Pedagogisch Beleidsplan Kinderdagverblijf Het Schatjes en Schoffiesparadijs Locatie Fugaplantsoen
Inhoudsopgave Inleiding Deel 1 Pedagogisch Beleidsplan 1.1 Het creëren van een veilige en vertrouwde omgeving 1.2 Zelfstandigheid en zelfvertrouwen 1.3 De sociale en persoonlijke ontwikkeling 1.4 De emotionele ontwikkeling 1.5 De verstandelijke ontwikkeling 1.6 De motorische ontwikkeling 1.7 De creatieve ontwikkeling 1.8 Omgaan met normen en waarden 1.9 Doen, praten en bewegen Deel 2 Het pedagogische werkplan 2.1 Wennen 2.2 Dagindeling 2.3 Eten 2.4 Activiteiten 2.5 Slapen 2.6 Omgaan met zindelijkheid 2.7 Festiviteiten 2.8 Uitstapjes 2.9 Ziekten Deel 3 Medewerkers 3.1 De pedagogische medewerkers 3.2 Wat verwachten wij van de pedagogische medewerker? 3.3 Stagiaires 3.4 Overleg en interne communicatie 3.5 Deskundigheidsbevordering 3.6 Roostering 3.7 Achterwacht regeling 3.8 Vier ogen beleid Deel 4 Klimaat 4.1 Leefklimaat binnen ons kinderdagverblijf 4.2 Veiligheid en gezondheid Deel 5 Oudercontacten 5.1 Oudercommissie 5.2 Contacten met ouders 5.3 Oproepbaarheid 5.4 Klachten Deel 6 Bereikbaarheid 6.1 Telefoonnummers Deel 7 Calamiteiten 7.1 Calamiteitenplan
INLEIDING Kinderopvang is meer dan alleen 'gezellig bezig zijn met kinderen'. Of zoals velen mensen denken gewoon maar oppassen, nee; het is kinderen op een goede verantwoorde manier normen en waarden bijbrengen, een open kijk op het leven geven, en ervoor zorgen dat je als kinderdagverblijf de kinderen als individu ziet en er zorg voor draagt dat ieder kind de zorg krijgt die het verdient en toekomt. Dus Nee Kinderopvang is gestructureerd bezig zijn binnen het beleid van het Schatjes en Schoffiesparadijs. In de Wet kinderopvang wordt onder andere aangegeven wat de overheid verstaat onder kwaliteit in de kinderopvang: "verantwoorde kinderopvang is kinderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige omgeving”. Voor de pedagogische onderbouwing van de Wet kinderopvang en de bijbehorende toelichting, is gekozen voor de vier opvoedingsdoelen van professor J.M.A. Riksen-Walraven. De opvoedingstheorie van RiksenWalraven ligt ten grondslag aan de Wet kinderopvang en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. Afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar de Nederlandse kinderopvang en de voorwaarden waaraan goede kinderopvang moet voldoen . De uitkomsten van deze onderzoeken zijn een weerslag van de meest moderne inzichten op dit gebied en doen tevens recht aan de Nederlandse situatie. Dit is voor ons een belangrijke maatstaf om met deze theorieën te willen werken. Riksen-Walraven stelt dat het opvoedingsdoel "ervaren van emotionele veiligheid" wat haar betreft basaal is. Een kind dat zich niet veilig voelt in een omgeving, is niet in staat om indrukken en ervaringen op te nemen. Het is dus belangrijk dat een kind zich thuis voelt bij het Schatjes en Schoffiesparadijs . De basis hiervoor wordt gevormd door de veilige en vertrouwde omgeving.. Hierbij speelt vervolgens de afstemming van de situatie thuis met die bij het Schatjes en Schoffiesparadijs een belangrijke rol. Het is voor ouders van belang te weten wat er bij het Schatjes en Schoffiesparadijs gebeurt en waarom dit gebeurt. Na de uitwerking van onze werkwijze ten aanzien van de bovenstaande onderwerpen volgt een beschrijving van verschillende ontwikkelingsaspecten. Eerst komen onze uitgangspunten ten aanzien van de groei naar zelfstandigheid en het zelfvertrouwen aan bod, gevolgd door onze benadering ten aanzien van de sociale, emotionele, motorische en creatieve ontwikkelingsaspecten binnen het groepsleven.
Almere, juni 2015
Deel 1 Pedagogisch Beleidsplan 1.1. Het creëren van een veilige en vertrouwde omgeving Een veilige en vertrouwde omgeving is de basis van waaruit ieder kind zich kan gaan ontwikkelen. Het Schatjes en Schoffiesparadijs moet een plek zijn waar kinderen met plezier naar toe gaan. Voorwaarden voor een vertrouwde omgeving beginnen bij duidelijkheid voor de kinderen. Het kind moet weten waar het aan toe is. Dit is voor veel ouders die bij ons binnen komen vaak onduidelijk, want hoe kan een kinderdagverblijf zo enorm flexibel zijn en toch vastigheid en structuur waarborgen. Eigenlijk heel simpel, door op verschillende momenten van de dag dezelfde herkenningspunten aan te bieden, denk hierbij aan de eetmomenten. Het kind weet op den duur dat als hij pas om 11 uur wordt gebracht door de ouder dat hij het fruit heeft gemist maar nog wel lekker zijn warme maaltijd om 11.30 mee-eet. Ondanks de flexibiliteit bieden wij zoveel mogelijk structuur, herkenning en veiligheid voor de kinderen. Bij het Schatjes en Schoffiesparadijs komt het kind terecht in een heel andere situatie dan thuis. Het komt in een omgeving waar het te maken krijgt met leeftijdgenootjes, met meerdere volwassenen en met andere speel- en ontwikkelingsmogelijkheden. Er zullen bij het Schatjes en Schoffiesparadijs andere regels gelden dan thuis. Ook zijn er andere gewoontes en gebruiken. Het hoeft bij het Schatjes en Schoffieparadijs niet allemaal precies zo te gaan als thuis en andersom. Onze ervaring is dat kinderen heel goed in staat zijn onderscheid te maken tussen thuis en het kinderdagverblijf als maar duidelijk wordt gemaakt wat er anders is en waarom. Hiervoor is het van belang dat er een goede afstemming is tussen thuis en het Schatjes en Schoffiesparadijs. Om te bereiken dat ouders en pedagogisch medewerkers begrip hebben voor en duidelijkheid over elkaars situatie zijn er een aantal vaste momenten waarop er overleg is tussen ouders en pedagogisch medewerkers. Dit begint al, voordat het kind geplaatst is, bij de rondleiding en het intakegesprek. Hier worden de ouders geïnformeerd over de gang van zaken binnen het Schatjes en Schoffiesparadijs. Onderwerpen zoals de dagindeling, de wenperiode, onze flexibiliteit, de uren afname, wie staat er op de groep, hoe wordt er gewerkt en welke regels worden gehanteerd, komen hierbij aan de orde. De pedagogisch medewerker krijgt dan ook informatie van de ouder over het kind. De verzorging, eet-, slaap- en andere gewoontes worden besproken, deze worden opgeborgen in de map van de groep waar het kind in zal worden opgevangen, zodat de pedagogisch medewerkers weten vanaf het eerste wenmoment wat er belangrijk is om te weten van het kind. Wij geven ook duidelijk in het intake gesprek aan, dat het belangrijk is dat de ouders op een goede open, eerlijke manier met elkaar communiceren. Het belangrijkste is dat alle gezichten dezelfde kant opstaan omtrent het kind. Ook tijdens de wenperiode zal er veel overleg plaatsvinden tussen ouders en pedagogisch medewerkers, vooral veel praktische dingen zullen dan besproken worden (hij wilde zijn melk niet drinken, hoe is hij dat thuis gewend, hij heeft het thuis steeds over..., weet jij wat hij bedoelt enz.). Om de overgang tussen thuis en het Schatjes en Schoffieparadijs gemakkelijker voor het kind te maken zijn er vrijwel dagelijks brengen haal gesprekjes waarin over en weer verteld kan worden hoe het thuis of in de groep gegaan is. Daarna begint het dagprogramma met de kinderen. Wordt een kind heel vroeg gebracht of laat gehaald, dan kan het voorkomen dat de pedagogisch medewerkers van de eigen groep er niet zijn. De overdracht vindt dan plaats door een van de andere pedagogisch medewerkers. Wanneer een kind 's morgens gebracht wordt en de ouder gaat weg, dan willen we dat hij op zijn eigen manier duidelijk afscheid neemt van zijn kind. Zo weet het kind in ieder geval dat de ouder is weggegaan en hem pas later weer komt halen. Het kind is dan misschien wel even verdrietig, maar het is wel heel duidelijk voor hem. Het verdriet wordt alleen maar groter als het kind veel later ineens ontdekt dat papa of mama zomaar is verdwenen, ook is het niet goed voor de vertrouwensrelatie die wij opbouwen met het kind, we streven naar openheid en verwachten dit ook van de ouder. De kinderen mogen altijd hun vertrouwde knuffel, speen of iets dergelijks van thuis meenemen. Na het afscheid nemen worden deze, als het kind eraan toe is, in het mandje van het kind gelegd om kwijtraken te voorkomen. Alleen bij het slapen of als het als troost nodig is, wordt deze knuffel of speen tevoorschijn gehaald. Bij verzoeken van ouders (over o.a. slapen, eten) zal het belang van het kind en dat van de groep en de organisatie worden afgewogen. Zijn de wensen te realiseren binnen het beleid van Schatjes en Schoffies Paradijs tot het groepsritme, dagprogramma of groepsgrootte dan zal er gehoor worden gegeven aan het verzoek.
1.2 Zelfstandigheid en zelfvertrouwen In alle groepen wordt veel aandacht besteed aan de zelfstandigheid en het zelfvertrouwen van de kinderen. De kinderen hebben er vaak veel plezier in om zelf iets te kunnen en wij vinden dit belangrijk. Dit begint al bij de baby’s en wordt afhankelijk van het niveau van het kind steeds verder uitgebreid. Bijv. bij het aankleden: de baby wordt gestimuleerd om zelf de armen in de mouwen te steken. Op de peuterleeftijd wordt dit uitgebreid naar zichzelf aan- en uit kleden. Tijdens het eten laten we het kind zelfstandig eten en drinken. Ook het opruimen van het speelgoed wordt met zijn allen spelenderwijs gedaan waarbij de pedagogisch medewerker de kinderen tot helpen aanspoort door het geven van kleine opdrachten. Om praktische redenen is het niet altijd mogelijk om kinderen voldoende tijd te geven om zich b.v. in hun eigen tempo aan te kleden. Er zijn kinderen die alles 'zelf willen doen' maar het is onmogelijk om daar een uur mee bezig te zijn. Dat verstoort het ritme van de groep te veel. Met tips en trucs wordt het kind dan op weg geholpen. Zelfstandigheid speelt ook een rol in het contact met anderen. Als een kind bijv. iets van een ander kind wil, stimuleren we het om dat zelf te vragen, in plaats van naar de pedagogisch medewerker toe te komen. Dit zelfstandig dingen proberen en laten slagen, ontdekken waar je goed in bent, geeft het kind zelfvertrouwen. De pedagogisch medewerker laat het kind zoveel mogelijk vrij in dit proberen en ontdekken. Zij stimuleert dit door het geven van tips of het bieden van uitdaging. Zo leert het kind zijn persoonlijke kwaliteiten kennen en ontwikkelen. Wel moet er gekeken worden naar het kind en het niveau, we mogen niet het uiterste verwachten. Wanneer deze ontdekkingsreis ten koste gaat van de veiligheid of wanneer de ontwikkeling van het kind zelf of van andere kinderen in gevaar komt, zal de pedagogisch medewerker ook de grens aangeven. Zij zal het kind uitleggen waarom zij dit niet wil en biedt het kind vervolgens, als het mogelijk is, een alternatief aan. Want een kind kan zich niet zelfstandig openstellen als hij zich niet vertrouwd voelt om dit te ontwikkelen. 1.3 De sociale en persoonlijke ontwikkeling Binnen de groep is de omgang met elkaar heel belangrijk. De kinderen worden gestimuleerd om elkaar te waarderen, te respecteren en rekening te houden met elkaar. De kinderen wordt geleerd dat ze niet alleen aan zichzelf maar ook aan anderen moeten denken. Dit betekent dat het kind even moet wachten totdat de ander uitgepraat is of totdat de ander klaar is met een bepaald speeltje. De kinderen worden serieus genomen en geaccepteerd zoals ze zijn. Geeft een kind bijvoorbeeld aan alleen te willen spelen dan wordt daar ruimte voor gecreëerd. Samen spelen vinden we belangrijk, maar er moet ook ruimte zijn om iets alleen te doen. Sommige kinderen hebben gewoon even de behoefte om even alleen te zijn. De baby’s zijn vooral individueel bezig. Ze beleven plezier aan elkaar door o.a. naar elkaar te kijken, te luisteren en elkaar aan te raken. De pedagogisch medewerker stimuleert het samen liedjes zingen, boekjes lezen, spelletjes doen en knutselen. Het verschonen en voeden zijn de momenten dat de kleine baby's extra aandacht krijgen, door met ze te knuffelen, te praten en spelletjes te doen. Er wordt door de pedagogisch medewerkers dan ook echt even de tijd genomen om dit te doen, even een moment samen, één op één. Even lekker de volledige aandacht. Bij de grotere kinderen wordt het groepsgebeuren belangrijker. De kinderen zijn meer gericht op het met elkaar samenzijn in de groep. Ze leren dat ze niet alleen aan zichzelf moeten denken maar ook rekening moeten houden met de andere (kleinere) kinderen. In het algemeen zie je dat de oudere kinderen vaak zeer zorgzaam zijn voor de jongere, met sommige activiteiten laten de pedagogisch medewerkers grote kinderen hun helpen, bijvoorbeeld met schilderen, het voordoen van aan- en uitkleden, een plasje op de wc. De pedagogisch medewerker stimuleert de oudere kinderen om mee te helpen met de verzorging van de kleine baby's door ze bijv. het speentje te laten geven of te troosten door het wipstoeltje te wiegen. Kinderen ontwikkelen ook vriendschappen met elkaar. Ze herkennen hun groepsgenootjes en bij binnenkomst zijn de kinderen blij elkaar te zien. Natuurlijk bestaat er ook al bij de kleinste een voorkeur voor een vriendje, wel wordt er opgelet dat sommige kinderen niet altijd bij elkaar zitten om de groepssfeer niet te versterken en niet te beïnvloeden op een negatieve manier, het is gebruikelijk bij ons dat de pedagogisch medewerker bij een activiteit de kinderen in wisselende samenstelling opsplitst zodat er meer contacten ontstaan tussen de leeftijdsgenootjes. Door de pedagogisch medewerker wordt natuurlijk in de gaten gehouden dat er geen kinderen buiten de groep komen te staan. Want dan zal er meteen actie op worden genomen om dit te voorkomen, het mag niet zo
zijn dat een kind zich buitengesloten voelt, en hierdoor zich niet kan binden aan de pedagogisch medewerker en de groep. Door dit samen leven, samen spelen, dingen delen, elkaar helpen en van elkaar leren, leert het kind zijn sociale kwaliteiten kennen en te ontwikkelen. 1.4 De emotionele ontwikkeling We vinden het belangrijk dat de kinderen de gelegenheid krijgen om hun gevoelens zoals boosheid, angst, verdriet en vreugde te uiten. Ieder kind reageert anders op een situatie, dit kan vreugdevol, verdrietig of gefrustreerd zijn. De pedagogisch medewerker zorgt dat zij er is voor het kind, dat er ruimte en ook tijd is te luisteren naar deze emoties. We nemen de gevoelens van de kinderen serieus; bij vallen niet ontkennen dat het pijn doet door te zeggen “je bent al zo’n grote jongen”. En huilen mag! We proberen het gevoel van het kind onder woorden te brengen. (Je vindt het niet leuk hè, dat papa nu weggaat). Het kind moet zichzelf kunnen zijn, maar we leren het kind ook waar de grens is, wat wel en niet kan (je mag boos zijn, maar je mag niet slaan). Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerker luistert, begrip toont, maar ook duidelijke grenzen biedt in de groep. We zijn ons ervan bewust dat je het verdriet van het kind ontkent door het kind af te leiden of iets anders aan te bieden, toch blijkt dit soms nodig om het kind over zijn verdriet heen te helpen. Baby’s uiten hun gevoelens doorgaans door te huilen. De pedagogisch medewerker zal de oorzaak van dit gedrag opsporen en, als het mogelijk is, wegnemen. Is er geen aanwijsbare reden, dan zal er gekeken worden naar een oplossing waar het kind zich het prettigst bij voelt. In zo’n situatie probeert de pedagogisch medewerker het kind gerust te stellen door op een rustige toon tegen het kind te praten, te benoemen wat zij doet. Wij zien dat ook kinderen onderling goed in staat zijn elkaar te troosten of over angsten heen te helpen. Kinderen die bang zijn iets nieuws te proberen worden vaak door kinderen die wel durven over een drempel heen geholpen. Blijven er voor een bepaalde activiteit, speelgoed o.i.d. angstgevoelens bestaan bij een kind dan zal de pedagogisch medewerker naar eigen inzicht handelen. Bepaald speelgoed kan bijv. een tijdje van de groep als een kind daar echt bang voor is. Ook wordt er met u als ouder overlegd wat de oorzaak van deze angst kan zijn. Soms zal een pedagogisch medewerker ervoor kiezen een kind stap voor stap te laten wennen door extra aandacht en uitleg. Op al deze manieren zorgen we voor een emotioneel veilige omgeving voor het kind. Bij (plotselinge) gedragsverandering wordt er altijd eerst naar een oorzaak gezocht (bijv. verandering van slaap- of eetgewoontes, de komst van een broertje of zusje, ouders die uit elkaar gaan enz.). De pedagogisch medewerker speelt hierop in en kan daar eventueel in een spel of kringgesprek aandacht aan schenken. Goede oudercontacten zijn hierbij van groot belang, op de situatie thuis kan dan ingespeeld worden, het is voor de pedagogisch medewerker belangrijk om te weten wat er gaande is op dat moment in het leven van het kind, zodat er rekening kan worden gehouden met de wensen en behoeftes van het kind en u als ouders. Wij vinden het belangrijk dat de pedagogisch medewerker tot op zekere hoogte ook haar emoties kan uiten. Kinderen mogen, binnen grenzen, weten dat de pedagogisch medewerker zich niet lekker voelt of boos is. Dit laatste uit zich in de gezichtsuitdrukking en toon van de stem. 1.5 De verstandelijke ontwikkeling Bij baby's begint de verstandelijke ontwikkeling met het vasthouden, proeven, kijken naar en bewegen van voorwerpen. Hierdoor leren de kinderen deze voorwerpen kennen en herkennen om vervolgens te leren combineren en het ontdekken van oorzaak en gevolg. Zo verandert het spelmateriaal van een rammelaar in een vormenstoof of kiekeboe-spel. Naarmate het kind zich beter kan voortbewegen, gaat het steeds meer de wereld om zich heen verkennen. Afhankelijk van waar het kind aan toe is wordt er door de pedagogisch medewerker steeds iets nieuws aangeboden. Ook krijgt het kind tijd en ruimte om zelf op ontdekkingstocht te gaan. Om zo zelf uit te vinden waar het plezier in heeft of waar het goed in is. Een gedeelte van het ontwikkelingsmateriaal staat bij elkaar in een aparte kast waar de kinderen niet zelf bij kunnen, deze materialen worden aangeboden of de kinderen kunnen hierom vragen. Als kinderen moeite hebben om bijvoorbeeld een puzzel af te maken kunnen ze daarbij om hulp vragen bij een pedagogisch medewerker of bij één van de andere kinderen. De pedagogisch medewerker neemt het daarbij niet uit handen, maar helpt het kind het zelf te doen of om het samen nog eens te proberen. De kinderen worden niet verplicht tot dit soort activiteiten, maar er wordt wel geprobeerd het kind te stimuleren om mee te doen.
In de groepen wordt ook elke maand aan de hand van een thema gewerkt om zo dieper op een bepaald onderwerp in te gaan. Afhankelijk van het thema wordt d.m.v. gerichte knutsels, maar ook d.m.v. liedjes, spelletjes, verhalen, toneelstukjes van de pedagogisch medewerker en buitenactiviteiten het één en ander geleerd over een onderwerp. Een belangrijk onderdeel van de verstandelijke ontwikkeling is de taalontwikkeling. De kleinste baby's reageren al op het praten van de pedagogisch medewerker door zelf ook geluidjes te maken. Naast het reageren op deze geluidjes wordt de taalontwikkeling ook gestimuleerd door het zingen van liedjes, het lezen van boekjes en het benoemen wat we doen (bijv. bij het verschonen). Zo leert het kind zijn eerste woordjes, gaat begrijpen wat anderen zeggen en gaat uiteindelijk zelf praten. Bij de wat oudere kinderen komen daar de groepsgesprekken bij. Het kind wordt gestimuleerd tot praten door iets te vertellen en/of de vragen van de pedagogisch medewerker te beantwoorden. De pedagogisch medewerker blijft zo alert op de taalontwikkeling van de kinderen. De kinderen die het nog spannend vinden om in de grote groep te praten worden op een ander moment in kleiner verband in een gesprekje betrokken zodat ook van hen de taalontwikkeling gestimuleerd wordt en de pedagogisch medewerker de taalontwikkeling kan toetsen. Door de vaste dagindeling leert het kind het verloop van de dag kennen: na het warm eten komt omkleden en slapen enz. In de dagindeling zitten steeds weer vaste momenten waarop er tijd en aandacht is voor de verstandelijke ontwikkeling. Tijdens het aan tafel zitten is er tijd voor de groepsgesprekken en tijdens het eten worden de kinderen gestimuleerd na te denken bij allerlei vragen, zoals wil je soep, wil je nog brood, wil je een hele/halve boterham, wat wil je erop, waarom kies je voor de pindakaas enz. Na het weekend of een langere periode van afwezigheid van het kind hebben we altijd een kringgesprek om het kind te laten vertellen wat het beleeft heeft, en de andere kinderen hierover mee te laten praten. Dit is niet alleen goed voor de verstandelijke ontwikkeling maar ook voor de groepssfeer uiterst gezellig! Bij dit herkennen hoort ook het onderscheid maken tussen bekenden en onbekenden, de eenkennigheidfase. De kinderen krijgen moeite met afscheid nemen, hechten zich aan een vaste pedagogisch medewerker en moeten van minder bekenden nog niet veel hebben. Deze pedagogisch medewerker zal vanuit de vertrouwde relatie het kind leren de andere volwassenen te accepteren. Het is hierbij belangrijk dat dit niet geforceerd gebeurd, sommige kinderen vinden het prettig om eerst de kat uit de boom te kijken en de andere stellen zich meteen open! Als pedagogisch medewerker van de groep moet je dan ook ten alle tijden weten hoe het kind is, en zich ontwikkelt voordat er geforceerd te werk wordt gegaan. 1.6 De motorische ontwikkeling De motorische ontwikkeling kunnen we splitsen in de ontwikkeling van de grove motoriek (bijv. leren omdraaien, zitten en lopen) en de fijne motoriek (puzzelen, tekenen, boetseren, het kleuren binnen de lijntjes enz.) De motorische ontwikkeling gaat heel snel bij jonge kinderen. Een pasgeboren baby is totaal afhankelijk van anderen, maar binnen 4 jaar heeft het kind een grote mate van zelfstandigheid ontwikkeld. Ieder kind doet dat in zijn eigen tempo, de één is daar actiever in dan de ander. Het wordt geaccepteerd dat het ene kind met veel enthousiasme aan een nieuwe vaardigheid begint en de ander een langere periode van steeds proberen nodig heeft. Wanneer we zeker weten dat kinderen iets zouden kunnen, geven we hen een zetje in de goede richting om het te doen, omdat we weten dat ze enorm trots zijn als ze iets nieuws kunnen, zoals bijvoorbeeld het maken van een moeilijke puzzel of het zelf aantrekken van schoenen. Bij allerlei activiteiten worden de fijne en grove motoriek geoefend. De fijne motoriek wordt geoefend bij bijvoorbeeld het knutselen, verven, puzzelen en/of spelen met constructiemateriaal, aan- en uitkleden en eten en drinken. De grove motoriek wordt geoefend bij het rennen, fietsen, klimmen enz. De indeling van de groepsruimtes en het speelgoed zijn dan ook afgestemd op de leeftijdsgroep die daar gebruik van maakt. In de groep proberen we de motorische ontwikkeling positief te beïnvloeden door enthousiast te reageren als een kind iets nieuws doet en kinderen aan te moedigen nieuwe dingen uit te proberen. Bij een baby kunnen we het speelgoed zo neerleggen dat het kind zich moet omdraaien of kruipen om het te pakken. Als het kind net begint te lopen is het een grote uitdaging om onder aanmoediging van de ene pedagogisch medewerker naar de andere pedagogisch medewerker te lopen. Wij moedigen kinderen aan zelf hun motorische problemen op te lossen. In eerste instantie bieden wij hulp met woorden of door het voor te doen, daarna geven wij daadwerkelijke hulp door het samen te doen. Staat
een kind bijv. op een stoel en geeft het aan dat het er af wil, dan tillen we het kind er niet af maar proberen d.m.v. aanwijzingen hulp te bieden zodat het kind leert te vertrouwen op zijn eigen vaardigheden. Het is belangrijk voor een kind om de eigen grenzen te ontdekken en te verleggen, dit natuurlijk wel op een verantwoorde manier. De pedagogisch medewerker moet goed opletten dat de veiligheid van het kind wordt gewaarborgd, tijdens de spelsituaties en het omgaan met elkaar. De pedagogisch medewerkers weten wat ze moeten doen als dit fout gaat. 1.7 De creatieve ontwikkeling Wij stimuleren de creatieve ontwikkeling van de kinderen door ze allerlei verschillende materialen en activiteiten aan te bieden en ze te laten ontdekken wat je daarmee kan doen. Onder creativiteit verstaan we niet alleen het doen van allerlei handenarbeid activiteiten maar ook het doen van kringspelletjes, spelletjes aan tafel, het maken van- en luisteren naar muziek en bezig zijn met fantasiespel. Bij de handenarbeid activiteiten gaat het er vooral om dat de kinderen vol enthousiasme met het aangeboden materiaal aan de slag gaan. Het uiteindelijke resultaat is dan altijd mooi en verdient de nodige complimenten. Het is leuk om te zien hoe de kinderen de verschillende eigenschappen van materialen ontdekken. Zo zullen de kleintjes plaksel nog niet ervaren als iets waarmee je kunt plakken, maar als iets waarmee je lekker kunt smeren en kliederen. Natuurlijk beginnen niet alle kinderen met evenveel enthousiasme aan een dergelijk activiteit. Sommige kinderen moeten even over een drempel geholpen worden voor ze het echt leuk gaan vinden. Kinderen die echt niet willen worden niet verplicht mee te doen. Wel zullen we altijd proberen kinderen te stimuleren het eens te proberen. Vaak als ze eenmaal bezig zijn vinden ze het wel heel leuk. Bij alle groepen wordt er met thema’s gewerkt. Dit biedt veel leuke aanknopingspunten om met de genoemde vormen bezig te zijn. Maar ook met natuurproducten wordt geknutseld denk maar aan bladeren, eikels, nootjes etc. We proberen met diverse producten het kind te stimuleren in de eigen wereld van fantasie en creativiteit. 1.8 Normen en Waarden In onze doelstelling zoals geformuleerd in de inleiding van dit plan, maar ook in de voorgaande stukjes zijn al heel wat normen en waarden voorbij gekomen waaronder: Waarderen en respecteren van jezelf en van anderen Sociaal zijn Eerlijk zijn Zorgvuldig omgaan met spullen Respect voor privacy De meeste van deze normen en waarden worden spelenderwijs aan de kinderen meegegeven (het bord met fruit gaat rond en iedereen pakt steeds een stukje, we doen een spelletje en iedereen die wil mag meedoen). Ook door het geven van het goede voorbeeld leren kinderen veel. Toch moeten wij soms grenzen stellen aan wat kinderen mogen en blijft corrigeren nodig. Deze grenzen moeten duidelijk zijn voor de kinderen en ook aan hen uitgelegd worden. Om veiligheidsredenen moeten overmoedige kinderen (die zelf het gevaar niet zien van wat ze doen) tegen zichzelf beschermd worden. Kinderen mogen niet alleen op het aankleedkussen klimmen, al zullen er best kinderen zijn die dat kunnen. Ook is het belangrijk dat de grotere kinderen rekening houden met de kleintjes enz. Wanneer dingen gevaar op leveren voor kinderen zal de boodschap kort en duidelijk zijn: Dit mag niet. In minder gevaarlijke situatie zal de pedagogisch medewerker het kind vanuit zichzelf toespreken: Ik wil niet dat jij dit doet, want… Ik vind… verder zullen kinderen gestuurd worden door het belonen van gewenst gedrag en het negeren van ongewenst gedrag: We zeggen tegen het kind dat lekker zit te eten “wat zit jij goed te eten!” in de hoop dat de buurman ook zijn vork weer ter hand neemt, dan deze buurman confronteren met zijn niet-eten. Bij onenigheid tussen de kinderen wordt gestimuleerd dat de kinderen dit eerst zelf proberen op te lossen voordat de pedagogisch medewerker ingrijpt. Het is goed dat kinderen eerst op hun eigen manier het proberen op te lossen. Laat het kind maar vertellen wat er opdat moment niet leuk was wat het andere kindje deed. Natuurlijk houdt de
pedagogisch medewerker een oogje in het zeil en biedt hulp als dit nodig is. De pedagogisch medewerker kent haar kinderen en weet wie ze hierin moet stimuleren of juist af moet remmen. Gedrag dat gevaar/pijn oplevert voor het kind zelf of voor anderen wordt door de pedagogisch medewerker niet geaccepteerd. Net als herhaaldelijk niet luisteren, dingen kapot maken, etc. De pedagogisch medewerker zal het kind duidelijk maken dat dit niet mag en waarom dit niet mag. Ook hier weer door middel van de ik-boodschap. Wordt dit gedrag herhaaldelijk vertoond door hetzelfde kind, dan kan het kind door de pedagogisch medewerker even buiten de activiteit geplaatst worden. Dit kan variëren van even niet mee mogen doen tot apart op een stoeltje zitten gecombineerd met het bespreken van de situatie met de pedagogisch medewerker. We hopen het kind hiermee te leren dat dit gedrag niet goed is en bieden de andere kinderen hiermee de mogelijkheid de activiteit door te laten gaan. 1.9 Doen, praten en bewegen We streven ernaar om voor elk kind als individu opvang op maat aan te bieden. Als organisatie strekken wij ons hier echt naar uit. Om dit te kunnen verwezenlijken in de praktijk werken we met de methode Doen, Praten en Bewegen. De werkwijze 'Doen, Praten en Bewegen' rust pedagogisch medewerkers toe om, op een planmatige manier, ontwikkelingsgericht te werken met kinderen van 0-4 jaar in het kinderdagverblijf . Zij leren om met een observatie-instrumentarium te werken, en daar ontwikkelingsstimulerende interactieplannen aan te verbinden. Het doel van de werkwijze 'Doen, Praten en Bewegen' is onze pedagogische medewerkers toe te rusten voor het planmatig stimuleren van de talige, sociaal-emotionele en motorische ontwikkeling van alle kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar in het kinderdagverblijf Subdoelen: - pedagogisch medewerkers kunnen de ontwikkeling van kinderen doorlopend observeren en hun observaties registreren in bij de werkwijze horende observatielijsten; - pedagogisch medewerkers kunnen met ontwikkelingsstimulerende interacties aansluiten op de behoeften van individuele kinderen en/of behoeften in groepsverband; zij kunnen hierbij een plan van aanpak maken; - pedagogisch medewerkers weten hoe ze ouders kunnen informeren over de werkwijze. Aanpak 'Doen, Praten en Bewegen' rust pedagogisch medewerkers toe voor ontwikkelingsgericht werken via: 1) een instrumentarium van observatielijsten, elk vergezeld van een handleiding met toelichting en handelingssuggesties, 2) een training om planmatig met dit instrumentarium te leren werken, waarin ook de leidinggevenden betrokken zijn; bij het planmatig werken aan de ontwikkeling van kinderen zijn zes stappen onderscheiden. Toegevoegd is 3) een theoretische verantwoording met een beschrijving van de uitgangspunten, de aansluiting op recente opvattingen over pedagogische kwaliteit, en de bijdrage die de werkwijze kan leveren aan deze kwaliteit. Instrumentarium met handleiding Het instrumentarium bestaat uit 3 aparte observatielijsten: voor sociale (Doen), talige (Praten) en motorische ontwikkeling (Bewegen). Hiermee observeren pedagogisch medewerkers kinderen op 8 momenten tussen de 0 en 4 jaar. Voor elk kind vult de pedagogisch medewerker de lijsten 2 x per jaar in. De lijsten bevatten vragen over concreet observeerbaar gedrag dat in positieve termen is geformuleerd (wat kan het kind al wel). Via de observatiegegevens bepaalt de pedagogisch medewerker of er sprake is van een normale ontwikkeling, voorspong of achterstand. Aan elke score zijn concrete handelingssuggesties verbonden. In de handleidingen gaan alle observatie-aspecten vergezeld van handelingssuggesties; en nadere uitleg. Planmatig werken in zes stappen De ontwikkeling van kinderen in kaart brengen is geen doel op zich, het is een hulpmiddel voor onze pedagogisch medewerkers om in hun pedagogisch handelen planmatig in te spelen op de specifieke behoeften van (individuele, of groepen) kinderen. De planmatige aanpak, waarin onze pedagogisch medewerkers zijn getraind, bestaat uit zes stappen: 1) gegevens verzamelen; 2) signaleren hoe de ontwikkeling verloopt;
3) analyseren van dit verloop in termen van gewone ontwikkeling, of opvallendheden die op voorsprong of achterstand duiden; 4-6) hierbij een plan van aanpak voorbereiden, uitvoeren en evalueren.
Deel 2 Het werkplan 2.1 Wennen Bij start van de opvang Een plaats bij Schatjes en Schoffies Paradijs begint met wendagen. Deze wendagen zijn ingesteld om een basis te leggen tussen ouder, kind en pedagogisch medewerkers. Ieder kind is anders in de omgang, en sommige kinderen hebben echt de wendagen nodig om te wennen aan de nieuwe situatie waarin ze zich bevinden. Voor de kinderen zijn er 2 wenmomenten. Via de locatiemanager is aan de pedagogisch medewerkers bekend gemaakt welk kind op welke groep zal worden geplaatst. De locatiemanager of de pedagogisch medewerker neemt contact op om een afspraak te maken voor het intakegesprek in dit gesprek worden de wenafspraken gemaakt. Het is van belang dat zowel de ouders als het kind zich welkom voelen bij het eerste wenmoment, een eerste stap van het opbouwen van een vertrouwensband. Door de pedagogisch medewerker van de groep worden zij wegwijs gemaakt met de kapstok, het bakje enz. De eerste wendag start altijd in de ochtend. Voor zover het kind mee wil doen doet het mee aan het programma van die dag, wil het liever eerst kijken dan is dat ook prima. Tijdens de eerste weken besteed de pedagogisch medewerkers extra aandacht aan het kind. Bij het wennen geldt dat wanneer het wennen niet soepel verloopt er naar een oplossing wordt gezocht. Dit gebeurt altijd in overleg met de ouder(s) en zal per kind verschillen. Een goede wenprocedure is van groot belang voor een goede start op het kinderdagverblijf. Dit geldt vooral voor de kinderen maar zeker ook voor ouders en pedagogisch medewerkers. Het is een periode voor ouder en kind om zich veilig te gaan voelen in de groep en op het kinderdagverblijf. Er is tijd om elkaar te leren kennen, om een vertrouwensband op te bouwen en er is tijd voor overleg en overdracht. 2.2 De dagindeling Een vaste dagindeling biedt de kinderen structuur en houvast. Zij raken vertrouwd met de steeds weer terugkerende vaste momenten, dit geldt ook voor het weekend. Onze vaste momenten in onze flexibiliteit zijn bij ons bv de eetmomenten, en de activiteiten die iedere dag op hetzelfde tijdstip worden aangeboden, hierdoor krijgen de kinderen de herkenningspunten. Deze lopen als een soort rode draad door de dag heen. Het Schatjes en Schoffiesparadijs is 24 per dag open. Ouders boeken bij deze keuze zelf hun uren in, in ons reserveringssysteem. Er zijn bij ons geen vaste breng- en haaltijden. Wel moeten de ouders rekening houden met het feit dat er op sommige momenten alleen maar tijd is voor een korte overdracht, dit om de rest van de groep zo min mogelijk te storen. Er zijn vaste momenten op de dag waarbij pedagogisch medewerkers en kinderen gezamenlijk aan tafel zitten om o.a. te eten, te drinken, te zingen, voor te lezen en te praten. Het eerste vaste moment op de dag is om 9.00 uur. Dan zijn de kinderen in de groep, ze gaan aan tafel voor fruit en wat drinken en er wordt zomaar wat gepraat of een kind vertelt wat hij heeft meegemaakt, na afloop wordt er verschoond. De dreumes/peuters gaan na het fruit in de kring en worden er liedjes gezongen, kring spelletjes gedaan en gepraat over het thema. Hierna is er tijd voor een activiteit of gaan de kinderen vrij spelen. Om ± 11.30 uur is er weer zo'n vast moment: we gaan warm eten. Na het eten worden de kinderen verschoond en gaan de meeste grote kinderen een middagslaapje doen. Met de peuters die daar geen behoefte meer aan hebben doen we een gezamenlijke activiteit. Om ± 15.00 uur zitten we weer met elkaar aan tafel om iets te drinken en te eten. Steeds na afloop aan het aan tafel gaan is er tijd voor een toiletbezoek. De baby's worden verschoond, sommige gaan even op het potje. De grotere kinderen gaan naar de wc. Het omgaan met andere leeftijdsgenootjes is een belangrijke manier om sociale competenties te ontwikkelen. Hieronder verstaan we o.a. zich in een ander kunnen verplaatsen, kunnen communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen, het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. Dit geeft kinderen kansen zich te ontwikkelen als personen die goed functioneren in de samenleving. In de dagelijkse omgang is het noodzakelijk kinderen te
stimuleren samen te spelen, te delen, op elkaar te wachten en samen op te ruimen. We stimuleren de kinderen elkaar te helpen, bijvoorbeeld door hen samen een taak te geven. We geven kinderen complimenten als ze zich prettig gedragen. Dit is een goede stimulerende beloning. Om alles zo goed mogelijk te laten verlopen zijn er verschillende regels, wanneer een kind zich niet aan de regels houdt kunnen de pedagogisch medewerkers hierop inspelen en het betreffende kind aanspreken. Schelden, schreeuwen, vloeken, slaan e.d. worden niet getolereerd. Samen met de kinderen zoeken we naar een compromis waarbij we er naar streven hen uit te leggen wat wel en niet aanvaardbaar is, en hoe we in die situatie rekening kunnen houden met elkaar. Er is voldoende spelmateriaal aanwezig dat de sociale competentie van de kinderen stimuleert. Buitenspeelgoed als een voetbal, springtouw zorgt ervoor dat kinderen met elkaar gaan spelen. Binnen zijn er verschillende spelletjes die de kinderen samen kunnen doen. Deze spellen leren de kinderen op hun beurt te wachten, omgaan met winnen en verliezen. We stimuleren een bepaalde mate van verantwoordelijkheidsgevoel. De oudere kinderen helpen en begeleiden de jongere kinderen bij bepaalde activiteiten. Dit kan heel klein en simpel van aard zijn, maar bevordert wel het verantwoordelijkheidsgevoel. Het is belangrijk dat kinderen de mogelijkheid krijgen persoonlijkheidskenmerken als zelfstandigheid, zelfredzaamheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit en creativiteit te ontwikkelen. Dit stelt hen namelijk in staat zich goed aan te passen aan veranderende omstandigheden. In principe gebeurt het ontwikkelen van de persoonlijke competentie vanuit het kind zelf, door spel en door het ontdekken van de wereld om hem heen. We vinden het belangrijk kinderen te stimuleren dingen zelf te doen om ze op die manier te laten ervaren dat ze veel dingen al zelf kunnen. Dit geeft het kind zelfvertrouwen en kan een kans zijn tot verdere ontwikkeling. We laten de kinderen zoveel mogelijk doen wat ze al zelf kunnen. De pedagogisch medewerker probeert zoveel mogelijk hiervan op de hoogte te zijn van wat een kind al kan, en waar eventueel nog hulp geboden is. Denk hierbij aan dagelijkse handelingen zoals het aan en uitkleden, strikken van schoenveters, het dichtritsen van de jas, maar ook het leren fietsen of bouwen met constructiemateriaal. Door het kind te stimuleren, aan te moedigen, samen naar oplossingen te zoeken en te complimenteren wanneer het goed gaat proberen we het kind te helpen. Dit stimuleert het zelfvertrouwen en de zelfredzaamheid van het kind. Er is voldoende spelmateriaal aanwezig dat de persoonlijke competentie van kinderen stimuleert. Zo zijn er verschillende spelletjes waarbij kinderen oefenen in tactisch spel, kennis van cijfers, algemene kennis, motoriek en geduld. Bij het kinderdagverblijf draait alles om spelen en samen plezier maken, ook in de vroege ochtend/avond en weekendopvang op ons hoofdgebouw. Het uitgangspunt hierbij is ook dan verantwoorde kinderopvang in een vertrouwde en veilige omgeving, waarin de kinderen zich spelenderwijs op hun eigen manier kunnen ontwikkelen. In de vroege ochtend, avond en weekend worden er verschillende leeftijdscategorieën opgevangen op ons hoofdgebouw, deze worden verticaal opgevangen in een groep. Wel wordt er door de Pedagogisch medewerkers leeftijdsgebonden activiteiten aangeboden. 2.3 Eten Het eten wordt gezien als een sociaal groepsgebeuren. Het gaat niet alleen om het eten maar ook om het contact met elkaar. Het is een gezellig rustpunt op de dag waarbij aandacht wordt besteed aan eenvoudige tafelmanieren en het stimuleren van de ontwikkeling. Om een kind goed te laten eten vinden wij dat er lekker en gevarieerd gekookt moet worden, een maaltijd moet er uitnodigend uitzien, goed smaken. Daarom hebben wij ervoor gekozen om de warme maaltijd te laten verzorgen door restaurant ANNO, iedere dag wordt er vers gekookt. Het vlees dat wordt gebruikt in de maaltijden is Halal. Het eten is iedere dag verschillend, van de Nederlandse keuken tot de Arabische. Het eten en drinken wordt niet aan de kinderen opgedrongen; eten hoort iets leuks te blijven. Al proberen we kinderen wel te stimuleren hun bord en beker leeg te maken. Hierbij staat het prijzen van positief en het negeren van negatief gedrag voorop. We streven ernaar kinderen vanaf ongeveer 9 maanden uit een tuitbeker te laten drinken en bij de tweede verjaardag willen we graag dat een kind uit een gewone beker drinkt. Wij geven als kinderdagverblijf de kinderen de volgende maaltijden:
09:00 Fruit met sap. 11.30 Warme lunch met een beker drinken 15:00 Een beker limonade met een kleine snack 16:00 Een riante broodmaaltijd, met een beker melk 18:00 Een beker limonade met een koekje. 19:00 De kinderen die in de avond blijven en/of overnachten gaan naar het hoofdgebouw en krijgen daar nog wat te drinken, dan tandenpoetsen en als het tijd is gaan ze lekker slapen 2.4 Activiteiten Tussen het fruit en de lunch is er tijd voor een activiteit. Zo'n activiteit is behalve een leuke bezigheid ook een manier om de verschillende ontwikkelingsgebieden te stimuleren. Ook de sociale vaardigheden komen hier vaak aan te pas. Onder een activiteit verstaan wij al het spel waarbij de pedagogisch medewerker een actieve rol speelt. Zo kan het zijn dat de pedagogisch medewerker zelf actief meespeelt (bijv. bij een kringspelletje). Of dat zij de kinderen even op weg helpt en dan afstand neemt (ze maken samen een lange rails, de kinderen spelen daarna met de trein). Of de kinderen beginnen zelf en de pedagogisch medewerker helpt daar waar dat nodig is (bijv. bij puzzelen). Daarnaast zijn er nog de “grotere” activiteiten, die voorbereiding van de pedagogisch medewerker vragen. In zo’n geval hebben de pedagogisch medewerkers van tevoren bedacht wat zij willen gaan doen en bieden dat de kinderen aan. Bij de dreumesen en peuters maken ze na de kring een keuze uit verschillende activiteiten. De kinderen hebben dan de keuze uit verschillende activiteiten zoals: tekenen, knippen/plakken, bouwen met de duplo, spelletjes e.d. Tijdens de activiteiten mogen de kinderen wisselen, als het tijd is om te eten of om naar buiten te gaan wordt er gezamenlijk opgeruimd. We proberen de activiteiten zoveel mogelijk op de wensen, mogelijkheden en het ontwikkelingsniveau van kinderen aangeboden hiervoor wordt de activiteit bijvoorbeeld opgedeeld in een eenvoudiger en iets moeilijkere versie zodat alle kinderen voldoende uitdaging hebben en alle ontwikkelingsgebieden aan bod komen. We beschikken over een mooie buitenspeelplaats en we vinden buiten spelen erg belangrijk voor de kinderen. Bij mooi weer zijn we dus veel buiten te vinden. 2.5 Slaaptijden De jongste kinderen gaan volgens hun eigen slaapritme naar bed of vallen in slaap op de groep. De oudere kinderen slapen in principe tussen 12.30 en 15.00 uur. De kinderen slapen in de slaapkamer. Er wordt toezicht gehouden door regelmatig even te gaan kijken of door de babyfoon. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de slaapgewoontes die een kind thuis heeft. Spenen en/of knuffels worden van thuis meegenomen. De peuters die geen maximale slaaptijd hebben slapen tussen de middag vanaf 12:30 tot ze wakker worden. De kinderen die maar 1 uur mogen slapen, slapen meestal om 13:00 en worden er om 14:00 uur uitgehaald. De kinderen die wakker zijn en dit laten horen ,halen we uit bed zodat de andere kinderen rustig verder kunnen slapen. De peuters die niet slapen spelen gezamenlijk. Kinderen van 0-4 jaar die in de avond en nacht blijven slapen op het hoofdgebouw, slapen in de slaapkamer van de babygroep. We overleggen met de ouders hoe laat de kinderen naar bed gaan. 2.6 Zindelijkheid Zindelijkheid is een grote stap op weg naar zelfstandigheid. Van jongs af aan maken we de kinderen vertrouwd met luiers, potjes en de wc. Vanaf ongeveer 1½ jaar worden de kinderen al op het potje gezet bij de dagelijks verschoningsrondes. Zo wordt verschonen/op het potje zitten/ plassen op de wc een steeds terugkerend gezamenlijk gebeuren waarbij de grotere kinderen een voorbeeld zijn voor de kleintjes. Wij gaan er vanuit dat het kind zindelijk wordt als het daar zelf aan toe is. Vanaf het moment dat de pedagogisch medewerker merkt dat het kind hier bewuster mee omgaat speelt zij hier op in. Dit gebeurt o.a. door het prijzen van de plasjes op de wc en regelmatig te vragen of het kind moet plassen, wij werken hierbij ook met een wc-diploma. De basisschool stelt de eis dat het kind zindelijk moet zijn om te worden toegelaten. Mocht een kind van 3.5 jaar nog niet bewust bezig zijn met zindelijk worden, dan zal hier vanuit de pedagogisch medewerkers meer aandacht aan worden besteed. Het kind zal vaker begeleid worden naar de wc en gestimuleerd worden daar ook iets op te doen. De nadruk zal altijd blijven liggen op het prijzen van positief gedrag en het negeren van negatief gedrag.
Het kind zonder luier laten rondlopen gebeurt altijd in overleg met de ouders. 2.7 Festiviteiten Het is feest in de groep als een kind of een pedagogisch medewerker jarig is. De slingers worden opgehangen en natuurlijk krijgt de kleine jarige een feestmuts op. Er is een cadeautje gekocht en de jarige neemt iets lekker mee om uit te delen. Omdat er door het jaar heen veel feestjes zijn, vragen we de ouders hier bij de keuze van de traktatie rekening mee te houden. Houd het bij één kleine traktatie en liever geen of niet te veel zoet. Verder wordt er aandacht besteed aan Pasen, Sinterklaas en Kerst. De groepen worden dan mooi versierd en er is een maaltijd op de groep. 2.8 Uitstapjes Eén à twee keer per jaar wordt er door het Schatjes en Schoffiesparadijs een uitstapje georganiseerd. Dit uitstapje is voor alle kinderen die op de betreffende dag gepland zijn. Sommige activiteiten zijn alleen voor de peuters. Deze uitstapjes zijn bedoeld om de contacten tussen pedagogisch medewerkers en kinderen te verdiepen maar natuurlijk ook om de kinderen een extra leuke dag te bezorgen. Deze uitstapjes gaan bijvoorbeeld naar het Eksternest, Stichting AAP of Ballorig. Naast deze 'grote' uitstapjes worden er door het jaar heen ook nog kleinere uitstapjes georganiseerd. We kunnen bijvoorbeeld als het een dagje rustig is, een uitstapje maken. Voor dit soort uitstapjes - zeker wanneer de kinderen per auto vervoerd worden - is altijd vooraf toestemming gevraagd aan de ouders, door middel van een document wat ouders vooraf ondertekenen. 2.9 Ziekten Een ziek kind heeft extra aandacht en vaak ook extra verzorging nodig. Dit kunnen we bij het Schatjes en Schoffiesparadijs vaak niet geven zonder dat het ten koste gaat van de aandacht voor de andere kinderen. Wordt uw kind tijdens het verblijf bij het Schatjes en Schoffiesparadijs ziek dan wordt u als ouder hierover geïnformeerd. De beslissing of een kind in de groep kan blijven wordt genomen door de pedagogisch medewerker (na overleg met de locatiemanager). Hierbij staat het belang van uw kind altijd voorop. In het algemeen geldt dat een kind moet worden opgehaald, als: 1. Uw kind te ziek is om aan het dagprogramma mee te doen 2. De verzorging te intensief is voor de pedagogisch medewerker 3. Het de gezondheid van andere kinderen in gevaar brengt. In onderstaand overzicht staan voor de meest voorkomende ziekteverschijnselen aangegeven wanneer voor ons (op grond van bovengenoemde 3 punten) deze grens bereikt is. We hebben hierbij de regels die de GGD omschrijft in de informatiemap “Infectieziekten en hygiëne in kindercentra” als leidraad gebruikt. Wanneer dient u uw kind op te halen/te laten behandelen door een arts: Diarree: Hoofdluis:
bij meer dan 3 keer dunne ontlasting. Bij bloederige diarree. kleine beestjes en eitjes in het haar, eerst behandelen met anti luis, daarna mag uw kindje weer op de groep.
Koorts Temperatuur hoger dan 38.5
in combinatie met niet wil spelen of slapen en alleen maar bij de pedagogisch medewerker willen zitten. Als plekken afgedekt zijn en behandeld worden met zalf of antibiotica mag het kind komen.
Krentenbaard infectie v/d huid, blaasjes, gelige korst, meestal in gezicht.
Ontstoken rode ogen, opgezette oogleden eerst te behandelen met antibiotica gele/groene pus Schimmel Schilferende (kale) plek
Als uw kind behandeld wordt mag het komen.
Waterpokken
Als het kind niet kan/wil spelen en alleen maar bij de
pedagogisch medewerker wil zitten en koorts heeft. Wormpjes, jeuk aan anus
Als het behandeld wordt mag uw kind komen.
Bij het opstellen van deze uitgangspunten is uitgegaan van 2 pedagogisch medewerkers op een groep met één kindje dat ziekteverschijnselen vertoont. Bij meerdere kinderen met ziekteverschijnselen kan enigszins van deze uitgangspunten afgeweken worden. Ook kan het voorkomen dat een kind zich duidelijk ‘niet lekker’ voelt, zonder dat het zichtbaar iets mankeert. Ook in dat geval zal met u als ouder contact worden opgenomen. In overleg tussen u als ouder en de pedagogisch medewerker zal worden besloten of het beter is het kind op te halen. Wanneer het kind na ziekte weer bij het Schatjes en Schoffiesparadijs aanwezig is, gaan wij ervan uit dat uw kind gezond genoeg is om weer mee te doen aan het normale ritme en ook mee naar buiten kan. In geval van nood of bij een ongeval (of bij twijfel) gaat een pedagogisch medewerker met het kind naar de Huisartsenpost van de Boog of de Spoedpost van het Flevoziekenhuis. Ouders worden hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte gebracht.
Deel 3 Medewerkers 3.0 Het pedagogisch handelen in het kinderdagverblijf. Eén van de eerste momenten dat een klein kind in aanraking komt met de „buitenwereld‟ is vaak op een kinderdagverblijf. het Schatjes en Schoffiesparadijs is een leuk stukje buitenwereld in het klein waar kinderen relaties aangaan met andere kinderen en volwassenen. Een pedagogisch medewerker in de kinderopvang heeft een (gedeelde) opvoedingstaak. De opvoedingsverantwoordelijkheid wordt gedeeld met de ouders. In overleg met de ouders vult het Schatjes en Schoffiesparadijs de thuissituatie aan. De ouders hebben de uiteindelijke opvoedingsverantwoordelijkheid. Er vindt een “samenwerking” plaats tussen pedagogisch medewerkers en ouders over het „hoe‟ en „wanneer‟ over de ontwikkeling van hun kind. De manier van opvoeding verschilt o.a. doordat een kind deelneemt aan de groep en de aanwezigheid van „professionele opvoeders‟ (de pedagogisch medewerkers). Wat thuis als normaal wordt gezien kan bij ons heel anders zijn. Het kind leert op den duur het verschil tussen het kinderdagverblijf en de thuissituatie. Vaak zijn ouders erg bezorgd of het kind het verschil wel kent tussen de regels hier en thuis, maar daar hoeft u zich geen zorgen over te maken. Kinderen zijn snel gewend aan de andere situatie en de daar bijhorende regels. Schatjes en Schoffiesparadijs traint geen voorschoolse vaardigheden volgens een vastgelegde methode, deze vaardigheden worden wel door de pedagogisch medewerkers spelenderwijs aangeboden. Er zijn bij Schatjes en Schoffies Paradijs een aantal pedagogische uitgangspunten en vuistregels waaraan elke pedagogisch medewerker zich moet houden: Veiligheid is het belangrijkste gevoel dat een pedagogisch medewerker een kind moet bieden. Veiligheid en geborgenheid worden geboden door goed te reageren op de behoeften van een kind. Belangrijke handvatten zijn: troosten, knuffelen, actief luisteren en communiceren, het kind het gevoel te geven dat je ervoor hem/haar bent en het begrijpt. Kinderen moet een basis geboden worden voor wat betreft hun zelfvertrouwen, hun gevoel voor eigenwaarde (positieve response) en het respectvol met elkaar omgaan. Een kind dient serieus genomen te worden, en een aanbod te krijgen om de grenzen te verleggen op een verantwoorde manier. Het is een boost voor het kind om weer iets meer te kunnen, het kind zal blaken van het zelfvertrouwen. Het is belangrijk dat de opbouw van de dag bestaat uit rustige- en uit drukke momenten, van sociale- en individuele activiteiten, die elkaar afwisselen, zeker in het concept van wat wij aanbieden. Een kind neemt gedrag van volwassenen over. De pedagogisch medewerker is met haar gedrag een voortdurend voorbeeld, en zal op haar taal en lichaamshouding letten. Vloeken is ten zeerste verboden. Elke dag wordt er aan tafel liedjes gezongen en voorgelezen, er worden activiteiten aangeboden en er is tijd voor één op één aandacht. Elke dag bieden wij vertrouwen, rust, veiligheid maar
boven al gezelligheid. Creatieve activiteiten zijn bedoeld om kinderen bezig te laten zijn met materialen (bijv. kleien), maar ook producten uit de natuur komen aan bod, denk aan kastanjes en eikels, bloemen en planten. Elk kind moet onvoorwaardelijk geaccepteerd worden zoals het is en aan zijn rechten en behoeften moet tegemoet gekomen worden (binnen de regels die er op het Schatjes en Schoffieparadijs gelden). Er mogen geen favoriete kinderen aan de ene kant zijn en kinderen die afgewezen worden aan de andere kant, de pedagogisch medewerkers weten binnen ons team dat er geen favorieten mogen zijn en ieder kind als gelijke behandeld moet worden. Indien anders, wordt er meteen gehandhaafd. De zelfstandigheid en zelfredzaamheid van kinderen vergroten o.a. door het zelf oplossen van een probleem(pje) en kleine opdrachten/taken geven, laat het kind groeien in zijn eigen kunnen. Het kind verlegt zijn grens, en groeit in zijn eigen ego. Het signaleren en uitwisselen van ervaringen met de ouders, zodat ouders goed op de hoogte zijn hoe het met hun kind gaat op het Schatjes en Schoffiesparadijs. Ouders het gevoel geven dat ze betrokken worden bij het stukje “opvoeding” wat wij over nemen. Kinderen worden nooit tot iets gedwongen wat zij niet willen, zoals eten, drinken, zindelijk worden en slapen, wel worden ze op een positieve manier extra gestimuleerd. Het onthouden, dwingen tot eten of slapen mag nooit als strafmaatregel worden gebruikt (geen machtsstrijd) “Straf” het gedrag, niet het kind. Prijs het gewenste gedrag, en laat het kind weten als het iets fout heeft gedaan, wat er fout ging, en waarom dit geen acceptabel gedrag is. Probeer het kind het uit te leggen op een kinderlijke manier. Kinderen mogen nooit als “straf” afgezonderd worden in de slaapkamer, de kinderen worden apart gezet op de groep zelf of als een kindje dit nodig heeft net buiten de groep. Ook (alle) activiteiten zijn op vrijwillige basis, als kinderen niet mee willen doen hoeft dit niet. Zij worden wel gestimuleerd mee te doen, willen ze niet meedoen dan mogen zij een andere activiteit doen of gaan zij even apart met een boekje op de groep. Consequent zijn is het uitgangspunt, niet streng zijn. Er worden grenzen aan kinderen gesteld, deze hebben te maken met veiligheid en met de omgang met elkaar. Er mag geen sprake zijn van fysiek of verbaal geweld tegen kinderen, dit wordt in geen geval door de directie en locatiemanager geaccepteerd. Er moet worden ingegrepen door de pedagogisch medewerker wanneer een kind of een groep kinderen een ander kind pest, en er zorg voor dragen dat de kinderen elkaar leren accepteren en leren waarderen om wie ze zijn. Wij accepteren geen pesterijen. Omdat het Schatjes en Schoffiesparadijs Nederlands als voertaal gebruikt wordt er extra aandacht besteedt aan niet-Nederlands sprekende kinderen. Voor de baby’s geldt ook: Baby’s weten (net als peuters) wat ze willen en kunnen goed aangeven waar ze behoefte aan hebben. De pedagogisch medewerker moet die signalen opvangen en op een goede manier uitleggen. Dit kan naarmate je het kind beter leert kennen. Bij huilen is het belangrijk “echt” aandacht te geven aan een baby en niet alleen maar te sussen met speen of fles. Onder “echt” aandacht geven wordt verstaan: oogcontact maken, vast houden, knuffelen, rustgevend praten etc., laten voelen dat je er echt even bent. 3.1 De Pedagogische medewerkers Een van de gemaakte afspraken betreft het maximaal toegestane aantal kinderen per pedagogisch medewerkster. Deze ratio verschilt per leeftijdsgroep in kinderdagverblijven. één pedagogisch medewerkster per vier aanwezige kinderen tot 1 jaar; één pedagogisch medewerkster per vijf aanwezige kinderen van 1 tot 2 jaar; één pedagogisch medewerkster per acht aanwezige kinderen van 2 tot 4 jaar; In een gecombineerde groep volgen wij nog steeds de ratio van de rijksoverheid. 3.2 Het stage beleid Pedagogisch medewerkers beschikken over een diploma conform de eisen in de CAO kinderopvang. Als erkend leerbedrijf dragen wij bij aan de opleiding van nieuwe pedagogisch medewerkers volgens: De BBL (= deeltijdopleiding) De BOL (= voltijdse opleiding met stage)
De inzet van BOL stagiaires en anderen die een kwalificerende opleiding volgen tot pedagogisch medewerker mogen volgens de CAO worden ingezet in de volgende situaties: - bij ziekte van de pedagogisch medewerker - tijdens schoolvakanties - bij het afleggen van de proeve van bekwaamheid als onderdeel van de opleiding. Voor de inzetbaarheid van de genoemde (kandidaat)werknemer geldt dat: - de (kandidaat)werknemer niet alleen op de groep mag staan behalve tijdens pauzes - de Bol-er alleen kan worden ingezet op de eigen locatie - de Bol-er kan niet in het eerste leerjaar worden ingezet BBL stagiaires kunnen tijdens het verloop van de opleiding meer formatief ingezet worden. Dit wordt bepaald aan de hand van de studieresultaten en het functioneren in de praktijk. BOL stagiaires werken altijd naast een gediplomeerd pedagogisch medewerker. Zij worden begeleidt door een vaste stagebegeleider. Stagiaires oefenen alle voorkomende werkzaamheden (dus ook het verzorgende en begeleidende taken. Na een werkinstructie van de stagebegeleider, voert de leerling de taak uit, eerst onder begeleiding, later onder toezicht en vervolgens (wanneer beoordeeld is dat zij competent is) zelfstandig. 3.3 Wat verwachten wij van de Pedagogisch medewerker? Het werken met kinderen vergt een bepaalde beroepshouding (Peeters 2008) Goede pedagogische medewerkers werken met: - warmte - reflectie - een onderzoekende houding Wij vinden het ook belangrijk dat de pedagogisch medewerker de volgende kwaliteiten heeft: Een MBO- kindgerichte opleiding afgerond of volgen (PW3, PW4, Pedagogisch Academie of HBO Pedagogiek, SPH) Lief, geduldig en zorgzaam zijn Goed en adequaat kunnen reageren op de behoefte van het kind Veiligheid en structuur kunnen bieden Niet streng, maar wel consequent zijn Na kunnen denken over je eigen pedagogisch handelen Zelfstandig een groep kunnen draaien Zowel individueel- als groepsgerichte activiteiten kunnen bieden Goede contacten met ouders kunnen opbouwen Professionele informatie kunnen verstrekken over de kinderen Afwisselende (creatieve) activiteiten kunnen bieden Collegiaal en flexibel zijn, zeker met onze openingstijden. (en niet in de laatste plaats) Gevoel voor humor hebben. Een pedagogisch medewerker in ons team is er niet voor de snotneuzen en de vieze broeken, de pedagogisch medewerkers bij ons zijn er om het kind te begeleiden, te coachen, te verzorgen, te leren, te stimuleren, om van te houden en lief te hebben. 3.4 Overleg en interne communicatie Bij het werken in een team op een kinderdagverblijf is overleg en communicatie van groot belang. Veel zaken die de kinderen betreffen, zoals wijzigingen in voedingsschema’s, medicijn gebruik, zindelijkheid, wennen, situatie thuis etc. moeten goed gecommuniceerd worden. We hebben op de groep een logboek en agenda waarin al dit soort zaken worden genoteerd. Om 9.30 uur wordt er kort overlegd wat er die dag wordt gedaan aan activiteiten en wie wat doet. Iedere maand is er een inhoudelijk overleg hierin worden de kinderen besproken en specifieke groepsgebonden punten besproken. Iedere 2 maanden is er een teamoverleg voor het gehele team van beide locaties waar organisatorische zaken worden besproken, in het tweede deel van de vergadering wordt er tijd besteed aan pedagogisch beleid, samenwerking, communicatie en andere thema’s. Iedere pedagogisch medewerker heeft jaarlijks een beoordelingsgesprek en of functioneringsgesprek met de locatiemanager met directie. Daarnaast worden er, indien wenselijk of noodzakelijk, extra individuele gesprekken gehouden, om bij te sturen of om de pedagogisch medewerker juist meer verantwoording te geven.
3.5 Deskundigheidsbevordering Het Schatjes en Schoffiesparadijs vindt het belangrijk dat pedagogisch medewerkers zich blijven ontwikkelen en hun kennis en vaardigheden actief houden. Zij kunnen zelf aangeven als zij een bepaalde cursus willen volgen die relevant is bij het werken met baby’s en peuters. Jaarlijks worden er cursussen EHBO en BHV gevolgd. Ook wordt er jaarlijks op elke baby- en peutergroep door middel van een observatielijst het pedagogisch plan in de praktijk getoetst (de kwaliteitsmonitor). In het pand is er elke dag een EHBO-er aanwezig. 3.6 Roostering Op het kinderdagverblijf werken pedagogisch medewerkers gemiddeld 2 á 4 dagen per week. Bij minder dan 2 dagen krijgen de kinderen te veel verschillende gezichten te zien op een groep en vinden wij dat de pedagogisch medewerker te veel “mist” aan informatie. Het prettige van parttimers is dat zij incidenteel kunnen invallen bij Schatjes en Schoffies Paradijs. Om er zorg voor te dragen dat de kwaliteit en continuïteit gewaarborgd wordt hebben wij de volgende uitgangspunten bij het samenstellen van het team: Iedere groep heeft vaste pedagogisch medewerkers, drie per groep (bij voltallige bezetting) Wanneer een pedagogisch medewerker vrij of ziek is, wordt er een invalkracht ingeschakeld. Bij afwezigheid van de invalkracht vervangt de locatiemanager de pedagogisch medewerker bij een vrije dag of ziekte. Pedagogisch medewerkers kunnen ingezet worden op beide locaties. 3.7 Achterwacht regeling Aan en het begin en eind van de dag als ook in de avond en in het weekend, kan het voorkomen dat een pedagogisch medewerker alleen aanwezig is. Op deze momenten is er altijd een achterwacht standby. De medewerkers weten hoe zij de achterwacht kunnen bereiken. Deze dient conform de vastgestelde regels in geval van calamiteiten binnen ambulance aanrijtijden Bij de locatie aanwezig te zijn. 3.8 Vier ogen beleid Een beroepskracht op het kinderdagverblijf mag vanaf 01-07-2013 niet meer aan het werk zijn zonder dat een collega hem of haar kan horen of zien. De volgende maatregelen hebben wij hierdoor ingevoerd: - Wij maken op deze vestiging gebruik van 3 camera’s zodat de medewerker wanneer zij alleen staat in alle drie de ruimtes geobserveerd kan worden. Het gaat hierbij om de groepsruimte, de badkamer en de slaapkamer. - Een open aanspreekcultuur is één van de onderdelen van ons pedagogisch beleid. Hierin staat beschreven hoe we omgaan met de kinderen. Mocht een collega zich daar niet aan houden, dan spreken we elkaar daar op aan. Pedagogisch medewerkers geven elkaar feedback, zowel feedback over de dingen die goed gaan, maar ook dingen die minder goed gaan. Dit maakt dat we kritisch naar elkaar blijven kijken. - Nieuwe medewerkers mogen pas gaan werken op het moment dat hun VOG binnen is. Ook studenten mogen dan pas aan hun stage beginnen. - Ons pedagogisch handelen staat met enige regelmaat op de agenda. Zo besteden we steeds aandacht aan onze manier van werken en het pedagogisch kader is hierbij onze leidraad. Zo blijft de manier waarop we willen werken met kinderen steeds weer onder de aandacht. - Indien de slaapkamers niet direct aan de groepsruimte grenzen, maken we gebruik van babyfoons. Deze babyfoon is naast het controleren hoe het met de kinderen op de slaapkamer gaat ook een controle voor de pedagogisch medewerker als ze op de slaapkamer is. - Gedurende de dag zijn afhankelijk van het aantal kinderen één of meerdere pedagogisch medewerkers op de groep aanwezig. Aan het begin en einde van de dag, tijdens de breng- en haal momenten zijn er naast pedagogisch medewerkers ook (veel) ouders aanwezig. - De locatiemanager en de directie komen dagelijks (onaangekondigd) op de locatie. - Ook de indeling of inrichting van de locatie speelt een belangrijke rol als het gaat om openheid en transparantie. De directie kan op ieder gewenst moment inloggen en meekijken en luisteren op de groepen. Het camera systeem is geen vervanging van een tweede leidster op de groep, maar meer als een extra paar ogen en oren op de groep. Het is een extra controle wanneer een pedagogisch medewerker alleen staat. Er kan dan in bepaalde situaties ook teruggekeken worden naar de beelden.
Wij houden ons aan de geldende privacy wetgeving. Voor uw kind is het zo dat hij of zij door de dag heen op de camera staat. De beelden worden NIET gebruikt voor andere doeleinden dan het “vier ogen beleid”. Tevens worden deze beelden ook niet openbaar gemaakt naar de ouders.
Deel 4 Klimaat 4.1 Het Leefklimaat binnen ons kinderdagverblijf De groepsgrootte wordt voorgeschreven door de CAO-kinderopvang. Wij houden ons strikt aan deze regels. De groep biedt ruimte aan maximaal 9 kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. Afhankelijk van de leeftijd van de kinderen wordt per dag het aantal pedagogisch medewerkers aan de hand van de leidster kind ratio bepaald. Verticale groep Deze locatie bestaat uit één verticale groep. De pedagogisch medewerkers stemmen het dagritme en de activiteiten af op de leeftijd en ontwikkeling van de kinderen binnen de groep. Op deze locatie is het dus in tegenstelling tot het hoofdgebouw mogelijk om als broertjes/zusjes in de leeftijd van 0-4 jaar samen op een groep geplaatst te worden Ons gebouw is speciaal voor kinderopvang ingericht naar de laatste eisen en technieken. De groepsruimte is ingericht met speelhoeken, vrije speelruimte, maar ook rustige hoekjes waar de kinderen zich terug kunnen trekken. Een huiselijke sfeer wordt door de pedagogisch medewerkers zelf gecreëerd. Plaatsing Plaatsing is mogelijk vanaf 0 uur per week, in overleg met de ouders worden de uren vastgesteld. Conform het plaatsingsbeleid is het minimum aantal plaatsingsuren 0 uur per week. De kinderen kunnen vanaf 6 weken geplaatst worden tot en met hun vierde verjaardag. Mocht uw kind later pas op school starten dan kunnen wij zo nodig het contract hierop aanpassen. Zodra uit een aanmelding een plaatsing tot stand kan komen wordt een overeenkomst opgesteld en aangeboden. Op de overeenkomst worden het product, tijden en of dagdelen en de prijs vermeld. Pas na retour ontvangst van een door de ouders/verzorgers voor akkoord ondertekende overeenkomst zal de plaatsing definitief gereserveerd worden. Bij definitieve reservering gaat een opzegtermijn van twee maanden gelden. Intakegesprek Ongeveer een maand voor plaatsing vindt op de groep, een intakegesprek plaats. Tijdens dit gesprek worden alle aspecten van de opvang besproken, ook worden de wenafspraken gemaakt. Bij spoedplaatsingen is een kortere termijn mogelijk. Uitschrijving Wanneer onverhoopt geen opvang meer gewenst is voor uw kind waarvoor een overeenkomst is afgesloten dient u een opzegtermijn van twee maanden in acht te nemen. Een opzegging dient schriftelijk of per email gedaan te worden bij de locatiemanager of de directie en gaat in per de 1ste of de 16de van de maand. Wijzigingen Uitbreiding en of wijziging van dagdelen/dagen van al geplaatste kinderen kan schriftelijk of per email aangevraagd worden bij de locatiemanager. Er is geen garantie dat het verzoek gehonoreerd kan worden in verband met de bezetting op de groep. De locatiemanager beoordeelt of aan dit verzoek tegemoet kan worden gekomen en zal zorg dragen voor terugkoppeling naar de ouders. Dit verzoek tot wijziging zal worden vastgelegd in een nieuwe overeenkomst, en zal definitief verwerkt worden na ontvangst van door de ouders/verzorgers voor akkoord ondertekende overeenkomst.
Doorstroming van KDV naar BSO Als u als ouder wenst tijdens de schoolperiode van uw kind gebruik te maken van de BSO op het hoofgebouw dan dient u dit bij voorkeur schriftelijk aan te geven bij de locatiemanager. Er wordt dan een BSO contract opgesteld en tevens worden er een wenmoment gepland waarop uw kind al een dagje mag meedraaien op de nieuwe groep. 4.2 Veiligheid en Gezondheid We zorgen voor een veilige en gezonde leefomgeving en stimuleren de kinderen om daar ook zelf voor te zorgen. Middels de Risico Inventarisatie Veiligheid en Gezondheid inventariseren we de aanwezige risico’s en nemen we de nodige maatregelen. De Risico Inventarisatie Veiligheid en Gezondheid kan op de locatie worden ingezien. De actiepuntenlijst die hieruit voort is gekomen wordt in opdracht door de medewerkers uitgevoerd. Verzorging van de ruimtes en het materiaal. Voor het schoonmaken van de ruimtes, inventaris en voor het garanderen van de noodzakelijke hygiënische voorwaarden maken de pedagogisch medewerkers gebruik van een hygiëne plan dat in iedere groep aanwezig is.
Deel 5 Oudercontacten 5.1 De oudercommissie Schatjes en Schoffies Paradijs vindt het van essentieel belang de ouders te betrekken bij de beleidsvorming. Binnen de oudercommissie kunnen ouders vanuit de verschillende geledingen meepraten en adviseren in zaken die het beleid van het Schatjes en Schoffiesparadijs betreffen. Verslag van hun activiteiten wordt door de commissie gegeven via directe brieven aan ouders of via de nieuwsbrief van het Schatjes en Schoffiesparadijs. De oudercommissie is bereikbaar per email op:
[email protected] 5.2 Contacten met ouders Tijdens de dagelijkse contacten met de ouders/verzorgers bij het halen en brengen van de kinderen wordt mondelinge informatie uitgewisseld. Telefonisch is dit wanneer gewenst gedurende de dag ook mogelijk. Iedere 2 maanden wordt er ook een nieuwsbrief uitgegeven via de email. Eens per jaar is er een ouderavond waarin u een 10 minutengesprekje met de pedagogisch medewerker waarin we de ontwikkeling van het kind bespreken aan de hand van het kind volgsysteem. 5.3 Oproepbaarheid U als ouder dient altijd een adres en telefoonnummer achter te laten waarop u te bereiken bent. Is dat niet mogelijk, dan dient een voor het kind vertrouwd iemand aangewezen te worden die samen met de locatiemanager of directie eventuele calamiteiten opvangt. Tevens bent u er zelf verantwoordelijk voor dat uw gegevens in Niokids up-to-date blijven. 5.4 Klachten Een klacht dient bij voorkeur te worden besproken met de medewerker die de klacht heeft veroorzaakt om zo met elkaar tot een oplossing te komen. Voelt u zich hier onprettig bij of komt u er niet uit, dan kunt u met uw klacht terecht bij de locatiemanager of de directie. U kunt ook rechtstreeks een klacht indienen bij het SKK, (Klachtencommissie Kinderopvang) een onafhankelijke commissie die uw klacht in behandeling neemt.
Deel 6 Bereikbaarheid 6.1 Bereikbaarheid Telefoonnummer Algemeen: 036-5360236 Email algemeen:
[email protected] Email locatiemanager:
[email protected] “Buiten openingstijden” is het Schatjes en Schoffiesparadijs voor zeer dringende vragen bereikbaar via de directie op onderstaande privé-nummers. Het gaat hierbij alleen om zaken die absoluut niet tot de volgende dag of na het weekend kunnen wachten. Vergeten speentjes of knuffels en vragen als 'heeft mijn kind goed geslapen of gegeten?’ vallen hier dus niet onder. Floor: 06-52031942 Karim: 06-54687775
Deel 7 Calamiteiten 7.1 Calamiteitenplan Wat te doen bij brand: Pedagogisch medewerkers Roep direct de hoofd BHV-er of EHBO-er. Ontdek je zelf de brand en gaat het om een klein brandje, probeer het dan te blussen met de aanwezige blusmiddelen. Neem geen risico! Indien je het alarmsignaal/ontruimingssignaal hoort sluit je alle ramen van de betreffende ruimte. Zet alle elektrische apparaten uit. Start met ontruimen van je groep. Laat de kinderen zich opstellen in een rij, geef elkaar een hand of pak het evacuatielint en laat de kinderen deze vast houden bij de ringen. Evacueer ze uit de ruimte en breng ze naar de verzamelplaats. Om de kinderen makkelijker in een rij te laten lopen wordt het volgende liedje continu gezongen (tot het bereiken van de verzamelplaats): twee aan twee, twee aan twee, zo gaan wij met de juffrouw mee. Zij aan zij, zij aan zij, netjes in de rij. Vertel ook tegen de kinderen dat zij niks mee hoeven te nemen maar dat jullie even met elkaar naar buiten gaan (dus geen schoenen en jassen aantrekken!!). Neem alleen de (presentie)lijst mee. Loop rustig (NIET rennen, dit vergroot de kans op struikelen). Blijf bij rookontwikkeling zo laag mogelijk bij de grond. (daar is de meeste zuurstof) Maak gebruik van de dichtstbijzijnde (nood)uitgang. Controleer of de groep compleet is en meld je bij de verzamelplaats. Dit is net buiten het hek op de stoep. Verlaat nooit zonder toestemming de verzamelplaats. Met toestemming kan wel bijstand verleend worden indien dit nodig mocht zijn. Voor andere aanwezigen Bel direct de hoofd BHV/coördinator of diens plaatsvervanger. Ontdekt u zelf de brand en gaat het om een klein brandje, probeer het dan te blussen met de aanwezige blusmiddelen. Neem geen risico! Indien u het alarmsignaal/ontruimingssignaal hoort sluit je alle ramen van de betreffende ruimte. Zet alle elektrische apparaten uit. Ga naar de instructieplaats (binnen in de hal) en volg de instructies van de hoofd BHV/coördinator. Ga daarna naar de verzamelplaats (buiten) en meld uw bevindingen aan het hoofd BHV/coördinator. Wat te doen bij een ongeval Roep een BHV-er/EHBO-er of verleen zelf 1e hulp. Bij een ernstig ongeval:
Waarschuw iemand die 112 kan bellen!!! Vermeld: Je naam Locatie: Het Schatjes en Schoffiesparadijs, Fugaplantsoen 3 te Almere Toestand slachtoffer (wel of niet bewusteloos en evt. reanimatie!) evt. welke hulpdienst nodig.