Pedagogische begeleidingsdienst & BOCO vzw
Verslag doordenkertje: Datagebruik op school Op woensdag 23 september 2015 vond in het Huis van het GO! het eerste doordenkertje van 2015-2016 plaats. Jan Vanhoof (Universiteit Antwerpen) kwam er spreken over informatiegebruik door schoolleiders en leerkrachten.
Lezing door Jan Vanhoof Inleiding Jan Vanhoof heeft ruim zestien jaar academische ervaring en is gespecialiseerd in kwaliteitszorg en onderwijsmanagement. Hij maakt deel uit van onderzoeksgroep EduBRon, verbonden aan het departement Opleidings- en Onderwijswetenschappen (OOW) van de Faculteit Sociale Wetenschappen. De onderzoeksgroep streeft ernaar impact te hebben door kwaliteitsvol, academisch én maatschappelijk relevant, innovatief onderzoek op te zetten. Tijdens dit doordenkertje licht Jan Vanhoof er enkele inzichten uit de bestaande literatuur en recente onderzoeksresultaten uit.
Data of informatie? ‘Informatiegebruik door schoolleiders en leerkrachten’, dat is de titel van het onderzoeksrapport dat EduBRon tussen 2012 en 2014 samenstelde. ‘Informatiegebruik’ staat er, en niet ‘datagebruik’: een belangrijke nuance volgens Jan Vanhoof. Data zijn gegevens zonder legende, zonder context, in tegenstelling tot informatie, die betekenis krijgt door de context waarin ze zich bevindt. Bovendien roept het woord ‘data’ meer weerstand op dan het woord ‘informatie’. Jan Vanhoof pleit er dan ook voor consequent over informatie te spreken.
Tussen droom en werkelijkheid Informatiegebruik op school, het kan beter. Tussen de reële situatie in het Vlaamse onderwijslandschap en het droombeeld van vele onderwijsprofessionals gaapt een kloof. Maar laten we er niet van uitgaan dat die kloof onoverbrugbaar is. Tussen droom en werkelijkheid staan nog heel wat beperkingen, maar er zijn ook mogelijkheden. ‘Hoe kunnen we voor elkaar krijgen wat we willen bereiken? ’ en ‘Welke rol kunnen wij als informatiemakelaar opnemen?’: dit zijn twee essentiële vragen die we ons moeten stellen en die ons al een heel pak verder kunnen brengen dan waar we nu staan. Jan Vanhoof plaatst drie ideeën centraal: •
Breng informatiegebruik naar de klasvloer.
•
Onze leraren zitten hier (nog) niet op te wachten. (Er duiken uiteraard hier en daar mooie initiatieven op, maar stellen dat leerkrachten systematisch vragende partij zijn zou de waarheid oneer aandoen.)
•
U kan – in uw rol als informatiemakelaar – het tij keren.
Pedagogische begeleidingsdienst
1
Informatiegebruik is natuurlijk geen alleenstaand gegeven. Het maakt deel uit van een ruimer plaatje dat we ‘kwaliteitszorg’ noemen. Een gekende tool die bij kwaliteitszorg gebruikt wordt, is de PDCA-cirkel (plan, do, check, act). De meeste leerkrachten zijn keien in plannen (P) en uitvoeren (D), maar hebben nog wat groeimarge op het vlak van controleren (C) en bijsturen (A). Betekenis geven aan de beschikbare gegevens blijkt voor heel wat scholen niet vanzelfsprekend. Ook wordt de PDCA-cirkel nog al te vaak opgehangen aan de ‘grote verhalen’ op schoolniveau, terwijl hij net op het niveau van de klasvloer, op leerkrachtniveau, heel wat zou kunnen bewerkstelligen. Het streefbeeld verruimen is de boodschap. Belangrijk is dat leerkrachten en schoolleiders evolueren tot onderzoekende professionals, en niet tot professionele onderzoekers. Laat dat laatste maar aan Jan Vanhoof en zijn collega’s over. Het lijkt evident, maar is het niet. Soms worden te hoge eisen opgelegd aan scholen, en raakt het evenwicht zoek.
Er is niets zo praktisch als een goede theorie In de praktijk zien leerkrachten vaak de waarde van theorieën niet in. Ondanks dat leerkrachten zich er vaak niet bewust zijn, houden de meesten er echter onbewust wel degelijk een praktijktheorie op na (bv. over wat goed onderwijs is, over hoe je een les goed voorbereidt …). Verwachte veranderingen in gedrag die niet aanleunen bij de eigen praktijktheorie, zullen niet of slechts moeilijk van de grond komen. Informatiegebruik heeft de kracht om theorie én praktijk in vraag te stellen en uit te dagen.
De wetenschappelijke of datateamprocedure De datateamprocedure bestaat uit verschillende stappen: 1 Probleem definiëren 2 Hypotheses opstellen 3 Data verzamelen 4 Controle kwaliteit verzamelde data 5 Data-analyse 6 Interpretatie en conclusie 7 Maatregelen nemen 8 Evalueren Deze procedure, die in wezen overeenkomt met de wetenschappelijke methode, wordt in veel scholen in Nederland toegepast. In Vlaanderen vindt ze moeizamer ingang. Dat je de wetenschappelijke methode hanteert, betekent echter nog niet dat je een professionele onderzoeker wordt. Vragen die je je zou kunnen stellen zijn: • Hebben de leerlingen de lesstof begrepen? • Is mijn instructie succesvol geweest voor verschillende groepen leerlingen? • Wat dien ik te herhalen (bij wie)? • Strookt mijn intuïtief oordeel met de toetsresultaten? • Zijn leerlingen tevreden met mijn aanpak? • Mogen wij tevreden zijn over ons intern/extern rendement?
Pedagogische begeleidingsdienst GO! & BOCO vzw
2
Informatie, een breed concept ‘Informatie’, het blijft een ietwat abstract gegeven. Wat we verstaan we daaronder, welke informatie kunnen we gebruiken? Enkele concrete voorbeelden van bruikbare informatie: • Zelfevaluatieresultaten • Inspectierapporten • Toetsresultaten • Vragenlijsten • Instroom-, doorstroom- en uitstroomgegevens • Observaties • Onderzoeksevidentie (bv. In welke situaties helpt zittenblijven? Welke didactische aanpak is efficiënt?) Ons brein werk tegen De voorbeelden van informatiegebruik klinken allemaal mooi in theorie, maar in praktijk blijkt het niet zo eenvoudig. Ons brein werkt namelijk tegen. Uit de cognitieve psychologie weten we dat ons brein niet is uitgerust om snel in te spelen op veranderingen, in tegendeel: we hebben een natuurlijke aanleg voor het behoud en de instandhouding van bestaande overtuigingen, opvattingen en gedragingen. Ook is er sprake van cognitieve dissonantie: we beschikken al bij al over maar weinig functionele manieren om om te gaan met de spanning tussen bepaalde feiten en onze eigen overtuigingen. We mogen dan ook niet verwachten dat inzichten uit onderzoek meteen impact hebben op de praktijk. Bovendien laten we ons al eens misleiden door onze zintuigen: randverschijnselen belemmeren ons soms een heldere kijk op de werkelijkheid.
Gelukkig(e) onzekerheid Waar ligt de (juiste) balans tussen rationaliteit en intuïtie? Die is soms moeilijk te vinden. Essentieel is dat we rationele, onderbouwde keuzes gaan maken. Net als een scheidsrechter in een voetbalmatch, beschikken we echter niet altijd over alle info om een gefundeerde beslissing te kunnen nemen: sommige info ontbreekt, of wordt beïnvloed door andere factoren. We mogen dan ook niet verwachten dat we lineair evolueren naar 100% rationele keuzes. Maar een evolutie naar meer rationele beslissingen is wenselijk.
Recent OBPWO-onderzoek In het recent OPBWO-onderzoek, waarvan u de samenvatting hier kunt lezen, stonden twee vragen centraal: 1 Welke informatie hanteren schoolleiders en leerkrachten bij het vormgeven aan hun beleid en praktijk? 2 Welke informatiebehoeften bestaan er bij schoolleiders en leerkrachten? Het onderzoek werd gevoerd middels diepte-interviews met schoolleiders en leraren uit 12 basis- en secundaire scholen en een survey waaraan 776 respondenten uit het basisonderwijs en 973 uit het secundair onderwijs deelnamen.
Pedagogische begeleidingsdienst GO! & BOCO vzw
3
Waarom informatie gebruiken? Uit de antwoorden op de vraag ‘Waarom informatie gebruiken?’, blijkt dat redenen uit de cluster schoolontwikkeling (visieontwikkeling, kwaliteitsbewaking, kwaliteitsverbetering) hoger scoren dan redenen uit de cluster verantwoording (intern en extern, proces en product). Dat wijst op een eerder doelgerichte en systematische manier van informatiegebruik. De lage scores voor verantwoorderingsredenen zijn terug te voeren tot de lage frequentie van doorlichtingen door de inspectie (extern) en het ontbreken van een cultuur van horizontale verantwoording (extern naar ouders toe, intern naar collega’s toe). Gebruik van informatie Wanneer het informatiegebruik wordt opgesplitst in enerzijds context, input, proces en output en anderzijds macroniveau (Vlaanderen), regiaal niveau (scholengroep of stad), mesoniveau (school) en microniveau (klas), stellen we vast dat vooral informatie op microniveau gebruikt wordt, met als uitschietsers: • Input – micro, bv. de sociaal-economische achtergrond van de leerlingen • Proces – micro, bv. het didactisch handelen van de leerkracht • Output – micro, bv. de klaspraktijk baseren op de resultaten van de leerlingen Vergelijkende studie Vlaanderen/Nederland Een vergelijkende studie tussen Vlaanderen en Nederland bij telkens zes schoolleiders primair onderwijs toont aan dat Vlaanderen achterophinkt in vergelijking met Nederland op het vlak van instrumenteel gebruik, conceptueel gebruik en strategisch informatiegebruik. Alleen wat symbolisch informatiegebruik betreft scoort Vlaanderen beter dan Nederland. Behoefte aan informatie Wat de informatiebehoefte betreft blijkt dat die vooral zit op de niveaus input – micro, output - macro en output – meso. Op de andere niveaus blijkt de informatiebehoefte heel laag te zijn.
Behoefte aan informatie over kenmerken van leerlingen en hun (schools) functioneren Wat betreft de behoefte aan meer informatie over kenmerken van leerlingen en hun (schools) functioneren blijkt er iets meer behoefte te zijn aan informatie over niet-cognitieve dan over cognitieve prestaties van leerlingen. Ook is de behoefte bij schoolleiders iets groter dan de behoefte bij leerkrachten.
Pedagogische begeleidingsdienst GO! & BOCO vzw
4
Behoefte aan benchmarks De behoefte aan benchmarks, om de cognitieve en niet-cognitieve prestaties van leerlingen te vergelijken met de prestaties van leerlingen uit andere scholen, is niet erg groot.
Behoefte aan meer informatie over onderwijsprocessen De behoefte aan meer informatie over onderwijsprocessen is het meest uitgesproken bij schoolleiders (SL) en op het vlak van de pedagogische aanpak in de klas en de (kwaliteit van de) evaluatieaanpak in de klas.
Organisatiekunde en motivatietheorie Hoe kun je als directeur, middenkader én leraar een impact hebben op het denken en handelen van je medewerkers en collega’s op het vlak van kwaliteitszorg en informatiegebruik? Twee kaders kunnen daarbij als invalshoek dienen: het kader van organisatiekunde (schoolcultuur) en de motivatietheorie. Invalshoek 1: Organisatiekunde - Schoolcultuur Een eerste invalhoek heeft te maken met de schoolcultuur. Die in beweging brengen is geen vanzelfsprekendheid. Vergelijk het met een ijsschots: alleen de top is zichtbaar (de normen en gedragsregels), maar wat daaronder zit is een flink uit de kluiten gewassen en soms moeilijk te bevatten geheel van waarden, opvattingen over wat wenselijk is en onuitgesproken veronderstellingen. Wanneer het bijvoorbeeld normaal is dat leraars achteraan zitten te kletsen tijdens een toelichting door een onderzoeker op een pedagogische studiedag, zegt dat veel over de diepgaandere waarden en veronderstellingen: er wordt niet verwacht dat een onderzoeker hen iets zinvols kan bijbrengen. Enkele voorbeelden van mogelijke assumpties of veronderstellingen zijn: • Wij zijn overtuigd van de waarde van gegevens bij het verbeteren van onderwijs en leren • Als je een beslissing neemt, leg er dan gepaste evidentie naast. • Om te leren moet je nieuwe en uitdagende dingen durven proberen. • De directeur hoeft dit niet in onze plaats te doen (i.t.t. een assumptie als ‘Jef is kwaliteitszorgcoördinator, hij zal dat wel doen.’). • We streven voortdurend naar een beter gebruik van informatie. • Ik durf openlijk communiceren dat ik me kwetsbaar voel bij omgaan met informatie. Invalshoek 2: Motivatietheorie – Waarom gebruik ik informatie? Het kader van de zelfdeterminatietheorie ligt hierbij aan de basis. De mate van autonomie van de motivatie, de hoeveelheid motivatie, het type motivatie en het type regulatie zijn in dit kader de bepalende
Pedagogische begeleidingsdienst GO! & BOCO vzw
5
indicatoren. Gebruikt iemand informatie omdat de directeur dat van hem verwacht, omdat hij zich slecht of beschaamd voelt als hij het niet doet, omdat hij het leuk vindt om dit zelf te doen …? Allemaal bepalend voor de kwaliteit van de motivatie.
Een informatievriendelijke schoolcultuur creëren is sowieso essentieel. Maar hoe doe je dat? Een cultuuromslag gaat niet zonder slag of stoot en heeft onmiskenbaar tijd nodig. Forceren heeft geen zin. Wel kun je met enkele achterliggende principes en overwegingen bijdragen tot de evolutie naar een informatievriendelijke schoolcultuur: 1 Situeer informatiegebruik in een ruime visie op kwaliteitszorg, met gedeelde en realistische verwachtingen. 2 Stel goede vragen voorop en richt je op wat energie heeft. 3 Werk met een leidend team en neem weerstanden ernstig. 4 Maak tijd en middelen vrij voor informatiegebruik. 5 Communiceer en leef de verwachtingen inzake informatiegebruik. 6 Zet het geven van feedback in als sturende en motiverende strategie. 7 Zorg voor goede, relevante en toegankelijke informatie. 8 Expliciteer en verbind de reeds aanwezige kennis en vaardigheden. 9 Haal de blik en de expertise van externen binnen in je klas of school. Vanzelfsprekend kun je niet in één keer al die principes gaan waarmaken. Begin met een gerichte selectie. Meer achtergrondinformatie hierover is te vinden in het hoofdstuk ‘Als schoolleider werken aan randvoorwaarden om tot succesvol informatiegebruik te komen. Van zelfreflectie naar actie’ van de hand van Jan Vanhoof en Stijn Vanhoof uit ‘Handboek Beleidvoerend vermogen’. Situeer informatiegebruik in een ruime visie op kwaliteitszorg, met gedeelde en realistische verwachtingen. Eén van de fundamenten om informatiegebruik ingang te doen vinden is dat informatiegebruik een deelverzameling is van kwaliteitszorg. Het is niets nieuws, maar slechts een stap die je zet in de richting van een optimale kwaliteitszorg. Zeker met het oog op mogelijke weerstanden en met de principes van veranderingsmanagement in het achterhoofd is het cruciaal informatiegebruik niet als iets nieuws voor te stellen. Dat is het tenslotte ook niet. Vanuit die optiek is het ook belangrijk niet overhaast te werk te gaan: kleine succesverhalen zijn essentiëler dan groots opgezette initiatieven die niet voldoende doordacht zijn en daardoor minder kans op slagen hebben. Stel goede vragen voorop en richt je op wat energie geeft. Gerichte vragen helpen je bij het scherpstellen van de focus. Het onderwijs in Vlaanderen is daar helaas niet al te sterk in. Al te vaak wordt rond de kwestie heen gedraaid. De vragen moeten relevant en precies zijn, en inhoudelijk verankerd worden. Vanuit bekommernissen en frustraties vertrekken is een goed beginpunt: als die opgelost geraken, is de actie succesvol geweest. Een belangrijk aspect hierbij is ook dat de ‘autopsie-gerichte’ bril (kijken naar wat er in het verleden gebeurde) wordt afgezet en dat er met een ‘lerend-remediërende’ bril wordt gekken, zodat het informatiegebruik bijdraagt tot de realisatie van de gewenste toekomst. Zorg voor goede, relevante en toegankelijke informatie Wat is ‘goede informatie’? Die vraag is niet generiek te beantwoorden. Goede informatie is namelijk afhankelijk van het doel: bepaalde informatie kan voor het ene doel goed zijn, en voor het andere dan weer Pedagogische begeleidingsdienst GO! & BOCO vzw
6
niet. Afhankelijk van het doel is de behoefte aan informatie dus anders. Om de informatie toegankelijk te maken, is een gebruiksvriendelijk en makkelijk toegankelijk informatiesysteem noodzakelijk. Niet zo’n makkelijke zaak, aangezien de gebruiksvriendelijkheid van ICT-toepassingen vaak te wensen overlaat. Communiceer en leef de verwachtingen inzake informatiegebruik Je kunt niet verwachten dat iedereen in je school zich automatisch bewust wordt van de verwachtingen met betrekking tot informatiebebruik. De ruimere visie en concrete verwachtingen expliciteren en communiceren is dan ook cruciaal. Wie zich inzet en initiatief neemt moet zich gesteund weten, door formele en informele beloning. Verbind en expliciteer de reeds aanwezige kennis en vaardigheden inzake informatiegebruik Bestaande kennis zichtbaar maken is een belangrijk aspect. Ervaringen delen, op een kleinschalige en direct bruikbare manier, is cruciaal. Op zich is dat al een vorm van informatiegebruik. Mensen leren het meest van elkaar door ervaringen te delen op een informele manier. Het bijwonen van een doordenkertje zoals dit is eigenlijk niet de meest efficiënte manier om aan kennisdeling te doen. Dialoog en reflectie dragen veel meer bij.
De essentie Wat is nu essentie van dit boeiende betoog volgens Jan Vanhoof? • • • •
Weet wat je wil. Wat betekent informatiegebruik voor ons? Krijg vat op cultuur/motivatie. Zie kwaliteitszorg en informatiegebruik als middel tot reflectie en probleemoplossing. Bekijk informatiegebruik als een volgende stap, niet als een nieuwe stap.
Reacties uit het publiek •
•
•
We onthouden vooral dat het belangrijk is informatiegebruik niet als iets nieuws te presenteren, als iets dat er alweer bij komt. We moeten in kaart brengen dat we het al doen en wat dat dan exact inhoudt, in het breder kader van de kwaliteitszorg. Ook vertrekken vanuit de eigen behoeften van de school zien we als een cruciaal vertrekpunt om de visie en doelstellingen te kunnen realiseren. Jan Vanhoof geeft nog mee dat hij dit verhaal ook bij de Onderwijsinspectie gebracht heeft, dat het niets nieuws is, maar integraal deel uitmaakt van kwaliteitszorg, iets waar scholen intussen mee vertrouwd zijn. Hopelijk communiceert de Onderwijsinspectie dit ook op die manier in hun contacten met scholen. Om informatie te gebruiken, moet de informatie er eerst zijn. Waar gaan we de nodige gegevens halen? Jan Vanhoof: Er circuleert nog betrekkelijk weinig info. Vlaanderen heeft gekozen voor vrijheid van onderwijs, waarbij best veel aan de koepels wordt overgelaten. Wat het ter beschikking stellen van data betreft, mag het wel wat meer zijn. Het water is aan beide zijden echter nogal diep. Zo komen gestandaardiseerde toetsen niet van de grond, mede door de vrijheid van onderwijs. We zouden meer kunnen weten dan we nu weten. Belangrijk hierbij is ook dat we niet te veel druk op de schouders van de scholen mogen leggen. Gestandaardiseerde toetsing zou op bovenkoepelniveau moeten ontwikkeld worden, in nauwe samenwerking met de academische wereld. Is de situatie in het buitenland beter? Jan Vanhoof: In onze buurlanden bestaan er gestandaardiseerde toetsen. In dat opzicht is het in het buitenland alvast beter. Maar de cruciale vraag is natuurlijk wat er met die gestandaardiseerde toetsing gebeurd. Wat dat betreft zien we in het buitenland ook situaties waar we in Vlaanderen beter geen voorbeeld aan nemen. We moeten slim genoeg zijn om de nadelen te omzeilen, zoals de informatie niet publiek maken, om te vermijden dat er publieke rankings worden opgesteld van ‘goede’ en ‘slechte’ scholen, louter op basis van de outputgegevens. In geen enkel buurland was het overigens de beslissing van de overheid om alle gegevens publiek te maken. De openbaarheid van bestuur dwong hen daar echter toe, met alle gevolgen van dien: journalisten maakte de gegevens bekend (met vooral aandacht
Pedagogische begeleidingsdienst GO! & BOCO vzw
7
•
•
•
•
voor de uitschieters uiteraard) en de overheid holde achter de feiten aan. Daar moeten we ons in Vlaanderen voor wapenen. We hebben ook nood aan informatie over het onderwijsleerproces en het welbevinden bij leerlingen. We mogen geen abstractie maken van de instroom en ons louter focussen op de outputgegevens. Dat is een valkuil waar we bij gestandaardiseerde toetsing voor moeten opletten. Jan Vanhoof bevestigt dat je niet alleen mag meten wat er op het einde is, maar dat ook de instroomkenmerken belangrijk zijn. Hoe kun je het resultaat van mensen die arbeidsmarktgerichte opleidingen volgen kwantificeren (geen universiteitsresultaten)? Jan Vanhoof: Eerst een algemene bedenking: De houding ten opzichte van arbeidsmarktgerichte opleidingen is nog altijd vaak bedroevend, zo blijkt onder andere uit interviews die studenten bij leerlingen in het secundair onderwijs zijn gaan afnemen. De studenten informeerden naar hoe leerkrachten praatten over de verschillende onderwijsrichtingen in aso, tso, bso … We mogen ons geen te grote illusies maken over wat op beleidsniveau aan hervormingen voorbereid wordt: een mentaliteitswijziging gebeurt niet van vandaag op morgen. Om terug te komen op de vraag: De indicator ‘slaagkans hoger onderwijs’ is heel erg socio-economisch bepaald en zou dan ook beter niet zonder meer mogen gehanteerd worden als indicator voor schoolkwaliteit. De nodige expertise om info te verzamelen en correct te interpreteren ontbreekt voor een stuk bij leerkrachten. Jan Vanhoof looft het feit dat de Pedagogische begeleidingsdienst het initiatief neemt om de bestaande instrumenten te bundelen en te ontsluiten naar de scholen toe. Het stellen van de juiste diagnose, het juist interpreteren van data blijft ongetwijfeld de grootste uitdaging. Wat zijn de kenmerken van een ideale kwaliteitszorgcoördinator? Jan Vanhoof: De ideale kwaliteitszorgcoördinator is zeker niet iemand die alle kwaliteitszorg uit handen van de collega’s neemt. Het is wel iemand die zorgt voor een passende cultuur om aan kwaliteitszorg en informatiegebruik te doen. Het gaat vooral om sociaal-menselijke processen die in goede banen moeten geleid worden.
Pedagogische begeleidingsdienst GO! & BOCO vzw
8