Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs
Werkingscode vzw Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs 2014_06_06 In uitvoering van artikel 15 § 3 van het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 worden in deze werkingscode een aantal werkingsregels vastgelegd die de leden van de vzw PBDKO in acht zullen nemen tegenover de instellingen en hun personeelsleden bij de uitoefening van hun decretale opdrachten. 1 2 3
4 5 6 7 8
1
TOEPASSINGSGEBIED MISSIE OPDRACHTEN 3.1 Decretale opdrachten 3.2 Concretisering 3.3 Aandachtspunten DIENSTVERLENING 4.1 Werkingsprincipes 4.2 Beroepseigen aanpak BEGELEIDINGSPROCES DEONTOLOGIE SAMENWERKING MET ANDERE ONDERWIJSONDERSTEUNENDE DIENSTEN KLACHTENPROCEDURE
TOEPASSINGSGEBIED
De werkingscode is van toepassing op alle pedagogisch begeleiders die werken onder de leiding, het toezicht en het gezag van de vzw PBDKO, hetzij als pedagogisch adviseur, hetzij binnen het contingent verloven voor (bijzondere) opdracht toegekend aan de vzw PBDKO, hetzij vanuit andere middelen (bv. projecten SNPB, BPTuren, …) Pedagogische ondersteuning wordt verleend op verschillende niveaus, de vzw PBDKO is georganiseerd in diverse geledingen namelijk:
de diocesane pedagogische begeleidingsdiensten: de diocesane pedagogische begeleidingsdienst van Antwerpen, Brugge, Gent, Hasselt en Mechelen-Brussel; de congregationele pedagogische begeleidingsdiensten: de pedagogische begeleidingsdienst van de Jezuïeten, de Salesianen van Don Bosco, de Broeders van Liefde en het Vlaams Lasalliaans Perspectief; de centrale pedagogische begeleidingsdiensten van de verbonden en diensten: de pedagogische begeleidingsdienst van VVKBaO, VVKBuO, VVKSO en VDKVO en de stafdienst PBDKO; de pedagogische begeleidingsdienst van VCLB.
De werkingscode regelt het werken van de pedagogisch begeleider in relatie tot alle instellingen en hun personeelsleden1 die een beroep doen op de diensten van de vzw PBDKO.
1
Voor het vak rooms-katholieke godsdienst wordt voor de invulling van de opdrachten van de pedagogische begeleiding een beroep gedaan op de inspecteurs-adviseurs RKG.
PBDKO, Werkingscode vzw Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs, 2014_06_06
Blz. 1
Wanneer in deze tekst gesproken wordt over instellingen, dan worden de scholen, de scholengemeenschappen, de centra voor deeltijds onderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs, de centra voor leerlingenbegeleiding en andere netwerken van instellingen met hun (school)bestuur/inrichtende bestuur bedoeld. Wanneer in de tekst gesproken wordt over onderwijsactiviteiten of onderwijskwaliteit, dan worden hier voor wat betreft de pedagogische begeleidingsdienst van VCLB - de activiteiten inzake leerlingenbegeleiding of kwaliteit van leerlingenbegeleiding bedoeld. 2
MISSIE
De vzw PBDKO bepaalt haar begeleidingsopdracht vanuit het opvoedingsconcept van het katholiek onderwijs, zoals geformuleerd in de opdrachtverklaring van het katholiek onderwijs en conform de bepalingen van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs. De pedagogische begeleidingsdienst van het katholiek onderwijs staat in voor de externe professionele ondersteuning van de instellingen in hun zorg voor de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten bij de uitvoering van hun opvoedingsproject. 3
OPDRACHTEN
3.1
Decretale opdrachten
In artikel 15 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs worden de decretale opdrachten opgesomd. §1. De pedagogische begeleidingsdiensten hebben de volgende opdrachten: 1° de onderwijsinstellingen in kwestie ondersteunen bij de realisatie van hun eigen pedagogisch of agogisch project en de CLB’s in kwestie ondersteunen bij de realisatie van hun eigen missie en hun eigen begeleidingsproject; 2° de onderwijsinstellingen en de CLB’s in kwestie ondersteunen bij het bevorderen van hun onderwijskwaliteit, respectievelijk de kwaliteit van hun leerlingenbegeleiding en bij hun ontwikkeling tot professionele lerende organisatie door: a) netwerkvorming te bevorderen en netwerken te ondersteunen; b) leidinggevenden te ondersteunen of te vormen; c) de beroepsbekwaamheid van de personeelsleden te ondersteunen binnen een instelling en instellingsoverstijgend met bijzondere aandacht voor beginnende personeelsleden en personeelsleden met specifieke opdrachten; d) het beleidsvoerend vermogen van instellingen te versterken; e) de kwaliteitszorg van instellingen te ondersteunen; 3° op verzoek van het bestuur van de instelling de instelling ondersteunen en begeleiden bij de uitwerking van de aangegeven actiepunten na een doorlichting; 4° onderwijsinnovaties aanreiken, stimuleren en ondersteunen; 5° aanbodgerichte nascholingsactiviteiten aanreiken en aansturen met inbegrip van de nascholing van directies; 6° met verscheidene onderwijsactoren op verschillende niveaus overleggen over onderwijskwaliteit en de kwaliteit van de leerlingenbegeleiding; 7° participeren aan de aansturing of opvolging van ondersteuningsinitiatieven georganiseerd of gesubsidieerd door de Vlaamse Regering die als doelstelling het ondersteunen van instellingen, leerkrachten of begeleiders hebben. §2. Iedere pedagogische begeleidingsdienst stelt driejaarlijks een begeleidingsplan op voor de volgende drie schooljaren. De pedagogische begeleidingsdienst deelt dat begeleidingsplan mee aan de instellingen en aan de Vlaamse Regering.
PBDKO, Werkingscode vzw Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs, 2014_06_06
Blz. 2
Jaarlijks rapporteren de pedagogische begeleidingsdiensten aan de Vlaamse Regering over de activiteiten van het vorige schooljaar, met inbegrip van een financiële verantwoording over de ontvangen werkingsmiddelen. §3. Iedere pedagogische begeleidingsdienst stelt een werkingscode op en maakt die bekend bij de instellingen en hun personeelsleden. §4. Elke pedagogische begeleidingsdienst onderzoekt en bewaakt op systematische wijze haar eigen kwaliteit. De pedagogische begeleidingsdienst kiest zelf de wijze waarop zij dit doet. 3.2
Concretisering
De vzw PBDKO verstrekt informatie, geeft advies en biedt ondersteuning bij onderwijskundige, pedagogische en schoolorganisatorische materies. Het kan gaan om zowel instellingsgebonden als instellingsoverstijgende begeleiding, leergebied/vakoverschrijdende als leergebied/vak- of klas/teamgerichte begeleiding, centrumondersteuning. Het verhogen van het beleidsvoerend vermogen, de bevordering van de onderwijskwaliteit van de instellingen, de kwaliteit van de leerlingenbegeleiding en de versterking van de beroepsbekwaamheid van de personeelsleden staan hierin centraal. 3.3
Aandachtspunten
De bevoegdheid van de pedagogisch begeleider richt zich tot het (ped)agogische domein in de brede zin van het woord. Voor vragen betreffende administratieve, juridische en aanverwante problemen wordt de vraagsteller doorverwezen naar de bevoegde diensten en personen in het katholiek onderwijs. Een pedagogisch begeleider is geen evaluator van personeelsleden van de instelling2. Begeleidingsinterventies zijn altijd gericht op de professionele ontwikkeling van het/de personeelslid/-leden. De pedagogisch begeleider kan wel objectieve vaststellingen doen en hierover verslag uitbrengen. Hij is verantwoordelijk voor zijn vaststellingen en zijn communicatie, niet voor de conclusies die anderen daaruit trekken. 4
DIENSTVERLENING
4.1
Werkingsprincipes
De vzw PBDKO werkt volgens onderstaande principes:
De vzw PBDKO gaat uit van het emancipatorisch principe waarbij de eigenheid van elke instelling centraal staat. De begeleiding respecteert de autonomie en stimuleert de verantwoordelijkheidszin van elke instelling. De instelling wordt in staat geacht haar verantwoordelijkheid op te nemen, een eigen dynamiek te ontwikkelen en een eigen beleid te voeren.
De vzw PBDKO werkt procesmatig en ontwikkelingsgericht. Hierbij stelt de vzw PBDKO zich ondersteunend, dienstverlenend en luisterend op.
De vzw PBDKO erkent en bevestigt de eigenheid waarbinnen de instellingen het christelijk opvoedingsconcept concretiseren. Bij de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten in een instelling vertrekt de pedagogisch begeleider vanuit het opvoedingsconcept van het katholiek onderwijs en houdt hij nadrukkelijk rekening met het eigen opvoedingsproject van de instelling.
De vzw PBDKO werkt volgens het principe van de subsidiariteit. Dit betekent dat de beslissing genomen wordt op het meest geschikte niveau, namelijk daar waar deze het meest effectief en efficiënt is.
De vzw PBDKO voert een participatief beleid waarbij alle leden van de pedagogische begeleidingsdienst en de instellingen actief betrokken zijn.
De vzw PBDKO treedt op in een begeleidingscultuur van vraaggestuurde begeleiding waarbij de vraag wordt gestuurd door de instellingen. Complementair aan de vraaggestuurde begeleiding verzorgt de vzw PBDKO een verzekerd aanbod, dat aanbod wordt geconcretiseerd in het begeleidingsplan. Alle
2 Zie het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding.
PBDKO, Werkingscode vzw Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs, 2014_06_06
Blz. 3
activiteiten worden bij uitvoering toegespitst op en omgeplooid naar de vraag en nood van de school, vertrekkend vanuit de (begin)situatie van de doelgroep. 4.2
Beroepseigen aanpak
De pedagogisch begeleider hanteert bij de externe ondersteuning een beroepseigen aanpak. Die realiseert hij door:
goede contacten met personeelsleden, directie en inrichtend bestuur van de instellingen te onderhouden;
overleg met directie en eventueel inrichtend bestuur over de ondersteuningsvraag van de instelling en het ondersteuningsaanbod van de (ped)agogische begeleiding; het verloop van het ondersteuningsproces en de evaluatie staan hierbij centraal; de neerslag van deze bespreking kan resulteren in een begeleidingsovereenkomst;
zijn functioneren in een collegiaal werkverband: vanuit dit werkverband wordt, steunend op het begeleidingsplan, de begeleiding van de instellingen georganiseerd; hij ontwikkelt de nodige zelfstandigheid bij het invullen, het opvolgen en het evalueren van de geplande begeleidingsactiviteiten;
onderling overleg en afspraken tussen pedagogisch begeleiders die in eenzelfde instelling de ondersteuning verzorgen;
een gedifferentieerde aanpak naargelang van het onderwijsniveau, de taak, de mogelijkheden en de deskundigheid van de betrokken personeelsleden en het beleidsvoerend vermogen van de instelling;
te werken conform de cultuur van en de afspraken binnen de geleding.
5
BEGELEIDINGSPROCES
De externe ondersteuning van een instelling gebeurt op vraag van de directeur of het inrichtend bestuur3. Indien de vraag niet van hen uitgaat, wordt de begeleidingsvraag met de directeur besproken. De pedagogische begeleidingsdienst opteert voor begeleiding op de (klas)vloer en voor een sterke aanwezigheid in de instelling via klassenbezoeken, deelname aan vakgroep-, personeels- en teamvergaderingen, dieptegesprekken met directie- en stafleden, actieve deelname aan netwerken,… De pedagogisch begeleider registreert alle begeleidingsactiviteiten in zijn dagboek4. Volgens afspraak binnen de geleding houdt de begeleider meer gegevens bij over de interventies. Op het eind van het begeleidingstraject zorgt de begeleider in samenspraak met het/de betrokken personeelslid/-leden voor de terugkoppeling naar de directie of het inrichtend bestuur. Alle documenten die de pedagogisch begeleider ontvangt van de instelling of het/de personeelslid/-leden, zal hij als vertrouwelijke documenten behandelen5. De dienstverlening van de pedagogische begeleidingsdienst is kosteloos voor de instelling. Als een instelling de afspraken niet nakomt, kan een begeleider zijn activiteiten opschorten of stopzetten in afspraak met de hoofdbegeleider en de directeur van zijn geleding. Deze plegen overleg met het betrokken inrichtend bestuur. 6
DEONTOLOGIE
De pedagogisch begeleider hanteert de missie en de visie van de vzw PBDKO als uitgangspunt bij zijn professioneel handelen. Hij gaat daarbij uit van volgende waarden:
respect;
3
Het inrichtend bestuur is het schoolbestuur in het basisonderwijs, de inrichtende macht in het secundair onderwijs en het centrumbestuur in het volwassenenonderwijs. 4 De pedagogisch begeleiders van VCLB maken gebruik van een logboek voor de registratie van een deel van hun activiteiten. 5 Bv. het zelfreflectiedocument dat het personeelslid opstelt naar aanleiding van een begeleidingsinterventie van de pedagogisch begeleider is eigendom van het personeelslid zelf. Het zelfevaluatierapport na het zelfevaluatietraject van een school is eigendom van de school. De school bepaalt wie dit document kan inzien of ontvangen. PBDKO, Werkingscode vzw Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs, 2014_06_06
Blz. 4
samenwerking; professioneel handelen; discretie; betrokkenheid.
Pedagogisch begeleiders van de diocesane, congregationele en centrale begeleidingsdiensten kunnen geen lid zijn van een inrichtend bestuur van een onderwijsinstelling. Pedagogisch begeleiders van VCLB kunnen geen lid zijn van het inrichtend bestuur van een CLB. Op deze manier wordt de onafhankelijkheid van de pedagogisch begeleider gegarandeerd. Hij kan wel ad hoc als adviseur of raadgever optreden.6 Het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding bepaalt dat de pedagogisch begeleider onder de verplichting van het ambtsgeheim valt (zie inzonderheid artikel 14). Het ambtsgeheim of de discretieplicht is de verplichting om bij het uitoefenen van een ambt geen vertrouwelijke gegevens vrij te geven aan anderen dan diegenen die het recht hebben er kennis van te nemen. Dit impliceert dat de pedagogisch begeleider discreet moet omgaan met de vertrouwelijke informatie die hij verkrijgt maar dat hij geen zwijgrecht kan inroepen ten aanzien van zijn hiërarchische meerdere of collega’s. Tegenover betrokken instellingen en inrichtende besturen geldt dat als een bepaald gegeven invloed heeft op de werking van de instelling, een begeleider de informatie bezorgt aan het inrichtend bestuur. Dit wordt telkens opnieuw afgewogen rekening houdend met de concrete situatie. Pedagogisch begeleiders zijn niet aanwezig bij verifiëringsgesprekken na een doorlichting. De begeleider kan wel hulp bieden bij de voorbereiding van een dergelijk gesprek. Op vraag van het inrichtend bestuur van een instelling kan de pedagogische begeleiding instellingen ondersteunen bij de opvolging van werkpunten die door de inspectie in het doorlichtingsverslag zijn aangegeven. In dit geval stelt de instelling het doorlichtingsverslag ter beschikking van de pedagogische begeleiding. Pedagogisch begeleiders hebben geen formeel contact met de leden van de inspectie. Pedagogisch begeleiders kunnen niet deelnemen aan interne beroepscommissies. Uitzonderlijk kunnen zij als expert gehoord worden. Als een pedagogisch begeleider, binnen zijn opdracht, een vorming/nascholing/cursus geeft, kan dit enkel in afspraak met de directeur en worden eventuele baten aan de vzw PBDKO bezorgd. Een pedagogisch begeleider brengt de deontologische onafhankelijkheid in het gedrang als hij als adviseur/auteur bij een uitgeverij bekend is in scholen. Een pedagogisch begeleider stelt nooit de eigen gemaakte handboeken of de ontwikkelde didactische software voor, is niet aanwezig op de voorstelling ervan en dringt nooit de eigen gemaakte handboeken of de ontwikkelde didactische software op maar integendeel is erg terughoudend t.o.v. de eigen gemaakte handboeken. 7
SAMENWERKING MET ANDERE ONDERWIJSONDERSTEUNENDE DIENSTEN
De vzw PBDKO wil nauw samenwerken met de andere onderwijsondersteunende diensten: pedagogische begeleidingsdiensten, nascholings- en CLB-centra. Binnen het katholiek onderwijs zijn DNI, de diocesane en congregationele nascholingscentra7, de inspecteursadviseurs RKG, de Vrije-CLB-koepel vzw en de VCLB-centra de bevoorrechte partners van de vzw PBDKO. Pedagogische begeleidingsdiensten van de andere netten en inspectie hebben een verschillende verantwoordelijkheid. Er wordt samengewerkt met de andere pedagogische begeleidingsdiensten op het niveau van de vzw PBDKO. De samenwerking met de inspectie verloopt via het formele overleg begeleidingsdiensten - inspectie. 8
KLACHTENPROCEDURE
Indien een instelling een klacht heeft in verband met het optreden van een pedagogisch begeleider, wordt in eerste instantie contact opgenomen met de directeur van de geleding. De directeur zal een overleg
6
Dit gaat in op 1 september van het schooljaar volgend op de goedkeuring van de werkingscode door de Raad van Bestuur van de vzw PBDKO. Er wordt voorzien in een overgangsperiode van drie schooljaren. 7 De diocesane nascholingscentra zijn Eeckhoutcentrum, VicOG vzw, Dinac, Pond, Ond Mechelen-Brussel; de congregationele nascholingscentra zijn het Vormingscentrum Guislain en Don Bosco Vorming & Animatie. PBDKO, Werkingscode vzw Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs, 2014_06_06
Blz. 5
organiseren met de betrokken partijen om samen naar een oplossing te zoeken. Van het overleg wordt een verslag gemaakt dat door alle aanwezigen voor kennisname wordt ondertekend. Het verslag wordt aan alle betrokkenen bezorgd. Indien het overleg niet tot het gewenste resultaat leidt, kan er binnen een periode van 20 kalenderdagen een formele klacht worden ingediend bij de directeur PBDKO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel. De directeur PBDKO bezorgt de klacht zo snel mogelijk aan de persoon die bevoegd is om eventuele verdere stappen in het kader van het Decreet Rechtspositie te ondernemen.
PBDKO, Werkingscode vzw Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek Onderwijs, 2014_06_06
Blz. 6