Pedagogisch beleidsplan locatie ‘t Vuurvliegje INHOUDSOPGAVE BLADZIJDE
Voorwoord Missie en Visie Pedagogisch kader Emotionele veiligheid Sociale competenties Morele competenties Persoonlijke competenties Diversiteit Samenwerking met ouders Communicatie Het werkplan De groepsindeling Vormgeven aan het pedagogisch kader Het volgen van de ontwikkeling Wennen in de groep Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) De dagindeling De groepsregels Praktische regels voor ouders De rituelen De verschillende activiteiten en hun frequentie Randvoorwaarden Ouderbeleid Personeelsbeleid Organisatiebeleid Accommodatiebeleid Financieel beleid Extern beleid
1 2 3 3 4 5 6 7 8 9 10 10 11 13 14 15 15 17 17 17 18 20 20 20 20 21 21 21
Pedagogisch beleid SUP Voorwoord
Voor u ligt het Pedagogisch Beleid van de Stichting Udense Peuterspeelzalen, locatie ‘t Vuurvliegje Het beleidsplan is opgesteld om een eenduidige, continue pedagogische kwaliteit te ontwikkelen én te bewaken. In het beleidsplan is beschreven vanuit welke pedagogische kaders wordt gewerkt, welk pedagogisch handelen in het beleid past en welke reactie op een peuter wel of niet goed gevonden wordt. Voor ouders, gemeente, buitenstaanders wordt door middel van het beleidsplan herkenbaarheid geschapen. Via een kwaliteitsmonitor (bv NCKO) is het mogelijk om te toetsen of medewerkers volgens het Pedagogisch Beleid werken. De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft een kwaliteitshandboek opgesteld waarin ook verwezen wordt naar het Pedagogisch Beleid. In het kwaliteitshandboek staan alle processen binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen beschreven.
Als handleiding is gebruik gemaakt van: - ‘Eén pedagogisch kader’ dat samen met kinderopvangorganisatie Kiobra is opgesteld in 2010. - Het reeds bestaande Pedagogisch beleidsplan van de SUP.
Het Pedagogisch Beleid zal regelmatig geëvalueerd worden en eventueel aangepast of uitgebreid.
Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
1
MISSIE Ontmoeten Wij willen kinderen van 2 tot 4 jaar samen met leeftijdgenootjes in een veilige omgeving onder deskundige begeleiding, en met de daarbij benodigde middelen, ervaringen op laten doen buiten het gezin. Wij willen ruimte geven voor de eigenheid van elk kind, maar met respect voor de op de peuterspeelzaal geldende waarden en normen. Wij willen de peuters ondersteunen bij het vinden van een weg tussen zijn/haar eigen ik en de geldende waarden en normen. De peuter zal dan in staat zijn zich te handhaven op een manier waarbij hij/zij zich prettig voelt, maar waarbij er ook respect is voor de ander. Stimuleren van de ontwikkeling Bij de Stichting Udense Peuterspeelzalen staat het stimuleren van optimale ontwikkelingskansen centraal. Spel is hierbij een belangrijk instrument. Signaleren en behandelen De peuterspeelzaal heeft een belangrijke taak bij het vroegtijdig signaleren en het bijdragen aan het voorkomen van ontwikkelingsachterstanden. Pedagogisch medewerkers kunnen ouders doorverwijzen naar de juiste instanties. Voorbereiden op het basisonderwijs De belevingswereld van een peuter is groter wanneer hij/zij een peuterspeelzaal heeft bezocht. Op deze manier verloopt de aansluiting met de basisschool soepeler. Ook het spelen in een groep met leeftijdsgenootjes, waarbij afspraken en regels gelden, is een goede voorbereiding. Voor- en Vroegschoolse Educatie Door middel van programmatisch werken met thema’s kunnen peuters met een dreigende ontwikkelingsachterstand extra ondersteuning krijgen van een tutor. Ook kunnen deze peuters een 3 e en 4e dagdeel gratis komen spelen. Herhaling zorgt dat de achterstand in de ontwikkeling sneller ingehaald wordt.
VISIE De Stichting Udense Peuterspeelzalen werkt vanuit een breed gedragen visie waarbij het welbevinden van de aan de stichting toevertrouwde kinderen centraal staat. Ieder kind moet zich geborgen voelen. Het bieden van veiligheid en vertrouwen speelt daarbij een belangrijke rol, evenals het bieden van kwaliteit. Elk kind is uniek; de Stichting Udense Peuterspeelzalen draagt bij aan de ontwikkeling van alle kinderen en sluit zoveel als mogelijk aan bij de mogelijkheden van ieder kind waarbij zelfstandigheid van alle kinderen gestimuleerd wordt. Door de mogelijkheden van de peuters te onderkennen en benutten zal het zelfvertrouwen en het verantwoordelijkheidsgevoel van de peuters positief worden gestimuleerd. Binnen de stichting staat het positief benaderen van kinderen, ouders en collega's centraal.
Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
2
PEDAGOGISCH KADER Om aan het algehele welbevinden en de ontwikkeling tot zelfstandige, sociale mensen van de aan de Stichting Udense Peuterspeelzalen toevertrouwde kinderen tegemoet te komen, wordt er binnen de stichting gebruik gemaakt van een pedagogisch kader. In dit pedagogisch kader wordt in grote lijnen aangegeven hoe er gehandeld wordt naar kinderen, ouders en collega's. Binnen dit pedagogisch kader wordt uitgegaan van de volgende onderdelen: 1. Emotionele veiligheid 2. Sociale competenties 3. Morele competenties/ Waarden en normen 4. Persoonlijke competenties waaronder emotionele competenties, motorische en zintuiglijke competenties, communicatieve competenties, creatieve en beeldende competenties. 5. Diversiteit 6. Samenwerking met ouders Bovengenoemde onderdelen kunnen getoetst worden via een kwaliteitswaarborgingsinstrument. Hiervoor kan o.a. gebruik gemaakt worden van het toetsingskader van GGD/ kinderopvang. In de toekomst wordt dit verder uitgebreid naar een toetsingskader voor 0-4 jarigen. VEILIGHEID Bij veiligheid wordt gedacht aan twee aspecten nl.: 1. veiligheid in het kader van ARBO-veiligheid, welke jaarlijks wordt gemeten met behulp van een risicomonitor en 2. veiligheid als beleving van emotionele veiligheid; wat doet de Stichting Udense Peuterspeelzalen om kinderen veiligheid te bieden? Binnen het kader voor het pedagogisch beleid wordt het aspect emotionele veiligheid verder uitgewerkt.
EMOTIONELE VEILIGHEID Uitgangspunt bij het bieden van emotionele veiligheid is steeds het welbevinden van het kind. Als het gaat om het bieden van veiligheid aan kinderen in de leeftijdsgroepen van 2-4 jaar zijn de onderstaande kernaspecten van belang. 1. Elke groep peuters heeft een vast team aan pedagogisch medewerkers, vaste kinderen in een groep en een vaste ruimte waarbinnen de kinderen verblijven. Dit is van belang voor het opbouwen van een vertrouwde relatie tussen peuters onderling en peuters met pedagogisch medewerkers. Als een peuter voor de eerste keer komt mogen de ouders wat langer blijven. Daarna neemt de ouder / ouders duidelijk afscheid. Indien nodig bellen we ouders om door te geven hoe het met de peuter gaat als de ouder weg is. 2. Ook de communicatie met de kinderen vanuit de medewerkers zorgt voor een gevoel van veiligheid. Met name sensitieve responsiviteit en het op een respectvolle manier benaderen en omgaan zorgt voor dit gevoel van veiligheid. Hierbij spelen de basistechnieken van Thomas Gordon een rol. Met sensitieve responsiviteit wordt bedoeld dat pedagogisch medewerkers gevoelig zijn voor wat een kind bezig houdt. Signalen van het kind worden waargenomen en door de pedagogisch medewerker hardop verwoordt. Sensitieve responsiviteit is belangrijk voor de kwaliteit van de relatie zowel tussen collega's, ouders als kinderen. Alle mensen willen gezien en gehoord worden. 3. Naast communicatie met kinderen is ook communicatie zowel intern als extern van belang voor een goede sfeer. Bij deze vorm van communicatie wordt ook gedacht aan collegiale ondersteuning (feedback geven en ontvangen) maar bijvoorbeeld ook aan overdracht van kinderen naar de
Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
3
basisschool. Twee keer per jaar komt een jeugdverpleegkundige van het consultatiebureau langs om indien nodig informatie uit te wisselen 4. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen is het streven om te komen tot afstemming met scholen en kinderopvang wat betreft het gebruik van bv. één observatie-instrument. Dit om meer te komen tot doorgaande ontwikkelingslijnen voor kinderen. 5. Veiligheid komt ook naar voren door het bieden van structuur. Structuur zorgt voor voorspelbaarheid. Structuur wordt o.a. gegeven door regels en grenzen, dagritme en rituelen. Deze voorspelbaarheid draagt ook bij aan de sfeer op een groep. Naast voorspelbaarheid door rituelen speelt ook voorspelbaarheid wat betreft de binnen- en buiteninrichting in op het gevoel van veiligheid. Binnen en buiten de groep zijn er zoveel mogelijk vaste plekken voor vaste activiteiten. SOCIALE COMPETENTIES Sociale competentie heeft vooral betrekking op het omgaan met elkaar. In het hiernavolgende zijn sociale competenties aangegeven. 1. Stimuleren van samen(spel). Het samenspel wordt gestimuleerd door hiervoor situaties en materialen aan te bieden waarin kinderen samen dan wel naast elkaar kunnen spelen. Kinderen leren ook van elkaar. Pedagogisch medewerkers spelen in het stimuleren tot samenspel een belangrijk rol door voorbeeldgedrag te tonen en door imitatiespel. Door spel te observeren kunnen medewerksters ook inspelen op een situatie en bv. een nieuwe wending geven aan een spel. Het is belangrijk dat kinderen het gevoel krijgen ergens bij te horen (wij-gevoel). 2. Communicatie met kinderen waarbij het vooral gaat om het aangeven van het gewenste gedrag naar kinderen en het geven van taal / uitleg aan kinderen. De medewerkster verwoordt steeds wat zij doet. In dit geheel speelt ook non-verbale communicatie een belangrijk rol. Non-verbale communicatie dient in overeenstemming te zijn met verbale communicatie. Kinderen leren verschillende gezichtsuitdrukkingen en gebaren interpreteren en weten door bv. kijken dat iets wel of juist niet mag. 3. Stimuleren om zelf tot oplossingen te komen vormt een onderdeel van de sociale competentie. Dit kan betrekking hebben op een conflict rondom materiaal (zelf uitproberen om zo tot een oplossing te komen, stimuleren van doorzettingsvermogen) maar ook over het oplossen van onderlinge conflicten. Bij het oplossen van conflicten is de medewerker die een kind terecht wijst ook de persoon die het conflict samen met het kind oplost. Het oplossen van conflicten wordt niet overgenomen door collega's. Bij het omgaan met conflicten ligt een relatie naar afspraken en regels die algemeen geldend zijn voor de doelgroep 2-4 jarigen. Bij het opstellen van de regels is het van belang om deze als Stichting Udense Peuterspeelzalen samen op te stellen (doorgaande lijn wat betreft regels en afspraken) en daarbij rekening te houden met het ontwikkelingsniveau van kinderen. 4. Communicatie met ouders en collega's. Als er zorg is met betrekking tot een kind moet dit gecommuniceerd worden met elkaar en met de ouders. Het gaat hier vooral om het voeren van gesprekken met ouders en met elkaar. Om een goed oudergesprek te kunnen voeren is het belangrijk dat er afstemming is tussen medewerkers onderling en dat medewerkers elkaar steunen. 5. Afspraken en regels zijn duidelijk geformuleerd in het werkplan en worden door de medewerkers consequent gehanteerd. Regels en afspraken zijn zoveel als mogelijk afgestemd op de ontwikkelingsleeftijd van de kinderen. Een belangrijke regel die gehanteerd wordt is bv. 'om de beurt', 'niet slaan maar praten'. Afspraken en regels worden altijd gecommuniceerd met nieuwe collega's/ stagiaires.
Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
4
MORELE COMPETENTIES Bij het ontwikkelen van morele competenties gaat het om het aanbieden van waarden en normen. Waarden zijn te omschrijven als nastrevenswaardige kwaliteiten welke richtinggevend zijn. Normen zijn vertalingen van waarden naar concreet gedrag; wat doe je in een bepaalde situatie wel/ niet? Normen geven richting aan het gedrag. Het zijn in feite de regels die binnen de stichting aangeven hoe er met elkaar wordt omgegaan. Waarden en normen kunnen verschillen. Het kind, en daarmee ook de ouder(s) komt binnen de stichting mogelijk in aanraking met andere waarden en normen. Met deze mogelijke verschillen in waarden en normen wordt op een respectvolle manier omgegaan en wordt uitleg gegeven waarom binnen de stichting op een bepaalde manier gehandeld wordt. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen spelen verschillende waarden een belangrijk rol o.a. openheid, loyaliteit, verantwoordelijkheid, betrouwbaarheid, respect, educatie/ ontwikkeling en kwaliteit. Openheid: het elkaar kunnen en durven aanspreken vormt een belangrijk uitgangspunt binnen de stichting. Samenwerken is essentieel en vraagt openheid en eerlijkheid naar elkaar. Een open houding naar elkaar maar ook naar ouders en kinderen zorgt voor vertrouwen. Loyaliteit is binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen van belang. De medewerkers werken vanuit één visie en vanuit één pedagogisch kader (eenduidigheid). Zowel intern als extern steunen collega's elkaar. Er is een eenduidige communicatie naar ouders. Ouders geven het meest kostbare, nl. hun kind, in vertrouwen aan de stichting. Dit vraagt een grote mate van verantwoordelijkheid van de medewerkers. De Stichting Udense Peuterspeelzalen is verantwoordelijk voor het uitdragen van de eigen visie. Medewerkers doen wat afgesproken is; de stichting met haar medewerkers is betrouwbaar. Voorbeeldgedrag speelt bij het overdragen van waarden een belangrijk rol. Kinderen nemen gemakkelijk over wat zij zien. Bij morele competenties gaat het om het volgende : 1. Regels, afspraken en omgangsvormen. Deze zijn afgeleid van waarden. Kinderen worden met regels geconfronteerd en leren zo dat er waarden en normen zijn. Door met anderen om te gaan leren kinderen ook zichzelf kennen. Het gaat daarbij om omgangsvormen maar ook om het leren beheersen van het eigen gedrag (emoties). Bij het hanteren van regels en afspraken is het van belang om hierover uitleg te geven aan zowel ouders als kinderen. 2. Aanspreken op gedrag. Het kind is bij binnenkomst vaak ik-gericht en moet binnen de groep leren omgaan met anderen. Dit leidt er toe dat kinderen op hun gedrag worden aangesproken en dat oorzaak-gevolg van het gedrag besproken en uitgelegd worden aan het kind. Op deze manier leren kinderen spelenderwijs de geldende waarden en normen van de stichting kennen. 3. Samen feest vieren en aandacht hebben voor verschillende feesten. De samenstelling van de groep (nationaliteit, taal en godsdienst) is mede bepalend voor welke feesten binnen een groep al dan niet gevierd worden. Ouders worden op de hoogte gebracht van de feesten die gevierd worden en indien nodig vindt hierover overleg met ouders plaats. Bij dit aspect ligt een relatie naar het onderdeel diversiteit. 4. Leren omgaan met conflicten. Van botsingen leren kinderen morele regels zoals 'om de beurt' en 'samen delen'. Maar ook van het niet mee mogen spelen leren kinderen; 'elkaar met rust laten' of 'iedereen mag meespelen'. Binnen de groep is het bedenken van oplossingen en praten over ideeën om een conflict te stoppen een belangrijk aspect. 5. Stimuleren van zorg voor de omgeving. De omgeving heeft hierbij zowel betrekking op het milieu als op het kind en de mensen rondom het kind. Als er rommel gemaakt wordt leren de kinderen om dit op te ruimen. Als iemand valt leren kinderen om elkaar te helpen. Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
5
6. Democratisch burgerschap. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen leren kinderen dat ze bij elkaar horen in een groep, leren ze iets over te hebben voor elkaar, en naar elkaar te luisteren, en zich in een ander te verplaatsen. Daarnaast speelt ook een rol dat medewerkers luisteren naar kinderen en hen een stem geven in zaken waar dit kan (bv. keuze van materialen, van plaats etc.). PERSOONLIJKE COMPETENTIES Bij het ontwikkelen van persoonlijke competenties gaat het om de individuele ontwikkeling van elk kind. Jonge kinderen hebben een aangeboren drang tot leren en ontdekken. Kinderen ontwikkelen zich in interactie met hun sociale omgeving. Ouders en pedagogisch medewerkers hebben hierop een grote invloed. Pedagogisch medewerkers lokken spel en ontwikkeling uit en begeleiden het spel om kinderen, binnen haalbare mogelijkheden, in hun ontwikkeling te stimuleren. Om dit goed te kunnen doen moeten de medewerkers over een aantal vaardigheden beschikken nl.: kennen van de aard van de verschillende kinderen/inlevingsvermogen aansluiten op emoties/leermomenten/kunnen observeren proberen grenzen te verleggen uitbouwen van waar een kind goed in is ruimte geven aan het kind om eigen (on)mogelijkheden te leren kennen communicatieve vaardigheden kennis en inzicht in de ontwikkeling van kinderen flexibiliteit kunnen samenwerken en afstemmen met collega’s en deskundigen Binnen dit ontwikkelingsproces is de nadruk op het proces wat het kind doormaakt van groter belang dan het product. Persoonlijke competenties zijn onder te verdelen in de onderstaande competenties: 1. emotionele competenties; dit omvat o.a. vertrouwen van kinderen in de medewerkers, kind zoekt steun en troost. bewustwording van zichzelf en de wereld om zich heen. Hiertoe behoort ook bewustwording van eigen identiteit, sekse, leeftijd en persoonlijke kenmerken. Het tempo waarin deze bewustwording verloopt is kindgebonden. vertrouwen op eigen kracht en vermogen. Kinderen willen zelf problemen oplossen; belangrijk is om hen daar in te ondersteunen. positieve levenshouding; plezier in eigen lijf, plezier in omgaan met anderen, plezier in het eigen zijn, interesse in de wereld, genieten van knuffels etc. 2. cognitieve competenties; zorg dragen voor leermomenten waarbij er variatie is in aanbod maar ook variatie in rust en actie en waarbij wordt aangesloten bij de ontwikkeling en het tempo van het unieke kind. begrijpen en benoemen van emoties en bedoelingen bij verzorgen en samenspelen gebruik van zintuigen; de wereld ontdekken en hiervoor ook mogelijkheden bieden. kennen van woorden voor vertrouwde dieren, planten en dingen, voor seizoenen en weer. zoeken naar verbanden tussen gebeurtenissen (oorzaak-gevolg). Opdoen van ervaringen door spel en activiteiten aanbod. ordenen, meten en tellen, verzamelen van materialen geconcentreerd (alleen) spelen en vasthouden aan een plan, doorzettingsvermogen 3. motorische en zintuiglijke competenties; jonge kinderen hebben een aangeboren drang om dingen zelf te doen. Eerst binnen de relatie met verzorgers later steeds meer zelfstandig. Competenties op dit gebied zijn: grof motorische vaardigheden zoals kruipen, lopen, rennen, springen evenwicht bewaren Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
6
fijn motorische vaardigheden bij het eten, aan – en uitkleden, spelen met materiaal, bewegen op muziek plezier ervaren in bewegen en zintuiglijke ervaringen bouwen
4. taal en communicatieve competenties, alle kinderen beschikken over mogelijkheden om zichzelf kenbaar te maken; door geluidjes, gebaren, kijken, oogcontact. Rond het eerste jaar komt daar taal bij. Competenties die kinderen ontwikkelen zijn: non-verbale communicatie praten met woorden en in eenvoudige zinnen beurt geven en nemen gemotiveerd zijn om anderen te begrijpen luisteren naar een verhaal vertellen wat je voelt of hebt meegemaakt kijken naar en begrijpen van plaatjes, dagritmekaarten en foto’s begrijpen van de betekenis van (geschreven) taal bv. het gebruik van prentenboeken, besef krijgen van taal (ontluikende geletterdheid), leesrichting. 5. creatieve en beeldende competenties; ritmes en bewegen horen bij de aard van mensen. Ditzelfde geldt ook voor het zich willen uitdrukken door middel van dingen maken m.b.v. bijvoorbeeld schilderen, tekenen, boetseren. Competenties die kinderen leren hebben betrekking op: dans en beweging zingen en muziek maken tekenen, schilderen en beeldende uitingen bouwen en constructies gevoel voor schoonheid Ook hier gaat het vooral om de beleving en het proces, het plezier beleven aan de activiteit. Het resultaat is van ondergeschikt belang. 6. competentie gericht op zelfstandigheid ;zelfstandigheid komt binnen alle bovengenoemde aspecten terug. Binnen zelfstandigheid is de volgende ontwikkelingslijn aan te geven nl.: lichamelijke zelfstandigheid; deze kenmerkt zich door toenemende motorische vaardigheden zoals eten (pakken), drinken (pakken), jezelf wassen en aankleden, de wereld gaan verkennen: lopen, fietsen. Dit heeft allemaal te maken met 'zelfredzaamheid’. emotionele zelfstandigheid; kenmerkt zich door o.a. om hulp durven vragen en een toenemende eigen besluitvorming: ‘dat wil ik’; ‘dat wil ik niet’ .Wel dient hierbij rekening gehouden te worden met de normen van de eigen groep. Met het vergroten van de omgeving komen ook verkenningen aan bod zoals bv. bij oma mag alles. sociale zelfstandigheid; de basis hiervoor ligt in het contact met en tussen ouder(s). De manier van omgaan met elkaar beïnvloedt de indrukken van het kind en bepaalt daarmee het referentiekader van het kind. academische zelfstandigheid; wordt bepaald door het omgaan met de kennisomgeving bv. het imiteren van het ‘lezen’ van de krant (imitatie), maar ook door allerlei denkvragen die een kind gaat stellen.
DIVERSITEIT Hierbij gaat het zowel om individuele als culturele verschillen tussen kinderen en ouders. Ieder kind is uniek en wordt binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen respectvol behandeld. Omdat geen enkel kind gelijk is, is er aandacht voor diversiteit ook in pedagogische aanpak. De stichting is al het ware een afspiegeling van de maatschappij. Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
7
Bij diversiteit spelen verschillende aspecten een rol zoals: 1. Omgaan met kwetsbare kinderen; het gaat hierbij om het omgaan met verschillende gedragingen van kinderen zoals het omgaan met agressief gedrag maar ook omgaan met teruggetrokken kinderen of kinderen die steeds de leiding willen nemen. Als (probleem)- gedrag zich vaker voordoet wordt een kind intensiever en in meer verschillende situaties geobserveerd. Ouders worden hiervan altijd op de hoogte gebracht. Steeds wordt ingespeeld op de behoeften van de kinderen. 2. Omgaan met verschillen tussen jongens en meisjes. Bij kinderen jonger dan vier jaar zijn over het algemeen de verschillen tussen de seksen klein. Jongens houden over het algemeen iets meer van motorisch bewegingspel dan meisjes. Vanaf ongeveer 3 jaar worden kinderen zich steeds meer bewust van sekserollen. Binnen de stichting wordt hier rekening mee gehouden. 3. Culturele verschillen en identiteit; rond het vierde jaar worden kinderen zich hier voor het eerst enigszins bewust van. Alle kinderen zijn welkom, er is aandacht voor taalverschillen en aandacht voor verschil in waarden en normen. 4. Omgaan met kinderen met beperkingen; indien nodig worden hiervoor aanpassingen in inrichting aangebracht of is er extra aandacht in samenspel met andere kinderen nodig. 5. Aandacht voor verschillen en deze benoemen. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen is het omgaan met verschillen vanzelfsprekend. Verschillen worden naar kinderen en naar ouders toe benoemd. Indien aanpassingen nodig zijn worden deze binnen de stichting uitgevoerd en uitgelegd aan alle betrokkenen. Ook kinderen moeten leren omgaan met elkaar en met de verschillen die er tussen hen zijn. Medewerkers spelen hierin een belangrijk rol. Zij begeleiden kinderen in het omgaan met verschillen.
SAMENWERKING MET OUDERS Werken met jonge kinderen is samenwerken met ouders. De ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind en zij hebben en houden de meeste invloed op hun kind. Goed contact en regelmatig overleg tussen ouders en medewerkers vormt de basis voor samenwerking binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Pedagogisch medewerkers en ouders zoeken naar een evenwicht tussen wensen die te maken hebben met de gezinsopvoeding en met de opvoeding en aanpak binnen de groep. Bij samenwerking met ouders zijn de volgende aspecten van belang: 1. Duidelijk maken van het onderscheid tussen verzorging en aanpak. Naarmate kinderen ouder worden gaan zij steeds meer deelnemen aan de ritmes en rituelen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen (zie ook emotionele veiligheid). 2. Inzicht geven aan ouders wat de invloed is van de groep op hun kind. Hierbij komt ook het onderscheid met thuis aan de orde. 3. Op jaarbasis worden verschillende soorten gesprekken gevoerd met ouders. Te denken valt hierbij aan informatieve gesprekken, evaluatieve gesprekken maar ook aan afrondende gesprekken bij het verlaten van de peuterspeelzaal. De gesprekken hebben een tweeledig doel nl. ouders op de hoogte brengen van de werkwijze binnen de stichting en ouders informeren over de ontwikkelingen en het welbevinden van hun kind(eren). Daarnaast hebben de gesprekken ook tot doel om informatie vanuit ouders te verzamelen over hun ideeën/ bevindingen met betrekking tot de Stichting Udense Peuterspeelzalen. 4. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen wordt belang gehecht aan het laten meedenken en meepraten van ouders om zo een grote mate van betrokkenheid te stimuleren. Ouders kunnen zitting nemen in een oudercommissie of in het Bestuur. Ouders wordt de mogelijkheid geboden om mee te draaien met de groep van het eigen kind om zo een indruk te krijgen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
8
COMMUNICATIE De Stichting Udense Peuterspeelzalen hecht groot belang aan een goede manier van communicatie met kinderen, ouders en collega’s. Het gedachtegoed van Thomas Gordon is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Thomas Gordon stelt het luisteren naar elkaar centraal. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen wordt gebruik gemaakt van de volgende basistechnieken: Kijken en aandachtig luisteren naar kinderen. Kinderen laten weten dat zij gehoord en gezien worden. Kinderen aanmoedigen om met hun verhaal te komen. Er wordt gereageerd op kinderen zonder te oordelen. Elk kind wordt benaderd als een individu. Er wordt op een respectvolle manier met kinderen omgegaan. Kinderen worden aangesproken op hun gedrag en niet op de persoon. Er wordt gebruik gemaakt van het zoveel mogelijk geven van ik-boodschappen naar de kinderen. Dat wil zeggen dat in de boodschap het gevoel, het gedrag en het gevolg worden benoemd. Er wordt niet in de ontkennende vorm gesproken tegen de kinderen. Kinderen worden zoveel als mogelijk geprezen (geven van complimenten). Voorbeelden van de leidsters van ’t Vuurvliegje: Als een kind een verhaal vertelt nemen we de tijd om naar het kind te luisteren. We maken oogcontact. We letten op zijn houding en gebaren en verwoorden wat we begrepen hebben van wat het kind heeft gezegd en controleren of dat klopt. We benoemen gevoelens. 1. Bij het buitenspelen merkt een leidster op dat een kind dat een verdrietige indruk maakt. Ze benadert het kind en zegt, “Je kijkt alsof je verdrietig bent”. Het kind zegt: “Ik ben gevallen”. 2. “Ik vindt het niet leuk dat jij met zand gooit want nu heeft Bram zand in zijn ogen gekregen en dat doet pijn”.
Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
9
HET WERKPLAN In het werkplan staan alle afspraken die volgen uit het beleidsplan. De doelstellingen zijn vertaald naar een dagindeling, regels, rituelen, activiteiten en feesten. De peuterspeelzalen die bij de Stichting Udense Peuterspeelzalen zijn aangesloten werken allen volgens de doelstellingen van het pedagogisch beleid. Maar per peuterspeelzaal en zelfs per groep werken verschillende mensen met ieder een eigen specifieke inbreng, karakter en capaciteiten, zodat de uitvoering van het werkplan kan verschillen. We hebben er voor gekozen om een algemeen beeld van de dagindeling, regels en activiteiten te geven. Voor specifieke invulling van activiteiten per locatie verwijzen we naar de medewerkers van de betreffende locatie. Indien een peuterspeelzaal onderdeel is van een Multi Functionele Accommodatie (MFA) of van een kindcentrum, zullen de activiteiten van de peuterspeelzaal bij voorkeur aansluiten bij de samenwerkingsactiviteiten van de MFA of het kindcentrum. Op alle peuterspeelzalen van de stichting wordt gewerkt met het programma Piramide. Dit is een gecertificeerd programma voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) dat door een thematisch aanbod de verschillende ontwikkelingsgebieden (en vooral taal) stimuleert. Met de bedoeling een dreigende achterstand in groep 3 te verkleinen. Peuters die extra ondersteuning nodig hebben en voldoen aan de indicaties die opgesteld zijn door de Gemeente kunnen een 3e en/of 4e dagdeel komen spelen. Alle middagen (op ’t Vuurvliegje ook op 2 ochtenden) en op het 3 e en 4e dagdeel is er ondersteuning van een tutor. DE GROEPSINDELING Op alle peuterspeelzalen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen komen de peuters spelen in vaste groepen en met vaste leidsters en tutors, altijd in dezelfde groepsruimte in het gebouw. Er zullen altijd 2 gekwalificeerde beroepskrachten op de groep werken. Hiermee voldoet de peuterspeelzaal aan het Vierogenprincipe, dat in werking treedt per juli 2015. De medewerker of stagiaire kan uitsluitend werkzaamheden verrichten terwijl zij gehoord of gezien kan worden door een andere volwassene. Bij ziekte zal eerst gekeken worden of de invalster iemand van het eigen team kan zijn, anders is er een poule van vaste invalkrachten. Op ’t Vuurvliegje komen de peuters die op maandag spelen ook op donderdag; de peuters die op dinsdagochtend spelen, komen ook op vrijdag. Op woensdag is het zogenaamde derde dagdeel(zie VVE). Op de middaggroepen en op dinsdag-, woensdag- en vrijdagochtend is er altijd extra een tutor aanwezig. Zij heeft dezelfde beroepskwalificaties als de leidsters. Het kan voorkomen dat er een stagiaire op de groep aanwezig is. Dit kunnen bijvoorbeeld stagiaires zijn van een basisschool of van het Udens College (een dagje snuffelen), van ROC de Leijgraaf voor enkele maanden en vaste dagen in de week, of van een HBO-opleiding. De stagiaires zijn boventallig op de groep, onder begeleiding van de leidsters. Zij zullen opdrachten maken en activiteiten met de peuters doen. De stagiaire voert zelfstandig geen (telefoon)gesprekken met ouders en staat niet alleen op de groep (binnen of buiten). Op onze peuterspeelzalen werken geen vrijwilligers als leidsters. Alle leidsters en tutoren hebben een beroepskwalificatie volgens CAO -welzijn. Wel kunnen ouders of andere vrijwilligers buiten speelzaaltijd hand- en spandiensten verrichten. Zoals oud papier ophalen en klussen uitvoeren. De maximale groepsgrootte is 16. Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
10
De 2-jarige peuters spelen op de maandag-/donderdagochtend, de driejarigen spelen op de maandag/donderdagmiddaggroep. Als de peuter drie is, gaat de peuter naar de middaggroep, bij dezelfde leidsters in de groep. Op de dinsdag/vrijdag is er een gecombineerde groep twee- en driejarigen die samen spelen op de ochtend. Op de middagen en op dinsdag-, woensdag- en vrijdagochtend wordt gewerkt met Voor- en Vroegschoolse Educatie (zie hieronder). Als de peuter naar de middaggroep gaat, ontvangt de ouder informatie over VVE en het programma Piramide. Op dinsdag/vrijdag ontvangt de ouder dit bij de start. Peuters die dat nodig hebben een 3e dagdeel komen spelen op woensdag en een 4e dagdeel komen spelen (zie VVE). De maandag-/donderdagpeuters komen een vierde keer op dinsdag of vrijdag; de peuters van dinsdag/vrijdag komen een vierde dagdeel spelen op maandag- of donderdagmiddag.
VORMGEVEN AAN HET PEDAGOGISCH KADER Zoals op bladzijde 3 en verder is aangegeven maakt de Stichting Udense peuterspeelzalen gebruik van een pedagogisch kader om aan het algehele welbevinden en de ontwikkeling tot zelfstandige, sociale mensen van de aan ons toevertrouwde kinderen tegemoet te komen. In dit pedagogisch kader wordt in grote lijnen aangegeven hoe er gehandeld wordt naar kinderen, ouders en collega's. Hieronder volgen enkele voorbeelden van handelen en activiteiten van peuterspeelzaal ‘t Vuurvliegje: Emotionele veiligheid: Voorbeelden: Als een peuter voor het eerst komt spelen laten wij de peuter een kwartier later komen dan de andere kinderen, dan is de inloop voorbij en zijn er geen andere ouders meer. Zo scheppen we een rustige situatie voor de nieuwe peuter. Wij heten het kind en de ouder welkom. Stellen het kind en ouders op hun gemak. We vertellen over de peuterspeelzaal. We laten het kind en de ouders de diverse speelhoeken zien en merken aan de lichaamshouding van het kind welk speelgoed of activiteit het kind leukt vindt of dat hij nog moeite heeft om te gaan spelen. We stellen het kind op zijn gemak. We leggen contact met het kind, praten en spelen met het kind en leggen het kind middels de dagritme kaarten uit hoe de dag verloopt en vertellen het kind dat de ouders weg gaan en weer terug komen. We nemen het kind op schoot en zwaaien samen met het kind naar de ouders op een vaste plaats. We praten met de ouders over het kind en hun persoonlijke situatie, geven uitleg en luisteren en geven antwoord op hun vragen. We tonen begrip en bieden troost als het kind verdrietig is. Ontwikkelen van sociale competenties: Voorbeelden: Opruimen Als het tijd wordt om het speelgoed op te ruimen zetten we de CD op met het ritueelliedje “ Wij gaan opruimen “. Daarna gaan we samen met de kinderen opruimen. We geven complimenten als een kind goed meehelpt met opruimen. Om kinderen op weg te helpen geven we opdrachten. B.v. Bram ga jij de auto’s in de kast zetten en helpen indien nodig. Eten en drinken Als we met alle kinderen aan tafel gaan om koekje te eten en te drinken noem ik de naam van een kind en zwaai naar het kind en vraag of het kind naar mij terug wil zwaaien. Dit ritueel herhaal ik bij elk kind. Soms vraag ik ook of ze weten wat hun achternaam is of vraag aan een kind hoe het kind heet dan naast hen zit. Een kind mag de koekjes uitdelen. Welk kind aan de beurt is om de koekjes uit te delen maken we op de volgende manier duidelijk. De kinderen gaan staan. Een leidster vertelt dat diegene die de Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
11
koekjes mag uitdelen een jongen of meisjes is. Is het een meisje dan gaan de jongens zitten en daarna wordt het meisje beschreven door kenmerken te noemen. B.v. kleur haar , kleding. Tot 1 kind overblijft en die mag de koekjes uitdelen. We leggen de kinderen uit dat als je een koekje krijgt, je alstublieft zegt. Het kind dat de koekjes heeft uitgedeeld heeft na het drinken ook de taak om de drinkbekers op te halen. Stimuleren van samen(spel): Eerst maken we een activiteitenschema op maat-dat betekent dat het aansluit bij de groepsbehoeftes. We maken dan sub -groepjes, zodat we naast het aanbieden van thema activiteiten ook tegemoet komen aan de individuele behoeftes van het kind. Omdat kinderen van elkaar leren, maken we sub-groepjes op maat. Voorbeeld: rustige/verlegen kinderen met aanwezige/ assertieve kinderen. Belangrijk is om het samenspel dus te begeleiden. We spelen als leidster mee zodat we de activiteit of gewenst gedrag voordoen. We blijven dit herhalen en stimuleren de kinderen (d.m.v. afstand en nabijheid) om zelfstandig naast of met elkaar te spelen. Ontwikkelen van persoonlijke competenties: Voorbeelden: D.m.v. Gordon technieken, dagen we de kinderen uit om zelf een oplossing aan te dragen of om emoties te benoemen. Dat betekent dat we de kinderen zelf laten benoemen wat ze ervaren: Vind je het fijn dat hij je duwde? Waarom vind je dat niet fijn? Als leidster stimuleer je de kinderen om verbaal hun mening te verkondigen, we gebruiken naast de Gordon technieken ook de groepsregels : we praten met onze mond en niet met de handen. Daarnaast proberen we ook een oplossing vanuit de kinderen aan te dragen. We gebruiken hierbij dus veel open vragen. We maken gebruik van Piramide: doordat de themaboeken alle begrippen bevatten die belangrijk zijn. Belangrijk voor ons als leidsters/tutoren dat we de thema’s en begrippen vertalen naar onze groep en de bijbehorende groepsdoelen.We geven de kinderen d.m.v. ons activiteitenschema een gestructureerde themaopbouw: waarin we ze in 4 fases: Oriënteren, demonstreren, verbreden, verdiepen worden geprikkeld in hun zintuigen en ervaringen: Dus seizoensgebonden thema’s: bevatten een wandeling, of ander uitstapje wat kinderen confronteert met de natuur en de verschillen die ieder seizoen terugkeren. Vallende blaadjes, bezoekje kinderboerderij, wandelingen rondom speelzaal (omgeving verkennen). Grof motorische vaardigheden zoals kruipen, lopen, rennen, springen: Naast de standaard activiteiten zoals: buitenspel, wandelingen. Maken we ook veel gebruik van de piramide cdwaarop we d.m.v. muziek, kinderen bewust maken van hun lichaam en alle functies: jezelf groot of klein maken, neus gezicht, stampen. Daarnaast ondersteunen we onze thema met standaard groepsexploraties: hoeveel meisjes zijn er vandaag? Meer of weinig jongens? We hebben ook veel ondersteunend materiaal: zoals evenwichtsbalken, hoepels.
Overdracht van normen en waarden: Voorbeelden: Ouders worden op ‘t Vuurvliegje door middel van een maandbrief op de hoogte gebracht van de feesten die gevierd worden en indien nodig vindt hierover overleg met ouders (‘wat mogen kinderen wel/niet eten?’) plaats. Als er rommel gemaakt wordt leren we de kinderen om dit op te ruimen. Wanneer de kinderen het opruimlied horen weten ze dat het tijd is om de boel op te ruimen. Als iemand valt leren kinderen om elkaar te helpen. De peuters leren bijvoorbeeld dat ze niet moeten lachen als iemand pijn heeft. Peuters mogen een. keuze maken wat betreft materiaal, plaats aan tafel, etc.
Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
12
HET VOLGEN VAN DE ONTWIKKELING De peuters die komen spelen op peuterspeelzalen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen worden gevolgd in hun ontwikkeling door middel van de observatielijst (Udense overdrachtlijst). Deze lijst is samengesteld door leerkrachten uit het basisonderwijs en medewerkers van de SUP. De overdrachtlijst wordt ingevuld rond de derde verjaardag van de peuter en als de peuter 3 jaar en 9 maanden is. Met de ouders worden hier gesprekjes over gevoerd. Zijn ouders akkoord dat de lijst naar de basisschool wordt overgedragen, dan zetten zij hun handtekening en gaat de lijst naar de basisschool. Leidsters hebben enkele jaren geleden een cursus signaleren gevolgd (gegeven door Thuiszorg Pantein). Peuters waar leidsters en/of tutors zorgen over hebben, worden besproken met de ouders, met collega’s en in teamvergaderingen in aanwezigheid van de leidinggevende coördinator. Bij zorg over peuters is er in Uden een Voorschools Zorg Advies Team. De jeugdverpleegkundige GGD is daarbij aanspreekpunt. Deze heeft 2 of 3 maal per jaar een afspraak op iedere peuterspeelzaal en is ook bereikbaar voor telefonische consultatie. Voor doorverwijzingen wordt de sociale kaart gebruikt. Verder volgt de SUP het protocol kindermishandeling bij vermoedens van kindermishandeling. Dit protocol is opgenomen in het Kwaliteitshandboek van de SUP. Het ligt ter inzage op alle locaties. Omdat we op ‘t Vuurvliegje de peuters en de ouders soms wel 4x in de week zien volgen we de ontwikkeling, het gedrag en de interactie van peuters en ouders heel intensief. Het kan zijn dat we signaleren dat de ontwikkeling van een peuter afwijkt bij de gemiddelde ontwikkeling. We praten met ouders/verzorgers over de peuter en krijgen zo een completer beeld van het kind. Als we bijvoorbeeld merken dat een peuter voor zijn/haar leeftijd geen goede spraak heeft, kunnen we doorverwijzen naar een logopedist. Bij vragen van ouders over eten of zindelijkheid die we zelf niet kunnen beantwoorden, verwijzen we ouders naar het Centrum voor Jeugd en Gezin. Het kan ook zijn dat de tutor bij de Voorschoolse Educatie opmerkt dat de ontwikkeling van bv taal niet goed vooruit gaat. Dat wordt in het team en met de ouders besproken. Als we op de Vlinder zorg (ontwikkeling, gedrag) hebben over een peuter, proberen we onze zorg eerst duidelijk te krijgen. We observeren en praten hierover. Ook praten we met de ouders/verzorgers om te weten te komen hoe de peuter thuis is en om te weten of de ouder ook zorgen heeft over de ontwikkeling van de peuter. In een teamvergadering bespreken we de peuters waar we zorgen over hebben. Als de ouders daar toestemming over hebben gegeven, bespreken we peuters ook met de jeugdverpleegkundige van de GGD, deze kent de peuter en het gezin van bezoeken aan het consultatiebureau en mogelijk via thuisbezoeken. Soms worden we ook uitgenodigd in overleggen waar meerdere disciplines (bv maatschappelijk werk, MEE) in zijn vertegenwoordigd. Instrumenten die gebruikt worden om de ontwikkeling te volgen Observatielijsten: Standaard wordt de observatielijst (Udense overdrachtlijst) (zie boven). Als tussentijds een observatie moet worden gemaakt (bv bij zorg over de ontwikkeling) wordt ook deze lijst gebruikt. Leidsters en tutor hebben een schema met wat een kind van een bepaalde leeftijd zou moeten kunnen/kennen. Handelingsplannen: zo nodig wordt een handelingsplan opgesteld. HGPD (HandelingsGerichteProcesDiagnostiek): bij hoger zorgniveau wordt deze lijst gebruikt. Toetsgegevens: In januari en juni worden de CITO-toetsen Piramide (taal en rekenen) afgenomen. Deskundigheidsbevordering: leidsters hebben allemaal een opleiding waarin de gemiddelde ontwikkeling van peuters werd behandeld. Tijdens cursussen (signaleren, HGPD, Vversterk, etc) worden medewerkers bijgeschoold. Alle medewerkers hebben een training Piramide en/of Vversterk gevolgd.
Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
13
WENNEN IN DE GROEP Voor het eerst naar de peuterspeelzaal is best spannend. Voor de peuters maar ook voor hun ouders. Daarom geven we ouders en peuter(s) graag alle tijd die nodig is om aan de peuterspeelzaal te wennen. Kennismaking Voordat de opvang van start gaat, kunnen ouder(s) altijd een afspraak maken om een keer met de peuter te komen kijken (zolang hier behoefte aan is, vaak vanaf 10.30 uur). Als de peuter officieel start, heeft deze dan al kennis gemaakt met de locatie, de medewerkers en gezien hoe de groep peuters speelt zonder de ouders erbij. Tijdens deze kennismaking geven de medewerkers alle informatie over de dagelijkse praktijk op de peuterspeelzaal. Ouders kunnen dan hun vragen stellen. Op de locaties ligt ook een map met informatie en foto’s van de peuterspeelzaal. Ouders krijgen informatie over het dagprogramma, wie de vaste medewerkers zijn en ouders kunnen bijzonderheden over hun peuter bespreken. Wennen op de groep De eerste keer naar de peuterspeelzaal is een grote stap in een peuterleven. Een groep onbekende kinderen, nieuwe volwassenen, een andere omgeving, veel speelgoed. Meestal duurt het een tijdje voordat kinderen en ouders zich vertrouwd voelen op de peuterspeelzaal. Elk kind went in zijn/haar eigen tempo en bij het ene kind kan het wat langer duren dan bij het andere kind. Soms komen nieuwe peuters een kwartier of een half uur later, zodat alle andere ouders al weg zijn. Dat is rustiger voor de nieuwe peuter. Het komt voor dat een peuter een aantal keer probleemloos afscheid neemt, maar daarna toch moeite krijgt met afscheid nemen. De peuter zal door ervaring leren dat de peuterspeelzaal een fijne en veilige plaats is om te zijn, en mag best even huilen bij het afscheid. De medewerkers zijn goed in staat om de peuter te troosten en af te leiden. Ouder mogen altijd even de peuterspeelzaal bellen om te informeren hoe het gaat. Voor de eerste keren is het belangrijk als de ouder op tijd of net even voor de ophaaltijd aanwezig is. Dit geeft de peuter het vertrouwen dat de ouder weer op tijd terug komt. Ook kan de peuter iets eerder worden opgehaald. Een knuffel of iets vertrouwds van thuis mag in het begin worden meegenomen. In de uitzonderingsgevallen dat de peuter zich verdrietig blijft voelen, bespreekt de medewerkster dit met de ouder en overlegt hoe het vervolg zal zijn. Is de peuter eenmaal gewend, dan is er dagelijks de mogelijkheid om voor het afscheid even samen een puzzel te maken, een boekje te lezen of iets te bouwen. Op die manier wordt de dagelijkse overgang van thuis naar peuterspeelzaal vergemakkelijkt. Om te wennen op de peuterspeelzaal is het belangrijk dat: de peuter regelmatig komt. er op een duidelijke manier afscheid genomen wordt, niet stiekem weggaan. De peuter op tijd wordt opgehaald. Het is niet goed als een kind wat aan het wennen is als laatste gehaald wordt. Het kind kan in paniek raken en de volgende keer kan het veel meer moeite hebben met afscheid nemen. Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
14
het afscheid niet te lang duurt, hoe langer het afscheid nemen duurt hoe moeilijker het is. de ouder(s) altijd telefonisch bereikbaar is (zijn).
TIP: Ouders mogen altijd even bellen hoe het gaat.. De peuter mag een lapje, knuffel of iets anders waar het aan gehecht is meenemen als daar behoefte aan is. Om het wennen makkelijker te maken gebruiken we op alle locaties dagritmekaarten en een gestructureerde dagindeling. Regelmatig terugkerende elementen (kring, koekje eten, vrij spel) geven herkenbaarheid en duidelijkheid voor de peuter. Het gebruik van de dagritmekaarten zorgt dat de peuter steeds kan zien welke activiteiten nog komen voordat de peuters worden opgehaald.
VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE (VVE) Op alle peuterspeelzalen van de stichting wordt gewerkt met het programma Piramide. Dit is een projectmatige methode die als doel heeft de achterstand op met name taalgebied zo klein mogelijk te maken. De peuters die ondersteuning nodig hebben krijgen extra aandacht van de tutor. Deze peuters kunnen ook, gratis maar onder bepaalde voorwaarden, een derde en/of vierde dagdeel komen spelen. De tutor gaat binnen de groepsruimte of in de hal aan een tafeltje met de peuters individueel of in een klein groepje activiteiten doen waardoor meer actief en passief taalgebruik wordt ontwikkeld. Om de ontwikkeling daarin te volgen worden in januari en juni “toetsen” gemaakt, spelletjes voor de peuters. Voor deze toetsen is wat meer rust nodig en daarom zoekt de tutor van ’t Vuurvliegje dan samen met een peuter een plekje buiten de groepsruimte in de hal. Bij de start van een nieuw project ontvangen de ouders een “ouderbrief ”waarin activiteiten en begrippen worden genoemd die in het thema aan bod komen. De ouders worden hierdoor gestimuleerd thuis ook extra aandacht aan deze begrippen te geven.
DE DAGINDELING Wij kiezen voor een vaste dagindeling omdat structuur/ritme belangrijk is voor de peuters, het geeft ze houvast, herkenbaarheid en ze ontwikkelen enigszins een gevoel voor tijd. Het gebruik van signaalliedjes biedt de voor peuters belangrijke voorspelbaarheid. Ook de wijze van communicatie (pedagogisch medewerker-kind, pedagogisch medewerker-ouder, pedagogisch medewerkerpedagogisch medewerker en kind-kind) en respectvolle benadering geven de peuters een gevoel van emotionele veiligheid. Bij de dagindeling is er aandacht voor diversiteit bij de peuters (kwetsbare kinderen, kinderen met een beperking, culturele verschillen, verschillen jongens/meisjes). Dit is vooral te merken bij bv afscheid nemen, feesten vieren, eet- en drinkmomenten). Ontvangst van peuters en ouders/verzorgers. De peuters maken vaak nog even een puzzel, nemen afscheid (onder begeleiding van de pedagogisch medewerker) en kunnen eventueel zwaaien naar degene die hen heeft gebracht. Groepsexploratie. Kring en welkoms liedje met uitleg van het dagritme, ondersteund met dagritme kaarten. (kringmoment/thema uitleg/feestdag opening etc.) Vrij spel in combinatie met knutselen, muziek, dans etc. Opruimen onder begeleiding van een signaalliedje. Aan tafel: namen spel/oefening, liedjes zingen m.b.t. thema/seizoen etc. Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
15
Koekje eten gestart met liedje. Ranja drinken gestart met liedje en in ritueelvorm. Buiten spelen (afhankelijk van programma en weer), muziek of dans. Afsluiten met liedje, spelletje, voorlezen (groepsexploratie). Ouders ontvangen en afscheid van de peuters. De ochtendgroep is op maandag/donderdag een voorloper (m.b.t. bijvoorbeeld de liedjes) van de middag dus ook daar worden voor alle activiteiten herkenbare liedjes en rituelen gebruikt om naast de dagritmekaarten een basis te vormen voor de overgang naar de middag. Er is een vergelijkbare opbouw in het programma maar in de middaggroep is er meer verdieping en uitbreiding van rituelen. Daarnaast is er speciale aandacht voor het VVE-project. In de kring/op de bank komt een onderdeel van het Piramide-project aan de orde (groepsexploratie). De activiteiten, knutsels en verhaaltjes zijn in de sfeer van het project. Op de dinsdag- en vrijdagochtend groep wordt gewerkt met een heterogene groep peuters, de activiteiten en materiaalkeuze worden daar op aangepast. Naast een veilige sfeer en herkenbare dagindeling is alles van de dag afhankelijk; de pedagogisch medewerkers passen zich ten alle tijden aan op de kinderen en de omstandigheden. Het kan dus voor komen dat de peuters bij mooi weer lekker buiten gaan spelen en dan de volgende keer alsnog een knutsel activiteit gaan doen.
De dagindelingen op ’t Vuurvliegje: Dagritme maandag- /donderdagochtend 9.00 – 9.15 Inloop 9.15 – 9.30 Kring, signaal lied ‘ goede morgen’ , kringgesprek of voorlezen van boek 9.30 – 10.30 Vrij spel, knutselactiviteit in groepjes 10.20 Gezamenlijk opruimen, signaallied ‘ Wij gaan opruimen’ 10.30 Peuters aan tafel, liedjes zingen en praten, koekje eten (signaallied ‘ Koekiemonster’ ), drinken (signaallied ‘ smakelijk drinken’ ) 10.55 Peuters gaan naar de WC 11.00 Jas aandoen / buiten spelen 11.20 Naar binnen (signaalliedjes ) 11.20 Afsluiting in kring, signaallied ‘ Dag dag allemaal’ Dagritme maandag- donderdagmiddag 13.15 – 13.30 Inloop 13.30 – 13.45 Kring, signaal lied ‘ goede middag’ , kringgesprek of voorlezen van boek met betrekking tot een VVE Thema 13.45 – 14.35 Vrij spel, knutselactiviteit in groepjes, kinderen doen activiteiten met de tutor 14.35 Gezamenlijk opruimen, signaallied ‘ Wij gaan opruimen’ 14.40 Peuters aan tafel, liedjes zingen en praten over thema, koekje eten (signaallied ‘ Koekiemonster’ ), drinken (‘ signaallied smakelijk drinken’ ) 15.05 Peuters gaan naar de WC 15.10 Jas aandoen / buiten spelen 15.35 Naar binnen (signaalliedjes ) 15.40 Afsluiting in kring, signaallied ‘ Dag dag allemaal’
Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
16
Dagritme dinsdag / vrijdag 9.00 – 9.15 Inloop 9.15 – 9.30 Kring, signaal lied ‘ goede morgen’ , kringgesprek of voorlezen van boek met betrekking tot een VVE Thema 9.30 – 10.30 Vrij spel, knutselactiviteit in groepjes, kinderen doen activiteiten met de tutor 10.30 Gezamenlijk opruimen, signaallied ‘ Wij gaan opruimen’ 10.40 Peuters aan tafel, liedjes zingen en praten over thema, koekje eten (signaallied ‘ Koekiemonster’ ), drinken (‘ signaallied smakelijk drinken’ ) 10.55 Peuters gaan naar de WC 11.00 Jas aandoen / buiten spelen 11.20 Naar binnen (signaalliedjes ) 11.20 Afsluiting in kring, signaallied ‘ Dag dag allemaal’
DE GROEPSREGELS In het omgaan met elkaar hebben de peuters afspraken en regels nodig om sociaal vaardig te worden. De pedagogisch medewerkers zullen de peuters stimuleren tot samenspel en oplossingen bij kleine conflicten via een positieve communicatie. Hiervoor zijn er op de groep regels en afspraken nodig. Bij het opstellen van de regels en afspraken is de SUP uitgegaan van waarden en normen die een belangrijke rol spelen (openheid, loyaliteit, verantwoordelijkheid, betrouwbaarheid, respect, educatie/ ontwikkeling en kwaliteit). De volgende regels worden op alle speelzalen gehanteerd. Daarnaast hebben speelzalen nog regels die specifiek aan de ruimte gebonden zijn. Peuters worden via taal (benoemen) gecoached in het naleven van de regels en het zelf oplossen van problemen. o Niets moet, maar niet alles mag o Respect hebben voor elkaar o Respect hebben voor elkaars anders-zijn o Niet schelden of spugen, elkaar ongewenst aanraken of benaderen o Samen opruimen o Ga respectvol om met materiaal o Puzzels en constructiemateriaal op de tafels houden o Niet bij de wc’s spelen o Niet aan de spullen van de pedagogisch medewerkers komen o Niets van anderen afpakken o Peuters worden gestimuleerd deel te nemen aan groepsexploratie, knutselen en spelmomenten
PRAKTISCHE REGELS DIE VOOR DE OUDERS GELDEN Zie huisregels, kwaliteitshandboek en infoboekje.
DE RITUELEN De dagindeling op de peuterspeelzaal is altijd gekoppeld aan rituelen en ritmes. Dit is voor de peuters heel herkenbaar. Alle overgangen van de ene naar de andere activiteit worden begeleid en ondersteund door (signaal)liedjes.
Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
17
Bijvoorbeeld: Afscheid: in het belang van het kind is het goed dat ouders zeggen dat ze weg gaan, en dan eventueel zwaaien. Koekjes delen: iedere peuter komt aan de beurt om koekjes uit te delen, dit wordt bijgehouden op een lijst. Opruimen en aan tafel: met een liedje wordt kenbaar gemaakt dat er opgeruimd gaat worden. Alle peuters worden gestimuleerd om mee te helpen. Verjaardag kind: de jarige mag, met muts op, op de tafel staan. Er worden verjaardagsliedjes gezongen of er wordt muziek gemaakt en de jarige mag trakteren (geen snoep!). Iedere speelzaal heeft hierbij eigen rituelen. Nieuwe baby in het gezin: de peuter mag iets maken, eventueel een traktatie. Naar de wc: billen poetsen en handen wassen. Cadeautjes maken: voor papa, mama, opa en oma. Indien er tijd voor is. De manier waarop vult elke speelzaal zelf in.
DE VERSCHILLENDE ACTIVITEITEN EN HUN FREQUENTIE Activiteiten samen met de kinderen: VRIJ SPELEN (hieronder valt ook het meegaan in fantasiespel, het lekker even niks doen en even geknuffeld worden)…………….…….…….……….……iedere dag KNUTSELEN………………………….………………….………………….………………….…….………….bijna iedere dag KRINGSPEL…………………….………...…………...................afhankelijk van het verloop van het dagdeel MUZIEK EN DANS……………….….…………..………….…………….………………….…………………..………wekelijks BOEK VOORLEZEN MET DE GROTE GROEP……..……………………………………………….. bijna iedere dag BOEK VOORLEZEN MET EEN KLEINE GROEP…………...afhankelijk van het verloop van het dagdeel CADEAUTJES MAKEN voor papa/mama/enz…..….………………………………….…per peuter incidenteel CADEAU VADER/MOEDERDAG………………….....…..…….…………………….………………………..…2x per jaar GROEPSEXPLORATIE (VVE)………………………………………….…………………………………………..…iedere dag UITSTAPJES (dierenpark, speeltuin, bos)………………….……………..afhankelijk van thema en seizoen THEMAFEESTEN (Sinterklaas, Pasen, Kerst, etc)……….……………. afhankelijk van thema en seizoen Bij het Vuurvliegje vieren we de volgende themafeesten: Sinterklaas: Op de peuterspeelzaal komen 2 zwarte pieten op bezoek en zij spelen met de kinderen. Ze maken samen met de kinderen pepernoten en een ouder is aanwezig om foto’s te maken. Ouders hebben van tevoren op een bijeenkomst een cadeau voor hun peuter gemaakt en dit cadeau wordt op deze dag door Zwarte piet aan de peuter gegeven. Kerst: Op de peuterspeelzaal vieren we met de peuters kerst. Peuters maken samen met de leidsters hapjes van bladerdeeg. We steken kaarsjes aan en spelen het kerstverhaal een ouder maakt foto’s. Lente / Pasen: Met de peuters en een aantal ouders die zich hiervoor hebben opgegeven gaan we met de maandag-/donderdagmiddaggroep en dinsdag- /vrijdagmorgengroep naar de kinderboerderij om naar jonge dieren te gaan kijken. Pasen: Op de peuterspeelzaal vieren we met de kinderen Pasen. We gaan paaseieren zoeken en een ouder maakt foto’s. Er worden wafels gebakken. Herfst: Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
18
Met de peuters en een aantal ouders die zich hiervoor hebben opgegeven gaan we met maandag / donderdagmiddag groep en dinsdag/vrijdaggroep naar het bos om te wandelen en te kijken wat je in de herfst allemaal in een bos kunt vinden en we verzamelen herfstspullen. Van deze herfstspullen wordt later nog een herfststukje gemaakt. Zomer: Op de peuterspeelzaal houden we met de peuters een waterfeest Peuters mogen met water spelen en krijgen een ijsje. Voorleesontbijt: Met de woensdagmorgen groep houden we 1 x per jaar in Januari een voorleesontbijt. Peuters eten dan boterhammen op de peuterspeelzaal en een gast komt een boek voorlezen. Carnaval: Met de peuters vieren we carnaval op de peuterspeelzaal. Kinderen nemen verkleedkleren mee en verkleden zich op de peuterspeelzaal. Worden als ze willen geschminkt en dansen op muziek en eten iets lekkers b.v. poffertjes. Een ouder maakt foto’s .
Activiteiten buiten de groepsruimte: Voorbeelden van activiteiten waarvoor de groepsruimte wordt verlaten zijn: - Het wandelfestijn tijdens de avond vierdaagse week. - In de lente gaan we bijvoorbeeld naar een boerderij en in de herfst naar het bos. - Ook organiseren we uitjes naar de bibliotheek in Uden. Bij de uitstapjes buiten het terrein van de peuterspeelzaal worden ouders als extra begeleiding gevraagd. Regels voor uitstapjes worden ouders meegedeeld en staan in het informatieboekje. Ouders zetten ook hun handtekening om toestemming te geven de peuterspeelzaal met hun kind te verlaten.
Activiteiten zonder peuters met ouders: OUDERGESPREKKEN (n.a.v. observatielijst of op verzoek van ouders) INFORMATIE-BIJEENKOMST...…….....………………………………………………………....…………........1x per jaar POETSAVOND……… ……………..……………...………..………………….…...……………….…..…….1x per schooljaar KNUTSELAVOND…………………………………..……………………….…………………….……….……...1x of 2x per jaar OUDERCOMMISSIEVERGADERING……………………..….…..…………..……….…...…....3 tot6x per schooljaar BESTUURSVERGADERING (indien afgevaardigde uit oudercommissie)…..….…….... 6x per schooljaar
Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
19
RANDVOORWAARDEN Om goed met een pedagogisch beleid te kunnen werken, moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan. We beschrijven alleen de voorwaarden voor andere beleidsgebieden, die een duidelijke relatie hebben met pedagogisch handelen. OUDERBELEID De pedagogisch medewerkers nemen de tijd voor breng- en haal-gesprekjes met de ouders/verzorgers. Van ouders/verzorgers wordt verwacht dat ze afscheid nemen en dat ze aan de peuters laten weten dat ze weggaan. Het is beter dat de peuters even huilen dan dat ze het vertrouwen voor altijd kwijt zijn. Op verzoek van ouders/verzorgers of pedagogisch medewerkers kunnen er gesprekjes plaats vinden over de peuter. Eventuele zorgen kunnen zo van beide kanten kenbaar worden gemaakt. Men kan dan in overleg tot een oplossing komen. Na het invullen van de observatielijst kan er een gesprek plaatsvinden. Pedagogisch medewerkers hebben de plicht om ouders/verzorgers vooraf te laten weten welke informatie over hun peuter aan derden wordt verstrekt. Ouders/verzorgers kunnen, op afspraak, meedraaien, meehelpen in de ouderweek of helpen bij een activiteit. Ouders/verzorgers kunnen lid worden van de oudercommissie en/of het Algemeen of Dagelijks Bestuur. In het informatieboekje staat de klachtenprocedure beschreven. PERSONEELSBELEID De pedagogisch medewerkers en tutoren van de SUP beschikken over vaardigheden/persoonlijke competenties (zie blz 5) waardoor zij de peuters in hun ontwikkeling, binnen de mogelijkheden, kunnen stimuleren. Per groep werken twee vaste pedagogisch medewerkers op vaste dagen. Dit geeft continuïteit en de peuters kunnen zo een band opbouwen. De pedagogisch medewerkers hebben een opleiding op minimaal MBO-niveau, gericht op het werken met kinderen. Dit waarborgt deskundigheid en verantwoorde opvang. Alle pedagogisch medewerkers en tutoren hebben een training Voor- en Vroegschoolse Educatie gevolgd (Piramide en/of Vversterk) Alle pedagogisch medewerkers en tutoren hebben een Gordon-training gevolgd. Alle pedagogisch medewerkers en tutoren hebben een cursus oudercontacten en/of HGPD (HandelingsGerichteProcesDiagnostiek) gevolgd. De pedagogisch medewerkers en tutoren volgen regelmatig cursussen om hun professionaliteit te waarborgen. Stagiaires zijn welkom, ze worden door de pedagogisch medewerkers begeleid. De pedagogisch medewerkers hebben een “beroepsgeheim”, ze verstrekken geen informatie over de peuters aan anderen. ORGANISATIEBELEID De peuterspeelzaal moet telefonisch bereikbaar zijn. Op de peuterspeelzaal is een calamiteitenplan aanwezig. Op elke peuterspeelzaal is een BHV-er aanwezig. Pedagogisch medewerkers hebben een EHBOdiploma. Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
20
ACCOMMODATIEBELEID Het accommodatiebeleid van de Stichting Udense Peuterspeelzalen is er op gericht speelzalen zoveel mogelijk in de directe omgeving van basisscholen te vestigen. De Stichting Udense Peuterspeelzalen volgt bij de inrichting van de binnen- en buitenruimtes de Handreiking peuterspeelzalen en de wetgeving hierover. Vanaf augustus 2010 is de Wet Oké van kracht, die o.a. eisen aan de groepsgrootte (max. 16) en de pedagogisch medewerker-kind ratio ( 2 gediplomeerde pedagogisch medewerkers op max. 16 peuters) voorschrijft. De ruimte voldoet aan de criteria van veiligheid en hygiëne. De peuterspeelzalen zijn zodanig ingericht dat alle ontwikkelingsgebieden aan bod kunnen komen; een poppenhoek, een autohoek, een themahoek, een boekenhoek, een creatieve hoek, een klimtoestel, een bank, etc. De peuters kunnen zelf keuzes maken. Bij aanschaf van speelgoed letten we er op dat alle facetten van de ontwikkeling aan bod komen en of het materiaal aansluit bij de thema’s van VVE. De inrichting en opstelling van materiaal moet zodanig zijn dat de peuters veilig en respectvol om kunnen gaan met materiaal en indien mogelijk zelf materiaal uit de kast kunnen pakken en weer opbergen (VVE). FINANCIEEL BELEID In het totale budget is een vast bedrag opgenomen voor speelgoed / spelmateriaal / creatief materiaal. Er is een budget voor deskundigheidsbevordering. EXTERN BELEID Buitenstaanders kunnen het Pedagogisch Beleid inzien op de peuterspeelzaal en op de site. In het informatieboekje wordt dit ook vermeld. De Stichting Udense Peuterspeelzalen hebben regelmatig contact met andere peuterspeelzalen en/of hun besturen in de regio. De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft regelmatig overleg met organisaties voor kinderopvang en met basisscholen (samenwerking, doorgaande leerlijnen) De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft regelmatig contact met de gemeente. De Stichting Udense Peuterspeelzalen is aangesloten bij K2 (Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken en partner voor overheden en uitvoeringsinstellingen inzake jeugd )en de MO-groep (maatschappelijke ondernemersgroep voor welzijn, hulpverlening en opvang). Er is samenwerking met wijkverpleegkundigen van Thuiszorg Pantein en met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Bij zorg over peuters kunnen de pedagogisch medewerkers ouders doorverwijzen naar bv logopedie, MEE, CJG, fysiotherapie of huisarts. De SUP heeft contacten met onderwijsbegeleidingsdiensten (Giralis, BCO) voor bijvoorbeeld cursussen en ondersteuning VVE. Om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in kinderopvang is de stichting geabonneerd op vakbladen.
Voor meer informatie, protocollen en werkwijze van de Stichting Udense Peuterspeelzalen verwijzen we naar het kwaliteitshandboek. (ter inzage op alle peuterspeelzalen)
Pedagogisch Beleid versie 6.7 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie ’t Vuurvliegje - februari 2015
21