Pedagogisch werkplan De kleine Prins 2 tot 4 jaar
Onderdeel van: Kinderdagverblijf Buitenpret B.V. Prinses Margrietstraat 5 4023 AD Rijswijk GLD Tel: 0345 502536
1
Hoofdstuk 1 De visie vanuit de organisatie
5
1.1 De visie vanuit de organisatie
5
1.2 Visie peuterspeelleergroep De kleine Prins
6
1.3 Samen leren
6
1.4 Totaalprogramma Uk & Puk
6
Hoofdstuk 2 Plaatsing
7
2.1 Peuters met recht op deelname VVE (Voor- en vroegschoolse educatie)
7
2.2 Werkoverleg
7
2.3 Kennismaking met de peuterspeelleergroep
7
2.4 Intakegesprek
7
2.5 Ophalen door derden
8
2.6 Achterwacht en aanwezigheid van andere volwassenen
8
Hoofdstuk 3 De dagindeling
9
3.1 De dagindeling
9
3.2 Contact en ruimte
10
3.3 Uitstapjes
10
3.4 De binnenruimte
11
3.5 De buitenruimte
11
3.6 Het speelmateriaal en zijn functies
11
Hoofdstuk 4 Eten en drinken
13
4.1 Diëten en allergieën
13
4.2 Verjaardag kind
13
4.3 Verjaardag pedagogisch medewerker
13
4.4 Verjaardag ouders
13
4.5 Geboorte
13
4.6 Sinterklaas, Kerstfeest, Pasen en familiedag
13
Hoofdstuk 5 Toiletgebruik en zindelijkheidstraining
14
5.1 Toiletgebruik en zindelijkheidstraining
14
5.2 Luiers / luierdoekjes
14
Hoofdstuk 6 Het kind
15
6.1 Observeersysteem Zo doe ik
15
6.2 Observeersysteem De Peuter-estafette
16
6.3 Zieke kinderen
16
6.4 Medicijngebruik
16
6.5 Kinderparticipatie
17
6.6 Mediagebruik
17
6.7 Taalgebruik
17
2
6.8 Pedagogische houding van de pedagogisch medewerker
17
6.9 Signaleren van stoornissen
18
6.10 Doorverwijzen
18
Hoofdstuk 7 informatie uitwisseling
19
7.1 Schriftelijke informatie
19
7.2 Mondelinge informatie
19
7.3 Oudercommissie
19
7.4 Ouderbijeenkomsten
20
7.5 Klachtenprocedure
20
7.6 Klanttevredenheidsonderzoek
20
7.7 Pedagogisch beleidsplan
20
7.8 Opzeggen en verlengen van de plaats op de peuterspeelleergroep
20
7.9 Het gebruik van de Meldcode Huiselijk Geweld kindermishandeling
20
Hoofdstuk 8 Veiligheid en hygiëne
21
8.1 Bedrijfshulpverlening en EHBO
21
8.2 Jaarlijkse GGD inspectie
21
8.3 Veiligheidsmaatregelen
21
3
Voorwoord, Kinderdagverblijf Buitenpret wil kwalitatief goede kinderopvang bieden. Door kritisch te blijven kijken naar ons pedagogisch handelen proberen wij de kwaliteit constant te verbeteren en stellen het bij wanneer daar aanleiding toe is. In het pedagogisch beleid komt tot uitdrukking hoe wij met kinderen omgaan en waarom wij dat zo doen. Per groep is dan ook een pedagogisch werkplan gemaakt. In dit werkplan beschrijven wij hoe we willen werken aan de vier competenties die genoemd worden in de Wet Kinderopvang, namelijk: de emotionele veiligheid, persoonlijke competentie, sociale competentie en de overdracht van waarden en normen. Ouders ontvangen standaard het pedagogisch beleid en het pedagogisch werkplan bij aanvang van het contract en kunnen deze via de website van het kinderdagverblijf inlezen en downloaden. Wij willen benadrukken dat dit werkplan altijd in ontwikkeling blijft en aangepast wordt indien er nieuwe afspraken gemaakt worden. Alle protocollen waar in dit werkplan naar worden verwezen, liggen ter inzage op het kinderdagverblijf en kunnen op verzoek altijd worden ingezien.
4
Hoofdstuk 1 De visie vanuit de organisatie 1.1 De visie vanuit de organisatie Ouders/ verzorgers dragen de zorg voor en de opvoeding van hun kind(eren) tijdelijk aan ons over. De pedagogisch medewerkers zijn zich dan ook bewust van hun (grote) verantwoordelijkheid en nemen deze taak met veel plezier, positieve energie en deskundigheid op zich. Dit pedagogisch werkplan is gebaseerd op de vier pedagogische basisdoelen die in de Wet Kinderopvang zijn omschreven. Deze doelen zijn gericht op het geven aan kinderen van: Een gevoel van emotionele veiligheid. Gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie. Gelegenheid tot het ontwikkelen van sociale competentie. De kans om zich waarden en normen, de cultuur van een samenleving, eigen te maken. Wij willen kinderen begeleiden in een klimaat van (emotionele en lichamelijke) veiligheid. De basis van al het handelen van de pedagogisch medewerkers is het bieden van een gevoel van veiligheid aan het kind. Hierbij is een vertrouwensrelatie met de pedagogisch medewerker onmisbaar. Vaste rituelen, ritme en regels zorgen ervoor dat kinderen zich zeker voelen. Vanuit een veilige basis durven en kunnen zij de wereld te gaan ontdekken. Wij willen kinderen helpen zichzelf te leren kennen, zelfstandig te worden en een positief zelfbeeld te hebben (persoonlijke competentie). Ieder kind is uniek en waardevol. Wij accepteren kinderen zoals ze zijn en hebben vertrouwen in het vermogen van kinderen. Kinderen hebben vanaf de geboorte een innerlijke motivatie om te leren lopen, praten en contact te maken met anderen. Zij leren wat nodig is voor het leven. Kinderen leren binnen het eigen vermogen, tempo en op een geheel eigen wijze. Het eigen en unieke ontwikkelingstempo van het kind is voor ons maatgevend in de begeleiding van de kinderen. Kinderen worden in hun ontwikkeling gestimuleerd, (bijvoorbeeld leren puzzelen), de verstandelijke ontwikkeling (bijvoorbeeld leren praten) en emotionele ontwikkeling (bijvoorbeeld leren opkomen voor jezelf). Wij willen kinderen ruimte bieden om sociale ervaringen op te doen, waardoor sociale vaardigheden verworven worden (sociale competentie). Elk kind krijgt individuele zorg en aandacht. Ook de groep heeft een belangrijke functie want kinderen maken deel uit van een samenleving. Het kinderdagverblijf is als het ware een samenleving in het klein waar kinderen kunnen oefenen. Dit gaat letterlijk en figuurlijk met vallen en opstaan. Kinderen leren van elkaar. Het kennismaken met andere volwassenen en kinderen, het respecteren van anderen en het opkomen voor eigen belang zijn belangrijke toegevoegde waarden van het samenzijn in een groep. In de groep worden deze vaardigheden gestimuleerd door bijvoorbeeld elkaar te helpen, speelgoed samen op te ruimen en het vieren van feestelijke gebeurtenissen. Wij willen kinderen normen en waarden bijbrengen. Normen en waarden zijn van groot belang. Het eigen maken van normen en waarden maakt onderdeel uit van de morele ontwikkeling. Er kunnen zich veel situaties voordoen met leermomenten, bijvoorbeeld bij pijn of ruzie, verdrietige situaties of een maatschappelijke gebeurtenis. Door de reacties van de pedagogisch medewerker op dit soort situaties ervaart een kind wat wel en niet goed is. Het eigen gedrag van ons heeft hierbij een belangrijke voorbeeldfunctie
5
1.2 Visie peuterspeelleergroep De Kleine prins In de leeftijd van twee tot vier jaar maken kinderen een enorme ontwikkeling door. Ze zijn op zoek naar nieuwe ervaringen, uitdagingen en leeftijdsgenootjes om mee te spelen. Om peuters optimaal in hun ontwikkeling te stimuleren, ze kennis te laten maken met uitdagende ontwikkeling gerichte materialen en activiteiten en om de naderende stap naar de basisschool te vergemakkelijken heeft Kinderdagverblijf Buitenpret twee voorschoolse peuterspeelleergroepen voor kinderen vanaf twee tot vier jaar. Hier worden kinderen een aantal ochtenden per week spelenderwijs gestimuleerd door middel van een methodisch peuterprogramma gegeven door pedagogisch medewerkers, om nieuwe dingen te ontdekken en nieuwe vaardigheden te leren. 1.3 Samen leren Er wordt gericht aandacht besteed aan de sociaal-emotionele ontwikkeling van deze leeftijdsgroep. Leren samenwerken, omgaan met verschillen en samen verantwoordelijk zijn voor de groep en voor elkaar zijn vaardigheden die geleerd worden. Vaardigheden waar de kinderen hun leven lang profijt van zullen hebben. Met een speciaal taalstimuleringsprogramma en vele taalactiviteiten wordt de taalontwikkeling van de kinderen gestimuleerd. De kinderen ontmoeten elkaar tijdens ochtenden op een vaste groep. Dit is een veilige, warme en vertrouwde omgeving van waaruit het kind zich kan ontplooien. De ontwikkeling van de creativiteit en beweging zijn eveneens kenmerkend voor deze peuterspeelleergroep. Er wordt regelmatig geknutseld. De pedagogisch medewerkers gaan op ontdekkingstocht met de kinderen in de nabije natuur. Buiten zijn en buiten spelen is belangrijk want buiten doen kinderen andere ervaringen op en worden de zintuigen anders geprikkeld. Ook de motoriek van peuters is nog volop in ontwikkeling. Bewegen is leuk, dat leren we kinderen graag. Grote bewegingen zoals klimmen, fietsen en rennen, maar ook kleine bewegingen, zoals bouwen en puzzelen. Er is oog voor de talenten van elk kind en deze talenten worden gestimuleerd. 1.4 Totaalprogramma Uk & Puk Op de peuterspeelleergroep wordt gewerkt met het totaalprogramma van Uk & Puk. De activiteiten stimuleren de spraak- en taalvaardigheid, sociaal-emotionele vaardigheden en motorisch- en zintuiglijke vaardigheden. Ook geeft Uk & Puk de eerste rekenprikkels. Uk & Puk werkt doelgericht aan de doorgaande ontwikkelingslijnen voor kinderen van nul tot vier jaar. Daardoor legt Uk & Puk een stevige basis voor het basisonderwijs. Met Uk & Puk groeien ukken als vanzelf toe naar groep 1. Als extra steuntje in de rug is er voor bijna 4-jarigen het activiteitenthema: Ik ga naar de basisschool. Handpop Puk is hét speelkameraadje van kinderen. In de meeste activiteiten speelt hij een rol. Puk maakt altijd wel iets mee wat de kinderen herkennen. Hij heeft nieuwe schoenen, of is verkouden. Puk biedt troost en is het vriendje bij wie baby's, dreumesen en peuters zich veilig voelen. Voor de pedagogisch medewerkers is Puk hét middel om kinderen bij een activiteit te betrekken. Uk & Puk gebruikt dagelijkse routines (zoals samen eten of buiten spelen) als vertrekpunt voor speelse activiteiten. En dus worden dagelijkse routines omgebogen tot leersituaties. Om dit te realiseren vraagt Uk & Puk een actieve rol van de pedagogisch medewerker. Heel bewust noemt Uk & Puk de kleine groepsactiviteiten begeleid spelen. De peutergroep vervult ook een preventieve functie bij een eventuele stagnatie in de ontwikkeling van het jonge kind, zodat in een vroeg stadium bijgestuurd kan worden. Door een goede overdracht met de ouders en deels door het Uk & Puk programma is er een doorgaande lijn in het onderwijs en de ontwikkeling van het kind.
6
Hoofdstuk 2 Plaatsing 2.1 Peuters met recht op deelname VVE (Voor- en vroegschoolse educatie) Kinderen vanaf 2,5 jaar met een risico op een ontwikkelingsachterstand krijgen via het consultatiebureau een ‘Verklaring voor deelname aan VVE’. Zij hebben voorrang bij plaatsing en bezoeken de peuterspeelleergroep drie of vier ochtenden per week (minimaal 5,5 uur per week), gedurende 52 weken. Het kind volgt daar hetzelfde programma als de andere kinderen, maar het stimuleren van de ontwikkeling (gericht op ontwikkeling van taal, rekenen, motoriek en sociaalemotionele ontwikkeling) krijgt extra aandacht. Dit gebeurt bijvoorbeeld door een kind alvast individueel of met een paar kinderen op een activiteit voor te bereiden. Alle pedagogisch medewerkers hebben een VVE-training gevolgd zodat de kinderen met recht op VVE goed begeleid kunnen worden. 2.2 Werkoverleg Om als pedagogisch medewerker consequent en adequaat te kunnen reageren wordt, indien nodig, aan het eind van de ochtend de gang van zaken kort geëvalueerd. Hierbij wordt zowel het gedrag van de kinderen besproken als het eigen handelen. Verder worden wekelijks de planning en organisatie van komende activiteiten besproken. Daarnaast worden soms begeleidingsgesprekken gevoerd. 2.3 Kennismaking met de peuterspeelleergroep Per ochtend zitten er maximaal 12/14 kinderen in een peuterspeelleergroep. De samenstelling van de groep varieert per ochtend. Op de peuterspeelleer groep is een (vaste) weekindeling van de kinderen op papier aanwezig . De leeftijd van de kinderen varieert van twee tot vier jaar. 2.4 Intakegesprek Bij het intakegesprek worden ouder en kind verwelkomd en we stellen ons voor. De ouder krijgt een kopje koffie of thee en we wachten even af wat het kind gaat doen. Ondertussen geven we wat algemene informatie en stellen de ouders enkele vragen: Heeft het kind moeite met afscheid nemen? Is het kind gewend met andere kinderen te spelen? In welke mate is het kind zindelijk? Plast het op de po of het toilet? Wat kan het kind zelf doen? Lust het kind aanmaaklimonade en fruit? Zijn er nog bijzonderheden? Vervolgens lopen we samen met ouder en kind door de groep om alles te laten zien en wijzen op enkele elementaire routines, zoals de plaatsen waar de jas, tas en schoenen opgeruimd kunnen worden. Voor de eerste ochtend op de peuterspeelleergroep vragen wij de ouder hun kind om ongeveer 8.30 uur te brengen. Dit moment is gekozen omdat er tot 9.00 uur gelegenheid is de kinderen te brengen en het kind dan door ons verwelkomd is, voordat de andere kinderen binnenkomen. Deze situatie is voor het nieuwe kind overzichtelijker. Het is belangrijk dat een ouder duidelijk afscheid neemt van het kind en ons. Zo weten wij en het kind dat de ouder weggaat en kunnen wij samen met het kind de ouder uitzwaaien. Dit geldt ook als het kind weer opgehaald wordt. Het kind sluit de dag af door gedag te zeggen en wij nemen afscheid van het kind. Omdat de contactmomenten vaak kort zijn, is het altijd mogelijk om een gesprekje met de pedagogisch medewerkers aan te vragen, zodat op een rustiger moment uitgebreid met elkaar gesproken kan worden. Natuurlijk kan er altijd telefonisch contact opgenomen worden door de pedagogisch medewerker of ouder om te melden of te vragen hoe het met het kind gaat.
7
2.5 Ophalen door derden In principe worden de kinderen altijd gebracht en opgehaald door één van de ouders. Mocht het een keer niet uitkomen om uw kind (eren) zelf op te halen, dan wordt u verzocht dit ‘s morgens door te geven en ons te informeren over wie het kind dan op komt halen. Mocht dit later besloten worden, dan verzoeken wij u om even contact op te nemen met de pedagogisch medewerkers. Mocht iemand anders uw kind op komen halen, kan er gevraagd worden om een ID. 2.6 Achterwacht en aanwezigheid van andere volwassenen In december 2010 is de Commissie Gunning ingesteld i.v.m. de zedenzaak in Amsterdam. Hier zijn enkele aanbevelingen uitgekomen waaronder het vier-ogenprincipe. Het streven is om er zoveel mogelijk voor te zorgen dat de pedagogisch medewerksters nooit structureel alleen op een groep zijn en altijd gehoord en/of gezien worden. Dit realiseren wij door de aanwezigheid of directe nabijheid van pedagogische medewerkers, stagiaires, groepshulpen, de leidinggevende of ouders tijdens haal- en brengmomenten. Op deze manier verkleinen we niet alleen het risico ten aanzien van seksueel misbruik, maar ook ten aanzien van kindermishandeling en kan er sneller en effectiever worden ingegrepen wanneer een kind of pedagogisch medewerkster iets overkomt. Op de Krullevaar werken altijd twee of drie pedagogisch medewerkers en een stagiaire, afhankelijk van het aantal kinderen.
8
Hoofdstuk 3 De dagindeling 3.1 De dagindeling De ochtenden op de peuterspeelleergroep zijn doorgaans als volgt opgebouwd: 8.45 -9.00 uur:
Ontvangst en vrij spelen Op de tafel liggen puzzels, boekjes en wat constructiemateriaal. Ouder en kind worden begroet en de ouder helpt het kind vaak bij het puzzelen, lezen of bouwen op weg. Dit moment leent zich goed voor een onderling contact tussen pedagogisch medewerkers en ouder.
9.00 – 9.30 uur:
Grote kring Na het gezamenlijke opruimen gaan we zitten in de kring. De kringvorm versterkt de contacten tussen de pedagogisch medewerkers en kinderen.
9.30 -10.30 uur:
Uk en Puk programma De kinderen mogen zelf kiezen wat ze willen doen. De grotere kinderen vragen vaak om een spelletje, bijvoorbeeld memorie. In kleinere groepjes wordt dit dan, onder begeleiding, gespeeld.
10.30 uur:
Fruit eten en drinken Er wordt gezamenlijk opgeruimd en iedereen neemt plaats aan tafel. De kinderen en pedagogisch medewerkers praten over belevenissen en nadat er gezongen is wordt er fruit gegeten. Het fruit wordt geschild en in stukjes in bakjes gegeven. De kinderen kunnen zelf kiezen wat ze willen eten. De kinderen krijgen een beker aanmaaklimonade.
10.45 -11.00 uur:
Toiletbezoek/verschonen Toiletbezoek en verschoning vragen maatwerk. Grote kinderen wordt gevraagd zoveel mogelijk zelf te doen(broek omhoog, hemd erin), kinderen gaan naar het toilet / het potje en worden bij een plas geprezen en de kinderen met een luier krijgen tijdens het verschonen aandacht door middel van een spelletje of een praatje.
11.00 - 11.45 uur:
Buiten spelen / Uk & Puk programma Afhankelijk van het weer wordt binnen of buiten gespeeld. Kinderen mogen vrij spelen. Aangeboden activiteit wordt uitgevoerd door kleine groepjes en bestaat uit diverse activiteiten zoals knutselen, muziek maken of een kringspelletje. De kinderen maken zodoende kennis met diverse soorten materialen. Door de gezamenlijke activiteiten ontstaan er bovendien als vanzelf onderlinge contacten. Het gaat hierbij om het plezier en niet zozeer om het resultaat.
11.45 uur:
De Kleine Prins sluit
9
3.2 Contact en ruimte Er zijn veel mogelijkheden voor contacten tussen de kinderen onderling en de pedagogisch medewerkers. Het kind wordt daarnaast geleerd welke regels en normen binnen de groep gelden. Deze regels zijn zowel van toepassing op het individuele gedrag (bijvoorbeeld niet bijten, slaan, krabben, gooien met zand of blokken), als op het gedrag dat hoort bij het gezamenlijk gebruik maken van een voorziening (bijvoorbeeld vaste plaatsen voor materialen). Het kind heeft veel ruimte nodig waarin het zich vrij kan bewegen. De binnen- en buitenspeelgelegenheid bieden daarvoor een grote verscheidenheid aan mogelijkheden. Het kind kan de ruimte onderzoeken en verkennen door er rond te hollen, te springen, te fietsen enz. Omdat het kind het grootste gedeelte van de speeltijd in de groep verblijft, moet ook binnen voldoende ruimte geboden worden. We proberen dit te bereiken door hoeken te creëren waar de kinderen met materiaal op de grond kunnen spelen, bijvoorbeeld: bouwhoek, poppenhoek, puzzelhoek (aan tafel). Het kind kan, als het daar behoefte aan heeft, op eigen initiatief actief bewegingen uitvoeren en daarbij tal van materialen gebruiken. Vaak zal het kind bewegingen uitvoeren om de beweging zelf. Het is met name van belang dat het kind in staat is bewegingen uit te voeren die het, gezien de leeftijd en lichamelijke ontwikkeling, aankan. In de peuterperiode staat de ontwikkeling van de motoriek overigens niet op zichzelf: er bestaat een nauw verband met onder meer de emotionele ontwikkeling en het ruimtelijke inzicht. 3.3 Uitstapjes Uitstapjes vanuit het kinderdagverblijf biedt kinderen de mogelijkheid om nieuwe ervaringen op te doen, zoals bijvoorbeeld de wind door je haren voelen. Ook ervaringen met de natuur zijn belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Hierbij kun je denken aan het ontdekken van de omgeving, jonge lammetjes bezoeken op de boerderij of met herfstbladeren spelen. Op stap gaan biedt de kinderen nieuwe spelmogelijkheden. Ook ontdekken ze dat de wereld groter is dan het voor hen tot dan toe bekende wereldje. Op het kinderdagverblijf maken buitenactiviteiten onderdeel uit van het speel/leerprogramma. Regelmatig gaan de kinderen met de pedagogisch medewerkers een uitstapje maken. Het kinderdagverblijf heeft een bolderwagen, buggy’s en fietskar waarmee gemakkelijk en veilig een uitstapje gemaakt kan worden. In de buurt is een speeltuin en er zijn wandelmogelijkheden. Op een toestemmingsformulier maken de ouders tijdens de intake kenbaar of hun kind mee mag met een uitstapje. Er zijn een aantal zaken waar de pedagogisch medewerkers rekening mee houden wanneer zij met de kinderen het kinderdagverblijf verlaten. Daarbij wordt er onderscheid gemaakt tussen ‘spontane uitstapjes’ en ‘geplande uitstapjes’. Spontane uitstapjes: • De leidster-kind ratio moet te allen tijde gehanteerd worden. • Er wordt rekening gehouden met de leeftijd en de ontwikkeling van de kinderen. • De pedagogisch medewerker die de kinderen tijdens het uitstapje begeleidt is telefonisch bereikbaar zodat bij calamiteiten telefonisch hulp kan worden ingeroepen. Geplande uitstapjes: • De leidster-kind ratio moet te allen tijde gehanteerd worden. • Er wordt rekening gehouden met de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen. • De pedagogisch medewerker die de kinderen tijdens het uitstapje begeleidt is telefonisch bereikbaar zodat bij calamiteiten telefonisch hulp kan worden ingeroepen. • Het geplande uitstapje wordt tijdig aangekondigd bij de ouders.
10
• • • • •
De leidinggevende is op de hoogte van de bestemming van het uitstapje, het programma en welke pedagogisch medewerkers het uitstapje begeleiden. De begeleidende pedagogisch medewerker heeft een training kinder-EHBO gevolgd. De EHBO-tas wordt meegenomen en is up-to-date. Wanneer gebruik wordt gemaakt van eigen vervoer dient de auto APK gekeurd te zijn, heeft de bestuurder een geldig rijbewijs en is er een inzittende verzekering voor de auto geregeld. De pedagogisch medewerkers hebben een geldige WA-verzekering.
3.4 De binnenruimte De groepsruimten zijn zodanig ingericht dat de kinderen op een veilige manier kunnen spelen en ontdekken. In de groep is allerlei ontwikkelingsmateriaal aanwezig zoals auto’s, puzzels, een keukentje, prentenboekjes en constructiemateriaal. De indeling van de groepsruimte biedt kinderen de mogelijkheid om zelf keuzes te maken. Er zijn hoeken gecreëerd zodat kinderen in kleine groepjes of alleen kunnen spelen. Zij kunnen bijvoorbeeld kiezen om te spelen in het keukentje, aan tafel rustig een puzzel te maken of te bouwen in de bouwhoek. 3.5 De buitenruimte Wij vinden het belangrijk dat kinderen vaak buitenspelen. Een en ander is natuurlijk wel afhankelijk van het weer. De kinderen hebben de keuze uit verschillende materialen, zoals rijdend materiaal, zand- en waterbakken met emmertjes, vormpjes en schepjes. De buitenruimte is zodanig ingericht dat kinderen uitgedaagd worden om de wereld te ontdekken en buiten iets te beleven hebben. Kinderen ontdekken door te doen en te ervaren. In de zomer wordt er vaak met water gespeeld (bijvoorbeeld met de tuinslang). Bij De Krullevaar spelen de dieren een belangrijke rol, ze worden geaaid en er wordt soms meegeholpen met voeren. 3.6 Het speelmateriaal en zijn functies Het speelmateriaal is bewust gekozen met een bepaald doel, de bevordering van de ontwikkeling van het kind. Het materiaal kan daartoe in verschillende categorieën worden ingedeeld: Bewegingsmateriaal Dit materiaal stimuleert en bevordert de lichamelijke ontwikkeling. Kinderen leren hun bewegingen beheersen. Deze beheersing is zowel van invloed op de grove en fijne motoriek als op de oog-hand coördinatie. Voorbeelden: fietsen, klimhuis, voetbal, doorkruiptunnel en een skippybal. Bouw- en constructiemateriaal Hiermee leren kinderen spelenderwijs om te gaan met maten, verhoudingen, evenwicht etc. Ze leren dat ze van delen een geheel kunnen maken en dit weer uit elkaar kunnen halen. Daarnaast leren ze de eigenschappen kennen van voorwerpen en materialen, Voorbeelden: Duplo, bouwblokken, mozaïek en noppen. Fantasie- en imitatiemateriaal Het kind kan situaties, gebeurtenissen en personen nabootsen en kan hierin volop zijn fantasie kwijt. Dit is goed voor de persoonlijkheidsontwikkeling van het kind. Voorbeelden: poppenhoek, poppenhuis, garage en dokterssetje. Creativiteit- en expressiemateriaal Kinderen kunnen zichzelf hierin uitdrukken en hun gevoelens uiten. Dat bevordert de emotionele ontwikkeling. Ook leert het kind kiezen wat het mooi vindt. Het leert kleuren
11
en vormen kiezen en ziet welk effect dat heeft op het werkstuk. Dit bevordert tevens de persoonlijkheidsontwikkeling. Voorbeelden: verf, klei, potloden en muziekinstrumenten. Zintuiglijk materiaal Het kind leert hierdoor zijn omgeving en materialen kennen. Werken met deze materialen bevordert de grove en fijne motoriek. Voorbeelden: verf, klei, lijm en papier.
12
Hoofdstuk 4 Eten end drinken 4.1 Diëten en allergieën Ouders zijn zelf verantwoordelijk om de pedagogisch medewerkers op de hoogte te stellen van bijzonderheden en wensen rondom de voeding van hun kind. Bijzonderheden zoals een allergie, dieet of wensen vanuit een geloofsovertuiging worden tijdens het intakegesprek genoteerd. Als er een kans is op een heftige allergische reactie van het kind op bepaalde voeding dan geven de ouders tijdens de intake aan welke stappen in een dergelijke situatie ondernomen moeten worden. De pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat er regelmatig contact met de ouders is om veranderingen in een aangepast voedingspatroon te bespreken. Op de groep hangt een dieet- en allergielijst van de kinderen. Deze wordt regelmatig bijgewerkt en gecontroleerd. Zo blijven alle pedagogisch medewerkers en invalkrachten op de hoogte wat betreft voedingspatronen van kinderen. 4.2 Verjaardag kind De pedagogisch medewerkers vieren samen met het kind en de groep zijn/haar verjaardag. In overleg met de ouders kijken we welke ochtend de verjaardag gevierd wordt. De pedagogisch medewerkers maken een feestmuts en de groep wordt versierd voor de jarige en natuurlijk wordt een heel repertoire aan verjaardagsliedjes gezongen! Er wordt een cadeautje ingepakt en dit wordt door een van de andere kinderen aan de jarige gegeven met felicitaties en een kusje erbij. Bij een verjaardag mag een kind natuurlijk een traktatie uitdelen. Ouders kunnen altijd overleggen met de pedagogisch medewerker over een geschikte verantwoorde traktatie. Ouders mogen een fotocamera van thuis meegeven voor deze dag zodat de pedagogisch medewerkers foto’s kunnen maken tijdens de verjaardag van het kind. 4.3 Verjaardag pedagogisch medewerker Ook de verjaardagen van de pedagogisch medewerkers kunnen gevierd worden, De pedagogische medewerker trakteert eventueel en verder wordt de verjaardag gevierd zoals met de kinderen. 4.4 Verjaardag ouders Ouders kunnen hun verjaardagen aangeven bij de pedagogisch medewerkers. Deze maken met het kind voor deze feestdag iets moois. Ouders kunnen ook doorgeven wanneer er een bijzondere gebeurtenis omtrent opa of oma is (verjaardag 70 jaar, ziekenhuisopname), samen met het kind wordt er een tekening gemaakt. 4.5 Geboorte Wanneer er een broertje of zusje geboren wordt bij een van de kinderen uit de groep, mag het kind trakteren en samen met het kind maken de pedagogisch medewerkers een babypakket. In dit pakket zit o.a. een KiKabeer. Kinderdagverblijf Buitenpret steunt KiKa, Stichting KiKa is een Nederlandse stichting die sinds 2002 fondsen werft voor onderzoek naar kinderkanker, door de mascotte van KiKa te kopen; de KiKabeer. 4.6 Sinterklaas, Kerstfeest, Pasen en familiedag Kinderdagverblijf Buitenpret viert ieder jaar bepaalde feesten. Er wordt bekeken hoe een bepaald feest het beste aansluit bij de belevingswereld van het kind op deze groep.
13
Hoofdstuk 5 Toiletgebruik en zindelijkheidstraining 5.1 Toiletgebruik en zindelijkheidstraining Tijdens de ochtend is er een vast verschoningsmoment waarbij de kinderen verschoond worden en op het potje of de wc gaan. We stimuleren dat kinderen na het toiletbezoek hun handen wassen. Kinderen zien al een beetje van elkaar hoe anderen met de zindelijkheidstraining bezig zijn en worden daardoor gestimuleerd. Wanneer de ouders thuis met zindelijkheidstraining bezig zijn en het kind er zelf aan toe is, kan dat op het kinderdagverblijf worden voortgezet. Het wordt spelenderwijs gedaan. Kinderen die aangeven zelf te willen plassen krijgen daar de gelegenheid toe. Wanneer er ongelukjes gebeuren wordt er geen negatieve aandacht aan geschonken. Het kind wordt altijd geprezen wanneer het kind een kleine of grote boodschap op de wc doet. Daarnaast wordt er goed op toegezien dat kinderen hun handen wassen. Wij belonen het kind door mondeling te complimenteren. 5.2 Luiers / luierdoekjes Als een kind allergisch is voor de luiers en/ of luierdoekjes die op het kinderdagverblijf gebruikt worden, dan wordt er aan de ouders gevraagd om die luiers mee te nemen die thuis gebruikt worden.
14
Hoofdstuk 6 Het kind 6.1 Observeersysteem Zo doe ik De kinderen van Kinderdagverblijf Buitenpret worden regelmatig geobserveerd volgens een bepaald systeem: Zo Doe Ik: observatielijst sociaal-emotionele ontwikkeling Zo Praat Ik: observatielijst ontwikkeling taal/spraak Zo Beweeg Ik: observatielijst motorische ontwikkeling De Krullevaar heeft dit observatiesysteem gebundeld met het Uk & Puk volgsysteem en een aantal eigen samengestelde vragen. Doel Door het volgen van de ontwikkeling (op het gebied van motoriek, spraak/taal en sociale competentie) van 0- tot 4-jarigen in de kinderopvang, is het mogelijk om problemen in de ontwikkeling vroegtijdig te onderkennen. Vervolgens kan de ontwikkeling van kinderen planmatig en doelgericht gestimuleerd worden. De vragen uit de observatielijst 'Zo Doe Ik' zijn verdeeld in drie onderdelen: Omgaan met de pedagogisch medewerker Omgaan met andere kinderen Omgaan met zichzelf De vragen uit de observatielijst 'Zo Praat Ik' zijn verdeeld in vijf onderdelen: Communicatie begrip: het begrijpen van de communicatieregels Communicatie gebruik: het gebruiken van taal voor communicatie Vormgebruik: het maken van klanken, het vormen van woorden en zinnen en het toepassen van de regels van taal Inhoud begrip: het begrijpen van de betekenis van woorden en zinnen Inhoud gebruik: woorden gebruiken en zinnen maken De observatielijst 'Zo Beweeg Ik' bestaat uit vragen opgedeeld in de volgende onderdelen: Grote motoriek Fijne motoriek Lichaamsbesef De drie observatielijsten ('Zo Doe Ik', 'Zo Praat ik' en 'Zo Beweeg Ik') bestaan elk uit acht deellijsten(leeftijdscategorieën) gekoppeld aan acht vaste momenten waarop de lijst voor het kind wordt ingevuld. De vragen gaan uit van een 'normale' ontwikkeling en beschrijven concreet observeerbaar gedrag. Het gedrag is positief geformuleerd. De observatielijst is dus ontwikkelings-volgend en -stimulerend. Wij beantwoorden een vraag met 'ja' als een kind het betreffende gedrag laat zien in een groep. Als een kind een 'nee' heeft gescoord wordt bij het volgende afnamemoment gekeken of het kind het gedrag nu wel laat zien. Is dit het geval, dan wordt de datum genoteerd onder opmerkingen. In een schema kan voor elk kind, en op elke afnamemoment voor de drie lijsten 'Zo Doe Ik', 'Zo Praat Ik' en 'Zo Beweeg Ik' wordt aangegeven hoeveel keer 'ja' is ingevuld tijdens de observaties. Zo ontstaat een overzicht van de scores van het betreffende kind op de drie ontwikkelingsgebieden. Wij beantwoorden een vraag met JA als het kind dit gedrag laat zien in de groep, dus wij beantwoorden het met NEE als het kind het gedrag niet in de groep laat zien ook al weten we dat het kind het thuis al wel doet!
15
6.2 Observeersysteem De Peuter-estafette Ook wordt er geobserveerd met het peuter-estafette systeem. Doel Dit systeem is een overdrachtsinstrument waarmee pedagogisch medewerkers van de peuterspeelleergroep op een systematische manier hun beeld van de ontwikkeling van een peuter kunnen beschrijven, bespreken en overdragen aan de ouders en de toekomstige basisschool. Daarnaast heeft het de volgende functies: • Het instrument helpt pedagogisch medewerkers om gerichter naar peuters te kijken en hun totale ontwikkeling in beeld te brengen. • De Peuter-estafette levert een bijdrage aan de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen: door een goede overdracht kan de overgang van de voorschoolse naar de vroegschoolse periode voor de peuter worden versoepeld. • De Peuter-estafette heeft een signalerende functie: pedagogisch medewerkers kunnen nagaan of er bij een peuter bepaalde ontwikkelingsaspecten zijn die extra aandacht behoeven. • Het gebruik van de Peuter-estafette bevordert en vergemakkelijkt het overleg tussen pedagogisch medewerkers onderling en tussen pedagogisch medewerkers en leerkrachten. • De Peuter-estafette biedt een handvat voor gesprekken met ouders. 6.3 Zieke kinderen In geval van ziekte van hun kind wordt ouders verzocht het kinderdagverblijf hier altijd over te informeren. Indien nodig zal de leidinggevende bij besmettelijke ziektes contact opnemen met de GGD. Zo nodig zullen alle ouders hierover door ons geïnformeerd worden. Op ons kinderdagverblijf geldt de regel dat zieke kinderen de groep niet kunnen bezoeken omdat: De groepen niet berekend zijn op de opvang van zieke kinderen. Wij niet adequaat opgeleid zijn om zieke kinderen te verzorgen. Wij werken met kinderen in groepsverband en dit brengt andere risico’s en zorg met zich mee dan wanneer kinderen zich in een thuissituatie bevinden. Hierbij wordt gedacht aan besmettingsgevaar voor het kind zelf of voor de andere kinderen in de groep. Daarbij heeft een ziek kind meer individuele aandacht en zorg nodig, welke op de groep vaak niet geboden kan worden. De pedagogisch medewerkers willen graag dat ouders vóór 9.00 uur naar de groep telefoneren als een kind ziek thuis blijft. Er wordt contact met de ouder opgenomen zodra een kind 38.5 graden of hogere koorts heeft, als een kind zich ziek voelt, overgeeft of diarreeaanvallen heeft. Samen met de ouder wordt er overlegd wat voor stappen er genomen kunnen worden en wanneer het kind opgehaald wordt. Mocht een ouder door werk of andere omstandigheden het kind niet kunnen ophalen, dan vragen we of er een andere verzorger het kind kan ophalen. De pedagogische medewerker dient het kind een zetpil toe altijd en alleen in overleg met de ouder. Zaken zoals het toedienen van medicatie en hoe de pedagogische medewerker handelt als een kind ziek wordt op de groep, staan in het protocol Medicijngebruik. Ouders ontvangen een ‘infectieziekten schema’ bij het contract. 6.4 Medicijngebruik In verband met allerlei wettelijke regelingen m.b.t. medisch handelen in kinderopvangorganisaties volgen wij het protocol Medicijngebruik. Dit is in te zien op het kinderdagverblijf. Daar waar mogelijk wordt het medicijn toegediend door de ouder. Dit geldt bijvoorbeeld
16
voor een medicijn dat 2x per dag en niet tijdsgebonden gegeven moet worden. In dat geval kunnen ouders zelf het medicijn toedienen. Als een medicijn, hieronder vallen ook zelfzorgmiddelen zoals homeopathische middelen, toegediend moet worden op de groep, gelden de volgende afspraken: Het medicijn zit in de originele verpakking De originele bijsluiter is ingesloten Op het etiket staat de naam van het kind en de dosering vermeld De ouder geeft toestemming voor het toedienen van het medicijn middels het invullen en ondertekenen van een formulier Op het formulier staat vermeld om welk medicijn het gaat en hoe en wanneer het toegediend moet worden De ouder geeft instructie over de wijze van het toedienen Als het toedienen van de medicatie bij het kind niet lukt, wordt de ouder hiervan op de hoogte gesteld In alle gevallen waarin het beleid niet voorziet en in twijfelgevallen wordt besloten en gehandeld in overleg met de leidinggevende In het protocol Medicijngebruik is nader omschreven en vastgelegd hoe wij omgaan met medicijngebruik op de groep. 6.5 Kinderparticipatie De groept streeft, daar waar het mogelijk is, naar kinderparticipatie. Goed kijken en luisteren naar kinderen en kinderen zo mogelijk mee laten denken. Bijvoorbeeld bij de keuze van een liedje is dit belangrijk en geeft het de kinderen het gevoel dat ze gehoord worden. Ook kunnen de kinderen betrokken worden bij het tafeldekken e.d. 6.6 Mediagebruik Wij maken gebruik van sociale media ( Facebook). Wel zijn wij hier erg voorzichtig mee. Wij zorgen ervoor dat een kind nooit met het gezicht in beeld op een foto staat. Ook worden er geen namen voluit geschreven. Dit geldt ook voor kranten/ folders e.d. Als er geen toestemming gegeven is door de ouder dan wijken wij hiervan af. Hier hebben wij afspraken met elkaar over gemaakt. Deze afspraken worden vastgelegd op het inschrijfformulier. 6.7 Taalgebruik Er wordt op toegezien dat zowel het kind, de ouder als de pedagogisch medewerker letten op hun taalgebruik. Dit betekent elkaar met respect aanspreken en geen gebruik te maken van scheldwoorden of andere onaangename uitspraken. 6.8 Pedagogische houding van de pedagogisch medewerker Uitgangspunt Ouders leggen een klein stukje van de opvoeding van hun kind bij de pedagogisch medewerkers neer en daarmee verschuift tevens een deel van de verantwoordelijkheden. De pedagogisch medewerkers zijn zich daar van bewust en houden zich nadrukkelijk bezig met hun houding ten opzichte van de kinderen. De stelregel hierbij is dat de kinderen positief benaderd worden en altijd bij de pedagogisch medewerkers terecht kunnen. Zij dienen daar dan ook voor open te staan. Het is dus belangrijk dat de kinderen hen volledig vertrouwen. De praktijk: Als een kind gedrag vertoont dat door de pedagogisch medewerker niet geaccepteerd kan worden, legt zij uit waarom het niet mag, "Ik vind het niet leuk dat je met speelgoed gooit. Daar gaat het stuk van en dan kan niemand er meer mee spelen. " Op deze manier begrijpt het kind waarom het niet met speelgoed mag gooien. Een dergelijke formulering is beter dan slechts een verbod als "dat mag niet!". Ook formuleren de pedagogisch medewerkers een terechtwijzing op een positieve manier en vanuit zichzelf. Wij laten
17
merken dat we niet het kind persoonlijk afkeuren, maar het gedrag van het kind op dat moment. Indien daadwerkelijke maatregelen nodig zijn, wordt bestraffend opgetreden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een terechtwijzing, het wegzetten van het speelgoed of het apart zetten van het kind voor een gesprekje. Gewenst gedrag wordt daarentegen gestimuleerd. Dat kan bijvoorbeeld met een complimentje, een aai of een leuk karweitje. 6.9 Signaleren van stoornissen Niet alle kinderen groeien probleemloos op. Soms verloopt de ontwikkeling anders of langzamer dan verwacht. Indien er sprake is van een dergelijke afwijking van het 'normale patroon', ontgaat dit de pedagogisch medewerkers meestal niet: zij maken het kind immers in veel verschillende situaties mee. Zij beschikken bovendien over een ruime ervaring binnen de betreffende leeftijdsgroep. Het kan dus voorkomen dat zij stoornissen eerder opmerken dan de ouders. In zo'n geval bespreken de pedagogisch medewerkers de situatie eerst en als daar voldoende aanleiding toe bestaat, wordt de zorg met de ouders gedeeld. Dit gebeurt door middel van een mondelinge rapportage. Hierbij wordt gestreefd naar het maken van duidelijke afspraken met de ouders zodat ouders en de pedagogisch medewerkers op één lijn staan: een eenduidige aanpak is immers het begin van een eenduidige oplossing. 6.10 Doorverwijzen Ook kan de pedagogisch medewerker de ouders adviseren om deskundige hulp in te schakelen. Dit kan door middel van het inzetten van de pedagogisch coach die werkzaam is binnen onze organisatie. Ook kan attenderen op een doorverwijzing naar o.a. het consultatiebureau of de huisarts mogelijk zijn. Gezien de leeftijd van de kinderen wordt door de pedagogisch medewerkers veel belang gehecht aan vroegtijdig onderkenning. Dit neemt overigens niet weg dat zij voorzichtig zijn met het 'opplakken van etiketjes': ieder kind is immers uniek en ontwikkelt zich in een eigen tempo.
18
Hoofdstuk 7 informatie uitwisseling 7.1 Schriftelijke informatie Kinderdagverblijf Buitenpret heeft 1 x per jaar een nieuwsbrief voor de ouders. Dit gebeurt in samenwerking met de oudercommissie. In deze brief informeren wij u over de dagelijkse gang van zaken en over de algemene ontwikkelingen binnen onze organisatie. Een paar keer per jaar ontvangen ouders een nieuwsbrief via de mail speciaal gericht op nieuws uit de groep. Hierin staat informatie die voor ouders van de groep van belang zijn. Onderwerpen kunnen zijn: informatie over pedagogische zaken, festiviteiten, wisselingen binnen de groep en informatie over de groep. Verder krijgt ieder kind zijn eigen map. In deze map worden tekeningen en andere werkjes van de kinderen bewaard. Deze map neemt het kind mee zodra het overgaat naar de volgende groep. Zodra het kind vier jaar is en naar de basisschool gaat, krijgt het de map mee. 7.2 Mondelinge informatie Contacten tussen pedagogisch medewerkers en ouders zijn van groot belang voor de kwaliteit van de opvang. Door een goede afstemming over en weer zullen pedagogisch medewerkers in staat zijn om de kinderen tijdens hun verblijf op het kinderdagverblijf beter te begrijpen en te begeleiden. Andersom krijgen de ouders via de pedagogisch medewerkers een beeld van wat hun kind beleeft tijdens hun afwezigheid en hoe hun kind zich in een andere omgeving gedraagt. Tijdens het brengen en halen hebben pedagogisch medewerkers individueel contact met de ouders. Zij vertellen wat er die dag gebeurd is, of er nog bijzonderheden zijn voorgevallen of een leuke anekdote. Andersom is het voor pedagogisch medewerkers belangrijk om te horen of er specifieke zaken spelen in de thuissituatie. Dit kan zijn in praktische zin, bijvoorbeeld wanneer een kind slecht heeft geslapen of hoe laat een kind heeft gegeten en gedronken, of op emotioneel gebied (bijvoorbeeld de komst van een baby, een verhuizing of andere veranderingen in de thuissituatie). Op deze manier kunnen pedagogisch medewerkers nog beter inspelen op de behoefte van ieder kind. Indien ouders een apart gesprek willen met de pedagogisch medewerker dan kan daar altijd een afspraak voor gemaakt worden. 7.3 Oudercommissie Het kinderdagverblijf heeft een oudercommissie. De Krullevaar wordt vertegenwoordigd in de oudercommissie van Kinderdagverblijf Buitenpret B.V. De leden behartigen de belangen van de ouders. De oudercommissie heeft adviesrecht op de volgende onderwerpen: De uitvoering van het kwaliteitsbeleid door de houder met betrekking tot: - Aantal kinderen per pedagogisch medewerker - Groepsgrootte - Opleidingseisen en beroepskrachten - Inzetbaarheid beroepskrachten in opleiding Pedagogisch beleidsplan Voedingsaangelegenheden Risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid Openingstijden Vaststellen of wijzigen van een klachtenregeling Wijziging van de tarieven van de kinderopvang Kinderdagverblijf Buitenpret B.V. is lid van Stichting BOINK, de belangenvereniging voor ouders in de kinderopvang.
19
Op de groep hangt een overzicht met de namen van de oudercommissieleden en een centraal e-mailadres. Er wordt tenminste twee maal per jaar overleg gevoerd met de leidinggevende en de oudercommissie. De oudercommissie kan ook onderling vergaderen. In de vergaderingen kunnen allerlei onderwerpen op de agenda staan zoals beleidsveranderingen, organisatieveranderingen, pedagogische zaken, prijsveranderingen en activiteiten. De leden van de oudercommissie ondersteunen ook activiteiten als festiviteiten en thema-avonden. 7.4 Ouderbijeenkomsten Op het kinderdagverblijf worden er jaarlijks verschillende activiteiten en ouderbijeenkomsten georganiseerd. Dit kan variëren van een thema-avond over de sensomotorische ontwikkeling tot het mee-organiseren van een familiedag. Hierover worden de ouders op het kinderdagverblijf door middel van de nieuwsbrief, een aparte brief of mail op de hoogte gebracht. 7.5 Klachtenprocedure Wanneer er klachten of meningsverschillen zijn proberen de pedagogisch medewerkers deze zo goed mogelijk op te lossen. Het kinderdagverblijf is aangesloten bij Stichting Klachtencommissie Kinderopvang. Dit is een onafhankelijke instelling die vragen en klachten aanhoort, advies geeft en duidelijk maakt welke stappen ondernomen kunnen worden. Deze klachtencommissie doet een uitspraak waarin haar bevindingen, oordeel en aanbeveling zijn opgenomen. Zowel de organisatie als de indiener van de klacht ontvangt deze uitspraak. Meer informatie over deze klachtencommissie vindt u op de website www.klachtkinderopvang.nl . Bij onopgeloste calamiteiten kunt u zich hiertoe wenden. We gaan er echter vanuit dat bij ongenoegen, irritaties of klachten als eerste de desbetreffende persoon wordt aangesproken. De pedagogisch medewerker staat u graag te woord. Elke suggestie van een ouder is een kans voor de groep om zich te verbeteren. Tevens is kinderdagverblijf Buitenpret B.V. ook aangesloten bij de Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang. Als er klachten zijn vanuit de oudercommissie, waar zij met kinderdagverblijf Buitenpret B.V. niet uitkomen, kunnen zij advies vragen bij Klachtenkamer Oudercommissie Kinderopvang. www.klachtenkamer.nl 7.6 Klanttevredenheidsonderzoek Elke twee jaar vindt er een klanttevredenheidsonderzoek plaats. Deze wordt georganiseerd door de oudercommissie. De vragen worden via de mail naar de ouders verstuurd. 7.7 Pedagogisch beleidsplan Kinderdagverblijf Buitenpret B.V. heeft een pedagogisch beleidsplan. Deze kunt u downloaden op www.kinderdagverblijfbuitenpret.nl 7.8 Opzeggen en verlengen van de plaats op de peuterspeelleergroep Met ingang van het vierde jaar worden kinderen van peuterspeelleergroep De Krullevaar automatisch uitgeschreven. Wilt u eerder opzeggen, dan dient u dit minimaal één maand van te voren schriftelijk op te zeggen. Als kinderen op de peuterspeelleergroep binnen 6 weken voor een schoolvakantie vier jaar worden en nog niet kunnen instromen op de basisschool, mogen zij blijven tot aan de betreffende vakantie, mits er plaats is. Verlening van de plaatsing kunt u schriftelijk of per e-mail aanvragen. 7.9 Het gebruik van de Meldcode Huiselijk Geweld kindermishandeling Bij een vermoeden van kindermishandeling dient een observatieformulier ingevuld te worden. Verder volgen wij de procedure zoals beschreven staat in ons protocol.
20
Hoofdstuk 8 Veiligheid en hygiëne 8.1 Bedrijfshulpverlening en EHBO Het kinderdagverblijf beschikt over een ontruimingsplan. Het plan is bekend bij degenen die op het kinderdagverblijf werkzaam zijn. Na een oefening vindt een evaluatie plaats en indien nodig bijstelling van het plan. Op het kinderdagverblijf zijn altijd twee pedagogisch medewerkers aanwezig die in het bezit zijn van een bedrijfshulpverleningsdiploma (BHV). Verder hebben alle pedagogisch medewerkers een volledig kinder-EHBO-diploma. BHV’ers hebben de leiding tijdens een ontruiming of op het moment dat er iemand onwel wordt, totdat er professionele hulp aanwezig is zoals brandweer of ambulance. Elk jaar gaan de BHV’ers op herhalingscursus zodat zij op de hoogte blijven van de ontwikkelingen die er op dit gebied zijn. Via een jaarlijkse herhalingscursus worden kennis en vaardigheden steeds opgefrist. 8.2 Jaarlijkse GGD inspectie Onder de Wet Kinderopvang wordt de veiligheid van kinderen bewaakt door uitvoering van de Risico-inventarisatie Veiligheid en Gezondheid (RIV en RIG). Deze RIV en RIG vindt minimaal eenmaal per jaar plaats. Aan de hand hiervan wordt ingeschat in hoeverre kinderen worden blootgesteld aan bepaalde risico’s op het gebied van veiligheid en gezondheid. In een actieplan worden vervolgens de maatregelen geformuleerd die genomen worden om de risico’s tot een minimum te beperken. Kinderdagverblijf Buitenpret is zelf verantwoordelijk voor een veilig en gezond leefklimaat. De GGD voert jaarlijks een inspectie uit, waarbij aan de hand van de RIV&RIG nagegaan wordt of dat wat het kinderdagverblijf Buitenpret biedt, voldoet aan de eisen die de Wet Kinderopvang stelt. 8.3 Veiligheidsmaatregelen In aanvulling op de eisen vanuit de Wet Kinderopvang gelden nog aanvullende regels op het kinderdagverblijf: Sjaaltjes en sieraden zijn onveilig voor kinderen en mogen niet door hen worden gedragen op de groep. Elastiekjes en speldjes worden voor het slapen uit het haar gehaald omdat kinderen deze in hun mond kunnen steken. Schoonmaakmiddelen worden boven kindhoogte bewaard. Meegebrachte knuffels worden door de pedagogisch medewerker altijd bekeken op veiligheid. Speelgoed van huis meenemen mag in principe. De pedagogisch medewerker attendeert de ouders op het risico van wegraken of stukgaan. Vooral tijdens de wenperiode of bij belangrijke veranderingen kan een kind echter wel steun ervaren door de nabijheid van vertrouwd. De groep wordt dagelijks door de pedagogisch medewerkers schoongemaakt. Hygiënisch werken is van groot belang en hiertoe zijn richtlijnen in het Protocol Hygiëne opgenomen. Het (buiten)speelgoed wordt regelmatig door de pedagogisch medewerkers gecontroleerd. Er wordt goed gelet op het sluiten van het toegangshek van de buitenruimte. Kinderen worden bij zon ingesmeerd met zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor. In de periode met veel zonnige dagen wordt er aan ouders gevraagd of zij hun kind(eren) thuis al in willen smeren met zonnebrandcrème.
21