Pedagogische kwaliteit in de klas en de school Panta Rhei lezing, 5 januari 2015 Femke Geijsel Hoogleraar Onderwijskunde, ihb leiderschap en management van onderwijsinstellingen, UvA Directeur Nederlandse School voor Onderwijsmanagement (NSO) Voormalig Lector Pedagogische kwaliteit van het onderwijs aan Hogeschool Windesheim Projectleider Burgerschap en Schoolontwikkeling (met subsidie van RAAK-PRO (OC&W))
Volwassenen in scholen dragen verantwoordelijkheid voor het leren en de ontwikkeling van leerlingen. In deze school, net als in alle andere scholen ter wereld, nemen volwassenen – jullie - dagelijks allerlei beslissingen, kleine en grote, die de ontwikkeling van jonge mensen beïnvloeden. Een belangrijk deel van die verantwoordelijkheid is pedagogisch van aard. Dat komt omdat jonge mensen in deze leeftijd nog onvoldoende bij machte zijn om op een gelijkwaardige voet voor zichzelf op te komen. Ze zijn nog niet volwassen. Het overnemen van de pedagogische verantwoordelijkheid van de ouders ten dienste van het leren van het kind - is de basis van een school. Ouders vertrouwen op pedagogische professionaliteit in scholen. Het is de vraag of onderwijsprofessionals beseffen hoeveel macht ze daarmee in handen hebben. We kennen allemaal wel voorbeelden waarin dit verkeerd gaat. Met kleine of grotere gevolgen. Bijvoorbeeld een docententeam dat besluit dat een leerling geen havo mag gaan doen. De cijfers zouden het misschien net toelaten maar als belangrijkste argument krijgen de leerling en haar ouders meegedeeld: ‘het lerarenteam merkt niet aan haar dat zij er klaar voor is’. Het is echter de vraag of ze die leerling en diens signalen wel goed begrepen hebben. Hebben ze aan de leerling gevraagd? Hebben ze aan de ouders gevraagd hoe zij er tegen aankijken? In dit voorbeeld was dit niet het geval. Als ouders en leerling zit je vervolgens in dubio. Als je voor je kind gaat opkomen, kan dat verkeerd worden uitgelegd: “weer van die ouders die denken dat hun kind alles kan, die te hoge verwachtingen hebben…”. Meestal loopt het goed af, denken we. Als je maar stellig genoeg beweert dat het probleem bij de leerling ligt, passen de leerling en de ouders zich er vaak wel op aan. Mijn eigen kinderen leerden op de basisschool dat er daar naar hen geluisterd werd, dat hun mening en visie ertoe deed, mits ze bereid waren om even op hun beurt te wachten en ze die mening fatsoenlijk onder woorden probeerden te brengen. Dat was bij mijn oudste zoon binnen twee maanden op het voortgezet onderwijs (vmbo/havo) afgelopen. Hij vroeg met enige verbazing thuis: “Er was iets gebeurd in de klas, ik steek netjes mijn vinger op omdat ik daar iets over wilde zeggen, maar ik word klassikaal afgebekt door mijn mentor dat ik me er niet mee te bemoeien had. Is dat normaal?” In de jaren die erop volgde heeft mijn zoon geleerd zich aan te passen en zijn mond te houden. Er waren natuurlijk ook goede leraren op deze school. Het probleem was vooral dat ontkend werd dat er ook dingen verkeerd gaan. Er was een soort geaccepteerde arrogantie. En dus leerde mijn zoon om ja te knikken, terwijl hij nee bedoelde. Het stemde mij treurig. En hem ook wel trouwens. Maar vaak gaat het natuurlijk juist goed. Daar kennen jullie talloze voorbeelden van. Christa stuurde me er een paar: Bijvoorbeeld een jongen die te laat kwam bij het kerstdiner. Hij had wel een schaal met dampende warme hapjes van huis meegenomen. Zijn docent maakte hem een compliment omdat hij er was. Of een docent die met een jongen in gesprek ging over zijn toekomst. Hij wil per se arts worden. Iets anders leek in het eerste gesprek niet bespreekbaar. In het tweede gesprek
vroeg zij hem naar een plan B. Zij gaf als voorbeeld dat haar broer tandheelkunde wilde studeren, maar sommige vrienden uitgeloot werden. Iedereen heeft in Nederland een plan B. De jongen in haar klas bedacht dat hij als plan B misschien assistent van de dokter wilde worden of verpleegkundige. Nog een voorbeeld: Een docent krijgt zijn klas op maandagochtend standaard weer aan het werk door eerst de voetbaluitslagen met hen door te nemen. Het lijkt vaak neer te komen op de ´leuke´ docenten en de gezellige momenten. Maar denk ook eens aan een docent geschiedenis die bekend staat onder de leerlingen als super streng maar leerlingen jaar in jaar uit weet te boeien met een prachtig verhaal bij elke geschiedkundige periode die behandeld wordt. Het zijn die momenten dat leerlingen zin ervaren. Kleine en grotere momenten. Voor hun leermotivatie is dat van belang. Luc Stevens, emeritus hoogleraar orthopedagogiek en algemeen directeur van het Nivoz heeft beargumenteerd dat het op dit soort momenten is dat de school zich als gemeenschap toont. Het zijn de momenten waarop een leerling zich verbonden voelt met die gemeenschap, met zijn school. Het hangt samen met de pedagogische kwaliteit en gaat terug op de moraal van de school. Luc Stevens heeft het over ethos. Die ethos reguleert de gemeenschap, de rest van de regels zijn afgeleiden. Anders gesteld, en daarbij citeer ik Luc Stevens: “Een school met veel regels is geen goede school, want die heeft zijn zaken niet goed geregeld.” Voor de pedagogische kwaliteit van het onderwijs is het is van groot belang dat we onze pedagogische verantwoordelijkheid serieus nemen en het schoolethos niet als vanzelfsprekend beschouwen. Dat we opschrijven dat we ons verantwoordelijk voelen voor het welbevinden, de betrokkenheid èn de resultaten van de leerlingen. Zoals op jullie website waar staat dat jullie de leerlingen goed kennen, omdat je een kleine school bent, en dat jullie je uiterste best doen om samen met hen en ouders/verzorgers eruit te halen wat erin zit. Maar dat vraagt dus wel iets van jullie professionaliteit. Als je dit goed wilt doen, heb je niet alleen je vakkennis op peil te houden maar moet je je ook blijven verdiepen in hoe leerlingen in deze leeftijd leren en zich ontwikkelen. Je kan kijken naar de ‘ongemakken’ die het leren bemoeilijken maar het is natuurlijk zaak om juist ook te kijken naar de kracht van jonge mensen in deze leeftijdsfase en ervoor te zorgen dat er ruimte geboden wordt voor die kracht in de lessen hier op school. Dus vraagt het om een voortdurende evaluatie van jullie pedagogisch-didactische inzet: komen de kracht van deze leerlingen hier tot bloei en recht? Een interessante zienswijze daarbij vind ik in de lezingen van de Duitse pedagoog Thomas Ziehe. Met dank aan mijn collega bij de lerarenopleiding van de UvA, Sarah Blom, inmiddels gepensioneerd, maar zij maakte samenvattingen van lezingen van Ziehe. Ziehe beschrijft het idee van ‘omgedraaide behoeften’. Hij legt uit hoe leerlingen hun verlangens vaak ‘verpakken’, uit schaamte of uit gebrek aan eigenwaarde of omdat ze hulp nodig hebben maar niet bedenken dat je hulp kan vragen of niet weten hoe. Het heeft te maken met het fenomeen dat jongeren in de huidige maatschappij voor zichzelf een eigen wereld creëren, vaak met behulp van sociale media, en zich het liefst
daartoe beperken. Dat maakt dat er een soort noodzaak is dat alles meteen voor hen herkenbaar is. Zonder die herkenbaarheid vinden leerlingen het saai en vallen ze stil. Echter volgens Ziehe zit daar een heimelijk verlangen achter om juist wel uit die wereld gehaald te worden. Het voorbeeld van de voetbaluitslagen aan het begin van de week past hierbij. Dat opent, het geeft ruimte. Ziehe ziet het als taak voor leraren om voor leerlingen hun eigen wereld te openen en te overstijgen en verlangens te ontdekken en dan te gaan leren. Hij beschrijft drie rollen die leraren hiertoe zouden moeten vervullen. Voor mij zijn die drie rollen een inspiratie. Misschien dat het jullie kan helpen om het gesprek over pedagogische kwaliteit met elkaar te voeren. De eerste rol is de leraar als reisleider die leerlingen helpt om een brug te bouwen naar hun cognitieve wereld. Reisleiders nodigen uit tot reizen. Een reisleider verleidt een reiziger om te genieten van het vreemde, het onbekende. Leerstof waar een leerling uit zichzelf nooit zou denken dat dat hem of haar kan interesseren. En de reisleider zorgt er ook voor dat je weer veilig thuis komt. Deze rol veronderstelt ten minste drie didactische inzichten. a. De vreemde werelden moeten niet opgelegd worden als hoogste norm. Het gaat om een speelveld dat door leerlingen betreden en weer verlaten kan worden. b. De eigen belevingswereld van de leerlingen mag niet afgewezen worden. De kennismaking met vreemde betekenisvolle werelden is een aanvulling op de eigen belevingswereld. c. Het tijdelijke verblijf in vreemde betekenisvolle werelden wordt des te aantrekkelijker naarmate er meer cognitieve ‘beloningen’ zijn, zoals het herordenen van voorkennis of overzicht krijgen. Dus als een leerling daarna zegt: aha, nu snap ik het ineens veel beter. De tweede rol is de leraar als ceremoniemeester. Klassen en groepen leerlingen en de leraren daarbij vormen een sociaal systeem. Leraren zijn daarin de ceremoniemeester. Ze zijn verantwoordelijk voor het inrichten van het leerklimaat in dat systeem. Dat betekent enerzijds zorgen voor structuur maar ook daarbinnen zorgen voor ruimte en openheid. De leraar als ceremoniemeester helpt leerlingen om zich minder voor zichzelf of elkaar te schamen en de sociale omgeving als een leeromgeving te gaan benutten. De derde rol is de leraar als motivator en voorbeeld-levensontwerper. Deze rol appelleert aan persoonsvorming, aan identiteitsontwikkeling van leerlingen, aan hoe zij zichzelf zien in relatie tot de ander, tot de wereld. Leerlingen zitten vaak vast in een kortetermijnperspectief. Leerlingen verlangen ernaar trots te kunnen zijn op zichzelf, maar zijn erg gevoelig voor de blik van de ander. De leraar kan de leerling helpen afstand te nemen van die gevoelens door hem aan te moedigen zich voor te stellen hoe het zou zijn als hij experimenteert met zijn mogelijkheden en zijn kansen benut. Stel je eens voor hoe fijn het is als je al gitaar kan spelen… als je astronaut zou zijn…. Als je nu een juist wel op die stage zou gaan… als je nu eens wel besluit om tegen je ouders te zeggen dat je vrachtwagenchauffeur wil worden … De leraar kan leerlingen door zijn persoonlijke stijl laten zien hoe het is om de ontwerper van je eigen leven te zijn. Het gaat er niet om je mening aan leerlingen op te dragen, maar om voorbeelden te geven van momenten in je eigen leven waarop je het ook even niet wist en je toch een besluit nam. “Weet je, toen ik 14 was….“. Denk aan het eerdere voorbeeld over ´plan B´ waarbij de docent refereerde aan haar broer die tandheelkunde wilde studeren. De eigen stijl die je als leraar hebt, je authenticiteit en je eigen levensgeschiedenis, is hierbij van groot belang, als inspiratiebron voor jezelf en
anderen. En ook hierbij gaat het dus om een veilig leerklimaat waarin er regelmatig erkenning en zelfbevestiging kan plaatsvinden, en het strikt genomen niet om de beoordeling van de leerling als persoon gaat. Er zijn verschillende hulpmiddelen om deze rollen te kunnen vervullen: Het is noodzaak om oprechte interesse voor elke leerling te hebben, de leerling als mens te blijven ‘zien’ door oordeel uit te stellen, goed te kijken en vragen te stellen: wat gebeurt hier, waarom gebeurt dat, wat vinden we ervan en wat kunnen we ermee? De dialoog aangaan; leerlingen een stem geven, serieus nemen; binnen een duidelijke structuur. Wij kunnen niet voldoende ‘zien’, als we de leerlingen niet gelegenheid geven hun perspectief toe te lichten. Nog een voorbeeld uit jullie school. Een mentor vierde kerst met zijn klas. Bij het diner vroeg hij alle leerlingen iets te naar voren te brengen wat zij als plezierig hadden ervaren en wat hun wens voor het volgend schooljaar is. … Dat is overigens niet alleen iets dat mentoren kunnen doen. Waarom zou je als docent biologie niet eens te vragen: jongens, welk onderwerp vonden jullie het afgelopen nu echt boeiend? Of: wat beviel je dit jaar goed aan mijn lessen? Waar zou je volgend jaar nog wel eens meer over willen horen, of nog wel eens willen doen? Participatie van leerlingen in de les, hen eerst verleiden om een uitstapje uit hun zelfwereld te maken en hen vervolgens laten meebeslissen; breng leerlingen in de gelegenheid om jou als docent te helpen Want: de maatschappij is niet buiten de school maar zit in je klas, de observaties van leerlingen zijn scherp, maar ze moeten geholpen worden om zich te uiten. Ga dat niet compenseren door zelf als docent alles te bedenken, dat lukt ons toch niet Neem ouders als opvoed- & leerpartners serieus nemen; zij hebben hetzelfde belang in de ontwikkeling van de leerling, en als de thuiswereld en schoolwereld een beetje samenwerken, elk structuur en ruimte bieden, is het ´vluchten voor de nieuwe werelden´ minder makkelijk. En verantwoordelijkheid nemen als leerlingen binnen of buiten school schade wordt aangedaan. Kennen jullie de columns van meester Bart in de Spits? Hij beschrijft best vaak dit soort dilemma’s en het laat zien dat het lastig kan zijn om deze verantwoordelijkheid te nemen, maar we mogen het niet laten. Deze hulpmiddelen kun je maar ten dele ieder voor zich inzetten. Waar ik in deze lezing met name aandacht voor wil vragen is dat pedagogische kwaliteit van het onderwijs maar ten dele door individuele leraren kan worden bewerkstelligd. Samenwerking tussen leraren is een must en daarin moet het gesprek over onderwijskwaliteit en pedagogische kwaliteit een plaats hebben. Op school moet het zo werken dat er: ruimte is om leerling te leren kennen ruimte om de twijfels te benoemen en te onderzoeken voor een oordeel gevormd wordt ruimte om daar ook externen bij te betrekken, niet zozeer als beslissers maar als meekijkers Dit is waar we aan hebben gewerkt in het project Burgerschap en Schoolontwikkeling dat we vanuit Hogeschool Windesheim en in samenwerking met de Hogeschool Arnhem Nijmegen, deze school en op nog drie andere scholen hebben uitgevoerd de afgelopen jaren. Leraren uit verschillende teams en de schoolleiding zijn hiermee aan de slag gegaan en wij hielpen mee.
Dat ging vanuit het idee dat pedagogische kwaliteit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid is in een schoolsysteem. Het gaat dus over ontwikkeling van pedagogische professionaliteit van alle medewerkers (ook het onderwijsondersteunend personeel) en het gaat ook over de ontwikkeling van de school als systeem. En daar gaan schoolleiders over. Ook leidinggevenden in het onderwijs hebben pedagogische verantwoordelijkheid, sterker nog: zij dragen eindverantwoordelijkheid. De meeste leidinggevenden in het onderwijs zijn zich daar zeer bewust van. Maar tegelijkertijd er is niet zo heel veel gesprek gaande onder leidinggevenden in het onderwijs (of sowieso in het onderwijs), over hoe je die verantwoordelijkheid serieus neemt. Het wordt vanzelfsprekend geacht… maar is het dat wel? Het is een beetje omgedraaid als bij veel leraren: die gedragen zich in de relatie met hun leerlingen vaak behoorlijk pedagogisch sterk, kijk maar naar de voorbeelden die we eerder noemden. Maar zijn ze zich daarbij er altijd van bewust dat dit een cruciaal en basaal deel is van leraarschap? Bij leidinggevenden in het onderwijs lijkt het eerder omgedraaid: ze zijn zich bewust van de pedagogische eindverantwoordelijkheid maar het goed inrichten van de communicatie met en onder leraren hierover is een ander verhaal. Ik ken veel schoolleiders die ontevreden zijn over de kwaliteit van lerarenvergaderingen over leerlingen. Ik ken er niet zoveel die daarop in no time grote verbetering van die kwaliteit hebben weten te bewerkstelligen. Ik denk dat leidinggevenden in het onderwijs net als leraren inspiratie kunnen vinden bij de drie rollen van Ziehe. Ook leidinggevenden in het onderwijs zijn reisleiders: ze kunnen leraren helpen om open en nieuwsgierig te zijn en nieuwe ontdekkingen te doen. Bijvoorbeeld door hen te verleiden om kennis te nemen van interessante nieuwe leerpsychologische inzichten of in elke vaksectie een leraar verleiden om een opleiding te gaan doen. Het gaat hier om het stimuleren en uitdragen van onderwijsvisie en het besef van pedagogische verantwoordelijkheid daarin. Daarbij zijn ook leidinggevenden in het onderwijs ceremoniemeesters: zij kunnen arrangeren dat er leraren samen leren. Bijvoorbeeld door het creëren van steeds nieuwe platforms voor dialoog binnen en buiten de school. Nieuwe werkgroepen gericht op onderwijsontwikkeling creëren, waar hier op school natuurlijk voorbeelden van zijn, onder andere in het kader van het project Burgerschap en Schoolontwikkeling. De verantwoordelijkheid van de leidinggevende als ceremoniemeester gaat verder: dit betreft ook de verantwoordelijkheid om het systeem te gaan hervormen daar waar dit systeem systematisch leidt tot belemmeringen van pedagogische kwaliteit en het nemen van verantwoordelijkheid voor het leren en de ontwikkeling van de leerlingen, daar waar het systeem tekort schiet. En ook leidinggevenden in het onderwijs zijn motivator en voorbeeldlevensontwerpers voor leraren, waarbij de stijl van de onderwijsleider ertoe doet. Zij kunnen met hun persoonlijkheid leraren motiveren en hebben voor verbinding zorgen in de schoolgemeenschap. Als leraren zich zelf niet verbonden voelen, kunnen ze er nooit goed voor zorgdragen dat leerlingen zich verbonden voelen. Terwijl die verbondenheid de basis is voor al het leren, zoals Luc Stevens in zijn werk goed weet uit te leggen. Ook gelden in mijn optiek dezelfde hulpmiddelen voor schoolleiders en leraren als voor leraren en leerlingen:
-
-
Zorgen dat je de leraren kent, als mens in deze organisatie, oprechte interesse hebben voor het perspectief van de leraar, het je oordeel uit te stellen en steeds opnieuw open vragen te stellen: wat gebeurt hier, waarom gebeurt dat, wat vinden we ervan en wat kunnen we ermee? De dialoog aangaan; leraren een stem geven en hen in hun professionaliteit serieus nemen; binnen een duidelijke structuur. Participatie van leraren in schoolontwikkeling, hen laten meedenken en meebeslissen; heb in de gelegenheid om de schoolleiding te helpen door het dragen van de gezamenlijke verantwoordelijkheid, en leraren dus ook aanspreken op hun professionele verantwoordelijkheden
Er is wel een belangrijk verschil: in tegenstelling tot leerlingen zijn leraren volwassen en van hen mag dus wel verlangd worden dat zij zich volwassen gedragen en verantwoordelijkheid nemen. Dat ze zelf in staat zijn om na te denken over hun eigen omgedraaid en heimelijke behoeften en dat inbrengen. Systemen nodigen per definitie een beetje uit om dat niet te doen, maar het is je verantwoordelijkheid in een schoolorganisatie om dat wel te doen. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij alle deelnemers in het systeem. De organisatie is niets zonder de mensen. Ik ben van mening dat leraren en leidinggevenden in het onderwijs zich te veel en te vaak hebben verscholen achter het onderwijssysteem: wij kunnen er ook niets aan doen, het bestuur, de gemeente of Den Haag wil het zo... Als je als leraar of onderwijsleider constateert dat een systeem je belemmert om het juiste te doen, en zeker als dat systematisch is, heb je de pedagogische verantwoordelijkheid om openheid en ruimte te zoeken in het systeem om het toch mogelijk te maken en tegelijkertijd het systeem te gaan hervormen zodat je er een volgende keer minder last van hebt. Ik lees daarom graag de recente columns van Aleid Truijens in De Volkskrant. Ik vind haar geluid wel bemoedigend: de leraar aan tafel over de rekentoets en pas op voor het ‘vak’ persoonsvorming. In die lijn vind ik het van het grootste belang dat het gesprek over onderwijskwaliteit ook in de school steeds opnieuw samen gevoerd wordt: waartoe bestaat onze school? Waartoe geven wij in onze school samen onderwijs? Wat willen we daarmee bereiken? Hoe zie je dat terug in onze inrichting? Hoe hoor je dat terug in hoe wij over leerlingen praten? Waar zie je dat wij met leerlingen en ouders praten, want zonder dat kan ons systeem niet goed werken. Waar zijn wij op aanspreekbaar? Dat bepalen jullie samen als volwassenen in deze school omdat jullie samen verantwoordelijkheid dragen voor het leren van jullie leerlingen en daarmee een mooie bijdrage in de ontwikkeling van deze jonge mensen kunnen leveren. Pedagogische kwaliteit van het onderwijs betekent daarom in mijn optiek dat je niet wacht tot een ander voor jou de gelegenheid creëert, maar je hebt je nek uit te steken voor die ene leerling, die ene ouder, die ene klas, maar ook voor die ene collega of dat ene idee. Op een manier dat je er anderen in mee krijgt. Negeren en ‘ach laat ook maar, het zal allemaal wel’ kan niet. Geen slachtoffer zijn van het systeem. Ga staan voor je vak: je bent leraar, je bent schoolleider. Samen met de zorgsector is dit de belangrijkste beroepssector voor het voortbestaan van onze samenleving en van onze wereld. En gelukkig lijkt de tijd er rijp voor te zijn dat dat geluid weer meer gehoord wordt. Maar denk aan de omgedraaide behoeften en heimelijke verlangens. Dus: help elkaar, heb piëteit voor elkaars ongemak. En het vraagt ieders persoonlijke stijl, daar moet je met elkaar dus ook de charme van willen inzien en samen een weg in vinden. Tot slot: Pedagogiek is een van de basisdisciplines in de onderwijskunde, en misschien wel de meest complexe. Grootschalig onderzoek naar effectiviteit van de pedagogische
relatie is door die complexiteit nauwelijks mogelijk. En dus heeft het de afgelopen jaren te veel ontbroken aan aandacht voor de pedagogische basis van de onderwijssector. Maar dat betekent niet dat het in de sector zelf onbesproken moet zijn of genegeerd mag worden. Kortom: pedagogische kwaliteit gaat over het elke keer opnieuw onbevooroordeeld naar de ontwikkeling van jonge mensen kijken, vanuit een besef van pedagogische verantwoordelijkheid. Ik hoop met de rollen van reisleider, ceremoniemeester en motivator een kader te hebben gegeven om dit basale deel van jullie werk aan de orde te stellen. Het is het hart van het onderwijs en dat valt niet te instrumentaliseren; laat dat dan ook niet gebeuren. Als het onderwijs al geïnstrumentaliseerd zou kunnen worden, zijn leraren en schoolleiders zelf nog altijd de belangrijkste instrumenten. Dus: neem het heft in handen, geef onderwijs met hoofd, hart en ziel en laat er geen twijfel over bestaan hoeveel meer dat betekent en brengt dan sec de diploma’s. Tenslotte zijn het niet die diploma’s maar de dragers van de diploma’s die de economie en de samenleving verder ontwikkelen en die voor ons zorgen als wij dat niet meer kunnen. Dat gezegd hebbende, wens ik jullie een mooi 2015 met het beste voor jezelf, jullie leerlingen en de school. Dank voor je aandacht. Femke Geijsel