Past het onderwijs? Inventarisatie van ervaringen van jongeren Titel Trebuchet bold 18 pt met een beperking in het basis- en voortgezet onderwijs, op verzoek van de Evaluatie en advies commissie Passend Onderwijs (ECPO)
CrossOver Oktober 2010
Colofon Aan deze vragenlijst hebben 51 jongeren en 9 ouders meegewerkt. De auteur van het rapport is Mijnie van der Stoel, met medewerking van Neeltje Huvenaars en Brigitte van Lierop (allen verbonden aan Kennis- en Innovatiecentrum CrossOver). Dank Alle jongeren en hun ouders die hun goede en minder goede of ronduit vervelende ervaringen uit hun schoolperiode met ons hebben gedeeld, bedanken we voor hun openheid en inzet. We hopen dat jullie ervaringen mogen bijdragen aan meer kennis, zodat jongeren met een beperking op school de juiste ondersteuning gaan krijgen. Alles uit deze rapportage mag worden gebruikt, mits met bronvermelding Past het onderwijs: ervaringen van jongeren met een beperking in het basis- en voortgezet onderwijs, op verzoek van de Evaluatie en advies commissie Passend Onderwijs (ECPO). Nieuwegein: Crossover, 2010.
2
INHOUDSOPGAVE
INLEIDING
4
1. BESCHRIJVING VAN DE JONGEREN DIE DE VRAGENLIJST HEBBEN INGEVULD
6
2. HEBBEN JONGEREN IN SCHOOL OF IN WERK BEREIKT WAT ZE WILDEN? EN WELKE ROL HEEFT HET ONDERWIJS HIERIN GESPEELD?
8
3. BELEMMERENDE FACTOREN IN HET ONDERWIJS
11
4. BEVORDERENDE FACTOREN VOOR EEN PLEZIERIGE EN SUCCESVOLLE SCHOOLTIJD
15
5. DE GEWENSTE ONDERSTEUNING
17
6. WORDT VERVOLGD…
19
7. VOORBEREIDING OP WERK TIJDENS DE MIDDELBARE SCHOOL
20
8. RELATIES MET BESCHREVEN ERVARINGEN IN HET ‘HELMOND’ RAPPORT
21
9. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
23
Bijlagen BIJLAGE 1: Overzicht hulpmiddelen
24
3
INLEIDING Aanleiding inventarisatie Onderwijs moet kinderen voorbereiden op een zo zelfstandig mogelijke plaats in de samenleving. Dat geldt ook voor kinderen die te maken hebben een lichamelijke, psychische, psychiatrische of verstandelijke beperking. Deze kinderen volgen in een aantal gevallen onderwijs op scholen voor speciaal basis- en/of voortgezet onderwijs en scholen of afdelingen voor praktijkonderwijs. Daarnaast zijn er leerlingen die reguliere onderwijs volgen, hierbij gebruik makend van speciale voorzieningen. Leerlingen die gebruik maken van speciale voorzieningen binnen het reguliere onderwijs of het speciaal onderwijs worden in het onderwijsjargon ook wel ‘zorgleerlingen’1 genoemd. In 2004 zijn deze voorzieningen geëvalueerd en is een aantal knelpunten gesignaleerd.2 De knelpunten vormden aanleiding tot een nieuw beleid, gericht op de ondersteuning van zorgleerlingen in het onderwijs. Dit beleid heet: Passend Onderwijs. De invoering van Passend Onderwijs is een proces dat ‘van onderop’ wordt ingevoerd. Er zijn diverse veldinitiatieven en experimenten gestart om vanuit praktijkervaring nieuwe wetgeving te ontwikkelen. De Evaluatie- en adviescommissie Passend Onderwijs (ECPO) is ingesteld om deze experimenten en veldinitiatieven te evalueren en de staatssecretaris van OCW over de vormgeving van passend onderwijs te adviseren.3 De commissie adviseert onder andere over de effecten van passend onderwijs op het leerling-niveau en kijkt daarbij onder andere naar de verbetering van het schoolwelbevinden, behaalde eindkwalificaties en de positie op de arbeidsmarkt van zorgleerlingen4. In het kader van deze taak is het voor ECPO van belang om inzicht te krijgen in de ervaringen van jongeren met een beperking met onderwijs en de aansluiting daarvan op de arbeidsmarkt. Wat vinden zij passend onderwijs? Kenniscentrum CrossOver zet zich in voor het bevorderen van de economische zelfstandigheid van jongeren met een beperking. Passend onderwijs kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren. CrossOver heeft via diverse kanalen contact met jongeren met een beperking. Op verzoek van ECPO heeft CrossOver daarom via deze kanalen een kleinschalige inventarisatie gemaakt van de ervaringen van jongeren met het volgen en afronden van onderwijs en de overgang van school naar werk.
Centrale vragen In de uitgevoerde inventarisatie staan twee vragen centraal: Welke bevorderende en belemmerende factoren hebben jongeren ervaren in hun onderwijscarrière als het gaat om het volgen van onderwijs, het succesvol kunnen afronden van onderwijs en de overgang van school naar een passende baan op de arbeidsmarkt? Welke ondersteuning is volgens jongeren gewenst gedurende hun onderwijsperiode om participatie in onderwijs en aansluitend op de arbeidsmarkt te realiseren?
1
‘Zorgleerlingen’, ook wel ‘leerlingen met speciale onderwijsbehoeften’, zijn niet altijd leerlingen met een ziekte of handicap. Een deel van de zorgleerlingen heeft geen gediagnosticeerde ziekte of handicap. Andersom hebben ook lang niet alle leerlingen met een ziekte of handicap speciale onderwijsbehoeften. De groepen overlappen wel, maar zijn niet dezelfde. 2 Ocw (2007): Invoeringsplan passend onderwijs, brief aan de tweede kamer, p. 1 3 Ocw (2007): Invoeringsplan passend onderwijs, brief aan de tweede kamer, p. 4 4 ECPO (2008): Werkplan ECPO 2008-2012
4
Doelgroep De doelgroep betreft jongeren met een beperking die het basis- en voortgezet onderwijs hebben afgerond, en al dan niet een plek op de arbeidsmarkt hebben gevonden of aan een vervolgstudie bezig zijn. Het gaat om jongeren met verschillende soorten beperkingen (lichamelijk, psychiatrisch, psychisch, verstandelijk) en uiteenlopende opleidingsniveaus. Onder jongeren verstaan we hier mensen tot 30 jaar. De inventarisatie richt zich op wat er in de onderwijsperiode is gebeurd en wat er had moeten gebeuren om participatie in onderwijs te realiseren en, aansluitend, op de arbeidsmarkt.
Aanpak De ervaringen van jongeren zijn uit de volgende bronnen verkregen: a. In het voorjaar van 2010 is een vragenlijst ontwikkeld, die via de website van Kennis- en Innovatiecentrum CrossOver, www.kcco.nl, door jongeren of hun ouders kon worden ingevuld. Jongeren zijn benaderd via het eigen netwerk van CrossOver en door het actief onder de aandacht brengen van de vragenlijst bij diverse belangenorganisaties (CNV Jongeren, Jopla, Wajong Centraal) en sociale media waar de doelgroep gebruik van maakt, bijvoorbeeld verschillende Hyves groepen. De vragenlijst kon ook door ouders worden ingevuld, om ervaringen te verkrijgen van kinderen die juist vanwege hun beperking, niet in staat zijn de vragenlijst zelf in te vullen. De ervaringen van ouders zijn ook in de eindrapportage meegenomen. Daarbij is steeds duidelijk aangegeven dat de gegevens van ouders afkomstig zijn. De vragenlijst is door 51 jongeren ingevuld; 9 ouders vulden de vragenlijst in. b. Diepte-interviews met 10 jongeren uit de regio Helmond, over de door hen ervaren ondersteuning op de weg van school en werk. De uitkomsten uit deze interviews zijn beschreven in het recent verschenen rapport ‘De ondersteuning geregeld’5. In hoofdstuk 8 worden de beschreven ervaringen van de Helmondse jongeren vergeleken met de ervaringen zoals die uit dit onderzoek naar voren komen. c. Een tweetal filmportretten en een focusgroep bijeenkomst, waarin 8 jongeren hun ervaringen deelden.
Opbouw van het rapport Eerst wordt een beeld geschetst van de jongeren die aan deze vragenlijst hebben meegewerkt. Welke achtergrond hadden zij en wat is hun huidige situatie? Welke beperking hebben zij? En welk onderwijs hebben zij gevolgd, regulier of speciaal? In hoofdstuk 2 geven de jongeren aan of zij op dit moment tevreden zijn met wat zij hebben bereikt qua vervolgstudie of werk, en of zij daarin een relatie zien met de ondersteuning die zij in het basis- en voortgezet onderwijs ontvingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 concreet ingegaan op de belemmerende factoren die jongeren ondervonden op school, zowel de basisschool als de middelbare school. Daarna volgt hoofdstuk4 over de ondersteuning die jongeren hebben ervaren op school en wat of wie hen het meest heeft ondersteund. Ook is nagegaan welke ondersteuning jongeren wensen: wat hebben zij gemist? En we gaan kort in op de situatie van jongeren die een vervolgopleiding deden na het middelbaar onderwijs. Tegen welke problemen lopen zij daar aan? Als laatste is gekeken naar jongeren die op dit moment werken. Zijn zij van mening dat de school hen hier goed op heeft voorbereid, of hadden zij liever andere ondersteuning gehad? Ter afsluiting volgen conclusies en aanbevelingen.
5
De ondersteuning geregeld: vraag en aanbod in de ondersteuning van jongeren naar werk. CrossOver, Gemeente Helmond, juni 2010.
5
1. BESCHRIJVING VAN DE JONGEREN DIE DE VRAGENLIJST HEBBEN INGEVULD Algemeen In totaal hebben 51 jongeren in de leeftijd van 16 tot 30 jaar de vragenlijst ingevuld. Daarnaast vulden 9 ouders de vragenlijst voor hun zoon of dochter in, waarmee het totaal aantal respondenten op 60 komt. In de beschrijving van de uitkomsten is steeds duidelijk aangegeven wanneer een factor alleen door ouders is benoemd. Het betreft jongeren met een funktiebeperking, die de basisschool en de middelbare school hebben doorlopen. Een aantal jongeren heeft de school voortijdig verlaten en/of geen diploma behaald. De jongeren is gevraagd de vragenlijst in te vullen, als hun beperking al op de basisschool of middelbare school bekend was. Uit de antwoorden blijkt, dat in een aantal gevallen de diagnose na de middelbare school is gesteld. De reacties van deze jongeren zijn toch meegenomen, omdat ook daarin belemmerende en bevorderende factoren voor de schoolcarrière zijn benoemd. Ook is dit een gegeven wat in de praktijk voorkomt.
Gevolgd basisonderwijs Van de respondenten gaven er 39 aan welk type basisonderwijs zij gevolgd hebben: 28% bezocht een speciale school, 72% een reguliere basisschool. Van de overige 21 jongeren zijn hierover geen gegevens bekend.
Gevolgd middelbaar onderwijs De jongeren volgden divers onderwijs: voortgezet basisonderwijs(3), voortgezet speciaal onderwijs (10) VMBO leerwegondersteunend (3), mytylschool (1), VMBO/Mavo (15), Havo(13), VWO (7). Onder de deelnemers waren geen jongeren uit het praktijkonderwijs (PRO). Van 8 jongeren zijn geen gegevens bekend over het soort middelbaar onderwijs.
Huidige arbeids- of opleidingssituatie van de respondenten
A
B
C
D
De meeste jongeren zijn of bezig met een vervolgopleiding (A), of hebben een betaalde baan (B). Een klein aantal heeft onbetaald werk (C). Daarnaast is 1 op de 5 jongeren (22%) werkloos (D) of verricht onbetaald werk (C). De vervolgopleiding is in bijna alle gevallen een MBO, HBO of universitaire opleiding. Eén jongere geeft aan door negatieve ervaringen op school gestopt te zijn met een opleiding. Een andere jongere durft niet meer naar school en volgt een schriftelijke opleiding. Van de jongeren die werken vervult het merendeel functies op middelbaar en hoger niveau. Een minderheid heeft een baan op lager/middelbaaar niveau. Voorbeelden van fucties op middelbaar en hoger niveau die jongeren nu vervullen zijn: directiesecretaresse, jobcoah, projectadviseur, 6
SEM-specialist, intercedent. Op lager en middelbaar niveau worden beroepen als gastouder, schoonheidsspecialiste, winkelmedewerker en inpakmedewerker genoemd. Aard van de beperking en representativiteit Bijna de helft van de jongeren (27 van de 60) heeft een zintuiglijke beperking. Er is een oververtegenwoordiging van deze groep. Jongeren met een psychische of psychiatrische beperking en jongeren met een verstandelijke beperking zijn duidelijk ondervertegenwoordigd. Omdat dit onderzoek een korte en snelle inventarisatie betreft, is niet gestreefd naar een evenredige vertegenwoordiging van de doelgroep. Hiervoor is meer uitgebreid onderzoek noodzakelijk.
Aard beperking
lichamelijk
20
psychisch 27
psychiatrisch zintuigelijk
verstandelijk onbekend
3 4
4
2
Hoogst afgemaakte opleiding Dit is weergegeven in onderstaande grafiek; van 21 jongeren zijn geen gegevens bekend.
7
2. HEBBEN JONGEREN IN SCHOOL OF IN WERK BEREIKT WAT ZE WILDEN? EN WELKE ROL HEEFT HET ONDERWIJS HIERIN GESPEELD? In de vorige paragraaf hebben we de huidige situatie van de deelnemende jongeren geschetst: de meesten volgen een studie op MBO- of HAVO niveau of hebben een baan; 1 op de 5 jongeren werkt als vrijwilliger en/of is werkeloos. Deze jongeren hebben gemeen dat zij allemaal het basis- en het middelbaar onderwijs hebben doorlopen. Hoe staan zij op dit moment in het leven? Hebben ze het gevoel, bereikt te hebben wat ze wilden, met de vervolgstudie die ze nu doen, met de baan die ze nu hebben, of met de situatie dat ze geen werk hebben? Heb je bereikt wat je wilde op school, in werk of in allebei? Hier volgt een beschrijving van de antwoorden die we kregen op de vraag: ‘Heb je bereikt wat je wilde op school, in werk of in allebei?” Een derde deel van de jongeren geeft aan bereikt te hebben wat ze wilden; 1 op de 3 jongeren heeft op dit moment zijn of haar doel niet bereikt; en nog eens 1 op de 3 heeft deels een doel bereikt. De jongeren die op deze vraag volmondig ‘ja’ hebben geantwoord, geven daarvoor diverse redenen. Een aantal geeft aan bereikt te hebben wat zij wilden, omdat zij het diploma van de middelbare school hebben behaald, omdat zij een vervolgopleiding doen die ze ook willen en waarin ze hun capaciteiten kwijt kunnen of omdat zij prettig werk hebben gevonden. ‘Ja, want ik heb mijn diploma gehaald en een leuke tijd gehad.’ ‘Ik heb een leuke baan.’ Jongeren die nog niet bereikt hebben wat zij wilden, geven hiervoor ondermeer als reden dat ze nog meer willen, nog verder willen doorleren of zoals iemand aangeeft: ‘persoonlijke groei en ontwikkeling blijven immers doorgaan’. Ook noemen jongeren een aantal terugkerende oorzaken waarom ze nog niet bereikt hebben wat ze wilden: - studievertraging - een andere – vaak op een lager niveau - studie- of beroepskeuze dan gewenst - de opleiding is niet afgemaakt; er is geen diploma gehaald - de school, die onvoldoende rekening houdt met de beperking - zorgen om de toekomst (bang geen werk te kunnen vinden door de handicap) - geen (passend) werk kunnen vinden Jongeren die niet direct bereikt hebben wat ze wilden, leggen in meerderheid (10 uit 13) een relatie met het hebben van een ziekte of handicap. Zij menen dat die hier van invloed op is geweest. ‘Op school werd geen rekening gehouden met mijn beperking. De eisen waaraan ik moest voldoen, werden steeds meer aangescherpt, omdat zij mijn problemen als ongemotiveerdheid zagen ipv een beperking waar begeleiding bij moest komen.’; ‘Heb het gevoel dat ik de kans niet krijg me volledig te ontplooien.’ ‘Wil na mijn studie betaald werk vinden. Spannend of dat gaat lukken.’ ‘(…) moest door mijn handicap stoppen met de HBO opleiding. Ik kreeg te weinig begeleiding (…) het onderwijs was niet ingericht op handicaps en energieproblemen. Nu doe ik een MBO opleiding die ik ook leuk vind en waar het wel goed gaat.’ Een ouder meldt dat zijn kind van school is verwijderd vanwege de beperking. 8
Hebben het basisonderwijs en het middelbaar onderwijs genoeg kansen gecreëerd? De deelnemende jongeren is gevraagd of zij, naar hun gevoel, in het basisonderwijs en op de middelbare school alle kansen hebben gekregen om te bereiken wat zij wilden. De helft van de jongeren zegt in het onderwijs alle kansen te hebben gekregen. En 30% procent zegt niet alle kansen te hebben gekregen; 1 op de 5 jongeren heeft soms wel, soms niet alle kansen gekregen. Als we kijken naar het totaal zien we dat de helft van de ondervraagde jongeren zegt niet alle kansen te hebben gekregen om te bereiken wat zij wilden.
Alle kansen gekregen?
20% Ja
50%
Nee Deels
30%
Relatie tussen je doel bereikt hebben en het gevoel alle kansen te hebben gekregen op school Jongeren die op school en/of in werk hebben bereikt wat ze wilden, hebben ook in meerderheid het gevoel daarvoor alle kansen te hebben gekregen op school.
Had je leven er anders uitgezien als…. Een ruime meerderheid (62%) van de ondervraagde jongeren meent dat hun leven er anders had uitgezien als ze op de basisschool of de middelbare school andere hulp of ondersteuning hadden gekregen. In de antwoorden vinden we een relatie met het bereiken van doelen in werk en/of school. Jongeren die aangeven hun doel niet bereikt te hebben, geven in meerderheid aan dat hun leven er anders had uitgezien als op school de dingen anders waren geregeld. Meer dan de helft van de jongeren heeft deze vraag niet beantwoord. In een aantal gevallen geven jongeren aan dat hun leven er minder goed zou voorstaan, juist door de ontvangen ondersteuning of het soort onderwijs dat zij hebben gevolgd. Jongeren met een auditieve beperking noemen het belang van de auditieve hulpmiddelen, waardoor zij de lessen konden volgen. Andere jongeren geven aan dat de keuze voor regulier of speciaal onderwijs van grote invloed is geweest. Voor sommigen heeft regulier onderwijs heel goed gewerkt, anderen hebben juist goede ervaringen met het speciaal onderwijs.
‘Uiteraard was het zonder auditieve hulpmiddelen een stuk lastiger geweest om de les te volgen.’ ‘Als ik niet op regulier onderwijs had gezeten, had ik niet geleerd hoe ik aan mensen zonder handicap kan uitleggen hoe ze me kunnen helpen. Ik had niet kunnen leren om voor mezelf op te komen en niet bang te zijn of me te schamen voor mijn handicap.’ 9
‘Ik moet zeggen dat ik erg blij ben dat ik op de mytylschool heb gezeten. Deze periode was erg prettig, omdat er een grote druk van mij afging. Ik MOEST niets meer. En ik was niet meer ANDERS dan de rest.’ Als we -
kijken naar wat jongeren anders hadden gewild, zien we dat zij de volgende zaken noemen: meer individuele – op maat – begeleiding meer aandacht voor het aanleren van sociale vaardigheden meer en betere hulp bij de transitie naar een andere school meer hulp bij het zoeken naar een geschikte vervolgopleiding meer voorbereiding op het leven in de maatschappij
In welk opzicht denken jongeren dat hun leven er anders uit had gezien? Verschillende jongeren menen dat ze bij andere hulp en ondersteuning een hoger niveau hadden bereikt en mogelijk een andere baan hadden gehad. Dat ze meer energie hadden overgehouden, dat ze beter met hun beperking hadden leren omgaan, dat ze sociaal/emotioneel vaardiger zouden zijn, dat hun studieloopbaan sneller was verlopen.
Ja, mijn leven had er anders uitgezien want dan… ‘Basisschool: onderwijs had beter aangepast moeten zijn op ieders persoonlijke niveau. Dan had ik misschien een hogere opleiding kunnen volgen’ ‘Had ik betere sociale vaardigheden geleerd en me minder eenzaam gevoeld’ ‘Had ik een hoger niveau gehaald en meer sociale contacten in mijn eigen regio. Mogelijk zelfs een andere baan’ ‘Was ik verder gaan leren na middelbaar onderwijs’
10
3. BELEMMERENDE FACTOREN IN HET ONDERWIJS In de vervolgvragen is nagegaan per schooltype (middelbaar- of basisonderwijs) hoe de schooltijd is beleefd. Welke concrete belemmerende en bevorderende factoren hebben jongeren ervaren bij het volgen en afronden van onderwijs en in de voorbereiding op de periode na school, en voor zover van toepassing, in de voorbereiding op werk. Voor zover van toepassing zijn aanvullingen gegeven vanuit de vragenlijsten die ouders hebben ingevuld, de diepte-interviews met jongeren uit het Helmond project en de jongeren uit het filmportret en de focusgroep (zie inleiding). Terugkijkend: was de schooltijd een prettige periode?
Schooltijd prettig?
35%
41%
Ja Nee Deels
24%
Ruim 4 op de 10 (41%) – op een totaal van 49 jongeren die deze vraag hebben beantwoord - hebben de middelbare schooltijd als een prettige periode ervaren. Een kwart (24%) heeft de middelbare schooltijd niet als prettig ervaren of heeft er gemengde gevoelens over (35%). 6 van de 10 jongeren die een toelichting geven bij het al dan niet terugkijken op een prettige periode, zijn van mening dat hun ziekte of beperking van invloed was. Dit leidde bijvoorbeeld tot: - verminderde energie - overvragen door de school - pesten - uitval - niet met alles mee kunnen doen - niet mee kunnen komen - sociale problemen ‘De energiebeperking werd steeds erger.’ ‘… heb ik een IQ kloof. (…) omdat je aan de buitenkant niets kunt zien, wordt het vaak gezien als ongemotiveerdheid of aanstellerij.’ ‘Ik ben gepest met mijn beperking en mijn mentor heeft daar niet goed op gereageerd’. ‘Met sommige reizen op de middelbare school kon ik niet mee en een stageplek vinden was ook erg moeilijk.’ ‘Ik kon niets meer onthouden op de reguliere manier van leren.’ ‘Ik kon sociaal niet altijd meedoen.’ 11
Voor wat betreft het basisonderwijs zijn de ervaringen iets positiever: 49% kijkt terug op een plezierige tijd, 26% heeft de basisschool niet als plezierig ervaren en 25% heeft gemengde ervaringen. De factor pesten wordt naar verhouding het meest genoemd, gevolgd door sociale isolatie. Naar verhouding schrijven minder jongeren (5 van de 10) de negatieve of positieve ervaring (mede) toe aan het hebben van een ziekte of beperking. ‘Had goede docenten die mij respecteerden (horende school) en iedereen gelijke aandacht gaven (dovenschool).’ ‘Kwam niet mee, kreeg geen extra hulp, werd gepest.’ ‘Ik kon niet meedoen, werd buitengesloten.’ Er is een duidelijke relatie tussen een prettige schooltijd en het gevoel alle kansen te hebben gekregen. Jongeren die niet het gevoel hebben alle kansen gekregen te hebben, hebben de middelbare school niet voluit als prettig ervaren. Ze hebben gemengde gevoelens over hun middelbare schooltijd of zijn ontevreden.
Past de hulp? Een ruime meerderheid van de jongeren (69%) geeft aan tevreden te zijn met de extra hulp(middelen) tijdens hun middelbare school. Dit lijkt in tegenspraak met de vraag of de middelbare school dingen anders had kunnen doen, waarop 49% met ‘ja’ antwoordt. Het verschil is mogelijk te verklaren door de erg brede vraagstelling: ‘Had de middelbare school dingen anders kunnen doen’ - waarbij dus niet concreet wordt gesproken van ‘hulp en hulpmiddelen’. Daarbij geeft 1 op de 3 jongeren (31%) aan niet tevreden te zijn over de hulp(middelen), maar dit wordt maar in een enkel geval toegelicht. Over de op de basisschool verkregen hulp(middelen) zegt iets meer dan de helft van de ondervraagde jongeren (56%), de hulp te hebben ontvangen die zij nodig hadden, de overigen geven aan dat zij niet de juiste hulp kregen. Uit de toelichtingen blijkt het dan niet te gaan om concrete hulpmiddelen, maar om (morele) hulp die niet is gegeven, of te weinig. Of er is sprake van hulp die niet aansluit bij wat het kind wil. ‘Ik had meer hulp nodig op sociaal en emotioneel gebied.’ ‘De ambulant begeleider heeft onbedoeld mijn positie nog verder verbijzonderd doordat ik telkens uit de klas werd gehaald om met ‘een speciale meneer’ te praten en de andere kinderen vonden dat raar.’ Een lijst met de hulp(middelen) die de kinderen ontvingen op de middelbare en op de basisschool is opgenomen in bijlage 1.
12
Welke concrete belemmerende factoren geven jongeren en hun ouders aan voor het plezierig en succesvol volgen van onderwijs? De hierna aangegeven factoren zijn gedestilleerd uit de toelichtingen op diverse vragen. Belemmerende factoren die jongeren in het middelbaar onderwijs ervaren: - het missen van onderwijs, het oplopen van vertraging, of het niet behalen van het diploma, veelal gerelateerd aan de ziekte of beperking - te laag niveau - problemen om het onderwijs te volgen, gerelateerd aan de ziekte of beperking - onvoldoende of slechte begeleiding ‘Ben voor de helft niet op school geweest.’ ... ‘Het heeft me wel extra tijd en energie gekost.’ ‘Er was geen uitdaging’; ‘Het was heel gezellig, maar je leerde er niks.’ ‘Ik moest constant aan te hoge eisen voldoen. Daardoor werd ik veel ziek (….)’ ‘Ik werd ziek op het vmbo in de 3e. En dat heeft helaas mijn diploma afgepakt.’ ‘Ik kon mij niet concentreren, maar heb wel veel gelachen!’ ‘Ze is vaak weggestuurd of geweigerd vanwege haar handicap.’ (reactie ouder) Belemmerende sociale factoren - onbegrip en weerstand - pesten In de 24 gegeven toelichtingen wordt in 8 gevallen pesten genoemd, wat daarmee de meest genoemde belemmerende factor is. - het gevoel er niet bij te horen - de negatieve houding van de leerkracht; dit wordt met name door ouders genoemd. ‘Er waren erg veel pesterijen over haar handicap en de leerkrachten deden daar erg weinig aan.’ (reactie ouder) ‘Ik werd ontzettend gepest; uiteindelijk ging het zover dat ik niet meer naar school durfde en ik in dagbehandeling moest.’ ‘Het grote probleem is de leerkrachten, vooral de middelbare school en hoger (…) het laatste jaar is gedaan op het Luzac College, omdat het voor ons niet acceptabel was de opleiding af te maken in het regulier onderwijs in het dorp, wegens pesterijen en gemakzucht van leerkrachten…’ ‘Er werd niet goed naar je geluisterd wat je echt wou.’ ‘Dochter werd niet als volwaardig persoon behandeld.’ ‘Ik hing een beetje tussen wal en schip.’ ‘Ze (…) voelde zich regelmatig alleen of anders.’ (reactie ouder) Twee jongeren geven aan dat jongeren met een beperking vergelijkbare ervaringen hebben als andere jongeren: ‘net zoals voor iedere puber: een deel is leuk, een deel minder leuk’. Terugkijkend op de basisschoolperiode noemen jongeren vooral het moeilijker contact kunnen maken als belemmerende factor, naast het minder goed kunnen meekomen dan anderen en het niet kunnen meedoen. Een jongere noemt het ontvangen van te weinig hulp, daardoor werd hij gedwongen naar het speciaal onderwijs te gaan.
13
Waar hadden jongeren door hun ziekte of beperking op school het meeste last van? De antwoorden voor de middelbare schoolperiode zijn heel divers en hebben veelal betrekking op de directe gevolgen van de ziekte of beperking. Dit kunnen zijn de fysieke gevolgen (er anders uitzien, moe zijn, niet goed kunnen lopen), maar ook soms het minder goed kunnen leren (verstandelijke gevolgen) of sociale gevolgen (niet mee kunnen met uitstapjes). Fysieke -
gevolgen vermoeidheid/beperkte energie problemen met mobiliteit er anders uitzien
‘Moeheid door meer energieverbruik dan gemiddelde leeftijdsgenoot.’ ‘Het lopen van klas naar klas.’ ‘Dat ik er anders uitzag.’ Gevolgen voor het leren en het leervermogen - problemen met concentratie ‘Het korte termijn geheugen werkte niet meer, dus dat was heel lastig.’ Sociale gevolgen - niet mee kunnen doen met sociale activiteiten - gevoelens van eenzaamheid ‘Niet mee kunnen doen met sociale groepsdingen.’ ‘Soms buitengesloten voelen, doordat ik niet alles kon volgen wat er werd gezegd.’ Daarnaast worden indirecte sociale gevolgen genoemd die men als meest belastend heeft ervaren: - pesten - sociaal isolement, stress ‘Daardoor (door het pesten) kreeg ik een hekel aan mezelf. En geen steun van leraren.’ ‘Vermoeidheid en angst door de steeds hoger wordende eisen, de onduidelijkheid en de oordelen die school over me had’. Soms is het ook het niet goed geregeld zijn van hulp en hulpmiddelen die als het meest lastgevend wordt ervaren. ‘Vervoersproblemen bij uitstapjes.’ Ook het missen van lessen als gevolg van de ziekte of beperking wordt genoemd. Voor wat betreft het basisonderwijs zien we dezelfde zaken, maar er zijn wel accentverschillen. Hier worden meer onderwijsgerelateerde factoren genoemd: - te laag inschatten - onvoldoende hulp ‘Dat ze in groep 1 en 2 mij dingen niet lieten doen omdat ze dachten dat ik het niet kon.’ ‘Dat ze me niet hielpen op sociaal aspect.’ In 5 van de 31 gegeven toelichtingen is expliciet pesten aangegeven als factor waar het kind op de basisschool het meeste last van had. Ook ‘betutteling’ en ‘mijn ouders en docenten’ worden genoemd als factoren waar kinderen het meest last van hebben gehad.
14
4. BEVORDERENDE FACTOREN VOOR EEN PLEZIERIGE EN SUCCESVOLLE SCHOOLTIJD De positieve ervaringen van jongeren zijn vaak kort en krachtig beschreven. De factoren zijn gedestilleerd uit de toelichtingen van de jongeren bij meerdere vragen. Positieve factoren die eraan bijdragen dat een jongere de schooltijd als plezierig ervaart en niet als belemmerend, zijn: - acceptatie en begrip - gelijkwaardige behandeling - stimulatie - voldoende en op maat gesneden hulp, ondersteuning en begeleiding - goede voorzieningen - vriendschap - goed onderwijs - leuke leraren - een kleine school ‘Ze hadden begrip.’ ‘Goede begeleiding en er is altijd goed naar me geluisterd door docenten. Ik werd serieus genomen.’ ‘Werd net zo behandeld als iemand zonder beperking.’ ‘Veel vriendinnen aan overgehouden.’ ‘Was een leuke school.’ ‘Ik denk juist omdat het een kleine school was dat het misschien makkelijker was om met mij rekening te houden.’ Het merendeel jongeren (11 van de 16) die met plezier terugkijken op hun middelbare schooltijd, noemen als reden sociale factoren, zoals het hebben van vrienden. Een aantal jongeren ziet geen relatie tussen het hebben van een plezierige tijd op school en de ziekte en/of beperking. Als redenen geven zij ondermeer aan dat zij speciaal onderwijs volgden, waar iedereen beperkt was. Een andere jongere zegt: ‘Ik voel me niet gehandicapt’. Een jongere ziet de problemen die hij ervaart eerder als gevolg van zijn karakter en persoonlijkheid, dan dat er een relatie was met de handicap. Wat heeft jongeren op school het meest geholpen, als het gaat om dingen waar ze tegenaan liepen vanwege hun beperking? De meeste antwoorden (20 van de 37) over de periode op de middelbare school geven aan dat de sociale steun en begeleiding vanuit de school, familie en vrienden, jongeren het meest heeft geholpen: ‘De gezelligheid van vriendinnen.’ ‘De school zelf, de medewerking.’ ‘Goede begeleiding mentor.’ ‘De hulp van mensen om je heen.’ ‘Me moeder.’ ‘Mijn vrienden, ouders.’
15
Een aantal jongeren noemt factoren in hun eigen karakter die hen het meest geholpen hebben in het omgaan met hun beperking: - assertiviteit - om hulp durven vragen - positieve houding - motivatie - zelf klasgenoten en docenten informeren over de beperking ‘Daarnaast heeft mijn eigen assertieve houding me het meest geholpen. (…) Ik kon goed aangeven wat ik nodig had en wat ik echt niet kon. Ik durfde om hulp te vragen…’ ‘Met mijn positieve gedachten heb ik mijn schooljaren doorgezet en volgehouden, al ging het niet meer zo goed.’ ‘Stimulatie om door te gaan, ik wou het halen maar ook puur mijn motivatie was sterk aanwezig!’ Daarnaast worden aangeboden faciliteiten genoemd: ‘Een grotere hond.’ ‘Het inschakelen van een tolk gebarentaal was voor mij de oplossing.’ ‘5 minuten eerder de les uit in verband met drukte.’ En tenslotte zijn er heel persoonlijke factoren die een jongere er doorheen helpen: ‘De buitenschoolse activiteiten. Muziek maken zorgde ervoor dat ik me niet in de school hoefde te verliezen.’ ‘Winkelen.’ Vier jongeren geven aan dat niets en niemand hen heeft geholpen: ‘Niets heeft mij geholpen. Het werd pas beter voor mij toen ik van school af ging naar speciaal onderwijs. Daar heb ik een hele leuke tijd gehad met mensen die mij wel begrepen.’ Voor wat betreft de basisschool worden dezelfde zaken genoemd, wel liggen de accenten anders. Vaker worden hier de leerkrachten genoemd als belangrijke positieve factor. Daarnaast geven jongeren ook voor deze periode persoonlijke factoren aan als belangrijkste steunfactor: ‘Motivatie en doorzettingsvermogen om verder te komen’. Specifiek wordt in de basisschoolperiode de acceptatie als belangrijke factor genoemd: ‘Dat ze me namen zoals ik ben.’ ‘Acceptatie door de leerkrachten, niets was bij voorbaat uitgesloten.’
16
5. DE GEWENSTE ONDERSTEUNING De jongeren is gevraagd of de middelbare school dingen anders had kunnen doen, waardoor de schooltijd prettiger zou zijn. Dit met betrekking tot de ziekte of beperking. Hierop zegt 1 op de 3 jongeren (35%) ‘ja’, terwijl 2 van de 3 jongeren (65%) geen reden ziet voor andere dan de ontvangen ondersteuning. Voor wat betreft het basisonderwijs denkt de helft van de jongeren dat de basisschool dingen anders had kunnen doen; volgens de resterende 50% had het geen verschil gemaakt. Dingen die de middelbare school anders had kunnen doen, volgens de jongeren: betere facaliteiten: bijvoorbeeld een aangepast rooster, prikkelarme ruimten, extra examentijd of het regelen van voorzieningen betere en meer begeleiding beter pestbeleid of een training voor de jongere hierin snellere toelating meer aandacht voor vervolgopleidingen meer vaardigheden kunnen leren ‘Aangepast rooster, geen gym. Maar mijn mentor, tevens gymleraar, dwong me om mee te doen.’ ‘Ze hadden een LGF aan kunnen vragen en dan had ik met aanpassingen gewoon het VWO af kunnen maken.’ ‘Een beter pestbeleid was fijn geweest.’ ‘In het begin wilden zij mij niet aannemen, omdat ze het niet aandurfden dat ik in een rolstoel zat. Uiteindelijk werden zij verplicht door OCW. Achteraf heb ik daardoor wel studievertraging opgelopen.’ Zaken die te maken hebben met informatie/voorlichting over regelingen en de beperking zelf: ‘Meer informatie over mogelijkheden van extra hulp. Dat had fysiek best wel een hoop energie kunnen schelen.’ ‘Wellicht zou het handig zijn om leraren meer te trainen in het omgaan met een leerling met een beperking.’ Een aantal factoren heeft expliciet te maken met de factor bejegening: - mensen er mee om leren gaan - accepteren en meedenken - beter luisteren, doorvragen ‘Niet constant commentaar regelen wanneer er iets niet goed gaat.’ ‘Een gymleraar bedacht altijd pas op het laatste moment dat ik niet mee kon doen (…) dan zat ik een hele les met gymkleren op de bank (…)’ ‘Meer doen voor de leerlingen, beter luisteren en niet zeggen tegen leerlingen dat je niks kan.’ Een aantal factoren gaat over het verbeteren van de contacten met klasgenoten: ‘Meer hulp bij het contact met klasgenoten.’ ‘Ja, mijn middelbare school had meer aandacht kunnen geven aan communicatie, dus meer aandacht voor gebarentaallessen voor kinderen die daar in geïnteresseerd zijn.’
17
Problemen bij transitie Een jongere benoemt dit expliciet : ‘Helpen om de stap te maken naar een andere school, dat hebben zij niet gedaan.’ Een ouder geeft aan dat hij ‘meer bescherming’ voor zijn kind had gewild.
‘Alles was goed geregeld (weliswaar door me zelf.)’
Voor de basisschool worden de volgende zaken aangegeven’: Faciliteiten - eerder aanpassingen regelen Pestgedrag aanpakken ‘Meer aandacht voor anderen uit de klas, die niet erg leuk tegen mij deden.’ ‘Meer voorlichting geven aan ouders, zodat ze hun kind op pestgedrag kunnen wijzen. Een hardere aanpak vanuit school.’ Bejegening - Twee jongeren geven aan dat de basisschool wat hen betreft minder beschermend had mogen zijn. Onderwijs zelf - meer individueel gericht onderwijs - meer vrijheden, meer niveau, meer hulp - leerhulp meer begeleiding, meer inidividuele begeleiding - meer training in specifieke vaardigheden (leren plannen, leren om met kinderen om te gaan, motoriek oefeningen) ‘Langdurige ambulante begeleiding uit het speciaal onderwijs, deeltijdplaatsing in het speciaal onderwijs, zodat ik niet altijd de enige met een handicap was…’ ‘Ik wilde meer leren, maar ze lieten me niet meer doen dan wat in het programma stond, ook deden ze niet aan mijn sociale problemen of aan mijn motoriek of aan andere aspecten.’ ‘Weinig tot geen hulp gekregen van de lagere school.’ Informatie/voorlichting ‘Juffen instrueren over mijn beperking (hadden nu merkbaar medelijden en trokken me voor en dat kreeg ik er niet uitgepraat).’
18
6. WORDT VERVOLGD… Omdat de meeste jongeren na de middelbare school een vervolgstudie doen, is nagegaan of zij daar problemen tegenkomen. Van de 32 jongeren die deze vraag beantwoorden, rapporteert een ruime meerderheid (75%) dat zij ook in het vervolgonderwijs tegen obstakels aanlopen. Het meest genoemd zijn problemen met de stage en onvoldoende erkenning van de beperking (en problemen die daarmee samenhangen). Voor de stage geldt dat het moeilijk is een geschikte stageplek te vinden. Wat betreft de hulp en ondersteuning melden jongeren dat de begeleiding soms onvoldoende is, ‘Geen stageplek.’ ‘Moest na een paar weken er al mee stoppen, omdat men mij niet begreep, in met name mijn beperking die toen nog geen naam had.’ Daarnaast spelen problemen met toegankelijkheid en onvoldoende bereidheid tot aanpassingen in bijvoorbeeld het lesrooster. Ook speelt een rol dat de diagnose nog niet duidelijk was (psychische beperkingen), te laag niveau, problemen met concentratie en energie en het oplopen van studievertraging door verschillende – soms aan de beperking gerelateerde - oorzaken. Tenslotte worden sociaal-emotionele factoren genoemd, zoals gebrek aan zelfvertrouwen. ‘Soms ontoegankelijkheid van gebouwen/lokalen.’ ‘Vertraging door energietekort ivm studie en zelfstandig wonen.’ ‘Voelde me in het begin onzeker.’ Het zijn problemen die men ook op de basis- en middelbare school ervaart. Alleen de factoren gerelateerd aan de stage zijn nieuw.
19
7. VOORBEREIDING OP WERK TIJDENS DE MIDDELBARE SCHOOL Aan de jongeren die de schoolperiode hebben afgesloten en een baan hebben of werkzoekend zijn, is de vraag voorgelegd of de middelbare school hen goed heeft voorbereid op werk. 30% van de jongeren (1 op de 3) meent dat de school hen goed heeft voorbereid: door een goed advies over het vakkenpakket, door voldoende praktijkonderwijs, of alleen al doordat de jongere regulier onderwijs kon volgen, in plaats van speciaal onderwijs. Ook de ‘eigen kracht’ wordt als factor genoemd. ‘Door me een vakkenpakket te adviseren wat aansloot bij het beroep schoonheidsspecialiste.’ ‘We hadden veel praktijk lessen,’ ‘Ik zat op een reguliere ‘gewone’ school en zo word je naar mijn mening ook het beste voorbereid op het ‘gewone’leven en een ‘gewone’ baan.’ ‘Heb altijd durven uitleggen op welke manier mensen met me om moeten gaan.’ Uit de antwoorden van jongeren die vinden dat ze niet goed (45%) of matig (23%) zijn voorbereid, spreekt een divers beeld. Verscheidene keren wordt een relatie met de beperking gelegd: door ziekte niet goed voorbereid, de beperking werd niet meegenomen in de voorlichting. Een aantal jongeren is op geen enkele wijze voorbereid, of meent dat dit geen taak van de school is maar van de beroepsopleiding. ‘Daar werd niet over gesproken (over werk), alleen over eventuele vervolgopleidingen. Hier kreeg je één gesprek over, maar er werd niets over mijn beperking gezegd, dit heb ik samen met mijn ouders geregeld.’ Bij de antwoorden op de vraag wat de school anders kan doen, om jongeren beter voor te bereiden op werk, valt wel een rode draad te ontdekken. Meer stages en betere begeleiding, waarbij de beperking wordt meegenomen. Ook de algehele bekendheid met, en openstaan voor handicaps op school wordt genoemd als factor die ook werkgevers zal beïnvloeden. ‘Stage lopen, al heb je theoretische leerweg, vind ik toch belangrijk werkervaring te hebben’ ‘Ze hadden mee kunnen denken.’ ‘Meer praktijkervaring. Ik kan iets pas inschatten als ik het zelf heb meegemaakt.’ ‘Als mensen er op school al soepeler mee om zouden gaan, zou dat wellicht ook in het werkveld doorsijpelen, zodat werkgevers minder beren op de weg zien als een sollicitant met een handicap een functie ambieert.’
20
8. RELATIES MET BESCHREVEN ERVARINGEN IN HET ‘HELMOND’ RAPPORT
In het rapport ‘De ondersteuning geregeld’6 zijn 10 jongeren met een beperking uit de regio Helmond uitgebreid geïnterviewd over hun ervaringen in school, stage, toeleiding naar werk en het werk zelf. De ervaringen zijn hierin gebundeld volgens 9 thema’s: 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9.
Op maat ondersteuning gericht op het optimaal functioneren. Afstemming van benodigde zorg, therapieën en/of ziekenhuisopname. Vervoer van en naar school, stageplaats of werk. Toegankelijkheid van de gebouwde omgeving. Meedoen in school, stage en/of werk, met betrekking tot: a. omgaan met instructies b. groepswerk en gezamenlijke opdrachten c. werktempo, dagindeling, rooster d. vaardigheids- en kennistesten Pesten en een gevoel van eenzaamheid. Aanwezigheid van een vast aanspreekpunt. Gevolgen van de beperkingen voor de beroepskeuze. Overgang van school naar stage en werk.
Ondersteuning op maat De op maat gerichte ondersteuning in de vorm van behandeling wordt door de Helmondse jongeren niet als probleem aangegeven. Wel blijkt in een enkel geval het ontbreken van een diagnose – voor beperkingen op psychisch gebied. Bij de ‘enquêtejongeren’ wordt het (nog) niet duidelijk zijn van een diagnose meerdere malen als een belemmering aangegeven. ‘Mijn beperking had toen nog geen naam.’ Afstemming van benodigde zorg Net als in Helmond wordt ook in dit onderzoek de afstemming van de zorg niet als belemmering aangegeven. Wel leidt ziekenhuisopname regelmatig tot studievertraging of het niet kunnen deelnemen aan de lessen. ‘Ik werd halverwege de derde (klas) ziek.’ Vervoer van en naar school, stageplaats of werk In Helmond is het reguliere vervoer naar school doorgaans goed geregeld. In dit onderzoek geven jongeren hierin ook geen problemen aan. De moeilijkheden doen zich pas voor in het geval van niet reguliere situaties, zoals een stage. Uit dit onderzoek blijkt bijvoorbeeld het vervoer in verband met uitstapjes een groot obstakel.
6 6
De ondersteuning geregeld: vraag en aanbod in de ondersteuning van jongeren naar werk. Cross Over, Gemeente Helmond, juni 2010.
21
Toegankelijkheid van de gebouwde omgeving Het niet toegankelijk zijn van schoolgebouwen komt in beide onderzoeken regelmatig terug. In de toelichting bij de vragenlijst lezen we bijvoorbeeld: ‘Fysieke drempels in het schoolgebouw.’ (middelbare school) Meedoen in school, stage en/of werk Zoals al in het Helmondse onderzoek is aangestipt, kan een groot aantal jongeren niet meedoen in de school op de manier die van hen wordt gevraagd. In de enquête komen nieuwe belemmerende factoren aan de orde, of worden de al in Helmond genoemde factoren verder uitgediept. Zie verder hoofdstuk 3. Pesten en een gevoel van eenzaamheid Zowel in Helmond als in deze enquête komen pesten en gevoelens van eenzaamheid regelmatig als problemen naar voren. Ook hier vinden jongeren dat de school een actieve rol moet vervullen in het tegengaan van pesten. Bijvoorbeeld, als antwoord op de vraag ‘Als je opnieuw naar de middelbare school zou gaan, welke hulp zou je dan willen?’ geeft een jongere aan: ‘Naast alle ondersteuning die ik had, een training omgaan met pesten.’ Aanwezigheid van een vast aanspreekpunt In Helmond missen jongeren een vast aanspreekpunt. Dit komt uit de enquête niet naar voren; wel geven jongeren diverse malen aan dat zij begeleiding op school missen. Bijvoorbeeld als antwoord op de vraag ‘Had de middelbare school dingen anders kunnen doen?’ ‘Begeleiding bieden’. Gevolgen van de beperkingen voor de beroepskeuze De ervaringen in de ondersteuning ten aanzien van de beroepskeuze lopen parallel voor beide groepen. Ook de jongeren die aan de enquête hebben meegedaan, ervaren dat ze niet altijd het beroep of de opleiding van hun keuze kunnen uitvoeren of volgen. Hierin wordt gepaste ondersteuning van de school verwacht, die niet altijd wordt gegeven. Citaat uit toelichting bij de vraag ‘Had de middelbare schoool dingen anders kunnen doen?’: ‘Ja, meer aandacht voor vervolgopleidingen…’ Overgang van school naar stage en werk In dit onderzoek geven jongeren aan dat ze op de middelbare school al meer praktijk- en stageervaring willen. Wat had er op school anders gekund, zodat je meer voorbereid was op werk? ‘Meer stage lopen.’ Conclusie vergelijking uitkomsten inventarisatie met ervaringen in Helmond De ervaringen van jongeren die aan deze inventarisatie hebben meegedaan, sluiten aan bij de ondersteuningswensen van jongeren die uit het onderzoek in Helmond naar voren zijn gekomen.
22
9. CONCLUSIES
Deze inventarisatie laat zien dat de belemmerende en bevorderende factoren die jongeren met een beperking ondervinden bij het volgen van onderwijs, zeer divers zijn. Er zijn wel een paar rode draden zichtbaar. Zo wordt ‘begeleiding op maat’ door jongeren en hun ouders als plezierig en bevorderend ervaren. Wanneer goede begeleiding ontbreekt, ervaren jongeren dit als een belemmering om te bereiken wat ze willen op school en in de toeleiding naar werk. Sociale vaardigheden of het onvoldoende beheersen hiervan, is eveneens een belangrijke factor, zowel in bevorderende als belemmerende zin. Jongeren ervaren dat assertief zijn, om hulp durven vragen, een positieve houding hebben en een sterke motivatie, belangrijk zijn om op school te bereiken wat ze willen. Een aantal van de ondervraagde jongeren meent dat ze bij betere ondersteuning op school een hoger niveau hadden bereikt, sociaal minder problemen hadden gekend, meer energie hadden overgehouden en mogelijk een andere baan hadden gehad. Terugkijkend geeft een ruime meerderheid aan de middelbare school niet als een prettige periode ervaren te hebben. Meer dan de helft van de jongeren vindt dat het hebben van een ziekte of handicap van invloed is op de beleving van de middelbare schooltijd. Over de basisschooltijd zijn de meeste jongeren meer positief. Er worden veel verschillende problemen genoemd die jongeren op de basis- en de middelbare school tegenkomen. Naast onvoldoende of slechte begeleiding noemt men ook het missen van onderwijs, het oplopen van vertraging, te laag niveau, problemen om het gehele programma te volgen en verminderde energie, veelal gerelateerd aan de ziekte of handicap. Specifiek bij psychische beperkingen noemt men onduidelijkheid over de diagnose. Daarnaast zijn er diverse sociaal/emotioneel gerelateerde factoren, zoals onbegrip en weerstand, pesten, eenzaamheid en een negatieve houding van de leerkracht. Jongeren vinden - met name tijdens de middelbare schooltijd – de steun van zowel de school als van ouders en vrienden het meest belangrijk, als het gaat om problemen die te maken hebben met hun beperking. Tenslotte de vraag of de school jongeren goed voorbereidt op werk. Ook hier zien we een divers beeld: 1 op de 3 jongeren is tevreden over de voorbereiding op school. Jongeren die meer of andere ondersteuning hadden gewild, noemen met name meer voorbereiding door bijvoorbeeld een stage op de middelbare school, naast het krijgen van goede begeleiding. Uit al deze ervaringen blijkt dat jongeren met een beperking tijdens hun schooltijd een breed scala aan problemen ervaren. Maar ook kunnen zij aangeven wat ze op school wensen: begeleiding op maat, toegespitst op hun individuele situatie en voldoende aandacht voor sociaal emotionele vaardigheden.
23
BIJLAGE 1
Overzicht van hulp(middelen)
Hulp(middelen) die kinderen ontvingen op de basisschool Hulpmiddelen -
Aangepast meubilair Aangepaste computer Auditieve hulpmiddelen Bed Speciale pen, schaar Statafel
Begeleiding ADL -
Toilethulp Wijkverpleging tussen de middag
Aanpassingen onderwijs -
Aangepaste spelregels bij gymnastiek Aangepast tempo Vrijstelling bepaalde lessen (bijv. gym) Onderwijs in het ziekenhuis Onderwijs op niveau per vak Onderwijs thuis
Begeleiding onderwijs -
Ambulante begeleiding Begeleiding docenten Extra hulp bij moeilijke vakken Extra hulp bij overgang naar middelbaar onderwijs Remedial teaching Schrijftraining
Begeleiding overig -
Begeleiding audiologisch centrum Logopedie Maatschappelijk werk
Mobiliteit -
Speciaal vervoer
24
Hulp(middelen) die jongeren ontvingen tijdens het middelbaar onderwijs Hulpmiddelen -
Aangepaste computer Aangepast toilet Auditieve hulpmiddelen Blindegeleidehond
Aanpassingen onderwijs -
Aangepaste schooltijden (minder les) Aangepaste inleverdata Mogelijkheid te rusten op school Extra tijd bij bepaalde toetsen Soepeler beoordeling bepaalde toetsen Vrijstelling bepaalde toetsen Vrijstelling onderdelen gymnastiek Dubbel boekenpakket, zodat boeken niet heen en weer hoefden te worden gesleept Thuisonderwijs
Begeleiding onderwijs -
Ambulante begeleiding Hulp met sport Ondersteuning van klasgenoten Ondersteuning mentor Ondersteuning team Remedial teacher
Begeleiding ADL -
Wijkverpleging
Begeleiding overig -
Audiologisch centrum Maatschappelijk werk
Mobiliteit -
Speciaal vervoer
Aanpassingen bouwkundig -
Aanpassing voordeur
25