Pedagogisch beleidsplan Kinderdagverblijf “ Monki ” Inhoud : 1 Inleiding 2 Visie van kinderdagverblijf Monki 3 Visie op opvoeden / pedagogische uitgangspunten 4 Pedagogische doelstelling en pedagogische middelen 5 De rol van de leidster : wat vraagt dit van de leidster? 6 Signaleren van bijzonderheden in de ontwikkeling van de kinderen 7 Wat te doen bij calamiteiten 8 Stagiaires 9 Contact met de ouders 10 Vierogenprincipe bij kinderdagverblijf Monki
1 Inleiding Hoe we tegen kinderen aankijken, wat we belangrijk vinden voor kinderen en wat ze nodig hebben, hoe doen we dat, waarom doen we dat zo?, zijn vragen waar dit pedagogisch beleid een antwoord op wil zijn. Kinderdagverblijf Monki kan hier richtlijnen en inspiratie voor het pedagogisch handelen aan ontlenen, ouders kunnen zo een duidelijk beeld krijgen wie Monki is, wat de pedagogische visie is en wat zij op basis daarvan kunnen verwachten van het kinderdagverblijf.
2 Visie van kinderdagverblijf Monki Monki is een professioneel kleinschalig kinderdagverblijf voor maximaal 10 kinderen van 0 tot 4 jaar. Het kinderdagverblijf streeft ernaar een opvoedingssituatie te bieden die aansluitend en aanvullend is op de opvoedingssituatie thuis. In het kinderdagverblijf ontmoeten kinderen andere kinderen in groepsverband. Het is een plaats waar kinderen leren omgaan met andere kinderen, door o.a. samen te spelen, te eten en te slapen. Het kinderdagverblijf is gevestigd in een speciaal hiervoor ingerichte ruimte en biedt zo aanvullende mogelijkheden op de thuissituatie. Belangrijk uitgangspunten bij het kinderdagverblijf Monki zijn: -het aanreiken van sociale vaardigheden -respectvolle omgang met elkaar -het geven van ruimte en het stellen van duidelijke grenzen -het aanreiken van creatieve, uitdagende en stimulerende activiteiten en omgeving. -het creëren van een “thuisgevoel”
3 Visie op opvoeden / pedagogische uitgangspunten (wat heeft het kind nodig) Aan opvoeden zijn twee kanten te onderscheiden : -een kind begeleiden en stimuleren zich te ontwikkelen met wat het in zich heeft. -een kind leren zijn weg te vinden in de wereld om hem heen. De pedagogische uitgangspunten van kinderdagverblijf Monki: -We gaan uit van een positieve benadering van kinderen. Wij willen kinderen stimuleren en aanmoedigen. We waarderen elk kind zoals het is. Respect in de omgang vinden wij erg belangrijk. -We vinden het belangrijk dat het kind zich prettig voelt bij Monki, dat het zich op zijn gemak voelt en plezier heeft. -We vinden het belangrijk om in te gaan op wat kinderen zelf aangeven of inbrengen. Dat kan gaan om duidelijk aangeven van concrete ideeën voor spel of activiteiten, maar ook om vragen of behoeften, die minder uitgesproken zijn. -Goed luisteren en kijken naar kinderen vinden wij essentieel. Wij stemmen onze benadering, gedrag en handelen af op wat kinderen individueel inbrengen en nodig hebben. -Kinderen kunnen veel en hebben vaak meer in zich dan je onmiddellijk ziet. Wij vinden het belangrijk om elk kind veel verschillende ervaringen te bieden, zodat het zich kan ontwikkelen en ontplooien. -Wij geven kinderen ruimte om zich te ontwikkelen, maar we geven ze ook grenzen aan waar dat nodig is. Kinderen moeten kunnen ontdekken en zich kunnen verwonderen, kunnen uitproberen, de wereld verkennen en hun eigen mogelijkheden daarin zien en ervaren. Uitdaging is belangrijk en vraagt om een balans met de behoefte aan fysieke en emotionele veiligheid. We zoeken steeds naar een zorgvuldige en bewuste balans tussen de noodzakelijke veiligheid en het bieden van uitdaging in de omgeving, de activiteiten en het spelmateriaal.
4 Pedagogische doelstelling en pedagogische middelen (wat vinden wij belangrijk om een kind mee te geven, wat willen we een kind bieden) 4.1 Het bieden van een gevoel van veiligheid (emotionele veiligheid en vertrouwen, goede zorg) Het bieden van een gevoel van veiligheid vormt de pedagogische basis bij het kinderdagverblijf. Een veilig en vertrouwd gevoel draagt bij aan het welbevinden van kinderen. Het is noodzakelijk voor een goede ontwikkeling. Vanuit een gevoel van vertrouwen en veiligheid kunnen en durven kinderen op onderzoek uit te gaan en te gaan ontdekken. Vanuit een gevoel van vertrouwen durft het ook zichzelf te zijn. De leidster, de andere kinderen in de groep, de inrichting, de structuur van de dag, zijn allemaal “bronnen”van veiligheid. De leidster-kind interactie is een belangrijk pedagogisch middel om het kind een gevoel van veiligheid te bieden. De basishouding is een positieve benadering van de kinderen met een opgewekte, vriendelijke uitstraling met warmte en hartelijkheid. We laten op een positieve manier merken dat we betrokken zijn bij het kind, ‘zijn er’voor het kind, proberen ons in het kind te verplaatsen. Zo voelt het kind dat het op ons terug kan vallen. We dragen zorg voor een prettige sfeer, waarin het kind zich welkom voelt en op zijn gemak is, zodat het zich ‘thuis’voelt. Humor en met elkaar plezier maken vinden wij belangrijk. We kijken en luisteren met aandacht naar elk kind en letten op verbale en nonverbale signalen, houden goed in de gaten hoe het kind zich voelt en passen ons pedagogisch handelen aan aan wat het kind nodig heeft. Het kind leren kennen en weten wat hoort bij dit kind.We hebben oog voor de eigenheid van elk kind, staan open voor het kind en geven het de ruimte. Met kinderen praten, gebeurt zoveel mogelijk op ooghoogte van het kind; dit betekent vaak letterlijk ‘door de knieën gaan’om op gelijke hoogte met het kind te zijn. We letten op onze ‘toon’als we met de kinderen praten en op onze eigen houding. Zorgen voor positieve aandacht, stimulering van positief gedrag en ondersteuning. We proberen in te schatten wat het kind begrijpt en kent en houden hier rekening mee. Als een kind nieuw op het kinderdagverblijf komt, zorgen we voor een zorgvuldig opgebouwde wenperiode. Het kind zal geleidelijk de leidster, de andere kinderen en de ruimte leren kennen. Duidelijkheid en structuur zijn belangrijk om een veilige basis te creëren. Elk kind heeft het nodig om te weten wat er kan en niet kan, te weten waar het aan toe is. Dat geeft rust en veiligheid. Zonder structuur en regels ontstaat er al gauw chaos. We zorgen ervoor dat we helder zijn in wat we verwachten en in wat kan en niet kan.
De manier waarop het dagprogramma is opgebouwd speelt een rol bij het bereiken van een gevoel van veiligheid. Ook het spel- en activiteitenaanbod zijn van invloed op de emotionele veiligheid. Het bieden van structuur en duidelijkheid zijn factoren die maken dat kinderen weten waar ze aan toe zijn. We brengen daarom structuur aan in de dagindeling en zorgen voor een dagritme en continuïteit. We proberen aan te sluiten bij de eigen rituelen van het kind. Dit verschilt per kind en ook per leeftijd. Bij baby’s is het noodzakelijk om rekening te houden met het slaapritme, voedingstijden en voedingsgewoontes, troostrituelen (bijv. eigen knuffel mee bij het slapen) van het kind. Het kind is op het kinderdagverblijf aan onze zorg toevertrouwd en van goede verzorging afhankelijk. We besteden grote zorg aan gezonde voeding, (voedsel)hygiëne en goede lichaamsverzorging. Op verschillende manieren zorgen we ervoor dat kinderen de andere kinderen en de leidster beter leren kennen en zich met hen vertrouwd kunnen voelen. Dit gebeurt bijv. door ’s ochtends in de kring in spelvorm de namen van de kinderen te noemen en betrokkenheid onderling te bevorderen (is iedereen er, wie is nieuw, wie komt later, wie gaat binnenkort naar de basisschool, enz.) ’s Ochtends bij binnenkomst worden de kinderen welkom geheten. Bij nieuwe kinderen of gewoon als een kind dat even nodig heeft, biedt de leidster extra aandacht aan het kind. Als het kind behoeft heeft om een knuffel of een speen bij zich te houden, kan dit altijd. Vaak is dit tijdelijk en ebt het geleidelijk vanzelf weg. Ook het gebruik van rituelen en vaste punten in het dagprogramma zijn belangrijk om een gevoel van vertrouwen te creëren. Het gebruik van de ruimte wordt gebruikt als pedagogisch middel om een vertrouwd en veilig gevoel te creëren. Bij de inrichting van het kinderdagverblijf hebben we verschillende hoeken gemaakt. Er is ook een hoekje waar het kind zich even kan terugtrekken. We letten er daarnaast op dat de ruimte zo is ingedeeld, dat het kind de leidster ‘steeds’ in de gaten kan houden als het dat nodig heeft. Door herkenbaarheid van de verschillende hoeken, weet het kind waaruit het kan kiezen. Dit kan doordat er structuur is in de inrichting (weten waar welk speelgoed te vinden is) of door foto’s en aankleding (zien wat er te doen is). Zo weet een kind waar de verkleedkleren te vinden zijn en waar het kan puzzelen. We maken afspraken over gebruik van de ruimte zodat de kinderen weten waar ze aan toe zijn en wat er kan en mag. In de aankleding van de ruimte en bij een activiteit bijv. in het kader van een thema maken we ook gebruik van dingen die de kinderen of ouders van thuis meenemen. Dat kan variëren van foto’s van thuis tot bladeren die met de ouders samen van een boswandeling zijn meegenomen. Zo ontstaat betrokkenheid tussen kinderdagverblijf en thuis.
4.2 Het bieden van uitdaging en ontwikkelingsmogelijkheden Elk jong kind verwondert zich over de wereld om hem heen. Het ontdekt, leert en ontwikkelt zich als het de ruimte krijgt om zelf dingen uit te proberen en te ervaren. We willen het kind daarom een omgeving, spelmogelijkheden en activiteiten bieden die uitnodigen en uitdagen tot verwondering. Een omgeving en mogelijkheden die nieuwsgierig maken en waar wat in te beleven is. We bieden het kind mogelijkheden om te kiezen en willen de keuzes van kinderen respecteren. Dit betekent niet dat we de kinderen altijd gewoon hun gang laten gaan: we bieden ook structuur en houvast, maar letten er steeds op dat kinderen vooral veel zelf kunnen ontdekken en ervaren. We houden rekening met individuele verschillen tussen kinderen. Het accent ligt op spel, fantasie en expressie. Bij het aanbod aan spelmaterialen, bij de inrichting en activiteiten letten we op variatie, waarbij aan alle verschillende ontwikkelingsgebieden aandacht wordt besteed. Zo zorgen we ervoor dat elk kind ervaring opdoet binnen alle ontwikkelingsaspecten. -Lichamelijke ontwikkeling (grove en fijne motoriek) en zintuiglijke ontwikkeling (voelen, ruiken, proeven, horen, zien) voorbeelden grove motoriek: lopen, rennen, klimmen, een bal gooien, voetballen, bewegingsspel, (kleuter)dans, buiten spelen. voorbeelden fijne motoriek: een toren bouwen, een potlood gebruiken, een puzzel maken, knutselen. -Cognitieve ontwikkeling (waarnemen, denken, probleem oplossen): begrippen als hoog-laag, klein-groot, boven-onder, ontdekken van verhoudingen bijv. dat je moet bukken als je onder de tafel door wilt lopen, vorm, kleur, puzzelen, gezelschapsspel. -Taal-/spraakontwikkeling: verwoorden wat je doet en wat je ziet, vertellen, elke dag voorlezen, maar ook samen zingen, luisterspelletjes -Ontwikkeling van creativiteit en fantasie: fantasiespel en verkleden, toneelspel, expressie met verschillende materialen (ook kosteloos en natuurlijk materiaal), tekenen, schilderen, kleien, muziek maken, We vinden het belangrijk dat er ‘open’materiaal aanwezig is, dat veel mogelijkheden biedt voor exploratie, spel, creativiteit en expressie. Voorbeelden hiervan zijn huis-tuin-en-keuken spullen, kosteloos materiaal, expressiemateriaal, natuurlijke materialen (bladeren, takjes), zand-water-klei, maar ook niet-voorgeprogrammeerd constructiemateriaal als blokken. Het gaat ons in het spel vooral om het proces van ontdekken en ervaren; we stellen niet het resultaat centraal.
4.3 Het bevorderen van persoonlijke competentie Met persoonlijke competentie worden persoonskenmerken bedoeld zoals: veerkracht, weerbaarheid, zelfvertrouwen, eigenwaarde, flexibiliteit en creatief in het omgaan met verschillende situaties. Het kind kan hierdoor problemen aanpakken en zich goed aanpassen aan veranderde omstandigheden. Het kind leert en ontdekt wie het is, wat het kan, welke interesses het heeft, welke vaardigheden er nodig zijn in welke situaties (bijv. geduld en afwachten, of juist initiatief nemen en doorzetten) Door de manier waarop wij met de kinderen omgaan, hoe de kinderen met elkaar omgaan, door de inrichting van de ruimte en door de mogelijkheden die speelmateriaal en de activiteiten bieden, bevorderen wij de persoonlijke competentie van het kind. Wij benaderen het kind respectvol en positief en geven het de ruimte om zelf of met elkaar kleine probleempjes op te lossen. Wij letten daarbij op wat het kind zelf aan kan en waar het aan toe is. We bouwen voort op het ontwikkelingsniveau van het kind. Tijdens spel, activiteiten en verzorgingssituaties geven wij het kind complimenten. We “zeggen wat we zien en benoemen wat we doen”. Soms doen we mee met zijn spel en brengen daarbij soms nieuwe elementen in, maar proberen daarbij het initiatief vooral bij het kind te leggen / te laten. Zo maken we het op een speelse manier bewust van zij eigen capaciteiten. Wij gaan in op zijn grapjes en gaan met humor om met ‘ontdeugend’en uitdagend gedrag. Elk kind is trots als het zelf dingen kan doen. Wij stimuleren de zelfstandigheid van elk kind en doen dat gedoseerd en passend bij de ontwikkeling en de leeftijd van het kind. Zo kunnen kinderen bepaald speelmateriaal zelf pakken en is de ruimte zo ingericht dat kinderen weten wat ze waar kunnen doen. Ook bij zelfstandig eten, drinken, zindelijk worden stimuleren wij het kind op een positieve manier. Wij ‘dwingen’kinderen nooit met eten of zindelijkheid. Als iets niet meteen lukt, wordt het kind geholpen en zonodig getroost om het op een later moment weer te proberen. Wij observeren, interpreteren, ondersteunen waar nodig of bieden het kind juist wat extra uitdaging om een stapje verder te komen. Activiteiten die vooral veel mogelijkheden bieden voor het verder ontwikkelen van persoonlijke competenties zijn bijv. samenspel, fantasiespel, na-spelen / meespelen. Door te leren lastige situaties zelf op te lossen, door grenzen te verkennen en mogelijkheden te ontdekken (iets proberen wat je eerst niet durfde), door dingen zelf te maken en daar complimenten voor te krijgen, leren kinderen wat zij kunnen (wat vind je leuk om te doen, waar ben je goed in) en wie ze zijn.Wij bieden daarom een grote variatie in activiteiten, in speelmogelijkheden en in spelmaterialen, zowel binnen als buiten.
4.4 Het bevorderen van sociale competentie Sociale competentie omvat vaardigheden en kennis over hoe je met anderen omgaat, je weg vinden in een groepje, samenwerken, rekening houden met anderen, conflicten voorkomen en oplossen, het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid. In de interactie met andere kinderen, met andere volwassenen, ervaren en ontdekken kinderen wat wel en niet werkt in de omgang met elkaar. Kinderen ontwikkelen hierdoor hun sociale vaardigheden en hun kennis hierover. Belangrijke competenties om goed te kunnen functioneren in de maatschappij. Het kinderdagverblijf biedt veel mogelijkheden voor interacties. De kinderen spelen soms in een klein groepje of met zijn tweetjes. Soms met leeftijdgenootjes en dan weer met oudere of juist jongere kinderen. Ze krijgen een band met elkaar en gaan vriendschappen aan. Hierdoor ontdekken ze hoe ze met heel verschillende mensen kunnen omgaan in uitlopende situaties. Samen iets maken, delen, op je beurt wachten, rekening houden met elkaar, elkaar vertrouwen, je inleven in een ander maar ook voor jezelf opkomen, elkaar helpen, zijn ervaringen die kinderen dagelijks meemaken op het kinderdagverblijf. Met elkaar nieuwe ontdekkingen doen, een fantasiespel verzinnen, winnen en verliezen, samen plezier hebben, leuke dingen doen, maar ook ruzies oplossen, verdriet delen en troosten. Samen eten, een nieuw kind in de groep verwelkomen, de activiteiten in de kring, feest vieren, afscheid nemen als een kind weggaat, zijn rituelen die betrokkenheid geven en een gevoel van gezamenlijkheid doen ontstaan. We stimuleren positieve interactie tussen de kinderen en geven de kinderen de ruimte om de eigen weg te vinden in het contact. Ook als er onenigheid of kleine conflicten ontstaan tussen kinderen. Kinderen kunnen die vaak op een goede manier oplossen als ze daar de gelegenheid voor krijgen. De leidster is gericht op positieve interactie en heeft een voorbeeldfunctie. Zo leren kinderen van elkaar en van de leidster hoe ze een rustige, open manier ruzies en conflicten kunnen oplossen en hoe ze deze kunnen voorkomen. De leidster ziet van een afstandje toe en houdt in de gaten of de kinderen er zelf uitkomen. Ze geeft waar nodig, hulp, ondersteuning, advies. Per situatie schat de leidster in wat dit kind nodig heeft. Ze sluit daarbij aan op de ontwikkelingsfase en leeftijd van het kind. We respecteren kindervriendschappen en houden rekening met de verschillende en wisselende behoefte en ontwikkeling van de kinderen om samen of juist liever individueel te spelen.Aan tafel willen sommige kinderen bijvoorbeeld graag naast elkaar zitten. We houden daar rekening mee. We zorgen dat de inrichting van de ruimte en het aanbod van spelmateriaal en activiteiten uitnodigt tot sociale interacties. Door bijvoorbeeld verschillende hoeken in te richten kunnen kinderen min of meer ongestoord naast elkaar spelen, terwijl ze tegelijk makkelijk naar een andere plek kunnen lopen en kunnen zien wat andere kinderen doen.
4.5 Eigen maken van waarden en normen, de ‘cultuur’ Om goed in de samenleving te kunnen functioneren is het nodig dat kinderen de waarden, normen, regels van de maatschappij waarin zij leven, leren kennen en zich eigen maken. Zo kunnen zij hun weg vinden in de maatschappij. Het kinderdagverblijf is een bredere samenlevingsvorm dan het gezin. Kinderen ontmoeten er verschillende mensen en maken kennis met en diversiteit aan normen , waarden. Het kinderdagverblijf biedt mogelijkheden om zich de algemeen geldende waarden, normen en regels van de samenleving eigen te maken. Wat de algemeen geldende waarden en normen zijn, is niet altijd eenvoudig concreet te maken. Het is vaak een intuïtief gevoel: “zo gaat dat hier”,”zo doen we dat”. Deels komt dit omdat we de waarden en normen ons zo eigen gemaakt hebben dat we niet meer anders weten en ze “zo gewoon”en voor de hand liggend vinden. We verstaan onder waarden, normen en regels het volgende: -waarden gaan over wat we met elkaar belangrijk vinden -normen gaan over wat we in het gedrag goed vinden (en niet goed):hoe “hoort het” -regels zijn de praktische vertaling van de waarde en normen. Waarden en normen worden weerspiegeld in rituelen en gewoonten, in regels op de groep, in sfeer en aankleding van de ruimte, in het handelen van de leidster, in de manier van omgaan met elkaar. Belangrijke waarden en normen die we willen uitdragen: -respect voor elkaar, mensen in hun waarde laten en de ruimte geven om te zijn wie hij is. -gelijkwaardigheid: de een is niet meer dan de ander. -waardering voor elkaar. -positieve, vriendelijke en open manier van omgaan met elkaar. -eerlijkheid. -aandacht voor elkaar, naar elkaar luisteren, belangstelling tonen en betrokkenheid. -tolerantie en verdraagzaamheid, rekening houden met elkaar. -een ander helpen als ze hulp nodig heeft. -anderen geen pijn doen, geen schade aan iemand toebrengen of iemand in gevaar brengen, geweldloosheid. -zorg en aandacht voor de omgeving, voor natuur en milieu en zorgvuldig omgaan met materialen. -verantwoordelijkheidsgevoel.
De leidster heeft een belangrijke rol in het uitdragen en voorleven van waarden en normen.In de manier van omgaan mat de omgeving, in de gewoonte in het kinderdagverblijf zien we terug wat we belangrijk en goed vinden. Kinderen verkennen de grenzen en willen weten wat van hen verwacht wordt. Jonge kinderen wéten nog niet wat goed is en wat niet goed. Ze kunnen dat niet uitleggen. Ze leren door ervaring en ontdekken waar grenzen zijn en wat er van hen verwacht wordt. Ze zien van de leidster wat goed is en wat niet goed. We leven voor, geven het goede voorbeeld en leggen uit wat er van een kind verwacht wordt. Uitgangspunt is een positieve houding. Dat betekent dat gewenst gedrag wordt beloond met een compliment, met speciale aandacht. Soms zoekt een kind bewust de grenzen op. We maken afspraken met het kind en maken duidelijk wat de regels zijn binnen het kinderdagverblijf en waar de grens is, als het kind hier tegenaan loopt. Als een kind echt onacceptabel gedrag vertoont of normen / grenzen overschrijdt zijn er verschillende mogelijkheden om te handelen. Voorbeelden zijn aanspreken op het ongewenst gedrag en benoemen van gewenst gedrag, waarschuwen, maar ook het gedrag negeren, het kind afleiden, even uit de conflictsituatie halen om weer tot rust te komen (overigens nooit buiten het zicht van de leidster). Hoe precies gehandeld wordt, is afhankelijk van verschillende factoren als leeftijd, ontwikkelingsfase, ernst van de situatie. Wij passen onze handelswijze aan, aan wat het individuele kind op dat moment nodig heeft. 5 De rol van de leidster : wat vraagt dit van de leidster? De leidster is degene die vorm geeft aan het pedagogisch beleid in haar werk met kinderen in het kinderdagverblijf. Zij bieden de belangrijkste factor. De basiskennis bevat de volgende punten: de ontwikkeling van kinderen, van verzorging, gezonde voeding en hygiëne. Het in de praktijk vertalen van de pedagogische visie : Specifiek bij baby’s: -goed kijken en luisteren -oog hebben voor het unieke van elk kind -met je volle aandacht bij de baby zijn -geduld, de baby de tijd geven om te reageren -zeggen wat je doet en benoemen wat je ziet Specifiek bij dreumesen en peuters: -respect voor autonomie (zelfstandigheid) van het kind : ruimte geven -emotionele ondersteuning bieden -structuur bieden en grenzen stellen -begeleiden van interacties van kinderen
6 Signaleren van bijzonderheden in de ontwikkeling van de kinderen Hoe besteden we bij kinderdagverblijf Monki aandacht aan het signaleren van bijzonderheden in de ontwikkeling van kinderen of andere problemen en het doorverwijzen naar instanties die ouders hierbij hulp kunnen bieden. Er wordt bij kinderdagverblijf Monki elk jaar (zo rond de verjaardag van het kind) een observatie verhaaltje geschreven. Daarin zullen de eventuele bijzonderheden wat betreft de ontwikkeling of de eventuele andere problemen benoemd worden. Zijn er bijzonderheden waar verdere actie ondernomen dient te worden, dan gaan we in overleg met de ouders bekijken welke stappen er het beste ondernomen kunnen worden. Denk hierbij aan het bespreken met het consultatiebureau of met de huisarts, logopedie. 7 Wat te doen bij calamiteiten: Er hang op het info bord een telefoonlijst met belangrijke nummers, die in geval van calamiteiten gebeld kunnen worden. De dokter in het dorp kunnen we in geval van nood altijd bellen. Zo ook staan er telefoonnummers van enkele personen die als achterwacht fungeren, indien nodig kan één van hen gebeld worden.
8 Stagiaires Binnen het kinderdagverblijf wordt ook gebruik gemaakt van stagiaires. De ouders worden via een brief op de hoogte gesteld over de komst van een stagiaire. Een stagiaire staat altijd boventallig op een groep en zal nooit de verantwoordelijkheid dragen van een groep. In overleg met school zullen er gesprekken plaatsvinden over het functioneren van de stagiaire.
9 Contact met ouders Een goede communicatie en wederzijdse informatie-uitwisseling tussen ouders en kinderdagverblijf is essentieel. De gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid brengt dit met zich mee. Respect voor elkaar, elkaars mening, visie en achtergrond, vormt hierbij de basis. We besteden aandacht aan goede, zorgvuldige wederzijdse kennismaking en een goede, regelmatige informatieuitwisseling. In het begin is dit bij de eerste rondleiding, daarna de intake en het wennen, vervolgens bij de dagelijkse haal- en brengcontacten en de oudergesprekken. Een goede afstemming met de ouders is van groot belang voor het kind. Het gaat daarbij vooral ook om heel praktische zaken. Zo is bijvoorbeeld bij een baby noodzakelijk dat de leidster van de ouders hoort wat het slaap- en drinkritme is. Het is belangrijk dat de leidster ervan op de hoogte is als er bijzonderheden in de omgeving van het kind zijn, die van invloed kunnen zijn op het welbevinden of het gedrag van het kind als het op het kinderdagverblijf is. Ook speelgewoontes of manieren van troosten zijn voorbeelden van zaken die goed zijn om te weten, zodat we hier rekening mee kunnen houden. Voor het kind kan het meenemen van kleine zaken van thuis, zoals knuffel of foto, een verbinding leggen tussen thuis en het kinderdagverblijf. Dit kan in de beginperiode bij het wennen helpen om sneller vertrouwd te worden. Voor ouders is het belangrijk om te weten wat het kind heeft meegemaakt op het kinderdagverblijf, met wie heeft het gespeeld, wat is er gedaan, heeft het kind het naar zijn zin gehad. Ook bijzonderheden of opvallende zaken worden door de leidster verteld aan de ouders.
10 Vierogenprincipe bij kinderdagverblijf Monki We zijn “bijna” altijd met twee personen. De volgende momenten wijken we hier vanaf : -Aan het begin en einde van de dag. -Tijdens de pauze, als er geen stagiaire aanwezig is. -Als er één gaat wandelen met een aantal kinderen. Omdat ons gebouw aan de voorzijde veel ramen bevat, kan er altijd meegekeken worden. En aan het begin en einde van de dag lopen er veel ouders in en uit om hun kinderen te brengen of te komen halen. Het is niet altijd mogelijk om met alle kinderen op pad te kunnen gaan, i.v.m. de slaap- en drinktijden van voornamelijk de kleine kinderen. Dus zal één van ons bij Monki blijven. Vele ouders zouden het erg jammer vinden als we niet meer met de kinderen kunnen gaan wandelen. Of spontaan met een paar kinderen een boodschap kunnen gaan doen. Na overleg met onze oudercommissie hebben we bovenstaande op papier gezet. Omdat de oudercommissie van mening is dat een wandeling met de kinderen een meerwaarde heeft voor het kind, is er besloten om alle ouders te laten tekenen dat zij het goed vinden dat er een moment kan zijn dat er maar één beroepskracht bij de kinderen aanwezig is. Dit wordt toegevoegd aan onze leveringsvoorwaarden, zodat alle nieuwe ouders hiervan op de hoogte zijn en dit ook kunnen ondertekenen.