Pedagogisch beleidsplan locatie Pippeloentje INHOUDSOPGAVE BLADZIJDE
Voorwoord Missie en Visie Pedagogisch kader Emotionele veiligheid Sociale competenties Morele competenties Persoonlijke competenties Diversiteit Samenwerking met ouders Communicatie Het werkplan De groepsindeling Vormgeven aan het pedagogisch kader Het volgen van de ontwikkeling Wennen Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) De dagindeling Samenwerking De groepsregels Praktische regels voor ouders De rituelen De verschillende activiteiten en hun frequentie Randvoorwaarden Ouderbeleid Personeelsbeleid Organisatiebeleid Accommodatiebeleid Financieel beleid Extern beleid
1 2 3 3 4 5 6 8 8 9 9 9 10 12 13 14 14 15 15 16 16 16 18 18 18 19 19 19 19
Pedagogisch beleid Voorwoord Voor u ligt het Pedagogisch Beleid van de Stichting Udense Peuterspeelzalen, locatie Pippeloentje Het beleidsplan is opgesteld om een eenduidige, continue pedagogische kwaliteit te ontwikkelen én te bewaken. In het beleidsplan is beschreven vanuit welke pedagogische kaders wordt gewerkt, welk pedagogisch handelen in het beleid past en welke reactie op een peuter wel of niet goed gevonden wordt. Voor ouders, gemeente, buitenstaanders wordt door middel van het beleidsplan herkenbaarheid geschapen. Via een kwaliteitsmonitor (bv NCKO) is het mogelijk om te toetsen of medewerkers volgens het Pedagogisch Beleid werken. De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft een kwaliteitshandboek opgesteld waarin ook verwezen wordt naar het Pedagogisch Beleid. In het kwaliteitshandboek staan alle processen binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen beschreven.
Als handleiding is gebruik gemaakt van: - ‘Eén pedagogisch kader’ dat samen met kinderopvangorganisatie Kiobra is opgesteld in 2010. - Het reeds bestaande Pedagogisch beleidsplan van de SUP.
Het Pedagogisch Beleid zal regelmatig geëvalueerd worden en eventueel aangepast of uitgebreid.
Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
1
MISSIE Ontmoeten Wij willen kinderen van 2 tot 4 jaar samen met leeftijdgenootjes in een veilige omgeving onder deskundige begeleiding, en met de daarbij benodigde middelen, ervaringen op laten doen buiten het gezin. Wij willen ruimte geven voor de eigenheid van elk kind, maar met respect voor de op de peuterspeelzaal geldende waarden en normen. Wij willen de peuters ondersteunen bij het vinden van een weg tussen zijn/haar eigen ik en de geldende waarden en normen. De peuter zal dan in staat zijn zich te handhaven op een manier waarbij hij/zij zich prettig voelt, maar waarbij er ook respect is voor de ander. Stimuleren van de ontwikkeling Bij de Stichting Udense Peuterspeelzalen staat het stimuleren van optimale ontwikkelingskansen centraal. Spel is hierbij een belangrijk instrument. Signaleren en behandelen De peuterspeelzaal heeft een belangrijke taak bij het vroegtijdig signaleren en het bijdragen aan het voorkomen van ontwikkelingsachterstanden. Pedagogisch medewerkers kunnen ouders doorverwijzen naar de juiste instanties. Voorbereiden op het basisonderwijs De belevingswereld van een peuter is groter wanneer hij/zij een peuterspeelzaal heeft bezocht. Op deze manier verloopt de aansluiting met de basisschool soepeler. Ook het spelen in een groep met leeftijdsgenootjes, waarbij afspraken en regels gelden, is een goede voorbereiding. Voor- en Vroegschoolse Educatie Door middel van programmatisch werken met thema’s kunnen peuters met een dreigende ontwikkelingsachterstand extra ondersteuning krijgen van een tutor. Ook kunnen deze peuters een 3 e en 4e dagdeel gratis komen spelen. Herhaling zorgt dat de achterstand in de ontwikkeling sneller ingehaald wordt.
VISIE De Stichting Udense Peuterspeelzalen werkt vanuit een breed gedragen visie waarbij het welbevinden van de aan de stichting toevertrouwde kinderen centraal staat. Ieder kind moet zich geborgen voelen. Het bieden van veiligheid en vertrouwen speelt daarbij een belangrijke rol, evenals het bieden van kwaliteit. Elk kind is uniek; de Stichting Udense Peuterspeelzalen draagt bij aan de ontwikkeling van alle kinderen en sluit zoveel als mogelijk aan bij de mogelijkheden van ieder kind waarbij zelfstandigheid van alle kinderen gestimuleerd wordt. Door de mogelijkheden van de peuters te onderkennen en benutten zal het zelfvertrouwen en het verantwoordelijkheidsgevoel van de peuters positief worden gestimuleerd. Binnen de stichting staat het positief benaderen van kinderen, ouders en collega's centraal.
Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
2
PEDAGOGISCH KADER Om aan het algehele welbevinden en de ontwikkeling tot zelfstandige, sociale mensen van de aan de Stichting Udense Peuterspeelzalen toevertrouwde kinderen tegemoet te komen, wordt er binnen de stichting gebruik gemaakt van een pedagogisch kader. In dit pedagogisch kader wordt in grote lijnen aangegeven hoe er gehandeld wordt naar kinderen, ouders en collega's. Binnen dit pedagogisch kader wordt uitgegaan van de volgende onderdelen: 1. Emotionele veiligheid 2. Sociale competenties 3. Morele competenties/ Waarden en normen 4. Persoonlijke competenties waaronder emotionele competenties, motorische en zintuiglijke competenties, communicatieve competenties, creatieve en beeldende competenties. 5. Diversiteit 6. Samenwerking met ouders Bovengenoemde onderdelen kunnen getoetst worden via een kwaliteitswaarborgingsinstrument. Hiervoor kan o.a. gebruik gemaakt worden van het toetsingskader van GGD/ kinderopvang. In de toekomst wordt dit verder uitgebreid naar een toetsingskader voor 0-4 jarigen.
VEILIGHEID Bij veiligheid wordt gedacht aan twee aspecten nl.: 1. veiligheid in het kader van ARBO-veiligheid, welke jaarlijks wordt gemeten met behulp van een risicomonitor en 2. veiligheid als beleving van emotionele veiligheid; wat doet de Stichting Udense Peuterspeelzalen om kinderen veiligheid te bieden? Binnen het kader voor het pedagogisch beleid wordt het aspect emotionele veiligheid verder uitgewerkt.
EMOTIONELE VEILIGHEID Uitgangspunt bij het bieden van emotionele veiligheid is steeds het welbevinden van het kind. Als het gaat om het bieden van veiligheid aan kinderen in de leeftijdsgroepen van 2-4 jaar zijn de onderstaande kernaspecten van belang. 1. Elke groep peuters heeft een vast team aan pedagogisch medewerkers, vaste kinderen in een groep en een vaste ruimte waarbinnen de kinderen verblijven. Dit is van belang voor het opbouwen van een vertrouwde relatie tussen peuters onderling en peuters met pedagogisch medewerkers. 2. Ook de communicatie met de kinderen vanuit de medewerkers zorgt voor een gevoel van veiligheid. Met name sensitieve responsiviteit en het op een respectvolle manier benaderen en omgaan zorgt voor dit gevoel van veiligheid. Hierbij spelen de basistechnieken van Thomas Gordon een rol. Met sensitieve responsiviteit wordt bedoeld dat pedagogisch medewerkers gevoelig zijn voor wat een kind bezig houdt. Signalen van het kind worden waargenomen en door de pedagogisch medewerker hardop verwoordt. Sensitieve responsiviteit is belangrijk voor de kwaliteit van de relatie zowel tussen collega's, ouders als kinderen. Alle mensen willen gezien en gehoord worden. 3. Naast communicatie met kinderen is ook communicatie zowel intern als extern van belang voor een goede sfeer, daarnaast is de communicatie met ouders van de peuters van groot belang om zo open en eerlijk mogelijk de gesprekken met elkaar aan te kunnen gaan. Bij deze vorm van communicatie wordt ook gedacht aan collegiale ondersteuning (feedback geven en ontvangen) maar bijvoorbeeld ook aan overdracht van kinderen naar de basisschool. 4. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen is het streven om te komen tot afstemming met Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
3
scholen en kinderopvang wat betreft het gebruik van bv. één observatie-instrument. Dit om meer te komen tot doorgaande ontwikkelingslijnen voor kinderen. 5. Veiligheid komt ook naar voren door het bieden van structuur. Structuur zorgt voor voorspelbaarheid. Structuur wordt o.a. gegeven door regels en grenzen, dagritme en rituelen. Deze voorspelbaarheid draagt ook bij aan de sfeer op een groep. Naast voorspelbaarheid door rituelen speelt ook voorspelbaarheid wat betreft de binnen- en buiteninrichting in op het gevoel van veiligheid. Binnen en buiten de groep zijn er zoveel mogelijk vaste plekken voor vaste activiteiten.
SOCIALE COMPETENTIES Sociale competentie heeft vooral betrekking op het omgaan met elkaar. In het hiernavolgende zijn sociale competenties aangegeven. 1. Stimuleren van samen(spel). Het samenspel wordt gestimuleerd door hiervoor situaties en materialen aan te bieden waarin kinderen samen dan wel naast elkaar kunnen spelen. Kinderen leren ook van elkaar. Pedagogisch medewerkers spelen in het stimuleren tot samenspel een belangrijk rol door begeleid spel, door voorbeeldgedrag te tonen en door imitatiespel. Door spel te observeren kunnen medewerksters ook inspelen op een situatie en bv. een nieuwe wending geven aan een spel. Het is belangrijk dat kinderen het gevoel krijgen ergens bij te horen (wij-gevoel). 2. Communicatie met kinderen waarbij het vooral gaat om het aangeven van het gewenste gedrag naar kinderen en het geven van taal / uitleg aan kinderen. De medewerkster verwoordt steeds wat zij doet. In dit geheel speelt ook non-verbale communicatie een belangrijk rol. Non-verbale communicatie dient in overeenstemming te zijn met verbale communicatie. Kinderen leren verschillende gezichtsuitdrukkingen en gebaren interpreteren en weten door bv. kijken dat iets wel of juist niet mag. 3. Stimuleren om zelf tot oplossingen te komen vormt een onderdeel van de sociale competentie. Dit kan betrekking hebben op een conflict rondom materiaal (zelf uitproberen om zo tot een oplossing te komen, stimuleren van doorzettingsvermogen) maar ook over het oplossen van onderlinge conflicten. Bij het oplossen van conflicten is de medewerker die een kind terecht wijst ook de persoon die het conflict samen met het kind oplost. Het oplossen van conflicten wordt niet overgenomen door collega's. Bij het omgaan met conflicten ligt een relatie naar afspraken en regels die algemeen geldend zijn voor de doelgroep 2-4 jarigen. Bij het opstellen van de regels is het van belang om deze als Stichting Udense Peuterspeelzalen samen op te stellen (doorgaande lijn wat betreft regels en afspraken) en daarbij rekening te houden met het ontwikkelingsniveau van kinderen. 4. Communicatie met ouders en collega's. Als er zorg is met betrekking tot een kind moet dit gecommuniceerd worden met elkaar en met de ouders. Het gaat hier vooral om het voeren van gesprekken met ouders en met elkaar. Om een goed oudergesprek te kunnen voeren is het belangrijk dat er afstemming is tussen medewerkers onderling en dat medewerkers elkaar steunen. 5. Afspraken en regels zijn duidelijk geformuleerd in het werkplan en worden door de medewerkers consequent gehanteerd. Regels en afspraken zijn zoveel als mogelijk afgestemd op de ontwikkelingsleeftijd van de kinderen. Een belangrijke regel die gehanteerd wordt is bv. 'om de beurt', 'niet slaan maar praten'. Afspraken en regels worden altijd gecommuniceerd met nieuwe collega's/ stagiaires.
MORELE COMPETENTIES Bij het ontwikkelen van morele competenties gaat het om het aanbieden van waarden en normen. Waarden zijn te omschrijven als nastrevenswaardige kwaliteiten welke richtinggevend zijn.
Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
4
Normen zijn vertalingen van waarden naar concreet gedrag; wat doe je in een bepaalde situatie wel/ niet? Normen geven richting aan het gedrag. Het zijn in feite de regels die binnen de stichting aangeven hoe er met elkaar wordt omgegaan. Waarden en normen kunnen verschillen. Het kind, en daarmee ook de ouder(s,) komt binnen de stichting mogelijk in aanraking met andere waarden en normen. Met deze mogelijke verschillen in waarden en normen wordt op een respectvolle manier omgegaan en wordt uitleg gegeven waarom binnen de stichting op een bepaalde manier gehandeld wordt. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen spelen verschillende waarden een belangrijk rol o.a. openheid, loyaliteit, verantwoordelijkheid, betrouwbaarheid, respect, educatie/ ontwikkeling en kwaliteit. Openheid: het elkaar kunnen en durven aanspreken vormt een belangrijk uitgangspunt binnen de stichting. Samenwerken is essentieel en vraagt openheid en eerlijkheid naar elkaar. Een open houding naar elkaar maar ook naar ouders en kinderen zorgt voor vertrouwen. Loyaliteit is binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen van belang. De medewerkers werken vanuit één visie en vanuit één pedagogisch kader (eenduidigheid). Zowel intern als extern steunen collega's elkaar. Er is een eenduidige communicatie naar ouders. Ouders geven het meest kostbare, nl. hun kind, in vertrouwen aan de stichting. Dit vraagt een grote mate van verantwoordelijkheid van de medewerkers. De Stichting Udense Peuterspeelzalen is verantwoordelijk voor het uitdragen van de eigen visie. Medewerkers doen wat afgesproken is; de stichting met haar medewerkers is betrouwbaar. Voorbeeldgedrag speelt bij het overdragen van waarden een belangrijk rol. Kinderen nemen gemakkelijk over wat zij zien. Bij morele competenties gaat het om het volgende : 1. Regels, afspraken en omgangsvormen. Deze zijn afgeleid van waarden. Kinderen worden met regels geconfronteerd en leren zo dat er waarden en normen zijn. Door met anderen om te gaan leren kinderen ook zichzelf kennen. Het gaat daarbij om omgangsvormen maar ook om het leren beheersen van het eigen gedrag (emoties). Bij het hanteren van regels en afspraken is het van belang om hierover uitleg te geven aan zowel ouders als kinderen. 2. Aanspreken op gedrag. Het kind is bij binnenkomst vaak ik-gericht en moet binnen de groep leren omgaan met anderen. Dit leidt er toe dat kinderen op hun gedrag worden aangesproken en dat oorzaak-gevolg van het gedrag besproken en uitgelegd worden aan het kind. Op deze manier leren kinderen spelenderwijs de geldende waarden en normen van de stichting kennen. 3. Samen feest vieren en aandacht hebben voor verschillende feesten. De samenstelling van de groep (nationaliteit, taal en godsdienst) is mede bepalend voor welke feesten binnen een groep al dan niet gevierd worden. Ouders worden door middel van een maandbrief op de hoogte gebracht van de feesten die gevierd worden en indien nodig vindt hierover overleg met ouders (‘wat mogen kinderen wel/niet eten?’) plaats. Bij dit aspect ligt een relatie naar het onderdeel diversiteit. 4. Leren omgaan met conflicten. Van botsingen leren kinderen morele regels zoals 'om de beurt' en 'samen delen'. Maar ook van het niet mee mogen spelen leren kinderen; 'elkaar met rust laten' of 'iedereen mag meespelen'. Binnen de groep is het bedenken van oplossingen en praten over ideeën om een conflict te stoppen een belangrijk aspect. 5. Stimuleren van zorg voor de omgeving. De omgeving heeft hierbij zowel betrekking op het milieu als op het kind en de mensen rondom het kind. Als er rommel gemaakt wordt leren de kinderen om dit op te ruimen. Als iemand valt leren kinderen om elkaar te helpen. 6. Democratisch burgerschap. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen leren kinderen dat ze bij elkaar horen in een groep, leren ze iets over te hebben voor elkaar, en naar elkaar te luisteren, en zich in een ander te verplaatsen. Daarnaast speelt ook een rol dat medewerkers luisteren naar kinderen en hen een stem geven in zaken waar dit kan (bv. keuze van materialen, van plaats etc.).
Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
5
PERSOONLIJKE COMPETENTIES Bij het ontwikkelen van persoonlijke competenties gaat het om de individuele ontwikkeling van elk kind. Jonge kinderen hebben een aangeboren drang tot leren en ontdekken. Kinderen ontwikkelen zich in interactie met hun sociale omgeving. Ouders en pedagogisch medewerkers hebben hierop een grote invloed. Pedagogisch medewerkers lokken spel en ontwikkeling uit en begeleiden het spel om kinderen, binnen haalbare mogelijkheden, in hun ontwikkeling te stimuleren. Om dit goed te kunnen doen moeten de medewerkers over een aantal vaardigheden beschikken nl.: kennen van de aard van de verschillende kinderen/inlevingsvermogen aansluiten op emoties/leermomenten/kunnen observeren proberen grenzen te verleggen uitbouwen van waar een kind goed in is ruimte geven aan het kind om eigen (on)mogelijkheden te leren kennen communicatieve vaardigheden kennis en inzicht in de ontwikkeling van kinderen flexibiliteit kunnen samenwerken en afstemmen met collega’s en deskundigen Binnen dit ontwikkelingsproces is de nadruk op het proces wat het kind doormaakt van groter belang dan het product. Persoonlijke competenties zijn onder te verdelen in de onderstaande competenties: 1. emotionele competenties; dit omvat o.a. vertrouwen van kinderen in de medewerkers, kind zoekt steun en troost. bewustwording van zichzelf en de wereld om zich heen. Hiertoe behoort ook bewustwording van eigen identiteit, sekse, leeftijd en persoonlijke kenmerken. Het tempo waarin deze bewustwording verloopt is kindgebonden. vertrouwen op eigen kracht en vermogen. Kinderen willen zelf problemen oplossen; belangrijk is om hen daar in te ondersteunen. positieve levenshouding; plezier in eigen lijf, plezier in omgaan met anderen, plezier in het eigen zijn, interesse in de wereld, genieten van knuffels etc. 2. cognitieve competenties; zorg dragen voor leermomenten waarbij er variatie is in aanbod maar ook variatie in rust en actie en waarbij wordt aangesloten bij de ontwikkeling en het tempo van het unieke kind. begrijpen en benoemen van emoties en bedoelingen bij verzorgen en samenspelen gebruik van zintuigen; de wereld ontdekken en hiervoor ook mogelijkheden bieden. kennen van woorden voor vertrouwde dieren, planten en dingen, voor seizoenen en weer. zoeken naar verbanden tussen gebeurtenissen (oorzaak-gevolg). Opdoen van ervaringen door spel en activiteiten aanbod. ordenen, meten en tellen, verzamelen van materialen geconcentreerd (alleen) spelen en vasthouden aan een plan, doorzettingsvermogen 3. motorische en zintuiglijke competenties; jonge kinderen hebben een aangeboren drang om dingen zelf te doen. Eerst binnen de relatie met verzorgers later steeds meer zelfstandig. Competenties op dit gebied zijn: grof motorische vaardigheden zoals kruipen, lopen, rennen, springen evenwicht bewaren fijn motorische vaardigheden bij het eten, aan – en uitkleden, spelen met materiaal, bewegen op muziek plezier ervaren in bewegen en zintuiglijke ervaringen bouwen 4. taal en communicatieve competenties, alle kinderen beschikken over mogelijkheden om Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
6
zichzelf kenbaar te maken; door geluidjes, gebaren, kijken, oogcontact. Rond het eerste jaar komt daar taal bij. Competenties die kinderen ontwikkelen zijn: non-verbale communicatie praten met woorden en in eenvoudige zinnen beurt geven en nemen gemotiveerd zijn om anderen te begrijpen luisteren naar een verhaal vertellen wat je voelt of hebt meegemaakt kijken naar en begrijpen van plaatjes, dagritmekaarten en foto’s begrijpen van de betekenis van (geschreven) taal bv. het gebruik van prentenboeken, besef krijgen van taal (ontluikende geletterdheid), leesrichting. 5. creatieve en beeldende competenties; ritmes en bewegen horen bij de aard van mensen. Ditzelfde geldt ook voor het zich willen uitdrukken door middel van dingen maken m.b.v. bijvoorbeeld schilderen, tekenen, boetseren. Competenties die kinderen leren hebben betrekking op: dans en beweging zingen en muziek maken tekenen, schilderen en beeldende uitingen bouwen en constructies gevoel voor schoonheid Ook hier gaat het vooral om de beleving en het proces, het plezier beleven aan de activiteit. Het resultaat is van ondergeschikt belang. 6. competentie gericht op zelfstandigheid ;zelfstandigheid komt binnen alle bovengenoemde aspecten terug. Binnen zelfstandigheid is de volgende ontwikkelingslijn aan te geven nl.: lichamelijke zelfstandigheid; deze kenmerkt zich door toenemende motorische vaardigheden zoals eten (pakken), drinken (pakken), jezelf wassen en aankleden, de wereld gaan verkennen: lopen, fietsen. Dit heeft allemaal te maken met 'zelfredzaamheid’. emotionele zelfstandigheid; kenmerkt zich door o.a. om hulp durven vragen en een toenemende eigen besluitvorming: ‘dat wil ik’; ‘dat wil ik niet’ .Wel dient hierbij rekening gehouden te worden met de normen van de eigen groep. Met het vergroten van de omgeving komen ook verkenningen aan bod zoals bv. bij oma mag alles. sociale zelfstandigheid; de basis hiervoor ligt in het contact met en tussen ouder(s). De manier van omgaan met elkaar beïnvloedt de indrukken van het kind en bepaalt daarmee het referentiekader van het kind. academische zelfstandigheid; wordt bepaald door het omgaan met de kennisomgeving bv. het imiteren van het ‘lezen’ van de krant (imitatie), maar ook door allerlei denkvragen die een kind gaat stellen.
DIVERSITEIT Hierbij gaat het zowel om individuele als culturele verschillen tussen kinderen en ouders. Ieder kind is uniek en wordt binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen respectvol behandeld. Omdat geen enkel kind gelijk is, is er aandacht voor diversiteit ook in pedagogische aanpak. De stichting is al het ware een afspiegeling van de maatschappij. Bij diversiteit spelen verschillende aspecten een rol zoals: 1. Omgaan met kwetsbare kinderen; het gaat hierbij om het omgaan met verschillende gedragingen van kinderen zoals het omgaan met agressief gedrag maar ook omgaan met teruggetrokken kinderen of kinderen die steeds de leiding willen nemen. Als (probleem)- gedrag zich vaker voordoet Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
7
2.
3. 4. 5.
wordt een kind intensiever en in meer verschillende situaties geobserveerd. Ouders worden hiervan altijd op de hoogte gebracht. Steeds wordt ingespeeld op de behoeften van de kinderen. Omgaan met verschillen tussen jongens en meisjes. Bij kinderen jonger dan vier jaar zijn over het algemeen de verschillen tussen de seksen klein. Jongens houden over het algemeen iets meer van motorisch bewegingspel dan meisjes. Vanaf ongeveer 3 jaar worden kinderen zich steeds meer bewust van sekserollen. Binnen de stichting wordt hier rekening mee gehouden. Culturele verschillen en identiteit; rond het vierde jaar worden kinderen zich hier voor het eerst enigszins bewust van. Alle kinderen zijn welkom, er is aandacht voor taalverschillen en aandacht voor verschil in waarden en normen. Omgaan met kinderen met beperkingen; indien nodig worden hiervoor aanpassingen in inrichting aangebracht of is er extra aandacht in samenspel met andere kinderen nodig. Aandacht voor verschillen en deze benoemen. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen is het omgaan met verschillen vanzelfsprekend. Verschillen worden naar kinderen en naar ouders toe benoemd. Indien aanpassingen nodig zijn worden deze binnen de stichting uitgevoerd en uitgelegd aan alle betrokkenen. Ook kinderen moeten leren omgaan met elkaar en met de verschillen die er tussen hen zijn. Medewerkers spelen hierin een belangrijk rol. Zij begeleiden kinderen in het omgaan met verschillen.
SAMENWERKING MET OUDERS Werken met jonge kinderen is samenwerken met ouders. De ouders zijn verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind en zij hebben en houden de meeste invloed op hun kind. Goed contact en regelmatig overleg tussen ouders en medewerkers vormt de basis voor samenwerking binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen. Pedagogisch medewerkers en ouders zoeken naar een evenwicht tussen wensen die te maken hebben met de gezinsopvoeding en met de opvoeding en aanpak binnen de groep. Bij samenwerking met ouders zijn de volgende aspecten van belang: 1. Duidelijk maken van het onderscheid tussen verzorging en aanpak. Naarmate kinderen ouder worden gaan zij steeds meer deelnemen aan de ritmes en rituelen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen (zie ook emotionele veiligheid). 2. Inzicht geven aan ouders wat de invloed is van de groep op hun kind. Hierbij komt ook het onderscheid met thuis aan de orde. 3. Op jaarbasis worden verschillende soorten gesprekken gevoerd met ouders. Te denken valt hierbij aan informatieve gesprekken, evaluatieve gesprekken maar ook aan afrondende gesprekken bij het verlaten van de peuterspeelzaal. De gesprekken hebben een tweeledig doel nl. ouders op de hoogte brengen van de werkwijze binnen de stichting en ouders informeren over de ontwikkelingen en het welbevinden van hun kind(eren). Daarnaast hebben de gesprekken ook tot doel om informatie vanuit ouders te verzamelen over hun ideeën/ bevindingen met betrekking tot de Stichting Udense Peuterspeelzalen. 4. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen wordt belang gehecht aan het laten meedenken en meepraten van ouders om zo een grote mate van betrokkenheid te stimuleren. Ouders kunnen zitting nemen in een oudercommissie of in het Bestuur. Ouders wordt de mogelijkheid geboden om mee te draaien met de groep van het eigen kind om zo een indruk te krijgen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen.
Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
8
COMMUNICATIE De Stichting Udense Peuterspeelzalen hecht groot belang aan een goede manier van communicatie met kinderen, ouders en collega’s. Het gedachtegoed van Thomas Gordon is hierbij een belangrijk uitgangspunt. Thomas Gordon stelt het luisteren naar elkaar centraal. Binnen de Stichting Udense Peuterspeelzalen wordt gebruik gemaakt van de volgende basistechnieken: Kijken en aandachtig luisteren naar kinderen. Kinderen laten weten dat zij gehoord en gezien worden. Kinderen aanmoedigen om met hun verhaal te komen. Er wordt gereageerd op kinderen zonder te oordelen. Elk kind wordt benaderd als een individu. Er wordt op een respectvolle manier met kinderen omgegaan. Kinderen worden aangesproken op hun gedrag en niet op de persoon. Er wordt gebruik gemaakt van het zoveel mogelijk geven van ik-boodschappen naar de kinderen. Dat wil zeggen dat in de boodschap het gevoel, het gedrag en het gevolg worden benoemd. Er wordt niet in de ontkennende vorm gesproken tegen de kinderen. Kinderen worden zoveel als mogelijk geprezen (geven van complimenten).
HET WERKPLAN In het werkplan staan alle afspraken die volgen uit het beleidsplan. De doelstellingen zijn vertaald naar een dagindeling, regels, rituelen, activiteiten en feesten. De peuterspeelzalen die bij de Stichting Udense Peuterspeelzalen zijn aangesloten werken allen volgens de doelstellingen van het pedagogisch beleid. Maar per peuterspeelzaal en zelfs per groep werken verschillende mensen met ieder een eigen specifieke inbreng, karakter en capaciteiten, zodat de uitvoering van het werkplan kan verschillen. We hebben er voor gekozen om een algemeen beeld van de dagindeling, regels en activiteiten te geven. Voor specifieke invulling van activiteiten per locatie verwijzen we naar de medewerkers van de betreffende locatie. Indien een peuterspeelzaal onderdeel is van een Multi Functionele Accommodatie (MFA) of van een kindcentrum, zullen de activiteiten van de peuterspeelzaal bij voorkeur aansluiten bij de samenwerkingsactiviteiten van de MFA of het kindcentrum. Op alle peuterspeelzalen van de stichting wordt gewerkt met het programma Piramide. Dit is een gecertificeerd programma voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) dat door een thematisch aanbod de verschillende ontwikkelingsgebieden (en vooral taal) stimuleert. Met de bedoeling een dreigende achterstand in groep 3 te verkleinen. Peuters die extra ondersteuning nodig hebben en voldoen aan de indicaties die opgesteld zijn door de Gemeente kunnen een 3 e en/of 4e dagdeel komen spelen. Alle middagen (op ’t Vuurvliegje ook op 2 ochtenden) en op het 3 e en 4e dagdeel is er ondersteuning van een tutor.
DE GROEPSINDELING Op alle peuterspeelzalen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen komen de peuters spelen in vaste groepen en met vaste leidsters en tutors, altijd in dezelfde groepsruimte in het gebouw. Op de maandag-/donderdaggroepen werken Simone, Margriet en Hélène (tutor). Op de dinsdag-/vrijdaggroepen werken Simone, Esther en Marjo (tutor). Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
9
Als peuters gaan deelnemen aan het derde en vierde dagdeel wordt aan de ouders verteld wie dan werkt en wat het programma inhoudt. Er werken altijd 2 gekwalificeerde beroepskrachten op de groep. Hiermee voldoet de peuterspeelzaal aan het Vierogenprincipe, dat in werking treedt per juli 2015. De medewerker of stagiaire kan uitsluitend werkzaamheden verrichten terwijl zij gehoord of gezien kan worden door een andere volwassene. Bij ziekte zal eerst gekeken worden of de invalster iemand van het eigen team kan zijn, anders is er een poule van vaste invalkrachten. Op de middaggroepen en op woensdag is er altijd extra een tutor aanwezig. Zij heeft dezelfde beroepskwalificaties als de leidsters. Het kan voorkomen dat er een stagiaire op de groep aanwezig is. Dit kunnen bijvoorbeeld stagiaires zijn van een basisschool of van het Udens College (een dagje snuffelen),van ROC de Leijgraaf voor enkele maanden en vaste dagen in de week, of van een HBO-opleiding. De stagiaires zijn boventallig op de groep, onder begeleiding van de leidsters. Zij zullen opdrachten maken en activiteiten met de peuters doen. De stagiaire voert zelfstandig geen (telefoon)gesprekken met ouders en staat niet alleen op de groep (binnen of buiten). Op onze peuterspeelzalen werken geen vrijwilligers als leidsters. Alle leidsters en tutoren hebben een beroepskwalificatie volgens CAO -welzijn. Wel kunnen ouders of andere vrijwilligers buiten speelzaaltijd hand- en spandiensten verrichten. Zoals oud papier ophalen en klussen uitvoeren. De maximale groepsgrootte is 16. Op peuterspeelzaal Pippeloentje komen de peuters op maandag en donderdag of op dinsdag en vrijdag spelen. De 2-jarige peuters spelen op de ochtend, de driejarigen spelen op de middaggroep. Als de peuter drie is, gaat de peuter naar de middaggroep, bij dezelfde leidsters in de groep. Op de middagen wordt gewerkt met Voor- en Vroegschoolse Educatie (zie hieronder). Als de peuter naar de middaggroep gaat, ontvangt de ouder informatie over VVE en het programma Piramide. Op woensdag komen de driejarige peuters een 3e dagdeel spelen (zie VVE). Doelgroepkinderen die ondersteuning van de tutor krijgen kunnen ook een vierde dagdeel op Pippeloentje komen.
VORMGEVEN AAN HET PEDAGOGISCH KADER Zoals op bladzijde 3 en verder is aangegeven maakt de Stichting Udense Peuterspeelzalen gebruik van een pedagogisch kader om aan het algehele welbevinden en de ontwikkeling tot zelfstandige, sociale mensen van de aan ons toevertrouwde kinderen tegemoet te komen. In dit pedagogisch kader wordt in grote lijnen aangegeven hoe er gehandeld wordt naar kinderen, ouders en collega's. Hieronder volgen enkele voorbeelden van handelen en activiteiten van peuterspeelzaal Pippeloentje. Emotionele veiligheid: Voorbeelden: Een vertrouwd dagritme en rituelen bieden veiligheid aan de peuters (zie dagindeling en rituelen). Met de peuters nemen we de dagritmekaarten door, zodat de peuters weten wat er dat dagdeel gaat gebeuren. Als een peuter voor het eerst komt spelen laten wij de peuter een kwartier later komen dan de andere kinderen, dan is de spelinloop voorbij en zijn er geen andere ouders meer. Zo scheppen we een rustige situatie voor de nieuwe peuter. Wij heten het kind en de ouder welkom. Stellen het kind en de ouders op hun gemak. We vertellen over de peuterspeelzaal. We laten het kind Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
10
en de ouders de peuterspeelzaal zien. We leggen de ouders uit wat het dagritme is. We vertellen het kind dat de ouders weg gaan en weer terug komen. We zwaaien samen met het kind, als het dat wil, naar de ouders op een vaste plaats. Door in een vaste groep met vaste leidsters te spelen krijgen de peuters een veilig en vertrouwd gevoel. Bij afwezigheid van leidsters wordt zoveel als mogelijk vaste invalkrachten ingezet, zodat peuters niet teveel verschillende gezichten zien bij bv langdurig zieke leidsters. Ontwikkelen van sociale competenties: Voorbeelden: Als een peuter speelgoed van een ander wil zeggen we dat de peuter dat moet vragen aan die andere peuter. Anders moet hij of zij even wachten. Als peuters moeite hebben om samen met andere peuters te spelen gaan we eerst met de peuter spelen, zodat deze zelf tot spel komt. Daarna proberen we om hier meer peuters bij te betrekken, door ze erbij te vragen, uit te lokken mee te doen. Een volgende keer stimuleren we de peuter zonder, zelf mee te doen, om samen met andere peuters te spelen. Lukt dat niet, dan geven we de peuter een klein steuntje en trekken ons dan weer terug. Net zolang tot de peuter het zelf kan. Als een peuter speelgoed van andere kinderen pakt zeggen wij altijd: “ Als jij het speelgoed wilt hebben moet je het vragen. Vraag maar of je er straks mee mag spelen. Je mag om de beurt.”
Ontwikkelen van persoonlijke competenties: Voorbeelden: We sluiten aan bij de behoeften van het kind (d.m.v. observatie hebben we hier zicht op) en passen het materiaal aan bij de ontwikkeling van de peuter. Bijvoorbeeld een peuter die graag puzzelt, uitdagen met een puzzel die meer en kleinere stukjes heeft. Of als de peuter de kleuren nog niet kent, geven we kleine opdrachtjes, bv voorwerpen van bepaalde kleuren in de groepsruimte zoeken, ordenen op kleur, etc. Als een peuter aangeeft dat hij/zij iets niet kan gaan we de peuter helpen. We gaan bij de peuter zitten en zeggen: “Ik denk dat jij het wel kan. Zullen we het samen proberen? Zal ik je meehelpen?” Door bijvoorbeeld expres een puzzelstukje verkeerd te leggen lokken we de peuter uit om het zelf te doen. Als we naar buiten gaan stimuleren we de peuters om zelf hun jas te zoeken en aan te doen. Kunnen ze het niet zelf dan zullen we de peuters helpen. Bij de middagpeuters is het de bedoeling dat ze het zelf doen. We leren de middagpeuters de “jassentruc” als het niet lukt.
Overdracht van normen en waarden: Voorbeelden: Als peuters negatief gedrag vertonen (gooien, duwen) worden de peuters aangesproken op het negatieve gedrag. We zeggen kort “nee” en laten zien of vertellen hoe het wel moet. Positief gedrag krijgt hierdoor de aandacht. Als de peuter dan het gewenste gedrag vertoont, geven we complimentjes. We stimuleren de peuters om gezamenlijk na het spelen alles op te ruimen. We zingen een signaalliedje, zodat de peuters weten dat we gaan opruimen. Nieuwe peuters worden bij de hand genomen en we ruimen dan samen op. De volgende stap is dan dat we de peuter iets in de hand geven dat opgeruimd moet worden. Daarna wordt verbaal de instructie gegeven. Bijvoorbeeld “ Leg de baby maar in bed.” Bij de middagpeuters geven we ook een opruimopdracht aan een klein groepje. Bijvoorbeeld “ Kunnen jullie samen de auto-hoek opruimen?” Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
11
HET VOLGEN VAN DE ONTWIKKELING De peuters die komen spelen op peuterspeelzalen van de Stichting Udense Peuterspeelzalen worden gevolgd in hun ontwikkeling door middel van de observatielijst (overdrachtlijst) Deze lijst is samengesteld door leerkrachten uit het basisonderwijs en medewerkers van de SUP. De overdrachtlijst wordt ingevuld rond de derde verjaardag van de peuter en als de peuter 3 jaar en 9 maanden is. Met de ouders worden hier gesprekjes over gevoerd. Zijn ouders akkoord dat de lijst naar de basisschool wordt overgedragen, dan zetten zij hun handtekening en gaat de lijst naar de basisschool. Leidsters hebben enkele jaren geleden een cursus signaleren gevolgd (gegeven door Thuiszorg Pantein). Peuters waar leidsters en/of tutors zorgen over hebben, worden besproken met de ouders, met collega’s en in teamvergaderingen in aanwezigheid van de leidinggevende coördinator. Bij zorg over peuters is er in Uden een Voorschools Zorg Advies Team. De jeugdverpleegkundige GGD is daarbij aanspreekpunt. Deze heeft 2 of 3 maal per jaar een afspraak op iedere peuterspeelzaal en is ook bereikbaar voor telefonische consultatie. Voor doorverwijzingen wordt de sociale kaart gebruikt. Als we bij Pippeloentje, leidsters of tutoren, zorg hebben over een peuter (ontwikkeling, gedrag, spraak, gehoor), dan wordt dit eerst in het team besproken. We uiten onze zorg bij de ouders en vragen of zij dit herkennen. Eventueel nemen we contact op de jeugdverpleegkundige GGD. Soms kunnen we ouders doorverwijzen naar logopedie of een huisarts. Soms vragen we iemand, intern/extern, om het kind te observeren. Tijdens dit proces blijven we in contact met de ouders. Dit kan zijn tijdens het haalbrengmoment of een gesprek na kindtijd. Verder volgt de SUP het protocol kindermishandeling bij vermoedens van kindermishandeling. Dit protocol is opgenomen in het Kwaliteitshandboek van de SUP. Het ligt ter inzage op alle locaties.
Signaleren op Pippeloentje Door middel van observaties signaleren wij op Pippeloentje eventuele (zorg)peuters. O.a. in hun (speel)gedrag, taal, sociaal emotioneel en motoriek worden ze geobserveerd. Iedere leidster observeert de peuters tijdens hun aanwezigheid. Wanneer een peuter opvalt en zich anders gedraagt/ontwikkelt, dan wordt er eerst overlegt met de directe collega. Er wordt dan gebruik gemaakt van de observatielijst. De peuters worden meerdere keren en in verschillende situaties geobserveerd. Hier wordt een verslag van gemaakt en samen met de observatielijst, zorgpeuters worden ook besproken in het team. Er komt een gesprek met de ouders en er wordt indien mogelijk contact opgenomen met een professionele instantie (bijvoorbeeld de jeugdverpleegkundige of huisarts). Instrumenten die gebruikt worden om de ontwikkeling te volgen Observatielijsten: Standaard wordt de observatielijst (Udense overdrachtlijst) ingevuld met 3 jaar en 3 jaar en 9 maanden. Als tussentijds een observatie moet worden gemaakt (bv bij zorg over de ontwikkeling) wordt ook deze lijst gebruikt. Leidsters en tutor hebben een schema met wat een kind van een bepaalde leeftijd zou moeten kunnen/kennen. Handelingsplannen: zo nodig wordt een handelingsplan opgesteld. HGPD (HandelingsGerichteProcesDiagnostiek): bij hoger zorgniveau wordt deze lijst gebruikt. Toetsgegevens: Als de peuter 3 is, en bij 3 jaar en 9 maanden wordt de CITO-toetsen Piramide (taal en rekenen) afgenomen. Deskundigheidsbevordering: leidsters hebben allemaal een opleiding waarin de gemiddelde ontwikkeling van peuters werd behandeld. Tijdens cursussen (signaleren, HGPD, Vversterk, etc) worden medewerkers bijgeschoold. Alle medewerkers hebben een training Piramide en/of Vversterk gevolgd.
Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
12
WENNEN Voor het eerst naar de peuterspeelzaal is best spannend. Voor de peuters maar ook voor hun ouders. Daarom geven we ouders en peuter(s) graag alle tijd die nodig is om aan de peuterspeelzaal te wennen. Kennismaking Voordat de opvang van start gaat, kunnen ouder(s) altijd een afspraak maken om een keer met de peuter te komen kijken (zolang hier behoefte aan is, vaak rond 10.00 uur). Als de peuter officieel start, heeft deze dan al kennis gemaakt met de locatie, de medewerkers en gezien hoe de groep peuters speelt zonder de ouders erbij. Tijdens deze kennismaking geven de medewerkers alle informatie over de dagelijkse praktijk op de peuterspeelzaal. Ouders kunnen dan hun vragen stellen. Op de locaties ligt ook een map met informatie en foto’s van de peuterspeelzaal. Ouders krijgen informatie over het dagprogramma, wie de vaste medewerkers zijn en ouders kunnen bijzonderheden over hun peuter bespreken. Wennen op de groep De eerste keer naar de peuterspeelzaal is een grote stap in een peuterleven. Een groep onbekende kinderen, nieuwe volwassenen, een andere omgeving, veel speelgoed. Meestal duurt het een tijdje voordat kinderen en ouders zich vertrouwd voelen op de peuterspeelzaal. Elk kind went in zijn/haar eigen tempo en bij het ene kind kan het wat langer duren dan bij het andere kind. Soms komen nieuwe peuters een kwartier of een half uur later, zodat alle andere ouders al weg zijn. Dat is rustiger voor de nieuwe peuter. Het komt voor dat een peuter een aantal keer probleemloos afscheid neemt, maar daarna toch moeite krijgt met afscheid nemen. De peuter zal door ervaring leren dat de peuterspeelzaal een fijne en veilige plaats is om te zijn, en mag best even huilen bij het afscheid. De medewerkers zijn goed in staat om de peuter te troosten en af te leiden. Ouder mogen altijd even de peuterspeelzaal bellen om te informeren hoe het gaat. Voor de eerste keren is het belangrijk als de ouder op tijd of net even voor de ophaaltijd aanwezig is. Dit geeft de peuter het vertrouwen dat de ouder weer op tijd terug komt. Ook kan de peuter iets eerder worden opgehaald. Een knuffel of iets vertrouwds van thuis mag in het begin worden meegenomen. In de uitzonderingsgevallen dat de peuter zich verdrietig blijft voelen, bespreekt de medewerkster dit met de ouder en overlegt hoe het vervolg zal zijn. Is de peuter eenmaal gewend, dan is er dagelijks de mogelijkheid om voor het afscheid even samen een puzzel te maken, een boekje te lezen of iets te bouwen. Op die manier wordt de dagelijkse overgang van thuis naar peuterspeelzaal vergemakkelijkt. Om te wennen op de peuterspeelzaal is het belangrijk dat: de peuter regelmatig komt. er op een duidelijke manier afscheid genomen wordt, niet stiekem weggaan. De peuter op tijd wordt opgehaald. Het is niet goed als een kind wat aan het wennen is als laatste gehaald wordt. Het kind kan in paniek raken en de volgende keer kan het veel meer moeite hebben met afscheid nemen. het afscheid niet te lang duurt, hoe langer het afscheid nemen duurt hoe moeilijker het is. Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
13
de ouder(s) altijd telefonisch bereikbaar is (zijn).
TIP: Ouders mogen altijd even bellen hoe het gaat.. De peuter mag een lapje, knuffel of iets anders waar het aan gehecht is meenemen als daar behoefte aan is. Om het wennen makkelijker te maken gebruiken we op alle locaties dagritmekaarten en een gestructureerde dagindeling. Regelmatig terugkerende elementen (kring, koekje eten, vrij spel) geven herkenbaarheid en duidelijkheid voor de peuter. Het gebruik van de dagritmekaarten zorgt dat de peuter steeds kan zien welke activiteiten nog komen voordat de peuters worden opgehaald. VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE (VVE) Op alle peuterspeelzalen van de stichting wordt gewerkt met het programma Piramide. Dit is een projectmatige methode die als doel heeft de achterstand op met name taalgebied zo klein mogelijk te maken. De peuters die ondersteuning nodig hebben krijgen extra aandacht van de tutor. Deze peuters kunnen ook, gratis maar onder bepaalde voorwaarden, een derde en/of vierde dagdeel komen spelen. De tutor gaat binnen de groepsruimte met de peuters individueel of in een klein groepje activiteiten doen waardoor meer actief en passief taalgebruik wordt ontwikkeld. Om de ontwikkeling daarin te volgen worden “toetsen” gemaakt, spelletjes voor de peuters. Voor deze toetsen is wat meer rust nodig en daarom zoekt de tutor dan samen met een peuter een plekje buiten de groepsruimte (in een lokaal of de hal).
DE DAGINDELING Wij kiezen voor een vaste dagindeling omdat structuur/ritme belangrijk is voor de peuters, het geeft ze houvast, herkenbaarheid en ze ontwikkelen enigszins een gevoel voor tijd. Het gebruik van signaalliedjes biedt de voor peuters belangrijke voorspelbaarheid. Ook de wijze van communicatie (pedagogisch medewerker-kind, pedagogisch medewerker-ouder, pedagogisch medewerkerpedagogisch medewerker en kind-kind) en respectvolle benadering geven de peuters een gevoel van emotionele veiligheid. Bij de dagindeling is er aandacht voor diversiteit bij de peuters (kwetsbare kinderen, kinderen met een beperking, culturele verschillen, verschillen jongens/meisjes). Dit is vooral te merken bij bv afscheid nemen, feesten vieren, eet- en drinkmomenten). De ochtendgroep is vaak een voorloper (m.b.t. bijvoorbeeld de liedjes) van de middag dus ook daar worden voor alle activiteiten herkenbare liedjes en rituelen gebruikt om naast de dagritmekaarten een basis te vormen voor de overgang naar de middag. De dagindeling op Pippeloentje ziet er als volgt uit: De kinderen worden bij aankomst verwelkomd door de leidsters. Na kort gespeeld te hebben met de ouders, tijdens de spelinloop, nemen de kinderen afscheid. Ouders kunnen vragen stellen aan de medewerkers en zij kunnen ook aan de ouders hun vragen stellen. Middels een signaalliedje, “alle kindjes op de bank “, gaan alle kinderen daarna op de bank zitten. We beginnen dan met het liedje “goede morgen/middag”. De kinderen worden voorgelezen uit een boekje of we behandelen het thema. Er worden materialen aan de kinderen getoond, die bij het VVE-thema horen. Daarna hebben de kinderen vrije speeltijd. In deze tijd wordt er eventueel ook geknutseld, muziek gemaakt, gedanst, gespeeld met constructiemateriaal. Het opruimen wordt aangekondigd door het opruimlied. De kinderen weten hierdoor dat het tijd is om op te ruimen. Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
14
Daarna volgt het liedje “alle kindjes gaan aan tafel” en moeten de kinderen aan tafel gaan zitten. Het koekjesliedje wordt gezongen en de koekenbakker wordt uitgekozen en geeft iedereen een koekje. Na het koekje eten worden er liedjes gezongen. Het laatste liedje vertelt de kinderen dat we gaan drinken, daarna gaan ze “slapen”. Ondertussen worden de bekertjes drinken uitgedeeld en wanneer het belletje gaat mogen de kinderen wakker worden en hun drinken opdrinken. Daarna volgt nog een kringspel, een creatieve activiteit, een boekje of een bewegingsactiviteit, zoals de stoelendans. Bij droog en mooi weer spelen we buiten en doen we daar aan bewegingsactiviteiten. Doormiddel van het zwaailied wordt er van elkaar afscheid genomen en tot slot worden de deuren geopend voor de ouders. Op de middag is er een uitbreiding van de vaste rituelen. Bijvoorbeeld bij de koekenbakker, allemaal gaan staan, namen spel (met namen van het kindje wat naast je zit). Er is een vergelijkbare opbouw in het programma, maar in de middaggroep is er meer verdieping en uitbreiding van rituelen. Daarnaast is er speciale aandacht voor het VVE-project. In de kring/op de bank komt een onderdeel van het Piramide-project aan de orde (groepsexploratie). De activiteiten, knutsels, liedjes en verhaaltjes zijn in de sfeer van het project. Naast een veilige sfeer en herkenbare dagindeling is alles van de dag afhankelijk; de medewerkers passen zich ten alle tijden aan op de kinderen en de omstandigheden. Het kan dus voor komen dat de peuters bij mooi weer lekker buiten gaan spelen en dan de volgende keer alsnog een knutsel activiteit gaan doen.
SAMENWERKING Pippeloentje is partner in Kindcentrum Aventurijn, samen met basisschool st. Jozef en buitenschoolse opvang Kiobra. Binnen het kindcentrum is een gezamenlijke visie en missie opgesteld, een zorgprotocol en er worden activiteiten samen georganiseerd. Op deze manier is de doorgaande lijn van peuterspeelzaal naar kleutergroep goed vorm gegeven. Peuters gaan op bezoek in een kleutergroep, nemen deel aan een activiteit, en kinderen van de basisschool komen meespelen in de peutergroep. De projectplanningen worden afgestemd en er is een gezamenlijke nieuwsbrief voor alle ouders.
DE GROEPSREGELS In het omgaan met elkaar hebben de peuters afspraken en regels nodig om sociaal vaardig te worden. De pedagogisch medewerkers zullen de peuters stimuleren tot samenspel en oplossingen bij kleine conflicten via een positieve communicatie. Hiervoor zijn er op de groep regels en afspraken nodig. Bij het opstellen van de regels en afspraken is de SUP uitgegaan van waarden en normen die een belangrijke rol spelen (openheid, loyaliteit, verantwoordelijkheid, betrouwbaarheid, respect, educatie/ ontwikkeling en kwaliteit). De volgende regels worden op alle speelzalen gehanteerd. Daarnaast hebben speelzalen nog regels die specifiek aan de ruimte gebonden zijn. Peuters worden via taal (benoemen) gecoached in het naleven van de regels en het zelf oplossen van problemen. o Niets moet, maar niet alles mag o Respect hebben voor elkaar o Respect hebben voor elkaars anders-zijn o Niet schelden of spugen, elkaar ongewenst aanraken of benaderen o Samen opruimen o Ga respectvol om met materiaal o Puzzels en constructiemateriaal op de tafels houden Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
15
o Niet bij de wc’s spelen o Niet aan de spullen van de pedagogisch medewerkers komen o Niets van anderen afpakken o Peuters worden gestimuleerd deel te nemen aan groepsexploratie, knutselen en spelmomenten Regels waar iedereen zich aan moet houden op Pippeloentje zijn o.a.: -Niet lopen op de glijbaan -Niet rennen binnen
PRAKTISCHE REGELS DIE VOOR DE OUDERS GELDEN Zie huisregels, kwaliteitshandboek en infoboekje.
DE RITUELEN De dagindeling op de peuterspeelzaal is altijd gekoppeld aan rituelen en ritmes. Dit is voor de peuters heel herkenbaar. Alle overgangen van de ene naar de andere activiteit worden begeleid en ondersteund door (signaal)liedjes. Bijvoorbeeld: Afscheid: in het belang van het kind is het goed dat ouders zeggen dat ze weg gaan, en dan eventueel zwaaien. Fruit eten het meegebrachte fruit wordt aan tafel geschild en ondertussen wordt er gezongen en de namen gevraagd/verteld. Opruimen en aan tafel: met een liedje wordt kenbaar gemaakt dat er opgeruimd gaat worden. Alle peuters worden gestimuleerd om mee te helpen. Daarna opnieuw een liedje om aan tafel te gaan. Verjaardag kind: de jarige mag, met muts op, op de tafel zitten. Er worden verjaardagsliedjes gezongen of er wordt muziek gemaakt en de jarige mag trakteren (geen snoep!). Iedere speelzaal heeft hierbij eigen rituelen. Er is een feestmuts en een verjaardagstaart met kaarsjes er op. Nieuwe baby in het gezin: de peuter mag iets maken, eventueel een traktatie. Naar de wc: billen poetsen en handen wassen. Leidsters de kinderen helpen bij het zindelijk worden en het toiletgebeuren. Cadeautjes maken: voor papa, mama, opa en oma. Indien er tijd voor is. De manier waarop vult elke speelzaal zelf in.
DE VERSCHILLENDE ACTIVITEITEN EN HUN FREQUENTIE Activiteiten samen met de kinderen: VRIJ SPELEN (hieronder valt ook het meegaan in fantasiespel, het lekker even niks doen en even geknuffeld worden)…………….…….…….……….……iedere dag KNUTSELEN………………………….………………….………………….………………….…….….minstens 1x per week KRINGSPEL…………………….………...…………...................afhankelijk van het verloop van het dagdeel MUZIEK EN DANS……………….….…………..………….…………….………………….…………………..………wekelijks BOEK VOORLEZEN MET DE GROTE GROEP……..……………………………………………….. ……….iedere dag BOEK VOORLEZEN MET EEN KLEINE GROEP…………...afhankelijk van het verloop van het dagdeel CADEAUTJES MAKEN voor papa/mama/enz…..….………………………………….…per peuter incidenteel CADEAU VADER/MOEDERDAG………………….....…..…….…………………….………………………..…2x per jaar OPA/OMADAG……………………………..……….…………….……..……………………………. 1x per jaar per groep GROEPSEXPLORATIE (VVE)………………………………………….…………………………………………..…iedere dag Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
16
UITSTAPJES (dierenpark, speeltuin, bos)………………….……………..afhankelijk van thema en seizoen THEMAFEESTEN (Sinterklaas, Pasen, Kerst, etc)……….……………. afhankelijk van thema en seizoen TUTORING:…………………………………………………………………...tutorkinderen gaan 3 of 4 keer per week mee naar de speelkamer, individueel of in kleine groepjes Activiteiten buiten de groepsruimte: Voorbeelden van activiteiten waarvoor de groepsruimte wordt verlaten zijn: - Het wandelfestijn tijdens de avond vierdaagse week. Onder begeleiding van de ouders en de medewerksters - In de lente gaan we bijvoorbeeld naar een (kinder)boerderij en in de herfst naar het bos. - Twee of drie keer per jaar een wandeling in de wijk - Als er toetsen voor VVE (Voor-en-Vroegschoolse Educatie) worden afgenomen, gebeurt dat in de speelkamer/tutorruimte. - Soms gaan de peuters op bezoek in de kleuterklas, samen met de medewerkers van Pippeloentje - De peuters gaan af en toe in het kleutergymlokaal spelen onder begeleiding van de medewerkers van Pippeloentje. Bij de uitstapjes buiten het terrein van de peuterspeelzaal worden ouders als extra begeleiding gevraagd. Regels voor uitstapjes worden ouders meegedeeld en staan in het informatieboekje. Ouders zetten ook hun handtekening op het inschrijfformulier om toestemming te geven aan de leidsters om met hun kind de peuterspeelzaal te verlaten. Activiteiten zonder peuters met ouders: OUDERGESPREKKEN (n.a.v. observatielijst of op verzoek van ouders) INFORMATIE-AVOND...…….....………………………………………………..……....…………………........1x per 2 jaar THEMA-AVOND………………………………………………………………………………………………………….1x per 2 jaar POETSAVOND……………………..……………...………..………………….…...……………..………….. 2x per schooljaar KNUTSELAVOND…………………………………..……………………….…………………….………………………..1x per jaar OUDERCOMMISSIEVERGADERING……………………..….…..…………..……….…...…...3 tot6x per schooljaar
Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
17
RANDVOORWAARDEN Om goed met een pedagogisch beleid te kunnen werken, moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan. We beschrijven alleen de voorwaarden voor andere beleidsgebieden, die een duidelijke relatie hebben met pedagogisch handelen. OUDERBELEID De pedagogisch medewerkers nemen de tijd voor breng- en haal-gesprekjes met de ouders/verzorgers. Van ouders/verzorgers wordt verwacht dat ze afscheid nemen en dat ze aan de peuters laten weten dat ze weggaan. Het is beter dat de peuters even huilen dan dat ze het vertrouwen voor altijd kwijt zijn. Op verzoek van ouders/verzorgers of pedagogisch medewerkers kunnen er gesprekjes plaats vinden over de peuter. Eventuele zorgen kunnen zo van beide kanten kenbaar worden gemaakt. Men kan dan in overleg tot een oplossing komen. Na het invullen van de overdrachtlijst kan er een gesprek plaatsvinden. Pedagogisch medewerkers hebben de plicht om ouders/verzorgers vooraf te laten weten welke informatie over hun peuter aan derden wordt verstrekt. Ouders/verzorgers kunnen, op afspraak, meedraaien of helpen bij een activiteit. Ouders/verzorgers kunnen lid worden van de oudercommissie en/of het Bestuur. In het informatieboekje staat de klachtenprocedure beschreven.
PERSONEELSBELEID De pedagogisch medewerkers en tutoren van de SUP beschikken over vaardigheden/persoonlijke competenties (zie blz 5) waardoor zij de peuters in hun ontwikkeling, binnen de mogelijkheden, kunnen stimuleren. Per groep werken twee vaste pedagogisch medewerkers op vaste dagen. Dit geeft continuïteit en de peuters kunnen zo een band opbouwen. De pedagogisch medewerkers hebben een opleiding op minimaal MBO-niveau, gericht op het werken met kinderen. Dit waarborgt deskundigheid en verantwoorde opvang. Alle pedagogisch medewerkers en tutoren hebben een training Voor- en Vroegschoolse Educatie gevolgd (Piramide en/of Vversterk) Alle pedagogisch medewerkers en tutoren hebben een Gordon-training gevolgd. Alle pedagogisch medewerkers en tutoren hebben een cursus oudercontacten en/of HGPD (HandelingsGerichteProcesDiagnostiek) gevolgd. De pedagogisch medewerkers en tutoren volgen regelmatig cursussen om hun professionaliteit te waarborgen. Stagiaires zijn welkom, ze worden door de pedagogisch medewerkers begeleid. De pedagogisch medewerkers hebben een “beroepsgeheim”, ze verstrekken geen informatie over de peuters aan anderen.
ORGANISATIEBELEID De peuterspeelzaal moet telefonisch bereikbaar zijn. Op de peuterspeelzaal is een calamiteitenplan aanwezig. Op elke peuterspeelzaal is een BHV-er aanwezig. Pedagogisch medewerkers hebben een EHBO-diploma.
ACCOMMODATIEBELEID Het accommodatiebeleid van de Stichting Udense Peuterspeelzalen is er op gericht speelzalen zoveel mogelijk in de directe omgeving van basisscholen te vestigen. De Stichting Udense Peuterspeelzalen volgt bij de inrichting van de binnen- en buitenruimtes de Handreiking peuterspeelzalen en de wetgeving hierover.
Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
18
Vanaf augustus 2010 is de Wet Oké van kracht, die o.a. eisen aan de groepsgrootte (max. 16) en de pedagogisch medewerker-kind ratio De ruimte voldoet aan de criteria van veiligheid en hygiëne. De peuterspeelzalen zijn zodanig ingericht dat alle ontwikkelingsgebieden aan bod kunnen komen; een poppenhoek, een autohoek, een themahoek, een boekenhoek, een creatieve hoek, een klimtoestel, een bank, etc. De peuters kunnen zelf keuzes maken. Bij aanschaf van speelgoed letten we er op dat alle facetten van de ontwikkeling aan bod komen en of het materiaal aansluit bij de thema’s van VVE. De inrichting en opstelling van materiaal moet zodanig zijn dat de peuters veilig en respectvol om kunnen gaan met materiaal en indien mogelijk zelf materiaal uit de kast kunnen pakken en weer opbergen (VVE).
FINANCIEEL BELEID In het totale budget is een vast bedrag opgenomen voor speelgoed / spelmateriaal / creatief materiaal. Er is een budget voor deskundigheidsbevordering.
EXTERN BELEID Buitenstaanders kunnen het Pedagogisch Beleid inzien op de peuterspeelzaal en op de site. In het informatieboekje wordt dit ook vermeld. De Stichting Udense Peuterspeelzalen hebben regelmatig contact met andere peuterspeelzalen en/of hun besturen in de regio. De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft regelmatig overleg met organisaties voor kinderopvang en met basisscholen (samenwerking, doorgaande leerlijnen) De Stichting Udense Peuterspeelzalen heeft regelmatig contact met de gemeente. De Stichting Udense Peuterspeelzalen is aangesloten bij K2 (Adviesbureau voor Jeugdvraagstukken en partner voor overheden en uitvoeringsinstellingen inzake jeugd )en de MO-groep (maatschappelijke ondernemersgroep voor welzijn, hulpverlening en opvang). Er is samenwerking met jeugdverpleegkundigen van Thuiszorg Pantein/GGD en met het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Bij zorg over peuters kunnen de pedagogisch medewerkers ouders doorverwijzen naar bv logopedie, MEE, CJG, fysiotherapie of huisarts. De SUP heeft contacten met onderwijsbegeleidingsdiensten (Giralis, BCO) voor bijvoorbeeld cursussen en ondersteuning VVE. Om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in kinderopvang is de stichting geabonneerd op vakbladen. Voor meer informatie, protocollen en werkwijze van de Stichting Udense Peuterspeelzalen verwijzen we naar het kwaliteitshandboek. (ter inzage op alle peuterspeelzalen)
Pedagogisch Beleid versie 6.8 - Stichting Udense Peuterspeelzalen locatie Pippeloentje - juli 2015
19