tegenwoordig hebben basisschoolleerlingen al een Blackberry, en zonder merkspijkerbroek van driehonderd euro hoor je er niet bij in de klas. Ouders kunnen soms de huur of schoolboeken niet betalen, omdat hun zoon schoenen van honderden euro’s wilde hebben. Ze willen hun kinderen niets ontzeggen, maar je zou ze beter kunnen uitleggen waar de prioriteiten liggen. Tieners hebben financiële educatie nodig.’
‘Een verkeerd uitgavenpatroon sluipt er snel in.’ Uitgavenpatroon bespreken In 2007 zette MaDi een eerste preventieproject op voor jongeren met schulden: Score!. Hierin kregen jongeren voorlichting van leeftijdsgenoten. Het zogenaamde Cash Money Budget Team ging met jongeren in gesprek over het beheren van financiën, het bereiken van een gezond uitgavenpatroon en de gevolgen van schulden. Dat was een groot succes: de deelnemers durfden vragen te stellen en hun eigen ervaringen te delen. In 2008 kreeg de kleine pilot daarom een vervolg met financiële steun van de Delta Lloyd Groep Foundation, een fonds dat initiatieven ondersteunt die bijdragen aan de financiële redzaamheid en financieel bewustzijn. Marie-Louise Voors, programmamanager bij de Delta Lloyd Groep, legt uit: ‘Geld is nou eenmaal een zeer belangrijke factor in onze samenleving. Het heeft invloed op alles. Daarom is het goed dat jongeren leren begrijpen hoe het systeem werkt en wat ze zelf kunnen doen en laten. Het is een supergoed initiatief van MaDi Zuidoost. De jongeren van het Cash Money Budget Team begrijpen de doelgroep het allerbest.’
Hooi: ‘Het project Cash Money Budget werkt volgens dezelfde manier als de pilot: we stellen een team van peer educators samen, die met andere jongeren praten over hun uitgavenpatroon en het voorkomen van financiële problemen. Dat doen ze op middelbare scholen en op evenementen van de gemeente, zoals paneldiscussies en jongerenevenementen. Op onze website, cashmoneybudget.nl, vinden jongeren meer informatie en verwijzingen naar Twitter en Facebook. Onze peer educators geven daar antwoord op al hun vragen over financiën.’ Dat voorlichting van leeftijdsgenoten werkt, weet Hooi uit ervaring. ‘Een van onze peer educators kwam in de schulden toen hij achttien jaar werd en zijn eigen zorgverzekering moest betalen. Hij wist niet dat hij recht had op zorgtoeslag en had onvoldoende inkomsten om zowel zijn studiegeld als verzekering te voldoen. Hij liep een enorme schuld op en werd door zijn moeder het huis uit gezet. Hij slaapt nu bij het Leger des Heils, wil werken om zijn schulden af te betalen en gaat daarna naar school om zijn diploma te behalen. Zulke verhalen maken financiële problemen heel tastbaar voor jongeren.’ Sex, drugs & rock-‘n-roll
11
Peer educator in the picture Leonie Kamps (24), student Sociale Psychologie, uit Zaandam.
Gevolgen inzien ‘Ik ben gelukkig nooit gediscrimineerd, maar ik vertel als peer educator wel over mijn eigen ervaringen. Op de middelbare school schreef ik een brief aan een meisje waarvan gezegd werd dat ze biseksueel was. Daarin vertelde ik voor het eerst dat ik lesbisch ben. Dat deed ik in vertrouwen, maar ze liet het aan de hele klas zien. Leerlingen reageren sterk op dat verhaal: ze zien het als een vorm van pesten en vinden dat het echt niet kan.’
Harry Potter ‘Tijdens het project Gelijk=Gelijk?, over omgaan met verschillen, moeten leerlingen raden welke eigenschappen bij welke peer educator horen. Ze vinden het niet erg om mij als Harry Potter-fan te bestempelen, maar verontschuldigen zich als ze denken dat ik homoseksueel ben. Alsof dat een belediging is. Maar die houding verandert als ik hun vragen beantwoord en hen uitleg dat het bij me hoort.’
88
Sharif Oraby (25), student International Business Management, uit Amstelveen.
Twee culturen ‘Mijn moeder is joods, mijn vader islamitisch en ik ben beide. Toen ik opgroeide, vond ik dat een handicap. Het voelde of ik nergens echt bij hoorde. Tegenwoordig zie ik het als een voordeel: juist omdat ik bij meerdere gemeenschappen hoor, heb ik veel vrienden – zowel Arabische als joodse. Zo kan ik bruggen bouwen.’
Achtergrond ‘Leerlingen praten makkelijk met me en luisteren echt naar wat ik te zeggen heb. Dat heeft niet alleen met mijn leeftijd te maken, maar ook met mijn achtergrond. Ik had vroeger veel problemen, liep van huis weg en spijbelde. Als ik voor een klas met jongeren uit achterstandswijken sta, begrijpen we elkaar.’
de VoorBereiding Het succes van je peer education-project is grotendeels afhankelijk van een goede voorbereiding. Allereerst zul je een duidelijke analyse moeten maken van de doelgroep en doelstelling(en) waar je project zich op richt en op wat voor een manier je organisatie hierop aansluit. Daarna is het tijd om praktische zaken te regelen: het gesprek aangaan met stakeholders, materialen ontwikkelen, peer educators werven en trainen, en duidelijke protocollen opstellen. Wat is belangrijk en waar moet je op letten in de aanloop naar een peer education-project?
89
— de voorbereiding —
Van doel naar inVulling De vorm en inhoud van een peer education-project worden in hoge mate bepaald door de doelgroep. Als je een duidelijk beeld hebt van de doelgroep, weet je bijvoorbeeld naar welk soort peer educators je op zoek bent en waar je die gaat zoeken. Bovendien is de doelgroep bepalend bij beslissingen die je moet nemen over allerlei inhoudelijke en organisatorische aspecten van het project.
h
oe ziet de doelgroep eruit? Wie reken je wel en niet tot je doelgroep? In de eerste plaats zul je moeten bepalen waar de grenzen van de doelgroep liggen, hoe de doelgroep is afgebakend ten opzichte van andere groepen of een groter geheel. De afbakening zal grotendeels voortkomen uit de projectinhoud of je vraagstelling. Als je bijvoorbeeld een project wil opzetten dat empowerment van allochtone meiden moet bevorderen, heb je direct al een eerste afbakening klaar: dit project is niet bestemd voor jongens, autochtone meiden
90
of volwassen vrouwen. Natuurlijk blijven er dan nog genoeg vragen over. Hoe oud zijn de meiden die je wilt betrekken? Hebben ze een specifieke culturele achtergrond of wil je juist met een gemengde groep werken? Wil je de meiden betrekken via het lokale buurthuis, via school of op een andere manier? Wil je je op meiden richten die met specifieke problematiek te maken hebben of mogen alle allochtone meiden met interesse in het onderwerp meedoen aan het project? Door middel van dit soort vragen kun je je doelgroep steeds scherper afbakenen, en krijg je dus een gerichter beeld van naar wie
je nu eigenlijk op zoek bent. Dit maakt het gemakkelijker om straks geschikte peer educators te vinden. Bovendien helpt de afbakening je bij het optimaliseren van de inhoud van het project: je kunt je programma wat betreft moeilijkheidsgraad, werkvormen en dergelijke volledig aanpassen aan de behoeften en interesses van de doelgroep.
Kenmerken en behoeften van de doelgroep De afbakening definieert dan wel de grenzen van je doelgroep, maar vertelt je nog niet veel over de kenmerken van de doelgroep. Hoe ziet je doelgroep er uit: hoe gedragen
zij zich, wat weten ze (al) en welke taal spreken ze? Wat is hun opleidingsniveau? Zitten ze op school of werken ze? Op welke plekken komen ze? Je zult een zo volledig mogelijk beeld van je doelgroep moeten hebben, wil je peer education-project aanslaan. Het peer effect treedt immers alleen op als de peer educators en de doelgroep over een gedeeld referentiekader beschikken. Om peer educators te vinden die (in zoveel mogelijk opzichten) op de doelgroep lijken, zul je moeten weten hoe de doelgroep eruit ziet. Vervolgens zul je je moeten afvragen of die doelgroep wel behoefte heeft aan jouw project. Is het onderwerp van het project relevant voor deze doelgroep? Wordt het probleem of onderwerp dat jij als uitgangspunt neemt door de jongeren en de mensen in hun omgeving ook als relevant ervaren? Het vinden van een antwoord op deze vragen zal voor sommige professionals eenvoudig zijn en kan voor anderen een behoorlijk ingewikkelde klus blijken. Als je de doelgroep nog niet goed kent, zul je je in haar moeten verdiepen. Zoek contact met mensen die wel contact hebben met de doelgroep (docenten of jongerenwerkers) en praat met hen over je plannen. Professionals zijn meestal eenvoudig te benaderen en zijn vrijwel altijd bereid je van informatie te voorzien. Zij kunnen je waardevolle informatie geven en je eventueel ook in contact brengen met jongeren uit jouw doelgroep. Kijk ook in je eigen netwerk en omgeving. Browse door internetfora en netwerksites en zoek uit wat de doelgroep bezighoudt. Zoek uit waar de jongeren samenkomen en zoek ze op. Misschien kun je, wellicht met medewerking van een onderzoeker, een focusgroep over het onderwerp organiseren. Hiermee kun je wat meer de diepte
in. Bovendien heb je misschien je eerste peer educators al te pakken als er een paar enthousiaste jongeren tussen zitten. Heleen Snijders, adviseur bij Diversion: ‘Een goede graadmeter voor de interesse van de doelgroep, is het gemak waarmee je peer educators vindt. Jongeren zetten zich namelijk alleen maar voor een project in als zij het belangrijk vinden. Als het ze niet aanspreekt, zullen ze er nooit hun naam en gezicht aan verbinden.’ Tenslotte is het belangrijk na te gaan of er onderzoek is gedaan naar dit onderwerp en deze doelgroep. Zijn er ervaringen vanuit andere (nationale) projecten? Hoe leeft dit onderwerp in de media? Voorbeeldprojecten en mediaberichten kun je aan je gesprekspartners voorleggen om je vraag te illustreren en het gesprek te verdiepen. Wat vinden zij van dit nieuwsbericht? Ervaren ze dat zelf ook zo? En hoe kijken ze tegen dit voorbeeldproject aan? Zouden ze er zelf aan meedoen? En wat zou er dan anders moeten?
voor een bepaalde doelgroep, een bepaald onderwerp bespreekbaar maken of de doelgroep voorzien van informatie.
Doelen van peer educationprojecten kunnen bijvoorbeeld zijn: — Vergroten van kennis van de doelgroep over een bepaald onderwerp — Ontwikkelen van nieuwe vaardigheden bij de doelgroep — Komen tot een gedrags- of attitudewijziging bij de doelgroep — Empowerment van de doelgroep — Leren van de doelgroep
Doelen Naarmate je een beter beeld hebt gekregen van de kenmerken, behoeften en interesses van de doelgroep, zijn je eigen ideeën over het project waarschijnlijk ook scherper geworden. Of misschien voel je je juist minder zeker over wat je aanvankelijk beoogde. Bij een peer education-project drukt de doelgroep een zware stempel op de vorm en inhoud van het project, en dat heeft ook invloed op de beslissingen die je als projectleider moet nemen. Zelf heb je natuurlijk ook een bepaald doel voor ogen met het project. Je wilt bijvoorbeeld je organisatie toegankelijker maken
91
— de voorbereiding —
partnerschappen Zoals bij veel projecten, zijn ook bij peer education-projecten partnerschappen doorgaans belangrijk.
B
ijvoorbeeld wanneer je als museum samenwerkt met verschillende scholen. Soms is het de moeite waard om bij het opzetten van het project op zoek te gaan naar partners die je project in inhoudelijke zin kunnen verbeteren, bijvoorbeeld wanneer je als buurtorganisatie aansluiting zoekt bij een landelijke kennisinstelling om input te krijgen over een thema dat jij graag wil behandelen. Hierbij is je insteek dat alle samenwerkingspartners open staan voor jongeren en peer education en uiteindelijk gezamenlijk kunnen profiteren van het werken met de peer education methode. Hoe dan ook, het is belangrijk om bij de start van je project in beeld te brengen wie je (mogelijke) partners zijn. Marcel van Loo, buurtregisseur in Amsterdam Oost: ‘Ik werd voor het project Gelijk=Gelijk? benaderd om vanuit mijn rol als politieagent voorlichting te geven. Ik vertel leerlingen hoe de politie omgaat met discriminatie en homohaat. Wij
92
vinden het belangrijk dat jongeren weten wanneer wij preventief en repressief optreden. Het resultaat zie ik terug als ik door de wijk loop en kinderen refereren aan die momenten. Leuk en leerzaam!’ Khadija Bentaher, projectleider bij Diversion: ‘Ik werk veel samen met kennisinstellingen, zij hebben over het algemeen een vrij wetenschappelijke aanpak. Als projectleider is het dan mijn taak om het project te bewaken en dus steeds te kijken of wat we aan het doen zijn, wel aansluit op de leefwereld van jongeren. Bijvoorbeeld of we niet teveel informatie in een les stoppen en of we de juiste toon te pakken hebben.’ Voor veel organisaties die een peer education-project opzetten, zijn onderwijsinstellingen belangrijke stakeholders. Wij adviseren om scholen in een zo vroeg mogelijke fase te betrekken bij je project. Docenten kunnen je een goed beeld geven van hoe het onderwerp dat centraal staat in je project speelt
op school. Vinden ze het eng om er over te praten, roept het juist hevige discussies op, vinden ze het saai of zegt het ze überhaupt niets? Ook kunnen docenten je een goed beeld geven van wat haalbaar is. Als je een prachtig peer education-programma ontwikkelt van zes lessen, terwijl scholen doorgaans maar drie lessen kunnen vrijmaken voor een dergelijk project, wordt het straks lastig om je project te realiseren. Betrek het onderwijs dus bij belangrijke inhoudelijke en praktische beslissingen over de indeling van je project.
— de voorbereiding —
aanpak Omdat peer education-projecten vaak behoorlijk intensief zijn, is het belangrijk om je aanpak van te voren goed duidelijk te hebben. Niet alleen voor jezelf, maar ook om eventuele (aanvullende) financiering voor je project te vinden. Wij geven een aantal handvatten voor het opstellen van een projectplan en het vinden van externe financiering.
Doelstellingen formuleren
V
oor het projectplan is het belangrijk dat je heldere en haalbare doelstellingen formuleert en dat je inzicht hebt in de stappen die nodig zijn om die doelstellingen te bereiken. Probeer de doelstellingen SMART te formuleren. SMART staat voor: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden. SMART formuleren kost soms wat tijd, maar het dwingt je over alle belangrijke facetten van je project na te denken. Dat heeft als voordeel dat als je je doelstellingen op deze manier geformuleerd hebt, je vaak al een heel eind met je plan van aanpak bent. Fondsen of subsidiegevers vragen bovendien vrijwel altijd om SMART geformuleerde doelstellingen.
Specifiek Wat wil je precies gaan doen en wat wil je daar mee bereiken? Hoeveel mensen wil je bereiken met het project? Probeer zo helder en duidelijk mogelijk te zijn; vermijd
het gebruik van algemene of vage termen.
Meetbaar Hoe stel je vast of je doel bereikt is? Vaak wordt hier een kwantificeerbare meting mee bedoeld, bijvoorbeeld: bij 75% van de doelgroep is de kennis over het onderwerp toegenomen. Bij sommige doelstellingen is zo’n meting goed mogelijk. Als het er bijvoorbeeld om gaat om jongeren binnen klassenverband over een bepaald onderwerp te informeren, kun je door middel van een nulmeting en een eindmeting relatief eenvoudig vaststellen bij hoeveel jongeren inderdaad sprake is van toegenomen kennis. Bij projecten die gericht zijn op gedragsverandering, of die werken met een minder vastomlijnde doelgroep, is moeilijker vast te stellen of die gedragsverandering ook echt is opgetreden. Juist daarom is het ook hier belangrijk om na te denken over de manier waarop je effecten gaat meten.
Acceptabel Zit men op dit project te wachten?
Is er draagvlak bij de doelgroep en / of bij professionals die met de doelgroep werken? Als je voor de financiering van je project aangewezen bent op fondsen en / of subsidiegevers, is het goed om dit draagvlak ook inzichtelijk te maken en bijvoorbeeld een verslag van een focusgroep met de doelgroep of een intentieverklaring van een school of instelling bij te voegen.
Realistisch Is de doelstelling haalbaar? Je doelstellingen mogen best een beetje ambitieus zijn, maar je moet ze wel kunnen realiseren. Is het bijvoorbeeld realistisch om te verwachten dat een programma dat uit drie of vier bijeenkomsten bestaat tot een gedragsverandering bij de deelnemers leidt? Zo nee, dan zul je ofwel je werkplan moeten bijstellen en er een intensiever programma van moeten maken, ofwel je doelstelling moeten bijstellen. Bij deze keuze zullen externe factoren (bijvoorbeeld beschikbare tijd en middelen) meespelen. Realistische doelstellingen zijn bij peer education-projecten ook belangrijk, omdat de doelstellingen grotendeels gerealiseerd moet worden door de peer educators. Voor hen kan het een uitermate frustrerend proces worden als de lat te hoog ligt en zij niet aan de verwachtingen kunnen voldoen.
Tijdgebonden Wat is de looptijd van het project? Hoe is het project gefaseerd?
93
Welke mijlpalen zijn er, wanneer wordt de doelstelling bereikt? Het is voor alle partijen prettig als er een heldere projectplanning ligt, zodat inzichtelijk is wanneer welke onderdelen zich afspelen en op welke termijn resultaten te verwachten zijn. Juist omdat je in peer education-projecten niet solistisch opereert, maar samenwerkt met onder meer peer educators, de doelgroep, professionals en soms ouders, is een duidelijke planning broodnodig. Mensen moeten vooraf immers tijd reserveren voor het project.
Praktische randvoorwaarden Voor je een projectplan kunt gaan schrijven, moet je ook zicht hebben op je eigen praktische mogelijkheden. Je moet weten welk budget en hoeveel menskracht er vanuit jouw organisatie beschikbaar is. Maak een inschatting van wat je ongeveer nodig hebt voor dit project. Als de middelen tekort schieten, moet je de hulp van fondsen, subsidies of sponsoren aanwenden en / of samenwerking moeten zoeken met andere partijen. Denk op het moment dat je je projectplan schrijft goed na over wie je mogelijke partners en financiers kunnen zijn. Kijk daarin vooral naar welke partners je inhoudelijk kunnen versterken. Wil je lesmateriaal ontwikkelen over een bepaald onderwerp, zoek dan contact met een kennisinstelling die je daarbij kan helpen door inhoudelijk partner te zijn of bundel je krachten met een collega- organisatie die ook graag een dergelijk project wil ontwikkelen. Wil je een financiële partner voor je project, zoek dan uit welke fondsen en overheden de doelstellingen onderschrijven die jij met je plan wil bereiken. Het kan nooit kwaad om ook eens met bedrijven te gaan praten. Veel
94
bedrijven vinden het belangrijk dat er voorlichting wordt gegeven op het gebied waarop zij zelf ook actief zijn. Lees bijvoorbeeld in het Thema magazine Sex, drugs, rock ’n roll over financieel dienstverlener Delta Lloyd, die een project steunt over omgaan met geld en het voorkomen van schulden. Bedenk ook goed hoe je op een slimme manier kunt omgaan met middelen om je project betaalbaar te houden. Is het project heel intensief en wil je je peer educators daarom een vergoeding bieden, of is dit niet nodig? Is het belangrijk dat je doelgroep tastbaar materiaal krijgt of kan je drukkosten besparen door je materialen online aan te bieden? Als je een organisatie bent, die (deels) op vrijwilligers steunt, realiseer dan dat een peer educationproject vrij arbeidsintensief is. Kijk goed welke onderdelen je zelf kunt uitvoeren en voor welke je een betaalde kracht nodig hebt. Probeer een grove inschatting te maken van het werk dat jouw project behelst. Wie gaat het project uitvoeren, en wat kost die persoon? Of moet er iemand van buiten voor het project worden aangetrokken, en met welke kosten moet je dan rekening houden? Neem de geschatte personeelskosten mee in je begroting.
Hieronder geven wij aan welke onderdelen je in de verschillende fases van het project tegen kan komen.
Opstartfase — Werven & selecteren van peer educators — Contacten leggen met samenwerkingspartners — Werven van scholen — Ontwikkelen projectmateriaal, incl. vormgeving en druk — Ontwikkelen pr materiaal (bijvoorbeeld de bouw van een website) — Werkafspraken met onderaannemers (bijvoorbeeld de locatie waar je project plaatsvindt) — Ontwikkelen training — Trainen peer educators — Afspraken maken met peer educators — Plannen (matching agenda’s van alle deelnemers)
Uitvoeringsfase — Contacten onderhouden & aanspreekpunt zijn — Observatie / monitoren peer educators — Intervisie & tussentijds evalueren — Troubleshooting — Verslaglegging
Afrondingsfase — Evalueren — Organiseren afsluiting met peer educators — Inbedding & overdracht — Verantwoording & terugkoppeling
— de voorbereiding —
materiaal Voor vrijwel alle projecten is projectmateriaal nodig. Denk aan een lesboekje of een boekje met een museumtour. Het is belangrijk dat het materiaal aansluit bij de leefwereld van je doelgroep. Jongeren zijn vaak visueel ingesteld en vinden het aantrekkelijk als het materiaal spannende of beeldende elementen bevat. Ook het toevoegen van filmmateriaal helpt om de aandacht van de jongeren vast te houden. Ook kan het een goed idee zijn om opdrachten te verwerken die jongeren uitdagen, zoals een wedstrijd of een fotografieopdracht.
Favoriete Bijbelse object In deze film van het Bijbels Museum vertellen bekende Nederlanders over hun band met religie en hun favoriete object uit het museum.
e
ssentieel is het maken van de vertaalslag naar de leefwereld van de doelgroep. Daarbij kun je de hulp van peer educators goed gebruiken. Zij weten welke toon, taal en uitstraling jongeren aanspreekt. Het is dus zeker de moeite waard om de peer educators te betrekken bij de ontwikkeling van het lesmateriaal en bepaalde onderdelen op ze te testen. Bij het maken van deze vertaalslag naar de leefwereld van de jongeren is het echter ook zaak de inhoud van het verhaal goed in het oog te blijven houden. Voorkom de situatie dat je concessies doet aan de inhoud, door zaken te veel te vereenvoudigen of uit hun context
Johannes Houwink ten Cate, hoogleraar Holocaust- en Genocide studies aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan het NIOD, ‘het materiaal van het project Tweede Wereldoorlog in Perspectief is geschreven door mensen die veel met jongeren werken. Ik help mee het materiaal historisch te checken en interessante verhalen toe te voegen die veel jongeren nu niet meer kennen.’
Materialen voor projectuitvoerders en betrokkenen te lichten. Inhoudelijke partners kunnen je helpen bij het in de gaten houden van deze balans. Heleen Snijders, adviseur bij Diversion: ‘Bij het ontwikkelen van lesmateriaal over de Tweede Wereldoorlog botsten wij tegen dit dilemma op. Wij wilden op scholen met veel jongeren met een Marokkaanse achtergrond graag ook iets vertellen over de gesneuvelde Marokkaanse soldaten die in Zeeland begraven liggen. Wij hoopten dat ze hiermee een soortgelijke identificatie als Nederlandse kinderen zouden kunnen krijgen: ‘het zou ook mijn opa geweest kunnen zijn’. Maar tegelijkertijd wisten we dat deze verhalen maar een kleine rol spelen als je naar de oorlog in zijn geheel kijkt. Historici hebben ons geholpen de informatie zo te brengen dat deze niet zo werd uitvergroot en uit de historische context werd getrokken, dat het de geschiedenis geen recht meer doet.’
Bij het ontwikkelen van projectmaterialen is het van belang om te bedenken wie er naast de doelgroep nog meer materialen nodig heeft. Houd in je achterhoofd dat alle partijen die een uitvoerende rol hebben in je project baat kunnen hebben bij specifiek en duidelijk projectmateriaal. In het materiaal geef je namelijk uitgebreide instructies over de achtergrond, methode en werkwijze van jouw peer education-project. Peer educators hebben bijvoorbeeld een duidelijke handleiding nodig die hen door het project heen leidt en waarin ze alle belangrijke informatie (zoals contactgegevens en huisregels) kunnen terugvinden. Het is ook raadzaam om de peer educators inhoudelijk verdiepingsmateriaal aan te bieden (bijvoorbeeld in de vorm van artikelen of een syllabus) dat ze kan helpen een wat bredere kijk op het onderwerp te ontwikkelen. Bij een onderwijsproject is het vaak aan te raden om een duide-
95
lijke lesbrief voor docenten te ontwikkelen. Zo weten docenten wat het doel is van het project, wat er in hun klas gaat gebeuren en wat hun rol ten opzichte van de peer educators is. Ontwikkel de lesbrief al vóór de eventuele werving van deelnemende scholen, deze kan helpen docenten te enthousiasmeren. Ook andere stakeholders hebben baat bij materiaal. Neem ouders van wie de kinderen doelgroep zijn in een project of de bewoners van een wijk waarin het project plaatsvindt. Zij vinden het vaak fijn voorgelicht te worden over wat er gaat gebeuren. Hodan Warsame, projectleider bij Diversion: ‘In het project Gelijk=Gelijk? gaan we op een positieve manier met kinderen het gesprek aan over onderwerpen die maatschappelijk gevoelig zijn. Sommige ouders schrikken ervan dat een onderwerp als homoseksualiteit dan aan de orde komt. Wij geven hen actief voorlichting over ons project, zodat het thuis ook een bespreekbaar thema wordt’.
96
— de voorbereiding —
werVing, selectie & training Voordat je begint met het werven van peer educators moet je een duidelijk beeld hebben naar wie je op zoek bent. Dan pas weet je ook waar je moet zoeken en wiens hulp je daarbij kunt inschakelen. Je begint daarom met het maken van een lijst met werving- en selectiecriteria.
Algemene criteria
e
r is een aantal vaste criteria waar peer educators altijd aan moeten voldoen, los van de projectinhoud. Dit zijn eigenschappen of vaardigheden waar iemand over moet beschikken om de rol van peer educator goed te kunnen vervullen. Een peer educator moet in ieder geval over de volgende eigenschappen beschikken:
— Motivatie — Communicatieve vaardigheden — Flexibiliteit — Gericht op samenwerking
— Verantwoordelijkheidsgevoel — Uitstraling / enthousiasme — Beschikbaarheid
Projectcriteria De projectcriteria zijn afgeleid van de projectinhoud. De peer educator moet affiniteit hebben met het onderwerp van het project, om betrokken en enthousiast over te kunnen komen en de doelgroep te kunnen motiveren. Voor een peer education-project over duurzaamheid zoek je peer educators die duurzaamheid een belangrijk en interessant onderwerp vinden, die nieuwsgierig zijn naar dit onderwerp of die zich misschien zelf al tot op zekere hoogte in dit onder-
werp verdiept hebben. Voor een onderwijsproject moeten de peer educators het leuk vinden om voor de klas te staan en les te geven. Het is handig om in je werving- en selectiecriteria minimaal één of twee criteria op te nemen die te maken hebben met de projectinhoud. Soms is het nodig dat peer educators niet alleen affiniteit hebben met het onderwerp, maar moeten zij ook zelf specifieke ervaring hebben. Bijvoorbeeld bij een project over drugs- of alcoholgebruik zal het verhaal van een ervaringsdeskundige anders zijn dan dat van een geheelonthouder. Als het overdragen van persoonlijke ervaringen een belangrijk onderdeel van het project is, vormt dat ook een belangrijk werving- en selectiecriterium. Afhankelijk van je projectopzet en onderwerp kun je dus specifiek op zoek zijn naar iemand met een schuldenverleden, tienermoeders of homoseksuele jongeren. Marieke Kersten, coördinator peer education bij Diversion: ‘Voor het
97
project All About Sex zochten we naar homoseksuele peer educators. Voor het project Heilig?! naar al dan niet praktiserende joodse, islamitische en christelijke jongeren die peer educator wilden zijn. Dit had alles te maken met de projectinhoud: jongeren zijn extreem gevoelig voor persoonlijke verhalen van jongeren.
Persoonskenmerken Het is boven alles belangrijk dat de peer educators door de doelgroep als geloofwaardig worden beschouwd. Het peer effect treedt namelijk alleen op als de doelgroep zich in de peer educators herkent en liefst zelfs een beetje tegen ze opkijkt. Als de doelgroep de peer educator niet als één van hen ziet, kan het project net zo goed door professionals worden uitgevoerd. Om een beeld te kunnen vormen van de gewenste uitstraling van de peer educators is het belangrijk goed naar je doelgroep te kijken. Welke kleding- en muziekstijlen zijn populair? Hoe praten ze en gedragen ze zich? Hoe oud zijn ze? Natuurlijk hoeven peer educators niet per se aan alle persoonskenmerken van de doelgroep te voldoen, maar voor de herkenbaarheid is het wel belangrijk dat de doelgroep iets van zichzelf terugziet in de peer educators. In sommige projecten werk je met een specifieke, goed afgebakende doelgroep. De opbouw en samenstelling van de groep vloeit voort uit je wervingscriteria. Voor sommige projecten werf je binnen een specifieke doelgroep. Als je een meidenproject organiseert, waaraan veel islamitische meiden gaan deelnemen, weet je dat je je peer educators ook in die hoek moet zoeken. In de meeste gevallen is de doelgroep echter diverser. In een onderwijsproject werk je waarschijnlijk met klassen waarin
98
leerlingen met zeer verschillende achtergronden zitten. Probeer dan een zo divers mogelijke doelgroep te werven. Realiseer je dat jongeren geen homogene groep vormen, dat de diversiteit onder jongeren enorm is. Van de jongeren in de grote steden heeft meer dan de helft een niet-westerse achtergrond. Daarnaast is de variatie in jeugdculturen en leefstijlen onder jongeren enorm. Als jouw pool van peer educators een afspiegeling vormt van die diversiteit, zal een grote groep leerlingen zich in de peer educators herkennen en krijg je een groter peer effect.
Werving Je hebt je wervingscriteria geformuleerd en je weet naar wie je op zoek bent. Nu gaat het erom te bedenken waar je gaat werven. Op welke plekken kun je jouw doelgroep vinden? Denk aan scholen, jongerencentra, studentenverenigingen, buurthuizen, religieuze instellingen. Je kunt ook denken aan specifieke plekken in de buurt, de bibliotheek, het jongeren- of meidenwerk. En vergeet webcommunities als Facebook en Hyves niet, of internetfora als Maroc.nl. Bij het bepalen van het geschikte wervingskanaal is het van belang na te gaan hoeveel peer educators je wilt werven. Het is altijd een goed idee om meer peer educators te werven dan je nodig hebt voor je project, want zeker bij jongeren moet je rekening houden met de kans op uitval. Een nieuwe bijbaan, zwaardere verplichtingen voor school of studie, het kan er allemaal toe leiden dat de jongeren toch minder tijd hebben dan verwacht, en dan heeft jouw project misschien niet de eerste prioriteit. Tegelijkertijd moet je ook niet teveel peer educators werven. Voor jongeren die enthousiast zijn over het project, dat na het
intakegesprek nog steeds zijn en die aan alle criteria voldoen, is het een teleurstelling als dan uiteindelijk blijkt dat ze toch niet aan het project kunnen deelnemen of op de reservelijst terecht komen. Het beste is om het aantal jongeren te werven dat je denkt in te kunnen zetten, en dan nog een paar extra. Peer educators kunnen zowel ‘warm’ als ‘koud’ geworven worden. Bij warme werving, maak je gebruik van je bestaande contacten, mensen en organisaties die mogelijk peer educators kennen, die wel voor je project aan de slag willen. In de praktijk, moet je vaak ook koud werven, zeker als je grote groepen peer educators nodig hebt. Studentenbladen van hogescholen en universiteiten doen het bijvoorbeeld goed als wervingskanaal. Ben je op zoek naar peer educators met een specifieke achtergrond, dan is het raadzaam organisaties te betrekken die direct contact met deze groep hebben. Bram Heerink van Gay.nl: ‘Per dag krijgt Gay.nl ongeveer 80.000 bezoekers. Hiermee zijn wij het grootste gay medium van Nederland. Diversion benaderde ons omdat zij moeite hadden met het vinden van gay jongeren voor hun project Gelijk=Gelijk? Wij werken niet vaak mee aan dit soort projecten, maar de opzet en structuur sprak ons enorm aan en we wilden graag bijdragen. Een artikel over het project op Gay.nl gezet, leverde binnen een paar dagen al veel respons op.’ Warme werving werkt ook goed door middel van een aanbrengpremie. De studenten waarmee je al contact hebt brengen jou dan weer in contact met vrienden / kennissen van de juiste doelgroep. In ruil hiervoor krijgen ze een kleine beloning.
Als je gebruik maakt van koude werving zet je de vraag uit door middel van een advertentie die je ophangt op universiteiten en hogescholen of plaatst op relevante websites. Wat moet er zeker in de wervingstekst staan? Let erop dat je een pakkende kop hebt die de aandacht trekt. Vraag jezelf af wat jouw project aantrekkelijk maakt voor studenten om voor te werken. Het is belangrijk om duidelijk te maken dat peer educators met deze bijbaan aan hun eigen ontwikkeling werken maar ook een waardevolle bijdrage aan de maatschappij leveren. Steeds meer jongeren vinden het belangrijk om zich in te zetten voor de samenleving. De looptijd van peer education-projecten is vaak een paar weken. Dit is voor jongeren aantrekkelijk omdat ze zich op die manier niet voor langere tijd hoeven vast te leggen. Dit is een voordeel ten opzichte van menig ander vrijwilligerswerk waaraan je je voor langere tijd committeert. Maak in je wervingstekst dus duidelijk dat het om flexibel vrijwilligerswerk of een maatschappelijke bijbaan gaat.
Intakegesprekken Maak een voorselectie van de reacties die je hebt gekregen op je oproep. Houd daarbij de selectiecriteria aan die je eerder hebt opgesteld. Nodig alleen kandidaten uit die voldoen aan de minimaal noodzakelijke eisen. Voer met de geschikte potentiële peer educators vervolgens een intakegesprek. Het is belangrijk om de intakegesprekken op een gestructureerde eenduidige wijze te voeren zodat je gemakkelijker kunt vergelijken tussen de verschillende jongeren. Het is handig om hiervoor een formulier te maken met daarop de selectiecriteria die je eerder hebt opgesteld. Je kunt op dit formulier per kandidaat aangeven hoe hij/zij
scoort op selectiecriteria. Verder is het belangrijk om tijdens het gesprek duidelijk te maken wat het project inhoudt en wat je precies verwacht van de peer educators. Vergeet tot slot niet om praktische zaken te bespreken zoals de (eventuele) betaling, training, roosters en huisregels. Marieke Kersten, coördinator peer education bij Diversion: ‘Een kandidaat peer educator vertelde tijdens haar intakegesprek dat zij uit principe geen hand geeft aan mannen. Haar overtuiging past niet bij onze ideeën over omgangsvormen. Hoewel de kandidate op zich geschikt leek, hebben we de keus moeten maken haar niet aan te nemen.‘
Training en begeleiding Als je een selectie van peer educators hebt gemaakt is het belangrijk om veel aandacht te besteden aan de training en begeleiding van peer educators. Een peer education-project valt of staat met de kwaliteit van de peer educators. Een goede training bestaat uit de volgende onderdelen: — Basistraining — Algemene projecttraining — Verdiepingstraining aan de hand van de onderwerpen / thematieken van het project — Terugkomtraining: waar lopen peer educators tegen aan bij de uitvoering van hun project? — Uitreiking getuigschriften Saskia Selen, senior projectleider bij Diversion: ‘We vragen best veel van onze peer educators, we zetten ze niet zomaar voor de klas. Ze moeten aardig wat tijd investeren in het opdoen van kennis en het ontwikkelen van vaardigheden,
maar daar krijgen ze ook veel voor terug. De vaardigheden en ervaringen die ze tijdens een project opdoen, kunnen ze daarna direct gebruiken bij een stage of baan.’
Basistraining Tijdens de basistraining leren de peer educators de methode kennen en leren zij wat er precies van hen verwacht wordt. Ook leren ze de basisprincipes van communicatieve vaardigheden en worden er duidelijke afspraken gemaakt met betrekking tot de projecten en de organisatie. Wanneer het een onderwijsproject betreft, wordt de basistraining aangevuld met het onderdeel didactische vaardigheden. Hierin leren peer educators hoe ze een les opbouwen en krijgen ze tips voor bij het lesgeven. Ook wordt er aandacht besteed aan lastige situaties die de peer educators tegen kunnen komen tijdens het lesgeven en hoe ze hiermee om kunnen gaan. Wanneer je niet de kennis in huis hebt om zelf een basistraining te geven, is het de moeite waard om hiervoor externe deskundigen in te huren. Michelle Kulkens, projectleider bij Diversion: ‘Het kan nuttig zijn om te kijken of je een deel van de training door ervaren peer educators kan laten verzorgen. Doordat ze door ‘schade en schande’ wijs zijn geworden, kunnen zij ervaringen delen met nieuwe peer educators over wat fantastisch werkt voor een groep, maar ook over hoe je op je bek kunt gaan.’ In de basistraining komt ook de houding van de peer educators aan de orde. Diversion adviseert peer educators altijd zichzelf te blijven als zij voor een groep staan. Op bepaalde momenten ‘straattaal’ gebruiken, helpt sommige peer educators bijvoorbeeld de juiste snaar te raken. Maar zij moeten dit
99
niet forceren of zichzelf wegcijferen uit de angst dat peers hen niet accepteren. Juist door dicht bij jezelf te blijven, geef je volgens ons het juiste voorbeeld aan andere jongeren.
Doorzetten In onze training leren wij peer educators jongeren af en toe ook een ‘schop onder hun kont’ te geven. Als rolmodel kunnen zij jongeren met een apathische en pessimistische houding op een positieve manier ‘pushen’ om uit hun slachtofferrol te komen en doorzettingsvermogen te tonen. Een goed voorbeeld is dat van het project Buurtpeers, dat onder andere in de wijk Leidsche Rijn in Utrecht werd uitgevoerd. Jongeren werden in dit project door peer educators uitgedaagd hun negatieve gedrag om te zetten in positief gedrag door iets voor hun buurt te betekenen. Er is in Leidsche Rijn sprake van veel overlast door jongeren, dit heeft een negatief effect op de sociale cohesie in de wijk. Een dieptepunt hiervan was in 2010 veelvoudig in het nieuws: jongeren pestten een homoseksueel koppel weg uit de buurt. Een zeer negatief beeld van jongeren en een nog negatiever beeld van allochtone jongeren was het gevolg. Toen de jongeren een buurtanalyse maakten om te onderzoeken hoe zij een bijdrage konden leveren aan de leefbaarheid in de buurt, stuitten zij dan ook op veel cynisme en weerstand van bewoners en lokale ondernemers. Sommigen van hen wilden niet eens in gesprek met de jongeren. Een positieve stap van de deelnemers werd negatief beantwoord door de buurt. De jongeren waren hierdoor ontzettend gedemotiveerd en wilden de handdoek in de ring gooien. De peer educators speelden een essentiële rol in het laten slagen van het project. Zij stimuleerden de jongeren om
100
toch een activiteit voor de buurt te organiseren. De jongeren leerden hierdoor vast te houden aan hun doel en door te zetten, iets wat ze nog nooit eerder hadden gedaan. Door hun uiteindelijke vasthoudendheid, raakte ook de buurt overtuigd van de welwillendheid van hun jonge buurtgenoten.
Projecttraining Tijdens de projecttraining wordt ingegaan op de doelstellingen van het project en wordt het (les)materiaal besproken. Als het gaat om een onderwijsproject wordt er ook geoefend met het lesgeven door middel van rollenspelen. Er is dan meteen mogelijkheid tot het geven van feedback en tips aan de peer educators. De projecttraining heeft een belangrijke inhoudelijke component. Voor peer educators is het prettig om het gevoel te hebben dat ze goed thuis zijn in de inhoudelijke achtergronden van het project. Ze zullen zich zelfverzekerder voelen als ze niet bang hoeven te zijn voor moeilijke vragen. Het verdient dus zeker aanbeveling om ruimte te maken voor inhoudelijke verdieping. Bij Check de Plek volgden de peer educators een crash course: een inhoudelijke training over het thema duurzaamheid die een hele dag duurde. Hierin kregen ze van gastsprekers van bedrijven, NGO’s en overheidsinstellingen informatie over verschillende aspecten van duurzaamheid. Bij het project All About Sex ging een groot deel van de projecttraining over het omgaan met je eigen grenzen. Hoe ga je om met vragen van jongeren over je eigen seksualiteit, en waar liggen je grenzen in wat je vertelt? Tijdens de training bleken de peer educators hier heel verschillend over te denken. De discussie over omgaan met en respecteren van elkaars grenzen was
heel open. Dit hielp de peer educators om hier in de klassituatie ook open in te zijn. Ook kan een projecttraining een hele praktische component hebben. Peer educators die deelnemen aan een project in een museum, moeten op een andere manier leren vertellen dan peer educators die voor de klas staan. Praten over objecten en het geven van rondleidingen zijn activiteiten die specifiek gebonden zijn aan zo’n project.
Verdiepingstraining Het is zeer nuttig om een trainingsonderdeel te organiseren waarbij de peer educators op een andere manier kennis maken met de onderwerpen en thema’s van je project. Gedacht kan worden aan een debat, werkbezoek of rondleiding in een museum. Wij hebben zeer positieve ervaringen met het betrekken van externe sprekers, juist om verschillende visies te laten zien op het onderwerp, kennis toe te voegen of te inspireren. We nodigen regelmatig wetenschappers en bedrijven uit om kennis met de jongeren te delen en daarover in gesprek te gaan. Nadat de nieuwe peer educators een aantal lessen hebben gegeven en hebben ervaren hoe het is om les te geven, kan je een terugkomdag organiseren. Dit trainingsonderdeel is een interactieve sessie waarbij alle peer educators een lastige situatie waar ze tegen aan gelopen zijn bij de uitvoering van het project inbrengen en deze met elkaar bespreken onder leiding van een gespreksleider. Victor Kal, universitair hoofddocent Wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam: ’In de trainingen die ik peer educators gaf voor het project Tweede Wereldoorlog in Perspectief heb ik de problematiek in het Midden Oosten vanuit
verschillende invalshoeken belicht. Leuk om te doen; de peer educators zijn betrokken en er ontstonden levendige discussies. Ik merkte dat veel studenten niet gewend waren om met leeftijdsgenoten van een andere achtergrond dit soort problematiek te bespreken. Zij worden zich door de training bewust van hun eigen vooroordelen en leren de achtergronden van het conflict beter te begrijpen.’
Getuigschrift peer educators Nadat de peer educators het opleidingstraject succesvol hebben doorlopen ontvangen ze een getuigschrift dat getuigt van hun deelname aan het Diversion trainingsprogramma. Veel peer educators zijn onder andere gemotiveerd om peer educator te worden ter verrijking van hun CV en werkervaring. Een getuigschrift is een mooi en tastbaar bewijs van de opgedane ervaring.
101
— de voorbereiding —
geld of geVoel? Voordat je peer educators inzet in je project moet je goed nadenken over een vergoeding voor hun werkzaamheden. Betaal je de peer educators of niet?
J
e kunt ervan uit gaan dat jongeren die als peer educator willen werken in maatschappelijke projecten een bepaalde mate van betrokkenheid hebben en niet alleen deelnemen omdat ze er geld mee kunnen verdienen. Tegelijkertijd hebben veel van hen een bijbaan nodig om rond te kunnen komen. Wanneer het om een intensief project gaat en deelname impliceert dat jongeren minder of geen tijd (meer) hebben voor een bijbaan, verdient het aanbeveling om de peer educators wel een vergoeding te geven voor de uren die ze in het project investeren. Dit kan in de vorm van een vrijwilligersvergoeding of een maatschappelijke bijbaan. Al naar gelang de moeilijkheidsgraad van het project en verantwoordelijkheden die de peer educators hebben, kun je bepalen hoe hoog de vergoeding is. Peer educators die verantwoordelijk zijn voor een goed verloop van een ingewikkeld lesprogramma
102
worden doorgaans meer betaald dan de peer educators die je inzet voor het werven van jongeren voor je participatieproject.
Beloning Naast een financiële waardering voor het werk van je peer educators, is emotionele waardering minstens van even groot belang. De ervaring leert dat waardering van de projectleider, maar ook die van bijvoorbeeld een docent of museumdirecteur, voor peer educators een enorme opsteker is. Deze erkenning draagt bij aan het zelfvertrouwen en positieve zelfbeeld van peer educators. Politieke erkenning voor het werk van peer educators heeft eenzelfde soort effect. De jongeren zetten zich in voor een betere maatschappij. Politieke erkenning voor hun werk bevestigt dat idee. Ook persaandacht motiveert, via de media ziet een groter publiek immers wat de peer educators voor de samenleving betekenen. Niet iedereen is
zich er van bewust hoe belangrijk het uitspreken van waardering is. Zorg er als projectleider dus voor dat de peer educators de erkenning krijgen die ze verdienen.
— de voorbereiding —
planning & protocol De planning van een peer education-project kan gecompliceerd zijn. Doordat je met jongeren werkt die naast hun werk als peer educator vaak een opleiding volgen, heb je te maken met veel wisselende schema’s.
w
anneer je je project uitvoert in of met het onderwijs, moet je daarnaast ook nog aansluiten bij ingewikkelde lesroosters van scholen. Sophie de Feijter, projectmedewerker bij Diversion: ‘Je werkt met scholen en studenten, die hebben wisselende roosters, tentamenperioden of andere zaken waar je misschien geen rekening mee houdt. Daarom is het bij het maken van een planning extra belangrijk om goed door te vragen, want deelnemers hebben misschien de neiging om het allemaal wat rooskleurig in te zien. Sommige peer educators denken in hun enthousiasme soms dat ze in een tentamenperiode ook prima als peer educator aan de slag kunnen. Dat is een valkuil waarvoor je ze moet behoeden. Door met een realistische blik te kijken naar wat haalbaar is, voorkom je uitval en andere lastige situaties.’
Om te zorgen dat je niet voor vervelende verassingen komt te staan is het naast een goede planning belangrijk om duidelijke protocollen op te stellen. Zo voorkom je dat een groep zonder peer educator staat wanneer deze ziek is of dat peer educators voor een dichte deur staan wanneer de school heeft besloten leerlingen vrij te geven in verband met mooi zomerweer.
kun je opnemen in toekomstige protocollen. Maak het gesprek hierover met projectpartners onderdeel van je tussentijdse overleggen en je evaluatie. Zo hoor je bijtijds wanneer gemaakte afspraken misschien minder goed werken dan van tevoren ingeschat.
Naast een duidelijke planning, kunnen ook andere werkafspraken en protocollen belangrijk zijn voor je project. Denk bijvoorbeeld aan een betalingsprotocol en duidelijke afspraken over verantwoordelijkheden. Deze afspraken communiceer je met alle uitvoerende partners. Zo weten zij wat er van hen en van anderen verwacht wordt. Wanneer je een project voor de eerste keer uitvoert, komt het regelmatig voor dat je tijdens de uitvoering tegen zaken aanloopt waar je van tevoren niet op had geanticipeerd. Deze ervaringen neem je mee, en
103
104
werk in uitVoering Nu gaan we in op de uitvoeringsfase van je peer educationproject. Na alle intensieve voorbereidingen ben je wel toe aan wat actie. Het is dan ook vaak een spannend moment wanneer je project van start gaat. Tijdens de uitvoering is er een aantal zaken die (extra) aandacht verdienen. De projectleider speelt een cruciale rol en het succes van een project hangt af van een degelijke begeleiding van de peer educators. Daarnaast zijn een goede PR, het bewaken van de planning en protocollen en het intensief blijven samenwerken met partners taken van de projectleider.
105
— werk in uitvoering —
maatwerk Peer education vereist maatwerk. Hoe goed je alles ook voorbereidt, er zijn altijd situaties die je toch niet had voorzien.
h
et is inherent aan werken met peer educators dat er dingen mis gaan. Je werkt immers samen met jongeren die in veel gevallen sturing en ondersteuning nodig hebben. Ook moet je in je achterhoofd houden dat je samenwerkingspartners (vaak) niet gewend zijn om met jongeren te werken. Ook zij hebben op bepaalde momenten sturing en ondersteuning nodig in het proces. De projectleider is daarom voor alle uitvoerende partijen een belangrijke sparringpartner.
Rol van projectleider Voor de peer educators is de projectleider het gezicht van het project. Als projectleider ben je degene die ze heeft binnengehaald, heeft getraind en met wie ze contact houden over de vorderingen. Wees je ervan bewust dat de projectleider voor de peer educators een dubbelrol speelt. Enerzijds heeft de projectleider de niet onbelangrijke functie om de peer educators gemotiveerd te houden en er ervoor te zorgen dat ze hun werk goed blijven doen en dat ze zelf aan de bel trekken als er problemen zijn. Dit vereist een zekere vertrouwensrelatie; de peer educators moeten de projectleider
106
zien als iemand die aan hun kant staat. Aan de andere kant moet de projectleider ook streng kunnen zijn,bijvoorbeeld als een peer educator zich niet aan de afspraken houdt. Als projectleider moet je voor de peer educators ook als vraagbaak en praatpaal optreden. Het is belangrijk een toegankelijke houding te hebben en eenvoudig aanspreekbaar te zijn. Peer educators moeten altijd contact kunnen opnemen als ze even willen praten, advies nodig hebben of hun ervaringen willen delen. Bepaal samen met je peer educators wat een goede manier is om contact te houden. Bij kleinschalige projecten loopt het contact houden min of meer automatisch, doordat je de peer educators stuk voor stuk kent, maar bij grootschalige projecten kan het een klus zijn die systematisch aangepakt moet worden. Het is belangrijk dat je als projectleider een proactieve houding hebt en ook zelf regelmatig naar de telefoon grijpt. Daarnaast is het nuttig om je peer educators af en toe aan het werk te zien.
Linda Hendrix, senior projectleider bij Diversion: ‘Sommige peer educators zijn niet gewend om verslag uit te brengen. Zij vinden het eng om te melden dat er iets niet goed ging of zijn te bescheiden om te vertellen over hun successen. Ik bel alle peer educators daarom altijd even na hun eerste les om te kijken hoe het ging, en vaak check ik tussendoor ook nog een paar keer. Zo weet ik altijd wat voor begeleiding peer educators nodig hebben.’ Bij het begeleiden is het belangrijk om het functioneren van de peer educators in de gaten te houden. Komt de peer educator afspraken wel of niet na, komen er positieve reacties of zijn er conflicten geweest en hoe gaat het in de klas? Als je hier zicht op hebt, kun je beter begeleiden.
— werk in uitvoering —
Begeleiding Na de training zijn de peer educators voorbereid op hun werkzaamheden. Door de training hebben ze een duidelijk beeld gekregen van wat ze gaan doen, weten ze welke middelen ze hierbij kunnen inzetten en hebben ze genoeg zelfvertrouwen ontwikkeld voor een goede start.
m
aar ook gedurende het project hebben de peer educators begeleiding nodig. Het is eigen aan peer educationprojecten dat je de peer educators in het diepe gooit: zij zijn vanaf het begin de hoofdpersonen binnen het project, en moeten direct kundig en zelfverzekerd overkomen. Zeker voor beginnende peer educators is dit soms spannend.
Bovendien krijgen ze allemaal wel eens te maken met lastige situaties, die vaak ter plekke moeten worden opgelost. Op dit soort momenten is het belangrijk dat de peer educators ergens terecht kunnen voor vragen of met verhalen, of gewoon even stoom kan afblazen. Een luisterend oor of advies van de projectleider en andere peer educators, is vaak al genoeg.
Helderheid Het kan niet vaak genoeg bena-
drukt worden: voor alle partijen is het prettig als de afspraken helder en duidelijk zijn. Zorg voor een duidelijke handleiding voor de peer educators, waarin alle protocollen en afspraken helder verwoord staan: wie regelt wat bij een activiteit, wie zorgt dat het projectmateriaal aanwezig is op de locatie en wat te doen als er iemand uitvalt door ziekte? Wees ook duidelijk over welke onkosten al dan niet vergoed worden.
hebben aan meer inhoudelijke verdieping tegemoet te komen. Bijvoorbeeld op het moment dat er een gebeurtenis plaatsvindt die inhoudelijk invloed heeft op je project. Zorg in dat geval dat je extra materiaal over het onderwerp voorhanden hebt, in de vorm van bijvoorbeeld artikelen, documentaires, websites of contacten met experts. Sta ook open voor suggesties van peer educators op dit gebied. Tijdens het project Tweede Wereldoorlog in Perspectief bijvoorbeeld, toen Hamas in 2007 met geweld de macht in de Gazastrook greep. Leerlingen hadden hier toen veel vragen over die peer educators niet direct konden beantwoorden. Er werd zo snel mogelijk gezorgd voor aanvullend materiaal.
Beschikbaarheid materialen
Koppelen ervaren en minder ervaren peer educators
Natuurlijk moeten de projectmaterialen in orde zijn. Hier heb je in je voorbereiding voor gezorgd. Zorg dat de peer educators er toegang toe hebben en maak het ze, als het even kan, gemakkelijk. Probeer er, zeker bij grootschalige projecten, voor te zorgen dat materiaal al aanwezig is op de locatie, in plaats van dat de peer educator het zelf moet meenemen. Probeer ook peer educators die tussentijds behoefte
Peer educators leren vooral door te doen. De eerste keer is altijd spannend: zal de groep je accepteren? Wat moet je doen als er vervelende opmerkingen worden gemaakt of moeilijke vragen worden gesteld? En wat als jongeren de activiteit gewoon niet leuk vinden? Peer educators die al wat langer bezig zijn, hebben het zelfvertrouwen ontwikkeld om met dit soort situaties om te gaan. Het is daarom
107
aan te bevelen om beginnende peer educators te koppelen aan peer educators met meer ervaring. Door de activiteit samen voor te bereiden, bij moeilijke situaties in eerste instantie de meer ervaren peer educator het initiatief te laten nemen, en de activiteit goed na te bespreken, krijgt de nieuwe peer educator de kneepjes van het vak snel onder de knie. Bij het koppelen van peer educators is het aan te raden om te zoeken naar een goede ‘match’. Je zult merken dat sommige jongeren bijvoorbeeld heel goed zijn in het zenden van informatie en anderen weer heel goed in luisteren. Zorg dat peer educators elkaar aanvullen. Ook een goede dynamiek en onderlinge verhoudingen zijn essentieel. Wanneer je het idee hebt dat twee peer educators wel eens zouden kunnen botsen of juist te weinig energie in elkaar naar boven halen, kies dan voor een andere samenstelling. Tot slot leert de ervaring dat een koppel van een jongen en meisje voor de groep goed werkt.
Terugkomdagen en intervisiebijeenkomsten Of het nu een groot of een klein project betreft, het is altijd zinvol om terugkomdagen of intervisiebijeenkomsten te organiseren. Zoals eerder beschreven, leren peer educators vooral door te doen, en van elkaar. Zowel voor nieuwkomers als voor meer ervaren peer educators is het prettig om successen uit te wisselen, lastige situaties te bespreken en van anderen te horen wat zij in een dergelijk geval zouden doen. Bovendien vinden peer educators het vaak gewoon ook leuk en gezellig om hun collega peer educators te spreken. Intervisiebijeenkomsten zijn ook waardevol voor de projectleider.
108
Door naar de ervaringen van peer educators te luisteren, leer je veel. Wat is leuk of juist lastig? Wat zijn de problemen en hoe worden die in de praktijk opgelost? Welke activiteiten slaan aan bij de doelgroep en welke minder?
een uitzondering in als een leerling echt agressief zou worden, dan is het wel mijn taak om in te springen. Na de les geef ik altijd feedback aan de peer educators, zo draag ik met mijn ervaring als docent toch bij aan het project.’
Je kunt de intervisiebijeenkomsten naar eigen inzicht en behoeften van de peer educators inrichten. Natuurlijk staat het uitwisselen van ervaringen centraal, maar je kunt er ook voor kiezen om een meer inhoudelijk onderdeel in te bouwen. Zo kun je bijvoorbeeld een gastspreker uitnodigen die een verdieping van het onderwerp geeft. Of bepaalde onderdelen uit de training herhalen als dat nodig blijkt. Je kunt ook een of twee cases bespreken van moeilijke kwesties waar peer educators in hun werk mee te maken kunnen krijgen.
De vraag of een leraar wel aanwezig moet zijn bij de activiteit, is lastig te beantwoorden. Voor peer educators die voor de eerste keer lesgeven of voor een moeilijke groep staan, kan de aanwezigheid van een docent prettig zijn. Maar de aanwezigheid van een volwassene kan ook contraproductief werken. Als het erom gaat discussie over een gevoelig onderwerp los te maken, praten jongeren vaak meer vrijuit als zij alleen met peer educators zijn. Het kan ook contraproductief werken als jongeren denken dat peer educators voor de groep worden gezet omdat een professional het niet aankan, dit werkt dan gezagsondermijnend. Dit geldt ook andersom: wanneer jongeren het idee hebben dat een volwassene aanwezig is om de orde in de groep te bewaken, doet dit afbreuk aan de geloofwaardigheid van de peer educators. Schat gezamenlijk met docenten en peer educators in of aanwezigheid van volwassen wenselijk is en maak duidelijke afspraken over de rolverdeling.
Begeleiding door professionals In hoeverre kun je professionals met wie je samenwerkt, zoals docenten, een rol geven in het begeleiden van de peer educators? Professionals hebben vaak belangrijke informatie over de doelgroep. Een docent kan bijvoorbeeld aangeven of een klas rustig of druk is, of tips geven hoe met een bepaalde lastige leerling om te gaan. Of inschatten hoe een bepaald onderwerp valt. Voor peer educators en professionals is het waardevol om met elkaar van gedachten te wisselen. Gideon Simon, docent op het Haarlem College: ‘Als de peer educators aan het werkt zijn, bemoei ik me niet met de les. Ook als er een felle discussie is, houd ik me erbuiten omdat ik zie dat de leerlingen vrijer durven discussiëren met de peer educators, dan als ik voor de klas zou staan. Daar maak ik alleen
— werk in uitvoering —
puBlic relations Het is leuk en leerzaam om de ervaringen rond je project met anderen te delen. De mate waarin en de manier waarop je dit doet, zijn echter afhankelijk van de aard van je project. Sommige projecten lenen zich beter dan anderen voor persaandacht en het betrekken van de buitenwereld. Je zult al tijdens het opzetten van je project moeten besluiten in hoeverre jij je project openstelt voor anderen.
e
r valt veel te zeggen voor een zekere mate van pr. Peer educationprojecten zijn over het algemeen bijzonder mediageniek. Jongerenprojecten worden door de pers interessant gevonden, zeker als een gevoelig onderwerp centraal staat. De ervaring leert dat de pers vaak staat te trappelen om de deelnemende jongeren en de peer educators te interviewen. Het is dus over het algemeen helemaal niet moeilijk om persaandacht voor je project te genereren. Wij vinden die aandacht overigens terecht: in peer education-projecten gebeuren vaak bijzondere dingen die het verdienen om in de spotlights te staan. Het zijn projecten waarin jongeren zich van een positieve kant laten zien, ze zetten zich samen met andere jongeren in, voor een betere
wereld. Aandacht van de pers of de buitenwereld voelt, zowel voor de peer educators als voor de deelnemende jongeren, als waardering. Wat zij doen telt mee en wordt belangrijk gevonden. Je stem aan de buitenwereld laten horen is voor veel jongeren een nieuwe en positieve ervaring. Bovendien zijn het niet zelden de jongeren die aan dit soort projecten deelnemen, die normaal gesproken negatief in het nieuws komen. Zelf invloed hebben op beeldvorming draagt bij aan verantwoordelijkheidsbesef en het gevoel ‘erbij te horen’. Peer educator Bertine Moenaff: ‘Ik was peer educator toen het conflict in Gaza een hevige opleving had, en de NOS was benieuwd hoe leerlingen op zwarte scholen hierop reageerden. Ze kwamen filmen
tijdens een les die ik gaf in Rotterdam. Ik was van tevoren bang dat de leerlingen van de zenuwen dicht zouden klappen, maar ze wilden juist ontzettend graag hun verhaal vertellen. Als iemand was geïnterviewd, kreeg hij daarna applaus van zijn klasgenoten.’ De aandacht van pers en buitenwereld kan ook een keerzijde hebben: door journalisten en buitenstaanders toe te laten tot je project, breng je ook een deel van de veilige sfeer in gevaar. Aanwezigheid van buitenstaanders kan ertoe leiden dat jongeren zich meer bewust zijn van hun houding en minder van zichzelf durven te laten zien. Bij een project over seksualiteit bijvoorbeeld, is het niet altijd een goed idee om journalisten of buitenstaanders toe te laten. Seksualiteit is voor veel jongeren iets heel persoonlijks, en de wetenschap dat ervaringen en meningen binnen de groep blijven, is heel belangrijk om jongeren over de drempel te helpen om over dit onderwerp te praten. Pr mag natuurlijk nooit afbreuk doen aan de inhoud en doelstellingen van het programma. De aanwezigheid van pers kan ook een onveilige situatie in de hand
109
werken, doordat jongeren juist teveel van zichzelf bloot geven. We hebben eerder beschreven hoe het bij politiek en cultureel gevoelige onderwerpen belangrijk is om jongeren een podium te geven. Juist door de confrontatie op te zoeken en aan te sluiten bij hun meningen, kun je een basis voor gesprek creëren. Dat betekent dat er in de praktijk regelmatig meningen van jongeren voorbij komen die niet bepaald genuanceerd of politiek-correct zijn; die vormen voor de peer educators immers het vertrekpunt om tot een dialoog te komen. In de media kunnen dit soort uitspraken heftige tegenreacties oproepen, waardoor de nadruk op de uitspraken komt te liggen en minder op het project als geheel. Dit doet afbreuk aan het project en is schadelijk voor de jongeren, die nu negatief in het nieuws komen terwijl ze in een proces van dialoog en gedragsverandering zitten. Als projectleider heb je een beschermende rol ten opzichte van de jongeren, maak dus een goede afweging van de wenselijkheid van publieke aandacht. Als je besluit om de aandacht op te zoeken, richt je pr plan dan zo in dat jongeren en peer educators een gevoel van waardering krijgen en zij hun verhaal kunnen doen in een voor hen veilige setting. Dit lukt vaak het best door een extra onderdeel aan het project te verbinden met een publiek karakter, bijvoorbeeld een ludieke actie bedacht door peer educators of een certificaat uitreiking na afloop van het project. De uitreiking kan bijvoorbeeld verzorgd worden door een burgemeester of wethouder. Hoewel vaak gezegd wordt dat de kloof tussen jongeren en politici groot is, blijken jongeren en peer educators het over het algemeen prachtig te vinden als een lokale politicus de tijd neemt
110
voor hun project. Bedenk dat als je pers uitnodigt, het verhaal van de jongeren en van de peer educators centraal komt te staan. Geef de jongeren dus de ruimte om hun eigen verhaal te vertellen. Het is wel belangrijk de jongeren goed voor te bereiden op het contact met de pers zonder meteen te gaan overregisseren. Zij spreken niet dagelijks met een journalist en sommige jongeren vinden het erg spannend om hun verhaal te doen. Er zijn vele vormen denkbaar waarin je persaandacht voor je project kunt genereren. In het project Tweede Wereldoorlog in Perspectief werd de aftrap van het project verzorgd door een duo van een joodse en islamitische bekende Nederlander: zo stonden Najib Amhali en Frits Barend samen voor een opgewonden vmbo-klas. Een ludieke manier om het project onder de aandacht te brengen op een voor de jongeren veilige manier. David Endt, teammanager Ajax: ‘Onze spelers geven regelmatig een aftrap van een peer educationproject. Zo gaf Daniël de Ridder als voetballer met een joodse achtergrond ooit samen een les over tolerantie met DJ Morad van FunX, die weer een islamitische achtergrond heeft. Het is heel mooi om te zien wat er gebeurt als er spelers voor de klas staan, kinderen vinden het fantastisch. Voetballers van Ajax zijn rolmodellen, daar wordt naar geluisterd. Daarom vinden wij als club het belangrijk dat spelers zich verbinden aan maatschappelijke thema’s. Zo kunnen ze jonge mensen overtuigen om ook een rolmodel te zijn.’ Peer educator Guy Muller: ‘Ik heb les gegeven samen met Ahmed Aboutaleb en Job Cohen, zij gingen met jongeren in gesprek over tolerantie. Ik denk dat het belang-
rijk is dat de politiek er aandacht aan besteedt. Jongeren waarderen het als het beleid vanaf de tekentafel terug te zien is in hun eigen klas. Ik denk dat als politici zich voor zulke projecten inzetten, deze projecten meer gewicht en aandacht krijgen. En dat verdienen ze ook!’ Niet elk project leent zich voor publieke aandacht, maar voor elk project is een publiek. Dat kan bijvoorbeeld bestaan uit andere professionals. Voor hen kunnen jouw ervaringen met betrekking tot het opstarten van een peer educationproject en het werken met jongeren bijzonder waardevol zijn. Het is zeker de moeite waard erover na te denken hoe je ervaringen kunt delen. Je kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om een artikel over je project te schrijven en dat te publiceren in een vakblad, of het project te presenteren op een conferentie. Je kunt ook een eindpublicatie uitbrengen, waarin je foto’s, interviews en quotes opneemt van alle partnerorganisaties, professionals, je doelgroep en natuurlijk de peer educators. Je kunt hierin ook een methodiekbeschrijving opnemen en de resultaten van je evaluatie of onderzoek uiteenzetten.
111
Publicatie Datum Pagina
: Zondagochtendblad ed. Zaanstreek : 02-01-2011 Oplage : 68.350 :8 Frequentie : wekelijks
Advertentiewaarde Regio
: € 608,19 : Zaanstreek
DIVERSION - BUREAU VOOR MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN alleen voor intern/eigen gebruik
112
5151 04631 017 00 00
Publicatie Datum Pagina
: Parool : 15/12/2009 : 38
Oplage : 87,423 Frequentie : dagelijks
Advertentiewaarde Regio
: € 10635.00 : landelijk
DIVERSION - BUREAU VOOR MAATSCHAPPELIJKE PROJECTEN alleen voor intern/eigen gebruik
5151 00108 129 00 00
alleen voor intern/eigen gebruik
5151 00108 129 01 00
113
— werk in uitvoering —
proJectafronding Voor je doelgroep is een projectafronding een belangrijk moment. Vooral jongeren die het moeilijk vinden om iets af te ronden, zijn trots als dit wel lukt. Zij hebben het gevoel dat ze iets bereikt hebben. Voor hen is een certificaatuitreiking een goed idee. Deelnemers krijgen een individueel getuigschrift, waarop staat dat zij het project succesvol hebben afgerond. De ervaring leert dat zij hier trots op zijn. Het kan ook van pas komen als zij op zoek zijn naar een stage.
h
et is leuk om van de certificaatuitreiking een feestelijk moment te maken, waarbij ook afscheid wordt genomen van de peer educators. We hebben al verteld dat jongeren vaak onder de indruk zijn van de aanwezigheid van een lokale politicus. Het geeft jongeren een enorme boost als ze de certificaten uit handen van een politicus ontvangen of de certificaten door hen te laten ondertekenen.
114
— werk in uitvoering —
updaten partners Niet alleen de buitenwereld, maar ook je projectpartners die niet bij de dagelijkse uitvoering van het project betrokken zijn, vinden het interessant om te weten hoe je project verloopt.
d
it kun je doen door structurele updates te geven, hen actief uit te nodigen voor het bijwonen van een onderdeel van je project (bijvoorbeeld een kickoff of eindmanifestatie). Als je de partners met wie je hebt samengewerkt in de voorbereiding op deze manier betrekt, zorg je ervoor dat zij (nog) meer affiniteit krijgen met peer education en het werken met jongeren. Je maakt ze onderdeel van het proces.
115
— werk in uitvoering —
Bewaak Je planning Tijdens je voorbereiding heb je verschillende protocollen en een planning gemaakt. Bij het bewaken hiervan moet je soms streng zijn en prioriteiten stellen. Bijeenkomsten of lessen kunnen verplaatst worden of vervallen, peer educators kunnen niet op komen dagen of ziek zijn. Weet dus goed hoe je hiermee omgaat.
Wietske Mous, adviseur bij Diversion: ‘Onze projectleiders zijn afgezien van werkbezoeken niet in de klas aanwezig bij scholenprojecten. Maar het is wel belangrijk dat we weten hoe de lessen verlopen en of het project volgens planning verloopt. Ik wijs daarom op een school een contactpersoon aan en maak diegene verantwoordelijk voor het project. Hij of zij is onze ‘antenne’ op school en door de gedeelde verantwoordelijkheid ook onze partner in crime.’
116
— werk in uitvoering —
tips & trics In peer education-projecten werk je doorgaans samen met een grote groep mensen. De peer educators, de doelgroep, de professionals, overige samenwerkingspartner en de leden van je projectteam. De ring eromheen is nog groter: je collega’s, ouders van de doelgroep, en buurtbewoners bijvoorbeeld.
o
m het proces te kunnen bewaken is het belangrijk om overzicht te hebben en goed contact te onderhouden met alle betrokkenen. Juist omdat je de regie gedeeltelijk uit handen geeft en voor veel onderdelen van anderen afhankelijk bent, zijn heldere regels en duidelijke afspraken essentieel.
Toch zal er wel eens iets misgaan. Een peer educator kan ziek worden of gewoon niet komen opdagen. Mensen kunnen ruzie krijgen. Één van de leden van je projectteam kan uitvallen. In dit soort gevallen moet je snel kunnen schakelen.
Uitval van peer educators Kortdurende uitval van peer educators is vervelend, maar is bijna niet te voorkomen. Zij kunnen ziek worden. Wie vaker met jongeren
werkt weet dat zelfs bij heldere afspraken en een goede motivatie de betrouwbaarheid niet 100% is. Jongeren hebben drukke agenda’s en zijn niet altijd de meest efficiente planners. Het peer educationproject is slechts een van hun vele activiteiten en heeft voor de jongeren zelf niet altijd prioriteit. Afspraken worden nog wel eens vergeten of peer educators komen er op het laatste moment achter dat zij moeten leren voor een tentamen. Bij kleinschalige projecten is het contact met de jongeren intensiever waardoor het vergeten van afspraken minder vaak voorkomt. Bij grootschalige projecten is uitval helaas een grotere factor om rekening mee te houden. Je kunt slordigheid gedeeltelijk ondervangen door de peer educators aan de afspraken te blijven herinneren door bijvoorbeeld roosters
te mailen, door de avond voor de activiteit een herinnerings-sms te sturen en door peer educators van wie je weet dat ze in het verleden wel eens een afspraak zijn vergeten of in een laat stadium hebben afgezegd, achter hun broek te zitten. Probeer daarbij in je houding een goede mix van strengheid en enthousiasme te bewaren. Maak inzichtelijk dat het late afbellen of niet komen opdagen tot problemen leidt, niet alleen voor jou als projectleider maar ook voor de collega-peer educators, de betrokken professionals en de doelgroep, en wijs jongeren op hun verantwoordelijkheden. Wees met name streng als een peer educator het vaker dan een keer af laat weten: aan een notoir onbetrouwbare peer educator heb je niet veel. Ga een gesprek over het onderwerp aan en probeer te ontdekken wat de achterliggende oorzaak is. Heeft
117
de peer educator het eigenlijk te druk, is er een motivatieprobleem of ontbreekt het aan planningsvaardigheden? Als de problemen niet op te lossen zijn, kan het voor beide partijen de beste beslissing zijn om de peer educator van het project af te halen. Wat kun je als projectleider doen op het moment dat een peer educator in een laat stadium afbelt? 1. Probeer de peer educator over te halen om toch aan de activiteit mee te doen, als de omstandigheden dat toelaten. Kijk of er een compromis te sluiten is; misschien kan hij aan een gedeelte van het programma meedoen. 2. Probeer de peer educator zelf een vervanger te laten regelen. Zeker bij kleinschalige projecten kennen de peer educators elkaar goed en is de verantwoordelijkheid naar elkaar toe groot. Stel de peer educator zelf verantwoordelijk voor de problemen die hij creëert. Dit is uiteraard alleen mogelijk als de omstandigheden dit toelaten; de peer educator moet de contactgegevens van andere peer educators hebben en zelf in staat zijn om dit te doen. 3. Probeer zelf een vervanger te zoeken door andere peer educators te bellen. Als dit niet lukt, schat dan in of de collega-peer educator die ook bij de activiteit betrokken is het alleen af kan. Bespreek met je peer educators al in training hoe dit soort situaties kunnen worden voorkomen en hoe je er mee omgaat als het onverhoopt gebeurt. 4. Stel alle betrokkenen op de hoogte van de nieuwe stand van zaken. Gaat de activiteit door, komt er een peer educator minder, komt er een vervanger en wie is dat dan? Wat zijn de consequenties voor de activiteit?
118
Planningswijzigingen door projectpartners Het is ook mogelijk dat de gastorganisatie of school roet in het eten gooit, bijvoorbeeld door een laat doorgegeven roosterwijziging of planningsfout. Hier geldt hetzelfde: je kunt proberen het te voorkomen door duidelijke afspraken en goede communicatie, maar je kunt het niet uitsluiten. Als de situatie zich voordoet kun je hoogstens met de betrokkenen bekijken wat de mogelijkheden zijn.
Peer educator functioneert niet goed Het kan gebeuren dat een peer educator zich wel degelijk aan de afspraken houdt, maar toch niet goed functioneert. Bijvoorbeeld omdat de klik met de doelgroep uitblijft, of doordat hij of zij er niet goed in slaagt de boodschap van het project over te dragen. De peer educator kan zelf twijfels hebben, maar het is ook mogelijk dat betrokken professionals of andere peer educators het melden. Ga in beide gevallen het gesprek met de peer educator aan en laat hem of haar zijn kant van het verhaal vertellen. Met welke onderdelen heeft hij of zij moeite? Hoe tevreden is hij of zij over het eigen functioneren? Bezoek eventueel zelf een activiteit en kijk hoe de peer educator het doet. Maak samen met de peer educator een plan om de situatie te verbeteren.
119
120
VerZilVeren historie in een hedendaagse context — leren van geschiedenis —
de sleutel tot het Bijbels museum — Voorbij religieuze Peer education-projecten kunnen veel opleveren,— maar zijn verschillen
ook kostbaar. Het opzetten van een project vereist een flinke investering: je moet peer educators werven, begeleiden en Zuid-afrika zoekt vasthouden; een proces dat behoorlijk wat energie vraagt. rolmodellen Deze investering haal je er niet in één peeruit. education —keer
draagt bij aan sociale ontwikkeling —
V WELoor wie op zoek is naar een manier om eenmalig een grote groep jongeren te bereiken, is peer education dan ook een dure optie. Peer education wordt pas interessant bij herhaling van je project, of bij het voornemen om meerdere peer education-projecten op te zetten. Het is zeker geen gek idee om peer education tot een vast onderdeel van je organisatie te maken. Juist op de lange termijn profiteer je van de energie die je steekt in het opzetten en ontwikkelen van de methode.
We vertellen hoe we denken dat je peer education zo kunt inbedden binnen je organisatie, dat je hier op lange termijn profijt van hebt.
COME TO THE FUTURE 121
De lessen van de oorlog
Welcome to the future
2
In 2003 verstoorde een groepje jongeren met een Marokkaanse achtergrond de Dodenherdenking in Amsterdam. Dat riep een discussie op: allochtone jongeren zouden zich niet verbonden voelen met de Nederlandse geschiedenis en samenleving. Het peer education-project Tweede Wereldoorlog in Perspectief van Diversion helpt jongeren zelfstandig een mening te vormen door twee werelden samen te brengen.
Gebrek aan kennis, inzicht en juiste interpretaties, dat zou wel eens de belangrijkste reden kunnen zijn voor de ogenschijnlijke desinteresse van allochtone jongeren in de Tweede Wereldoorlog. En dat terwijl vooral islamitische jongeren zich vaak sterk betrokken voelen bij een oorlog die nu woedt: het Midden-Oostenconflict.
Het project Tweede Wereldoorlog in Perspectief legt verbanden tussen het verleden, het heden en belangrijke waarden als vrijheid van meningsuiting en tolerantie voor andersdenkenden. Een joodse en een islamitische peer educator bespreken met hun vmbo-klas onder meer het ontstaan van conflicten, waar
Welcome to the future
3
‘Er was zelfs een leerling die niet meer met me wilde praten...’ Dionne Mock peer educator
haat en racisme toe kunnen leiden en de verschillen en overeenkomsten van moslims en joden. Zo krijgen de leerlingen niet alleen historisch besef, maar leren ze ook zelf een mening te vormen over het MiddenOostenconflict en respectvol om te gaan met andersdenkenden. Jet Bussemaker was staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport toen de landelijke editie van Tweede Wereldoorlog in Perspectief in 2007 van start ging. In de eindpublicatie van het project bracht ze de urgentie ervan onder woorden: ‘Het project spreekt me erg aan, omdat het niet alleen om kennisoverdracht gaat. Ik vind het belangrijk dat mensen kritisch stilstaan bij wat zich afspeelt in de samenleving, toen en nu. Ook al eindigde de Tweede Wereldoorlog meer dan zestig jaar geleden; onze huidige samenleving is er op gebouwd. Dat vereist aandacht voor mensenrechten, respect voor elkaar, en actieve deelname aan de samenWelcome to the future
4
leving.’ En dat is nodig, vindt ook Dion van Steensel. Als wethouder van de gemeente Dordrecht heeft hij onder meer Onderwijs in zijn portefeuille. ‘In Dordrecht zijn er spanningen tussen groepen jongeren, die veroorzaakt worden door een verschil in etnische achtergrond of politieke opvattingen. Bovendien hebben ze vaak een eenzijdig beeld van historische gebeurtenissen.’ Volgens de wethouder is het MiddenOostenconflict grensoverschrijdend, omdat het een botsing tussen religies en culturen betreft. ‘Het is belangrijk om dit onderwerp met scholieren te bespreken. Als er onrust in het Midden-Oosten is, merk je dat namelijk meteen aan ze. Jongeren worden zich in de puberteit bewust van hun identiteit en zaken die spelen rondom dit conflict zijn daar voor sommigen een belangrijk onderdeel van. Het is belangrijk om een veilige omgeving voor jongeren te creëren waarin ze durven praten over wat belangrijk voor
ze is. Genuanceerd denken is moeilijk, maar moet wel gestimuleerd worden.’ En dat werkt. Na de eerste uitvoering van het project in 2004 in Amsterdam bleek dat leerlingen verrassend veel interesse in de Tweede Wereldoorlog en het MiddenOostenconflict hadden en dat hun kennis over deze oorlogen meetbaar toegenomen was. Volgens veel docenten werden zelfs vooroordelen weggenomen tijdens de lessen. Die gedragsverandering zag peer educator Dionne Mock (23) ook. ‘Het Midden-Oostenconflict was een moeilijk bespreekbaar onderwerp. Er was zelfs een leerling die niet meer met me wilde praten toen ik eenmaal aan de klas had verteld dat ik joods ben. Het kostte me moeite om daar doorheen te prikken, maar toen ze eenmaal zagen dat ik prima overweg kon met mijn islamitische collega veranderde hun houding. Toen wilden ze plotseling wel naar me luisteren.’
Een kijkje in de klas ‘Geweld lost niks op’, vindt een vmboleerlinge van het LCJ2 College in Haarlem. Onder begeleiding van een joodse en islamitische peer educator wordt er in de klas gediscussieerd over de (on)zin van oorlog, joden, Palestijnen en Arafat. Docent Gideon Simon is trots op zijn klas: ‘Ze denken goed na voordat ze iets zeggen’. Deze geluidsopname van de NOS doet verslag van Tweede Wereldoorlog in Perspectief.
Lesgeven in perspectief Rilana Kuiters werkte als afstuderend docent Geschiedenis op het Varias College in Den Haag toen het project startte. ‘‘Mijn leerlingen verrasten me enorm toen ze aan de hand van de lessen zelf het initiatief namen om met de hele klas naar het Anne Frank Huis te gaan. Dat hebben we vervolgens ook echt gedaan.’ Bart Engbers is van huis uit historicus. Ten tijde van het project was hij directeur van het Vader Rijn College in Utrecht. ‘Ik vind dat onze school de opdracht heeft om de leerlingen op te leiden tot goed functionerende burgers in de Nederlandse samenleving. Tweede Wereldoorlog in Perspectief draagt daar aan bij.’ Gedurende zijn tijd als wethouder van Onderwijs in Amsterdam heeft Ahmed Aboutaleb de uitvoering van het project mogelijk gemaakt. ‘Er is er een forse groep nieuwe Nederlanders die grote affiniteit heeft met wat er in het Midden-Oosten gebeurt. Je moet jongeren in staat stellen kennis te maken met de verschillende invalshoeken van het conflict. Dat geeft ze de mogelijkheid een eigen, weloverwogen mening te vormen.’ *Deze citaten komen uit de eindpublicatie: Resultaten landelijke pilot 2008/2009 Tweede Wereldoorlog in Perspectief. Welcome to the future
5
De sleutel tot het Bijbels Museum
‘Peer education moet je niet alleen inzetten om jonge mensen over de vloer krijgen: je moet duidelijk weten wat je ermee wilt bereiken’, aldus Mirjam Sneeuwloper, hoofd educatie van het Bijbels Museum in Amsterdam. Een duidelijk doel had ze zeker. De naam van het museum, dat een christelijke nadruk suggereert, maakten leerkrachten huiverig voor een klassikaal bezoek. Peer education bleek de sleutel tot de oplossing. Sex, drugs, rock-‘n-roll
6
Een paar jaar geleden stond het Bijbels Museum nog niet bepaald bovenaan op de lijst van mogelijke klasse-uitjes. Door de naam van het museum werd vaak gedacht dat alleen christelijke onderwerpen aan bod kwamen, terwijl juist de diversiteit van godsdiensten en culturen centraal staat. ‘Leerkrachten dachten dat het museum hun klas niets te bieden had, of dat de leerlingen het niet zouden trekken. Vooral vmboleerlingen konden we hierdoor moeilijk bereiken’, legt Sneeuwloper uit. Het project Heilig?!, dat in 2007 samen met Diversion werd ontwikkeld, bood uitkomst. In dit lesprogramma rond de tentoonstelling De Tempelberg/Haram al-Sharîf maken vmbo-
scholieren op levendige wijze kennis met verschillende religies: door peer educators met een christelijke, islamitische en joodse achtergrond. In het museum verzorgen ze rondleidingen voor jongeren, met aandacht voor zowel de Thora als de Bijbel en prenten uit Perzië waar Mohammed op staat. Met die voorwerpen maakten de leerlingen in de klas al kennis, via een filmpje waarin onder andere een soapacteur en een voetballer hun favoriete museumstukken koppelden aan hun eigen achtergrond. Heilig?! bleek een succes. In een jaar tijd bezochten 1500 leerlingen het museum.
Eline Minnaar, Kamal Abdelghani, Dionne Mock peer educators voor Heilig?! (vlnr)
‘Peer education is geen kunstje’ Mirjam Sneeuwloper hoofd educatie Bijbels Museum
Niet voor vijftigplussers Sneeuwloper: ‘Het project heeft ons imago op het gebied van educatie behoorlijk versterkt. De aanvraag voor onderwijsprogramma’s is toegenomen en we trekken meer klassen. Dank zij het project is bovendien het besef ontstaan dat we ook interessant zijn voor jongvolwassenen, zelfs als we even geen specifieke tentoonstellingen voor jongeren organiseren. Dat is misschien de grootste verandering. Nu denken mensen niet meer dat ons museum voornamelijk bedoeld is voor vijftigplussers.’ Toch ging het project niet zonder slag of stoot van start. ‘Aanvankelijk hadden we moeite om de peer educators onderdeel te laten worden van de organisatie. Ze kwamen binnen, deden hun verhaal en gingen dan samen bij het koffiezetapparaat zitten. Dat hebben we opgelost door steviger te coördineren en ze steeds te benaderen als er kleine klusjes te doen waren. Zo raakten ze betrokken bij het museum. Peer educators worden inmiddels als volwaardige medewerkers gezien.’ Dat gaat niet vanzelf, weet Sneeuwloper. ‘Vooral het trainen kostte veel tijd. Dat is Welcome to the future
8
niet erg – wij zijn er immers om ze te leren wat ze nog niet weten. Maar het vraagt voor organisaties wel een mentaliteitsverandering. Je moet er open voor staan.’ Voor het Bijbels Museum bleek peer education een schot in de roos, maar Sneeuwloper benadrukt dat het alleen werkt met een duidelijk doel voor ogen. ‘Jongeren die dicht bij de doelgroep staan, kunnen bij ons laten zien dat je ondanks fundamentele religieuze verschillen respectvol kunt samenwerken. Zonder zo’n voorbeeldfunctie werkt het niet, dan wordt het een kunstje.’
Zuid-Afrika zoekt rolmodellen Rolmodellen, die gemeenschappen kunnen veranderen waar dat nodig is. Zo worden peer educators gezien door de Zuid-Afrikaanse nonprofitorganisatie GOLD. GOLD faciliteert sinds 2004 projecten waarin leiderschap en persoonlijke ontwikkeling van peer educators centraal staan.
Welcome to the future
9
Aids, drugsproblemen, vroegtijdig schoolverlaten: GOLD (Generation of Leaders Discovered) ziet in peer education een geschikte methode om de meest uiteenlopende maatschappelijke problemen bespreekbaar te maken. Door peer educators op te leiden en ze voorlichting te laten geven aan jongeren in hun eigen gemeenschap, wil de organisatie positieve invloed uitoefenen op het gedrag van jongeren. Dat doet GOLD niet door zelf peer education-projecten op te zetten, maar door samen te werken met scholen, overheden, maatschappelijke organisaties en kerken in Zuid-Afrika, Botswana en Zambia. ‘We helpen deze instellingen bij het opzetten van eigen projecten door ze lesmateriaal, technische ondersteuning en tips te geven’, legt ontwikkelingsmanager Nathalie Tedder uit. Een van die tips is het centraal stellen van leiderschap bij peer educators. ‘Peer education gaat om meer dan alleen aidspreventie. We vinden het belangrijk dat peer educators zich persoonlijk ontwikkelen.
Welcome to the future
10
Daarom praten we uitgebreid met tieners en jongvolwassenen, die graag peer educator willen worden.’ In trainingen die GOLD organiseert, leren peer educators meer dan alleen feiten over het onderwerp waarover ze voorlichting gaan geven. Ze leren presenteren, organiseren en leidinggeven, zodat ze een voortrekkersrol binnen hun gemeenschap kunnen aannemen. Met deze kwaliteiten op zak geven ze voorlichting aan andere jongeren. De peer educators praten met de jongeren over levenskeuzes en eventuele veranderingen die ze zelf gemaakt hebben of die de jongeren willen maken. Het doel: jongeren zelf weloverwogen beslissingen laten nemen. Susannah Farr, directeur van GOLD, merkt op dat veel peer educators door de training meer zelfvertrouwen krijgen. ‘Ze denken na over hun toekomst, levensdoelen en de normen en waarden die ze belangrijk vinden. Daarmee nemen ze een leidende rol in binnen hun gemeenschap. Jongeren zijn geneigd hun gedrag aan te passen als ze
‘Peer education levert een bijdrage aan de sociale ontwikkeling van Zuid-Afrika.’ zien dat anderen dat ook doen. Veranderingen breng je niet teweeg door anderen te vertellen wat ze moeten doen, maar door het goede voorbeeld te geven. Peer education levert zo een bijdrage aan de sociale ontwikkeling van Zuid-Afrika.’ De kracht van peer educators om veranderingen in de eigen gemeenschap op gang te brengen, moet volgens Farr niet onderschat worden. ‘Dat merkte ik onlangs weer aan Thandi, een peer educator in Zuid-Afrika. Ze is opgegroeid in een buurt waar veel kinderen hun ouders verloren hebben aan aids. Als wees hoef je geen schoolgeld te betalen, maar je moet wel kunnen aantonen dat je echt wees bent. Dat brengt een hele papierwinkel met zich mee. Veel kinderen hebben daar geen benul van en stoppen met school. Voor al haar buurtgenoten heeft Thandi toen de benodigde documenten geregeld. Nu zitten ze allemaal weer op school.’ Meer informatie over GOLD vind je op goldpe.org.za
Welcome to the future
11
Peer educator in the picture student Algemene Economie en Future Planet Studies, uit Amsterdam.
Twee visies ‘In mei 2010 werd de Freedom Flotilla, een vloot met goederen op weg naar Gaza, geënterd door Israëlische militairen. Dat zorgde voor de nodige discussie, zo ook tussen mijn islamitische collega en mij, als joodse peer educator. We hebben erover gepraat en zijn nader tot elkaar gekomen, zonder het uiteindelijk eens te worden. Dit hebben we eerlijk laten blijken in de klas. De kinderen vonden het interessant dat we desondanks samen een goede les konden geven.’
Vooroordelen ‘Het tegengaan van discriminatie zie ik als het belangrijkste doel van peer education. Discriminatie komt vaak voort uit onwetendheid. Zo stelde een leerling een jongetje met een keppel te haten, enkel op basis van een foto. Met hem ben ik stap voor stap zijn beredenering nagegaan om zijn bevooroordeeldheid te laten zien. Wat weet hij van iemand enkel op basis van een foto?’
120
Bertine Moenaff (28), student Sociale Psychologie, uit Amstelveen
Geen echte moslim ‘Als ik in de klas vertelde dat ik zowel christelijke als islamitische familie heb en dat iedereen goed met elkaar overweg kan, vonden leerlingen dat heel interessant. Al reageerden ze er emotioneler op ten tijde van de Gaza-oorlog. Een jongetje zei toen dat ik het niet begreep, omdat ik geen echte moslim was. Dat deed even pijn, maar discussies zijn er juist om zulke gedachten te bespreken.’
Persoonlijkheid loont ‘Ik vind dat ik nu te oud ben om peer educator te zijn, maar ik heb het lang en met veel plezier gedaan. Ik heb geleerd dat het veel indruk maakt als je persoonlijke ervaringen deelt, en hoe je die kunt inzetten om jongeren inzicht te geven in onderwerpen met negatieve connotaties. En ik heb gezien dat als het gaat om antisemitisme en homofobie, de persoonlijke ontmoeting met een joodse of homoseksuele peer erg waardevol is.’
Thomas Schlijper
Maxime van Gelder (21),
VerZilVeren Peer education-projecten kunnen veel opleveren, maar zijn ook kostbaar. Het opzetten van een project vereist een flinke investering: je moet peer educators werven, begeleiden en vasthouden; een proces dat behoorlijk wat energie vraagt. Deze investering haal je er niet in één keer uit.
V
oor wie op zoek is naar een manier om eenmalig een grote groep jongeren te bereiken, is peer education dan ook een dure optie. Peer education wordt pas interessant bij herhaling van je project, of bij het voornemen om meerdere peer education-projecten op te zetten. Het is zeker geen gek idee om peer education tot een vast onderdeel van je organisatie te maken. Juist op de lange termijn profiteer je van de energie die je steekt in het opzetten en ontwikkelen van de methode.
We vertellen hoe we denken dat je peer education zo kunt inbedden binnen je organisatie, dat je hier op lange termijn profijt van hebt.
121
— Verzilveren —
return on inVestment? Zoals eerder beschreven, geloven wij in het goed uitdenken van je doelen bij het opzetten van een peer educationproject. Omdat de methode van veel organisaties vraagt zich anders op te stellen dan ze normaal gesproken doen, is het belangrijk te bepalen wanneer je vindt dat inspanningen van jou en je collega’s succes hebben opgeleverd en hoe je deze kunt verzilveren. Zijn de doelen die je gesteld hebt behaald? En zijn er elementen die je in een vervolgproject meer of minder aandacht wil geven?
w
ij raden aan de evaluatievorm al bij de start van je project te kiezen. Hoewel kwantitatief onderzoek naar bijvoorbeeld bezoekersaantallen, attitudeverandering of kennistoename veel nuttige informatie kan opleveren, denken wij dat kwalitatief onderzoek nooit zou mogen ontbreken in de evaluatie van je project. Juist door gesprekken met alle stakeholders (zoals collega’s, docenten, samenwerkingspartners en natuurlijk de jongeren en peer
122
educators zelf) kom je er achter waar de succes- en / of faalfactoren in je project zitten. Ook kan een kwalitatieve evaluatie er aan bijdragen dat je meer leert over je eigen organisatie en over interessante neveneffecten die je project mogelijk heeft opgeleverd.
Extern onderzoek? Een kwalitatieve evaluatie kun je natuurlijk zelf uitvoeren. Door gesprekken met stakeholders te voeren, heb je immers de kans uit-
gebreid door te vragen naar voor jou belangrijke projectelementen. Dit levert je inhoudelijke en praktische informatie op waarmee je je project naar the next level kunt krijgen. Wij denken dat een evaluatie door een externe onderzoeker, je in veel gevallen nog meer kan opleveren. Allereerst omdat je op deze manier kennis vergaart die je bij een eigen evaluatie minder snel naar boven krijgt. Zeker in een pilot project kom je vaak meer dan eens moeilijke momenten tegen. Stakeholders weiden tegen een externe onderzoeker eerder uit over waar volgens hen de crux van zo’n probleem zit. Maar ook kan iemand die met wat meer afstand naar je organisatie en project kijkt, juist goed benoemen wat de succesfactoren van je project zijn. Naast de meerwaarde van aanbevelingen met een frisse en scherpe blik, kan het inschakelen van een derde tevens belangrijk zijn om de legitimiteit van je project aan
te tonen. Veel maatschappelijke organisaties en publieke instellingen worden (deels) gefinancierd vanuit subsidiegelden. Door de resultaten van je project te laten onderzoeken, kom je er zelf niet alleen achter of (en wanneer) je investering rendeert, maar toon je aan je financiers dat je projectsucces evidence based is. Saskia Selen, senior projectleider bij Diversion: ‘Doordat onze opdrachtgever heeft geïnvesteerd in zowel een kwantitatief als een kwalitatief extern onderzoek naar de pilot van het project Gelijk=Gelijk?, hebben wij veel meer inzicht gekregen in hoe we het project kunnen doorontwikkelen. Doordat kwantitatieve gegevens over de belevingswereld van leerlingen gekoppeld werden aan de kwalitatieve evaluatie van het programma, hebben wij het nog beter kunnen aanpassen aan de leefwereld van leerlingen en de dagelijkse praktijk van het onderwijs.’
123
— Verzilveren —
inVesteer in talent Een andere manier om peer education binnen je organisatie te verduurzamen, is te investeren in je peer educators. Wij denken dat dit broodnodig is om nieuwe peer educators te blijven aantrekken en de oude te blijven vasthouden. We hebben onze ideeën gepresenteerd over het opbouwen en begeleiden; door onder meer goede trainingen te verzorgen, actieve feedback en intervisie te geven en de peer educators op een passende wijze te waarderen, word je als organisatie een interessante plek.
p
eer educators (en potentiële peer educators) zien je organisatie dan niet alleen als omgeving waar zij uiting kunnen geven aan hun maatschappelijke betrokkenheid, maar ook als plek waar zij zich ontwikkelen en aan hun CV kunnen werken, waar zij nieuwe vrienden ontmoeten en in contact komen met interessante mensen die zij anders minder snel zouden tegenkomen. Kortom: het peer educatorschap biedt hen een interessante tijd waarin zij nieuwe sociale contacten en vormende levenservaring opdoen. Peer educator Marianne van Mierlo: ‘Voordat ik als peer educator in het project Check de plek aan de slag kon, volgde ik met andere peer
124
educators eerst een training over duurzaamheid. Daar vertelden experts over duurzaamheid. Ik vond het interessant om door de ogen van iemand van Nuon of de GGD naar het onderwerp te leren kijken. Ik heb daar veel nieuwe dingen geleerd en heb daar nog steeds profijt van.’ Peer educator Karima Aajoud: ’In de kunstwereld is Ann Goldstein, de directeur van het Stedelijk Museum echt heel beroemd, ze is een soort van godin van het Stedelijk. Het leek mij heel spannend om haar te ontmoeten, maar toen ik haar sprak was ze juist heel aardig en relaxed. En bij het kerstdiner van het museum, kwam ze heel lang bij ons aan tafel zitten, en met ons praten, terwijl er ook nog
allemaal andere belangrijke gasten waren. Dat vond ik echt heel leuk!’
Blijvend investeren Naast de gebruikelijke activiteiten binnen een project, kan het interessant zijn om extra’s voor je peer educators te organiseren. Dat is vaak makkelijker dan je denkt. In gesprekken met je peer educators leer je hen niet alleen professioneel, maar ook persoonlijk kennen. Wanneer je weet wat hen drijft, waar zij in hun ontwikkeling tegenaan botsen en wat zij interessant vinden, kun je helpen hun ontwikkeling een boost te geven. Als organisatie heb je veel in huis dat interessant kan zijn voor je peer educators, zonder dat je het zelf door hebt. Kijk dus goed naar je eigen organisatie als bron van kennis en vaardigheden en deel wat je in huis hebt! En kijk zo niet alleen naar je eigen organisatie, maar ook naar je netwerk. Vraag bijzondere en interessante mensen en organisaties uit je netwerk een lezing te organiseren, een werkbezoek te verzorgen of een training te geven. Wie weet vinden je peer educators op deze manier hun toekomstige stageplek of werkgever. Je zult zien dat je netwerk enthou-
siast is als zij de vraag krijgt een bijdrage te leveren: zij vindt de ontmoeting met jong talent interessant en investeert graag mee in de ontwikkeling en leiderschapsvaardigheden van deze rolmodellen. We geven een aantal voorbeelden van hoe je als organisatie dit soort extra’s op een makkelijke manier kunt organiseren: — Heb je peer educators die binnenkort de arbeidsmarkt op gaan en het lastig vinden een goede sollicitatiebrief te schrijven? Misschien wil je collega van de P&O afdeling wel een helpende hand bieden. — Zitten er veel rechtenstudenten in je peer educators-pool? Dan is het een kleine moeite het advocatenkantoor waarmee je organisatie werkt te vragen een werkbezoek te organiseren. — Is er een peer educator die iets bijzonders doet, zoals de deelname aan een wedstrijd of het starten van een maatschappelijk initiatief? Ondersteun dat dan! Marije Koets, webber bij wervings-, selectie- en detacheringsbureau Vitae: ‘Als wij interessante trainingen geven, zijn peer educators bij ons altijd welkom. Bij Vitae stellen we ons netwerk namelijk open voor iedereen die zich wil ontwikkelen in zijn werk. Wij geloven dat kennis delen, nog meer kennis oplevert. Dat het een olievlek werking heeft. Dus als een jonge professional ons benadert om van ons of onze organisatie te leren, stellen wij ons altijd open op. Daarnaast dagen wij al 15 jaar jonge professionals uit om zich te presenteren aan het bedrijfsleven tijdens de Vitae Talent Awards. Op deze manier breiden we jaarlijks constant ons netwerk uit met nieuw talent.’
Joanneke Lootsma, adjunct directeur van Felix Meritis, Europees Centrum voor Kunst, Cultuur en Wetenschap: ‘Peer educators zijn de trendsetters van morgen. Felix Meritis is een plek waar dit soort trendsetters niet mogen ontbreken. Wij zien het als onze taak ook hun ideeën te faciliteren en ons netwerk ter beschikking te stellen.’ Linda Hendrix, senior projectleider bij Diversion: ‘Twee voormalige peer educators organiseerden een filmfestival en vroegen onze organisatie om hulp bij het benaderen van scholen om mee samen te werken. Ik heb ze toen onze contactpersonen doorgegeven en gezegd dat ze vooral moesten melden dat ze via mij kwamen. Wij vinden het ontzettend leuk als onze peer educators dit soort initiatieven nemen, wij stellen ons netwerk en onze naam dan ook graag ter beschikking. De scholen kennen ons, en door onze naam eraan te verbinden, zijn ze eerder geneigd mee te doen.’
Bouwen op je peer educators Jongeren zijn een vluchtige doelgroep, zo ook de peer educators. Hoeveel je ook investeert in je pool van peer educators, verloop ga je niet tegen. Naast hun werk als peer educator, zijn deze jongeren in een fase van hun leven waarin zij zich snel ontwikkelen en er veel verandert. Intensieve en minder intensieve studieperiodes wisselen elkaar af, stages en soms al een serieuze baan kijken om de hoek en ook speelt voor een deel van hen het verenigingsleven een belangrijke rol. Bovendien is het een periode van intensief tijd doorbrengen met vrienden, voor sommigen veel feesten en anderen hebben al een serieuze relatie. Als organisatie sta je doorgaans helaas niet op nummer één van hun prioriteitenlijstje. Veel peer educators
haken dan ook niet af doordat zij te oud zijn geworden, maar omdat zij hun tijd anders moeten of willen besteden. Maar dat betekent niet dat zij geen hart meer hebben voor de zaak. In de meeste gevallen hebben jongeren hun tijd als peer educator als zo leuk en interessant ervaren, dat zij zich graag op een lager pitje in blijven zetten voor je organisatie. Onze werving van nieuwe peer educators draait voor een groot deel op de inzet van actieve en oude peer educators. Door mondtot-mond reclame melden veel nieuwe peer educators zich aan. Ook peer educators die actief zijn bij een (studenten) organisatie, brengen hun enthousiasme over op andere jongeren. Zij zetten graag hun netwerk in om ons te helpen in de werving én om tegelijkertijd andere jongeren de kans te geven als peer educator aan de slag te gaan. Eline Noordegraaf, projectleider bij Diversion: ‘Voor een aantal projecten zijn wij op zoek naar peer educators met een specifieke achtergrond; islamitisch, joods of homoseksueel bijvoorbeeld. Doelgroepen die voor veel organisaties lastig te bereiken zijn. In het begin was het voor ons ook een klus om genoeg gekwalificeerde peer educators met zo’n achtergrond te vinden. Ik denk dat de reden dat wij de laatste jaren meer aanmeldingen hebben dan we kwijt kunnen, is dat peer educators hier echt hun ei kwijt kunnen. Er is ruimte voor hun verhalen en ideeën, ze voelen zich hier thuis.’ Zoals eerder beschreven, zijn oudpeer educators voor ons ook een belangrijke partner in onze trainingen. Wij vragen ze hun ervaringen te delen zodat nieuwe peer educators weten wat hen te wachten staat. En wij vragen ze om iets te
125
vertellen of te laten zien waar zij uitzonderlijk goed in zijn, bijvoorbeeld groepsdynamiek of debatten leiden. Peer education voor peer educators dus! Shira Halevi, peer education trainer: ‘Ik ben al jaren geen peer educator meer, maar verzorg wel een deel van de training voor nieuwe peer educators. Daar ga ik vooral in op de praktijk, en ik geef veel voorbeelden vanuit mijn eigen ervaring als peer educator. En omdat ik castingdirector ben in het dagelijks leven, kan ik ze nog een betere feedback geven op hun presentatievaardigheden.’
126
— Verzilveren —
Van rolmodel naar gesprekspartner Door te leren van je ervaringen en het aangaan van een intensieve band met de peer educators, kun je peer education een onderdeel maken van je organisatie. Het spreekt voor zich dat bij succes de methode een vaste plek krijgt in het educatie-, jongeren- en pr-beleid van je organisatie.
d
e volgende stap is niet alleen om de methode, maar ook de peer educators zelf onderdeel te laten zijn van je organisatie. Onze ervaring is dat veel van hen een onalledaagse blik hebben op je organisatie en de activiteiten die je uitvoert. Dit maakt deze jongeren
tot een interessante gesprekspartner die je als organisatie kan helpen een kritische blik op jezelf te werpen, tot creatieve oplossingen te komen en kansen te zien die je zelf niet eerder zag. Zou het niet mooi zijn als de peer educators je kunnen helpen met je
social media strategie of zoals bij het Stedelijk Museum meedenken over je sponsorbeleid (zie Thema magazine Knap kunstje)? Hoe krijg je je organisatie daar warm voor? Wij denken dat je enthousiasme opwekt door collega’s die nog niet met peer educators werken, te betrekken bij je project. Zo creëer je draagvlak binnen je organisatie om de peer educators breder in te zetten dan voor jouw project alleen. Daag je collega’s uit om niet alleen hun vragen bij peer educators neer te leggen, maar ook actief te delen waar zij mee bezig zijn. Wanneer je hen betrekt bij je strategie en toekomstplannen,
127
kunnen zij nog beter meedenken en bovendien het visitekaartje zijn van je organisatie.
128
geef het VoorBeeld Tot slot zouden we graag het volgende mee willen geven: veel organisaties vinden het lastig jongeren op een succesvolle manier te bereiken en te betrekken. Deel daarom je succesverhaal.
V
ertel over je project, en vooral over hoe dit (misschien wel met veel vallen en opstaan) tot stand is gekomen. En vertel dat verhaal samen met je peer educators. Hun beleving en visie kan een openbaring zijn voor anderen. Presenteer deze ervaringen op seminars en congressen, in vakbladen of op een belangrijk moment zoals een nieuwjaarsbijeenkomst of een opening. Laat zien dat jongeren betrekken geen luxe is, maar noodzaak!
129
130
131
132
Peer Projecten.nl
Meer informatie over deze en andere uitgaven kunt u verkrijgen bij: Sdu Klantenservice postbus 20014 2500 EA Den Haag tel.: 070 – 37 89 880 internet: sdu.nl/service Hoofdredactie: Diversion, Kirsten Munk. Redactie: Diversion, Sanne Bakker, Dieuwertje de Graaff, Kim van der Meulen, Laura Walburg. Voorwoord en essays: Johnny Bus, Kai van Hasselt, Joop Hazenberg, Petra Stienen, Aynouk Tan, Sacco van de Velde en Ben Verwaayen. Grafisch ontwerp: Jannemieke Oostra en Martijn Oostra. Fotografie Thema magazines (tenzij anders vermeld): Jannemieke Oostra. Drukwerk: Ten Brink
© Diversion en essayisten, Amsterdam (2011) Dit boek is mede mogelijk gemaakt door het VSBfonds en stichting Whole 9. ISBN: 978 90 12 57340 5 NUR: 840
Meer informatie over de peer education-methode en peer education-projecten is te vinden op peerprojecten.nl. Hier maakt u ook kennis met het PeerPunt, hét loket voor overheden, instellingen en bedrijven die een eigen peer education-programma willen ontwikkelen.
Alle rechten voorbehouden. Alle auteursrechten en databankrechten ten aanzien van deze uitgave worden uitdrukkelijk voorbehouden. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich te wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, stichting-pro.nl). Voor het overnemen van een gedeelte
van deze uitgave ten behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de aanwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden in gestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the publisher’s prior consent. While every effort has been made to ensure the reliability of the information presented in this publication, Sdu Uitgevers neither guarantees the accuracy of the data contained herein nor accepts responsibility for errors or omissions or their consequences.
133
dankwoord w
ij willen graag alle voor dit boek geïnterviewden bedanken voor het delen van hun kennis en ervaringen en Ron Huveneers (Sdu uitgevers) voor zijn wijze raad en ondersteuning.
Ook veel waardering gaat uit naar alle (oud)peer educators en (oud)collega’s van Diversion voor hun bijdragen aan dit boek en de projecten die hierin weergegeven zijn. Verder willen wij alle betrokken welzijnsorganisaties, scholen en docenten bedanken die met ons hebben gepionierd bij het opzetten en ontwikkelen van onze peer education-projecten. Tot slot gaat onze dank uit naar onze partners, opdrachtgevers en overige financiers van alle peer education-projecten. Wij bedanken hen voor hun steun en samenwerking: Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Oost (Amsterdam), Stadsdeel Nieuw West (Amsterdam), Stadsdeel West (Amsterdam), Gemeente Amstelveen, Gemeente Utrecht, Wijkbureau Leidsche Rijn (Utrecht), Gemeente Dordrecht, Gemeente Zaanstad, Gemeente Purmerend, Gemeente Haarlem, Gemeente Den Haag, Stadsdeel Segbroek (Den Haag), Gemeente Rotterdam, Ministerie van VROM, Ministerie
134
van VWS, Ministerie van Justitie & Veiligheid, Provincie Zuid-Holland, Provincie Noord-Holland, Parteon, Mitros, Rutgers WPF, Stichting Kinderpostzegels Nederland, SNS REAAL Fonds, VSBfonds, CREM, de Wijkalliantie, Stedelijk Museum Amsterdam, Bijbels Museum, Skanfonds, Mondriaan Stichting, Haëlla Stichting, Stichting Op Touw en Stichting Whole 9.
Thema Magazine
PEER EDUCATORS & PATTA’S
Sharif Oraby
Peer educators & patta’s
2
Bilal
Abou-Alanwar Peer educators & patta’s
3
Bertine
Moenaff
Dina-Perla Marciano
Peer educators & patta’s
4
Saida
Boudakhana
Sihaam
Ouatouite
Cylia
Engels Peer educators & patta’s
5
Daisy
Sara
Rodrigues
Arnold
Bram
Bakker
Nazire Bocu
Sihaam
Jessica
Ahdid
Zineb
Tihouna
Peer educators & patta’s
6
Stokx
Alice Braun
Nazire Bocu
Leonie Kamps
Daphne Runne
Tim
Savenije
Nurdin
Pattipilohy
Marina Krause
Fatima Maach
Chaggai Kon
Peer educators & patta’s
7
Filippa Stanic
Peer educators & patta’s
8
Ebru
Aydin Peer educators & patta’s
9
Devlin Tiao
Peer educators & patta’s
10
Manel Milad Peer educators & patta’s
11
Evrim
Yazgili
Eline
Kuiper
Peer educators & patta’s
12
Ëyup Öz
Merel Mulder
Peer educators & patta’s
13
Kadir Yilmaz
Peer educators & patta’s
14
Jair
Schalkwijk Peer educators & patta’s
15
Daphna Palache
Najat Bay
Peer educators & patta’s
16
— Peer Education 2.0, Voor de klas op sneakers —
Veel organisaties zijn op zoek naar effectieve methoden om jongeren op een duurzame manier aan zich te binden. Met peer education worden jongeren ingezet om andere jongeren te bereiken. Dit boek geeft inzicht in de historische en wetenschappelijke achtergronden van peer education en zet uitvoerig uiteen wat de methode inhoudt en wat ermee te winnen is. Peer Education 2.0 geeft concrete handvatten voor hoe overheden, instellingen en bedrijven gebruik kunnen maken van deze methode.
Ook inspireert het boek tot nadenken over maatschappelijke vernieuwing. Topman Ben Verwaayen, oud diplomatie Petra Stienen, modejournaliste Aynouk Tan en andere essayisten geven antwoord op de vragen hoe je een nieuwe generatie aan je bindt, je leiderschap onder jongeren stimuleert en wat er te leren valt van commerciële marketingstrategieën. Jarenlange ervaring met het vormgeven van peer education projecten, vormt de basis voor dit boek van Diversion. Het creatieve bureau voor maatschappelijke innovatie adviseert sinds 2003 organisaties over het inzetten van jongeren bij het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Veel van de projecten die zij vormgeeft voor kennisinstituten, musea en maatschappelijke organisaties gaan over thema’s die door jongeren als saai worden ervaren, politiek gevoelig zijn of waar een cultureel taboe op ligt. ‘De leefwereld van jongeren als uitgangspunt
nemen’ en ‘positieve confrontatie aangaan’ zijn de sleutels in haar aanpak bij het bespreekbaar maken van thema’s als homofobie, religieuze verschillen, duurzaamheid en politiek. In dit boek deelt Diversion haar visie op het betrekken van jongeren, geeft zij inspirerende voorbeelden van peer education projecten uit de hele wereld en vertelt zij over haar ervaringen met het opzetten projecten waarin jongeren leidend zijn. SDU Publishing diversion.nl peerprojecten.nl ISBn 978-90-12-57340-5
Peer Projecten.nl