Pedagogisch Beleidsplan
Tinker Bell Kinderdagverblijven B.V. Schoolstraat 38 2712 VC Zoetermeer Tel 079-3167555 Fax 079-3160725 www.tinker-bell.nl
Inhoudsopgave Blz. Inleiding
3
Algemene uitgangspunten 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Het kinderdagverblijf Onze visie op opvoeden De kinderen De ouders Het personeel
4 5 5 6 6
Onze werkwijze 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8
Pedagogische middelen De sociale ontwikkeling Spelen en speelgoed Slapen Zindelijk worden Omgaan met gevoelens Creativiteit Feesten
Nawoord
8 11 12 14 15 17 18 19
21
Pedagogisch beleidsplan blz. 2
Inleiding Voor u ligt het pedagogisch beleidsplan van Tinker Bell Kinderdagverblijven B.V. (verder Tinker Bell genoemd). In dit beleidsplan verwoorden wij onze handelwijze ten aanzien van de in ons kinderdagverblijf geplaatste kinderen. Dit geldt zowel voor de baby’s als de peuters. Binnen Tinker Bell werken we volgens de visie van dr. Thomas Gordon, een Amerikaanse psycholoog. Gordon legt de nadruk op positieve communicatie en het actief luisteren naar de kinderen. De leid(st)ers gaan op een opgewekte en positieve wijze met de kinderen om en benaderen ze als gelijkwaardig. Het eerste deel bevat de algemene uitgangspunten van het pedagogisch beleid. In het tweede deel worden deze algemene uitgangspunten vertaald naar de dagelijkse praktijk. In het eerste deel van het pedagogisch beleidsplan zullen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan bod komen: 1) Het kinderdagverblijf: hier geven we de functie van onze instelling aan. 2) Onze visie op opvoeden: hier geven we in het kort weer hoe wij tegen het proces van opvoeden aankijken. 3) De kinderen: met daarin verwoord de uitgangspunten die de basis vormen van onze omgang met de kinderen. 4) De ouders1: in deze paragraaf vindt u de uitgangspunten die de basis vormen van onze contacten met de ouders. 5) Het Personeel: hier wordt aangegeven wat dit alles betekent voor het functioneren van onze leid(st)ers. En in het tweede deel van het pedagogisch beleidsplan komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan bod: 1) Pedagogische middelen: hier wordt beschreven van welke pedagogische middelen wij gebruik maken en hoe wij deze hanteren. 2) De sociale ontwikkeling: hier staat hoe wij inspelen en omgaan met de sociale ontwikkeling van de kinderen. 3) Spelen en speelgoed: in deze paragraaf verwoorden wij onze visie op spelen en beschrijven wij het soort speelgoed dat wij gebruiken. 4) Slapen: hier wordt ons slaapbeleid beschreven. 5) Zindelijk worden: in deze paragraaf staat beschreven hoe wij omgaan met het proces van zindelijk worden. 6) Omgaan met gevoelens: hier wordt beschreven hoe wij omgaan met positieve en minder positieve gevoelens van kinderen. 7) Creativiteit: hier beschrijven wij hoe wij omgaan met de creativiteit van de kinderen en hoe wij dit stimuleren. 8) Feesten: in deze laatste paragraaf beschrijven wij ons feestbeleid.
1
Met ouder wordt tevens elke andere verzorger/opvoeder bedoeld Pedagogisch beleidsplan blz. 3
Algemene uitgangspunten 1.1
Het kinderdagverblijf
Een kinderdagverblijf is een algemeen toegankelijke instelling die opvang biedt aan kinderen van 0 tot 4 jaar voor een vast aantal dagen per week, waardoor de ouders bijvoorbeeld in de gelegenheid worden gesteld om te werken of te studeren. Ook voor bedrijven en instellingen vervullen wij een functie, omdat wij hen door deze dienst de mogelijkheid bieden waardevol personeel te krijgen en/of te behouden. Het kinderdagverblijf biedt aan de kinderen tijdens de opvang een omgeving, waarin ze, in aanvulling op thuis, worden verzorgd en opgevoed in groepsverband. De groep wordt geleid door gekwalificeerde leid(st)ers. Hoewel het kinderdagverblijf een opvangvoorziening ten dienste van de ouders is, laten wij ons bij de invulling van het werk leiden door de behoeften van het kind. Met name de sociale ontwikkeling kan door het veelvuldig contact met andere kinderen en de leid(st)ers volop gestalte krijgen. Tevens gaan wij ervan uit dat de kinderen zo in de gelegenheid worden gesteld om vertrouwen in andere volwassenen op te leren bouwen. In bredere zin menen wij dat het kinderdagverblijf met deze taakstelling een bijdrage levert aan de ontwikkeling van het kind. De Ø Ø Ø
volgende functies kunnen wij helaas niet tot ons takenpakket rekenen: gespecialiseerde opvoeding; planmatige opvoedingsondersteuning aan de ouders; preventie of vroegtijdige onderkenning van ontwikkelingsstoornissen.
Deze functies behoren tot het takenpakket van andere instellingen. Wij zijn primair geen hulpverlenende instelling, maar een dienstverlenende instelling. Wel vervullen de leid(st)ers op grond van hun opleiding en ervaring een signalerende functie. Tinker Bell staat positief tegenover de opvang van kinderen met een handicap. Wij geloven dat dit wederzijdse acceptatie en begrip bevordert, hetgeen een goede voorbereiding is voor het functioneren in de samenleving later. Indien de aard van de handicap echter zodanig is dat het functioneren van de groep in gevaar komt of belemmerd wordt en wij met de huidige faciliteiten en deskundigheid onvoldoende op de bijzondere zorg van het kind kunnen inspringen, is opvang helaas niet meer mogelijk.
Pedagogisch beleidsplan blz. 4
1.2 Onze visie op opvoeden Kinderen ontwikkelen zich door de interactie, wederzijdse beïnvloeding/communicatie over en weer, met hun omgeving. In het kinderdagverblijf houdt deze omgeving in: de leid(st)ers, de andere kinderen, maar ook zaken zoals de aanwezige materialen en de huisregels. De opvoeding binnen het kinderdagverblijf krijgt vorm doordat de leid(st)ers de interactie van het kind met de omgeving begeleiden. Een voorwaarde voor goede ontwikkelingsmogelijkheden zijn de vertrouwensband tussen de leid(st)ers en de kinderen en de kinderen onderling. Daarnaast zijn wij van mening dat een kind in zijn of haar ontwikkeling behoefte heeft aan duidelijkheid. Deze duidelijkheid is terug te vinden in de omgang van de leid(st)ers met de kinderen, waarin zij de kinderen een duidelijke structuur bieden. Gelet op het belang van de continuïteit van de opvoeding is het contact tussen de leid(st)ers en de ouders tevens noodzakelijk.
1.3 De kinderen Bij Tinker Bell willen we een huiselijke en warme sfeer creëren waarin alle kinderen zich veilig en geborgen voelen en waar ieder kind zichzelf kan en mag zijn. Wij denken dat een kind zich het prettigst voelt in een omgeving die uitdaging biedt, maar die tevens duidelijk en voorspelbaar is. Het hanteren van duidelijke “huisregels”, een herkenbare dagindeling met regelmaat en rustmomenten dragen hieraan bij. In Ø Ø Ø Ø Ø Ø
onze omgang met de kinderen vinden wij een aantal zaken belangrijk: elk kind is een individu op zich, een warme en accepterende houding naar de kinderen toe, respect, gelijkwaardigheid, consequent en duidelijk zijn, een kindgerichte benadering d.w.z. aansluiten bij de behoefte, mogelijkheden en belangstelling van de kinderen, Ø veel plezier, Ø een positieve benadering, waardoor een kind een positief zelfbeeld kan ontwikkelen. Door middel van een dergelijke omgang willen wij de vertrouwensband met de kinderen laten groeien, zodat ook de kinderen in hun ontwikkeling kunnen groeien. Behalve het contact tussen de leid(st)ers en de kinderen, is ook het contact tussen de kinderen onderling belangrijk. Aan dit proces willen wij onder begeleiding veel ruimte geven. In ons kinderdagverblijf willen we ook een omgeving creëren die uitdaging biedt aan alle fasen in de ontwikkeling van het kind en dan op diverse terreinen van deze ontwikkeling. Een belangrijk uitgangspunt hierbij is dan ook dat ieder kind de gelegenheid krijgt om zich in eigen tempo en naar eigen belangstelling te ontwikkelen. In tegenstelling tot de schoolse periode die met 4 jaar begint, formuleren wij geen doelstellingen ten aanzien van een te behalen eindniveau.
Pedagogisch beleidsplan blz. 5
Wel houden we de ontwikkeling in de gaten door middel van schriftelijke observaties. In deze observaties worden de verschillende ontwikkelingsgebieden van uw kind gedurende vier jaar behandeld. In de zorg voor de kinderen besteden wij tevens veel aandacht aan veiligheid, gezondheid en hygiëne2. Het kinderdagverblijf is verantwoordelijk voor het (fysieke) welzijn van de kinderen tijdens het verblijf bij Tinker Bell. Ook menen wij een signalerende taak te hebben ten aanzien van bijvoorbeeld verwaarlozing of mishandeling van kinderen. Hiertoe is er een aantal protocollen binnen Tinker Bell aanwezig, zoals seksueel misbruik en kindermishandeling.
1.4 De ouders De ouders zijn en blijven primair verantwoordelijk voor de zorg en opvoeding van hun kinderen. Gedurende het verblijf van het kind in het kinderdagverblijf, neemt het kinderdagverblijf de verantwoordelijkheid tijdelijk van de ouders over. Daarbij willen we de door ons geboden zorg en opvoeding zoveel mogelijk laten aansluiten op de verzorging die een kind thuis krijgt, echter voor zover dit in te passen is in het (pedagogisch) beleid en de mogelijkheden van ons kinderdagverblijf. Een goed contact tussen de ouders en de leid(st)ers vinden wij dan ook van essentieel belang. Gelijkwaardigheid tussen de ouders en leid(st)ers, wederzijds vertrouwen, openheid en eerlijkheid spelen hierbij een belangrijke rol. Naast het mondelinge contact tussen de ouders en het kinderdagverblijf hanteren wij ook een kinderdagverblijfboekje. Dit boekje, dat elk kind afzonderlijk heeft, is van belang voor de voortgang van het kind op het kinderdagverblijf. Het boekje wordt elke dag meegegeven aan de ouders en deze overhandigt het bij het volgende bezoek van het kind weer aan de leid(st)er. Als het kind bijvoorbeeld de nacht ervoor niet goed heeft geslapen of last heeft gehad van krampjes, dan kan dat worden genoteerd. Zo kan de leid(st)er in één oogopslag zien waar rekening mee gehouden moet worden. Ook kunnen bepaalde persoonlijke dingen van het kind hierin worden beschreven door de ouder. Zo slaapt het ene kind graag op zijn buik maar een ander kind misschien juist niet. Niet alleen de ouders schrijven wat op, ook de leid(st)ers schrijven in het boekje. Zo kan er bijvoorbeeld in geschreven worden dat het kind die dag haast niet geslapen heeft of dat het kind die dag iets nieuws heeft geleerd. Buiten het dagelijkse praatje om is dit schriftje handig voor de samenwerking tussen de ouders en de leid(st)ers. Wij hechten er veel waarde aan dat de ouders tevreden zijn met de door ons geboden opvang. Wij staan dan ook ten alle tijden open voor reacties van ouders.
1.5 Het personeel Ons personeel is de belangrijkste schakel tussen u en uw kind. Gemotiveerde en goed samenwerkende medewerkers zorgen ervoor dat de opvang van de kinderen goed verloopt. Ons personeel is uitstekend op hun taak voorbereid. Zij beschikken over praktische ervaring, een verzorgende instelling en een gedegen opleiding.
2
Binnen Tinker Bell is een apart hygiëneplan aanwezig. Pedagogisch beleidsplan blz. 6
Een goede kennis op het terrein van veiligheid en E.H.B.O. is vereist, alsmede enige kennis op het gebied van de gezondheid. Daarnaast is er kennis nodig van de ontwikkeling van 0 tot 4 jarigen op de diverse terreinen. Wij hechten veel waarde aan een goed sociaal, psychologisch en emotioneel inzicht en inzicht in groepsprocessen. Uiteraard moeten zij ook over de noodzakelijke vaardigheden beschikken op het terrein van verzorging en hygiëne. Uitgangspunt in het functioneren van de leid(st)ers is het opvoeden in groepsverband. De leid(st)ers zorgen voor dagritme, groepsregels en gewoonten. Hierdoor ontstaat een groepsproces dat aan ieder kind in de groep duidelijkheid en houvast biedt. Daarnaast hebben de leid(st)ers binnen het groepsproces ook zorg en aandacht voor ieder individueel kind. Wat betreft vaardigheden vraagt onze werkwijze van de leid(st)ers dat zij open kunnen staan voor wat zich binnen de groep en bij de afzonderlijke kinderen afspeelt en dat zij hierop in hun handelwijze kunnen aansluiten. De leid(st)ers moeten goed kunnen communiceren, zowel met de kinderen, met de ouders, als met elkaar en zij moeten met alle partijen een vertrouwensband kunnen opbouwen. Van wezenlijk belang in het functioneren van de leid(st)ers is daarbij de houding die zij in het werk aannemen. In deze beroepshouding vinden wij de volgende zaken belangrijk: Ø eerlijkheid, Ø openheid, Ø respect voor een ieder, Ø een positieve en warme uitstraling, Ø flexibiliteit, Ø geduld en Ø betrouwbaarheid. Tijdens de zorg voor de kinderen hebben de leid(st)ers direct te maken met de ouders. De samenwerking met de ouders betreffende de zorg voor en opvoeding van de kinderen is daarom een belangrijk onderdeel binnen het functioneren van de leid(st)ers.
Pedagogisch beleidsplan blz. 7
Onze werkwijze In het eerste deel van dit pedagogisch beleidsplan hebben we de algemene uitgangspunten beschreven van het pedagogisch beleid binnen Tinker Bell Kinderdagverblijven. In dit tweede deel vertalen we de algemene uitgangspunten naar de dagelijkse praktijk in het kinderdagverblijf. De vertaling van de algemene uitgangspunten naar de dagelijkse praktijk hebben we onderverdeeld in acht punten. Hieronder worden deze punten achtereenvolgens behandeld. Elk punt begint met een begripsomschrijving, gevolgd door een beschrijving van de werkwijze binnen het kinderdagverblijf.
2.1 Pedagogische middelen Begripsomschrijving Onder “pedagogische middelen” verstaan we de middelen die volwassenen gebruiken bij de opvoeding van kinderen. Achtereenvolgens worden behandeld: stimuleren, belonen, dwang, macht en corrigeren. Onze werkwijze Binnen Tinker Bell gebruiken we de pedagogische middelen met het doel de ontwikkeling van het kind te bevorderen, zodat hij/zij kan uitgroeien tot een zelfstandig, evenwichtig individu, die verantwoordelijkheidsgevoel heeft voor zichzelf, voor anderen en voor de samenleving. Bij het gebruik van pedagogische middelen baseren wij ons op een aantal uitgangspunten: Ø Voorwaarde bij het gebruiken van pedagogische middelen is een huiselijke en warme sfeer, waarin het kind zich thuis voelt. Een andere voorwaarde is de aanwezigheid van een vertrouwensband tussen de leid(st)ers, ouders en kinderen. Ø In onze omgang met kinderen vinden we daarbij de volgende aspecten belangrijk: § een warme, accepterende houding, § respect voor elk kind, § een positieve benadering, § gelijkwaardigheid (dit betekent ook: niet bevoordelen of benadelen, § eerlijkheid (dit betekent ook: een vergissing toe kunnen geven), § een kindgerichte benadering (bij het hanteren van pedagogische middelen vormen de behoefte en mogelijkheden van de kinderen het uitgangspunt), § zoveel mogelijk consequent zijn (schept duidelijkheid). Ø Wij willen zoveel mogelijk aansluiten op de opvoeding van thuis, voor zover dit is in te passen in het pedagogisch beleid van ons kinderdagverblijf. Ø Met betrekking tot het hanteren van de pedagogische middelen vinden wij daarom een goed overleg met de ouders, met name bij de breng- en haalcontacten, belangrijk.
Pedagogisch beleidsplan blz. 8
Deze uitgangspunten worden binnen de verschillende pedagogische middelen als volgt concreet gemaakt: Stimuleren De kinderen worden gestimuleerd handelingen, die zij aan kunnen en waar zij aan toe zijn wat betreft ontwikkeling en ervaring, zelf uit te voeren. We letten erop dat we het kind niet het gevoel geven dat ze het niet kunnen of dat ze falen als het niet lukt, maar benadrukken en prijzen hetgeen wel lukt. We moedigen de peuters bijvoorbeeld aan om zelf hun jasjes of schoentjes aan of uit te trekken en stimuleren ze zelf te eten en te drinken of een plasje op de wc te doen. Als het lukt, prijzen we het. De baby’s stimuleren we bijvoorbeeld bij het zelf vasthouden van het drinkflesje of het kruipen. Ook stimuleren we het kind iets te doen wat het eigenlijk (nog) niet durft. Het van de glijbaan afglijden bijvoorbeeld. Eerst samen met de leid(st)er of een handje vasthouden, dan alleen nog maar een vinger en dan samen met het kind blij zijn als het alleen durft te glijden (overwinning op zichzelf). We stimuleren het kind bij het leren lopen ook. Eerst aan twee handen en daarna alleen nog een vinger vasthouden. Ook door zelf het goede voorbeeld te geven, stimuleren we de kinderen dit voorbeeld te volgen, bijvoorbeeld door zelf op te gaan ruimen als we aan/van tafel gaan. Belonen Van het pedagogisch middel belonen wordt in het kinderdagverblijf vaak gebruik gemaakt; gewenst gedrag wordt beloond met een knuffel of een complimentje. Dit werkt tevens als een goed voorbeeld voor de andere kinderen. We belonen de kinderen, echter zonder daarbij de kinderen voor te trekken of andere kinderen te benadelen. Met materiële beloningssystemen, zoals het geven van stickertjes, werken wij niet. Wij gaan ervan uit dat het gewenste gedrag op zich en het prijzen al voldoende “belonend” is. Dwang De kinderen worden zo min mogelijk gedwongen iets te doen. Beter is het ze het nut van het gewenste gedrag in te laten zien, door het uit te leggen. Opruimen onder dwang werkt bijvoorbeeld niet. Het kind heeft er dan geen plezier meer in. Beter is het kind het nut van het opruimen in te laten zien en het kind te stimuleren en zelf het goede voorbeeld te geven. Daar het opvoeden binnen het kinderdagverblijf plaatsvindt in groepsverband, hebben wij groepsregels. Deze regels zijn belangrijk voor rust, herkenbaarheid en structuur voor de kinderen. Wij willen de groepsregels zoveel mogelijk consequent toepassen, echter zonder dwang. Zo hechten wij er bijvoorbeeld waarde aan dat de kinderen tijdens het eten allemaal aan tafel blijven zitten, zodat dit een moment van rust is voor de groep. Door consequent te zijn en door dit duidelijk aan de kinderen uit te leggen, moedigen we de kinderen aan te blijven zitten.
Pedagogisch beleidsplan blz. 9
Macht Het hanteren van macht in de opvoeding vinden wij onjuist. Door een vertrouwensband te ontwikkelen, waarin de kinderen het gezag van de leid(st)ers aanvaarden, en door positieve benadering willen we de kinderen zonder gebruik van macht in hun groei naar de volwassenwording begeleiden. We proberen een machtsstrijd dan ook te voorkomen. Corrigeren Op grond van onze keuze voor een positieve benadering van de kinderen, willen wij zo min mogelijk gebruik maken van het pedagogisch middel corrigeren. Wij geven er de voorkeur aan om gewenst gedrag te bevorderen boven het corrigeren van ongewenst gedrag. Door het te negeren of het kind af te leiden neemt ongewenst gedrag vaak ook vanzelf af. Als dit niet lukt en het toch nodig is om het kind voor ongewenst gedrag te corrigeren, dan wenden wij ons op ooghoogte tot het kind en leggen we uit waarom iets niet mag en hoe het wel zou kunnen. We laten het kind daarbij altijd in zijn waarde. Het gedrag van het kind wordt gecorrigeerd, het kind wordt niet op zijn/haar persoonlijkheid aangesproken, het kind zelf mag er zijn. Als een kind een ander kind bijvoorbeeld geslagen heeft, zeggen wij niet: “jij bent stout”, maar: “Ik vind het niet fijn dat je dat kindje hebt geslagen, nou heeft het pijn” . Het geslagen kind wordt ook duidelijk getroost, wat ook leerzaam is voor het kind dat geslagen heeft. In extreme gevallen, bijvoorbeeld als het ongewenste gedrag van een kind het welzijn van een ander kind ernstig schaadt (bijvoorbeeld bijten) en verbaal corrigeren niet voldoende blijkt te helpen, corrigeren we een kind door hem even apart te zetten op de bank. Aangezien de kinderen ook in positieve omstandigheden op dezelfde bank mogen zitten, bijvoorbeeld om te lezen, ervaren ze dit niet als vernederend, terwijl ze zo wel in de gelegenheid worden gesteld om even tot rust en bezinning te komen. Ook kan ervoor gekozen worden het kind even op een stoeltje in de slaapkamer te zetten. Dit wordt alleen gedaan als de prikkels het kind onrustig blijven maken en een moment van stilte en rust in de slaapkamer het kind zou kunnen kalmeren. Dit moment is altijd maar van korte duur. De leid(st)er die het kind apart heeft gezet, gaat ook weer met het kind praten om (nu in alle rust) het gedrag te bespreken en het contact weer te herstellen. Daarna is alles weer vergeven en vergeten. Kinderen worden altijd direct na het voorval apart gezet, zodat zij het verband kunnen leggen met hetgeen er net voorgevallen is. Ook is het niet de bedoeling dat de ouders aan het eind van de dag het kind nogmaals corrigeren voor hetgeen er eerder op de dag voorgevallen is. Het kan voor het kind lastig zijn om dan nog te begrijpen wat het verkeerd heeft gedaan.
Pedagogisch beleidsplan blz. 10
2.2 De sociale ontwikkeling Begripsomschrijving Onder “sociale ontwikkeling” verstaan we de ontwikkeling van kinderen in de omgang met anderen. Onze werkwijze Wij gaan ervan uit dat een kind zich sociaal ontwikkelt in en door de interactie met zijn of haar omgeving. In het kinderdagverblijf houdt deze omgeving met name de groep kinderen en leid(st)ers in. Door het vele contact met de andere kinderen kan de sociale ontwikkeling volop gestalte krijgen. De leid(st)ers begeleiden dit proces. Bij de begeleiding van dit sociale ontwikkelingsproces is ons doel dat de kinderen uitgroeien tot volwassenen die respect en verantwoordelijkheidsgevoel hebben voor zichzelf en voor anderen. Wij begeleiden dit proces door sociaal wenselijk gedrag te stimuleren. Zo wordt het samenspel gestimuleerd, dat aangepast is aan het ontwikkelingsniveau van ieder kind. Twee baby’s worden bijvoorbeeld bij elkaar in de buurt gelegd, zodat ze elkaar kunnen zien en aanraken. Ook worden regelmatig speelgoed en/of activiteiten aangeboden die uitnodigen tot samenspel, zoals gezelschapsspellen, dans - of fantasiespel en kringspelletjes. Als een kind bijvoorbeeld met een bal rondloopt, stellen we voor om samen met een ander kind te gaan over rollen. Het is de bedoeling dat de kinderen gaan ervaren dat contact (spelen) met anderen plezierig is. Ook streven wij ernaar dat de kinderen respect krijgen voor elkaar. Zo stimuleren wij dat de kinderen aandacht voor elkaar hebben. We stimuleren bijvoorbeeld dat de kinderen tijdens de gesprekjes aan tafel naar elkaars verhaal luisteren en dat alle kinderen (ook de kleintjes en de stillere) aan de beurt komen om iets te zeggen. Als een kind verdriet heeft, kan een leid(st)er soms andere kinderen bij het troosten betrekken door uit te leggen waarom het kind verdriet heeft. Bij het kweken van begrip voor een ander vinden wij ook het bijbrengen van respect belangijk. Wij willen de kinderen leren, voor zover ze daar al aan toe zijn, zich in anderen te verplaatsen door situaties uit te leggen. Bijvoorbeeld als een kind een ander kind duwt, uitleggen dat dit pijn doet of uitleggen dat een kind ook wel eens even alleen (met een speeltje) wil spelen. Een ander middel om respect voor elkaar bij te brengen is dat wij positief staan tegenover opvang van kinderen die opvallen doordat ze anders zijn (bijvoorbeeld een handicap). Door te laten zien dat deze kinderen zich ook gewoon in de groep bevinden, leren kinderen respect te hebben voor mensen die er anders uitzien of anders doen. De handicap of het anders zijn benadrukken wij niet, maar we leren de kinderen dat iedereen uniek is. We stimuleren dat kinderen zorg en verantwoordelijkheidsgevoel krijgen voor elkaar, door ze spelenderwijs te leren rekening te houden met elkaar. Wij leren ze bijvoorbeeld voorzichtig te spelen als er een baby in de buurt is of betrekken af en toe een peuter bij de verzorging van de baby’s. Als grotere kinderen spelen met materialen die gevaarlijk zijn voor de kleintjes, wijzen wij de kinderen hierop. We houden dan de kleinere kinderen op veilige afstand. De grotere kinderen leren hier zo spelenderwijs rekening mee te houden.
Pedagogisch beleidsplan blz. 11
Een belangrijk middel om kinderen te begeleiden in hun sociale ontwikkeling is ze zelf in de omgang met de kinderen en met elkaar het goede voorbeeld te geven, door een houding die wordt gekenmerkt door warmte, acceptatie, respect, gelijkwaardigheid en eerlijkheid. Door een dergelijke houding naar de kinderen en naar elkaar, geven de leid(st)ers de kinderen – niet alleen in woorden, maar ook in daden – een voorbeeld, waaraan zij hun gedrag kunnen afmeten en vormgeven. Als kinderen sociaal onwenselijk gedrag vertonen, negeren de leid(st)ers dit zoveel mogelijk. Wel worden voorvallen met de kinderen besproken. Er wordt dan gesproken over hetgeen er gebeurd is en hoe het anders c.q. beter kan. Zo wordt het ombuigen van ongewenst gedrag gekoppeld aan het stimuleren van gedrag dat wel gewenst is.
2.3 Spelen en speelgoed Begripsomschrijving Spelen is de activiteit die kinderen op vrijwillige basis en voor het eigen plezier doen. De functie van spelen is leren, de wereld ontdekken en is nodig om ervaringen te verwerken. Ook is het noodzakelijk voor zowel de lichamelijke als de geestelijke ontwikkeling. Hierbij verstaan we onder de lichamelijke ontwikkeling, de ontwikkeling van de grove en de fijne motoriek en de zintuigen. Onder geestelijke ontwikkeling verstaan we de sociale en emotionele ontwikkeling, de ontwikkeling van de fantasie en van de creativiteit en de taal – en denkontwikkeling/cognitieve ontwikkeling. Onder speelgoed verstaan we elk materiaal en elk voorwerp waarmee een kind veilig kan spelen. Onze werkwijze Wij streven ernaar dat de kinderen plezier beleven aan het spelen en aan het aanwezige speelgoed en dat aan de bovenbeschreven functies van het spelen alle ruimte wordt gegeven. Zoals eerder ook al is beschreven, gaan wij ervan uit dat een kind zich mede ontwikkelt in en door de interactie met de omgeving. Het aanwezige spelmateriaal in het kinderdagverblijf, alsmede de aanwezigheid van andere kinderen, met wie kan worden gespeeld, vervullen hierbij een belangrijke functie. De rol van de leid(st)ers bij het spelen is ondersteunen, door: Ø spelmateriaal aan te bieden, Ø speelruimten aan te bieden waar een kind zijn gang kan gaan zonder een gevaar voor zichzelf en/of voor anderen te zijn, Ø het kind van tijd tot tijd prijzen als het lekker aan het spelen is, Ø meespelen met het kind, Ø rustige hoekjes creëren waar de kinderen alleen kunnen spelen, Ø een kind te helpen bij het concentreren op een spel, Ø het kind te stimuleren en te helpen, als het spel moeilijk is (bijvoorbeeld puzzelen). Uitgangspunt hierbij is een kindgerichte benadering. We proberen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de behoeften, belangstelling en de mogelijkheden van ieder kind. We willen bij Tinker Bell een speelomgeving creëren die uitdaging biedt op alle terreinen van de ontwikkeling en voor elke fase hierin. We letten daarom bij de aanschaf van speelgoed en het aanbieden ervan op een grote diversiteit aan spelvormen voor wat betreft soort en niveau.
Pedagogisch beleidsplan blz. 12
Speelgoed moet het kind prikkelen tot fantasie en zelf doen en het moet er vrolijk uitzien. Hoe meer mogelijkheden tot spel het speelgoed heeft, hoe leuker het voor het kind is. Wij willen de kinderen respect bijbrengen voor zichzelf en voor anderen en verantwoordelijkheidsgevoel bijbrengen ten opzichte van de samenleving. Dit opvoedingsdoel is ook terug te vinden in het speel(goed)aanbod. Speelgoed dat agressie bijvoorbeeld bevordert, zoals oorlogsspeelgoed, wordt niet aangeschaft. Als kinderen “oorlogje” spelen, worden ze gestimuleerd om een ander meer opbouwend spel te spelen. Tijdens het verblijf bij Tinker Bell proberen we een afwisselend spelprogramma aan te bieden, dat afgestemd is op de behoefte van de kinderen, maar dat ook afhankelijk is van zaken zoals: het weer, de dagindeling en de seizoenen. Binnen dit programma bieden wij afwisselend aan: Ø vrij spel, Ø met elkaar spelen (gezelschapsspelen, liedjes zingen, dansen, kringspelletjes, etc.), Ø buitenspel, Ø fijn motorisch spel (knutselen, kleien, puzzelen, bouwmateriaal etc.), Ø grof motorisch spel (loopauto’s, ballen, glijbaan etc.), Ø voorlezen, poppenkastspel, fantasiespellen. Het contact tussen de kinderen onderling speelt een belangrijke rol. Ook het spelen van de kinderen vindt plaats in de groep. Wij geven dit groepsproces de ruimte en begeleiden het door samenspel te stimuleren, het delen van speelgoed (om beurten) te bevorderen, als ook te leren respect te hebben voor het spel van andere kinderen (bijvoorbeeld niet afpakken). Bij het spelen en het speelgoed hechten wij veel belang aan veiligheid. Ø Bij de aanschaf van speelgoed wordt gelet op veiligheid en duurzaamheid van het materiaal (gifvrije verf, geen gevaarlijke onderdeeltjes, etc.). Ø Kapot en daardoor mogelijk onveilig speelgoed wordt direct verwijderd. Naast de veiligheid hechten wij ook veel waarde aan hygiëne. De ruimtes waar de kinderen spelen worden elke dag gedweild. Het speelgoed en de kasten, waarin het speelgoed staat, worden een keer per week schoongemaakt. Knuffelbeesten en zacht speelgoed worden elke maand gewassen in de wasmachine.
Pedagogisch beleidsplan blz. 13
2.4 Slapen Begripsomschrijving Onder het thema “slapen” verstaan we onze werkwijze ten aanzien van de behoefte van kinderen om tijdens het verblijf bij Tinker Bell te slapen of anderszins te rusten. Onze werkwijze We willen het fysieke welzijn van de kinderen bevorderen door tijdens het verblijf bij Tinker Bell tegemoet te komen aan de behoefte van ieder kind om te rusten of te slapen. Dit gebeurt groepsgewijs waar dat mogelijk is en individueel waar dat nodig is. Uitgangspunt blijft de (slaap) behoefte van ieder individueel kind. Gedurende de gehele dag bieden wij op regelmatige tijden verspreid over de dag rustmomenten aan (bijvoorbeeld door voorlezen of rustig spel). De kinderen die overdag nog één keer slapen, gaan zoveel mogelijk tegelijk naar bed: na de lunch rond 12:30 uur. Kinderen die overdag meer dan één keer slapen, of die de behoefte hebben aan slapen op een ander tijdstip van de dag, worden naar behoefte naar bed gebracht. Kinderen die overdag niet meer slapen bieden wij tussen de middag gelegenheid tot uitrusten door middel van rustig spel of (voor) lezen. Wij zijn van mening dat kinderen behoefte hebben aan duidelijkheid, het naar bed brengen verloopt daarom volgens een vaste gewoonte en volgorde: Ø handen en gezicht wassen, Ø plassen/verschonen/uitkleden, Ø naar de slaapruimtes gaan (groepsgewijs, dan wel individueel), Ø in bed leggen/toedekken, Ø van ieder kind even afscheid nemen, Ø (bij groepsgewijs in bed) een leid(st)er blijft erbij zitten tot de rust in de slaapruimte verzekerd is. Bij het naar bed brengen willen we een sfeer van (emotionele) veiligheid en geborgenheid bieden en de vertrouwensband tussen de leid(st)ers en kinderen bevorderen. Dit willen we realiseren door de kinderen de gelegenheid te geven een eigen speentje en / of knuffeltje mee naar bed te nemen. Ook houden we zoveel mogelijk voor ieder kind een vast bedje aan. Van ieder kind wordt even persoonlijk afscheid genomen, zodra het in bed is gelegd. Als een kind huilt in bed maar wèl moe is, gaan we er regelmatig naartoe om het laatste deel van het naar-bed-brengen te herhalen (gerust stellen en weer duidelijk afscheid nemen), zodat we veiligheid, maar ook duidelijkheid bieden. Voor zover het is in te passen in het beleid en de werkwijze van Tinker Bell willen we met het slapen zoveel mogelijk aansluiten bij de werkwijze van de ouders. Als ouders specifieke wensen hebben ten aanzien van het slapen van hun kind (bijvoorbeeld eerder wekken), dan houden we daar zoveel mogelijk rekening mee. Wij hechten belang aan de gezondheid en veiligheid en daartoe hebben we een aantal maatregelen genomen. Zo zijn de slaapruimtes goed geventileerd. Baby’s tot anderhalf jaar worden te slapen gelegd in een spijlenbedje. Kinderen die kunnen klimmen (vanaf anderhalf jaar) worden op een laag bedje te slapen gelegd. Pedagogisch beleidsplan blz. 14
Met het oog op risico’s (bijvoorbeeld wiegendood) worden de slapende kinderen minimaal ieder half uur gecontroleerd, alsmede 10 minuten na het naar bed gaan. Baby’s tot anderhalf jaar worden uitsluitend op hun rug te slapen gelegd. Als ouders dit anders willen, bijvoorbeeld, wel op de buik en/of ook nog onder een lakentje, dan wordt hier met hen schriftelijk een overeenkomst over gesloten. Er wordt dan een brief opgesteld waarin zij deze wens (en) aan kunnen geven en hier tekenen zij dan voor. Ter bevordering van de hygiëne wordt het beddengoed wekelijks verschoond. Tevens worden de slaapzakjes één keer per week gewassen, of indien nodig vaker. Ook de slaapruimtes worden elke dag gedweild.
2.5 Zindelijk worden Begripsomschrijving Onder “zindelijk worden” verstaan we het proces waarin het kind leert zijn/haar ontlasting/uitscheiding te beheersen en deze behoefte op het toilet te doen. Onze werkwijze Wij willen ieder kind de gelegenheid geven om zich in eigen tempo te ontwikkelen, dit geldt ook voor zindelijk worden. Wij kiezen daarom ook bij het zindelijk worden voor een kindgerichte benadering. We sluiten zoveel mogelijk aan op de behoefte, mogelijkheden en belangstelling van ieder kind. We hanteren vaste verschoontijden. De kinderen worden minimaal twee keer per dag verschoond. Vanzelfsprekend wordt er bij de kinderen tussendoor ook regelmatig gekeken of hij of zij een vieze luier heeft en deze wordt dan ook verschoond. Zodra een kind lichamelijk toe is aan en (mogelijk) belangstelling heeft om zindelijk te worden, beginnen wij in overleg met de ouders met de begeleiding van het kind. We letten daarbij op lichamelijke signalen van het kind, waaruit blijkt dat het in staat is de ontlasting/uitscheiding te beheersen. Dit is meestal in de loop van het tweede jaar. Op dat moment stellen we vrijblijvend voor om op het toilet te gaan. Een kindgerichte benadering kan ook inhouden dat we een kind, dat er lichamelijk nog niet aan toe is, toch op het toilet zetten, als het dat zelf graag wil. Wij zijn geen voorstander van pull ups. Uit ervaring is gebleken dat deze snel doorlekken en de kinderen niet voelen dat ze geplast hebben. We hebben dan ook liever dat de ouders dan wat meer ondergoed meegeven. Het begeleiden bij het zindelijk worden doen we vanuit een positieve benadering. We stimuleren de kinderen bij het zindelijk worden. We gebruiken geen dwang. Als het kind op het toilet heeft gezeten, maar niets heeft gedaan, verwoorden we dat rustig en neutraal. Als het iets op het toilet heeft gedaan, prijzen we het rustig. Als het kind wil mag het helpen met doortrekken. Zodra het kind langere tijd achtereen droog kan blijven en voelt aankomen wanneer er iets aankomt, laten we het kind zonder luier rondlopen en vragen af en toe of het al naar het toilet moet. Ook dit doen we vanzelfsprekend in overleg met de ouders.
Pedagogisch beleidsplan blz. 15
Bij het overleg met de ouders zijn met name de dagelijkse breng – en haalcontacten belangrijk. Zo ook bij het proces van zindelijk worden. Soms komt de ouder met het initiatief om te beginnen met de begeleiding in het zindelijk worden, de andere keer komen de leid(st)ers met het initiatief. Zodra de ouders ons benaderen voor begeleiding van het zindelijk worden van hun kind, werken we hieraan mee voor zover het past binnen ons beleid en onze werkwijze. We trachten door overleg zoveel mogelijk de werkwijze onderling af te stemmen. Kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid en ook bij het zindelijk worden speelt herkenbaarheid en regelmaat een belangrijke rol. Deze herkenbaarheid en regelmaat bewerkstelligen we door vaste momenten in het dagprogramma in te bouwen voor toiletgang. Verspreid over de dag gaan we op de volgende momenten met de kinderen naar het toilet: Ø na het drinken, rond 10:00 uur, Ø (zonodig) voor het eten, Ø voor het naar bed brengen, rond 12:30 uur, Ø bij het uit bed halen, Ø na de middag, rond 16:00 uur. Tijdens deze momenten geven we de kinderen gelegenheid op het toilet te gaan. Verder krijgen de kinderen de mogelijkheid op het toilet te gaan als het kind het zelf aangeeft. In onze werkwijze en omgang met de kinderen streven we ernaar dat de kinderen zich (emotioneel) veilig en geborgen voelen. Bij de begeleiding in het proces van zindelijk worden willen we dit als volgt bevorderen: Ø Een warme en accepterende omgang met de kinderen vinden wij essentieel. Ø We letten goed op signalen die het kind in zijn gedrag geeft en nemen de emoties die het kind heeft serieus, door ze onder woorden te brengen en erop aan te sluiten in ons gedrag. Als het kind bijvoorbeeld angstig is, verwoorden we dat, gaan we mee naar het toilet en blijven erbij tot het kind weer aangekleed het toilet uitgaat. Ø In sommige situaties en bij sommige kinderen kan humor een goed middel zijn om bepaalde spanningen te doorbreken. We laten ieder kind in zijn waarde. Als het bijvoorbeeld in zijn broek heeft geplast, verwoorden we dat neutraal en zonder negatieve of kleinerende etiketten op het kind te plakken of het af te wijzen. Het gedrag van het kind en niet het kind zelf is onderwerp van het gesprek. Bij het zindelijk worden maken we gebruik van de positieve invloed die het groepsproces hierop kan hebben. Tenzij we bij het kind bemerken dat hij of zij behoefte heeft aan privacy (uit wat hij zegt of uit zijn gedrag), wordt het gaan op het toilet in kleine groepjes verricht. Kinderen leren van elkaar en willen vaak ook graag meedoen met de andere kinderen. We hebben daarom ook meerdere toiletjes in gebruik. Ter bevordering van de hygiëne nemen we een aantal maatregelen: Ø Het afvegen van de billen van de kinderen wordt door de leid(st)ers verricht, dan wel gecontroleerd (bij oudere kinderen). Ø Na het toiletgebruik wast ieder kind zijn/haar handen. Ook de leid(st)ers wassen na elke verschoning hun handen. Ø De toiletruimte wordt dagelijks intensief schoongemaakt.
Pedagogisch beleidsplan blz. 16
2.6 Omgaan met gevoelens Begripsomschrijving Onder dit thema verstaan we de manier waarop wij omgaan met de gevoelens van de kinderen in het kinderdagverblijf en hoe wij de kinderen begeleiden in het leren omgaan met de eigen gevoelens en die van anderen zowel in groepsverband als individueel. Bij gevoelens kun je een onderscheid maken tussen positieve en minder positieve gevoelens. Positieve gevoelens zijn gevoelens die het welzijn van het kind en de omgeving bevorderen. Voorbeelden zijn blijdschap, opgewondenheid, vrolijkheid en geborgenheid. Minder positieve gevoelens zijn gevoelens die een storende uitwerking hebben op het welzijn van het kind en/of zijn/haar omgeving. Voorbeelden zijn angst, verdriet, agressie/macht, jaloezie, frustratie en boosheid. Onze werkwijze Wij vinden het belangrijk dat ieder kind zichzelf kan en mag zijn. Daarom bieden wij voldoende de gelegenheid dat ieder kind zich kan uiten. Middelen hierbij zijn onder andere: het met elkaar liedjes zingen, het (voor)lezen van verhalen, het bijpraten rond de tafel, het spelen met muziekinstrumenten, het uiten in gebaren en in spelvorm (zoals verkleedpartijen, schminken, poppenkast en fantasiespel). Ook bij de inrichting van het kinderdagverblijf en de aanschaf van materialen krijgt het uiten van gevoelens de aandacht: aan het lokaal geven wij een huiselijke sfeer, met hoekjes voor rustig spel en gelegenheid om je terug te trekken, de centrale binnenspeelplaats (Schoolstraat 38) en de buitenspeelplaats voor drukker spel. Bij materialen kan worden gedacht aan diverse creatieve materialen en (voor)leesboekjes, waarin diverse gevoelens aan bod komen. Bij het uiten van gevoelens is het zeer belangrijk dat het kind zich (emotioneel) veilig voelt en een vertrouwensband heeft met de leid(st)ers. Bij het begeleiden van gevoelens vinden wij in onze omgang met de kinderen de volgende zaken van belang: Ø Een warme en accepterende houding: wij willen de kinderen het vertrouwen geven dat ze altijd bij de leid(st)ers kunnen aankloppen voor een knuffel, op schoot zitten, stoeien, troosten of een luisterend oor. Ø Respect: we nemen de gevoelens van de kinderen serieus en laten het kind in zijn waarde, ook wanneer het bij uiten van gevoelens gedrag vertoont dat gecorrigeerd moet worden, zoals agressie. Ø Eerlijkheid: ook de leid(st)ers komen eerlijk voor hun gevoelens uit, zodat de kinderen leren ook met anderen rekening te houden en anderen te respecteren. Ø Een kindgerichte benadering, dat wil zeggen; aansluitend op de behoeften en mogelijkheden van het kind. We gaan in op signalen die het kind geeft, zoals huilen, stil zijn, niet in de groep willen meedoen, druk zijn, baldadig zijn, aanhankelijk zijn, uitbundig zijn, agressief zijn, lachen, springen, zingen en aandacht vragen. Ø Ruimte voor plezier, waardoor er in het contact veel gelegenheid is tot het uiten en samen beleven van positieve gevoelens. Ø Een positieve benadering: het uiten van positieve gevoelens door de leid(st)ers naar de kinderen krijgt voorrang boven het uiten van minder positieve gevoelens, zodat het kind een positief zelfbeeld kan ontwikkelen.
Pedagogisch beleidsplan blz. 17
Het kind ontwikkelt zich in en door de interactie met de omgeving. Dit geldt ook voor het (leren) omgaan met de eigen gevoelens alsmede met die van de andere kinderen en van de leid(st)ers. De leid(st)ers begeleiden dit proces door aan positieve gevoelens volop de ruimte te geven. De begeleiding bij minder positieve gevoelens houdt in: Ø zo nodig troosten, Ø gevoelens onder woorden brengen, zodat het voor het kind begrijpelijk wordt, Ø proberen een positieve/constructieve wending te geven aan minder positieve gevoelens. Bij deze begeleiding staat ons voor ogen dat de kinderen uitgroeien tot zelfstandige en evenwichtige mensen, die respect hebben voor zichzelf en voor anderen en die verantwoordelijkheidsgevoel hebben ten opzichte van de samenleving. De opvoeding vindt plaats in een groep. Binnen het groepsproces hebben de leid(st)ers zorg en aandacht voor ieder individueel kind. Dit betekent ook, dat ze waar nodig de tijd nemen voor een kind. Ook als een kind zeer hevige gevoelens te verwerken krijgt, zoals het verlies van een ouder of een echtscheiding, dan zal dit ook binnen de groep kinderen besproken worden, voor zover de leeftijd dat toelaat en tenzij dit de privacy van de ouders schaadt of zij dit niet wensen. Indien de leid(st)ers de indruk hebben dat een kind zijn/haar gevoelens niet goed kan verwerken, dan zal dit met de ouders ter sprake worden gebracht met het oog op eventuele doorverwijzing naar professionele hulp. Ook bij het omgaan met gevoelens van het kind is overleg met de ouders wederom zeer belangrijk.
2.7 Creativiteit Begripsomschrijving Onder “creativiteit” verstaan we onze werkwijze ten aanzien van het scheppende vermogen van de kinderen in de groep, zowel in de “doe sfeer” als in de “denksfeer”. Onze werkwijze Op het gebied van de creativiteit hanteren wij bij Tinker Bell de volgende uitgangspunten: Ø Wij willen een omgeving creëren die uitdaging biedt aan de creatieve fases in de ontwikkeling van een kind. Ø Wij laten ons bij de invulling van het werk op de eerste plaats leiden door de behoeften, de mogelijkheden en de belangstelling van het kind in de groep. Ø Wij formuleren geen doelstellingen ten aanzien van een te behalen eindniveau. Ons doel is het stimuleren en aanmoedigen van de scheppende vermogens van ieder kind, zodat het in staat is zelf voor een oplossing van een bepaald probleem te zorgen. Wij proberen dit doel te realiseren door op bepaalde momenten van de dag ruimte en tijd vrij te maken voor creatieve activiteiten (de “doe-sfeer”). De kinderen maken bijvoorbeeld werkstukjes ter gelegenheid van een feestelijke gebeurtenis (verjaardag, Sinterklaas, Kerst). Hierbij passen we de materialen aan bij de mogelijkheden van het kind. De kleintjes kleuren bijvoorbeeld met een dik potlood, de grotere kinderen met viltstiften. De kleine kinderen mogen bijvoorbeeld krassen, de grotere kinderen stimuleren we om binnen de lijntjes te kleuren.
Pedagogisch beleidsplan blz. 18
Bij verven mogen de kinderen zich uitleven door met hun vingers, handen, penseel of een kwast te werk te gaan. Vanzelfsprekend krijgen de kinderen een verfschortje om, zodat kleding niet vies wordt. Het gaat hierbij niet zozeer om het eindresultaat, maar om het plezier dat de kinderen eraan beleven. We leggen de nadruk op het proces en niet op het product. Als het kind zijn werkstuk laat zien, bijvoorbeeld bij het kleien, dan brengen we het onder woorden en bewonderen het. Een kind wordt niet gedwongen om aan een bepaalde activiteit deel te nemen. Wel proberen we belangstelling hiervoor op te wekken. Dit geldt bijvoorbeeld ook voor een werkstukje voor de verjaardag van vader of moeder. We stimuleren dat de kinderen iets maken, maar als het kind iets anders wil doen, laten we het vrij. Een ander middel om de creativiteit van de kinderen te stimuleren is de kinderen voldoende ruimte te geven bij het zoeken naar oplossingen, zowel in het spel als in het gewone dagelijkse leven (de “denksfeer”). We letten erop dat we niet voor de kinderen denken bij het zoeken naar oplossingen, maar geven de kinderen de ruimte deze zelf te zoeken. Zo kunnen kinderen ook (speel)materiaal in hun spel heel anders gebruiken dan waarvoor het bedoeld is. Voor zover dit niet ten koste gaat van de veiligheid van de kinderen of van het materiaal, geven wij hieraan ruimte zodat het spel zich kan ontwikkelen. Bij de creativiteit gebruiken we verschillende materialen, zoals kleurpotloden en viltstiften van verschillende diktes, schaartjes, kwasten, penselen, verf, papier, karton en klei. Ook gebruiken we materialen zoals blokken en verkleedspullen. Wij letten goed op een veilige omgang met de verschillende materialen.
2.8 Feesten Begripsomschrijving Onder het thema “feesten” verstaan we het vieren van verjaardagen van kinderen en leid(st)ers en het vieren van feesten door het jaar heen, zoals Sinterklaas en Kerst. Onze werkwijze Bij Tinker Bell willen we een huiselijke en warme sfeer creëren. Het vieren van feesten draagt hieraan bij. Aangezien feesten de dagelijkse routine doorbreken zijn ze een leuk en afwisselend voor de kinderen. Bovendien geven feesten gelegenheid tot plezier, waaraan wij in het contact met de kinderen ruimte willen geven. Het contact tussen leid(st)ers en kinderen en tussen de kinderen onderling vinden wij ook bij het vieren van feesten belangrijk. Bovendien bevordert het vieren van feesten met elkaar ook het onderlinge contact. We kiezen bij het vieren van feesten voor een kindergerichte benadering. Dat wil zeggen dat wij bij het organiseren van de feesten aansluiten bij de behoeften, de mogelijkheden en de belangstelling van de groep kinderen. En tijdens het vieren van het feest sluiten wij ook zoveel mogelijk aan bij de behoeften van ieder individueel kind.
Pedagogisch beleidsplan blz. 19
Aangezien kinderen daar behoefte aan hebben, hechten we belang aan duidelijkheid en voorspelbaarheid, zo ook bij het vieren van feesten. Dit willen we bereiken door regelmatig terugkerende feesten, zoals verjaardagen, te laten verlopen volgens een vast patroon en door het begin, het verloop en het eind van het feest naar de kinderen toe duidelijk af te bakenen. De gezondheid en veiligheid van de kinderen staat ook bij het feestvieren voorop. We streven ernaar de kinderen niet te laten snoepen, er zijn immers genoeg gezonde alternatieve traktaties. Dit ook met het oog op bepaalde allergieën die steeds vaker naar voren komen. Bovendien mogen de traktaties niet te klein zijn, in verband met verstikkingsgevaar. Ook eventuele cadeautjes dienen met het oog op de veiligheid te zijn aangepast aan de ontwikkelingsfase van de kinderen. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. Dit betekent dat zij zelf bepalen of hun kind wel of niet meedoet aan de feesten die wij bij Tinker Bell vieren. Ook bij de invulling van religieuze feesten, zoals Kerstfeest, ligt deze verantwoordelijkheid bij de ouders. Bij het organiseren en vieren van feesten is een goed contact tussen de leid(st)ers en de ouders dan ook wederom belangrijk.
Hoe wij deze werkwijze concreet invullen wordt hieronder kort geïllustreerd aan de hand van het vieren van de verjaardagen. Op de verjaardag wordt het lokaal met slingers versierd. De verjaardag van het kind wordt gevierd vanaf het moment dat we met alle kinderen aan tafel zitten. De jarige krijgt een feestmuts op. We zingen samen met de kinderen verjaardagsliedjes voor het kind en een van de kinderen mag aan de jarige een cadeautje geven en de jarige mag trakteren. Ook hier is het contact tussen de leid(st)ers en ouders belangrijk. Als we bijvoorbeeld weten hoe het kind thuis op zijn verjaardag heeft gereageerd, kunnen we daar in het kinderdagverblijf rekening mee houden. Als de ouders het willen, maken de leid(st)ers foto’s van het verjaardagsfeest. De ouders kunnen hiertoe een fototoestel/videocamera bij de leid(st)ers achterlaten. Door een kind op zijn verjaardag in het zonnetje te zetten, willen wij bijdragen aan een positief zelfbeeld van het kind. Bovendien leren de kinderen zo aandacht te hebben voor elkaar en ook aandacht te geven. Een kindgerichte benadering houdt ook in dat we het verjaardagsfeest zoveel mogelijk aanpassen aan de behoeften, mogelijkheden en belangstelling van de jarige. Zo kijken we goed of het kind zich wel op zijn gemak voelt. Als het kind bijvoorbeeld zijn feestmuts niet op wil, dan zetten we de muts op tafel. Wanneer het kind het niet prettig vindt om tijdens zijn verjaardagsfeest zo in de belangstelling te staan, proberen we een andere manier om de verjaardag te vieren. Als het kind bijvoorbeeld niet alleen durft uit te delen, lopen we met het kind mee. De ouders worden uitvoerig geïnformeerd als er een feest gevierd gaat worden. Hoewel de feesten onderling en per jaar kunnen verschillen wordt bij de organisatie en uitvoering altijd de bovenbeschreven werkwijze in acht genomen.
Pedagogisch beleidsplan blz. 20
Nawoord Wij hopen dat u de opvang van uw kind of kinderen als prettig ervaart of zult ervaren binnen Tinker Bell. Als u vragen en/of opmerkingen heeft, kunt u altijd terecht bij de Leid(st)er van de groep. Ook de directie is hiervoor beschikbaar. Zoals in dit plan is beschreven, beschikken wij over protocollen aangaande diverse onderwerpen, zoals kindermishandeling en seksueel misbruik. Mocht u deze in willen zien, dan kunt u hierom vragen bij de Leid(st)er van de groep. Deze mogen dan binnen Tinker Bell bekeken worden. Tevens beschikken wij over een algemene klachtenregeling. Het verdient uiteraard de voorkeur als u uw klacht eerst mondeling bespreekbaar maakt, maar mocht dit vanwege wat voor reden dan ook niet mogelijk zijn of heeft dit u niet voldoende geholpen, dan kunt u gebruik maken van de klachtenregeling. Met vriendelijke groet, Directie Tinker Bell Kinderdagverblijven B.V.
Pedagogisch beleidsplan blz. 21