OPVOEDEND ONDERWIJZEN IN CHRISTELIJK PERSPECTIEF Jef Lambert
Pedagogisch project van de bisschoppelijke colleges en instituten van het bisdom Gent Dit PEDAGOGISCH PROJECT reikt beschouwingen aan voor een kansrijk christelijk opvoedingsproject waardoor de secundaire scholen van het bisdom Gent zich willen laten inspireren. Het gaat uit van de waarden en de visies die het christelijk geloof ons aanreikt, en wil inspelen op de grondige wijzigingen die zich de laatste jaren afspeelden in de beleving van en de visies op mens-zijn en maatschappij. Waar gaat het ons uiteindelijk om? We willen de jongeren die ons op school worden toevertrouwd vormen tot mensen die wijs en creatief hun plaats innemen in de maatschappij van morgen; dit liefst op een eigentijds-christelijke wijze. Onze schoolopdracht beschouwen we dan ook als een complexe dienst van degelijk opvoedend onderwijs in een christelijke geest. De school kan en mag dus geenszins gereduceerd worden tot het geven en volgen van lessen. Deze totaalvisie leidt er ons toe onze gedachtegang in drie rubrieken te ontwikkelen. Om te beginnen beschouwen we de school als een OPVOEDINGSGEMEENSCHAP, waar veel aandacht uitgaat naar een aantal humane en relationele waarden. Vervolgens overzien we de school als een ONDERWIJSGEMEENSCHAP, waarin getracht wordt ieders talenten verder te ontplooien door het bijbrengen van kennis, van vaardigheden en van effectieve studiehoudingen. Tenslotte tonen we aan hoe de school tezelfdertijd een CHRISTELIJKE GEMEENSCHAP kan zijn, waar ruimte is voor het belijden, vieren en beleven van Christus’ boodschap. We zijn er ons echter van bewust dat deze drie dimensies van het schoolleven wel in onze denkwereld kunnen onderscheiden worden, maar niet gescheiden mogen worden in de dagelijkse schoolpraktijk. In elk van de drie hoofdrubrieken gaat de aandacht eerst uit naar de actuele situatie met haar weerslag op de jongerenwereld; vervolgens naar het algemeen vormingsdoel dat we bij al onze activiteiten voor ogen willen houden; tenslotte naar enkele krachtlijnen van onze vormingsaanpak. Bij dit laatste is het uiteraard denkbaar dat elke school haar eigen prioriteiten en accenten formuleert. We zijn ervan overtuigd dat ons opvoedingsproject uiteindelijk wordt gedragen en uitgedragen door het leerkrachtenkorps, voorgegaan door zijn directie en door geëngageerde opvoeders. Ten dienste van allen die op een of andere wijze in onze colleges en instituten school mee-maken, wagen we ons, bij wijze van besluit, aan een klaar – zij het algemeen - verwachtingspatroon, een samenvattend profiel van wie als opvoedend en onderwijzend personeel bij ons tewerkgesteld wil zijn.
1
1.
ONZE SCHOOL – EEN OPVOEDINGSGEMEENSCHAP
1.1.
Algemene beginsituatie:
EEN WERELD MET NIEUWE LEVENSKANSEN EN OPGAVEN, DOOR JONGEREN OP EEN EIGEN WIJZE BENADERD.
1.1.1. NIEUWE MOGELIJKHEDEN De maatschappij biedt vandaag veel meer kansen op persoonlijkheidsontwikkeling, opvoeding en onderwijs dan dertig jaar geleden. Door de verruiming van de technische mogelijkheden en door hard werken ontstond een nieuwe economische situatie: na de Tweede Wereldoorlog groeide een behoeftenmaatschappij uit tot een welvaartsmaatschappij. Er is vandaag een overvloed aan consumptieartikelen; er is meer vrije tijd en er zijn allerlei vrijetijdsgelegenheden. De morele situatie is veranderd. Het ene traditioneel en katholiek denkpatroon moest in Vlaanderen steeds meer de aanwezigheid van andere opvattingen, normen en waarden aanvaarden. Dat impliceert een moreel pluralisme waarin allen principieel zichzelf moeten kunnen zijn: vrij in denken en handelen. Ook op het sociale vlak zijn enkele verschuivingen te constateren. De moderne mens is geëmancipeerder en mondiger geworden. Iedereen vormt graag zijn eigen opvattingen, niet langer zonder meer gebouwd op gezagsinstanties en gezagsargumenten. Gezinnen worden ingrijpend door deze nieuwe mogelijkheden getekend. Alle aspecten van de moderne levensstijl komen er aan bod: het genot van de welvaart, de vrije uitbouw van een eigen waardeschaal en leefpatroon, inspraak voor iedereen, ook voor de kinderen. 1.1.2. NIEUWE OPGAVEN Al deze nieuwigheden, die ons terecht dankbaar verwonderd kunnen stemmen, hebben echter ook hun keerzijde. Zij stellen ons voor grote uitdagingen. Als we ze niet bewust en kritisch benaderen en aanwenden, dreigen we ons menszijn te verloochenen en verliezen we onze eigenheid in de dienst aan de afgoden van deze tijd: materialisme, consumentisme, hedonisme, narcisme… Daarenboven bezorgt de hele sfeer van waardenverschuiving en pluralisme heel wat ‘kies-pijn’. Uit de vele tegenstrijdige aanbevelingen van wat waardevol is (bijvoorbeeld inzake relatiebeleving) moeten we voortdurend kiezen als tussen de producten van allerlei merken in een grootwarenhuis. Bewust en kritisch kiezen lijkt voor velen onmogelijk. Zij vertonen allerlei reacties van onzekerheid: massagedrag, relativisme, onverschilligheid tegenover diepmenselijke waarden; of onder invloed van het postmodernisme vervangen ze het ideaal van harmonie en consequentie in denken en handelen door het ideaal van de disharmonie. Het leven wordt dan een lappendeken waarin onverzoenbaar geachte houdingen en gedragingen toch netjes naast elkaar kunnen bestaan. In deze maatschappelijke context kunnen gezinnen ontwricht geraken, kunnen ouders en opvoeders zich machteloos of zelfs mislukt voelen. Gelukkig zijn er ook mensen, gezinnen en gemeenschappen, die blijk geven van de nodige weerbaarheid en moed om een bewonderenswaardige fijnmenselijke levensstijl te ontwikkelen. Tussen alles wat zich aandient weten zij kritisch te kiezen en dit dan ook
2
consequent te beleven; ze zijn onbevangen zichzelf en hebben begrip en respect voor hen die er een andere waardenschaal op nahouden. 1.1.3. DE HOUDING VAN DE JONGEREN Nog meer wellicht dan de volwassenen zijn de tieners van vandaag kinderen van hun tijd. Velen genieten van de materiële welvaart en van de ontspanningsmogelijkheden. Zij beschikken over zakgeld en kunnen zich aanschaffen wat in de jongerencultuur mode is. Thuis willen ze gehoord worden; in de kring van leeftijdsgenoten testen zij hun waardenen gedragspatronen uit. Uit onderzoek blijkt dat de meesten meer belang hechten aan persoonlijk geluk, vrijheid, vriendschap en familiale geborgenheid dan aan sociaal engagement en religieuze zingeving. Globaal gesteld gaan deze jongeren twee wegen uit. Er zijn er die zich conformistisch afstemmen op de welvaartsmaatschappij. Zij zijn erop uit om te consumeren wat zij ‘tof’ vinden, min of meer onverschillig tegenover diepere levensvragen. Het is de groep van het ik-hier-en-nu. Er zijn er die zich eerder non-conformistisch opstellen. Sommigen vanuit een eerder negatieve houding; zij lijken de hoop op een zinvolle toekomst begraven te hebben en hun ongenoegen uit te drukken in uitdagende kleding en geweld, in gebruik van alcohol en drugs. Anderen zijn positief ingesteld; zij zoeken verder, zij geloven in meer, zij zijn aanspreekbaar voor diepere waarden en tonen zich ook tot sociale inzet bereid. 1.2.
Ons algemeen opzet: EEN WAARDENBEWUSTE OPVOEDING
1.2.1. OPVOEDING TOT VOLWASSENHEID… We willen bijdragen tot de vorming van evenwichtige en wijze mensen-van-goede-wil: vrije mensen die kritisch en mondig, waardenbewust en actief in het leven staan. Echte volwassenheid betekent immers leven - als een bewust en kritisch mens: steeds op zoek naar de waarheid in de veelheid van informatie; in staat om oppervlakkig en dubbelzinnig denken en spreken te doorzien; bereid om de verworven inzichten en waarden kritisch te overdenken en uit te diepen; -
als een mondig mens: in staat om van de verworven waarden en principes te getuigen en ervoor op te komen;
-
als een moreel-gevoelig mens: in staat om mens en maatschappij te benaderen vanuit een goede ‘waarden-volle’ levenshouding;
-
als een actief en creatief mens: in staat om met anderen of vanuit de eigen inspiratie scheppend bij te dragen tot de verdere humane uitbouw van de wereld.
1.2.2. … IN EEN PERSOONLIJK VERWORVEN WAARDENBELEVING. Voor een echt menswaardig bestaan zijn rechtvaardigheid en liefde fundamenteel. Door die te ontwikkelen willen we onze leerlingen richten op een volwaardig menselijk leven en hen helpen de leegte en de oppervlakkigheid van bepaalde actuele leef- en handelingspatronen te doorprikken, te wijzigen en aan te vullen. Zo leren zij het onderscheid tussen goed en kwaad en worden zij bekwaam om zich op een
3
verantwoordelijke wijze uit eigen beweging tegen het kwaad te verzetten en zich in te zetten voor het goede. Vanuit die basis van rechtvaardigheid en liefde kunnen leerlingen met onze hulp groeien in de beleving van velerlei andere humane waarden: - respect: het tactvol omgaan met mensen, met het werk en de goederen van andere leerlingen en van de school, met situaties ( zoals een les, een maaltijd, een feest), met de natuur. Minimaal vraagt respect dat men zich onthoudt van geweld; dat men dank zij een zekere dosis zelfdiscipline allerlei destructieve gevoelens, vooroordelen en neigingen in de hand weet te houden. Maximaal stimuleert respect tot keurige ‘eer-biedende’ omgangsvormen; -
relatiebekwaamheid: de kunst om in de vele zakelijke en meer persoonsgerichte contacten en relaties kwaliteit te leggen. Dit kan gebeuren dank zij een aantal elementaire inzichten en vaardigheden zoals verdraagzaamheid en geduld, bewust omgaan met gevoelens, zich duidelijk maar beleefd kunnen uitspreken, kunnen discussiëren en empatisch luisteren;
-
solidariteit en sociale bewogenheid: de edelmoedige bereidheid om zich het lot van anderen, dichtbij en veraf, aan te trekken;
-
liefde voor de waarheid, trouw aan een gegeven woord en eerlijkheid in de omgang;
-
vrede in de eigen kring en wereldwijd;
-
milieuzorg in het klein en in het groot;
-
innerlijkheid: het besef niet alleen van brood te leven en de kunst geestelijke honger te koesteren en te stillen in momenten van persoonlijke en gemeenschappelijke bezinning;
-
zin voor riten en symbolen: de smaak om de diepere ervaringen van leven en verbondenheid uit te drukken in tekens, vieringen en feesten;
-
weerbaarheid: de innerlijke kracht om in concrete situaties het juiste ‘ja’ en ‘neen’ te zeggen en ernaar te handelen.
1.3.
KRACHTLIJNEN VAN ONZE OPVOEDINGSAANPAK
1.3.1. DE SCHOOL EEN ‘TWEEDE THUIS’ Een school is een kleine gemeenschap met eigen opgaven en reële maar allicht beperkte kansen voor de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid van jongeren. Waar jongeren samen, en met de directie en de leerkrachten, werk en leven moeten delen, is meer nodig dan enkel goede wil. Allen worden ze geconfronteerd met allerlei karakters en temperamenten, achtergronden en ambities, met de spanningen tussen de groep en de enkeling. Het is duidelijk dat daardoor moeilijkheden kunnen ontstaan. Elke kleine maatschappij die een klas- of schoolgroep is, kan in zich dragen en openbaren wat ook leeft in de ruime maatschappij. Wil zo’n kleine maatschappij van een klas of een school een echt opvoedingsmilieu zijn, dan is genegenheid en vertrouwen onmisbaar. Een hartelijke sfeer is belangrijk voor jongeren die zichzelf willen zijn om tot echte mensen uit te groeien. Een klimaat van
4
openheid en wederzijds vertrouwen is belangrijk voor wie wil opvoeden tot humane waarden. We trachten in de school dan ook een klimaat te creëren waarin het goed is om te werken en te leven. Waar zowel de kleinen als de groten, de sterken als de zwakken ruimte vinden voor inspanning en ontspanning, voor eigen werk en hulp bij dat werk en voor gezellig samenzijn onder vrienden. Waar opvang is voor wie het op één of ander vlak al eens wat moeilijk heeft, waar onderlinge conflicten niet uitsluitend met sancties maar op de eerste plaats in samenspraak worden beluisterd en waar ruimte is voor het bemoedigende woord. We willen dus een echte opvoedingsgemeenschap zijn, een oefenschool voor de beleving van fijnmenselijke relaties, waar klein en groot zich in goede en kwade dagen thuis voelen. 1.3.2. WAARDENONTWIKKELING In elke echte waardenbeleving spelen inzicht, waardering en inzet mee. Of het nu om voetbal of om werken met de computer gaat, om het smaken van klassieke muziek of om het sorteren van huisvuil in het kader van een bewuste milieuzorg, telkens kunnen we deze dimensies onderscheiden. Men weet er een en ander over, men beleeft er deugd aan, men heeft er veel voor over. Het is dit drievoudig inzicht dat we tot algemeen uitgangspunt nemen om de waarden die ons dierbaar zijn tot ontwikkeling te brengen. Het is dan ook belangrijk deze waarden voor te leven en ze ter bespreking te stellen, zodat leerlingen kunnen horen en zien wat we belangrijk achten. Het is voor ons een uitdaging om voor deze waarden positieve belevingskansen aan te reiken zodat leerlingen, individueel of in groep, kunnen leren uit ervaring. Het vraagt ook dat we zeker met evenveel aandacht en energie bevestigen en stimuleren wat goed is als afkeuren wat fout loopt. Enkel op die wijze weet de leerling zich blijvend aanvaard en gewaardeerd. Om te groeien in waardenbeleving zijn er voor leerlingen dagelijks vele kansen: de medewerking om de klas en de speelplaats net te houden, de diensten in de eetzaal, de zorg voor de notities van een afwezige leerling, initiatieven bij sport en spel, een engagement in de leerlingenraad, het respectvol omgaan met leerlingen van andere onderwijsvormen en studierichtingen… Er zijn ook de extra-kansen: de medewerking aan een wetenschappelijk of sociaal project, de deelname aan ontmoetings- en bezinningsdagen… Dergelijke ervaringen openen perspectieven voor een waardenoverdracht en voor een waardenontdekking door de actieve inzet van leerlingen. Dit kan gebeuren op allerlei vlakken: maatschappelijk, ecologisch en cultureel. De zin voor het esthetische en een gevoeligheid voor al wat het materiële overstijgt, is op zichzelf waardevol en kan bovendien een weg zijn om de gevoeligheid voor het religieuze te ontwikkelen. 1.3.3. WAARDENONTWIKKELING IN EN BUITEN DE LESTIJDEN Deze waardenontwikkeling willen we realiseren in en ook buiten de lestijden. In de verschillende vakken streven we ernaar inzichten en vaardigheden bij te brengen. Maar we opteren ook voor een vorming die ruimte biedt, verwondering creëert, tot liefde oproept en tot inzet aanspoort voor het ware, het goede en het mooie. Ook buiten de lestijden is de schoolsituatie eigenlijk een veld vol opvoedingskansen. ’s Middags aan tafel, maar ook in sport en recreatie leren leerlingen de noodzaak kennen om rekening te houden met anderen, en om respect en verantwoordelijkheid op te brengen voor elkaar.
5
6
2. 2.1.
ONZE SCHOOL – EEN ONDERWIJSGEMEENSCHAP Algemene beginsituatie:
EEN WERELD MET NIEUWE STUDIEKANSEN EN – OPGAVEN, DOOR JONGEREN OP EEN EIGEN WIJZE BENADERD.
2.1.1. NIEUWE MOGELIJKHEDEN In een tijd van ongelooflijke wetenschappelijke en technologische vernieuwing en dank zij de nieuwe mogelijkheden in het medialandschap is de verwerving en verwerking van nieuwe kennis zoveel gemakkelijker en boeiender geworden. 2.1.2. NIEUWE UITDAGINGEN Dit betekent echter ook een aantal nieuwe uitdagingen. De wereld is zoveel ingewikkelder geworden. Om economisch, politiek, sociaal en cultureel nog enigszins te kunnen volgen, is heel wat vorming noodzakelijk. Ruime passieve én actieve talenkennis, enig doorzicht in de wereld van de positieve en de menselijke wetenschappen, inzicht én vaardigheden inzake informatica horen steeds meer bij de basisvorming van de bewuste en actieve volwassene. Een hele opgave dus voor wie nog jong is! 2.1.3. DE HOUDING VAN DE JONGEREN Jongeren gaan duidelijk op verschillende wijzen met deze eigentijdse maatschappelijke gaven en opgaven om. Wellicht is hun reactiepatroon door allerlei factoren beïnvloed: de wetenschappelijke en algemeen-culturele interesse die er heerst in het gezin en in de vriendenkring, de leeftijd en de persoonlijke karakteriële aanleg. Sommige jongeren tonen grote interesse en weten hun leerhonger te stillen langs de beschikbare media. Anderen zijn veel minder geïnteresseerd in studiewerk, dat ze ervaren als een erg zware opdracht. Zij blijken moeilijk de ontspanningsmogelijkheden en –programma’s van de media te ontgroeien, wellicht uit een gevoelen van machteloosheid tegenover de complexiteit van de wereld die hen omringt. In veel gevallen gaat het om een gebrek aan weerbaarheid. De juiste motiveringswegen vinden, is hier de grote opgave. 2.2.
Ons algemeen opzet: KWALITEITSONDERWIJS
2.2.1. INWIJDING IN VERSCHEIDENE COMPONENTEN VAN ONZE CULTUUR We willen onze leerlingen inwijden in de belangrijkste componenten van onze cultuur: de literaire en taalkundige, de positief-wetenschappelijke en mens-wetenschappelijke, de muzische en technisch-technologische en tenslotte de levensbeschouwelijke component. 2.2.2. KENNEN, KUNNEN EN WAARDEREN Om de leerling volwaardig te vormen gaat in elke component onze wezenlijk ondeelbare aandacht uit naar de verwerving van inzicht en vaardigheid die moeten leiden tot een bewustere waardering.
7
Naarmate de leerlingen in de opeenvolgende graden worden geconfronteerd met moeilijker materie, zullen de doelstellingen hoger reiken. Elke onderwijsvorm en studierichting legt daarbij uiteraard haar eigen accenten. 2.3.
KRACHTLIJNEN VAN ONDERWIJSAANPAK
2.3.1. KWALITEITSEISEN Vormend onderwijs vergt een degelijke inhoud en een evenwichtige algemene optiek. We zien het bovendien als een belangrijke opgave ons onderwijswerk nauw aan te sluiten bij het maatschappelijk leven en de groeiende Europese dimensie. 2.3.2. KWALITEIT DOOR EEN VEELZIJDIGE STUDIEBEGELEIDING Maar er is zoveel meer! Het veronderstelt immers ook dat leerlingen de juiste studiemethode leren beheersen. We hechten dan ook veel belang aan studiebegeleiding. We oriënteren de leerlingen uitdrukkelijk op persoonlijk werk: aanvankelijk vooral met concrete oefen- en studietaken in de klas en thuis, later ook met opener en vrijer te kiezen opdrachten die ze naar eigen inzicht en creativiteit kunnen uitwerken. Mondelinge en schriftelijke toetsen, persoonlijke taken en overhoringen bieden de mogelijkheid het leerproces en de graad van de studieresultaten te evalueren. Geregeld brengen we verslag uit over de studieresultaten en over de algemeen menselijke houding van de leerlingen. Dat biedt de gelegenheid tijdig bij te sturen waar wat misloopt.
8
3. 3.1.
ONZE SCHOOL – EEN CHRISTELIJKE GEMEENSCHAP Algemene beginsituatie:
EEN WERELD MET NIEUWE GELOOFSOPGAVEN EN –KANSEN, DOOR JONGEREN OP EEN EIGEN WIJZE BENADERD.
3.1.1. NIEUWE OPGAVEN EN KANSEN Godsdienst en Kerk verloren hun vroegere vanzelfsprekendheid. Het aantal deelnemers aan de zondagsliturgie is zienderogen achteruitgegaan. In de gezinnen komt het christelijke geloof nog moeilijk aan bod in gesprekken en rituelen. Toch is de christelijke godsdienst in onze geseculariseerde samenleving niet verdwenen. Hij is alleen sterk geprivatiseerd en gemarginaliseerd door het wegvallen van de maatschappelijke stutten die aan het geloof in de vroegere samenleving een grote vanzelfsprekendheid verleenden. Ook al boette de godsdienst in Vlaanderen veel aan betekenis in, toch blijkt uit een recent Europees waardenonderzoek dat 70% zichzelf definieert als kerklid; van die 70% noemt 97% zich katholiek. Daarnaast zijn er velen die zich niet als lid van de kerk omschrijven maar toch deelnemen aan de rituelen rond scharniermomenten van het leven zoals doopsel, huwelijk en begrafenis. Een vierde van de onkerkelijken zegt soms te bidden. Zelfs wanneer men ervan uitgaat dat de overtuigde christenen in onze samenleving een minderheid vormen, dan kan gesteld worden dat deze minderheid deel uitmaakt van een grote massa naamchristenen, zoekenden, onverschilligen en bewuste niet-christenen. Christenen vertegenwoordigen in elk geval het ethisch-cultureel substraat van onze beschaving en houden in stand wat de meerderheid van de bevolking niet wil missen. Deze situatie doet ons dromen van een meer dan ooit bewust gekozen en authentiek beleefde christelijke levenshouding. Er zijn immers christenen en christelijke gezinnen die zich in onze keuzemaatschappij voldoende weerbaar tonen tegenover de moderne goden en de heersende waardenontluistering. Zij hebben de moed en de overtuiging om het van oudsher overgeleverde christelijk en kerkverbonden geloof trouw te beleven; zij willen het een eigentijdse gestalte geven in maatschappelijke dienstbaarheid en in nieuwe engagementen voor de missionaire uitbouw van de minderheidskerk. Sommigen doen dat voorzichtig zoekend, anderen lijken dit reeds te kunnen verwezenlijken in een geest van christelijk getuigenis. 3.1.2. DE HOUDING VAN DE JONGEREN Het hoeft ons niet te verbazen dat jongeren zich vandaag tegenover de wereld van Kerk en geloof, zoals die zich in de maatschappij vandaag aandient, nogal onzeker voelen en zich wel eens afwijzend opstellen. Toch kan dat worden genuanceerd. Naast een wellicht nog groter wordende groep onverschilligen, zijn er jongeren die wel voor diepere waarden openstaan, maar die zich blijkbaar afschermen voor wat op hen afkomt als traditioneel kerkelijke geloofsvormen. Tenslotte koesteren anderen belangstelling voor de waardenschaal van het christelijk geloof. Zij zijn nu reeds allicht aan het uitgroeien tot een nieuwe generatie van bewuste christen-gelovigen.
9
3.2.
Ons algemeen opzet: EEN EIGENTIJDS CHRISTELIJK GETUIGENIS
3.2.1. EEN MISSIONAIRE OPSTELLING VANUIT EEN KATHOLIEKE GEZINDHEID De heterogene samenstelling van onze klasgroepen, een afspiegeling van het groeiend pluralisme in onze maatschappij, betekent voor de katholieke school een niet gemakkelijke maar boeiende uitdaging. Het is een niet te onderschatten opdracht. We moeten er immers van uitgaan dat meer dan 70% van de jongeren in Vlaanderen in het katholieke schoolnet zit, waarvan er uiteraard slechts een deel deze keuze maakt met het oog op een christelijke geloofsvorming. We aanvaarden deze uitdaging als een boeiende opdracht. Zij dwingt ons om het christelijk gedachten- en waardengoed opnieuw in zijn ware en bevrijdende essentie te laten zien en smaken door de jonge generatie van vandaag. We geloven er immers in dat de christelijke boodschap ook voor mensen van vandaag en morgen een bevrijdende zin heeft en dat het echte christelijk geloven niet afhankelijk maakt maar een kracht-totleven is. We menen deze taak best te vervullen in een eigentijds-missionaire geest. Niet opdringerig en paternalistisch missionair, wel bescheiden en uitnodigend, verdraagzaam tegenover anders-gelovigen en anders-denkenden maar ook vanuit een bewuste belijdenis van de eigen waarden en visies op mens en maatschappij. We willen dit bewust doen als geëngageerden in een katholieke instelling. Dat impliceert dat we anders-gelovigen en zelfs niet-gelovigen niet uitsluiten en ons richten tot allen die op onze school een beroep doen voor onderwijs en opvoeding in respect voor onze identiteit. In die zin denken we als geloofsgemeenschap in een pluralistische maatschappij een belangrijke evangelische d.i. dienstbare taak te kunnen vervullen, als ‘gist in het deeg’, als ‘zout der aarde’, als ‘licht op de kandelaar’. 3.2.2. EEN DUBBEL DOEL VOOR OGEN a. We willen bijdragen tot de vorming van eigentijdse bewuste christenen: mensen die zich in de pluralistische maatschappij van vandaag en morgen als christengelovigen gedragen, bewust van hun eigenwaarde én verdraagzaam tegenover anderen, ook al zullen zij niet de meerderheid uitmaken. b. Voor hen die onze christelijke geloofsvisie niet delen, menen we toch ook een algemeen-vormende bijdrage te kunnen leveren. Want ook inzake religieuze beleving is er verscheidenheid onder de leerlingen. Van alle leerlingen en personeelsleden wordt als minimum verwacht dat zij de christelijke oriëntatie van de school aanvaarden. De godsdienstlessen, het klasgebed en de klasmissen of andere religieuze vieringen vormen het minimum-aanbod: het religieus programma dat voor iedereen geldt. De omschrijvingen voor de beide doelstellingsniveaus hebben betrekking op geloofsopvoeding en evangelisatie. Door deze dubbele doelstelling te beklemtonen, ontkrachten we beweringen als zou de katholieke school enggeestig zijn en blind voor de realiteit, of te ruimdenkend waardoor ze haar opdracht inzake geloofsvorming zou verloochenen.
10
3.3.
KRACHTLIJNEN VAN ONZE EVANGELISATIE-AANPAK
3.3.1. GETUIGENIS VAN EEN CHRISTELIJKE LEVENSVISIE, NIET ENKEL BINNEN DE GODSDIENSTLES Het zal stilaan wel voor iedereen duidelijk zijn dat een katholieke school meer is dan een reeks klaslokalen waar een kruisbeeld boven het bord hangt of/en waarin ’s ochtends een gebed gezegd wordt of/en waarvan de Inrichtende Macht of de directie opvallend van katholieken huize is. Het christelijk karakter van een school blijft niet beperkt tot het feit dat er godsdienst wordt gegeven; het wordt in de eerste plaats bepaald door een ruim gedragen geloofsgetuigenis in woord en daad, die uitgaat van de leerkrachten en de directie Van hen mag worden verwacht dat ze het christelijk geloof ernstig nemen, dat ze het ervaren of erkennen als een kracht die een eigen inhoud geeft aan de visie op mens en maatschappij en dat ze in de beleving of de aanvaarding ervan richt op een radicaal mens-zijn. De vier evangelies en meer bepaald de zaligsprekingen van Jezus (Mt. 5, 112) en de bergrede (Mt.5-7) kunnen hen inspireren tot een radicaal bevrijde en radicaal bevrijdende levensstijl. Heel duidelijk bevatten deze teksten een profetische aanklacht tegen elk ‘één-dimensionaal’ menstype, waartoe mensen kunnen worden verleid. De zaligsprekingen tonen ons onmiskenbaar wat Jezus in de mens waardeert: - nederigheid: de erkenning niet zijn eigen God te zijn. Ze is de ‘vreze Gods’ uit het O.T., het ‘arm-zijn-van-hart’ in het N.T. - gerechtigheid: zin voor al wat rechtmatig toekomt aan mens en schepping. Ze uit zich in pijngevoelens bij de ervaring van onrecht en in de bereidheid om steeds op te komen voor wat goed is - zachtmoedigheid: de kunst om het goede doel te bereiken zonder mensen geweld aan te doen - barmhartigheid: als solidariteit met de zwakken en als vergevensgezindheid tegenover wie ons iets misdaan heeft - waarachtigheid: de zin voor authenticiteit, de aandacht voor de overeenstemming van woord en daad - de bereidheid én bekwaamheid om vrede te bewerken: om bruggen te bouwen daar waar onenigheid dreigt of heerst - weerbaarheid: al de moed om – in Jezus’ spoor – het kruis op zich te nemen voor elke goede zaak. Al deze houdingen inspireren een christen bij zijn streven om echt mens te zijn: zij kleuren zijn leven met een spiritualiteit die eigen is aan elk echt godsgeloof; zij richten zijn persoonlijk en sociaal leven vanuit een eigen visie; zij verdiepen en radicaliseren de humane waarden die we hoger reeds vermeldden als de hoofdbestanddelen van ons ‘pedagogisch minimum’: respect, relatiebekwaamheid, solidariteit en sociale bewogenheid, liefde voor de waarheid, vrede, milieuzorg, innerlijkheid, zin voor riten en symbolen, weerbaarheid. We durven hier dan ook een dubbele hoop uitspreken:
dat we met al onze leerkrachten en opvoeders eerlijk en met een herwonnen onbevangenheid van deze christelijke waarden zouden getuigen in onze handelswijze en in ons spreken. Zij het ‘elk naar eigen godsvrucht en vermogen’; dat al onze leerlingen dit getuigenis mogen zien en ervaren en horen. En dat velen van hen ons geloof in de echte mens metterdaad mogen delen.
11
3.3.2. ONTWIKKELING VAN CHRISTELIJKE WAARDEN VIA DE GEWONE WEG VAN WAARDENONTWIKKELING Naast de twee hoger vermelde krachtlijnen voor een eigentijdse evangelisatie op school gelden natuurlijk de principes van elke eigentijdse waardenopvoeding. Hoger vermeldden we er enkele. Ze zijn dus evenzeer van toepassing op godsdienstig gebied. Christelijk-godsdienstige opvoeding veronderstelt:
de ontwikkeling van christelijke waarden op de niveaus van: het verwerven van inzicht, de kansen tot inzet, de deugd-ervaring; een groeizaam algemeen klimaat. Als onmisbare factoren beschouwen we het dagelijks bezinnings- en/of gebedsmoment en de aandacht die besteed wordt aan de grote kerkelijke momenten. Dit via berichtenborden, bezinningen en liturgische vieringen, acties als Welzijnszorg en Broederlijk Delen…
3.3.3. PASTORAAL OP TWEE SPOREN Met de heterogene klassamenstelling en ons dubbel doel van geloofsopvoeding en evangelisatie voor ogen, kunnen wij naast de gezamenlijke activiteiten ook initiatieven tot verdere verdieping en bezinning aanbieden voor wie méér wil.
12
BIJ WIJZE VAN BESLUIT Zalig de jongeren Die bij ons op school de kans krijgen Mensen te ontmoeten, Met zin voor opvoeding, Met talent om te onderwijzen, Met de durf om te getuigen van christelijk geloof, Met het besef van mens te zijn… Als wij spreken van mensen met zin om op te voeden, Dan denken wij… Aan mannen en vrouwen Die bereid zijn én vaardig om een pedagogische relatie op te bouwen Met elk van de hun toevertrouwde leerlingen, En dit op de eerste plaats binnen – en in functie van – hun eigen vak. Dit houdt onder meer volgende attitudes in: -
ernaar streven dat geen enkele leerling een nummer is, beseffen dat niet alle leerlingen van bij de eerste uitleg mee zijn, zo spreken en handelen dat je leerlingen motiveert en misschien zelfs enthousiast maakt voor je vak, niet alleen oog hebben voor het product dat leerlingen afleveren, maar ook voor het proces dat zij daarheen doorliepen, beseffen aangesteld te zijn in gezag, durven afkeuren en bestraffen wat verkeerd gaat, maar eveneens kunnen bevestigen wat goed is, bereikbaar zijn, je schooltaak zo aanpakken dat je het werk van de collega’s (bvb. taalkundige, muzische en godsdienstige vorming) ondersteunt…
Als wij spreken van mensen met talent om te onderwijzen, Dan denken wij… Aan mannen en vrouwen Die hun lesopdracht ernstig nemen, Die zich steeds de vormende waarde van hun lestijden realiseren, Die niet bang zijn het belang van hun lessen vanuit het filosofisch of historisch of actueel kader te duiden, En die steeds tot nascholing bereid zijn… Als wij spreken van mensen met de durf om te getuigen van christelijk geloof, Dan denken wij… Aan mannen en vrouwen Die ter gelegenertijd opkomen voor een gezonde mens- en maatschappijvisie, Die – in woord en daad – tot uitdrukking brengen wat zij echt belangrijk vinden, Die hun verbondenheid met de plaatselijke Kerk niet onder stoelen of banken verstoppen… Als wij spreken van mensen met het besef van mens te zijn, Dan denken wij … Aan mannen en vrouwen Die ervoor uitkomen niet onfeilbaar te zijn, En die ook van anderen niet verwachten dat zij perfect zouden zijn. Ja, zalig de jongeren Die op school doorheen de ontmoeting met zulke volwassenen De vreugde van een dienstbaar menszijn mogen ervaren.
13
Weet jij wat wij willen? Wij willen je helpen uitgroeien tot evenwichtige, wijze en goede mensen: mensen die kritisch en mondig, moreel-gevoelig en actief in ’t leven staan tot ruim ontwikkelde en kritisch-denkende mensen persoonlijkheden die zich kunnen waarmaken in de maatschappij tot eigentijdse bewuste christenen mensen die zich in de pluralistische maatschappij van vandaag en morgen vrij als christengelovigen bewegen, bewust van hun eigenwaarde én verdraagzaam tegenover anderen OF tot zelfkritische mensen-van-goede-wil: mensen die met echte kennis van zaken denken en spreken over de wereld van de christenen en die ook bereid zijn om samen met hen te bouwen aan een wereld van rechtvaardigheid.
14