Parkinson werkt! Arbeidsanalyse bij cliënten met de ziekte van Parkinson
|
Afstudeeronderzoek 2010
Daniëlle Bouman Lizzy Braams Nienke Heerbaart Roy Kleise Amber Kling
|
Ingrid Sturkenboom, MA
Ergotherapie
|
Miranda van Niel, MSc
1
Algemene informatie Onderzoek Titel: Trefwoorden:
Parkinson werkt! Arbeidsanalyse bij cliënten met de ziekte van Parkinson Parkinson, arbeid, assessment, belasting, belastbaarheid, ergotherapie
Opdrachtgever: Instituut: Afdeling:
Ingrid Sturkenboom, MA, ergotherapeut, onderzoeker Universitair Medisch Centrum St Radboud Nijmegen (UMC St Radboud) Revalidatie/Ergotherapie
Onderzoekscoördinator: Kwaliteitscoördinator: Budgethouder, Assistent coördinator: Notulist & vormgeving: Methodologie/EBP:
Roy Kleise Nienke Heerbaart Amber Kling Daniëlle Bouman Lizzy Braams
Adviseurs Dhr. Paul van der Hulst, MSc Mw. Miranda van Niel, MSc Dhr. Drs. Emiel van Trijffel
Ergotherapeut, docent HvA Senior adviseur, docent HvA Klinisch epidemioloog, docent AMC
Belanghebbenden Cliënten met de ziekte van Parkinson Ergotherapeuten Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), zorgverzekeraars en andere instellingen Werkgevers
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
2
Inhoudsopgave Samenvatting................................................................................................................................... 4 Voorwoord ...................................................................................................................................... 6 Aanleiding ........................................................................................................................................ 7 Fase 1 Fase 2 Fase 3 Fase 4 Fase 5 Fase 6 Fase 7
Onderzoeksomschrijving ............................................................................................. 10 Literatuurstudie .......................................................................................................... 16 Definitieve vraagstelling............................................................................................. 29 Eisenlijst assessment .................................................................................................. 30 Bepalen theoretisch kader assessment ..................................................................... 53 Ontwerpen assessment ............................................................................................. 61 Voorstel voor toetsing van het assessment ............................................................... 69
Conclusie afstudeeronderzoek ...................................................................................................... 74 Literatuurlijst ................................................................................................................................. 76 Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8
Afkortingenlijst ........................................................................................................... 81 Begrippenlijst ............................................................................................................. 83 ICF model ziekte van Parkinson ................................................................................. 86 Planning ...................................................................................................................... 87 Tabel assessments...................................................................................................... 88 Begeleidende brief bij enquête................................................................................... 87 Enquête ....................................................................................................................... 88 Concept assessment ‘Ergotherapeutische Probleeminventarisatie Arbeid bij Parkinson’…………….. .................................................................................................... 92 Deel A: Vragenlijst EPAP ...................................................................................... 94 Deel B: Gespreksformulier EPAP………..…………………………………………………… .…. 104 Deel C: Observatieformulier voor ergotherapeut…………………………………..……..107 Deel D: Eindrapportageformulier EPAP ............................................................ 111 Bijlage 9 Handleiding EPAP ...................................................................................................... 113 Bijlage 10 Kwaliteitscriteria........................................................................................................ 139
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
3
Samenvatting In Nederland worden minstens vijfhonderd mensen per jaar, die behoren tot de beroepsbevolking, gediagnosticeerd met de ziekte van Parkinson (zvP). De zvP kan de uitvoering van werkactiviteiten sterk beïnvloeden. Een onderzoek uitgevoerd in Engeland laat zien dat vier van de vijf cliënten met de ziekte van Parkinson moeite heeft met het uitvoeren van hun werkzaamheden door de ziekte8. In de ergotherapie ligt de focus op het optimaliseren van het betekenisvol handelen werk is dus één van de domeinen waarop de ergotherapie zich richt. Het kan dus voorkomen dat de ergotherapeut te maken krijgt met hulpvragen van cliënten met zvP, op het gebied van arbeid. Om dit domein binnen de diagnostiek een plek te geven, is een geschikt inventarisatiea ssessment nodig. In de ergotherapierichtlijn worden aanbevelingen gegeven voor diagnostiek van het handelen in het algemeen. Er wordt geen specifiek assessment genoemd op het gebied van arbied. Ook binnen het Universitair Medisch Centrum St Radboud en binnen ParkinsonNet is geen specifiek assessment beschikbaar om de problemen op het gebied van werk te inventariseren.
Onderzoeksvraag In dit afstudeeronderzoek is antwoord gegeven op de volgende onderzoeksvraag: “Welk assessment is geschikt voor het in kaart brengen van de actuele balans tussen belastingbelastbaarheid, op het gebied van functie, activiteiten en participatie, in de arbeidssituatie bij cliënten met de ziekte van Parkinson door ergotherapeuten in het Universitair Medisch Centrum St Radboud als basis voor een plan van aanpak?”
Literatuurstudie Om deze vraag te beantwoorden is er een literatuurstudie gedaan naar beschikbare arbeidsassessments. Hiervoor is een PICO vraagstelling opgesteld. Met deze vraag worden zowel generieke als ziektespecifieke arbeidsassessments gezocht. Naar aanleiding van de PICO vraag zijn er zoektermen opgesteld, om een volledige en te herhalen searchstrategie te kunnen formuleren. De verschillende zoektermen en combinaties hiervan hebben in de databases (Medline/Pubmed, Cinahl, Cochrane en Embase) tot zoekresultaten geleid (n=7987). Hierna zijn de exclusiecriteria toegepast en artikelen geëxcludeerd (n=2913). Na screening van titel en abstract en exclusie door overlap zijn er uiteindelijk 54 artikelen geïncludeerd. In deze artikelen zijn 39 assessment beschreven. Geen van deze assessments brengt alle drie de domeinen (functie, activiteiten en participatie) uit de 'International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF)' in kaart en schenkt tegelijkertijd aandacht aan zowel mentale als fysieke componenten. De conclusie luidt dan ook dat er op dit moment in de literatuur géén geschikt assessment is voor het in kaart brengen van belasting en belastbaarheid bij cliënten met de Ziekte van Parkinson.
Methode assessmentontwikkeling De onderzoeksgroep is gestart met de ontwikkeling van een assessment, dat voldoet aan de eisen die de (ergo)therapeuten uit de praktijk eraan stellen. De inventarisatie van de eisen uit Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
4
de praktijk is gedaan middels een enquête. Vanuit de geanalyseerde data en de conclusie uit de enquête is een eisenlijst opgesteld, ten behoeve van het assessment. Hierin zijn ook de eisen van de opdrachtgever meegenomen. Na het opstellen van de eisenlijst is het theoretisch kader van het assessment opgesteld door het selecteren van constructen en het bepalen van de vorm, de inhoud. In alle fases is er zo veel mogelijk rekening gehouden met variabelen die de validiteit en betrouwbaarheid beïnvloeden. In de fase waarin het theoretisch kader is opgesteld, wordt specifiek benoemd hoe de onderzoeksgroep dit in de ontwikkeling van het assessment heeft meegenomen. Op basis van dit theoretisch kader is er begonnen met het ontwerpen van het concept assessment. In deze ontwerpfase is de doelstelling van het assessment bepaald, zijn er onderwerpen geselecteerd en is de vraag- en antwoordsystematiek bepaald.
Conclusie Er is een concept assessment ontworpen dat bestaat uit een vragenlijst voor de cliënt, een gespreksformulier voor de ergotherapeut en een observatieformulier voor de ergotherapeut. In deze onderdelen komen onderwerpen aan bod zoals: werkbeleving, lichamelijke/geestelijke klachten, invloed van tijdsaspecten en omgeving. Het concept assessment dat ontwikkeld is, lijkt de onderzoeksgroep geschikt voor het in kaart brengen van de actuele balans tussen belasting-belastbaarheid, op het gebied van functie, activiteiten en participatie in de arbeidssituatie bij cliënten met de ziekte van Parkinson. Het kan door ergotherapeuten in het Universitair Medisch Centrum St Radboud als basis voor een plan van aanpak worden gebruikt. Het concept assessment dat ontwikkeld is, zal nog meerdere onderzoeksfases moeten doorlopen om een valide, betrouwbaar en in de praktijk bruikbaar, assessment te worden dat geschikt is voor het in kaart brengen van de balans tussen belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
5
Voorwoord In februari 2010 is de onderzoeksgroep, bestaande uit junior adviseurs Daniëlle Bouman, Lizzy Braams, Nienke Heerbaart, Roy Kleise en Amber Kling en senior adviseur Miranda van Niel gestart met een 20 weken durend afstudeeronderzoek in het kader van de opleiding ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Dit afstudeeronderzoek is opgezet nadat de onderzoeksgroep een positieve ervaring heeft gehad met het schrijven van een onderzoeksopzet over arbeid en de ziekte van Parkinson. Hierdoor is de interesse van de onderzoeksgroep met betrekking tot dit onderwerp gegroeid. De onderzoeksgroep heeft contact gelegd met het Universitair Medisch Centrum (UMC) St Radboud omdat zij initiatiefnemers zijn in onderzoek en ontwikkeling van de waarde, mogelijkheden en het effect van ergotherapeutische interventies bij cliënten met de ziekte van Parkinson (zvP). Er is vanuit het UMC St Radboud behoefte aan assessments (instrumenten, observaties, etc.) om bij individuele cliënten met zvP de belasting-belastbaarheid binnen de arbeidssituatie in kaart te brengen en dat is waar dit afstudeeronderzoek zich op richt. Voor u ligt de verslaglegging van dit onderzoek. De onderzoeksgroep heeft gedurende 20 weken met veel plezier aan het onderzoek gewerkt. Door de goede samenwerking en samenstelling van de groep is er een eindproduct geleverd waar groep trots op is. In het kader van de leesbaarheid van het document is ervoor gekozen om afkortingen en termen te gebruiken. De volledige beschrijvingen van deze afkortingen en termen zijn terug te vinden in de afkortingen- en begrippenlijst, zie bijlage 1 en 2. In de tot stand koming van dit einddocument en het onderzoeksproces hebben verschillende mensen hun bijdrage geleverd, de onderzoeksgroep wil bij dezen alle betrokken bedanken voor hun medewerking. In het bijzonder willen de onderzoeksgroep Ingrid Sturkenboom en Anita de Vries-Uiterweerd bedanken voor hun enthousiaste inzet en goede samenwerking vanuit het UMC St Radboud. Daarnaast bedankt de onderzoeksgroep de deelnemers van de enquête voor het delen van hun ervaringen met cliënten die problemen ervaren in de arbeidssituatie. Ook gaat onze dank uit naar onze eindredacteur Tom Schepers. Tevens wil de onderzoeksgroep nog de externe adviseurs bedanken voor hun input, te weten Paul van der Hulst en drs. Emiel van Trijffel. Ten slotte bedankt de onderzoeksgroep onze senioradviseurs Miranda van Niel en Inge Vromen voor hun goede adviezen, feedback en een fijne samenwerking.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
6
Aanleiding Ziekte van Parkinson De ziekte van Parkinson (zvP) is een degeneratieve neurologische aandoening waarvan de oorzaak onbekend is. De lichamelijke verschijnselen worden voor een groot deel veroorzaakt door verlies van dopamine-producerende neuronen in de substantia nigra. Ook omgevingsfactoren en genetische factoren hebben volgens recente inzichten invloed op de degeneratie104. De zvP uit zich in motorische en niet-motorische verschijnselen. Tremor, rigiditeit, brady- of hypokinesie en gestoorde houdingsbalans zijn veel voorkomende motorische verschijnselen van de zvP1. De niet-motorische verschijnselen bestaan uit autonome verschijnselen zoals urineverlies, overvloedige speekselproductie, overvloedige transpiratie, slaapstoornissen, dementie en psychiatrische stoornissen. Al deze verschijnselen kunnen tot gevolg hebben dat er bij de cliënt met de zvP een ernstige invaliditeit ontstaat1 met een groot effect op de kwaliteit van leven voor zowel de cliënt als het cliëntsysteem. Om deze ernstige invaliditeit te voorkomen of uit te stellen, worden er door (para)medici interventies toegepast, zoals een arts, fysiotherapeut, ergotherapeut en logopedist 2. In een systematische review van Dixon7 kwam naar voren dat ergotherapie bij cliënten met de zvP een positief effect heeft (o.a. op motoriek, ADL en mobiliteit). Volgens Dixon 7 is de kwaliteit van de geïncludeerde onderzoeken in de review echter niet goed genoeg om een goede uitspraak te doen over de effectiviteit van de ergotherapie bij cliënten met de zvP 7.
Prevalentie De zvP is een veel voorkomende ziekte. Bij huisartsen in Nederland waren in 2003 25.500 gevallen bekend van mensen met de zvP. Het aantal mensen met de zvP nam in dat jaar toe met 5.000, waarvan 2.700 mannen en 2.300 vrouwen3. Uit eerder epidemiologisch onderzoek is gebleken dat het aantal cliënten met de zvP werkelijk een factor 2 tot 2,5 hoger is dan deze cijfers. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat symptomen zoals trillen en traagheid, ook gezien kunnen worden als onderdeel van het normale verouderingsproces4. De zvP begint meestal op latere leeftijd, tussen het 50e en 60e levensjaar. Bij deze leeftijdsgroep komt de ziekte voor bij ongeveer één op de 50 inwoners van Nederland. Circa 10% is echter jonger dan 40 jaar6 .
Ergotherapie en arbeid In het algemeen kan worden gesteld dat het takenpakket van de ergotherapeut, op het terrein van arbeid en gezondheid, gericht is op het voorkomen van beroepsziekten en het behoud en de bevordering van de arbeidsgeschiktheid. De ergotherapeut is een deskundige op het gebied van onderzoek en behandeling c.q. het begeleiden van mensen met (dreigende) handelings- of
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
7
participatie problemen. Deze problemen kunnen ontstaan door het werk, of relevant zijn voor het uitoefenen van het werk (de zogenoemde arbeidsrelevante klachten) 26.
Richtlijn ergotherapie bij de ziekte van Parkinson In de ergotherapeutische richtlijn wordt overwogen om cliënten met de zvP na de diagnosestelling door te verwijzen naar de ergotherapie. Hierbij wordt verwacht dat juist in de vroege fase de ergotherapeut met gerichte ergotherapeutische voorlichting en adviezen kan voorkomen dat de cliënt betekenisvolle activiteiten onnodig of te vroeg afstoot of dat hij de grenzen van zijn belastbaarheid te veel overschrijdt5. Uit dezelfde zelfde richtlijn komt naar voren dat er momenteel veel cliënten met de zvP hun betaalde werk op moeten geven, terwijl werk wel een belangrijke en betekenisvolle activiteit is voor de meeste mensen. Dit wordt ondersteund door de cijfers; vier op de vijf cliënten met de zvP ervaren problemen op het werk doordat zij de zvP hebben5. In de richtlijn ergotherapie bij de ziekte van Parkinson5 is te lezen dat werk voor jongere cliënten met de zvP een belangrijke, betekenisvolle activiteit is. De zvP kan echter de capaciteit voor het uitvoeren van werkactiviteiten sterk beïnvloeden. Een onderzoek uitgevoerd in Engeland laat zien dat vier van de vijf cliënten met de zvP moeite heeft met het uitvoeren van hun werkzaamheden door zijn/haar ziekte8. Van Brenk en Analbers9 hebben bij een kleine groep nog werkende cliënten met de zvP in Nederland geïnventariseerd welke specifieke problemen zij ervaren bij hun werk. De meest genoemde problemen betreffen beperkingen in schrijven, computergebruik, vermoeidheid, inflexibiliteit in het indelen van het werk en belemmeringen in de fysieke werkomgeving. Veel cliënten moeten het betaalde werk opgeven. Bijna de helft (46%) van de cliënten is gestopt met werken na een ziekteduur van vijf jaar en 82% na tien jaar 9. Niet alleen de ernst van de symptomen maar ook gebrek aan ondersteuning in de werkomgeving of mogelijkheden voor vervroegd pensioen kunnen een rol spelen. Een gebrek aan energie en andere lichamelijke klachten werden als belangrijke reden aangegeven om te stoppen met werken bij een groep van 85 cliënten met de zvP in Nederland5.
Betekenis voor de onderzoeksgroep Doordat in de ergotherapie de focus ligt op het optimaliseren van het betekenisvol handelen, is er een indicatie voor ergotherapie wanneer de cliënt in het domein werk problemen ondervindt5. Het kan dus voorkomen dat de ergotherapeut te maken krijgt met hulpvragen van cliënten met zvP, op het gebied van arbeid. Om dit domein binnen de diagnostiek een plek te geven, is een geschikt inventarisatieassessment nodig. In de ergotherapierichtlijn worden aanbevelingen gegeven voor diagnostiek van het handelen in het algemeen. Er wordt geen specifiek assessment genoemd op het gebied van arbeid. Ook binnen het Universitair Medisch Centrum St Radboud en binnen ParkinsonNet is geen specifiek assessment beschikbaar om de problemen op het gebied van arbeid te inventariseren bij cliënten met de zvP. De onderzoeksgroep wil deze leegte opvullen door, afhankelijk van de uitkomsten van de literatuurstudie, een ergotherapeutisch assessment te selecteren of te ontwikkelen dat gericht is op arbeid. Dit assessment moet de onderdelen bevatten die belangrijk zijn voor cliënten met Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
8
de zvP op gebied van arbeid. De onderzoeksgroep zal zich in het speciaal richten op het in kaart kunnen brengen van belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie van cliënten met de zvP.
Definitie belasting en belastbaarheid Vanuit de literatuur en naar het idee van de onderzoeksgroep en opdrachtgever is de volgende definitie opgesteld met betrekking tot het begrip belasting en belastbaarheid: De eisen vanuit de sociale en fysieke context van een cliënt leveren een belasting op, de belastbaarheid is hoe deze cliënt hierop reageert en mee omgaat. Bij belasting-belastbaarheid gaat het om balans. Wanneer de belasting afwijkend is van de belastbaarheid ontstaat er een disbalans, wat betekent dat er meer of minder van je gevraagd wordt dan dat je aankan. Bovenstaande definitie is opgesteld om te zorgen dat de visie van de opdrachtgever en de studenten overeenkomt en dat deze definitie ook gehanteerd kan worden bij het selecteren van artikelen en assessments uit de literatuurstudie.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
9
Fase 1
|
Onderzoeksomschrijving
Om een start te kunnen maken met het afstudeeronderzoek, zal eerst een literatuurstudie worden uitgevoerd naar assessments die bij cliënten met de ziekte van Parkinson (zvP) gebruikt kunnen worden om de belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie in kaart te brengen. De gegevens en resultaten uit deze literatuurstudie worden gebruikt om een opzet te maken voor een pilotstudie, indien er een geschikt assessment uit de literatuurstudie komt. Mocht dit niet het geval zijn, zal de onderzoeksgroep zelf een start maken met het ontwikkelen van een geschikt assessment. Aangevuld met een advies voor eventueel vervolg onderzoek. Gedurende de eerste weken na het opstarten van het onderzoek houdt de onderzoeksgroep zich bezig met het plan van aanpak voor de literatuurstudie. Hiervoor worden de wensen en behoeften van de opdrachtgever, het UMC St Radboud, m.b.t. de literatuurstudie geïnventariseerd. Tijdens de literatuurstudie wordt er gezocht naar artikelen die gaan over assessments die bij cliënten met de zvP kunnen worden toegepast om de belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie in kaart te brengen. Aan de hand van selectiecriteria zullen artikelen geïncludeerd worden en hieruit kunnen assessments worden geïncludeerd. Hierna worden de resultaten gerapporteerd en wordt de literatuurstudie afgerond door middel van het schrijven van een conclusie. Afhankelijk van de gevonden resultaten zal de onderzoeksgroep een nieuw plan van aanpak schrijven voor een pilotstudie of voor het te ontwikkelen assessment. Aan de hand van dit plan van aanpak zal de onderzoeksgroep verder werken. Het uiteindelijke document is eind juni afgerond en zal dan gepresenteerd worden aan de personeelsleden van de afdeling ergotherapie van het UMC St Radboud.
Visie op werken met een onderzoeksgroep De onderzoeksvraag is opgesteld in samenwerking met de contactpersoon van het UMC St Radboud. De contactpersoon is tijdens het gehele traject betrokken bij het onderzoek. Deze wordt om feedback gevraagd over de definitie en de voortgang van het onderzoek. De onderzoeksgroep bestaat uit zes leden: vijf junioradviseurs en één senioradviseur. Er zullen, indien nodig, externe adviseurs worden geraadpleegd. De onderzoeksgroep werkt samen op basis van een afgesproken rol- en taakverdeling die gebaseerd is op de sterke kanten en kwaliteiten van elk groepslid. Er wordt gezorgd dat ieder ongeveer evenveel bijdraagt aan het onderzoek. De junioradviseurs zullen zo zelfstandig mogelijk werken, maar zo nodig wordt de senioradviseur om advies gevraagd. De senioradviseur wordt in ieder geval wekelijks op de hoogte gehouden over de voortgang, evenals de opdrachtgever.
Kwaliteit borgen Kwaliteit is een maat voor overeenkomst tussen prestatie en verwachting. In het algemeen wordt Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
10
met kwaliteit aangegeven of eigenschappen van een product of dienst overeenkomen met wat ervan verwacht wordt14. Donabedian, een van de voornaamste onderzoekers op het gebied van kwaliteit in de gezondheidszorg, geeft aan dat het steeds gaat om een proces van bewust worden, leren en verbeteren15. Vanuit deze gedachte is de kwaliteitscirkel ontstaan. Een cyclus van Plan-Do-Check-Act, ook wel de PDCA-cirkel genoemd13 . Een dergelijk kwaliteitsmodel geeft handvaten om te kijken naar wat de doelen waren en hoe het is gegaan en hoe hierop wordt teruggekeken, Wat kan er de volgende keer beter. Kortom, een proces van systematische kwaliteitsbewaking en -bevordering.
Act Plan
Check
Do
De kwaliteit die de onderzoeksgroep wil leveren gedurende de afstudeerperiode wordt gewaarborgd door het volgen van de stappen van de PDCA-cirkel. Afbeelding 1: kwaliteitscirkel Er zullen kwaliteitsnormen en –criteria gespecificeerd moeten worden (‘plan’). Binnen het handelen (‘do’) zullen deze gemeten en beoordeeld of getoetst moeten worden (‘check’) en omgezet moeten worden in een verbetering van kwaliteit (‘act’). Vervolgens worden er maatregelen genomen om de bereikte kwaliteit te behouden. 26 De PDCA-cirkel kan worden herkend in de feedback momenten die binnen de onderzoeksgroep plaatsvinden, na afronding van elke fase. De laatste stap is het opstellen van verbeterpunten voor het groepslid waar hij/zij de komende fase aan moet werken.
Fasering De fasering staat hieronder beschreven, deze heeft zijn definitieve vorm gekregen na het afronden van de literatuurstudie. Het beschrijven van het onderzoeksprobleem (Fase 1) In deze fase worden duidelijke definities gegeven van een aantal onderzoeksvariabelen. In de startnotitie komt de methode van het onderzoek aan bod, hierin wordt de visie op werken en onderzoek benoemd en de fasering beschreven. Eindproduct: Startnotitie Het bestuderen van de relevante literatuur (Fase 2) In de literatuurstudie wordt relevante literatuur gezocht, gelezen en beoordeeld. De searchstrategie wordt duidelijk beschreven, zodat de lezer deze zelf zou kunnen reproduceren. Er komt een beschrijving over de gevonden en de geïncludeerde instrumenten. Na het afronden van de searchstrategie wordt een conclusie geformuleerd over de stand van zaken betreffende de literatuur over arbeidsassessments. Eindproduct: Literatuurstudie
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
11
Het formuleren van de definitieve vraagstelling (Fase 3) Wanneer de stand van zaken duidelijk is, met betrekking tot assessments om belastingbelastbaarheid in kaart te brengen bij cliënten met zvP, wordt de definitieve vraagstelling geformuleerd. Deze vraagstelling wordt geformuleerd om verder richting te geven aan het onderzoek en deze moet goedgekeurd worden door de opdrachtgever voordat de volgende fase begint. Eindproduct: beschreven definitieve vraagstelling Opstellen eisenlijst uiteindelijke assessment (Fase 4) De eisen die gesteld worden aan het uiteindelijke assessment zijn geïnventariseerd bij ergotherapeuten die zich hebben gespecialiseerd in arbeid. De opgestelde eisen worden gecombineerd met de eisen van de opdrachtgever en de geïncludeerde assessments worden bekeken om een zo een compleet mogelijk beeld te krijgen waar het uiteindelijk assessment aan moet voldoen. Een enquête is in dit geval een middel om eisen in kaart te brengen die in de praktijk als nuttig ervaren worden. Deze enquête wordt telefonisch afgenomen bij ergotherapeuten uit het werkveld. De data uit de enquête wordt schematisch weergegeven, hieruit worden conclusies getrokken. Eindproduct: De resultaten uit de enquête en het eisenlijst voor assessments Bepalen theoretisch kader assessment (Fase 5) De geïncludeerde assessments uit de literatuurstudie, of een deel hiervan, worden als inspiratie gebruikt voor het ontwerpen van een nieuw assessment. Deze assessments, in combinatie met de opgestelde eisenlijst, bepalen het design van het te ontwerpen assessment. Eindproduct: Overeenstemming met opdrachtgever over design assessment Construeren van het assessment (Fase 6) In deze fase wordt het concept assessment ontworpen. In deze fase worden de verschillende items van het assessment geformuleerd en uitgewerkt. Eindproduct: concept assessment Advies voor verder onderzoek (Fase 7) Er wordt een advies geschreven voor het onderzoeken van het concept assessment. Eindproduct: onderzoeksplan Conclusie(Fase 8) In de conclusie wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag die centraal staat in het onderzoek. Eindproduct: einddocument
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
12
Product Startnotitie Plan van aanpak Literatuuronderzoek Opstellen eisenlijst Bepalen design assessment Construeren assessment Voorstel voor verder onderzoek Conclusie Definitieve document & presentatie Tabel 1: Fasering
Week*/data Week 1-3 01-02 tot 19-02-2010 Week 1-4 01-02 tot 26-02-2010 Week 1-10 01-02 tot 09-04-2010 Week 10-12 05-04 tot 23-04-2010 Week 11-12 12-04 tot 23-04-2010 Week 12-16 23-04 tot 24-05-2010 Week 16-17 24-05 tot 04-06-2010 Week 17 31-05 tot 04-06-2010 Week 18-20 07-06 tot 25-06-2010 *
Dit zijn projectweken, géén kalenderweken
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
13
Begroting Uitgaven* Telefoon kosten Reiskosten onderzoeksgroep Printkosten Einddocument opdrachtgever
Bedrag in euro’s (incl. BTW) 67,50 0 20 15
Totaal bedrag
102,50
Tabel 2: begroting
*Indien hiervan wordt afgeweken bespreekt de onderzoeksgroep dit met de opdrachtgever.
Telefoon kosten: Kosten telefoneren enquête: 0,25 cent per minuut, enquête afname duurt ongeveer 45 minuten. 0,25x45=11,25 per gesprek. Het aantal gesprekken via de telefoon = 5, een totaal van 11,25x5= 56,25 euro Kosten telefoneren met contactpersoon UMC St Radboud: 0,25 cent per minuut, telefonisch contact duurt ongeveer 15 minuten. 0,25x15= 3,75 per gesprek Het aantal gesprekken via de telefoon = 3, een totaal van 3,75x3=11,25 euro Totale kosten telefoneren: Kosten afname enquête + kosten telefoneren contactpersoon UMC St Radboud= 56,25 + 11,25=67,50 euro Printkosten Dit zijn de printkosten van documenten van de onderzoeksgroep op de HvA. Einddocument Het einddocument wordt aangeleverd aan de opdrachtgever. Hiervoor zal het gehele document afgedrukt en ingebonden worden.
Kosten en baten De baten voor het UMC St Radboud zijn: Dat de instelling betrokken is bij een onderzoek en ontwikkeling van de waarde en mogelijkheden van ergotherapeutische diagnostiek bij cliënten met de zvP. Dat er een onderzoeksverslag komt over de gevonden literatuur. De baten voor de ergotherapeuten zullen zijn: Dat het thema arbeid kan worden meegenomen in de diagnostiek, om richting te geven aan een juiste begeleiding/behandeling. Dat de start wordt gemaakt voor een nieuw assessment dat goed aansluit bij de wensen van de praktijk. De baten voor de cliënten met de zvP zullen zijn: Dat de balans tussen belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie in kaart kan worden gebracht. Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
14
Dat zij een betere begeleiding krijgen m.b.t. activiteiten- en participatieproblemen in de arbeidsituatie. Dat zij een betere begeleiding krijgen m.b.t. activiteiten- en participatieproblemen in de arbeidsituatie.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
15
Fase 2
|
Literatuurstudie
In deze fase staat de literatuurstudie centraal. De subvraag die hierbij hoort is de volgende: Welke bestaande assessments zijn geschikt om de actuele balans tussen belastingbelastbaarheid, op het gebied van functie, activiteiten en participatie, in de arbeidssituatie in kaart te brengen? Naar aanleiding van deze vraag is een passende zoekstrategie met PICO vraag opgesteld.
Zoekstrategie Er is een PICO vraag opgesteld om de literatuurstudie richting te geven. Door een PICO vraag op te stellen wordt er inzicht gegeven in het doel van de literatuurstudie en kan er geëvalueerd worden of de literatuurstudie adequaat antwoord geeft op deze centrale vraag. De PICO vraag zal gedurende de literatuurstudie de rode draad zijn die aan het eind ook aangehaald zal worden in de conclusie. Person Intervention) Comparison Outcome
= = = =
cliënten met de zvP arbeidsassessment n.v.t belasting-belastbaarheid in kaart kunnen brengen
Geformuleerd in een vraag, levert dit de volgende vraagstelling op: Welke assessments zijn bruikbaar voor ergotherapeuten bij de inventarisatie van belastingbelastbaarheid in de arbeidssituatie van cliënten met de zvP?
Zoektermen Om gericht en systematisch te kunnen zoeken, is de vraagstelling opgedeeld in verschillende domeinen waar relevante zoektermen aan gekoppeld zijn. Deze domeinen zijn opgesteld om de zoekstrategieën overzichtelijk te houden en er zorg voor te dragen dat er zo compleet mogelijk gezocht kan worden. De domeinen omvatten elk verschillende aspecten die belangrijk zijn om inzicht in te krijgen om antwoord te kunnen geven op de opgestelde PICO vraag. Eerste domein: Inventarisatie belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie Zoektermen: work assessment AND load OR combined workload OR occupational balance. Tweede domein: inventarisatie belasting-belastbaarheid in de ergotherapie. Zoektermen: occupational therapy assessment AND workload OR combined workload OR work balance OR occupational balance. Derde domein: ergotherapie en arbeidsassessments. Zoektermen: occupational therapy AND work assessment OR job assessment Vierde domein: arbeid en assessments. Zoektermen: vocation AND assessment OR engagement. Vijfde domein: arbeid en Parkinson. Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
16
Zoektermen: Parkinson Disease AND work capacity OR employment OR occupation OR work performance OR work ability. Zesde domein: Parkinson en belasting-belastbaarheid. Zoektermen: Parkinson disease AND workload OR combined workload OR work balance OR occupational balance OR work related load factors.
Databases Er is gekozen voor het gebruiken van verschillende databases zodat een verscheidenheid aan relevante artikelen gevonden en ingesloten kunnen worden. Medline/Pubmed en de Cochrane database zijn veel gebruikte databases in (para)medisch onderzoek en vooral in Medline zijn over het algemeen artikelen te vinden die gepubliceerd zijn in grote (bv. Lancet, BMJ) en middelgrote tijdschriften (Journal of neurology, Journal of plastic surgery). Om ook te garanderen dat artikelen gevonden worden die in minder bekende of Nederlandse tijdschriften staan (bv. fysiopraxis, NTVF), zijn ook de databases CINAHL en Embase toegevoegd. Deze databases zijn overigens ook toegespitst op paramedisch onderzoek, meer dan Medline en Cochrane.
Limits Limits worden gebruikt om in plaats van sensitief (breed zoeken) meer specifiek (nauw zoeken) te zoeken. In de meeste databases die zijn gebruikt kunnen deze limits automatisch worden toegepast als je deze activeert. De volgende limits zijn toegepast op de combinatie(s) van zoektermen: Gepubliceerd < 2000; Artikelen gepubliceerd eerder dan 10 jaar geleden worden door de onderzoeksgroep als verouderd beschouwd. De onderzoeksgroep wil gebruik maken van de nieuwste inzichten wat betreft diagnostiek, ergotherapie en kennis betreffende de zvP. Assessments die voor 2000 gevalideerd en bruikbaar zijn gebleken en dat nog steeds zijn, zullen volgens de onderzoeksgroep ook terugkeren in huidige onderzoeken die deze domeinen (diagnostiek, ergotherapie en zvP kennis) betrekt, bijvoorbeeld als gebruikte referentietest. Engelstalig of Nederlandstalig; artikelen die in een andere taal dan Engels en Nederlands zijn gepubliceerd zullen geëxcludeerd worden van screening en inclusie. Dit omdat de talenkennis van de onderzoeksgroep niet zo verstrekkend is om in andere talen een goede inschatting te maken van de inhoud en de kwaliteit van het betreffende onderzoek. Ook is in het afgelopen decennia de trend dat er in het Engels wordt gepubliceerd en in de meeste vooraanstaande tijdschriften ook geen andere voertaal wordt geaccepteerd. Cliënten zijn 18 jaar of ouder; deze limit kan niet in elke database worden geselecteerd, bv. in Cochrane. Als dit niet het geval is zal deze limit d.m.v. screening toegepast worden. Deze limit wordt toegepast omdat dit aansluit bij de gestelde PICO vraag, de ‘O’ omvat namelijk ook de arbeidssituatie. Hiermee wil de onderzoeksgroep de beroepsbevolking insluiten, dus cliënten van 18 jaar en ouder, omdat dit onder de beroepsgroep valt. Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
17
Selectiecriteria Als er andere assessments dan arbeidsassessments onderzocht waren en er een causaal verband centraal stond (etiologische of prognostische factoren of effectstudies) 16,17 werd het artikel uitgesloten van inclusie en beoordeling. Dit geldt ook voor studies zonder beschikbaar abstract of volledige tekst.
Data-extractie De studies zijn in bijlage 5 samengevat op basis van de volgende kenmerken: Naam assessment, auteur(s) van artikel(en), doelgroep, domein 'International Classification of Functioning, Disability and Health' (ICF)11, doel, soort en korte beschrijving. Er werd gestreefd om meerdere onderzoeken over een bepaald assessment te selecteren en te beschrijven.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
18
Selectie van artikelen De zoekstrategie resulteerde in 7987 resultaten (5192 in Medline, 336 in Embase, 1789 in Cinahl en 670 in Cochrane; welke elkaar deels overlappen) waarop de vooraf opgestelde limits werden toegepast. Dit leverde 2970 artikelen op (1421 in Medline, 203 in Embase, 371 in Cochrane en 975 in Cinahl.) Van deze artikelen werden er 2913 geëxcludeerd omdat ze onder de exclusiecriteria vielen, de full-text niet in Engels of Nederlands bleken te zijn of er geen full-text beschikbaar was. Doordat er overlap was tussen de resultaten uit Medline en Cinahl bleven er uiteindelijk 53 artikelen over die geïncludeerd konden worden (afbeelding 2: flowchart ).
Gevonden artikelen: n=7987 (5192 in Medline/Pubmed, 1789 in Cinahl, 670 in Cochrane, 336 in Embase; welke elkaar deels overlappen Geëxcludeerd na selectiecriteria:
n=5017 -
Niet Engelstalig (n=891) Gepubliceerd < 2000 (n=2134) < 18 jaar (n=1992)
Geïncludeerd na selectiecriteria: n=2970 (1421 in Medline/Pubmed, 975 in Cinahl, 371 in Cochrane, 203 in Embase; welke elkaar deels overlappen Geëxcludeerd na screening titel en abstract:
n=2913 Geïncludeerd: n=57
Exclusie door overlap n=4
Geïncludeerd: n=53 Afbeelding 2: Flowchart artikel selectie
Inclusie assessments Er is een vijftal criteria opgesteld om de gevonden assessments (n=39) te beoordelen op bruikbaarheid en beschikbaarheid, dit waren: 1. Het assessment is gericht op volwassenen die al aan het werk zijn of bezig zijn met het reintegreren op hun oude werkplek 2. Het assessment moet door een ergotherapeut afgenomen kunnen worden Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
19
3. Er is geen bijzondere scholing nodig voor de afname van het assessment 4. Het assessment is toegankelijk (zowel in financieel aspect als organisatorisch) 5. De afname duurt maximaal 90 minuten en Uit de gevonden artikelen (n=53) zijn er 39 assessments geselecteerd. Er zijn minder assessments geselecteerd dan dat er artikelen waren omdat er over sommige assessments meerdere artikelen zijn geschreven. Geselecteerde assessments uit de artikelen: n=39
Geëxcludeerd na selectiecriterium 1: Het assessment is gericht op volwassenen die reeds aan het werk zijn of bezig zijn met re-integreren op hun oude werkplek.n=8 Geïncludeerd na selectiecriterium 1: n=31 Geëxcludeerd na selectiecriterium 2: Het assessment moet door een ergotherapeut afgenomen kunnen worden. n=5 Geïncludeerd na selectiecriterium 2: n=26 Geëxcludeerd na selectiecriterium 3: Er is geen bijzondere bijscholing nodig voor de afname van het assessment. n=2 Geïncludeerd na selectiecriterium 3: n=24 Geëxcludeerd na selectiecriterium 4: Het assessment is toegankelijk (zowel in financieel aspect als organisatorisch). n=14 Geïncludeerd na selectiecriterium 4: n=10 Geëxcludeerd na selectiecriterium 5: Afname duurt maximaal 90 minuten. n=0
n=10 Geïncludeerd na selectiecriterium 5: n=10
Afbeelding 3 : Flowchart assessment inclusie
Deze criteria zijn in het stroomdiagram weergegeven en elk assessment is beoordeeld aan de hand van deze flowchart. Mocht er een assessment niet voldoen aan een criteria, dan werd deze geëxcludeerd en niet aan de verdere criteria getoetst. Dit heeft geleid tot inclusie van meerdere assessments (n=10). De inclusieprocedure en geëxcludeerde assessments is samengevat in bovenstaande flowchart (afbeelding 3: flowchart assessment inclusie).
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
20
Tabel 3: selectie van assessments
Geëxcludeerd na selectiecriterium 1: Het assessment is gericht op volwassenen die reeds aan het werk zijn of bezig zijn met re-integreren op hun oude werkplek.
Geëxcludeerd na selectiecriterium 2: Het assessment moet door een ergotherapeut afgenomen kunnen worden.
Geëxcludeerd na selectiecriterium 3: Er is geen bijzondere bijscholing nodig voor de afname van het assessment.
Geëxcludeerd na selectiecriterium 4: Het assessment is toegankelijk (zowel in financieel aspect als organisatorisch).
Nurse-Work Instability Scale Functional Work Capacity US National Institute of Occupational Health (NIOSH) Work Questionnaire Complex Task Performance Assessment (CTPA) A dialogue about ability related to work (DOA) Modified Community Screening Interview for Dementia (CSID) Job Seeking Self-Efficacy Scale The Occupational Functioning Scale (OFS) Inspectiemethode arbeidsomstandigheden. Job Stress subscale of the Life Stressors and Social Resources Inventory Job Requirements and Physical Demands Survey (JRPD) Instrument Assessment of Work Performance (AWP 1.1) Work Behavior Inventory (WBI) WorkWell Functional Capacity Evaluation (WW FCE) Functional Capacity Evaluations for Specific Jobs (FCE JS) Bavaria rehabilitation patient assessment method Work Instability Scale Taakobservatie en taakanalyse Methode Spinal Function Sort VALPAR Component Work Samples Work Role Functioning Questionnaire(WRFQ) Work Performance Rating Scale (WPRS) Chronic Illness Job Strain Scale (CIJSS) Workplace assessment (WPA) Activity-based assessment (BIA) Subjective Workload Assessment Technique (SWAT) Workplace Activity Limitations Scale (WALS) Job Content Questionnaire (JCQ) Work Limitations Questionnaire (WLQ)
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
21
Geëxcludeerd na selectiecriterium 5: Afname duurt maximaal 90 minuten. Geïncludeerde Assessments
The Ergonomic Assessment Tool for Arthritis Vragenlijst Arbeid en Gezondheid Occupational Self Assessment (OSA) Work Environment Impact Scale (WEIS) Work Experience Survey NASA-Task Load Index (NASA-TLX) Effort-Reward Imbalance Questionnaire (ERIQ) Work Productivity and Activity Impairment Questionnaire (WPAI) Worker role interview The Short Form 12 (SF-12) Health Survey
Beschrijving geïncludeerde assessments Hieronder worden de 10 geïncludeerde assessments uit de literatuurstudie in het kort beschreven aan de hand van o.a. klinimetrische kenmerken. De assessments zijn onderverdeeld in de domeinen van het ICF, namelijk functie, activiteiten en participatie. Dit is gedaan om weer te geven binnen welk(e) domein(en) het assessment meet, omdat de domeinen naar mening van de onderzoeksgroep een samenspel vormen van de ervaren problemen in de arbeidsituatie van de cliënt met de zvP.
Assessments – Functie NASA-Task Load Index (NASA-TLX)18 De NASA-Task Load Index (NASA-TLX) is een vragenlijst die als doel heeft informatie te geven over geestelijke en lichamelijke functies en vereisten op prestatie-, belastings- en frustratieniveau vanuit de ervaringen van de cliënt. De NASA-TLX kan zelfstandig worden ingevuld door de cliënt in een rustige omgeving en duurt ongeveer 30 minuten. De cliënt vult een formulier in over de factoren uit de arbeidssituatie die werkdruk veroorzaken om zo de werkdruk in kaart te brengen. Bij de NASA- TLX worden er zes schalen vergeleken, dit zijn de geestelijke en lichamelijke functies en vereisten op prestatie-, belastings- en frustratieniveau. De NASA-TLX is een betrouwbaar instrument voor het beoordelen van de werkdruk in verschillende werkvelden18, zoals verplegers en piloten. Tegenwoordig is er ook software beschikbaar om de NASA-TLX op de computer uit te voeren.
Assessments – Activiteiten Vragenlijst Arbeid en Gezondheid (VAG) 19
De VAG is een Nederlandstalig assessment waarvan het doel is om het persoonlijk functioneren tijdens het uitvoeren van activiteiten van de cliënt in de werksituatie te achterhalen. Dit wordt gedaan door het invullen van een vragenlijst waarbij de volgende onderwerpen aan bod komen: Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
22
identificatievragen, taakinhoud, werkorganisatie, fysieke werkomstandigheden, veiligheid en voorzieningen, leiding en collega's, lichamelijke en geestelijke inspanning, relatie werk en privéleven, waardering en toekomstverwachtingen, gezondheidsklachten en ziektegedrag. Het invullen van de vragenlijst duurt zo’n 15-20 minuten en kan zelfstandig door de cliënt worden ingevuld en wordt aangeraden om in te vullen in een rustige omgeving. De VAG heeft een standaardversie, waaraan eventueel bedrijfsspecifieke vragen kunnen worden toegevoegd zoals vragen over de werkzaamheden gericht op een beroepsgroep. Deze vragen worden echter alleen toegevoegd om meer informatie te krijgen over de achterliggende factoren, maar horen niet bij de VAG zelf. Bijna alle vragen kunnen met ja of nee beantwoord worden, zodat de resultaten snel te verkrijgen zijn en overzichtelijk zijn. Er is onderzoek gedaan om de validiteit en de betrouwbaarheid te bepalen, maar dit is niet afgerond en zijn de resultaten niet compleet. De betrouwbaarheid van de schalen zijn niet betrouwbaar bevonden. Alleen de schaal ‘vage klachten’ en de ‘ervaren gezondheid’(25 vragen) zijn betrouwbaar19. Work Experience Survey-Rheumatic Conditions (WES-RC) 20 De WES is een interview voor cliënten met reumatoïde artritis waarbij het doel is om arbeidsproblemen te identificeren met als doel het behouden van werk. Door de ervaren problemen te benoemen kunnen de cliënten samen met de therapeut oplossingen en een plan van aanpak opstellen. Onderdelen die in het interview behandeld worden zijn: medische achtergrond, mobiliteit, werk (functies, taken, sociaal, condities), bedrijfsbeleid, mate waarin iemand gezag heeft in een functie en werkvoldoening. De cliënt krijgt eerst een formulier met vragen om zelf in te vullen. Vervolgens kan deze besproken worden met de therapeut, wordt er gekeken naar oplossingen en een plan van aanpak opgesteld 20. Er is nog geen informatie beschikbaar over de validiteit en betrouwbaarheid van het instrument 20. The Ergonomic Assessment Tool for Arthritis (EATA) 21 De Ergonomic Assessment Tools for Arthritis is een interview dat als doel heeft om ergonomische risicofactoren te inventariseren. Hierbij kan de cliënt zelf de vragen beantwoorden die gericht zijn op het domein lichamelijke belasting (zoals staan, tillen en grijpen). Het assessment bestaat uit vier componenten. Allereerst wordt er een screening gedaan om het formulier aan te laten sluiten bij de baan van de cliënt. Dit wordt gedaan omdat er meerdere formulieren zijn ontwikkeld op activiteiten zoals de houding en werken achter de computer. Als uit de screening naar voren komt dat de cliënt veel achter de computer werkt, krijgt de cliënt het formulier over werken achter de computer. Het verkregen formulier dat aansluit bij de screening vult de cliënt zelfstandig in. Vervolgens wordt er een interview gehouden door de ergotherapeut. Tijdens het interview maken de cliënt en ergotherapeut een complete taakbeschrijving, identificeren problemen en stellen prioriteiten voor het opstellen van aanbevelingen voor verdere behandeling. Het Ergonomic Assessment Tool for Arthritis is in 2008 ontworpen en toegepast in een pilotstudie. Echter, er moet nog onderzoek gedaan worden naar de validiteit en betrouwbaarheid van het assessment 21. Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
23
Work Productivity and Activity Impairment Questionnaire (WPAI) 37 Het doel van het assessment is het in kaart brengen van de productiviteit bij volwassenen in de arbeidssituatie. Dit wordt gedaan door de gemiste werktijd en verminderde werkeffectiviteit te meten. Het assessment is een vragenlijst over de mate waarin de beperking de mogelijkheid tot werken beïnvloed. De werknemer vult de vragenlijst zelfstandig in. De vragenlijst gaat over de onderwerpen: uren die gewerkt worden, uren die niet gewerkt worden en waarom deze niet gewerkt worden. Het invullen duurt naar schatting zo’n 10-20 minuten. De standaard vragenlijst is een aantal keren aangepast op verschillende beperkingen zoals een aanpassing voor cliënten met allergieën. De validiteit en betrouwbaarheid zijn niet aangetoond 37. Occupational Self Assessment OSA23 De OSA is een zelfevaluatie instrument dat gebaseerd is op het Model of Human Occupation (MOHO) en het Canadian Model of Performance (CMOP). Het doel is het beoordelen en waarderen van het eigen handelen in rollen en taken om zo een beeld te geven van de handelingscompetentie en de invloed van de omgeving op het handelen. Tevens geeft de cliënt prioriteiten voor verandering aan, waarmee een aanzet wordt gemaakt tot een cliënt gericht plan van aanpak 23. De OSA kan worden afgenomen bij adolescenten, volwassenen en ouderen. De OSA wordt ingevuld door de cliënt, eventueel met behulp van de ergotherapeut. Dit wordt in drie stappen gedaan; de cliënt geeft eerst een beoordeling (voldoende/onvoldoende) over de 22 uitspraken over activiteiten en handelingen uit het dagelijks leven, daarna geeft de cliënt een beoordeling aan acht uitspraken die betrekking hebben op de omgeving van de cliënt. Vervolgens geeft de cliënt hier een waardering aan (belangrijk/niet belangrijk) en als laatste worden prioriteiten voor verandering aangegeven 23. Vervolgens vult de ergotherapeut samen met de cliënt het formulier ‘planning en implementatie’ in. Hierop worden de doelen en het plan van aanpak geschreven tijdens de nabespreking. Daarna noteert de ergotherapeut de verkregen gegevens op het scoreformulier, zodat na afname van de vervolglijst (welke na enige tijd door de cliënt ingevuld dient te worden) gegevens vergeleken kunnen worden. Tijdsduur voor het invullen is ongeveer 30-45 minuten en ongeveer 30 minuten voor het nabespreken. Over de standaardisatie en betrouwbaarheid is geen informatie beschikbaar. De validiteit wordt als redelijk beoordeeld door wetenschappers.
Assessments – Participatie Short form 12 health survey (SF-12)24 De SF-12 is een verkorte versie van de SF-36. De SF-36 is een oorspronkelijk Engelstalige vragenlijst met 36 items. De SF-12 bevat 12 items om de invloed van de gezondheidstoestand op (werk)activiteiten te meten in medische wetenschappelijk onderzoeken. De lijst kan door de cliënt zelfstandig ingevuld worden en duurt ongeveer 15 minuten. Het uitrekenen van de score zal 10 minuten in beslag nemen. De basis voor het assessment is de World Health Organisation (WHO) gezondheidsdefinitie: “Een toestand van volkomen lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welbevinden”. In het assessment wordt ingegaan op: ervaren gezondheid, Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
24
beperking van gezondheid op dagelijkse- en werkactiviteiten, effecten van pijn op werk, lichaamsgevoel en emotionele problemen. De Nederlandse versie van de SF-12 is gevalideerd voor Nederlandse myocardinfarct cliënten 24. Work Environment Impact Scale (WEIS) 25 De Work Environment Impact Scale (WEIS) bestaat uit een semigestructureerd interview en een scorelijst. De WEIS wordt ingezet in de individuele behandeling van een cliënt deelnemend aan het arbeidsproces en die hierin problemen ervaart. Tevens wordt de WEIS ingezet bij cliënten terugkerend naar het arbeidsproces als gevolg van een onderbreking door letsel of ziekte. Het geeft een uitgebreide beoordeling over de manier waarop de karakteristieken de cliënt beïnvloed en hoe de kwaliteit van de werkomgeving de cliënt beïnvloedt. De WEIS is opgedeeld in 17 omgevingsfactoren o.a. fysieke omgeving, sociale contacten, dagelijks uit te voeren taken, met als doel een zo compleet mogelijk beeld te geven van de werkomgeving en hoe deze de cliënt beïnvloedt. De 17 omgevingsfactoren komen terug in de scorelijst en worden gescoord door middel van een ordinale vier-puntsschaal. De schaal geeft een profiel weer van de factoren die de cliënt positief of negatief beïnvloeden. Het interview dient voor de scorelijst afgenomen te worden. Als beide zijn afgenomen kan een samenvatting geschreven worden, dit kan prettig zijn bij het bespreken van de resultaten met de cliënt, andere disciplines e.d. Het in zijn geheel afnemen van de WEIS duurt tussen de 30 en 60 minuten. De WEIS kan als onafhankelijk assessment worden gebruikt. In de praktijk wordt echter vaak de combinatie gemaakt met de Worker Role Interview (WRI), dit scheelt namelijk administratieve tijd 25.
Assessments Functie-Participatie Worker Role interview (WRI) 27 De Worker Role interview (WRI) is een semi-gestructureerd interview. Het is ontwikkeld om in het begin van het arbeidsrevalidatieproces zicht te krijgen op de psychosociale en omgevingsfactoren die een rol spelen bij de revalidatie van een cliënt. Het is de bedoeling dat de cliënt aan de hand van het interview (28 vragen) verschillende aspecten van zijn/haar leven en werk bespreekt met de ergotherapeut. Aspecten die aan bod komen zijn: gevolgen van het letsel, activiteiten buiten de arbeidssfeer, eerder uitgevoerd werk en weer aan het werk gaan27. De vragen zijn opgedeeld in categorieën die globaal verwijzen naar het theoretisch kader van het Model of Human Occupation (MOHO). De WRI combineert informatie uit het interview met gegevens die verkregen worden uit de observatieperiode van een arbeidsrevalidatieprogramma. Het interview wordt één keer afgenomen, wel is het wenselijk om voor vergelijking van gegevens en het effect van het arbeidsrevalidatieproces een eindevaluatie score af te nemen. Het afnemen van het interview met behulp van de vragenlijst neemt ongeveer 60 minuten in beslag. Het daarna bepalen van de scores neemt ongeveer 15 minuten in beslag wanneer de interviewer ervaring heeft met het toepassen van het model en de omschrijving per score kent 27 . De WRI heeft een gestandaardiseerde administratieve procedure. Alleen van de test-hertest betrouwbaarheid is bekend dat deze een acceptabel niveau heeft voor cliënten met handletsel.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
25
Verder betrouwbaarheidsonderzoek is niet gepubliceerd. Er is bewijs dat de WRI discrimineert tussen cliënten als wordt gekeken naar de psychosociale capaciteit van het werk 28,29. Effort-Reward Imbalance Questionnaire (ERI-Q) 30 De basis van de ERI-Q is een theoretisch kader, het ERI-model. Het ERI-model heeft de volgende dimensies: werkkenmerken die een inspanning van de werknemer vereisen en kenmerken die een belonend karakter hebben. Het doel van het assessment is het in kaart brengen van enkele werk- en persoonskenmerken. De werknemer vult het assessment zelfstandig in. Het assessment bestaat uit 23 stellingen zoals tijdsdruk, verantwoordelijkheden, overuren maken enz. Bij deze stellingen moet aangegeven worden hoe belastend het onderdeel ervaren wordt. Dit gebeurd op een 5- puntsschaal (komt niet voor, niet, matig, nogal of zeer belastend). Het invullen van de lijst duurt naar schatting 30-45 minuten. De Nederlandse ERI-Q is betrouwbaar en valide gebleken 30. Alle schalen, uitgezonderd de “ need for control” schalen hebben een Cronbach’s alpha hoger dan 0.7030. Dit wordt door de onderzoeksgroep als hoog genoeg opgevat48,52.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
26
Conclusie literatuurstudie Onze onderzoeksvraag voor het uitvoeren van de literatuurstudie luidt: Welke assessments zijn bruikbaar voor ergotherapeuten bij de inventarisatie van belastingbelastbaarheid in de arbeidssituatie van cliënten met zvP? Naar aanleiding van deze vraag zijn er zoektermen opgesteld, om een volledige en te herhalen searchstrategie te kunnen formuleren. De verschillende zoektermen en combinaties hiervan hebben in de databases tot veel zoekresultaten geleid (n=7987). Hierna zijn de exclusiecriteria toegepast en artikelen geëxcludeerd(n=2913). Na screening van titel en abstract en exclusie door overlap in artikelen zijn er uiteindelijk 53 artikelen geïncludeerd. Na het includeren van deze artikelen zijn de hierin beschreven assessments (n=39) in kaart gebracht. Vervolgens zijn de selectiecriteria (beschreven op blz. 16) toegepast op de deze assessments. Uit de artikelen kwam naar voren dat een aantal assessments uit gaan van ziekteuitval omdat cliënten op of door het werk ziek zijn geworden. Er is dus sprake van ziekteuitval en niet van het niet goed kunnen uitvoeren van werk door ziekte. De gevonden assessments richten zich voornamelijk op de algemene beroepsbevolking, zonder daar een specifieke diagnosegroep aan te koppelen. Hierdoor is er op dit moment geen assessment beschikbaar dat zonder meer toe te passen of te generaliseren is naar de zvP. De drie domeinen van het ICF (functie, activiteiten en participatie) worden verschillend meegenomen in de verschillende assessments, het domein functies komt het meeste voor, namelijk in 19 van de 39 geïncludeerde assessments. Deze assessments hebben ook vaker spinoffs voor andere doelgroepen(bv. de Work Impact Scale voor verplegers 31, de Work Impact Scale32). Tijdens de selectie van assessments, die naar voren kwamen uit de artikelen (zie bijlage 5), is er gekeken naar het doel en het soort assessment, maar ook naar de domeinen van het ICF 11 die volgens de onderzoeksgroep centraal zouden moeten staan in het assessment (zie Afbeelding 3: Flowchart assessment inclusie). Van de geïncludeerde assessments (n=10) zijn er vijf assessments die op het domein functies meten18,19,24,27,30, vier assessments op het domein activiteiten20,21,23,37 en drie assessments meten het domein participatie25,27,30. Daarnaast zijn er twee assessments die meerdere domeinen meten, beide meten zowel functies als participatie 27,30. Participatie wordt het meest gemeten in combinatie met het domein functies (n=2) en wordt maar in één assessment apart gemeten (Work Environment Impact Scale (WEIS)46. Naast dat er geen assessment kon worden geïncludeerd dat alle drie de domeinen van het ICF dekt, is eenzelfde conclusie te trekken over de aandacht die de assessments schenken aan zowel mentale (werkdruk, ervaren stress, werksfeer etc.) als fysieke (uithoudingsvermogen, balans, kracht die werktaken vereisen, lichamelijke inspanning) componenten. Een samenspel van deze componenten is volgens de onderzoeksgroep in geen enkel assessment (voldoende) aanwezig. Juist door gegevens over de ziekte te combineren met gegevens over het menselijk functioneren met het ICF, krijg je een ruimer en zinvoller beeld van de gezondheidstoestand van een individu of populatie. Dit is in de opinie van de onderzoeksgroep juist van vitaal belang om Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
27
een juiste en volledige inschatting te kunnen maken over de balans en eventuele disbalans in belasting-belastbaarheid van de cliënt met de zvP in de arbeidssituatie. Tijdens het includeren van de geselecteerde assessments is er gekeken naar welke vorm van het assessment gebruikt is, bijvoorbeeld een vragenlijst, interview en/of observatie. Vragenlijsten worden het meest gebruikt in de geselecteerde assessments. Opvallend is dat deze vragenlijsten voornamelijk zelf ingevuld worden door de cliënt, zonder begeleiding of concrete afronding door een persoon met deskundigheid op het gebied van belastingbelastbaarheid (therapeut, counselor e.d.). Er is dus geen garantie dat er een volledige analyse en een daaruit correcte conclusie voortvloeit uit het invullen van deze vragenlijsten door de persoon in kwestie. Onze conclusie uit voorgaande, betreffende de literatuurstudie, is dat er op dit moment géén geschikte assessments beschikbaar zijn die de onderzoeksgroep zou kunnen toetsen. Ook voldoet geen geselecteerd assessment aan de eis van de onderzoeksgroep om ook daadwerkelijk een samenspel in kaart te brengen van de eerder genoemde ICF domeinen. Aan de hand van de conclusie van de literatuurstudie is de voorlopige vraagstelling van het afstudeeronderzoek aangepast en een definitieve vraagstelling geformuleerd. Er is momenteel geen instrument dat getoetst kan worden door de onderzoeksgroep. De onderzoeksgroep zal nu een begin maken met het ontwikkelen van een nieuw assessment. Hiervoor zal bij ergotherapeuten in de praktijk geïnventariseerd worden wat hun wensen zijn ten aanzien van dit te ontwikkelen assessment. De geïncludeerde assessments uit de literatuurstudie zouden aanleiding kunnen geven voor het opnemen van constructen en domeinen in dit nieuw te ontwikkelen assessment.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
28
Fase 3
|
Definitieve vraagstelling
In de samenwerkingsovereenkomst, zoals deze is opgesteld bij het starten van het onderzoek, is een voorlopige vraagstelling opgesteld. De inhoud van deze vraagstelling is gebaseerd op de aanname vanuit het UMC St Radboud en vanuit de HvA, dat er een geschikt instrument beschikbaar zou zijn dat de belasting-belastbaarheid van cliënten met de zvP zo volledig mogelijk in kaart kan brengen. Na de literatuurstudie is duidelijk geworden dat er geen assessment beschikbaar is dat aan onze eisen voldoet en de balans tussen belasting en belastbaarheid van deze cliënten zo volledig mogelijk in kaart kan brengen. Ook voldoet geen geselecteerd assessment aan de eis van de onderzoeksgroep om ook daadwerkelijk een conclusie te kunnen vormen over het samenspel van de eerder genoemde ICF domeinen (functie, activiteiten en participatie). Na een conclusie te hebben gevormd naar aanleiding van de literatuurstudie is het noodzakelijk gebleken om de voorlopige vraagstelling aan te passen, zodat er een juiste en definitieve vraagstelling geformuleerd is10. De definitieve vraagstelling aangepast n.a.v. de literatuurstudie is als volgt: Welk assessment is geschikt voor het in kaart brengen van de actuele balans tussen belastingbelastbaarheid, op het gebied van functie, activiteiten en participatie, in de arbeidssituatie bij cliënten met de ziekte van Parkinson door ergotherapeuten in het Universitair Medisch Centrum St Radboud als basis voor een plan van aanpak? Subvraag 1: Welke bestaande assessments zijn geschikt om de actuele balans tussen belasting-belastbaarheid, op het gebied van functie, activiteiten en participatie, in de arbeidssituatie in kaart te brengen? Subvraag 2: Welke eisen worden gesteld aan een nieuw te ontwikkelen assessment om de actuele balans tussen belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie in kaart te brengen? Subvraag 3: Hoe ziet het assessment eruit dat voldoet aan de opgestelde eisen om de actuele balans tussen belasting-belastbaarheid van de cliënten met de ziekte van Parkinson in de arbeidssituatie in kaart te kunnen brengen door ergotherapeuten in het UMC St Radboud?
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
29
Fase 4
|
Eisenlijst assessment
In fase 4 wordt de eisenlijst, waaraan het te ontwikkelen assessment aan moet voldoen, opgesteld. De volgende subvraag staat hierbij centraal: Welke eisen worden gesteld aan een nieuw te ontwikkelen assessment om de actuele balans tussen belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie in kaart te brengen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet er een eisenlijst opgesteld worden en om deze op te stellen, moet er informatie verzameld worden.
Enquête Om tot een definitieve eisenlijst te komen waaraan het assessment moet voldoen, wordt een begin gemaakt met het opstellen van de eisenlijst naar aanleiding van de literatuurstudie en door inbreng van de opdrachtgever. De eisenlijst zal worden aangevuld na het afnemen van de enquête met eisen vanuit de praktijk, in dit geval van ergotherapeuten die in de praktijk veel ervaring hebben met arbeid en/of die zich in arbeid hebben gespecialiseerd. Deze ergotherapeuten zijn gevonden via de opdrachtgever, andere werkcontacten en internet. Er is, in overleg met de opdrachtgever, gekozen voor een enquête om te inventariseren hoe deze ergotherapeuten in de praktijk de arbeidsproblematiek in kaart brengen en hoe zij dit het meest wenselijk zouden vinden (zie bijlage 7). Door de onderzoeksgroep is er een enquête opgesteld omdat dit een geschikt middel is om informatie te krijgen over onder andere attitudes, opinies en gedachten. Het is relatief snel, gemakkelijk en goedkoop, met name als het een schriftelijke of telefonische enquête betreft 47. De onderzoeksgroep heeft hoofdzakelijk gekozen voor een telefonische enquête, omdat dit minder tijd kost en de afname kan plaatsvinden op een moment dat het zowel de ondervraagde als de interviewer het beste uit komt47. Daarnaast is bijvoorbeeld een face to face afname meer onderhevig aan een bepaalde vorm van informatiebias, namelijk wanneer onbedoelde informatieverstrekking aan de kant van de interviewer een rol speelt in de reactie van de ondervraagde. Informatiebias zorgt voor een vertekening en heeft invloed op de validiteit van de gegevens en dus de conclusie die hieruit getrokken wordt16,48,49. Verder is de kans op een eerlijk antwoord groter wanneer iemand telefonisch benaderd wordt, omdat de ondervraagde redelijk anoniem blijft en de sociale wenselijkheid daardoor een minder grote rol speelt47. Dit is echter alleen het geval als de ondervraagde van te voren is geïnformeerd in een brief en zeker weet met wie hij/zij te maken heeft 47. Om bovenstaande reden heeft de onderzoeksgroep een brief opgesteld die van te voren, samen met de enquête, wordt gemaild naar arbeidsgespecialiseerde ergotherapeuten. In de begeleidende brief staat beschreven wie de enquête heeft opgesteld en waarom, wat er met de verkregen informatie zal worden gedaan en dat er mogelijkheid is voor de ondervraagde om toegang te krijgen tot deze informatie (zie bijlage 6).
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
30
Voordat deze brief en de enquête worden gemaild naar de ergotherapeuten die gaan deelnemen, wordt er telefonisch of via e-mail contact gezocht met hen. Via deze weg vraagt de onderzoeksgroep hen of ze geïnteresseerd zijn in deelname en zo ja wat het beste tijdstip is om telefonisch de enquête af te nemen. Vervolgens krijgen de ergotherapeuten dan de brief en de enquête opgestuurd om zich voor te bereiden op de enquête en hierna vindt de telefonische afname van de enquête plaats. Als een telefonische afname niet mogelijk is, zal de enquête ook digitaal worden ingevuld en teruggestuurd worden aan de onderzoeksgroep. Opstellen enquête Vragen die de onderzoeksgroep zichzelf heeft gesteld bij het opstellen van de enquête 49: 1. Is de vraag te begrijpen, rekening houdend met de doelgroep die de onderzoeksgroep voor ogen heeft, voor afname van de enquête? Sluit het taalgebruik aan bij het taalgebruik van de doelgroep? 2. Is de vraag concreet en specifiek genoeg om de informatie te kunnen achterhalen die de onderzoeksgroep voor ogen heeft? 3. Is de vraag eenduidig te interpreteren? 4. Hoe eerlijk is de vraag? Is de vraag neutraal gesteld? Is er onderliggend niet al een vooroordeel van de onderzoeksgroep uit te halen? 5. Is de vraag of het antwoord leidend? Het antwoord of de vraag moet ruimte geven voor een eigen antwoord van de ondervraagde. De onderzoeksgroep heeft geprobeerd om zoveel mogelijk gesloten vragen op te stellen. Omdat deze minder tijd kosten om te analyseren Kiezen voor alleen gesloten vragen, heeft volgens de onderzoeksgroep een te groot data verlies tot gevolg en daarom is ook voor open vragen gekozen. Open vragen geven de ondervraagde de mogelijkheid om aan te vullen en toe te lichten. Daarnaast zijn gesloten vragen systematisch af te nemen omdat het vragen en bijbehorende antwoorden elke keer hetzelfde zijn. Dit kan tevens een nadeel zijn, er is voor de ondervraagde geen ruimte om af te wijken van de voorgestelde antwoorden. Sommige vragen behoeven echter een open antwoord van de ondervraagde. Dit is met betrekking tot sommige domeinen van belang, aangezien de onderzoeksgroep in de beginfase van de ontwikkeling van het assessment zit50. Een kwalitatieve enquête is dan meer op zijn plaats in deze oriënterende fase, dan een toetsende kwantitatieve enquête/survey. Omdat er open én gesloten vragen te stellen. De enquête is namelijk verkennend van aard, en het doel is om te inventariseren hoe een diagnostisch instrument eruit moet zien. Er is gekozen voor gesloten vragen in vorm van dichotome vragen (ja/nee) en multiple choice. Deze multiple choice vragen zijn nominaal, er is geen rangorde of het ene antwoord meer of minder van waarde is. Ook wordt er gevraagd naar het aantal minuten dat een assessment duurt, dit is dus op een ratio interval gemeten51. De vragen worden zorgvuldig opgesteld zodat ze eenduidig geïnterpreteerd kunnen worden door de geënquêteerden. De gesloten vragen perken de antwoordmogelijkheden in, dit maakt de resultaten makkelijker en eenduidiger te analyseren. Het is hierdoor mogelijk om in korte tijd specifieke informatie te verzamelen.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
31
Verder heeft de onderzoeksgroep stellingen geformuleerd om de opinie van de ondervraagde te achterhalen47.
Uitkomsten enquête De verkregen data vanuit de enquête is visueel in kaart gebracht door middel van staafdiagrammen. Dit maakt de data inzichtelijk en overzichtelijk. Iets meer dan de helft van de vragen uit de enquête bestaat uit open vragen (n=9), de overige zijn gesloten vragen (n=8). Dit heeft als gevolg dat niet alle vragen op dezelfde manier geanalyseerd kunnen worden. De gesloten vragen kunnen worden weergegeven aan de hand van de antwoordcategorieën die in de enquête zijn opgenomen. Voor de open vragen is dit niet mogelijk en zal de onderzoeksgroep de antwoorden van de ondervraagde ergotherapeuten verdelen op specifieke kenmerken die uit het antwoord te halen zijn. In de bijhorende tekst is uitgebreider beschreven wat er onder de verschillende domeinen is verstaan, dit is terug te vinden in de diagrammen. Karakteristieken geënquêteerden Geslacht Man (1)
Vrouw (7)
Functie
Ergotherapeut (7)
Re-integratiecoach(1)
Werkplek
Revalidatiecentrum (2)
Doelgroep
ZvP(1)
Zelfstandige Praktijk (4) Ouderen(1)
Verpleeghuis(2) Werkproblematiek( Onbekend(2 4) )
Tabel 4: karakteristieken geënquêteerden
Deel A: Belasting- belastbaarheid Het eerste deel van de enquête is opgesteld om te onderzoeken hoe de definitie van het begrip “belasting-belastbaarheid” in de praktijk, geïnterpreteerd wordt. Hiervoor zijn open en gesloten vragen gebruikt. De gesloten vragen zijn geanalyseerd door frequenties te bepalen, en deze te interpreteren. Om de open vragen te analyseren is er gezocht naar overeenkomstige thema’s in de antwoorden. Deze thema’s zijn beschreven door de onderzoeksgroep en vervolgens geteld. Door deze manier van werken zullen verschillende woorden aan één thema gekoppeld worden. Het aantal keren dat een bepaald thema voorkomt in een antwoord is geteld. Hierdoor ontstaat er een hogere absolute frequentie dan het aantal respondenten. Uit de context van het antwoord zal opgemaakt worden of er inderdaad de woorden inderdaad bij de zelfde thema’s horen. Vervolgens zal geteld worden hoe vaak een thema terug komt in de antwoorden, deze frequenties worden in diagrammen geplaatst. Uit de thema’s en de frequenties van deze thema’s zijn conclusies getrokken. Er worden gedurende de analyse een aantal “tussentijdse conclusies getrokken”. Hier is voor gekozen omdat dit overzichtelijker is volgens de onderzoeksgroep. Beschrijving van het begrip belasting-belastbaarheid
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
32
Met de enquête wil de onderzoeksgroep inzicht krijgen in de interpretatie van het begrip belasting-belastbaarheid door mensen uit de praktijk en bekijken of deze aansluit bij de definitie die de onderzoeksgroep heeft opgesteld. Overeenkomstige thema’s uit de antwoorden: -Balans: De balans tussen belasting en belastbaarheid is een thema wat vaak terug komt in de antwoorden. Volgens veel therapeuten is het belangrijk dat er een balans is tussen belasting en belastbaarheid. -Inspanning: Het woord inspanning wordt vaak gebruikt als synoniem voor het woord belasting. Hierbij worden zowel de termen lichamelijke inspanning als mentale inspanning door de therapeuten genoemd. Mentaal: Mentaal wordt vaak genoemd als een component van de belastbaarheid en als component van de belasting Fysiek: Fysiek wordt vaak genoemd als een component van de belastbaarheid en als component van de belasting Vermogen van cliënt: Het vermogen van de cliënt wordt genoemd als “het vermogen van de cliënt om bepaalde taken te kunnen volbrengen” Ontspanning: Ontspanning wordt vaak genoemd als tegenhanger van inspanning, en er wordt aangegeven dat ontspanning een tegenhanger is van inspanning, en de belasting verlaagt. Schematische weergave Om een schematisch overzicht te krijgen van het aantal keren dat een bepaald thema betreffende het onderwerp belasting-belastbaarheid naar voren komt in de afgenomen enquêtes, is er een diagram gemaakt. De absolute frequenties worden hieronder in de staafdiagram weergegeven.
Definitie van begrip belasting-belastbaarheid 12 10 8 6 4 2 0
10 7
6 4
Balans
Inspanning
Mentaal
Fysiek
4 Vermogen
2 Ontspanning
afbeelding 4: Absolute frequenties definitie belasting-belastbaarheid
Tussentijdse conclusie De interpretatie van het begrip belasting-belastbaarheid, door mensen uit de praktijk, komt in de praktijk overeen. Deze interpretatie komt ook in grote lijnen overeen met de definitie die de onderzoeksgroep heeft opgesteld. Wel worden er in de praktijk vaak verschillende Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
33
terminologieën gebruikt voor begrippen. Zoals balans door de onderzoeksgroep zo omschreven is, terwijl anderen dit als evenwicht zouden benoemen. In de enquête komt duidelijk naar voren dat er zowel een goede verhouding tussen de belasting en belastbaarheid moet bestaan en dat beide begrippen bestaan uit mentale en fysieke componenten. Belang in kaart brengen belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie In de enquête is aan de therapeuten gevraagd of het belangrijk is om belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie in kaart te brengen. Dit was een gesloten vraag. Vervolgens is er in de enquête gevraagd waarom het wel of niet belangrijk is om de belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie in kaart te brengen. Hierop hebben alle respondenten positief gereageerd Belangrijk of niet belangrijk Om een schematisch overzicht te krijgen is een taartdiagram gebruikt. Door deze te gebruiken is in één oogopslag te zien welke verhoudingen er zijn tussen de twee antwoordmogelijkheden. Om de gevonden data uit de enquête over dit onderwerp overzichtelijk weer te kunnen geven en een conclusie te kunnen trekken over de reden om wel belangrijk te “scoren” zijn er thema’s verbonden aan de antwoorden. De frequentie van deze thema’s worden schematisch weergegeven. Overeenkomstige thema’s: Gevraagd is of het belangrijk is om belasting en belastbaarheid mee te nemen in de analyse van de arbeidssituatie. Disbalans geeft (werk) problemen: Therapeuten uit de praktijk geven aan dat disbalans tussen belasting en belastbaarheid in de werksituatie problemen geeft. Dit wordt ook beschreven als overbelasting en onderbelasting. Ze vinden het nuttig deze in kaart te brengen. Preventie: Therapeuten vinden het belangrijk om belasting en belastbaarheid in kaart te brengen als middel voor preventie. Door dit in kaart te brengen kunnen problemen in de arbeidssituatie voorkomen worden. Werktaken: De therapeuten gaven aan dat het belangrijk is om de belasting in de arbeidssituatie in kaart te brengen. Dit gebeurt nu door het in kaart brengen van de werktaken. Hierdoor brengen ze een deel van de belasting-belastbaarheid in kaart. Schematische weergave Om een schematisch overzicht te krijgen van het aantal keren dat een bepaald thema naar voren komt in de afgenomen enquêtes, is er een diagram gemaakt. De absolute frequenties worden hieronder in het staafdiagram weergegeven.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
34
8 7 6 5 4 3 2 1 0 Absolute frequentie
Absolute frequentie
Disbalans
Preventie
Werktaken
7
3
4
afbeelding 5: Absolute frequenties van voorkomende thema’s
Tussentijdse conclusie De therapeuten zijn het er unaniem over eens dat het belangrijk is om belasting en belastbaarheid in de arbeidssituatie in kaart te brengen. Over het algemeen wordt dit onderbouwd met het feit dat een disbalans problemen veroorzaakt. Maar ook wordt benoemd, dat het in kaart brengen van de belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie preventief kan werken en dat in kaart brengen van de belasting kan geschieden door de werktaken in kaart te brengen.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
35
Deel B: Arbeidsassessments in de praktijk In dit deel van de enquête wordt gevraagd hoe de ergotherapeut nu de arbeidsproblematiek in kaart brengt. Inventarisatie arbeidsproblematiek Om de verkregen data uit de enquête over de inventarisatie van arbeidsproblematiek overzichtelijk weer te kunnen geven en om een conclusie te kunnen trekken over de inventarisatie in de praktijk zijn er diagrammen gemaakt. Het gaat hierbij om absolute en de relatieve frequenties. Overeenkomstige thema’s over de gebruikte methodiek bij de inventarisatie: Intake: In de intake wordt gevraagd naar de problemen op de werkvloer, doormiddel van doorvragen wordt het beschreven probleem verhelderd. COPM Observatie op de werkvloer: Op de werkvloer wordt een observatie gedaan van de handelende cliënt. De cliënt voert tijdens deze observatie één of meerder taken uit. Gesprek met werkgever/leidinggever AMPS Weeklijst: op de weeklijst worden de activiteiten op een dag, of van meerder dagen geregistreerd. Van het handelen tijdens deze activiteit worden soms eigenschappen geregistreerd, zoals de hoeveelheid inspanning iemand moet leveren tijdens het handelen Schematische weergave Om een schematisch overzicht te geven van het aantal keren dat een bepaalde manier van probleeminventarisatie naar voren komt in de afgenomen enquêtes, is er een staafdiagram gemaakt.
afbeelding 6: Absolute frequenties inventarisatie arbeidsproblematiek
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
36
Tijdsinvestering In de enquête is gevraagd wat de tijdsinvestering van de inventarisatie is. Schematische weergave In de enquête is gevraagd hoeveel tijd er in de praktijk besteed wordt aan de inventarisatie van arbeidsproblemen. Hieronder wordt de data schematisch weergegeven in een staafdiagram.
afbeelding 7: Absolute frequenties afnametijd NB: Bij 181-210 en van 211-240 staat er een frequentie van 0,5. Dit omdat er een antwoord is gegeven van 181240.
Schematische weergave onderwerpen en hun relevantie Er is in kaart gebracht welke onderwerpen er tijdens de inventarisatie van arbeidsproblemen aan bod komen. Ook is er gevraagd om deze onderwerpen op te schrijven in volgorde van gewichtigheid. Overeenkomstige thema’s: Werktaken: gevraagd wordt om te benoemen welke werktaken iemand heeft op de werkplek, en wat de invloed is van deze werktaken op de personen Dagelijkse activiteiten: een belangrijk onderwerp is ook of en zo ja, welke dagelijkse activiteiten invloed hebben op het werk Gezondheid: hoe de gezondheidsaspecten een rol spelen op het werk Tijd: tijd kan in meerdere opzichten een meegenomen in de inventarisatie. Dit kan te maken hebben met de tijd die voor bepaalde taken staan, maar ook het aantal werkuren op een dag en pauzes Functies: er wordt alleen in kaart gebracht welke lichamelijke functies iemand nodig heeft om het werk uit te voeren. Vervolgens wordt er gekeken hoe de ziekte invloed heeft op de functies die nodig zijn voor het uitvoeren van werk Schematische weergave
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
37
Om een schematisch overzicht te krijgen van het aantal keren dat een bepaald thema in de probleeminventarisatie naar voren komt, is er een staafdiagram gemaakt. De thema’s van links naar rechts zijn afnemend in relevantie.
afbeelding 8: Absolute frequenties thema´s in probleeminventarisatie
Tussentijdse conclusie De praktijk geeft duidelijk een eerste voorkeur voor het gebruik van een intake als het om inventarisatie van arbeidsproblematiek gaat. Dit kan betekenen dat de inventarisatie door de therapeut verschillende domeinen beslaat. Tijdens deze inventarisatie zijn de volgende onderwerpen belangrijk: Werktaken Dagelijkse activiteiten Tijd Gezondheid Functies De inventarisatie vindt dus niet plaats op één specifiek ICF domein. Het is vaak een combinatie van de domeinen functie en activiteiten. Het ICF domein participatie wordt hierin niet consequent meegenomen. Ervaringen met de inventarisatie Aan de therapeuten is gevraagd wat de ervaringen van de therapeuten en de cliënten zijn met betrekking tot de inventarisatie. De mogelijkheid bestaat dat de daadwerkelijke inhoud van de ervaringen van de cliënt, niet overeenkomt met het idee de therapeut. Ervaringen Therapeut Aan de therapeut is gevraagd hoe hij of zij de inventarisatie ervaart.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
38
Overeenkomstige thema’s, gevonden in de verschillende antwoorden: Positief: een aantal therapeuten ervaren de gebruikte inventarisatie als positief. Ze vinden dit een prettige manier van werken, en zijn van mening dat ze een compleet beeld krijgen. Tekortkomend: een aantal therapeuten ervaren dat ze tekortkomen. Ze kunnen niet een volledig beeld krijgen door de gebruikte inventarisatie. Dit kan bijvoorbeeld komen omdat ze niet een gericht assessment hebben. Wisselend: de therapeuten vinden de inventarisatie wisselend positief en tekortkomend. Schematische weergave Om een schematisch overzicht te krijgen van het voorkomen van bepaalde thema’s in de beschreven ervaringen van de therapeuten, is er een staafdiagram gemaakt.
afbeelding 9: Absolute frequenties ervaringen therapeut
Ervaringen cliënt Aan de therapeuten is ook gevraagd om aan te geven hoe de cliënten de inventarisatie ervaren. Hierdoor is deze informatie niet erg betrouwbaar, maar geeft het de onderzoeksgroep wel een idee wat de ervaringen zouden kunnen zijn. Overeenkomstige thema’s: Confronterend: Cliënten voelen zich geconfronteerd met hun eigen beperkingen en functioneren. Zinvol: Cliënten vinden het zinvol om een inventarisatie te doen. Inzichtgevend: cliënten vinden het inzichtgevend. Ze kunnen vaak aan ervaren problemen een oorzaak koppelen. Prettig : cliënten vinden de inventarisatie prettig werken. Niet prettig: cliënten vinden het niet prettig om over hun problemen te praten.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
39
Schematische weergave Om een schematisch overzicht te krijgen van het voorkomen van bepaalde thema’s in de (volgens de therapeut) beschreven ervaringen van de cliënten, is er een staafdiagram gemaakt.
afbeelding 10: Absolute frequenties ervaring cliënt volgens therapeut
Betrokkenen Er is in kaart gebracht welke personen er mee werken aan de inventarisatie van arbeidsproblemen. Dit is hieronder in absolute frequenties weergegeven. 7 6 5 4 3 2 1 0 Cliënt Frequentie
4
Ergothera Werkgeve Partner peut r 4
1
5
Arts 6
Psycholoo Fysiother g apeut 3
4
Maatscha Logopedis ppelijk t werk 3
1
afbeelding 11: Absolute frequentie betrokken disciplines
Volledigheid van gebruikte inventarisatiemethode. In de enquête is de volgende vraag gesteld: “Hoe volledig vindt u de door u gebruikte inventarisatiemethode, uitgedrukt in een cijfer? (1=niet volledig, 10= heel volledig)”. Hieruit kwam het volgende gemiddelde: 7,8125
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
40
Eigenschappen van het nieuw te ontwikkelen arbeidsassement. Gewenste onderdelen Er kon aangekruist worden welke onderdelen er in een inventarisatie aan bod moeten komen. Ook is de mogelijkheid gegeven om onderwerpen toe te voegen. De frequentie en de onderwerpen staan in het onderstaande diagram weergegeven.
Frequentie 9 8 8
7 6 5
7
7
7 6
7
7
7
7
8
7 6
6
7 6
6
6
7
7
6
4 3 2 1 0
1
1
1
1
Frequentie
Afbeelding 12: absolute frequenties onderdelen assessment
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
41
Vorm assessment Om een verdeling te laten zien van de voorkeuren voor de vorm van het te ontwikkelen assessment zijn de relatieve frequenties hieronder in een taartdiagram weergegeven.
afbeelding 13: Relatieve frequenties vorm assessment
Redevoering gekozen vorm Om de gevonden data uit de enquête over de redevoering van de gekozen vorm van het assessment overzichtelijk weer te kunnen geven en een conclusie te kunnen trekken, zijn er diagrammen gemaakt. Deze diagrammen zijn opgesteld aan de hand van overeenkomstige thema’s uit de antwoorden. Overeenkomstige thema’s: Contact: contact en interactie bij een interview, dit heb je niet bij een vragenlijst. Hierdoor kun je als therapeut doorvragen op de belangrijke onderwerpen Observatie voor aanvullingen: een cliënt kan niet altijd alles goed verwoorden, een observatie kan dan voor aanvullingen zorgen. Observatie ter vergelijking met het interview: tijdens het interview worden antwoorden gegeven die gecontroleerd kunnen worden in de observatie Cliënt zelf laten denken: door een vragenlijst te gebruiken laat je een cliënt zelf denken. Hierdoor wordt het echt een vraag van de cliënt Alleen een vragenlijst is onvoldoende: een vragenlijst geeft onvoldoende informatie. Schematische weergave Om een schematisch overzicht te geven van het voorkomen van bepaalde thema’s, is er een staafdiagram gemaakt.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
42
3,5 3
2,5
3
3
2 2
1,5
2
1 1
0,5 0 Contact
Aanvullende Vergelijkende obs obs.
Cliënt zelf denken
Vragenlijst onvoldoende
afbeelding 14: Absolute frequenties redenen vorm assessment
Om een schematisch overzicht te geven van het aantal keren dat een bepaalde werkwijze voorkomt, ten opzichte van het geheel, is er een taartdiagram gemaakt.
afbeelding 15: Relatieve frequenties vorm assessment
Domeinen ICF De antwoorden op de vraag of de drie domeinen functioneren, activiteiten en participatie van het 'International Classification of Functioning, Disability and Health' (ICF) terug moeten komen in een volledig arbeidsassessment, worden in de volgende diagram weergegeven. Belangrijk of niet belangrijk Om een schematisch overzicht te krijgen is een taartdiagram opgesteld. Door deze te gebruiken is in één oogopslag te zien welke verhoudingen er zijn tussen de twee antwoordmogelijkheden.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
43
afbeelding 16: Relatieve frequenties belang ICF
Redenen voor het gebruik van het ICF In de enquête is gevraagd wat de redenen zijn van het belang van het ICF. Om de gevonden data uit de enquête over het ICF als inhoud van het assessment overzichtelijk weer te kunnen geven en een conclusie te kunnen trekken, zijn er diagrammen gemaakt, het gaat hier om absolute en de relatieve frequenties. Deze diagrammen worden opgesteld aan de hand van overeenkomstige thema’s uit de antwoorden. Overeenkomstige thema’s: Totaalplaatje: er kan een totaalplaatje gemaakt worden door de vorm van het assessment Taken naast het werk aan bod laten komen: Het is goed om rollen en taken, van bijvoorbeeld thuis, ook aan bod te laten komen als deze van invloed zijn. Schematische weergave Om een schematisch overzicht te geven van het voorkomen van bepaalde thema’s, wordt er een staafdiagram gemaakt.
afbeelding 17: absolute frequenties invloed andere rollen/taken inventariseren
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
44
Schematische weergave Om een schematisch overzicht te geven van het aantal keren dat een bepaald thema voorkomt, ten opzichte van het geheel, is er een diagram gemaakt. Deze relatieve frequenties worden hieronder in een taartdiagram weergegeven.
afbeelding 18: Relatieve frequenties invloed andere rollen/taken inventariseren
Uitkomst stellingen assessments De uitkomsten van de stellingen worden uitgedrukt in absolute frequenties.
Belasting-belastbaarheid kan nooit in kaart gebracht worden zonder alle omgevingsaspecten mee te nemen 5 4 3 2 1 0
4 3
Helemaal mee eens
Mee eens
1
0
0
Neutraal
Oneens
Helemaal mee oneens
afbeelding 19: Absolute frequenties stelling omgevingsaspecten
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
45
De meeste arbeidsassessment zijn logischerwijs primair gericht op het functioneren van de cliënt
afbeelding 20: Absolute frequenties stelling primair richten op functioneren
Een inventarisatie van arbeidsproblematiek wordt pas geïnitieerd als een cliënt/cliënt zelf aangeeft een probleem in de arbeidssituatie te ervaren 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0
4
2 1
0 Helemaal mee eens
Mee eens
Neutraal
1 Oneens
Helemaal mee oneens
afbeelding 21: Absolute frequenties stelling initiatie vanuit cliënt
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
46
Een arbeidsassessment moet geschikt zijn voor alle diagnosegroepen 6 5 5
4 3 2 1 1
1
1
0
Neutraal
Oneens
Helemaal mee oneens
0 Helemaal mee eens
Mee eens
afbeelding 22: Absolute frequenties stelling diagnosegroepen
Conclusie enquête De praktijk interpreteert het begrip belasting-belastbaarheid hetzelfde als de onderzoeksgroep dat doet. Ook vinden de therapeuten het belangrijk dat dit wordt geïnventariseerd in de arbeidssituatie. Deze interpretatie kan de onderzoeksgroep gebruiken bij het opstellen van het assessment. In de arbeidssituatie moet een goede verhouding zijn tussen belasting en belastbaarheid, die beiden bestaan uit mentale en fysieke componenten. De inventarisatie van de belasting en belastbaarheid gebeurt op dit moment middels een intake aangevuld met een ander assessment, hier is nog niet één (passend) assessment voor. Tijdens de intake zijn de volgende onderwerpen belangrijk: werktaken, dagelijkse activiteiten, tijd, gezondheid en benodigde lichamelijke functies. De therapeuten verwachten een compleet, volledig en breed toepasbaar assessment, terwijl de meeste bestaande assessments zich vooral richten op functies en activiteiten. Het ideale assessment zou toepasbaar moeten zijn bij verschillende diagnosegroepen, met mogelijk een apart onderdeel voor een specifieke diagnose. Belangrijk is dat alle componenten van het ICF terugkomen in het assessment, maar ook dat de relatie van de thuissituatie tot de werksituatie meegenomen kan worden in de inventarisatie. Hierdoor ontstaat er een totaalplaatje van de arbeidsproblematiek. Deze inventarisatie hoeft niet alleen door de cliënt zelf geïnitieerd te worden, maar kan ook door de werkgever, andere disciplines (bijvoorbeeld en arts) of de omgeving geïnitieerd worden. De data uit de enquête en de conclusie over deze data kunnen gebruikt worden om richting te geven aan het assessment.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
47
Eisenlijst De onderstaande eisenlijst is opgesteld naar aanleiding van de wensen van de opdrachtgever, de gegevens vanuit de literatuurstudie en de enquête. Tabel 5: eisenlijst
Eisenlijst voor het Nederlandstalig assessment voor het in kaart brengen van belastingbelastbaarheid in de arbeidssituatie bij cliënten met de ziekte van Parkinson Algemeen Gehele assessment Sluit aan bij de richtlijn Het is cliëntgericht Vorm van het assessment Vragenlijst Gespreksformulier Observatie Handleiding Handleiding Korte introductie van het assessment Een beknopte samenvatting van het assessment staat hier beschreven De achterliggende modellen en theorieën staan beschreven, inclusief een literatuurlijst: Het ICF staat beschreven in relatie tot het assessment PEO staat beschreven in relatie tot het assessment Belasting-belastbaarheidsmodel van van Dijk staat beschreven in relatie tot het assessment Het doel en definiëring: Het assessment wordt gebruikt om de balans in belasting-belastbaarheid in kaart te brengen. De definitie van belasting en belastbaarheid staat beschreven. De vragenlijst is voor de cliënt en therapeut een voorbereiding op het gesprek. De ingevulde vragenlijst geeft samen met het gespreksformulier richting aan het gesprek tussen cliënt en therapeut. Dit gecombineerd met een observatie moet ervoor zorgen dat een volledig beeld ontstaat van vaardigheden en ervaringen in de arbeidssituatie met betrekking tot de belasting-belastbaarheid van cliënt met de zvP. Met de uitkomsten van het assessment kan vorm gegeven worden aan het plan van aanpak voor de verdere behandeling of doorverwijzing naar andere deskundigen. De plaats van het assessment binnen de algemene inventarisatie staat beschreven. De doelgroep staat beschreven: De doelgroep voor het assessment zijn cliënten met de zvP in de beroepsleeftijd (18 tot 65 jaar), waarbij de cliënt of werkgever problemen aangeeft in de arbeidssituatie. De cliënten moeten in staat zijn (fysiek en mentaal) om hun mogelijkheden en beperkingen in de werksituatie te laten zien tijdens de observatie. Er is een probleem op het gebied van arbeid, aangegeven door de cliënt. of vanuit zijn omgeving (werk, thuis, arts, andere disciplines) De werkwijze en instructie van afname van het assessment staan beschreven Er staat uitgelegd hoe de cliënt geïnformeerd moet worden over het doel en de werkwijze van de vragenlijst, het gesprek en observatie. Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
48
Er wordt direct gerapporteerd op de formulieren die helder en gemakkelijk in te vullen zijn en die elkaar aanvullen. Er is een duidelijke en gedetailleerde beschrijving van het doel van de verschillende items, de bijbehorende antwoordsystematiek en het invullen van de onderdelen. De therapeuten hebben géén verdere scholing nodig om het assessment af te kunnen nemen en te interpreteren. Er staat beschreven hoe de cliënt in zijn/haar eigen omgeving de vragenlijst dient in te vullen. Er staat beschreven hoe de therapeut de ingevulde vragenlijst kan gebruiken in het gesprek. De observatie duurt maximaal 90 minuten en gebeurt op de werkplek van de cliënt. De ta(a)k(en) die de cliënt uitvoert zijn onderdeel van zijn/haar normale activiteiten in de werksituatie. Het tijdstip en de datum van observatie moeten overlegd worden met de werkgever (en collega’s). Er staat beschreven hoe men tot een conclusie kan komen en wat het vervolg van deze conclusie is: Er staat beschreven hoe de therapeut tot een conclusie kan komen n.a.v. de vragenlijst, het gesprek en de observatie. Er wordt beschreven hoe een conclusie gerapporteerd moet worden. Er staat beschreven wat mogelijke opties zijn, zoals bespreken met derden, doorverwijzen naar arbeidsdeskundige of handvaten geven voor verder behandeling door de ergotherapeut. Benodigdheden: Een kopie van het assessment, inclusief een leeg observatieformulier, gespreksformulier en de vragenlijst. Pen, potlood en papier om zo nodig extra aantekeningen te maken of de situatie te schetsen. Toestemming van zowel cliënt als werkgever voor de werkplek observatie. Vragenlijst en gespreksformulier Algemeen Aan het begin van het gesprek worden er prioriteiten gesteld in de onderwerpen door de cliënt. Tijdens het gesprek wordt gebruik gemaakt van verhalende en coachende gesprekstechnieken De formulieren: De formulieren moet naast de vragen ook ruimte bevatten voor de therapeut om aanvullende informatie te vermelden. Er moet op de formulieren een mogelijkheid zijn om de data van afname en de therapeut te vermelden. De demografische gegevens van (het werk van) de cliënt met de ziekte van Parkinson worden in kaart gebracht, namelijk: Leeftijd Functie Werkuren en verdeling over de week en van de dag, incl. pauzes Dienstjaren Werkgeschiedenis Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
49
Ziekteverzuim en –geschiedenis Medicijngebruik De volgende werkgerelateerde onderwerpen komen aan bod: Functioneren (lichamelijke en geestelijke klachten, uitvoering, klachten, verzuim) Inspanning (lichamelijke en geestelijke inspanning, invloed op werktaken en andere rollen/taken) Ervaren werkdruk en –stress Werktaken en –proces Werkplek/omgeving (fysieke en sociale omgeving) Vervoer en verplaatsen (reistijd, vervoersmogelijkheden, verplaatsing op de werkvloer) Werkbeleving (zingeving, belangrijkheid, tevredenheid) Regelmogelijkheden/mogelijkheid tot aanpassingen Planning en organisatie (pauzes, overzicht, tijdsdruk, onverwachte situaties) Aanpassingen (noodzaak, bereidheid cliënt, aanpassingen in omgeving, taken&werktijden) Contacten worden besproken Contact met collega’s. Attitude werkgever t.o.v. werknemer. Attitude werknemer t.o.v. werkgever. Niet werkgerelateerd Taken en rollen naast het werk, bijvoorbeeld thuis. Medicijngebruik en mogelijke bijwerkingen Toekomstverwachting t.a.v. werk Wat denkt de cliënt dat nodig is voor het goed kunnen uitvoeren van werk? Wat wil de cliënt verbeteren? Waar liggen de grenzen van de cliënt, volgens de cliënt zelf? Komt de cliënt zelf met oplossingen? Wat is volgens de cliënt nodig qua aanpassingen om het werk goed uit te kunnen voeren? Observatie Observatiepunten Er wordt gekeken naar persoon-omgeving-activiteit Er wordt gekeken naar Parkinson-gerelateerde klachten door te kijken naar klachten die cliënten kunnen hebben en naar motorische vaardigheden en procesvaardigheden die gestoord kunnen zijn door de ziekte, zoals: Vermoeidheid Concentratieproblemen Problemen met het geheugen Planning Schrijven en typen Moeite met spreken Balans Problemen met lopen Maskergelaat (non verbale communicatie) Ervaren beperkingen Pijn Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
50
Werkplek/omgeving Lichaamshouding en bewegingen Rapportageformulier Wat zijn voor de cliënt de doelen van de behandeling door de ergotherapeut? Conclusie over: o Toekomstverwachting ten aanzien van werk o De vragenlijst, het gesprek en de observatie o Persoon-handelen-omgeving door de geobserveerde punten Wisselwerking tussen persoon-omgeving-activiteit o Sterke en minder sterke kanten van de cliënt o Eindconclusie met geobserveerde en uitgevraagde arbeidsproblemen o Specificatie van doelen o Aanbeveling voor verdere behandeling Uit de eisenlijst is gebleken dat er verschillende onderdelen moeten worden meegenomen in het assessment. Bepaalde onderdelen komen ook naar voren in de arbeidsassessments die geselecteerd zijn in de literatuurstudie dus deze kan de onderzoeksgroep gebruiken als inspiratie met betrekking tot het formuleren van vragen of de soort vragen. Tabel 1 op de volgende pagina is een overzicht van de verdeling van die onderdelen onder de assessments. De assessment moet aansluiten bij aanbevelingen in de richtlijn en vandaar dat relevante aspecten van assessments die opgenomen zijn in de richtlijn Ergotherapie bij parkinson worden meegenomen zoals de Assessment of Motor and Process Skills (AMPS) 105, de Canadian Occupational Performance Measure (COPM) 106 en het Occupational Performance History Instrument (OPHI) 107. De "Belastungsfragebogen Angehörigen Parkinson kurzversion" (BELA-A-k) is gebruikt als voorbeeld van opzet van een vragenlijst waarin belangrijkheid van een item gescoord wordt
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
51
Overzicht onderdelen van geïncludeerde arbeidsassessments uit de literatuurstudie ICF * domein
Demografische Gegevens
A
X
(F,A,P)
OSA
23
NASA-TLX
VAG
19
WES-RC
20
18
F
X
A
X
X
X
A
24
P
30
F,P
ERI-Q
27
WRI
25
WEIS
*
X
X
37
SF-12
X X
A
WPAI
Fysieke werkbelasting
A
21
EATA
Mentale werkbelasting
Mentale werk Belastbaarhe id
Fysieke werk belastbaarheid
Werkomgeving
X
X
X X
X
F,P
X
X
P
X
X
Sociale contacten
Taken
X
X
X
X
X X
Werk -druk
X X
X
X
X
X X
X
X
X
X
X
Verzuim
X
X X X X
X
X
X
X
X
X
Tabel 6: overzicht onderdelen geïncludeerde assessments F= functie, A= activiteiten, P=participatie
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
52
Fase 5
|
Bepalen theoretisch kader assessment
Construct van het assessment Het construct van een assessment is het theoretische raamwerk dat is ingebed in het achterliggende concept, de achterliggende gedachte. Dit theoretisch raamwerk bestaat uit relaties met andere concepten en variabelen. Deze constructen kunnen samengevat worden in de constructvaliditeit van het assessment, maar dit zal bij dit assessment eventueel in (later) observationeel onderzoek vastgesteld moeten worden51. De onderzoeksgroep wil een volledig assessment samenstellen dat met zo veel mogelijk aspecten rekening houdt, die van belang zijn om de belasting-belastbaarheid van cliënten met de zvP in de arbeidssituatie in kaart te kunnen brengen. De onderzoeksgroep wil meerdere invalshoeken hanteren en gebruiken bij de vorming van het assessment. Hiervoor zijn gedifferentieerde theorieën die hieraan ten grondslag liggen geraadpleegd zoals het International classification of Functioning, Disability and Health(ICF), het Person, Environment, Occupation (PEO) model en het Belasting-belastbaarheidsmodel van van Dijk. Door de gedifferentieerde theorieën kan worden zorggedragen dat mogelijke aspecten en relaties tussen aspecten worden overwogen en het assessment zo volledig mogelijk is. De theoretische concepten die de onderzoeksgroep hanteert als raamwerk voor het assessment zijn de volgende: International classification of Functioning, Disability and Health(ICF)11 Het ICF wordt gebruikt voor het classificeren van het menselijk functioneren vanuit drie verschillende perspectieven, namelijk functies, activiteiten en participatie. Door gegevens over de ziekte te combineren met gegevens over het menselijk functioneren, krijg je een ruimer en zinvoller beeld van de gezondheidstoestand van een individu of populatie. Deze gegevens liggen aan de basis van besluitvormingsprocessen11 en zijn dus uitermate geschikt voor het opstellen van assessments aangezien deze een belangrijke bijdrage leveren aan dit besluitvormingsproces.
In de Nederlandse vertaling en beschrijving van de ICF53 wordt genoemd dat het ICF model ingezet kan worden als basis voor het ontwikkelen van klinische instrumenten, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de behoefte aan zorg, bij het afstemmen van de behandeling op
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
53
specifieke situaties, bij vaststelling van iemands geschiktheid voor een bepaald beroep, bij revalidatie en bij het evalueren van behandelingsresultaten. De ICF wordt gezien als een classificatie van gezondheidscomponenten, waarmee de elementen van de gezondheid bedoeld worden. Dit sluit aan bij de opvatting van de onderzoeksgroep dat het de (dis)balans in de belasting-belastbaarheid van cliënten met de zvP in de arbeidssituatie een samenspel is van verschillende aspecten van de aandoening en beperkingen die de cliënt hierin wel of niet ondervindt. Het ICF model wordt daarnaast in toenemende mate toegepast in onderzoek naar gezondheidsuitkomsten, etiologie en determinanten11,53. PEO model54: PEO staat voor person (persoon), environment (omgeving) and occupation (activiteit) 103. Het PEO-model is een ergotherapeutisch model dat dient als raamwerk om het persoonsomgevingsproces in kaart te brengen en als hulpmiddel om dit proces te overdenken26,54. Tijdens het uitvoeren van taken is er sprake van een dynamische interactie tussen de persoon, de omgeving en de activiteit. Deze drie kernelementen vormen het zogenaamde ‘construct’ van het uitvoeren van handelen. De PEO-elementen zijn in elkaar verweven en niet los van elkaar te zien. Hoe meer overlap tussen de drie elementen: persoon-omgeving-activiteit (maximum Fit), des te beter de occupational performance is. Occupational performance is een lastig te vertalen begrip, maar komt volgens de auteur54 neer op dat dit de uitkomst is van de relatie tussen persoon, omgeving en activiteit. De ervaring van de persoon, in de voor hem belangrijke taken en activiteiten. Het PEO-model wordt gezien als een complex, dynamisch fenomeen. Gedurende het leven van een cliënt veranderen het zelfbeeld, de rollen van een persoon, zijn of haar mening over activiteiten en de omgeving. Dit heeft invloed op zijn kwaliteit van leven, gezondheid en welzijn. Wanneer er weinig overlap is (minimum Fit), is de uitvoering van de handeling minder effectief en zal de persoon zich minder gelukkig voelen. de fit tussen de drie componenten
Persoon Motorisch Cognitief Emotioneel Sociaal etc.
Omgeving Fysiek Cultureel Sociaal
Activiteit Vrije tijd Productiviteit Zelfverzorging
PEO model Law et al 1997
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
54
Deze denkwijze sluit aan bij zowel het eerder genoemde ICF model11 en de opvatting van de onderzoeksgroep over samenspel van factoren die zorgen voor de (dis)balans in belastingbelastbaarheid van cliënten met de zvP in de arbeidssituatie. Belasting-belastbaarheidsmodel van van Dijk55: Het belasting-belastbaarheidsmodel van van Dijk is een model dat vooral bedoeld is als weergave van het dynamische karakter van de relatie tussen arbeid en gezondheid56. Het model beschrijft aan de ene kant belastende factoren in het werk (zoals fysieke, fysische, chemische en psychosociale factoren) die kunnen leiden, afhankelijk van de regelmogelijkheden in het werk, tot belastingsverschijnselen. Deze verschijnselen kunnen leiden tot belastingsgevolgen, dan is er sprake van gezondheidsschade. Of de verschijnselen leiden tot deze belastingsgevolgen is mede afhankelijk van het verwerkingsvermogen van de cliënt. Ook in dit model wordt de samenhang tussen meerdere factoren centraal gesteld en dit sluit aan bij het eerder genoemde ICF model en het PEO-model. Van Dijk stelt in dit model dat het verwerkingsvermogen een cruciale rol speelt in het eventueel ontstaan van een disbalans in de belastbaarheid. Deze visie sluit naadloos aan bij die van de onderzoeksgroep en kijkt daarbij ook specifiek naar arbeidsproblemen. Het begrip verwerkingsvermogen speelt in het belasting-belastbaarheidsmodel een cruciale rol. Het is de kern van de dynamiek in het model en hangt samen met de andere elementen die in het model worden onderscheiden56. Onder verwerkingsvermogen worden de fysieke en mentale kwalificaties verstaan van de cliënt. Het omvat naast lichamelijke belastbaarheid ook kennis, vaardigheden, motivatie en attitudes. Deze worden op hun beurt weer onderscheiden in fysieke, cognitieve en emotionele aspecten56. Ook wordt er een onderscheid gemaakt tussen habituele en momentane kenmerken. Geslacht, leeftijd en opleidingsniveau zijn voorbeelden van habituele kenmerken, momentane kenmerken kunnen aspecten van vermoeidheid en motivatie zijn55. De onderzoeksgroep is van mening dat elke cliënt anders op een bepaalde vorm en mate van belasting reageert en dat dit te maken heeft met de verschillende aspecten van iemands lichamelijke en mentale mogelijkheden en omgevingsaspecten. Dit is dus geen vaststaand patroon dat zich afspeelt en herhaald, maar is een actief proces. Belastende factoren + Regelmogelijkheden
Belastingsverschijnselen
Belastingsgevolgen
Verwerkingsvermogen
(van Dijk Dijket et al., al., 1990) 1990) Belasting-belastbaarheidsmodel (van
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
55
Daarom vindt de onderzoeksgroep het aspect van het verwerkingsvermogen in het model van van Dijk zo belangrijk. Het verwerkingsvermogen wordt hierin namelijk als een concept omschreven waarbinnen de persoon actief reageert op de omgeving en de inzet van beschikbare capaciteiten aanpast aan de omstandigheden waaronder gewerkt wordt.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
56
Toepassing in het assessment Het primaire doel van het assessment is om de belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie van cliënten met de zvP in kaart te kunnen brengen. Om dit volledig te kunnen doen heeft de onderzoeksgroep de opvatting dat er meerdere domeinen van het ICF model samen moeten komen. Dit is in de huidige assessments over het algemeen niet het geval. De wisselwerking tussen de drie ICF domeinen worden niet allemaal in één arbeidsassessment geïnventariseerd. Het streven van de onderzoeksgroep is dus om er voor te zorgen dat er op elk van deze domeinen vragen en/of observatiepunten worden opgesteld zodat deze kunnen worden meegenomen in de constatering en analyse van een arbeidsprobleem. Ook van Dijk stelt dat belasting-belastbaarheid een principe is van samenspel tussen een aantal altijd aanwezige componenten die elkaar in verschillende mate beïnvloeden. Om het probleem helder te krijgen, is het dus belangrijk om in kaart te brengen wat de belasting is die iemand aan kan, wat de daadwerkelijke belasting is en wat de gevolgen hiervan zijn 26.
Validiteit Validiteit is de mate waarin het assessment de werkelijke klinische toestand/waarden benadert51. Dus dat het assessment meet wat het beoogt te meten. Systematische vertekeningen (bias) beïnvloeden en verlagen de validiteit van het assessment. Toevallige meetfouten bedreigen de validiteit dus niet en tasten in sommige gevallen alleen de betrouwbaarheid van het assessment aan16,51. Aangezien het opgestelde assessment nog in de ontwikkelfase zit, is het niet mogelijk om een uitspraak te doen over de validiteit van het assessment. Dit zal in een later stadium getoetst moeten worden aan de hand van een observationeel (transversaal) onderzoek 16,17,48,51 . Het vaststellen van de validiteit van klinimetrie is een vaak een lastig en lang proces en zou dus later moeten plaatsvinden51. In het algemeen is de validiteit van een assessment gebaseerd op een opeenstapeling van de beoordelingen en op veelvoud en diversiteit van de bewijsvoering, op logische argumentatie en herhaalbaarheid (consistentie, voorspelbaarheid) van het assessment. Kernvragen bij de bepaling van de validiteit van een test zijn: Hoe goed en hoe volledig wordt gemeten wat de bedoeling is en hoe kan men zich ervan verzekeren dat niet iets anders, of dat irrelevante factoren worden gemeten(confounding)? afbeelding 23: voorbeeld van een Likertschaal
Bij het opstellen van het assessment zijn er al een groot aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden om op langere termijn een valide assessment voort te kunnen brengen. Een niet valide onderzoek of assessment komt vaak voort uit fouten in de ontwerpfase (fase 4,5&6 van het afstudeeronderzoek) of de interpretatiefase 16,17,48,51, dit
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
57
zijn juist de fases waarin de onderzoeksgroep voor een groot deel het assessment vorm gaat geven. Er zijn vele vormen van validiteit beschreven17,48.De onderzoeksgroep heeft er voor gekozen om de vormen van validiteit te beschrijven die het meest gangbaar zijn en/of betrekking hebben op het ontwerpen van een assessment.
Face validity 16,51: de mate waarin een assessment op het eerste gezicht lijkt te meten wat het behoort te meten. De face validity kan vastgesteld worden door het assessment voor te leggen aan een panel van experts16. Dit kan in een later onderzoeksstadium ook gedaan worden bij het nieuw te ontwikkelen instrument. Criterium validiteit 16,51: beschouwt in welke mate een test een voorspellende waarde heeft. Dit wordt vaak bepaald door het het resultaat van het te onderzoeken assessment te verlgelijken met het resultaat verkregen van een referentietest (gouden standaard). Criteriumvaliditeit is verder te onderscheiden in predictieve validiteit en concurrent validity Predictieve validiteit 17,48: de mate waarin een test kan voorspellen wat het in theorie moet voorspellen. Predictieve validiteit beoogt een antwoord te geven op de vraag of je naar aanleiding van een bepaalde testscore kan voorspellen hoe de cliënt zich in werkelijkheid gaat voelen of gaat gedragen. Inhoudsvaliditeit51: op systematische wijze na gaan of de verschillende componenten van het assessment het totale inhoudsdomein in al zijn dimensies en aspecten dekken. Construct/begripsvaliditeit51: het concept inbedden in een theoretisch raamwerk van relaties met andere concepten en variabelen. Responsiviteit51: De responsiviteit van een assessment verwijst naar de mate waarin het werkelijke verbetering kan detecteren, bijvoorbeeld hoe goed het assessment een onderscheid kan maken tussen cliënten die ‘verbeterd’ zijn en die ‘niet verbeterd’ zijn. Het zou dus ook opgevat kunnen worden als ‘longitudinale validiteit’.
Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van een assessment heeft te maken met de consistentie en de reproduceerbaarheid van de meetmethode, de omstandigheden waarin gemeten wordt en de resultaten van het assessment. Waarnemingen zijn betrouwbaar wanneer het assessment dezelfde uitkomsten heeft als het onder dezelfde omstandigheden herhaald wordt. De betrouwbaarheid kan statistisch weergegeven worden door het betrouwbaarheidsinterval (BI), dit is in paramedisch onderzoek meestal een 95% BI. Het BI geeft de spreiding van de resultaten weer, een betrouwbare uitkomst heeft een kleine spreiding. Daarnaast bepaalt ook de steekproefomvang16,17,48,51 de betrouwbaarheid van een uitkomst, maar dat is vooral van toepassing als het pilotassessment eventueel toegepast zal worden in een (kleine) onderzoekspopulatie. Wanneer vragen worden opgesteld, is er altijd een bepaalde vorm van interpretatie of uitleg aan zowel de zijde van de ontwikkelaars als van de beoordelaars. Dit maakt het bijna altijd onvolmaakte indicatoren en deze zijn onderhevig aan meetfouten. Meetfouten zorgen voor ruis, waardoor het ‘signaal’ (de uitkomsten van het assessment) minder scherp doorkomt. De werkelijke waarde van de meting kan dus niet (geheel) vastgelegd worden 16,17,48,51. Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
58
Daarnaast kan altijd sprake zijn van verborgen, zogenoemde ‘latente factoren’, waarmee geen rekening gehouden is bij het construeren van het assessment. Dit kan alleen onderzocht worden door klinimetrische eigenschappen (zoals sensitiviteit, specificiteit, voorspellende waardes en likelihood ratios) van het assessment te bepalen. Dit kan pas gebeuren bij een definitieve versie van het assessment en is dus nu nog niet van toepassing. Daarnaast is een betrouwbare test nog niet per definitie ook valide16,17,48,51. Er zijn verschillende aspecten of vormen van betrouwbaarheid die bij het opstellen van een assessment van belang zijn en waar rekening mee zal worden gehouden door de onderzoeksgroep. Argumentatieve betrouwbaarheid16,17,48,51: De onderzoeker kan verantwoordelijk zijn voor toevalsfouten. Om de herhaalbaarheid van het onderzoek te waarborgen moeten alle argumenten en redeneringen benoemd worden, zodat een andere onderzoeker het onderzoek zou kunnen overdoen. Dit komt terug in het afstudeeronderzoek door expliciet te vermelden waarom er een bepaalde (methodologische) keuze is gemaakt, en daar waar van toepassing, zal ook vermeld worden naar literatuur. Dit geldt niet alleen voor de fases waarin het assessment daadwerkelijk geconstrueerd wordt maar ook de fases daarvoor (bijvoorbeeld de uitgevoerde literatuurstudie) en de fases daarna (advies voor verder onderzoek). Reproduceerbaarheid16,17,48,51: hiermee wordt de mate bedoeld waarin het assessment dezelfde uitkomst zal hebben bij herhaling. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid51: de mate waarin twee of meer beoordelaars, die de test bij dezelfde personen uitvoeren, tot gelijke conclusies komen. Intrabeoordelaarsbetrouwbaarheid51: de mate waarin één waarnemer steeds tot dezelfde bevindingen komt bij dezelfde persoon met een herhaalde test. Om dit te bepalen is het dus nodig om het assessment op minimaal twee verschillende tijdstippen af te nemen. Interne consistentie16,51: De interne consistentie geeft aan in hoeverre verschillende items in een assessment, die eenzelfde kenmerk beogen te meten zoals lichamelijke belasting, dat ook daadwerkelijk doen. In vragenlijsten komt het vaak voor dat meerdere vragen worden gesteld om één kenmerk te meten, dit om meerdere dimensies van een aspect te bevragen. Ook worden er meerdere vragen gesteld over domeinen die niet eenduidig gedefinieerd kunnen worden, zoals belastbaarheid. De interne consistentie is groot, als alle vragen die dat domein beogen te meten, dit ook daadwerkelijk doen. Om vast te stellen of de interne consistentie voldoende is, wordt meestal gebruik gemaakt van Cronbach’s alpha, deze heeft een waarde tussen de 0 en 1, hoe dichter bij de 1 hoe meer correlatie er tussen de vragen verwacht kan worden. Ook kan bepaald worden of de uitkomst van één persoon consistent is, dit wordt weergegeven met de standaardfout52. Dit is de spreiding rond het gemiddelde (standaardafwijking van het steekproefgemiddelde), in het geval van een assessment vaak rondom een kenmerk.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
59
Om deze vormen van consistentie te kunnen bepalen is het gebruik van statistische toetsen onvermijdelijk. Deze toetsen kunnen pas uitgevoerd worden als er een onderzoek gedaan kan worden met het definitieve assessment, daarnaast is het eigenlijk ook alleen nuttig om statistische toetsen uit te gaan voeren bij n ≥ 30 16,48,51,52. Zoals al eerder gezegd is, is het in deze periode van het afstudeeronderzoek niet mogelijk voor de onderzoeksgroep om tot een pilot assessment te komen dat klaar is om klinimetrische eigenschappen van vast te stellen. De betrouwbaarheid daarintegen is veelal sneller en gemakkelijker vast te stellen. Deze uitspraken gelden dan voor het concept assessment dat op dat moment is opgesteld door de onderzoeksgroep. Als men wilt bekijken of het assessment betrouwbaar is, wordt de vraag gesteld of de het afnemen van het assessment elke keer dezelfde uitkomst tot gevolg heeft. Helaas luidt het antwoord op deze vraag altijd nee. Vaak zijn assessments gebaseerd op standaardeenheden die op zichzelf meestal al niet geheel betrouwbaar en dus discutabel zijn. Het streven is dus om een zo betrouwbaar mogelijk assessment te ontwerpen en construeren. Bovengenoemde zal door de onderzoeksgroep getracht worden te doen door de volgende aspecten in acht te nemen: Een expliciete beschrijving van de keuzes in methodologie, afname en interpretatie van het assessment Een eenduidige vraag en antwoordsystematiek opstellen die aansluit bij de te meten domeinen. Beschrijven hoe de uitkomsten geïnterpreteerd moeten worden en waar hierbij rekening gehouden moet worden Beschrijven hoe het assessment afgenomen moet worden en beschrijving van kenmerken die een juiste afname kunnen beïnvloeden Beschrijven hoe het assessment onderzocht kan worden in latere studies
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
60
Fase 6
|
Ontwerpen assessment
De onderzoeksgroep wil een volledig assessment samenstellen dat met zo veel mogelijk aspecten rekening houdt, die van belang zijn om de belasting-belastbaarheid van cliënten met de zvP in de arbeidssituatie in kaart te kunnen brengen. In deze fase wordt de werkwijze voor het ontwerpen van het concept assessment beschreven en worden gemaakte keuzes onderbouwd. Zie voor het concept assessment bijlage 8.
Het opstellen van het assessment Bij het opstellen van het assessment moeten er verschillende stappen doorlopen worden. Door deze stappen te doorlopen wordt duidelijk hoe het assessment er inhoudelijk uit komt te zien en hoe dit wordt vormgegeven103. Het doel van het concept assessment is: Het in kaart brengen van (dis)balans tussen de belasting-belastbaarheid bij cliënten met de ziekte van Parkinson in de arbeidssituatie. Het (concept) assessment geeft inzicht in de arbeidsproblematiek die cliënten met zvP ervaren op het gebied van functies, activiteiten en participatie: de drie domeinen van het ICF. Door het afnemen van het assessment krijgen zowel de cliënt als de ergotherapeut en andere betrokkenen concrete informatie over: De rollen en taken die de cliënt heeft vervuld in het verleden,vervult in het heden en wil vervullen in de toekomst in de arbeidssituatie Welke taken belangrijk zijn in de arbeidssituatie en hoe deze worden uitgevoerd Welke problemen iemand tegenkomt binnen het werk en welke aspecten (persoon, omgeving, activiteit) hierbij een rol spelen Welke aspecten in de behandelingen aan bod moeten komen in (eventuele) verdere behandelingen
Vorm van het assessment De onderzoeksgroep heeft gekozen voor een vragenlijst, die aangevuld wordt met een gesprek en een observatie in de werksetting van de cliënt. Hier heeft de onderzoeksgroep voor gekozen omdat een vragenlijst subjectieve informatie kan geven, het is het idee van de werkelijkheid zoals de cliënt dit ervaart. Uit deze vragenlijst blijkt vooral of iets al dan niet van toepassing is. Tijdens het gesprek kan hier op worden doorgevraagd; hoe uit zich het probleem, wat doet dit met de cliënt. Een observatie geeft objectieve informatie en kan laten zien wat de cliënt al heeft aangegeven in de vragenlijst en het gesprek. Het kan ook zijn dat er een verschil is tussen wat de ergotherapeut observeert en wat de cliënt eerder heeft aangegeven. De informatie verkregen uit het gehele assessment kan een aangrijpingspunt zijn voor de behandeling57. Vragenlijst Een vragenlijst is een opsomming van onder elkaar geplaatste vragen, in een bepaalde volgorde over een bepaald onderwerp. De door de onderzoeksgroep opgestelde vragenlijst Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
61
zal in ieder geval gaan over aspecten van het handelen en van de omgeving, betreffende de arbeidssituatie. De vragenlijst zal door de cliënt worden ingevuld en later worden besproken26. Bij het opstellen van het assessment is er gekeken naar generieke en specifieke schalen om de vragenlijst van het assessment te kunnen opstellen. Bij het opstellen van de vragenlijst van het assessment is er gekozen voor een combinatie van een generieke lijst die vraagt naar klachten in de arbeidssituatie, aangevuld met een specifieke lijst die informatie geeft over ziektespecifieke klachten. Met deze manier worden de nadelen en voordelen van de schalen gecombineerd om de vragenlijst zo concreet mogelijk te maken. Gesprekformulier Het vraaggesprek vindt plaats met behulp van de ingevulde vragenlijst. Door de juiste vragen te stellen en door goed naar de cliënt te luisteren komt naar voren welke problemen iemand ondervindt en in welke omstandigheden dit plaatsvindt. De ervaringen, beleving en gevoelens van de cliënt kunnen tijdens een gesprek worden besproken. Dit alles zorgt ervoor dat de erhotherapeut de problemen leert begrijpen 26. Observatie Observeren betekent gadeslaan of waarnemen. Een observatie wordt in de ergotherapie gebruikt om aandachtig te kijken naar het handelen van de cliënt zodat de ergotherapeut begrip krijgt van dat handelen. Hierbij kijkt de ergotherapeut naar zowel de problemen, als de mogelijkheden. Om een observatie te doen, moet helder zijn wat het doel is, wat er geobserveerd wordt (de observatiepunten) en hoe deze kunnen worden vastgelegd, bijvoorbeeld schriftelijk 26. Een eis die in dit geval aan de ergotherapeut wordt gesteld, is dat deze informatie kan zien, vastleggen, interpreteren en evalueren57.
Selecteren van items De meeste vragenlijsten die in het verleden zijn gemaakt, zijn bijna allemaal gebaseerd op wat andere deskundigen relevant, belangrijk of discriminerend vonden 12. Specifieke items zijn op zichzelf ook gebaseerd op oudere tests. De onderzoeksgroep heeft ervoor gekozen om bestaande items uit eerder geselecteerde assessment te gebruiken als inspiratie voor het opstellen van nieuwe vragen. Er zijn verschillende criteria die toegepast kunnen worden bij de beslissing welke items behouden moeten worden en welke niets toevoegen aan de vragenlijst en er zijn verschillende redenen waarom de onderzoeksgroep items uit eerdere assessments heeft herhaald: 1. Het scheelt werk en de noodzaak om nieuwe items te construeren. 2. De al eerder gebruikte items hebben vaak al een proces van testen doorgemaakt, ze hebben dus bewezen dat ze nuttig en klinimetrisch kloppend zijn. Maar vervolgens zijn er ook twee redenen voor het niet overnemen van items: 1. Het item wordt niet meer toegepast of gebruikt in de huidige terminologie. 2. De ontwikkelaar van een nieuw assessment vindt dat andere assessment tekort schieten, om welke reden dan ook.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
62
Naast het selecteren van items moet er bij het opstellen van het assessment gekeken worden naar de interpreteerbaarheid. De woorden die gebruikt worden, mogen geen dubbele betekenissen hebben12. De vuistregel is dat het leesniveau van de doelgroep niet hoger ligt dan die van een twaafjarige 12. Doordat de vragenlijst bij verschillende cliënten in verschillende werkvelden zal worden afgenomen is het educatieniveau niet bekend. Dit houdt in dat de onderzoeksgroep bij het opstellen van het assessment rekening houdt met deze vuistregel. Om de begrijpelijkheid van een vraag te verhogen zullen de vragen zo kort mogelijk geformuleerd worden. Holden et. al. 102 heeft in een onderzoek aangetoond dat items met gemiddeld 70-80 letters een validiteitscoëfficient van onder de 0.10 scoorde, terwijl items met 10-20 karakters een coëfficient (doorgaans vermenigvuldigingsfactor) van bijna vier keer zoveel hadden. In het concept assessment probeert de onderzoeksgroep zoveel mogelijk aan deze richtlijnen te voldoen. Uitzonderingen hiervan waren open vragen waarbij door de toelichting of een voorbeeld de 80 letters in de vraag werden overschreden. De vraag zonder toelichting of het voorbeeld voldoet wel aan de aanbevolen hoeveelheid letters (70-80). In de vragenlijst moet geen jargon voor komen, als dit wel gebeurt kan een vraag door de terminologie niet begrepen of verkeerd opgevat worden. Sommige jargon wordt op het eerste oog wel door cliënten begrepen maar bij het antwoord toch verkeerd geïnterpreteerd dan dat de intentie van de onderzoeker was12. Om deze reden zal de onderzoeksgroep zoveel mogelijk jargon vermijden. In veel vragenlijsten staan gesloten vragen die twee of meer vragen in één vraag stellen. Dit zorgt ervoor dat elke vraag anders beanwoordt kan worden12. Een voorbeeld hiervan is ‘mijn werktaken zijn leuk en vermoeiend’. Hierbij wordt er gevraagd naar werktaken en vermoeidheid. Je kan last hebben van beide , geen van beiden of van één van de twee. De vragen in de vragenlijst zullen daarom niet meerdere vragen in één vraag stellen maar opgedeeld worden in meerdere vragen. In de vragen van de vragenlijst zal de onderzoeksgroep vooroordelen in de vragen vermijden. Een vooroordeel in een vraag kan richting geven aan het verwachte antwoord en kan de cliënt een antwoord geven dat wenselijk lijkt bij de vraag, maar niet het antwoord dat van toepassing is op de cliënt12.
Vragenlijst Het formuleren van vragen voor een assessment is een lastige taak. Geen enkele statistische methode is namelijk toereikend om achteraf te corrigeren voor slecht gekozen of geformuleerde vragen12. Er is veel onderzoek gedaan naar hoe een antwoordsystematiek opgesteld moet worden, vanuit de psychologie tot economie12. De resultaten uit deze onderzoeken zijn zeer verschillend en geven geen eenduidig antwoord. Conclusies die getrokken worden gaan vaak in tegen de intuïtie. Een voorbeeld hiervan is dat er een gesloten ja/nee vraag gesteld wordt over ervaring van bijvoorbeeld stress, terwijl de meeste therapeuten dit niet als een Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
63
dichotoom bevraagbaar construct vinden. Je wilt hier juist een open vraag stellen waarbij de cliënt kan toelichten. Dit terwijl een gesloten ja/nee vraag wel de meest betrouwbare antwoordsystematiek zou kunnen zien in dit geval. In het assessment zullen zoveel mogelijk gesloten vragen gesteld worden. Gesloten vragen zijn snel te beantwoorden en kunnen specifiek opgesteld worden dat de precieze informatie verkregen kan worden die de onderzoeksgroep voor ogen heeft. Het doel van de meetschalen is om de vooraf opgestelde constructen en domeinen meetbaar te maken. De vragen zullen deels in de vorm van stellingen opgesteld worden. De vragen zullen eenduidig gesteld worden, in duidelijke en begrijpelijke taal. In later onderzoek kan onderzocht worden of de vragen hier ook daadwerkelijk aan voldoen. Aan de hand daarvan zullen vragen kunnen worden aangepast, toegevoegd of weggelaten worden. Om goed antwoord te kunnen geven op de gestelde vragen in de vragenlijst, moet er een antwoordsystematiek worden opgesteld. Onder antwoordsystematiek wordt verstaan op welke manier de antwoorden gegeven moeten worden. Dit kan onder andere met behulp van een Likertschaal (bijvoorbeeld aangeven op een schaal van 1-10 hoeveel moeite iemand heeft met een activiteit). De antwoordsystematiek moet voor alle vragen op elkaar aansluiten en eenduidig zijn zodat de interpretatie van de antwoorden duidelijk wordt voor de beoordelaar en later voor diegene die de resultaten moet analyseren. Bij gesloten vragen worden verschillende mogelijkheden van antwoorden op een vraag gecombineerd tot een enkele score, voor het onderzochte construct. De verzameling items, die gebruikt worden om het construct te meten, vormt dan een (meet)schaal. De items in een schaal dienen een sterke samenhang te vertonen, aangezien aan de hand van een schaal doorgaans één enkel algemeen kenmerk wordt gemeten. Voorbeelden zijn vragen waarbij geantwoord kan worden met ja of nee, of zeer goed-goedmatig-onvoldoende-zeer onvoldoende. Bij het opstellen van de antwoordcategorieën zal door de onderzoeksgroep gelet worden op: de antwoordcategorieën sluiten aan bij de vraagformulering (taalkundig en logisch) de antwoordcategorieën dekken alle mogelijkheden de antwoordcategorieën sluiten elkaar uit de antwoordcategorieën houden per vraag dezelfde dimensie aan de aard van de respons die van de cliënt of therapeut wordt verlangd; meestal gaat het om interpretatie en conclusies zijn daardoor taal- respectievelijk cultuurspecifiek, afhankelijk van de wijze waarop mensen bepaalde vraagformuleringen interpreteren58. In veel arbeidsassessments, zeker vragenlijsten, worden gesloten vragen gesteld over verschillende onderwerpen. Deze onderwerpen omvatten dan elk één of meerdere vragen. De antwoorden zijn meestal op een intervalschaal geplaatst. Dit betekent dat aan de ene kant bijvoorbeeld “zeer goed” staat en aan de andere kant “zeer slecht” en dat er een aantal opties tussen deze twee uitersten gekozen kunnen worden.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
64
Lodge59 heeft de mogelijkheid onderzocht wat er gebeurt als dit soort, veelgebruikte, bijvoeglijke naamwoorden (bijvoorbeeld ‘goed’, ‘tevreden’) in vragenlijsten inderdaad op een intervalschaal geplaatst worden. Uit dit onderzoek blijkt dat gebruikelijke bijvoeglijke naamwoorden die een extreem oordeel vertegenwoordigen niet even ver van een neutraal midden staan en bovendien een beperkte range bedekken. In het vaststellen van de antwoordsystematiek zal door de onderzoeksgroep daarom zorgvuldig afgewogen worden welke schaal gebruikt zal worden, welke eventuele bijvoeglijke naamwoorden gebruikt worden en hoe dit in andere assessments gebruikt wordt. Er zijn meerdere manieren om op een min of meer continue manier in kaart te brengen in welke mate iemand het met een stelling of vraag eens is, een goed voorbeeld hiervan is een VAS schaal. Dit is een gefixeerde lijn (meestal 100 mm) met aan beide uiteinden een extreme; bijvoorbeeld ‘altijd’ en ‘nooit’. De ondervraagde wordt gevraagd een plek op de lijn te markeren welke overeenkomt met haar opvatting. Deze methode wordt zeer regelmatig toegepast in onderzoek naar verschillende uitkomstmaten, zoals pijn96 stemming95 maar ook functionele capaciteit98 en verandering in zijn algemeenheid97.Vooral door de simpliciteit van het invullen is de VAS methode populair. Er zijn echter onderzoeken die vaststellen dat cliënten deze methode niet zo simpel vinden. Huskisson96 laat zien dat 7% van de cliënten niet in staat was om een VAS schaal in te vullen, tegen 3% bij een beoordelingsschaal (bijv. een Likertschaal). De betrouwbaarheid van schalen zijn direct te linken aan de hoeveelheid niveaus die zij meten. Bij een reguliere VAS schaal waar maar naar één item gevraagd wordt is de betrouwbaarheid dus waarschijnlijk laag, in vergelijking met schalen die meerdere items koppelen. Om een preciezere meting te verkrijgen, heeft de onderzoeksgroep gekozen voor vijf categorieën. Er is gekozen voor antwoordmatrixen zodat er op meerdere niveau’s antwoord gegeven kan worden op een vraag of stelling. De antwoordmogelijkheden zijn opgedeel in vijf categorieën. De onderzoeksgroep houdt rekening met de vraag waarop geantwoord moet worden, deze bepaald namelijk welke bijvoegelijke naamwoorden ingevoegd kunnen worden. Deze bijvoegelijke naamwoorden zullen zo veel mogelijk hetzelfde gehouden worden voor de verschillende vragen binnen een item, zo mogelijk binnen alle items. Dit vermindert de last op de ondervraagde omdat er in dezelfde trant geantwoord kan worden 12.Er zal gekozen worden voor afwijkende bijvoegelijke naamwoorden (helemaal mee eens tot zeer mee oneens) als deze de bijbehorende vragen niet dekken en niet logisch zijn. Er is specifiek gekozen om vijf antwoordcategorieën op te nemen op elke Likertschaal. Onderzoek toont aan dat mensen goed in staat zijn om in fijnere nuances aan te brengen in hun antwoord dan mee eens – niet mee eens. Dus kiezen voor twee categorieën heeft een verlies van informatie tot gevolg12. Ook al lijkt het logisch dat het vermogen om te discrimeren fluctueert per situatie, er is bewijs dat dit niet het geval is12. De keuze voor categorieeën heeft een effect op de betrouwbaarheid van een vraag of item. Nishisato&Torii99 hebben de correlatie onderzocht tussen 2,5 of 10 categorieën en de betrouwbaarheid. Het gebruik van minder dan vijf antwoordcategorieën reduceert de betrouwbaarheid met 35%. De resultaten uit dit onderzoek zijn bevestigd door andere studies. Deze statistische resultaten worden onderbouwd door studies die gedaan zijn onder
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
65
cliënten. Schalen met 10 of 11 categorieeën worden door hen als tijdsintensiever ervaren en als minder makkelijk in gebruik100.
afbeelding 24: het effect van het aantal een minimum van vijf tot zeven antwoordcategorieën antwoordcategorieën (y-as) op de wordt dus geadviseerd12. betrouwbaarheid (x-as)12 Miller22 zegt in zijn studie dat zeven, plus of min twee, het magische getal is. Miller laat hierin zien dat zeven ‘brokjes’ informatie het limiet is wat het korte termijn geheugen kan verwerken. Dit wordt ondersteund door de studie van Hawthorne et al. 101 die vaststelt dat negen categorieën resulteert in ‘cognitieve overload’. Hij heeft toen de schaal tot vijf gereduceerd en dit had geen nadelige effecten op de betrouwbaarheid van de schaal. Daarom zal de onderzoeksgroep voor antwoordcategorieën van 5 tot 7 mogelijkheden gekozen worden.
Gespreksformulier Een groot voordeel van het houden van een gesprek met de cliënt is dat je niet alleen te weten kunt komen wát mensen doen , maar vooral waaróm ze het doen112. Met de eerder genoemde vragenlijst kan in betrekkelijk korte tijd informatie over verschillende onderwerpen verkregen worden, deze kunnen tijdens een gesprek uitgevraagd worden om de informatie meer uit te diepen en betekenis toe te kennen. Het voeren van een gesprek heeft echter ook een aantal nadelen, deze hebben voornamelijk betrekking op de betrouwbaarheid van de uitkomsten vanuit het gesprek. Het eerste nadeel is dat mensen zich niet altijd bewust zijn van hun gedrag en vaak ook niet van hun motieven voor hun gedrag112. De onderzoeksgroep zal hierop inspelen door in de vragenlijst, die voorafgaand aan het gesprek door de cliënt zal worden ingevuld, stellingen voor te leggen over de verschillende onderwerpen die betrekking hebben tot de arbeidssituatie. Dit geeft de cliënt ook een idee over gespreksonderwerpen om van te voren over na te denken. Daarnaast blijkt uit onderzoek112 dat mensen een selectief geheugen hebben. Ze noemen alleen de voorbeelden die ze zich willen herinneren en laten de voorbeelden weg waaruit iets anders blijkt. De onderzoeksgroep zal dit inperken door open vragen te stellen over bijvoorbeeld ‘werkdruk’ en deze, zo nodig, concreet aan te vullen met vragen naar dagindeling, werkplanning, overwerk e.d. Deze concrete aanvullingen staan in de handleiding beschreven. Bij een gesprek speelt sociale wenselijkheid een rol. Cliënten zullen sneller een antwoord geven waarmee zij de vraag juist denken te beantwoorden. Sociale wenselijkheid kan een grote invloed hebben op de antwoorden die je krijgt. De therapeut die het gesprek voert met de cliënt, kan deze invloed beperken door bij de antwoorden geen instemming of afkeuring te laten blijken. Dit omdat de kans dan groot is dat de respondent zijn volgende antwoorden zal aanpassen aan de reactie van de therapeut 112.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
66
Het gespreksformulier is bedoeld om de verkregen data vanuit het gesprek vast te leggen. Tijdens dit gesprek zal geïnventariseerd worden welke beperkingen de cliënt zelf ervaart en hoe hij of zij hier over denkt en dit vind. De vooraf ingevulde vragenlijst geeft aanknopingspunten voor het gesprek, door de antwoorden op de stellingen ter sprake te brengen. Door het gesprek kan je achterliggende motieven en ervaringen achterhalen. Dit is belangrijk om inzicht te krijgen in de belevingswereld en beweegredenen van de cliënt.
Observatie Een voordeel van een observatie is dat je het feitelijke gedrag van de cliënt kan vaststellen112. Dit is dus een goede aanvulling op de informatie verkregen vanuit de vragenlijst en het gesprek. Een groot verschil met het gesprek wat met de cliënt gevoerd wordt, is dat bij de observatie alleen waarneembare zaken vastgelegd kunnen worden en niet de achterliggende motieven. De onderzoeksgroep zal kiezen voor een ‘beschrijvende observatie’112, zodat de natuurlijke situatie waarin de cliënt handelt zo min mogelijk verstoord wordt. Een nadeel van een observatie is dat je te maken krijgt met de interpretatie van de beoordelaar en dat het gedrag van cliënten veranderd omdat zij geobserveerd worden 12,112. Het is een bekend psychologisch verschijnsel dat we een persoon op grond van een indruk die hij of zij maakt, bepaalde eigenschappen toedichten. Iemand die we aardig vinden schatten we intelligenter in dan iemand die we minder aardig vinden. Dit is het ‘halo-effect’. Het tegenovergestelde van het halo-effect is het ‘horn-effect’. Door het halo- en horn-effect gaan we denken in stereotypen. Ook het Hawthorne effect maakt dat je minder geldige (valide) uitspraken kan doen over de verzamelde observatiegegevens. Het Hawthorne effect houdt in dat de cliënt zich anders voor doet omdat hij of zij weet dat hij onderwerp van onderzoek is. Een belangrijke tekortkoming in observatie als meetinstrument is dat je alleen vast kan stellen of bepaald gedrag zich voordoet, en zo ja hoe lang de persoon dergelijk gedrag bezigt113. Het zegt verder niets over de dieper liggende processen. Ook de achterliggende redenen kunnen niet achterhaald worden. Waarom de persoon dergelijk gedrag vertoont, blijft onduidelijk. Daarom heeft de onderzoeksgroep ervoor gekozen om naast de vragenlijst en observatie ook een gesprek te voeren met de cliënt. Er zijn meerdere manieren om deze effecten te beperken. Dit kan gedaan worden door te observeren en te beoordelen via een vaste methodiek, de observatie en interpretatie strikt gescheiden houden en tijdens het observeren aantekeningen maken zodat geen informatie verloren kan gaan. Van te voren moet goed vastgesteld zijn wat precies moet worden geobserveerd 112 , dit kan gedaan worden door duidelijke observatiepunten op te stellen en een handleiding te schrijven over de aandachtspunten tijdens het observeren, het rapporteren en het evalueren van de gegevens. Door een goede voorbereiding en goede instructies te geven, verklein je de kans dat je in de analysefase tot de ontdekking komt belangrijke dingen niet te hebben geobserveerd of bepaalde observaties niet goed op het observatieformulier te hebben vastgelegd112.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
67
Handleiding van het assessment In de handleiding van het assessment is een korte beschrijving van assessment beschreven, inclusief doel en definiering van het assessment, zodat de ergotherapeut kan zien of het assessment bruikbaar is bij een bepaalde cliënt. Verder staat er een korte beschrijving in over het theoretisch raamwerk achter het assessment. In de handleiding zal tevens de werkwijze per onderdeel aan bod, komen waarin beschreven staat hoe de therapeut te werk moet gaan bij het voorbereiden en het afnemen van het assessment en hoe gegevens genoteerd dienen te worden. Verder staat er in de handleiding beschreven hoe een conclusie kan worden getrokken en wat deze betekent voor verdere behandeling (zie bijlage 9: handleiding assessment EPAP).
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
68
Fase 7
|
Voorstel voor toetsing van het assessment
Het concept assessment dat nu ontwikkeld is, zal nog meerdere onderzoeksfases moeten doorlopen om een valide, betrouwbaar en in de praktijk bruikbaar, product te zijn. Het assessment is ontwikkeld is op basis van literatuur van de assessments en literatuurstudie, de eisenlijst en wensen van de opdrachtgever. Er zal nog geëvalueerd moeten worden of het assessment ook aansluit bij de wensen en eisen van andere deskundigen in de praktijk.
Delphi methode De kern van de Delphi methode is een herhaalde bevraging van deskundigen 17,111 (ergotherapeuten, arbeidsdeskundigen). De deelnemers vullen een vragenlijst in en krijgen vervolgens feedback van andere deelnemers over het geheel van de antwoorden. Met deze informatie vullen de deelnemers de vragenlijst opnieuw in, waarbij uitleg en argumentatie wordt gegeven over de antwoorden die in strijd waren met andere deelnemers. Hierbij mogen de deelnemers ook van mening veranderen op basis van deze input van andere deelnemers110. Bij elke ronde zal de consensus van de deelnemers van het Delphi-proces toenemen. De Delphi methode is ontworpen voor het uitwisselen van opvattingen, zodat de deelnemers kunnen leren van elkaars standpunten zonder ongewenste beïnvloeding die kan optreden bij face to face aanpak, zoals bijvoorbeeld luisteren naar degene met de luidste stem . Met de Delphi methode hebben deelnemers de mogelijkheid om op een systematische manier met een complex probleem om te gaan. Een voordeel van de Delphi methode is dat alle mogelijke opties waarin het assessment vorm gegeven kan worden, in overweging worden genomen17,110. Deze opties worden tevens geschat op gevolgen en aanvaardbaarheid. Met de Delphi methode vermijd je de nadelen van brainstormen, waar bijvoorbeeld deelnemers met de grootste mond groter gezag hebben en de minder dominante deelnemers hun echte mening niet durven te zeggen111. De onderzoeksgroep raadt in deze fase de Delphi methode aan. De Delphi methode kan op verschillende manieren worden uitgevoerd, namelijk op papier, face to face en digitaal. Het voordeel van de Delphi is dat deze voor alle onderwerpen toepasbaar is en niet is gebonden aan een maximum aantal deelnemers. Het uitvoeren van de Delphi via internet biedt vele voordelen, namelijk tijdwinst, bereik, anonimiteit en interactie 17,110. Het versturen en verzamelen van informatie kan in een korte periode gebeuren waardoor dit de deelnemers weinig tijd zal kosten. Met bereik wordt bedoeld dat de deelnemers overal te bereiken zijn via het internet en dus geografische aspecten geen belemmerende factoren kunnen spelen. Tevens kunnen de onderzoekers en deelnemers (anoniem) informatie, reacties en resultaten versturen, waardoor er een communicatie over en weer ontstaat tussen de deelnemers, dit levert waardevolle informatie op. De Delphi methode verloopt over het algemeen volgens de volgende stappen 110: 1. Selecteren en uitnodigen van deelnemers 2. Vragenlijst opstellen Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
69
3. 4. 5. 6.
Anoniem beantwoorden van vragen door deelnemers Samenvatten en analyseren bijdragen deelnemers Nieuwe ronde onder alle deelnemers tot er voldoende consensus is Afsluitende groepsdiscussie om conclusies te formuleren
Start
Omschrijven van het probleem
Selecteren van de panelleden op basis van de vereiste expertise
Voorbereiden en verspreiden van de vragenlijst e
e
2 /3 vragenlijst opstellen en verspreiden
Analyseren van de antwoorden op de vragenlijst
Nee
Is men tot een consensus gekomen?
Ja
Geef de gewenste informatie en een overzicht van de antwoorden
Stel een eindrapport op
afbeelding 25:Stappen volgens de Delphi methode.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
70
Stap 1: Werving deskundigen Er zijn geen vaststaande richtlijnen over hoeveel deskundigen er geraadpleegd moeten worden bij het voorleggen van een concept assessment. Ook wordt in literatuur niet aangegeven hoe deskundigen gezocht en geselecteerd moeten worden of, misschien nog belangrijker, hoe moet worden omgegaan met verschillen tussen deze deskundigen 12. Meestal worden drie tot tien mensen die als deskundige bekend staan met betrekking tot het onderwerp van het assessment, benaderd op individuele basis12. Het voordeel hiervan is dat deze deskundigen een groep representateren die op de hoogte is van de meest recente ontwikkeligen en ideeën uit het werkveld. Op deze manier heb je op een toegankelijke manier toegang tot deze kennis en ervaring. De werving van deskundigen kan op vele manieren plaats vinden. Met betrekking tot de Ergotherapeutische probleeminventarisatie arbeid bij Parkinson kan gekozen worden om ergotherapiepraktijken en zorginstellingen te benaderen die aangesloten zijn bij ParkinsonNet (regionaal netwerk zorgverleners gespecialiseerd in Parkinson) en/of waarvan bekend is dat zij expertise hebben op het gebied van arbeidsproblematiek. Het voordeel van het benaderingen van deskundigen via ParkinsonNet is dat deze in ieder geval specifieke expertise hebben op het gebied van cliënten met de zvP. Via de mailingmodule van ParkinsonNet kan makkelijk nagevraagd worden wie (enige) ervaring heeft met hulpvragen op het gebied van arbeid. Het voordeel van regionale benadering is dat de benaderde ergotherapeuten makkelijker te bereiken zijn, mocht er gekozen worden voor een face-to-face Delphi-methode. Een voordeel van landelijke benadering is dat er een beter beeld gevormd kan worden over de mening van alle Nederlandse ergotherapeuten over het assessment. Daarnaast zijn landelijk meer ergotherapeuten te benaderen, dit is vooral met oog op het ‘nonrespons’ principe erg belangrijk. Nonrespons is het niet kunnen verkrijgen van de data van potentiële deskundigen, een voorbeeld hiervan is dat mensen door tijdsgebrek niet kunnen meewerken. De non-respons bij (para) universitair onderzoek wordt geschat op gemiddeld 45% (SD 30-50)108. Zolang nonrespons toevallig is, dat wil zeggen niet gerelateerd aan datgene dat onderzocht wordt, is er geen wezenlijk probleem, zoals bijvoorbeeld nonrespons door tijdsgebrek. Zodra er wel een samenhang is tussen het onderwerp van het onderzoek en het responsgedrag, heeft dit tot gevolg dat er een serieus risico bestaat op systematische afwijkingen in de uitkomsten van de enquête108. Stap 2: Assessment voorleggen aan deskundigen Het assessment wordt voorgelegd aan deskundigen om te peilen wat hun mening is over het opgestelde product. De hoofdvragen zijn: 1) of het product valide en volledig lijkt om arbeidsproblemen bij cliënten met Parkinson te inventariseren en 2) of het bruikbaar lijkt voor de praktijk. Er zal gevraagd worden naar een algemeen oordeel en naar verbeterpunten. Evaluatiepunten zijn bijvoorbeeld de vraag- en antwoordsystematiek, begrijpelijkheid van het taalgebruik, organisatorische aspecten (zoals tijd, benodigde middelen) en vaardigheden (benodigde kennis en vaardigheden om het assessment af te nemen). Met deze eventuele verbeterpunten kan het assessment verbeterd worden. De face validity van het assessment bepalen kan een onderdeel zijn van de Delphi-methode. Dit wordt in eerste instantie gedaan om inzicht te krijgen of het assessment bruikbaar is voor
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
71
de praktijk en past bij wat de therapeuten willen. Dit is de eerste stap die nodig is om de verdere validiteit en betrouwbaarheid van het assessment vast te stellen. De deelnemers wordt gevraagd een oordeel te geven over het assessment; meet het in de ogen van de deskundige dat wat het moet meten. Dus in dit geval: komt het doel van het assessment overeen met dat wat het assessment meet12,51. Aan de hand van de uitkomsten van de voorlegging zal er gekeken worden naar ervaringen en voorkeuren van de deelnemers en de verbeterpunten voor het assessment. Het is volgens de onderzoeksgroep belangrijk om bij het verwerken van de verbeterpunten duidelijk te verantwoorden waarom bepaalde aspecten gekozen zijn of waar ze op gebaseerd zijn. De volgende punten volgens de onderzoeksgroep belangrijk om in beschouwing te nemen bij deze fase: Benader deelnemers die werkzaam zijn als (ergo)therapeut en patiënten behandelen met de zvP en/of arbeidsgerelateerde klachten. Dit omdat zij het assessment in de toekomst gaan gebruiken en zij degene zijn met ervaring in het behandelen van deze doelgroep (arbeidsproblematiek en/of de zvP) Therapeuten die feedback geven op het concept assessment moeten een realistisch beeld hebben van de benodigde tijd die dit in beslag neemt. Stap 3: Assessment toepassen in de praktijk Nadat in stap 1 een consensus is bereikt over het concept assessment met de Delphimethode, is er een verbeterd concept assessment. Dit assessment is geen meetinstrument en kan dus niet op klinische wijze geëvalueerd worden. De EPAP moet uitgeprobeerd worden door een grote groep therapeuten in de praktijk en deze geven hierop feedback. De therapeuten zullen in deze testfase het assessment beoordelen op bruikbaarheid, helderheid en volledigheid. Hierbij ligt de nadruk op de mogelijkheid om het assessment te implementeren in de dagelijkse praktijk. Deskundigen werven
Assessment in praktijk toepassen
Feedback assessment verwerken
Definitief assessment afbeelding 26: Stappen voor het toepassen van het assessment in de praktijk.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
72
Hiermee wil je de haalbaarheid toetsen van het assessment in de praktijk. Nadat de feedback van deze therapeuten is verwerkt zullen deze laatste wijzigingen leiden tot een definitief assessment.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
73
Conclusie afstudeeronderzoek Hieronder worden de belangrijkste bevindingen uit dit onderzoek beschreven. Allereerst zullen de subvragen worden beantwoord. Vervolgens zal de eindconclusie worden beantwoord, dit is tevens het antwoord op de hoofdvraag. Conclusie subvraag 1 Welke bestaande assessments zijn geschikt om de actuele balans tussen belastingbelastbaarheid, op het gebied van functie, activiteiten en participatie, in de arbeidssituatie in kaart te brengen? Om antwoord te krijgen op deze subvraag is een literatuurstudie gedaan naar assessments die de belasting en belastbaarheid van cliënten met de zvP in de arbeidssituatie zo volledig mogelijk in kaart brengen. De conclusie uit deze literatuurstudie is dat er op dit moment géén geschikte assessments beschikbaar zijn die aan de eis van de onderzoeksgroep voldoet om een wisselwerking van de drie ICF domeinen (functie, activiteiten en participatie) weer te geven. Om deze reden heeft de onderzoeksgroep besloten een nieuw assessment te ontwikkelen. Het assessment is opgesteld aan de hand van de eisen van de opdrachtgever, de onderzoeksgroep en therapeuten uit de praktijk. Conclusie subvraag 2 Welke eisen worden gesteld aan een nieuw te ontwikkelen assessment om de actuele balans tussen belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie in kaart te brengen? Voor het beantwoorden van deze subvraag heeft de onderzoeksgroep een enquête afgenomen bij acht therapeuten in de praktijk die ervaring hebben met arbeidsvragen en/of zich hierin gespecialiseerd hebben of ervaring hebben in het behandelen van clienten met de zvP. Hieruit blijkt dat de therapeuten een compleet, volledig en breed toepasbaar assessment verwachten, terwijl de meeste bestaande assessments zich vooral richten op functies en activiteiten en niet op participatie. Daarnaast werd aangegeven dat het belangrijk is om ook de relatie tussen de thuissituatie en werksituatie mee te nemen in de inventarisatie. Er moet dus gekeken worden naar de wisselwerking tussen persoon, omgeving en activiteit. Het merendeel van de therapeuten geeft aan in het nieuw te ontwikkelen assessment een voorkeur te hebben voor de combinatie van een interview en een observatie. De data uit de enquête is gebruikt om richting te geven aan het nieuw ontwikkelde assessment, de Ergotherapeutische Probleeminventarisatie Arbeid bij Parkinson (EPAP). Conclusie subvraag 3 Hoe ziet het assessment eruit dat voldoet aan de opgestelde eisen om de actuele balans tussen belasting-belastbaarheid van de cliënten met de ziekte van Parkinson in de arbeidssituatie in kaart te kunnen brengen door ergotherapeuten in het UMC St Radboud? Door het gebruik van andere assessments ter inspiratie en overleg met de opdrachtgever hierover heeft de onderzoeksgroep haar visie met betrekking tot het assessment bijgesteld. Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
74
Dit heeft als gevolg dat het concept assessment niet geheel voldoet aan de eerder opgestelde eisenlijst. Het primaire doel van het assessment is om op ergotherapeutische wijze de belastingbelastbaarheid in de arbeidssituatie van cliënten met de zvP in kaart te kunnen brengen. Door gebruik te maken van het PEO-model (persoon, omgeving en activiteiten)in het assessment wordt duidelijk hoe op ergotherapeutische wijze de belasting-belastbaarheid in kaart word gebracht. De ergotherapeutische wijze komt verder nog naar voren doordat er onder andere gebruik gemaakt wordt van observaties, open vragen, en ervaringen van de clënt. Een assessment gericht op arbeid kan worden afgenomen zodra er problemen worden ervaren in de arbeidssituatie. Het assessment bestaat uit drie onderdelen, namelijk de vragenlijst, het inventariserend gesprek en een observatie op het werk. In de vragenlijst komen de volgende onderwerpen aan bod: taken en handelingen die nodig zijn voor het uitvoeren van werk en de invloed van lichamelijke en geestelijke klachten hierop, inspanning die het werk kost en de invloed van tijdsaspecten, de sociale en fysieke omgeving inclusief de thuissituatie, vervoer en de werkbeleving. Afhankelijk van de door de cliënt aangegeven problemen en prioriteiten worden de onderwerpen uitgediept tijdens het inventariserend gesprek. Het gesprek moet uiteindelijk leiden tot inzicht in de, voor de cliënt meest belangrijke, arbeidsproblemen. Na dit gesprek volgt een observatie, waarbij het uitvoeren van een activiteit in de arbeidscontext wordt geobserveerd. De drie onderdelen uit het assessment zorgen ervoor dat de ergotherapeut een zo’n compleet mogelijk beeld krijgt van de belasting en belastbaarheid van de cliënt, de ervaring en beleving van de cliënt, het verwerkingvermogen en wat belangrijk is voor de cliënt en waar deze aan wil werken. Hieruit wordt een conclusie getrokken en deze geeft richting aan de verdere ergotherapiebehandeling of eventuele doorverwijzing naar andere disciplines. Conclusie vraagstelling van dit onderzoek Welk assessment is geschikt voor het in kaart brengen van de actuele balans tussen belasting-belastbaarheid, op het gebied van functie, activiteiten en participatie, in de arbeidssituatie bij cliënten met de ziekte van Parkinson door ergotherapeuten in het Universitair Medisch Centrum St Radboud als basis voor een plan van aanpak? Zoals al eerder genoemd is er volgens de onderzoeksgroep geen geschikt assessment voor het in kaart brengen van de actuele balans tussen belasting-belastbaarheid, op het gebied van functie, activiteiten en participatie, in de arbeidssituatie bij cliënten met de ziekte van Parkinson. Het niet vinden van een geschikt assessment naar aanleiding van de literatuurstudie heeft er toe geleid dat de onderzoeksgroep zelf een assessment heeft ontwikkeld, de EPAP. Dit assessment voldoet in grote lijnen aan de eisen van de opdrachtgever, de onderzoeksgroep en wensen uit de praktijk. Tevens richt dit EPAP zich zowel op functie, activiteit en participatie en de onderdelen van het PEO-model. Het assessment dat nu ontwikkeld is, zal nog meerdere onderzoeksfases moeten doorlopen om een valide,betrouwbaar en bruikbaar product te worden.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
75
Literatuurlijst 1
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVMb). Ziekte van Parkinson: De ziekte, de determinanten en de zorg voor de patiënt,
2 april 2009 2 Deane KH, Ellis-Hill C, Jones D, Whurr R, Ben-Shlomo Y, & Playford ED. Systematic review of paramedical therapies for Parkinson’s disease. Mov. Disord. 2002 17: 984-991. 3 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVMa). Ziekte van parkinson, omvang van het probleem, 2 april 2009 4 Maas IAM, Gijsen R, Lobbezoo IE, Poos MJJC. De gezondheidstoestand: een actualisering. Maarssen: Elsevier/De Tijdstroom, 1997. 5 Sturkenboom IHWM, Thijssen MCE, Gons-van de Elsacker JJ, Jansen IJH, Maasdam A, Schulten M, Vijver-Visser D, Steultjens EJM, Bloem BR & Munneke M, Ergotherapie bij de ziekte van Parkinson, een richtlijn van Ergotherapie Nederland. Utrecht/Den Haag: Ergotherapie Nederland/Uitgeverij Lemma, 2008. 6 Parkinson Vereniging. De ziekte van Parkinson: http://www.parkinson-vereniging.nl/parkinson.html 2009 7 Dixon L, Duncan D, Johnson P, Kirkby L, O’Connell H & Taylor H. Occupational therapy for patients with Parkinson’s disease. Cochrane Database Syst Rev. 2007 Jul 18:(3). 8 Banks P, Lawrence M. The Disability Discrimination Act, a necessary, but not sufficient safeguard for people with progressive conditions in the workplace? The experiences of younger people with Parkinson’s disease. Disabil Rehabil 2006 Jan 15:28(1):13-24. 9 Analbers A, Brenk A van. Blijven werken met de ziekte van Parkinson: Hoe beleven jonge Parkinson patiënten hun werksituatie? Onderzoeksrapport. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam; 2003. 10 Zielhuis GA. Handleiding medisch-wetenschappelijk onderzoek. Maarssen: Elsevier, 2006. 11 Rauch A, Cieza A&Stucki G. How to apply the International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) for rehabilitation management in clinical practice. Eur J Phys Rehabil Med 2008: 44(3):329-42. 12 Streiner DL, Norman GR. Health measurement scales: A practical guide to their development and use. Oxford University Press, 2008. 13 Verbeek G. Het spel van kwaliteit en zorg. Utrecht: Lemma B.V. 2004. 14 Busch MCM (RIVM), Bovendeur I (RIVM). Wat is kwaliteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Preventie\ Thema's\ Kwaliteit van preventie, 12 december 2008. 15 Donabedian A. Explorations in quality assessment and monitoring. The definition of quality and approaches to its assessment. Michigan: Health Administration Press, 1980b. 16 Fletcher RH, Fletcher SW. Clinical epidemiology: the essentials. Lippincott Williams&Wilkins, Baltimore 2005. 17 Guyatt G, Rennie D, Meade MO & Cook DJ. User’s guide to the medical literature: a manual for evidence-based clinical practice. The McGraw-Hill Companies 2002. 18 Young G, Zavelina L, Hooper V. Assessment of Workload Using NASA Task Load Index in Perianesthesia Nursing. Journ. Of perianesthesia Nursing 2008, 23 (2), 102-110. 19 Gründeman RWM, Smulders PGW, Winter CR de. Vragenlijst arbeid en gezondheid handleiding, Swets Test services. Lisse: 1993:38. 20 Allaire S, Keysor JJ. Development of a structured interview tool to help patients identify and solve rheumatic condition-related work barriers. Arthritis Rheum, 2009: 61(7):988-95. 21 Backman CL, Village J, Lacaille D. The Ergonomic Assessment Tool for Arthritis: development and pilot testing. Arthritis Rheum, 2008 :59(10): 1495-503. 22 Miller GA. The magic number seven plus or minus two: some limits on our capacity for processing information. Psychological bulletin 1956: 83: 81-97. Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
76
23
Thomas C, Vromen I, Reuvekamp R, Ven S van de. Herziende Nederlandse Handleiding Occupational Self Assessment (OSA). Innovatie Centrum Model of Human Occupation Amsterdam Deelproject Methodiekontwikkeling: 1998. p. 9,12,13. 24 Mols F, Pelle AJ, Kupper N. Normative data of the SF-12 health survey with validation using postmyocardial infarction patients in the Dutch population.Qual Life Res, 2009, 18: 403-414. 25 Kielhofner G, Forsyth K, Clay C, Ekbladh E, Haglund L, Hemmingsson H, Keponen R & Olson L. Model Of Human Occupation: theory and application. Chapter 17: Talking With Patients: Assessments That Collect Information Through Interviews. Lippincott Williams en Wilkins a Wolters Kluwer Busniss. 2008 pp. 283-284 26 Kinébanian A, Le Granse, M. Grondslagen van de Ergotherapie. Elsevier gezondheidszorg 2006. 27 Thomas C, Kinebanian A. Handleiding werknemersrol interview (worker role interview). Innovatie centrum Model of Human Occupation Amsterdam: 1998: 7, 15-16. 28 Luijten P, Pot I, Thiem C, Vromen I. Assessment Algemene Arbeidsvaardigheden. Theoretische onderbouwing bij de ontwikkeling van het instrument Assessment Algemene Arbeidsvaardigheden.Hogeschool van Amsterdam: 2002:18. 29 Law M, Baum C, Dunn W. Measuring: Occupational Performance Supporting best practice in occupational therapy. Slack Incorporated Thorofare USA, 2001. 30 Hanson EK, Schaufeli W, Vrijkotte T, Plomp NH & Godaert GL. The validity and reliability of the Dutch Effort-Reward Imbalance Questionnaire. Journ of Occ Health Psy 2000, 5(1), 142-155. 31 Gilworth G, Bhakta B, Eyres S, Carey A, Chamberlain MA & Tennant A. Keeping nurses working: development and psychometrictesting of the Nurse-Work Instability Scale (Nurse-WIS). J Adv Nurs, 2007: 57(5): 543–551. 32 Gilworth G, Emery P, Barkham N, Smyth MG, Helliwell P, Tennant A. Reducing work disability in Ankylosing Spondylitis – development of a work instability scale for AS. BMC Musculoskeletal Disorders 2009:10:68 1-7. 33 Hart SG, Staveland LE. Development of NASA-TLX (Task Load Index): results of empirical and theoretical research. In P.A. Hancock & N. Meshkati (Eds.), Human Mental Workload, 1988: 139-183. 34 Hart SG. NASA- task load index: 20 years later. Human Mental Workload, 2006: 348-351. 35 Feuerstein M, Nicholas R, Huang G, Haufler A, Pransky G, Robertson M. Workstyle. Development of a measure of response to work in those with upper extremity pain. J Occup Rehab: 2005: 15 (2): 87-104. 36 Hoozemans MJM, Beek AJ, Frings-Dresen MHW, Woude LHV, Dijk FJH. Low back and shoulder complaints among workers with pushing and pulling tasks. Scand J Work Environ Health.2002:28(5):293-303 37 Reilly MC, Zbrozek AS, Dukes EM. The validity and reproducibility of a work productivity and activity impairment instrument. Pharmacoeconomics. 1993 Nov:4(5):353-65. 38 Prasad M, Wahlqvist P, Shikiar R, Shih YC. A review of self-report instruments measuring healthrelated work productivity: a patient-reported outcomes perspective. Pharmacoeconomics. 2004:22(4):225-44. 39 Kielhofner G, Dobria L, Forsyth K, Kramer J. The Occupational Self Assessment: Stability and the Ability to Detect Change Over Time. OTJR, 2010: 30(1). 40 van Vegchel N, de Jonge J, Bosma H, Schaufeli W. Reviewing the effort-reward imbalance model: drawing up the balance of 45 empirical studies. Soc Sci Med. 2005 Mar:60(5): 1117-31. 41 Karasek R, Brisson C, Kawakami N, Houtman I, Bongers P, Amick B. The Job Content Questionnaire (JCQ): An instrument for internationally comparative assessments of psychosocial job characteristics. J Occup Health Psych, 1998: 3(4): 322-355. 42 Houtman I. Reliability and validity of the Dutch version of the Karasek Job Content Questionnaire. NIOSH/APA conference on stress, work and health. Washington, DC: APA, 1995 43 Asmundsdottir E. The Worker Role Interview: A powerful tool in Icelandic work rehabilitation.Work: 2004: 22(1): 21-26. 44 Lerner D, Amick BC, Rogers WH, Malspeis S, Bungay K, Cynn, D. The Work Limitations Questionnaire. Med Care: 2001: 39 (1): 72–85 Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
77
45
Beaton DE, Tang K, Gignac MA, Lacaille D, Badley EM, Anis AH, Bombardier C. Reliability, validity, and responsiveness of five at-work productivity measures in patients with rheumatoid arthritis or osteoarthritis. Arthritis Care Res, 2010: 62(1):28-37. 46 Kielhofner G, Lai JS, Olson L, Haglund L, Ekbadh E, Hedlund M. Psychometric properties of the work environment impact scale: a cross-cultural study. Work 1999:12(1):71-77. 47 Baarda DB, Goede MPM, Kalmijn M. Enquêteren en gestructureerd interviewen, praktische handleiding voor het maken van een vragenlijst en het voorbereiden en afnemen van gestructureerde interviews. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff bv: 2000. P.146. 48 Grobbee DE, Hoes AW. Clinical epidemiology: principiles, methods, and applications for clinical research. Jones and Bartlett Publishers, LLC 2009. 49 Oudemans AM, Markus KAR. Enquête research, ontwikkelen van vragenlijsten en steekproeven. Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff bv: 2002. p106. 50 Plocgh, T. Handboek gezondheidszorgsonderzoek. Houten, Bohn Stafleu van Logchum, 2008. 51 Bouter LM, van Dongen MCJM, Zielhuis GA. Epidemiologisch onderzoek: opzet en interpretative. Houten, Bohn Stafleu van Loghum, 2008. 52 Twisk JWR. Inleiding in de toegepaste biostatistiek. Elsevier gezondheidszorg, Maarssen 2007. 53 Heerkens YV, Hirs WM, de Kleijn-de Vrankrijker M, van Ravenberg D, Ten Napel H. Nederlandse vertaling van de International Classification of Functioning, Disability and Health. WHO FIC Collaborating Centre in the Netherlands, RIVM, Bilthoven: 2002. 54 Law M, Cooper B, Strong S, Stewart D, Rigby P, Letts L. The person-environment-occupation model: a transactive approach to occupational performance. Revue Canadienne D’ergotherapie, 1990: 63 (1). 55 Dijk FJH van, Dormolen M van, Kompier MAJ & Meijman TF. Herwaardering model belastingbelastbaarheid. Tijdschr Soc Gezondheidsz 1990; 68: 3-10. 56 Houtman I. Belasting-belastbaarheidsmodel. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheidsdeterminanten\ Omgeving\ Arbeid, 28 mei 2002. 57 Lodge, M. Magnitude scaling – quantative measurement of opinion. Beverly Hills: Sage publications, 1981. 58 Beurskens AJHM, Peppen R van, Stutterheim E, Swinkels R, Wittink H. Meten in de praktijk. Stappenplan voor het gebuik van meetinstrumenten in de gezondheidszorg. Houten, Bohn Stafleu van Loghum, 2008: p.194 59 Belson WA. The Design and Understanding of Survey Questions. Aldershot, England: Gower, 1981. 60 Reneman MF. Vaststellen van belastbaarheid voor arbeid. Wanneer kan uw cliënt weer aan het werk? Fysiopraxis, 2006. 61 Gibson L & Strong J. A conceptual framework of functional capacity evaluation for occupational therapy in work rehabilitation: Aus Occup Ther J 2003:50:64–71. 62 Gibson L & Strong J. Expert review of an approach to functional capacity evaluation. Work 2002:19:231-242. 63 Kersnovske S, Gibson L & Strong J. Item validity of the physical demands from the Dictionary of Occupational Titles for functional capacity evaluation of clients with chronic back pain. Work 2005:24:157-169. 64 Luximon A & Goonetilleke RS. Simplified subjective workload assessment technique. Ergonomics 2001:44(3) :229-243. 65 Gignac MAM., Badley EM, Lacaille D, Cott CA, Adam P & Anis A. Managing arthritis and employment. Making arthritis-related work changes as a means of adaption. Arthritis Care & Research 2004:51:909-916. 66 Li X, Gignac MA & Anis AH. Workplace, psychosocial factors, and depressive symptoms among working people with arthritis: a longitudinal study. J Rheumatol 2006:33(9):1849-55. 67 Village J, Backman CL, Lacaille D. Evaluation of selected ergonomic assessment tools for use in providing job accommodation for people with inflammatory arthritis. Work 2008:31:145–157 Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
78
68
Gignac MA, Sutton D, Badley EM Arthritis symptoms, the work environment, and the future: measuring perceived job strain among employed persons with arthritis. Arthritis Rhem 2007:57(5):738-47. 69 Kjelling L, Cizinsky Sjodahl R & Eklund M. Activity-based assessment (BIA)-inter-rater reliability and staff experiences. Scand J Occupl Ther: 2008:15(2):75-85. 70 Innes E & Straker L. Attributes of excellence in work-related assessments. Work: 2003:20(1):63-76. 71 Dane D, Feuerstein M, Huang GD, Dimberg L, Ali D & Lincoln A. Measurement properties of a selfreport index of ergonomic exposures. J Occup and Environ Med 2002:44:73–81 72 Wolf TJ, Morrison T&Matheson L. Initial development of a work-related assessment of dysexecutive syndrome: The Complex Task Performance Assessment. Work 2008:31:221–228 73 Amick BC, Lerner D, Rogers WH, Rooney T&Katz JN. A Review of Health-Related Work Outcome Measures and Their Uses, and Recommended Measures. Spine 2000: 24:3152–3160 74 Amick BC, Habceck RV, Ossmann J, Fossel AH, Keller R & Katz JN. Predictors of Successful Work Role Functioning After Carpal Tunnel Release Surgery. J Occup and Environ Med 2000:46:490-500 75 Linddahl I, Norrby E & Bellner A. Construct validity of the instrument DOA: A dialogue about ability related to work. Work 2003:20:215–224. 76 Norrby E & Linddahl I. Reliability of the instrument DOA: dialogue about ability related to work. Work 2006: 26(2):131-139. 77 Sunmonu TA, Komolafe MA, Ogunrin AO& Ogunniyi A. Cognitive assessment in patients with epilepsy using the Community Screening Interview for Dementia. Epilepsy Behav 2009:14(3):535 -539 78 Strauser DR & Berven NL. Construction and field testing of the job seeking self-efficacy scale. Rehabil Couns Bull 2006:49(4):207-18, 250-1 79 Sandqvist JL, Björk MA, Gullberg MT, Henriksson CM & Gerdle BU. Construct validity of the Assessment of Work Performance (AWP). Work 2009,32(2):211-8. 80 Sandqvist JL,Gullberg MT, Henriksson CM & Gerdle BUC. Content validity and utility of the Assessment of Work Performance (AWP).Work 2008: 30(4):441-50 81 Sandqvist JL, Björk MA, Gullberg MT, Henriksson CM&Gerdle BU. Construct validity of the Assessment of Work Performance (AWP). Work 2009:32(2):211-8. 82 Hannula JA, Lahtela K, Järvikoski A, Salminen JK& Mäkelä P. Occupational Functioning Scale (OFS)-an instrument for assessment of work ability in psychiatric disorders. Nord J Psychiatry 2006:60(5):372 – 378. 83 McGuire AB, Bond GR, Evans JD, Lysaker PH&Kim HW. Situational assessment in psychiatric rehabilitation: a reappraisal. J Vocat Rehabil 2007:27(1):49-55 84 Lo KKY, Li EPY. Content validation on the Work Performance Rating Scale for sheltered workshop workers. Work 2005:25(4):341-6. 85 Häkkinen A, Sokka T, Lietsalmi AM, Kautiainen H & Hannonen P. Effects of dynamic strength training on physical function, Valpar 9 work sample test, and working capacity in patients with recent-onset rheumatoid arthritis. Arthritis care& research 2003: 49 (1): 71-77. 86 Robinson RC, Kishino N, Matheson L, Woods S, Hoffman K, Unterberg J, Pearson C, Adams L& Gatchel RJ. Improvement in postoperative and nonoperative spinal patients on a self-report measure of disability: the Spinal Function Sort (SFS). J Occup Rehabil 2003:13(2):107-13. 87 Matheson LN, Matheson ML&Grant J. Development of a measure of perceived functional ability. J Occ Rehab 1993:3:15-30. 88 König-Zahn C&Furer J.W. Lichamelijke gezondheid, sociale gezondheid:beschrijving en evaluatie vragenlijsten. Assen Van Gorcum: 1994. 89 Schaufeli W & Bakker A. De psychologie van arbeid en gezondheid.Houten: Bohn Stafleu van Loghum:2007. 90 Hofmann T& Kielblock J. The assessment of functional work capacity in the South African mining industry. Work 2007: 29: 5-11. 91 Landau K, Meschke H, Brauchler R, Kiesel J& Knoerzer J. Ergonomics diagnosis components in rehabilitation: statistical evaluation of an assessment instrument. Ergonomics 2007:50(11):1871-96. Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
79
92
Mollemans, WJL & Proos AM. Arbeidsmarktbeleid. Inzicht in de complexiteit van de arbeidsmarkt. Deventer:Kluwer 1994. 93 Benschop A. Arbeidskrachten tussen markt & macht: theorieën, empirische trends en beleidsscenario's. Amsterdam: SocioWeb UvA 1996. 94 Elshout-Mohr, M., Oostdam, R.J., & Overmaat, M. Beoordelen in competentie-gerichte leeromgevingen. Passen en meten: naar deugdelijk assessment in organisaties en onderwijs. Deventer: Kluwer 2002. 95 Aitken RCB. A growing edge of measurement of feelings. Proc R Soc Med 1969:62:989-92. 96 Huskisson EC. Measurement of pain. Lancet 1974:2:1127-31. 97 Scott PJ & Huskisson EC. Measurement of functional capacity with visual analog scales. Rheumatology and rehabilitation 1978: 16: 257-9. 98 Scott PJ & Huskisson EC. Accuracy of subjective measurement made with and without previous scores: an important source of error in serial measurement of subjective states. Annals of rheumatic diseases 1979:38: 559-9. 99 Nishisato N &Torii Y. Effect of categorizing continuous normal distributions on the productmoment correlation. Japanese psychological research 1970:13:45-9. 100 Preston CC & Colman AM. Optimal number of responses categories in rating scales: reliability, validity, discriminating power, and respondent preferences. Acta psychologica 2000:104:1-15. 101 Hawthorne G, Mouthaan J, Forber D & Novaco RW. Response categories and anger measurements: do fewer categories result in poorer measurement? Development of the DAR5. Soc Psychiatr Psychiatr Epidemiol 2006: 41: 164-72. 102 Holden RR, Fekken GC& Jackson DN. Structured personnality test item characteristics and validity. J Res Pers 1985:19:386-394. 103 Hartingsveldt M van, Logister-Proost I. & Kinébanian A. Beroepsprofiel Ergotherapeut. Utrecht, Ergotherapie Nederland 2010. 104 Samii A, Nutt JG & Ransom BR. Parkinson’s disease. Lancet 2004 29;363(9423):1783-93. 105 Hensgens J, Fischer AG. AMPS, assessment of motor and process skills; taken en vaardigheden. Landgraaf: Scholing en Advies ergotherapie 2006. 106 Law M. Canadian Occupational Performance Measure COPM. Ottowa: Canadian Association of occupational Therapists. 1999 107 Verhoef JAC. Samenvatting handleiding Occupational Performance History Interview II (OPHI- II) Innovatiecentrum Model of Human Occupation. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam Instituut Ergotherapie. 1998 108 De Leeuw, E.D. & Hox, J.J. Nonrespons in surveys: een overzicht. Kwantitatieve methoden 2001, 19: 31-53 109 Domhof E&Huijzen S van. Ergotherapeutisch onderzoek: observaties en tests. Utrecht: Uitgeverij Lemma 2005. 110 Vlaams instituut voor wetenschappelijk en technologisch aspectenonderzoek (viWTA). Delphi <www.viwta.be/files/MethDelphi.pdf> 12 december 2008. 111 Gilworth G, Chamberlain MA, Harvey A, Woodhouse A, Smith J, Smyth MG, Tennant A: Development of a work instability scale for rheumatoid arthritis. Arthritis Rheum 2003, 49:349-354. 112 Baarda, DB & de Goede, MPM. Basisboek Methoden en Technieken. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten 2006. 113 van der Zee, F. Kennisverwerving in de Empirische Wetenschappen, de methodologie van wetenschappelijk onderzoek. BMOOO: Groningen 2004.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
80
Bijlage 1 ADL AMC AMPS AWP BELA-A-k BI BIA BMJ BRPAM Bv. CIJSS Cinahl CMOP COPM CSID CTPA Dhr DOA Drs EBP EPAP Parkinson ERI-Q ET FCE JS FWC HvA ICC ICF IMA Incl. JCQ JRPD LSRES Min Mm MOHO Mw NASA-TLX NIOSH NTVF Nurse WIS K OFS
|
Afkortingenlijst Activiteiten van het dagelijks leven Amsterdam Medisch Centrum Assessment of Motor and Process Skills Assessment of Work Performance Belastungsfragebogen Angehörigen Parkinson – kurzversion betrouwbaarheidsinterval Activity-based assessment Britisch Medical Journal Bavaria rehabilitation patient assessment method Bijvoorbeeld Chronic Illness Job Strain Scale Cumulative Index to Nursing and Allied Health Literature Canadian Model of Occupational Performance Canadian Occupational Performance Measure Modified Community Screening Interview for Dementia Complex Task Performance Assessment De heer A dialogue about ability related to work Doctorandus Evidence Based Practice Ergotherapeutische Probleeminventarisatie Arbeid bij Effort-Reward Imbalance Questionnaire Ergotherapeut Functional Capacity Evaluations for Specific Jobs Functional Work Capacity Hogeschool van Amsterdam Intraclass Correlation Coëfficiënt International Classification of functioning, disability and health Inspectie methode arbeidsomstandigheden Inclusief Job Content Questionnaire Job Requirements and Physical Demands Survey Inventory Job Stress subscale of the Life Stressors and Social Resources Minuten Millimeter Model of Human Occupation Mevrouw NASA-Task Load Index National institute of Occupational Health Nederlands tijdschrift voor Fysiotherapie Nurse-Work Instability Scale Kappa The Occupational Functioning Scale
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
81
O.i.d. OTIP OPHI OSA PEO PDCA-cirkel PICO RIVM SD SF-12 SFS SWAT TRAC UMC UWV VAS VAG VCWS WALS WBI WEIS WES-RC WHO WIS-AS WLQ-26 WPA WPAI WRFQ WRI WPRS WW FCE ZvP
Of iets dergelijks Occupational Therapy Intervention Proces Model Occupational Performance History Instrument Occupational Self Assessment Person Environment Occupation Plan-Do-Check-Act-cirkel Person Intervention Co-intervention Outcome Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Standaard deviatie Short Form-12 Spinal Function Sort Subjective Workload Assessment Technique Taakobservatie en taakanalyse-methode Universitair Medisch Centrum Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen Visuele Analoge Schaal Vragenlijst Arbeid en Gezondheid VALPAR Component Work Samples Workplace Activity Limitations Scale Work Behavior Inventory Work Environment Impact Scale Work Experience Survey-Rheumatic Conditions World Health Organisation Work Instability Scale for Ankylosing Spondylitis Work Limitations Questionnaire-26 Workplace assessment Work Productivity and Activity Impairment Questionnaire Work Role Functioning Questionnaire Worker role interview Work Performance Rating Scale WorkWell Functional Capacity Evaluation Ziekte van Parkinson
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
82
Bijlage 2
|
Begrippenlijst
Arbeid: Het geheel van doelmatige en bewuste menselijke activiteiten welke specifiek gericht zijn op het voortbrengen van gebruikswaarden, dat wil zeggen van goederen en diensten die de behoeften van menselijke individuen kunnen bevredigen 92,93. Arbeidsrehabilitatie: Dit omvat alle activiteiten waarmee het herstel, het behoud en de uitbreiding van iemands handelingscompetentie in werksituaties worden beoogd94. Arbeidssituatie: De wijze waarop werk is georganiseerd, de inhoud van de arbeidstaak, de arbeidsomstandigheden inclusief de letterlijke werkplek, de beloning, de werksfeer. Assessment: Het multidimensionaal beoordelen van de geschiktheid van een persoon voor een taak of functie94. Multidimensionaal wil zeggen dat er gelet wordt op de wijze waarop de cliënt opgaven van de functie aanpakt, met speciale aandacht voor de kennis, vaardigheidsen houdingsaspecten van de aanpak. Betrouwbaarheid: De mate van consequentheid waarmee een instrument of en tester de variabele meet, geeft de meting onder dezelfde condities altijd dezelfde uitslag? Construct validiteit: De mate waarin een theoretisch concept / idee gemeten wordt door een instrument. Crohnbach’s alpha: Een betrouwbaarheids index die gebruikt wordt voor het bepalen van de interne consistentie bij instrumenten die bestaan uit verschillende items of vragen. Correlatie coëfficiënten: worden gebruikt om de sterkte van het verband, relatie tussen twee variabelen te beschrijven. Correlatie coëfficiënten kunnen waarden hebben van –1.00 voor een perfecte negatieve relatie, tot 0.00 voor geen correlatie, tot +1.00 voor een perfecte positieve relatie. Het getal geeft dus de sterkte van de relatie tussen twee variabelen. Hoe sterker de score bij +1.00 is, hoe sterker de associatie of relatie. Correlatie van 0.00 tot 0.25, geeft weinig tot geen relatie weer. Van 0.25 tot 0.50 suggereert een twijfellende relatie, van 0.50 tot 0.75 voldoende tot goed en van .75 en hoger zijn goed tot excellent. Cross sectioneel onderzoek: Cross-sectioneel onderzoek is onderzoek waarbij men groepen die elkaar opvolgen in de tijd gelijktijdig onderzoekt. Determinant: factor die een ontwikkeling of een toestand (mede) bepaalt.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
83
Domein: Een domein is een praktisch en zinvol stel met elkaar verband houdende fysiologische functies, anatomische eigenschappen, activiteiten, taken of levensgebieden. Ergotherapie: Paramedisch beroep dat zich richt op het zo optimaal mogelijk kunnen uitvoeren van dagelijkse activiteiten in de eigen woon-, leef- en werkomgeving. Ergotherapie richt zich op mensen die als gevolg van een lichamelijke, verstandelijke of psychische aandoening problemen ondervinden bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen. De middelen van de ergotherapeut zijn alle activiteiten/handelingen die de mensen in die situaties kunnen doen. Externe validiteit: Meet de mate waarin de resultaten van een studie toepasbaar zijn op personen of plaatsen buiten de onderzoekssituatie. Inhoudsvaliditeit: De mate waarin de items van een instrument adequaat het inhoudsdomein wat gemeten wordt weergeven. Interbeoordelaar betrouwbaarheid (Inter-testerbetrouwbaarheid): De mate waarin een twee of meerdere afnemers dezelfde resultaten krijgen bij een gegeven variabele. Intrabeoordelaar betrouwbaarheid (intra-testerbetrouwbaarheid): De mate waarin een afnemer dezelfde resultaten krijgt bij verschillende metingen met dezelfde variabelen. Intraclass Correlation Coëfficiënt (ICC): Is een coëfficiënt voor de betrouwbaarheid die de verschillen tussen verschillende testen, tabellen of waarden vergelijkt. Interne consistentie: Een vorm van betrouwbaarheid die bekijkt in welke mate een groep items hetzelfde meet. Interne validiteit: in welke mate de relatie tussen afhankelijke en onafhankelijke variabelen vrij is van effecten van externe factoren. Interval meetschaal: Een meetniveau waarin waarden gelijke intervallen hebben, maar ook geen nulpunt hebben. Bijvoorbeeld; een cijfer. Kappa (k): Een correlatie factor voor metingen van de betrouwbaarheid, die rekening houd met het eventuele effect van veranderingen. Meetdomein: Welk(e) domeinen meet het instrument op het algemene vlak en het specifieke vlak. Algemeen is bijv. algemene gezondheid, onderste extremiteit, evaluatie etc. Specifiek zijn onderverdeeld in verschillende stoornissen, beperkingen en handicaps. Nominale meetschaal (classificatieschaal): Een meetniveau voor het classificeren van variabelen; toewijzing van waarden gebaseerd op exclusieve categorieën zonder eigen rangorde, waarbij alle waarden in de categorieën ingedeeld worden. Bijvoorbeeld; ja/nee.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
84
Ordinale meetschaal: Een meetniveau waarin scores gerangschikt worden. Personen of dingen worden in categorieën ingepast, waarbij de categorieën geen samenhang hebben en alleen de rangen geordend kunnen worden. Binnen de categorieën worden geen verschillen in waarde aangegeven. Bijvoorbeeld; goed, beter, best. Pilotstudie: Voorbereidende studie. Een kleinere versie van een grotere studie die uitgevoerd wordt om die grotere studie voor te bereiden. P – waarde: Dit is de kans dat de gevonden getoetste verschillen op toeval berusten. Ratio meetschaal: Het hoogste meetniveau, waarin gelijke intervallen tussen waarden bestaan en er sprake is van een echt nulpunt. Bijvoorbeeld; een centimeter of een goniometer. Sensitiviteit: Een meetvaliditeit bij een screening procedure gebaseerd op de waarschijnlijkheid dat iemand met een ziekte positief test. Geeft dus aan welk percentage van de personen met een bepaalde ziekte door een test als ziek wordt geclassificeerd. Specificiteit: Een meetvaliditeit bij een screening procedure gebaseerd op de waarschijnlijkheid dat iemand met een ziekte negatief test. Geeft aan welk percentage van een groep personen zonder de ziekte, die men met behulp van de test wil opsporen, als nietziek wordt geclassificeerd. Significant: Zich onderscheidend van het toeval, zodanig bijzonder onder toevalsomstandigheden, dat het betreffende verschijnsel waarschijnlijk niet alleen aan het toeval kan worden toegeschreven. Survey: wanneer je van een persoon of objecten informatie wilt hebben, die je verzamelt met observatie en/of mondelinge of schriftelijke interviews. Bij een longitudinale survey vindt minimaal een herhaalde meting plaats112. Test-hertest betrouwbaarheid: De mate waarin een testscore stabiel is, gebaseerd op herhaalde uitvoering van de test op dezelfde individuen na een specifiek tijdsinterval. Validiteit: De mate waarin het assessment aan zijn doel beantwoordt. Het verschil dat er bestaat tussen een variabele zoals bedoeld en de variabele zoals gemeten. Meet het assessment wat het beoogt te meten? Ziekte van Parkinson: Hersenaandoening die het gevolg is van een progressieve, irreversibele degeneratie van de bouw en functies van de zenuwcellen in het extrapiramidale systeem.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
85
Bijlage 3
|
ICF model ziekte van Parkinson
ICF model uit de Ergotherapierichtlijn voor de ziekte van Parkinson5 Functies:
Activiteiten:
Participatie:
Bewegingssysteem - bewegingsarmoede: bradykinesie, hypokinesie, akinesie - tremor - rigiditeit - houdings- en evenwichtsstoornissen - vermoeidheid/ verminderd uithoudingsvermogen Mentale functies - depressie - angststoornis - apathie - cognitieve functiestoornissen. Deze kunnen leiden tot dementie; - visuospatiële stoornissen; - obsessief compulsief gedrag. Slaapstoornissen Stem en spraakfunctie - dysartrie - persevereren, hogere taalstoornissen. Functies van spijsverteringsstelsel - slikstoornissen - obstipatie, gewichtsverlies Urogenitale en reproductieve functies - mictie/erectiestoornissen Functies van hart en bloedvatenstelsel - orthostatische hypotensie Sensorische stoornissen en pijn - verminderde reuk - wazig zien, dubbel zien - tintelingen en doof gevoel - pijn, koudesensaties Functies van de huid - meer of minder zweten - overmatige talgproductie
Beperkingen in doelgerichte vaardigheden Motorische vaardigheden zoals - Handhaven lichaamshouding en zichzelf positioneren - lopen en transfers - reiken, grijpen, manipuleren en verplaatsen van voorwerpen - handelen volhouden Procesvaardigheden zoals - aandacht en organiseren van de taak in tijd - organiseren van voorwerpen en ruimte - aanpassen en leren Communicatie/interactie vaardigheden - verbaal - non verbaal
- zinvolle dagbesteding - vervullen van relevante rollen in domeinen wonen, werken, vrije tijd.
Activiteitengebieden Wonen, zoals - zelfverzorging - functionele mobiliteit binnen/buiten - huishouden Werken, zoals betaald en onbetaald werk Vrije tijd, zoals - handwerken, handenarbeid, lezen - tuinieren, reizen, sport - sociale contacten - overige hobby’s
Externe factoren (bevorderend en belemmerend), zoals - Ondersteuning en relaties, attitudes van omgeving - Woon-, werk- en leefomstandigheden - Regel- en wetgeving
Persoonlijke factoren (bevorderend en belemmerend), zoals Leeftijd, comorbiditeit, persoonlijkheid, sociaal culturele achtergrond, waarden, gewoonten, rollen, interesses, attitude, coping, ervaringen.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
86
Bijlage 4
|
Planning
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
87
Bijlage 5 Instrument
Auteur(s)
Work Limitations Questionnaire-26 (WLQ-26)
WorkWell Functional Capacity Evaluation (WW FCE) NASA-Task Load Index (NASA-TLX)
|
Tabel assessments Doelgroep
Domein ICF
Doel
Soort
Beaton (2010) 44 Lerner (2001)
Pt. met astma, darmziekten, psychische aandoeningen, epilepsie
Functie, activiteiten
Uitspraak doen over afname van productiviteit bij een werknemer met gezondheidsproblemen
Vragenlijst
Reneman (2006) 60 , Gibson (2003)
Volwassenen in de arbeidssituatie
Functie
Meten van de construct fysieke belastbaarheid van arbeid
Vragenlijst
Volwassenen in de arbeidssituatie
Functie
Informatie geven over geestelijke, lichamelijke en tijdelijke vereisten, prestatie-, belastings- en frustratieniveau vanuit het zicht van de cliënt Werkbelasting meten in verschillende dimensies
Vragenlijst
Er wordt de vraag gesteld welke schaal meer bijdraagt aan de totale werkbelasting. Er worden 6 schalen vergeleken in paren van twee
Vragenlijst
In kaart brengen van werk- en persoonsaspecten
Vragenlijst
- Drie dimensies, waaronder tijdsdruk, mentale inspanning en stress. Deze 3 subschalen kunnen elk gescoord worden met een 1, 2 of een 3. Alle mogelijke combinaties worden met elkaar vergeleken d.m.v. een kaartsorteertaak. - Tijdrovend en niet sensitief - Vraagt naar inspanningen op het werk en beloningen in het werk - Valide en betrouwbaar bij o.a. burnout, hart- & vaataandoeningen en ziekteverzuim - In het Nederlands vertaald en gevalideerd
45
61
, Gibson (2002)62, Kersnovske 63 (2005) 33 Hart (1988), 34 Hart (2006)
64
Subjective Workload Assessment Technique (SWAT)
Luximon (2001)
Volwassenen in de arbeidssituatie
Functie
Effort-Reward Imbalance Questionnaire (ERI-Q)
Van Vegchel 40 (2005)
Volwassenen in de arbeidssituatie
Functie, participatie
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
Korte beschrijving (bv. klinimetrische eigenschappen, afname, procedure) - Staat stil bij het functioneren gedurende de afgelopen twee weken. - Omvat de categorie tijd, fysieke en mentaal-interpersoonlijke gesteldheid en betreft de eisen die gesteld worden aan de resultaten van het werk - Batterij met 20 testen die allemaal een onderdeel van de (arbeids-) belastbaarheid meten - Nog niet voldoende gevalideerd omdat een gouden standaard voor functionele capaciteit ontbreekt
88
41
Job Content Questionnaire (JCQ)
Karasek (1998) , Houtman (1995)
Volwassenen in de arbeidssituatie
Functie, participatie
Meten van de inhoud van de werktaken van de werknemer
Workplace Activity Limitations Scale (WALS)
Beaton 45 (2010) Gignac 65 (2004) 66 Li (2006) 67 Village (2008) 68 Gignac (2007)
Pt. met artritis
Activiteiten
Fysiek functioneren en beperkingen Vragenlijst in activiteiten in de arbeidssituatie in kaart brengen.
Pt. met artritis
Participatie
In kaart brengen hoe stressvol de huidige baan van een cliënt is
Vragenlijst
37
Volwassenen in de arbeidssituatie
Activiteiten
Productiviteit in kaart brengen
Vragenlijst
69
Volwassen in de arbeidssituatie
Participatie en activiteiten.
Vroegtijdig informatie verzamelen over wat voor soort interventie en therapie de cliënt nodig heeft om de behandeling en rehabilitatie te optimaliseren
Interview en observatie
Chronic Illness Job Strain Scale (CIJSS) Work Productivity and Activity Impairment Questionnaire (WPAI)
42
Reilly (1993) , 38 Prasad (2004)
Vragenlijst
Activity-based assessment (BIA)
Kjellin (2008)
Workplace assessment (WPA)
Innes (2003)
70
Volwassen in de arbeidssituatie
Activiteiten
Meten en herkennen van werk vaardigheden
Observatie, interview
Functional Capacity Evaluations for Specific Jobs (FCE JS) Worker role
Innes (2003)
70
Volwassen in de arbeidssituatie
Functie
Vaststellen of de werknemer kan reintegreren
Functionele test
Volwassen in de
Functie,
Inventariseren van de psychosociale
Semi-
Asmundsdottir
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
- Focus ligt op psychologische en sociale componenten, fysieke aspecten worden zeer algemeen aangehaald - NLversie en validatie beschikbaar - Vragen over moeilijkheden op gebied mobiliteit, werkzaamheden, bewegingen bij het uitvoeren van activiteiten - Gerapporteerd op een 4-puntsschaal - Vragen over stress, onzekerheid, plannen, afwezigheid, relaties en balans - Gerapporteerd op een 5-puntsschaal - Vragen over gemiste werktijd en activiteiten beperkingen gedurende 7 dagen door een specifiek gezondheidsprobleem - Gebruikt in Clinical Trials en om verschil tussen zieken en niet-zieken aan te tonen - Observatie 3 groepsactiviteiten: koken, visuele kunst en sociale interactie - De afnameperiode is 2 weken met 3 sessies per week - Er zijn 4-6 cliënten in de assessment groep en elke sessie duurt 2 tot 3 uur lang Het beoordelen van bewijsstukken die de cliënt heeft opgesteld over zijn functioneren in de arbeidssituatie is een onderdeel, naast een observatie en interview - Wordt vaak in combinatie met de WPA gebruikt om het niveau van werkvermogen vast te stellen - NL versie beschikbaar - Observeren van arbeidsmatige
89
43
interview (WRI)
(2004)
US National Institute of Occupational Health (NIOSH) Work Questionnaire Job Stress subscale of the Life Stressors and Social Resources Inventory (LSRES) The Short Form 12 (SF-12) Health Survey
Feuerstein (2005)
Job Requirements and Physical Demands Survey (JRPD) Complex Task Performance Assessment (CTPA)
Feuerstein (2005)
Work Role Functioning
Amick (2000) , 74 Amick (2004)
35
arbeidsre-integratie.
participatie
en omgevingsfactoren die van invloed zijn op de mogelijkheden om terug te keren in het arbeidsproces
gestructureerd interview
Volwassen in de arbeidssituatie
Functie
Meten van de werkdruk
Interview
activiteiten die uitgevoerd worden - Ook een evaluatie scoring - NL versie beschikbaar - Valide en betrouwbaar - Meet variabiliteit en uitputting.
Dane (2002)
71
Volwassen in de arbeidssituatie
Functie
Het meten van stressoren van werkgerelateerde conflicten
Vragenlijst
Stress op werk is een subschaal, de subschaal meet de cognitieve stressoren
Mols (2009)
24
Volwassen in de arbeidssituatie
Functie
Het meten van de gezondheidstoestand m.b.t. lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheid
Vragenlijst
Volwassen in de arbeidssituatie
Functie, participatie
Het meten van functies op de werkplek
Observatie en vragenlijst
CVA cliënten
Activiteiten
In kaart brengen van neurologisch vermogen dat zich focust op werk
Observatie
Volwassenen in de arbeidssituatie
Functie
Door gezondheidsproblemen ervaren problemen met het uitvoeren van
Vragenlijst
- Gebaseerd op SF-36 - Gaat over fysiek functioneren, rolbeperkingen door fysieke problemen, lichamelijke pijn, gezondheidsbeleving, vitaliteit, sociaal functioneren, rolbeperkingen door emotioneel probleem, geestelijke gezondheid - Valide en betrouwbaar - NL versie beschikbaar - 5 verschillende lichaamsdelen scoren: schouder/nek, hand/pols/arm, rug, benen/voeten en hoofd/ogen - Betrouwbaar en valide - Twee specifieke schrijf- en werksimulatie taken die simultaan worden uitgevoerd, zonder precies te onthullen hoe deze uitgevoerd moeten worden - Nog in de ontwikkelfase - 5 domeinen: eisen aan werkrooster, fysieke eisen, mentale eisen, sociale
35
Wolf (2008)
72
73
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
90
Questionnaire (WRFQ)
werktaken vastleggen
75
A dialogue about ability related to work (DOA)
Linddahl (2003) , 76 Norrby (2006)
Modified Community Screening Interview for Dementia (CSID) Job Seeking SelfEfficacy Scale
Sunmonu (2009)
eisen en eisen aan arbeidsprestatie over de afgelopen 4 weken - 5-puntsschaal van 'de hele tijd (100%)' tot 'helemaal niet (0%) - NL versie beschikbaar - Ontwikkeld vanuit concepten van het Model Of Human Occupation (MOHO) - Verdeeld in 2 delen: een zelf rapportage deel en een observatie en interpretatie deel voor de professional - Domeinen: persoonlijke waarden en interesses, gewoonten en rollen, fysieke capaciteit, organisatie en probleemoplossend vermogen en communicatie en interactie vermogen - Verschillen en overeenkomsten in de delen worden vergeleken d.m.v. een dialoog tussen professional en cliënt Omvat de volgende cognitieve domeinen: taal, geheugen, aandacht en berekening, oriëntatie
Volwassenen met psychiatrische of psychosociale problematiek
Functie, activiteiten
In kaart brengen van werkgerelateerde factoren
Vragenlijst, observatie
Cliënten met epilepsie
Functies
Beoordelen van cognitieve functies
Vragenlijst
78
Mensen met beperkingen die op zoek zijn naar een baan
Participatie
Meten van de effectiviteit van het zoeken naar werk
Stellingenlijst
Het hele proces van solliciteren is opgedeeld in deelactiviteiten. Hiervan zijn stellingen geschreven. Deze worden gescoord op een 10-punts schaal
Instrument Assessment of Work Performance (AWP 1.1)
Sandqvist (2006) 79 80 (2008) 81 (2009)
Mensen met een beperking die werk hebben.
Activiteiten
Het beoordelen van de observeerbare (arbeidsgerelateerde) vaardigheden tijdens het uitvoeren van werk
Observatielijst
The Occupational Functioning Scale
Hannula (2006)
Mensen met een beperking
Activiteiten
Beoordelen van beroepsmatig functioneren
Intervieuw
-Observeert hoe efficiënt en hoe goed de cliënt de werkzaamheden uitvoert. -beoordeelt drie domeinen: motorische vaardigheden, procesvaardigheden, interactie en communicatie vaardigheden. Beoordelingsschaal van 1 item. De schaal loopt van 0 tot 100, de hogere
Strauser (2006)
77
82
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
91
(OFS)
83
Work Behavior Inventory (WBI)
McGuire (2007)
Work Performance Rating Scale (WPRS)
Lo (2005)
Work Experience Survey-Rheumatic Conditions (WESRC)
Allaire (2009)
Work Environment Impact Scale (WEIS)
Kielhofner 46 (1999)
VALPAR Component Work Samples (VCWS) Spinal Function Sort (SFS)
Häkkinen (2003)
Occupational Self Assessment (OSA)
84
Robinson 86 (2003) , Matheson 87 (1993) Kielhofner 39 (2010)
20
85
Mensen met een mentale beperking.
Activiteiten
Meten van werkvaardigheden
Vragenlijst
Werkende mensen met een beperking
Activiteiten
Beoordelen van werkprestatie
Vragenlijst, een survey
Werken mensen met reuma
Activiteiten
Vinden van werkbarrieres
Interview
Volwassenen met een beperking in de arbeidssituatie
Participatie
Informatie verzamelen over hoe personen met beperking hun werkomgeving ervaren
Interview
Volwassenen in de arbeidssituatie
Activiteiten
Vaststellen en evalueren van geschikt werk en werkactiviteiten
Observatie
Volwassenen in de arbeidssituatie
Functie
Beoordelen van de mogelijkheid om werktaken uit te voeren.
Vragenlijst
Volwassenen in de arbeidssituatie
Activiteiten
In kaart brengen van handelingsvaardigheden m.b.t. beroep en de invloed van de
Vragenlijst
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
scores geven beter functioneren aan. Een schaal die de kwaliteit van het beroepsmatig functioneren in kaart brengt Inventarisatie op de volgende domeinen: bereidheid tot samenwerken, werk gewoonten, werk kwaliteit, sociale vaardigheden en persoonlijke presentatie Bestaat uit negen items: werknauwkeurigheid, werksnelheid, operationele vaardigheden, initiatief, werktolerantie, samenwerking, stiptheid, uiterlijk, sociale vaardigheden Onderdelen: medische achtergrond, mobiliteit, werk (functies, taken, sociaal, condities), bedrijfsbeleid, mate waarin iemand gezag heeft in een functie en werkvoldoening - Kan helpen bij het bepalen van de verschillende aspecten van de werkomgeving die van invloed zijn op (terugkeer naar) werk - Let op werkprestatie, sociaal/fysiek/emotioneel welzijn en tevredenheid Taken worden uitgevoerd en geobserveerd die de werksituatie simuleren Vragen over werktaken die een beroep doen op de wervelkolom en onderste extremiteiten - Niet specifiek voor arbeid, maar handelingsvaardigheden - Validiteit is als redelijk beoordeeld
92
Vragenlijst Arbeid en Gezondheid (VAG)
Grundemann 19 (1993) Konig-Zahn(1994)
Adolescenten en volwassenen in de arbeidssituatie
Functie
omgeving Persoonlijk functioneren in de werksituatie achterhalen
Vragenlijst
88
Taakobservatie en taakanalysemethode TRAC
Hoozemans 36 (2002)
Volwassenen in de arbeidssituatie
Activiteiten
Houdingen en activiteiten van personen te registeren
Observatie
Inspectie methode arbeidsomstandig heden. (IMA,module lich. Belasting)
Schaufeli (2007)
Volwassenen in de arbeidssituatie
Functie
Inventarisatie risicofactoren voor kantoor en algemene werkzaamheden
Checklist en interviews
Functional Work Capacity (FWC)
Hofmann (2007)
Mijnwerkers
Functie, activiteiten
Het onderzoeken van de impact van factoren als leeftijd en sekse m.b.t. werkcapaciteit en conditie van mijnwerkers
Functionele test
Work Instability Scale
Gilworth (2003)
Volwassenen
Functie
Het inventariseren van cliënten die dreigen hun baan te verliezen
Vragenlijst
Verpleegkundigen
Functie
Om problemen op te sporen, om
Vragenlijst
89
111
(2009) Nurse-Work
90
31
Gilworth (2007)
32
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
- Nederlandstalig. -De volgende onderwerpen komen aan bod: identificatievragen, taakinhoud, werkorganisatie, fysieke werkomstandigheden, veiligheid en voorzieningen, leiding en collega's, lichamelijke en geestelijke inspanning, relatie werk-privéleven, waardering en toekomstverwachtingen, gezondheidsklachten en ziektegedrag Onderscheidt zeven thema’s: taakeisen, veelzijdigheid, regelmogelijkheden, sociaalorganisatorische aspecten, arbeidsvoorwaarden, welbevinden en spanning De checklist bevat de volgende hoofdpunten: arbozorg, algemene voorzieningen, fysische factoren, gassen-dampen-stof, lichamelijke belasting, werkplekinrichting, gereedschappen-machinesarbeidsmiddelen, visuele informatie, functie-inhoud en werk-rust tijden - Richt zich op alle fysieke werk handelingen en werkomgeving in de mijnindustrie - Testbatterij met fysieke testen o.a. 10 min. staptest - Tijdsduur afhankelijk van functionele eisen van het werk Richt zich op: impact van de ziekte, werkgever, toegankelijkheid van het werk, relaties Richt zich op moeilijkheden bij
93
Instability Scale (Nurse WIS) The Ergonomic Assessment Tool for Arthritis
Bavaria rehabilitation patient assessment method (BRPAM)
21
Backman (2008)
91
Landau (2007)
Volwassenen met reuma in de arbeidssituatie
Activiteiten
Volwassenen met een beperking in de arbeidssituatie
participatie
vervolgens geschikte interventies te plegen zodat werk behouden wordt Inventariseren van ergonomische risico factoren
Vergelijken wat het werk van de patient vraagt en de capaciteit van de patiënt
Interview
verpleegkundigen op het werk op te sporen -Self-assessment met een aantal vragen op het domein van lichamelijk belasting (zoals tillen, staan, grijpen) - Interview om het self-assessment uit te diepen - ET en de cliënt maken een taakbeschrijving, identificeren problemen, en stellen prioriteiten hierin, voor aanbevelingen Onderdelen: -Academische achtergrond en opleiding -Organisatie van het werk. -Omgevingsinvloeden -Het dragen van beschermende kleding, enz. -Dragen en tillen -Lichaamshoudingen en bewegingen - handfuncties -Psycho-mentale factoren -Stressfactoren / prestatie beperkingen
Tabel 7: tabel assessment
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
94
Bijlage 6 |
Begeleidende brief bij enquête
Amsterdam, 16 april 2010 Beste ……… Wij, vierdejaars ergotherapiestudenten van de Hogeschool van Amsterdam, zijn bezig met een afstudeeronderzoek naar assessments die ergotherapeuten kunnen gebruiken om de verhouding tussen belasting en belastbaarheid in de arbeidssituatie van cliënten met de ziekte van Parkinson in kaart brengt. Dit doen wij in opdracht van het Universitair Medisch Centrum St Radboud te Nijmegen (UMC St Radboud). Wij zijn gestart met het uitvoeren van een literatuuronderzoek naar bestaande arbeidsassessments. Hieruit is gebleken dat er veel verschillende arbeidsassessments zijn ontwikkeld in de loop der jaren. Het merendeel van deze assessments sluit echter niet aan bij onze onderzoeksdoelstelling, namelijk belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie van cliënten met de ziekte van Parkinson in kaart brengen. Wij willen beginnen met het ontwikkelen van een nieuw assessment waarmee dit wel mogelijk is. Om een eisenpakket voor het assessment op te stellen willen wij graag inbreng van ergotherapeuten die in de praktijk werken met cliënten met arbeidsproblematiek. In deze enquête zullen wij daarom ingaan op uw visie met betrekking tot belastingbelastbaarheid, het in kaart brengen van arbeidsproblematiek en uw wensen met betrekking tot een arbeidsassessment. De hieruit verkregen informatie zal richting geven aan een nieuw te ontwikkelen arbeidsassessment. Als u geïntresseerd bent in de resultaten van ons onderzoek, sturen wij u graag een samenvatting van ons eindproduct. Met vriendelijke groet, Daniëlle Bouman, Lizzy Braams, Nienke Heerbaart, Roy Kleise en Amber Kling
87
Bijlage 7 | Enquête Enquête assessments belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie Naam:_________________________________ Telefoonnummer:________________________ Functie:________________________________ Werkplek:______________________________ Doelgroep:_____________________________ Datum:________________________________
Deel A: Belasting- belastbaarheid Vraag 1: Wat is naar uw mening een juiste beschrijving van het begrip belastingbelastbaarheid? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Vraag 2: Vind u het belangrijk dat de belasting en belastbaarheid in kaart wordt gebracht bij een cliënt die problemen ervaart in de arbeidssituatie? Kunt u aangeven waarom(niet)? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Deel B: Arbeidsassessments Vraag 3: Kunt u in beschrijven hoe u in de praktijk de arbeidsproblematiek van een cliënt in kaart brengt en welke middelen u hiervoor gebruikt (assessments o.i.d.)? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Vraag 4: Hoe lang duurt deze inventarisatie ongeveer? _______ minuten Vraag 5: Welke onderwerpen komen binnen deze inventarisatie aan bod? 1.__________________________________________________________________________ 2.__________________________________________________________________________ 3.__________________________________________________________________________ 4.__________________________________________________________________________ Vraag 6: Welke onderwerpen krijgen binnen deze inventarisatie de meeste aandacht? 1.__________________________________________________________________________ Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
88
2.__________________________________________________________________________ 3.__________________________________________________________________________ 4.__________________________________________________________________________ Vraag 7: Hoe ervaart u de inventarisatie? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Vraag 8: Hoe ervaart de cliënt deze inventarisatie, volgens u? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Vraag 9: Welke personen worden momenteel betrokken bij de inventarisatie en welke personen zou u graag willen betrekken? __________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Vraag 10: Hoe volledig vindt u de door u gebruikte inventarisatiemethode, uitgedrukt in een cijfer? (1=niet volledig, 10= heel volledig) __ Vraag 11a: Kruis aan welke onderdelen volgens u absoluut in een volledig arbeidsassessment opgenomen moeten zijn: Werkdruk Werkstress Sociale contacten op het werk/communicatie&interactie Werkproces Werktaken Motorische vaardigheden Lichamelijke inspanning/capaciteit Mentale inspanning/capaciteit Ziekteverzuim Ervaren arbeidsbeperkingen Procesvaardigheden Werkgewoonten Werkomgeving/werkplekinrichting Toekomstverwachtingen t.a.v. werk Lichaamshouding/bewegingen Reistijd naar werk+vervoer Demografische gegevens (werkuren, dienstjaren, soort baan e.d.) Attitude werkgever t.o.v. werknemer Attitude werknemer t.o.v. werkgever Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
89
Regelmogelijkheden (aanpassingen in werkdruk, pauzes e.d.) Vraag 11b: Heeft u nog aanvullingen op vraag 11a, zo ja welke? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Vraag 12a: Welke vorm van assessment prefereert u? Kruis aan, meerdere antwoorden mogelijk Vragenlijst ingevuld met therapeut Interview+observatie Vragenlijst ingevuld door cliënt Vragenlijst+observatie Interview Interview+vragenlijst Observatie Anders:…………………… Vraag 12b: Kunt u kort aangeven waarom? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Vraag 13a: Vind u dat de drie domeinen functie, activiteiten en participatie van het 'International Classification of Functioning, Disability and Health' (ICF) terug moeten komen in een volledig arbeidsassessment? ja nee Vraag 13b: Kunt u kort aangeven waarom u bij vraag 13a voor ja/nee gekozen hebt? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Vraag 14: Kunt u aangeven in welke mate u het eens bent met de volgende stelling? Belasting-belastbaarheid kan nooit in kaart gebracht worden zonder alle omgevingsaspecten (zoals thuissituatie, sociaal functioneren in hobby’s) mee te nemen Helemaal mee eens Mee eens neutraal oneens Helemaal mee oneens
Vraag 15: Kunt u aangeven in welke mate u het eens bent met de volgende stelling? De meeste arbeidsassessment zijn logischerwijs primair gericht op het functioneren van de cliënt Helemaal mee eens Mee eens neutraal oneens Helemaal mee oneens
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
90
Vraag 16: Kunt u aangeven in welke mate u het eens bent met de volgende stelling? Een inventarisatie van arbeidsproblematiek wordt pas geïnitieerd als een cliënt zelf aangeeft een probleem in de arbeidssituatie te ervaren Helemaal mee eens Mee eens neutraal oneens Helemaal mee oneens Vraag 17: Kunt u aangeven in welke mate u het eens bent met de volgende stelling? Een arbeidsassessment moet geschikt zijn voor alle diagnosegroepen Helemaal mee eens Mee eens neutraal oneens Helemaal mee oneens
Bedankt voor uw medewerking.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
91
Bijlage 8 |
Concept assessment
Ergotherapeutische Probleeminventarisatie Arbeid bij Parkinson Bestaande uit: Vragenlijst Inventariserend gesprek Observatie Eindrapportage
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
92
Inhoudsopgave EPAP Assessment Deel A:
Vragenlijst voor cliënt
Deel B:
Inventariserend gespreksformulier voor ergotherapeut
Deel C:
Observatieformulier voor ergotherapeut
Deel D:
Rapportageformulier
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
93
Voor u ligt een vragenlijst die zal helpen om uw arbeidsproblemen in kaart te brengen. Vul deze vragenlijst zo nauwkeurig mogelijk in zodat deze later samen met uw ergotherapeut kan worden besproken. Kruis met pen of potlood het antwoord aan dat op u van toepassing is.
Heeft u een antwoord aangekruist dat niet op u van toepassing is; corrigeer dit dan door het verkeerde hokje in te kleuren en alsnog een kruisje te zetten in het vakje met het antwoord dat wel van toepassing is.
Deel A: Vragenlijst EPAP Invuldatum:___________________________________________________ 1. Naam ______________________________________________________ 2. Geboortedatum:______________________________________________ 3.Opleiding:____________________________________________________
4. Werkgeschiedenis (werkgever, soort werk, duur): ________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
5
Arbeidscontract bij een werkgever, namelijk bij__________________________________________ of
Zelfstandig ondernemer van het volgende bedrijf:________________________________________ 6.
Huidige functieomschrijving:____________________________________________________________
7.
Aantal dienstjaren bij deze werkgever:
8.
Uren zoals opgenomen in arbeidscontract (uren per week):
9.
Huidig aantal uren dat gewerkt wordt (uren per week):
jaar ure
per week uren per week
Vul in wat van toepassing is: 10.
Werkuren op locatie: _____ uren per week
11.
Werkuren reizen :
_____ uren per week
12.
Werkuren thuis:
_____ uren per week
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
94
13. Werktijden (begin tot eind, in uren): Vaste tijden, namelijk: Maandag:
van: ____ tot ___
Vrijdag:
van: ____ tot ___
Dinsdag:
van: ____ tot ___
Zaterdag:
van: ____ tot ___
Woensdag:
van: ____ tot ___
Zondag:
van: ____ tot ___
Donderdag:
van: ____ tot ___
Wisselende diensten namelijk: _______________________________________________________ ___________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________
14. Hoe zijn uw uren werk en pauzes op een normale dag verdeeld zijn? (bv. 3 uur werken, half uur pauze, 2 uur werken)_________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
15. Wat zijn de hoofdtaken van uw functie? 1._________________________________________________________________________________________ 2._________________________________________________________________________________________ 3._________________________________________________________________________________________ 4._________________________________________________________________________________________ 5._________________________________________________________________________________________
16. Welke hulpverleners zijn betrokken bij uw functioneren op het werk (kruis aan wat van toepassing is) Bedrijfspsycholoog
Bedrijfsmaatschappelijk werker
Bedrijfsarts
Oefenergotherapeut/Fysioergotherapeut
Logopedist
Anders:___________________
17. Is er iets aangepast in uw werk in verband met uw ziekte? Nee Ja namelijk: Werktijden:________________________________________________________________________ Werktaken/functie:_________________________________________________________________ Werkomgeving:_____________________________________________________________________
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
95
U krijgt nu tienverschillende stellingen voorgelegd. Elke stelling gaat over een ander onderdeel van uw werk en werksituatie. Zou u deze stellingen aandachtig willen doorlezen en antwoord geven op de vragen die onder de stellingen staan. Vul bij elke vraag een antwoord in, als u twijfelt kies dan het antwoord dat het dichtste bij komt.
18. Ik heb moeite met het uitvoeren van specifieke handelingen of taken op mijn werk In welke mate is deze stelling van toepassing?
Aandacht voor dit probleem is voor mij:
19. Ik haal minder voldoening uit mijn werk dan voorheen In welke mate is deze stelling van toepassing?
Aandacht voor dit probleem is voor mij:
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
96
20. Lichamelijke klachten beïnvloeden mijn werk (zoals bijvoorbeeld problemen met lopen of met gebruik van de handen)
In welke mate is deze stelling van toepassing?
Aandacht voor dit probleem is voor mij:
21. Geestelijke klachten beïnvloeden mijn werk (zoals bijvoorbeeld traagheid in denken, niet twee dingen tegelijk kunnen doen of moeite met het nemen van initiatief)
In welke mate is deze stelling van toepassing?
Aandacht voor dit probleem is voor mij:
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
97
22. Ik heb moeite met de planning en organisatie van de werkdag (zoals bijvoorbeeld een voor mij ongunstige indeling of verdeling van taken; of ervaren werkdruk)
In welke mate is deze stelling van toepassing?
Aandacht voor dit probleem is voor mij:
23. De taken op mijn werk vergen meer inspanning van mij dan voorheen. In welke mate is deze stelling van toepassing?
Aandacht voor dit probleem is voor mij:
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
98
24. Mijn werkgever of collega’s houden weinig rekening met mijn veranderde mogelijkheden In welke mate is deze stelling van toepassing?
Aandacht voor dit probleem is voor mij:
25. Mijn werkomgeving past onvoldoende bij mijn veranderde mogelijkheden (zoals bijvoorbeeld de ruimte, de inrichting en de gebruiksvoorwerpen)
In welke mate is deze stelling van toepassing?
Aandacht voor dit probleem is voor mij:
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
99
26. Ik heb moeite om met het (openbaar) vervoer naar mijn werk te komen In welke mate is deze stelling van toepassing?
Aandacht voor dit probleem is voor mij:
27. Ik ervaar een slechte balans tussen mijn werk en het uitvoeren van rollen en activiteiten in mijn vrije tijd In welke mate is deze stelling van toepassing?
Aandacht voor dit probleem is voor mij:
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
100
Deel B: Inventariserend gespreksformulier voor de ergotherapeut Naam cliënt:__________________________________________________________ Naam ergotherapeut:__________________________________________________
De stellingen uit de vragenlijst (deel A) komen overeen met de onderwerpen die uitgevraagd worden in het inventariserend gesprek . Nummer samen met de cliënt de onderwerpen in volgorde waarop de cliënt ze wil bespreken.
Uitvoer van taken Werkbeleving Lichamelijke klachten Geestelijke klachten Invloed van tijdsaspecten Inspanning Sociale omgeving Fysieke omgeving (openbaar) Vervoer Balans thuis en werk
Op navolgend gespreksformulier kunnen bevindingen uit het gesprek gerapporteerd worden. Bij ieder onderwerp staan voorbeelden die richting kunnen geven aan het gesprek over het betreffende onderwerp. Concrete richtvragen staan in de handleiding van het assessment vermeld.
Algemeen geldende vragen voor ieder onderwerp zijn:: Wat zijn de beperkingen en problemen die ervaren worden in de verschillende onderwerpen en wat betekent dit voor hem/haar? Wat zijn de mogelijkheden en wensen ten aanzien van de onderwerpen en de problemen die ervaren worden? In hoeverre is de cliënt gemotiveerd en bereid om te veranderen en om problemen constructief aan te pakken en hoe is dit tot nu toe verlopen en aangepakt? Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
101
Uitvoeren van handelingen en taken voor het werk Zoals: werkuitvoering (werktaken), benodigde functies, duur van uitvoering, productiviteit, verzuim, wat gaat goed, wat gaat minder goed
Werkbeleving Zoals: tevredenheid, plezier, toekomstbeeld, belangrijkheid baan, beleving van rol binnen team, wensen en grenzen t.a.v. (veranderingen in) het werk.
Wisselwerking tussen lichamelijke klachten en werk Zoals: Lichamelijke klachten, taakuitvoering
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
102
Wisselwerking tussen geestelijke klachten en werk Zoals: Geestelijke klachten, taakuitvoering,
Invloed tijdsaspecten Zoals: Verdeling van werktaken, tijdsdruk, pauzes, verlofdagen, moeite met dag/weekindeling, werktijden, organisatie eigen werk.
Benodigde inspanning Zoals: Lichamelijke inspanning, geestelijke inspanning, invloed op werktaken.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
103
Wisselwerking sociale werkomgeving en werk of werkbeleving Zoals: Aantal collega’s en hierarchie, verwachtingen van de sociale omgeving, relatie met werkgever en collega’s, problemen aankaarten, nieuwe contacten maken, attitude werkgever & collega’s, attitude cliënt,
Wisselwerking fysieke werkomgeving en werk Zoals: Ergonomie, afstanden op de werkvloer, ruimtelijke indeling, bestaande aanpassingen
Vervoer en verplaatsen Zoals: vervoer van en naar het werk (hoe, tijdsduur), verplaatsen op het werk (lopen, transporteren)
Balans werk/thuis Zoals: Invloed van arbeid(sproblemen) op rol/activiteiten/sfeer thuis invloed van thuissituatie op arbeid(sproblemen)
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
104
Samenvatting Gesprek Ervaren Arbeidsproblemen (in volgorde van belangrijkheid) 1.__________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 2.__________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 3.__________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 4.__________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 5.__________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ 6.__________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
105
Relevante informatie anders verkregen dan uit de EPAP (Contacten en afspraken met andere betrokkenen en disciplines of aanvullende assessments)
___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
106
Deel C: Observatieformulier voor ergotherapeut Bij de observatie is het van belang om van te voren te bedenken welke observatiepunten specifiek naar voren dienen te komen in de te observeren activiteit, zodat deze aansluit bij de door de cliënt aangegeven problematiek. Schrijf beknopt op wat er geobserveerd wordt. Dit kan onder elk bijbehorend kopje genoteerd worden. Activiteit die geobserveerd wordt :_____________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Duur van de activiteit: ____ minuten Setting: ___________________________________________________________________________ Algemene indruk (mate van inspanning en efficiëntie, zelfstandigheid, veiligheid):________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Geobserveerde kwaliteiten persoonlijkheid (Let op: durf/zelfverzekerdheid, doorzettingsvermogen, omgaan met druk/stress, uitdrukken van gevoelens, frustratietolerantie, uitdrukken van behoeften, verantwoordelijkheid, zelfbeeld, realiteitstoetsing, creativiteit) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Motorische vaardigheden Lopen (let op: freezing (waar, wanneer), terugstappen, draaien, looppatroon) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
107
Staan/ staand bukken en reiken (let op: stabiliseren, balans, positioneren voor de taak) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Zitten (let op: houding en positioneren voor de taak) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Transfers (let op: balans, stabiliseren, doseren van beweging en kracht voor transfer) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Tempo/Energie/Uithoudingsvermogen (let op: vermoeidheid, tempo houden) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Reiken/grijpen/manipuleren van voorwerpen (let op: inzet twee handen, snel alternerende bewegingen, doseren van beweging en kracht (timing, krachtsinzet, amplitude), vloeiendheid van bewegen (stijfheid of tremor)) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Procesvaardigheden/ cognitieve vaardigheden Aandacht (let op met name bij complexiteit/dubbeltaken op: aandacht richten, aandacht verdelen, aandacht wisselen) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Doelgerichtheid __________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
108
Organisatie en planning van de taak in de tijd (Let op: tijdig starten (initiatief nemen, impulsiviteit), tijdig stoppen, volgorde, overzicht, concentratie, omgaan met tijdsdruk) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Organisatie van voorwerpen en de ruimte (Let op: zoeken en lokaliseren, plaatsing van voorwerpen) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Aanpassen van het handelen (Let op: opmerken van problemen, reactie op problemen, anticiperen op problemen, aanpassen werkmethode, aanpassen werkomgeving) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Communicatie en sociale vaardigheden (Let op: samenwerken, initiëren van contact, verbaal en non-verbaal communiceren, omgang met leidinggevende(n) en collega(‘s)) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________________
(Werk) omgeving Kenmerken fysieke omgeving
(Let op: toegankelijkheid, meubilair, faciliteiten zoals lift of parkeerplekken, gebruiksvoorwerpen, indeling, obstakels, omgevingskenmerken (licht, geluid, ondergrond, temperatuur, vocht)) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Wat is de wisselwerking tussen de fysieke omgeving en het handelen? __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
109
Kenmerken sociale omgeving
(Let op: hiërarchie, aantal collega’s, hulp van collega(’s) en leidinggevende(n), attitude van collega(’s) en leidinggevende(n), interactie tussen en met collega’s) ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Wat is de wisselwerking tussen de sociale omgeving en het handelen? __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Aanpassingen in fysieke of sociale werkomgeving Aanpassingen aanwezig: ja/nee Zo ja , voldoen deze en zijn er nog verdere aanpassingen nodig?_______________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ Zo nee, zijn deze nodig en welke?________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ Wat is de invloed van de aanpassingen op het handelen?____________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ Overige opmerkingen:_________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________________________
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
110
Deel D: Eindrapportageformulier EPAP Kruis in de overzichtstabel aan wat van toepassing is bij de cliënt. Schrijf vervolgens in overleg met de cliënt de probleemdefiniëring vanuit alle verzamelde informatie. Bespreek dit met de cliënt en stel gezamenlijk doelen op met aanbevelingen voor verdere behandeling (als dit van toepassing is).
Overzicht uitgevraagde en geobserveerde problemen Perspectief cliënt :
Item
Veel problemen
Aantal problemen
Perspectief ergotherapeut: Gaat goed
Gaat zeer goed
Veel problemen
Aantal problemen
Gaat goed
Gaat zeer goed
Uitvoer van taken Werkbeleving Lichamelijke klachten Geestelijke klachten Invloed van tijdsaspecten inspanning Sociale omgeving Fysieke omgeving (Openbaar) vervoer Balans thuis/werk
Probleemdefiniëring __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Wensen, veranderingsmogelijkheden en veranderingsbereidheid __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ Doelstellingen (SMART geformuleerd) 1._________________________________________________________________________________ 2._________________________________________________________________________________ 3._________________________________________________________________________________ 4._________________________________________________________________________________ 5._________________________________________________________________________________ 6._________________________________________________________________________________
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
111
Aanbevelingen voor verdere behandeling
___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
112
Bijlage 9
|
Handleiding assessment
Handleiding Ergotherapeutische probleeminventarisatie arbeid bij Parkinson
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
113
Inhoudsopgave handleiding EPAP Deel I
Algemene introductie
Deel II
Vragenlijst voor de cliënt
Deel III
Het inventariserend gesprek
Deel IV
Observatie
Deel V
Conclusie Literatuurlijst Bijlagen
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
114
Deel I
|
Algemene introductie
Aanleiding Hoewel de ziekte van Parkinson (zvP) veelal bij ouderen voorkomt, zijn er ook mensen die op jongere leeftijd deze neurodegeneratieve ziekte krijgen1. Arbeid kan dan een belangrijke en betekenisvolle activiteit zijn waarbij problemen worden ervaren. Een samenvatting van literatuur op het gebied van arbeid bij de ziekte van Parkinson geeft aan dat veel cliënten met de ziekte van Parkinson hun betaalde werk op moeten geven1. Dit wordt ondersteund door de cijfers; vier op de vijf cliënten met de zvP ervaren problemen op het werk doorzat zij de zvP hebben1. De meest genoemde problemen betreffen beperkingen in schrijven, computergebruik, vermoeidheid, inflexibiliteit in het indelen van het werk en belemmeringen in de fysieke werkomgeving. Niet alleen de ernst van de symptomen maar ook gebrek aan ondersteuning in de werkomgeving of mogelijkheden voor vervroegd pensioen kunnen een rol spelen. In de richtlijn Ergotherapie bij de ziekte van Parkinson staan aanbevelingen voor de ergotherapeutische diagnostiek en behandeling van mensen met de ziekte van Parkinson en hun mantelzorgers. De aanbevelingen rondom diagnostiek zijn algemeen geldend voor de ergotherapeutische probleeminventarisatie bij mensen met de ziekte van Parkinson en zijn niet toegespitst op de verschillende handelingsdomeinen. Bij ergotherapeuten van het UMC St Radboud was er behoefte aan specifieke assessments (instrumenten, observaties, etc.) om bij individuele cliënten met zvP een probleeminventarisatie te kunnen doen gericht op arbeid. Van februari tot juni 2010 heeft een onderzoeksgroep van de opleiding ergotherapie aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA), de opdracht van van het UMC St Radboud opgepakt om een dergelijke assessment te ontwikkelen. Om in kaart te brengen welke assessment(s) hiervoor geschikt zou(den) zijn, heeft de onderzoeksgroep een literatuurstudie uitgevoerd. Hieruit kwam naar voren dat er geen geschikt assessment was dat voldeed aan de eisen van het UMC St Radboud en de onderzoeksgroep. Daarom heeft de onderzoeksgroep zelf een assessment ontwikkeld. Het assessment heeft de visie en aanbevelingen van de richtlijn Ergotherapie bij de ziekte van Parkinson als basis, met een uitwerking specifiek gericht op assessments op het gebied van arbeid.
Theorie Dit assessment is gebaseerd op de volgende theorieën, namelijk op de International classification of Functioning, Disability and Health(ICF)2 , het PEO-model 3 en het Belastingbelastbaarheidsmodel van van Dijk4. International classification of Functioning, Disability and Health(ICF) Het ICF wordt gebruikt voor het beschrijven van het menselijk functioneren vanuit drie verschillende perspectieven, namelijk functies, activiteiten en participatie. Door gegevens over de ziekte te combineren met gegevens over het menselijk functioneren en hierbij de persoonlijke factoren en externe factoren mee te nemen, krijgt men een ruim en zinvol beeld van de gezondheidstoestand van een individu. In de richtlijn ergotherapie bij de ziekte van Parkinson en in de multidisciplinaire richtlijn Parkinson wordt de ziekte van Parkinson Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
115
beschreven vanuit het ICF model, zie bijlage 1. In de Nederlandse vertaling en beschrijving van de ICF 5 staat beschreven dat het ICF model ingezet kan worden als basis voor het ontwikkelen van klinische instrumenten bij het vaststellen van de behoefte aan zorg, bij het afstemmen van de behandeling op specifieke situaties, bij vaststelling van iemands geschiktheid voor een bepaald beroep, bij revalidatie en bij het evalueren van behandelingsresultaten. Ook voor het inventariseren van problemen in de arbeidssituatie lijkt het ICF een geschikte classificatie van de verschillende aspecten van het functioneren. Bij het opstellen van het assessment is zorg gedragen dat de verschillende elementen van het ICF en het samenspel tussen de elementen aan de orde komen. Ze worden gecombineerd en geïntegreerd in de verschillend stellingen, gespreksonderwerpen en observatiepunten. Zo zijn bijvoorbeeld in de stelling “Ik ervaar een slechte balans tussen mijn werk en het uitvoeren van rollen en activiteiten in mijn vrije tijd” de domeinen activiteiten en participatie geïntegreerd en gecombineerd.
PEO model: PEO staat voor person (persoon), environment (omgeving) and occupation (activiteit) 6. Het PEO-model is een ergotherapeutisch model dat dient als raamwerk om het persoonsomgevingsproces in kaart te brengen en als hulpmiddel om dit proces te overdenken6,3. Tijdens het uitvoeren van taken is er sprake van een dynamische interactie tussen de persoon, de omgeving en de activiteit. Deze drie kernelementen vormen het zogenaamde ‘construct’ van het uitvoeren van handelen. De PEO-elementen zijn in elkaar verweven en niet los van elkaar te zien. Hoe meer overlap tussen de drie elementen: persoon-omgeving-activiteit (maximum Fit), des te beter de occupational performance is. Occupational performance is een lastig te vertalen begrip, maar komt volgens de auteur3 neer op de uitkomst van de relatie tussen persoon, omgeving en activiteit. De ervaring van de persoon in de voor hem belangrijke taken en activiteiten.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
116
Het PEO-model wordt gezien als een complex, dynamisch fenomeen. Gedurende het leven veranderen het zelfbeeld, de rollen van een persoon, zijn of haar mening over activiteiten en de omgeving. Dit heeft invloed op de fit tussen de drie componenten zijn kwaliteit van leven, Persoon Motorisch gezondheid en welzijn. Wanneer Cognitief Emotioneel er weinig overlap is (minimum Fit), Sociaal etc. is het betekenisvol handelen minder effectief en zal de persoon zich minder gelukkig voelen. Omgeving Activiteit Deze denkwijze sluit aan bij zowel Fysiek Vrije tijd 11 Cultureel Productiviteit het eerder genoemde ICF model Sociaal Zelfverzorging en het samenspel van factoren die zorgen voor de (dis)balans in belasting-belastbaarheid van cliënten met de zvP in de PEO model Law et al 1997 arbeidssituatie, zie model van van Dijk. In het assessment wordt de wisselwerking en synthese van de persoon, activiteit en omgeving in kaart gebracht.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
117
Belasting-belastbaarheidsmodel van van Dijk: Het belasting-belastbaarheidsmodel van van Dijk is een model dat vooral bedoeld is als een weergave van het dynamische karakter van de relatie tussen arbeid en gezondheid 7. Het model beschrijft onder andere belastende factoren in het werk (zoals fysieke, fysische, chemische en psychosociale factoren) die leiden, afhankelijk van de regelmogelijkheden in het werk, tot belastingsverschijnselen. Deze verschijnselen kunnen leiden tot belastingsgevolgen, hier is dan sprake van gezondheidsschade. Of de verschijnselen leiden tot gevolgen is mede afhankelijk van het verwerkingsvermogen van elke cliënt. Ook in dit model wordt de samenhang tussen meerdere factoren centraal gesteld en dit sluit aan bij het eerder genoemde ICF-model en het PEO-model. Van Dijk stelt in dit model dat het verwerkingsvermogen een cruciale rol speelt in het eventueel ontstaan van een disbalans in de belastbaarheid. Het verwerkingsvermogen is de kern van de dynamiek in het model en hangt samen met de andere elementen die in het model worden onderscheiden7. Onder verwerkingsvermogen worden de fysieke en mentale kwalificaties verstaan van de cliënt. Het omvat naast lichamelijke belastbaarheid ook kennis, vaardigheden, motivatie en attitudes, deze worden op hun beurt weer onderscheiden in fysieke, cognitieve en emotionele aspecten7. Ook wordt er een onderscheid gemaakt tussen habituele en momentane kenmerken. Geslacht, leeftijd en opleidingsniveau zijn voorbeelden van habituele kenmerken, momentane kenmerken kunnen aspecten van vermoeidheid en motivatie zijn4. Het verwerkingsvermogen wordt omschreven als een concept waar binnen de persoon actief reageert op de omgeving en de inzet van beschikbare capaciteiten aanpast aan de omstandigheden waaronder gewerkt wordt. Dit is dus geen vaststaand patroon dat zich afspeelt en herhaald maar is een actief proces. In het assessment komt het belasting en belastbaarheidsmodel terug doordat er wordt ingegaan op het verwerkingsvermogen van de cliënt door onder andere te vragen naar vaardigheden, motivatie en attitudes.
Belastende factoren + Regelmogelijkheden
Belastingsverschijnselen
Belastingsgevolgen
Verwerkingsvermogen
Belasting-belastbaarheidsmodel (van Dijk et al., 1990)
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
118
Overige bronnen Naast bovengenoemde modellen zijn er ook bestaande assessments geraadpleegd en gebruikt als inspiratie, zowel inhoudelijk als wat lay-out betreft. Deze assessment zijn op aanraden van de opdrachtgever geraadpleegd en geselecteerd na de literatuurstudie. Zie hiervoor de literatuurlijst: bron 14 tot en met bron 27. Ook zijn aspecten van assessments gebruikt die worden aanbevolen in de richtlijn Ergotherapie bij de ziekte van Parkinson (zoals de COPM25 en AMPS24) en wordt in dit assessment gebruik gemaakt van principes van Motivational Interviewing.
Wet- en regelgeving Wanneer de cliënt in behandeling is bij een ergotherapeut die betaald wordt door de zorgverzekeraar geldt de volgende regel omtrent de behandeling van arbeidsproblematiek: “De ergotherapeut mag alléén de cliënt behandelen en adviseren”. Dit betekent dat deze ergotherapeut het door ons ontwikkelde assessment mag gebruiken bij het inventariseren van arbeidsproblematiek bij de cliënt. Naast de vragenlijst en het gesprek mag een observatie op de werkvloer gedaan worden. Deze observatie mag echter alleen plaatsvinden met toestemming van de werkgever, deze toestemming moet gevraagd worden aan de werkgever door de cliënt10. De conclusies, voortvloeiend uit het assessment, worden besproken met de cliënt. Deze conclusies mogen door de cliënt besproken worden met de werkgever, maar de ergotherapeut mag de conclusies niet direct bespreken met de werkgever. Dit omdat de werkgever dan gebruikt maakt van de diensten van de ergotherapeut die betaald wordt vanuit de zorgverzekeraar en niet vanuit het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). In dat geval zal de werkgever of de cliënt de kosten voor deze tijd zelf voor zijn rekening moeten nemen11. Deze zelfde regel geldt voor het bespreken van een advies voor werkplekaanpassingen. Deze mogen besproken worden met de cliënt en strikt genomen niet rechtstreeks met de werkgever. De cliënt moet het advies dus zelfstandig bespreken met de werkgever. Wanneer de ergotherapeut het belangrijk acht om de conclusies en/of de advisering wel met de werkgever te bespreken, zijn er twee opties: 1. De ergotherapeut empowert de cliënt zodat die de conclusies en/of de advisering met de werkgever kan bespreken. 2. De ergotherapeut bespreekt de conclusies en/of de advisering rechtstreeks met de werkgever, dit moet dan betaald worden door de werkgever. Dit omdat advisering aan de werkgever niet valt onder de dekking van de zorgverzekering van de cliënt. De aanvraag van voorzieningen op de werkplek wordt gedaan door de werkgever en de cliënt. De cliënt vraag “meeneembare” aanpassingen aan, de werkgever vraagt “niet meeneembare” aanpassingen aan (zie voor meer informatie: www.uwv.nl). De ergotherapeut die betaald wordt door de zorgverzekeraar mag de cliënt adviseren voor het aanvragen van de “meeneembare aanpassingen”. Voor advisering over het “niet meeneembare” aanpassingen door de ergotherapeut aan de werkgever, moet de werkgever de ergotherapeut zelf bekostigen of een consultatie aanvragen van een ergotherapeut werkzaam bij een UWV erkend bedrijf12.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
119
Beknopte introductie op het assessment Dit assessment bestaat uit een vragenlijst, een inventariserend gesprek en een observatie.
Er moet een vraag zijn voortkomend uit de ervaren arbeidsproblemen van de cliënt. De vragenlijst kan na uitleg van de ergotherapeut door de cliënt zelf worden ingevuld, bijvoorbeeld in de thuissituatie. Deze vragenlijst geeft richting aan het gesprek tussen ergotherapeut en cliënt. In de vragenlijst komen de volgende onderwerpen aan bod: taken en handelingen die nodig zijn voor het uitvoeren van werk en de invloed van lichamelijke en geestelijke klachten hierop, inspanning die het werk kost en de invloed van tijdsaspecten, de sociale en fysieke omgeving inclusief de thuissituatie, vervoer en de werkbeleving. Afhankelijk van de door de cliënt aangegeven problemen en belangrijkheid worden de onderwerpen uitgediept tijdens het inventariserend gesprek. Tijdens het gesprek wordt er tevens gekeken naar de verwerkingstijl van de cliënt. Het gesprek moet uiteindelijk leiden tot inzicht in de voor de cliënt meest belangrijke arbeidsproblemen. Naast een gesprek met de cliënt kan er ook contact gezocht worden met andere betrokkenen of disciplines, bijvoorbeeld de werkgever of een fysiotherapeut. Na dit gesprek volgt bij voorkeur een observatie op het werk, waarbij het uitvoeren van een activiteit in de arbeidscontext wordt geobserveerd. Als al deze onderdelen zijn uitgevoerd volgt de conclusie. De drie onderdelen uit het assessment zorgen ervoor dat de ergotherapeut een zo’n compleet mogelijk beeld krijgt van de belasting en belastbaarheid van de cliënt, de ervaring, beleving en verwerking van de Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
120
cliënt, wat belangrijk is voor de cliënt en waar deze aan wil werken. Hieruit wordt een conclusie getrokken en deze geeft richting aan de verdere ergotherapie behandeling of eventuele doorverwijzing naar andere disciplines. Doel en definiëring van het algehele assessment Het primaire doel van het assessment is om op ergotherapeutische wijze de belastingbelastbaarheid in de arbeidssituatie van cliënten met de zvP in kaart te kunnen brengen. Het assessment geeft tevens handvaten voor de verdere behandeling of doorverwijzing naar andere disciplines. Een assessment gericht op arbeid kan plaatsvinden zodra er problemen worden ervaren in de arbeidssituatie. Definitie belasting-belastbaarheid De definitie met betrekking tot het begrip belasting en belastbaarheid die voor dit assessment wordt gehanteerd luidt als volgt: “De eisen vanuit de sociale en fysieke context van een cliënt leveren een belasting op, de belastbaarheid is hoe deze cliënt hierop reageert en mee omgaat. Bij belasting-belastbaarheid gaat het om balans. Wanneer de belasting afwijkend is van de belastbaarheid ontstaat er een disbalans, wat betekent dat er meer of minder van je gevraagd wordt dan dat je aankan.” Doelgroep De doelgroep voor het assessment zijn cliënten met de zvP in de beroepsleeftijd (18 tot 65 jaar), die werkzaam zijn en waarbij de cliënt en eventueel de werkgever problemen aangeeft in de arbeidssituatie. De cliënt moet bereid zijn en fysiek en mentaal in staat zijn om (eventueel met hulp) de vragenlijst in te vullen, een inventariserend gesprek te voeren en geobserveerd te worden in de arbeidssituatie. Algemene werkwijze en instructie De ergotherapeut heeft kennis van de ziekte van Parkinson en parkinson-gerelateerde klachten. De EPAP stelt hoge eisen aan de gesprekstechnische vaardigheden van de ergotherapeut, het is van belang dat de ergotherapeut zijn/haar eigen niveau vaststelt op dit gebied. De ergotherapeut kan met behulp van de korte overzichten en de korte inleiding bepalen of dit assessment geschikt is voor zijn/haar cliënt. Van belang is dat de ergotherapeut weet waar de vragenlijst over gaat en op de hoogte is van de vragen en stellingen die erin staan. Een gulden regel is om de lijst eerst zelf af te (laten) nemen, voordat deze wordt afgenomen bij de cliënt. De ergotherapeut moet in staat zijn om vragen van de cliënt m.b.t. de vragenlijst te kunnen beantwoorden. Bovenstaande punten zijn ook van toepassing op het inventariserend gesprek en de observatie. Bij de observatie is het tevens van belang om van te voren te bedenken welke observatiepunten specifiek naar voren dienen te komen in de te observeren activiteit zodat dit aansluit bij de door de cliënt aangegeven problematiek.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
121
Deel II
|
Vragenlijst voor de cliënt
Kort overzicht EPAP vragenlijst Assessment
Onderdeel Vorm/type Doel
Populatie/doelgroep
Tijdsduur Situatie/omgeving
Materiaal/middelen Werkwijze
Probleeminventarisatie voor ergotherapeuten bij cliënten met de ziekte van Parkinson gericht op Arbeid (EPAP) Vragenlijst invullijst voor cliënten Het doel van de vragenlijst is zicht te krijgen op de mate waarin problemen worden ervaren bij verschillende aspecten van arbeid en de mate waarin de cliënt hier aandacht aan wil schenken in de behandeling. Dit is bedoeld als voorbereiding en basis voor het inventariserende gesprek. Cliënten met de zvP in de beroepsleeftijd (18 tot 65 jaar), waarbij de cliënt en eventueel de werkgever problemen aangeeft in de arbeidssituatie v/d cliënt. Het invullen van de vragenlijst duurt naar schatting 20 tot 30 minuten. De cliënt vult de vragenlijst in zijn/haar eigen omgeving in, zonder begeleiding van de ergotherapeut. De vragenlijst en een pen of potlood. Na uitleg van de ergotherapeut wordt de lijst ingevuld door de cliënt, beginnend met de demografische gegevens. Daarna volgen tien stellingen die de cliënt scoort met behulp van een 5punstschaal. Na elke stelling volgt de vraag of er aandacht moet worden geschonken aan dit probleem.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
122
Stappenplan voor de vragenlijst: Stap 1 Instructie voor de cliënt Leg voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst duidelijk het doel uit: Het doel van deze vragenlijst is zicht krijgen op eventuele problemen die u ervaart in uw arbeidssituatie. Met deze vragenlijst wordt ook duidelijk in welke mate u aandacht wilt besteden aan eventuele problemen. Het is bedoeld als voorbereiding op het gesprek dat we de volgende keer zullen hebben. Het invullen van de vragenlijst duurt naar schatting 20 tot 30 minuten, de cliënt zal de vragenlijst in de eigen omgeving invullen zonder begeleiding Neem van te voren met de cliënt de vragenlijst door om mogelijke vragen hierover weg te nemen. Vragen van cliënten kunnen bijvoorbeeld gaan over de manier van invullen en mogelijkheid voor aangeven van opmerkingen, wensen of vragen genoteerd worden. Stap 2 Invullen van de vragenlijst door de cliënt Na de uitleg van de ergotherapeut kan de cliënt de lijst invullen. Mocht de cliënt niet in staat zijn om de lijst in te vullen door bijv. een beperking bij het schrijven of typen dan kan je ervoor kiezen de vragenlijst samen met de cliënt in te vullen. Dit kan echter ook gedaan worden met hulp van de echtgenoot/ partner of andere betrokkenen van de cliënt. De cliënt begint met het invullen van de demografische (persoons)gegevens. Instructie voor de cliënt zoals deze ook staat beschreven in het assessment: Voor u ligt een vragenlijst die zal helpen om uw arbeidsproblemen in kaart te brengen. Vul deze vragenlijst zo nauwkeurig mogelijk in zodat we deze later kunnen bespreken. Kruis met pen of potlood het antwoord aan dat op u van toepassing is. Heeft u een antwoord aangekruist dat niet op u van toepassing is; corrigeer dit dan door het verkeerd aangekruiste hokje in te kleuren en een kruisje te zetten in het vakje met het antwoord dat wel van toepassing is. Daarna volgen tien stellingen. Op deze stellingen geeft de cliënt antwoord door middel van een 5-puntsschaal, een voorbeeld van een vijfpuntsschaal is; Niet (van toepassing)-nauwelijks (van toepassing)-in enige mate (van toepassing)-in grote mate (van toepassing)-in zeer grote mate (van toepassing) In de vragenlijst zet de cliënt dan een kruisje in het hokje bij het - voor de cliënt – passende of juiste antwoord.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
123
Instructie voor de cliënt zoals deze ook staat beschreven in het assessment: U krijgt nu een tiental verschillende stellingen voorgelegd. Elke stelling gaat over een ander onderdeel van uw werk en arbeidssituatie. Zou u deze stellingen aandachtig willen doorlezen en antwoord geven op de vragen die onder de stellingen staan. Vul bij elke vraag een antwoord in, als u twijfelt kies dan het antwoord dat het dichtste bij komt. De cliënt dient de ingevulde vragenlijst mee te nemen naar de eerstvolgende afspraak met de ergotherapeut. Tevens wordt de cliënt gevraagd om alvast na te denken welke stellingen en dus welke onderwerpen als belangrijkste worden ervaren om aan bod te laten komen in het gesprek met de ergotherapeut. Instructie voor de cliënt: Nadat u de vragenlijst heeft ingevuld vraag ik u na te denken in welke volgorde u de onderwerpen uit de stellingen wilt bespreken tijdens onze volgende afspraak; welke voor u het meest van belang zijn. Ik wil u dan tevens vragen de ingevulde vragenlijst mee te nemen naar dit gesprek. Het is wenselijk dat de cliënt zoveel mogelijk stellingen/vragen invult, eventueel niet ingevulde vragen kunnen in het gesprek met de cliënt alsnog worden gevraagd en ingevuld.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
124
Deel III
|
Het inventariserend gesprek
Kort overzicht EPAP inventariserend gesprek Assessment
Onderdeel Vorm/type Doel
Populatie/doelgroep
Tijdsduur Situatie/omgeving
Materiaal/middelen
Werkwijze
Probleeminventarisatie voor ergotherapeuten bij cliënten met de ziekte van Parkinson gericht op Arbeid (EPAP) Het inventariserend gesprek Een inventariserend gesprek tussen cliënt en therapeut n.a.v. de vragenlijst Het doel van het gesprek is om inzicht te krijgen in de ervaren problemen in de arbeidssituatie en de betekenis van deze problemen voor de persoon en voor het werk. Cliënten met de zvP in de beroepsleeftijd (18 tot 65 jaar), waarbij de cliënt en eventueel de werkgever problemen aangeeft in de arbeidssituatie v/d cliënt. Het inventariserend gesprek duurt naar schatting 30 tot 45 minuten. Een omgeving waar de cliënt en ergotherapeut zonder veel afleiding en met privacy met elkaar in gesprek kunnen gaan, bij voorkeur in de persoon eigen werk- of thuisomgeving. Een door de cliënt ingevulde vragenlijst Het inventariserend gespreksformulier met pen of potlood De ingevulde vragenlijst dient als richtlijn voor het gesprek. In het gesprek worden de diverse onderwerpen besproken aan de hand van de ingevulde vragenlijst. De prioriteiten en volgorde van de onderwerpen worden door de cliënt bepaald. De ergotherapeut stelt open vragen om problemen en mogelijkheden m.b.t. het onderwerp te verhelderen. Hierbij is het belangrijk om te vragen wanneer welke problemen spelen, hoe hiermee wordt omgegaan en wat deze problemen betekenen voor de persoon en het werk.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
125
Stappenplan voor het inventariserend gesprek Stap 1 instructie voor de cliënt Leg het doel van het gesprek uit: Het doel van dit gesprek is inzicht krijgen in de door u ervaren problemen in de arbeidssituatie en wat dit voor u en uw werk betekent. Tevens zal besproken worden wat de stand van zaken is met betrekking tot deze problemen, bijvoorbeeld of er al iets mee gedaan is of wat ermee gedaan kan worden. De ingevulde vragenlijst zal de leidraad zijn voor dit verdiepende gesprek om duidelijk te krijgen wat de stand van zaken is m.b.t. de arbeidsproblemen, wat dit met de cliënt doet en welke problemen het belangrijkste zijn voor de cliënt om aan te werken. Dit gesprek zal ongeveer 30-45 minuten duren. De cliënt heeft al nagedacht over de stellingen betreffende zijn arbeidssituatie middels de vragenlijst. Deze stellingen komen overeen met de onderwerpen die uitgevraagd worden met de dit gespreksformulier. Deze onderwerpen staan in het assessment vermeld en worden herhaald aan de cliënt met de vraag over welk onderwerp het eerste gesproken zal worden. Nummer de onderwerpen in volgorde waarop de cliënt ze wil bespreken. Afhankelijk van de prioriteiten van de cliënt zou het kunnen zijn dat in dit gesprek niet elk onderwerp aan bod hoeft te komen. Instructie voor de cliënt: In de vorige behandeling heb ik u gevraagd na te denken in welke volgorde u de stellingen wil bespreken tijdens dit gesprek; welke voor u het meest van belang zijn. Kunt u de volgorde van de stellingen benoemen? Ik zou graag uw ingevulde vragenlijst willen inzien, want deze gebruiken we als basis voor dit gesprek. Ik heb u ook gevraagd om na het invullen van de vragenlijst na te denken over de volgorde waarin u de onderwerpen van de stellingen wilt bespreken tijdens dit gesprek: welke zijn voor u het meest van belang?
Voorkeur cliënt
Onderwerp Uitvoer van taken Werkbeleving Lichamelijke klachten Geestelijke klachten Invloed van tijdsaspecten Inspanning
Bijbehorende stelling 16 17 18 19 20 21
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
126
Sociale omgeving Fysieke omgeving (openbaar) Vervoer Balans thuis en werk
22 23 24 25
Stap 2: voeren van het inventariserend gesprek Bespreek de onderwerpen in de aangegeven volgorde. Het gesprek is een open vraag gesprek waarbij nadrukkelijk aandacht is voor het verhaal en perspectief van de cliënt. In het gesprek wordt de aard en achtergrond van de ervaren problemen achterhaald en redenen om hier al dan niet iets aan te willen of kunnen veranderen. Als de cliënt problemen en beperkingen ervaart, bespreek dan de aard van het ervaren probleem en of dit altijd speelt of dat dit wisselend is door bijv. tijdstip van de dag, inname medicijnen, vermoeidheid, stress e.d. Bespreek ook wat de mogelijkheden en wensen zijn ten aanzien van deze problemen en beperkingen met betrekking tot verandering/aanpassing. In hoeverre is de cliënt gemotiveerd en bereid om te veranderen en om problemen constructief aan te pakken en hoe is dit tot nu toe verlopen en aangepakt? Je kunt gebruik maken van een stelling die niet van toepassing is om juist de sterke kanten van de cliënt te belichten. Je kunt navragen of en hoe iemand dit gebruikt om problemen in andere domeinen te verminderen. Voor het gesprek kunnen technieken uit Motivational Interviewing (MI) worden gebruikt om veranderingsbereidheid te onderzoeken, zie bijlage 2. Hieronder staan per onderwerp vragen die aan de cliënt gesteld kunnen worden om informatie te verkrijgen, afhankelijk van antwoorden van de cliënt kunnen bepaalde vragen niet van toepassing zijn of is een andere volgorde wenselijk. Niet standaard alle onderstaande vragen voorleggen aan de cliënt. Belangrijk om per stelling te vragen is: Waarom heeft u dit antwoord gegeven, kunt u dit toelichten? Ook is het belangrijk om aandacht te schenken aan eventuele discrepanties in antwoorden van de cliënt m.b.t. de mate van toepassing en mate van aandacht voor dit probleem. Onderwerp 1: Uitvoer van taken Welke taken zijn voor u persoonlijk van belang om uit te voeren? Welke taken worden van u verwacht in uw huidige functie? Kunt u specifieke taken of activiteiten benoemen waarbij u in het werk problemen ervaart? Welke taken gaan naar uw idee nog prima en welke taken verdienen aandacht in de behandeling? Ziet u de mogelijkheid om hierin aanpassingen aan te brengen of zijn er aanpassingen gemaakt? Hoe staat u zelf tegenover aanpassingen? Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
127
Wat zorgt er volgens u voor dat de taakuitvoer moeilijk(er)gaat? Kost het uitvoeren van bepaalde taken u meer tijd dan voorheen? Heeft u het idee dat u op een dag minder taken kan uitvoeren dan voorheen?
Onderwerp 2: Werkbeleving Wat betekent uw werk voor u? Is de mate waarin u plezier aan uw werk beleeft/voldoening uit uw werk haalt anders dan voorheen? Kunt u dit toelichten?( Hoe beleeft u uw werk waar komt dit door?) Wat is er volgens u nodig om uw werkbeleving positiever te maken? Is hier al iets mee gedaan? Zo ja, kunt u dit toelichten? Hoe staat u zelf tegenover aanpassingen? Hoe ziet u uw toekomst in uw huidige functie of op uw werk? Heeft dit invloed op uw werkbeleving? Onderwerp 3: Lichamelijke klachten Welke lichamelijke klachten ervaart u die de uitvoering van uw werk beïnvloeden? Hierbij ook denken aan pijn en vermoeidheid. Wat betekenen deze klachten voor u en uw werk (plezier)? Hoe probeert u de invloed van de klachten op u of uw werk te verminderen? Is hier al iets mee gedaan? En /of wat is er volgens u nodig? Hoe staat u zelf tegenover aanpassingen? Onderwerp 4: Geestelijke klachten Welke geestelijke klachten ervaart u die de uitvoering van uw werk beïnvloeden? Wat voor effect heeft dit op u? Ziet u mogelijkheden tot aanpassingen of hebben hierin al aanpassingen plaatsgevonden? Hoe staat u zelf tegenover aanpassingen? Onderwerp 5: Invloed van tijdsaspecten Hoe ervaart u de indeling van uw werkdag? Welke invloed heeft u zelf op de planning van de werkdag? Heeft u voldoende rustmomenten in uw werk? Kunt u dit toelichten? In hoeverre ervaart u werkdruk? Kunt u dit toelichten? Ervaart u in uw werk tijdsdruk? Kunt u dit toelichten? Hoe ervaart u een volledige werkdag? Hoe ervaart u (onverwachte) veranderingen in de tijdsplanning? Wat betekent dit voor uw werk(plezier)? Zijn er m.b.t. tijdsindeling aanpassingen gedaan? Zo ja, kunt u dit toelichten? Welke mogelijkheden tot aanpassen ziet u met betrekking tot uw dagindeling? Hoe staat u zelf tegenover aanpassingen? Onderwerp 6: Inspanning Kunt u aangeven waardoor uw werk u meer inspanning kost?Waarin uit zich dit, waaraan merkt u dit? Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
128
Is er volgens u een verschil tussen de lichamelijke en geestelijke inspanning die u moet leveren? Hangt deze inspanning naar uw idee samen met werkdruk of tijdsdruk? Kunt u in uw pauzes bijkomen van deze inspanning? Heeft u het idee dat u aan het eind van de werkdag genoeg kunt ontspannen en kunt “opladen” voor de volgende werkdag? In hoeverre heeft de inspanning op uw werk invloed op andere rollen en taken in het dagelijks leven? Wat is er nodig om uw werk minder inspannend te maken? Heeft u/ zijn er stappen ondernomen om uw werk minder inspannend te maken? Hoe staat u zelf tegenover aanpassingen?
Onderwerp 7: Sociale omgeving Hoe is uw relatie met uw collega’s en werkgever? In hoeverre zijn collega’s op de hoogte van uw situatie? Hoe gaan uw collega’s met u om? Is dit veranderd sinds u de ziekte van Parkinson hebt? Zo ja, toelichten. Vindt u het moeilijk (nieuwe) contacten aan te gaan met collega’s of zakenrelaties? Heeft u het idee dat uw werkgever bereid is om te zoeken naar oplossingen voor problemen die u aangeeft? Voelt u zich vrij om uw problemen en ervaringen met collega’s en/of uw werkgever te bespreken? Welke problemen ervaart u in uw sociale omgeving? Denk hierbij aan gezin, familiie, vrienden, hobby’s e.d. Wat verwacht u van uw (partner, kind, werkgever, collega’s, vrienden e.d.)? Heeft u een idee waardoor dit zou kunnen komen? Heeft een idee wat hieraan gedaan zou kunnen worden, of is hier al iets aan gedaan? Hoe staat u zelf tegenover aanpassingen? Onderwerp 8: Fysieke omgeving Hoe ervaart u uw werkplek/ de ruimte waarin u werkt? Indien problemen: kunt u aangeven welke problemen en waardoor? Zijn er al aanpassingen gedaan? Zo ja, zijn deze naar wens? Hoe staat u zelf tegenover aanpassingen? Welke aanpassingen zou u hier graag (nog meer) zien? Zijn er volgens u ook genoeg middelen (praktisch, financieel etc.) om de gewenste aanpassingen mogelijk te maken? Onderwerp 9: (Openbaar) vervoer Hoe reist u naar en van het werk? Welke problemen ervaart u in het reizen naar uw werk ? (manier van verplaatsen, tijdsduur o.i.d.)? Ervaart u problemen in het verplaatsten binnen het werk, bijvoorbeeld met het lopen? Hoe staat u zelf tegenover aanpassingen? Zijn er andere mogelijkheden om naar uw werk te reizen of zich op het werk te verplaatsen? Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
129
Zijn hier al aanpassingen in gedaan?
Onderwerp 10: Balans thuis en werk Welke invloed heeft uw werk op uw leven buiten het werk? Bent u in staat naar wens rollen en taken te vervullen in de thuissituatie? Hoe is de balans tussen inspanning en ontspanning? Wat vind u van eventuele aanpassingen in de werksituatie? Zijn er dingen die u met betrekking tot de balans van werk en thuis anders zou willen zien? , of heeft u al aanpassingen gemaakt? Stap 3 Concluderen belangrijke arbeidsproblemen Als alle onderwerpen die van belang zijn voor de cliënt zijn besproken, kan er in samenspraak met de cliënt een tussentijdse conclusie worden getrokken van de voor de cliënt meest belangrijke arbeidsproblemen. Er is ruimte voor het noteren van de door de cliënt aangegeven arbeidsproblemen, op volgorde van belangrijkheid. Deze problemen geven richting aan de te observeren taak en behandeldoelen. Vraag aan de cliënt wat het probleem is wat voor hem/haar belangrijk is om aan te pakken, om een verandering in aan te brengen en vervolgens welk probleem daarna belangrijk is. Deze kunnen genoteerd worden en eventueel gescoord worden op uitvoering en tevredenheid, net als in de Canadian Occupational Performance Measure (COPM) 25. Instructie voor de cliënt: Kunt u aangeven aan welke arbeidsprobleem/-problemen voor u het meest van belang zijn4enContacten waaraan met u wilt werken? Stap andere betrokkenen of disciplines Het kan zijn dat er aanvullende informatie nodig is, hiervoor kun je andere disciplines raadplegen of andere aanvullende assessments afnemen. Deze informatie kan aan het einde van het gespreksformulier genoteerd worden.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
130
Deel IV
|
Observatie
Kort overzicht EPAP Observatie Assessment
Onderdeel Vorm/type Doel
Populatie/doelgroep
Tijdsduur Situatie/omgeving
Materiaal/middelen
Werkwijze
Probleeminventarisatie voor ergotherapeuten bij cliënten met de ziekte van Parkinson gericht op Arbeid (EPAP) Observatie Observatie op de werkplek van de cliënt Het doel van de observatie is zicht krijgen op de kwaliteit van handelingsvaardigheden bij het uitvoeren van een arbeidstaak in de arbeidssituatie van de cliënt. Tevens wordt een beeld verkregen van de fysieke en sociale werkomgeving. Cliënten met de zvP in de beroepsleeftijd (18 tot 65 jaar), waarbij de cliënt en eventueel de werkgever problemen aangeeft in de arbeidssituatie v/d cliënt. De observatie duurt naar schatting 90 minuten. De observatie vindt plaats in de arbeidssituatie van de cliënt. De ergotherapeut observeert een van de overeengekomen werktaken. Observatie formulier, blanco papier en pen of potlood voor de ergotherapeut. Eventueel kan er een fototoestel gebruikt worden om arbeidssituatie vast te leggen). Uit het gesprek komen de belangrijkste arbeidsproblemen naar voren. Een activiteit waarin deze problemen naar voren zouden kunnen komen wordt geobserveerd in de arbeidssituatie. Tijdens de observatie wordt gebruik gemaakt van de observatie lijst waarop onderwerpen vermeld staan die geobserveerd kunnen worden. Hieronder kan worden beschreven of er een probleem is, wat dit inhoud voor het handelen enzovoort. Na overleg met de cliënt brengt deze de werkgever en eventuele collega’s op de hoogte van de observatie.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
131
Stappenplan voor de observatie: Stap 1: Instructie voor de cliënt Laat de cliënt in overleg met de werkgever (en collega’s) een tijdstip en datum voor de observatie in de arbeidsituatie overeenkomen. Afhankelijk van de problematiek die de cliënt in het gesprek heeft aangegeven maak je de keus voor de te observeren activiteit. Als de cliënt een concrete activiteit benoemt waarbij problemen ervaren worden kan deze geobserveerd worden. Alle taken moeten onderdeel zijn van het normale takenpakket van de cliënt. Informeer bij het uitvoeren van de observatie de cliënt over het doel van de observatie en benoem de rol van de ergotherapeut tijdens de observatie: We hebben al veel gesproken over hoe het op uw werk gaat en uw hebt een aantal problemen aangegeven. Ik zou u nu graag willen observeren in een activiteit in uw werkomgeving, zodat ik kan zien………..(benoem probleem/beperkingen cliënt, bijvoorbeeld hoe het bewegen gaat, wat het werk inspannend maakt e.d.) Voer de activiteit uit zoals u gewend bent, ik heb een observerende rol en zal u zo min mogelijk storen. Na de observatie kunnen we uw ervaringen en mijn bevindingen bespreken. Stap 2: Uitvoeren van de observatie Laat de cliënt na de instructie de van te voren overeengekomen activiteit in de arbeidsituatie uitvoeren. Indien het een voor jouw onbekende activiteit is, laat de cliënt eerst uitleggen wat de bedoeling is. Kies een geschikte positie om te observeren. Observeer als de cliënt zijn activiteit uitvoert en noteer ondertussen de belangrijke en opvallende punten. Vraag als de cliënt klaar is met het uitvoeren van zijn activiteit om zijn ervaringen te verwoorden. Bespreek vervolgens globaal wat je is opgevallen tijdens de observatie. Zo nodig vraag je aanvullend om een rondleiding op overige relevante plekken op het werk. Bedenk voor de observatie, aan de hand van het gesprek, bij welke observatiepunten je extra aandacht moet geven. Schrijf onder elk kopje geobserveerde punten in korte steekwoorden wat van de cliënt van toepassing is. Benoem hierbij hoe de cliënt het uitvoert en wat opvallende punten zijn. Gebruik deze punten in de nabespreking van de observatie. Buiten het EPAP-observatieformulier kan gebruik worden gemaakt van de gestandaardiseerde versies van het Perceive, Recall, Plan and Perform systeem (PRPP)9 of de Assessment of Motor and Process Skills (AMPS) 24.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
132
Deel V
|
Conclusie
Kort overzicht EPAP Conclusie Assessment
Onderdeel Vorm/type Doel
Populatie/doelgroep Tijdsduur Situatie/omgeving
Materiaal/middelen Werkwijze
Probleeminventarisatie voor ergotherapeuten bij cliënten met de ziekte van Parkinson gericht op Arbeid (EPAP) Conclusie probleeminventarisatie Het schrijven van een conclusie in samenspraak met de cliënt Het doel van het vormen van de conclusie is dat er duidelijk gemaakt wordt wat de vervolgstappen zullen zijn en mogelijk ook hoe deze vorm gegeven kunnen worden. Ergotherapeut en de cliënt met de zvP in de beroepsleeftijd (18 tot 65 jaar). Het vormen van de conclusie duurt naar schatting 30 minuten. Niet voorgeschreven; de ergotherapeut kan de conclusie vormen in een omgeving waar de cliënt en ergotherapeut zonder veel afleiding en met privacy met elkaar in gesprek kunnen gaan, bij voorkeur in de persoon eigen werk- of thuisomgeving. Rapportageformulier EPAP en een pen/potlood Na het afnemen van de vragenlijst, het voeren van een gesprek en het doen van de observatie, wordt in samenspraak met de cliënt de conclusie gevormd voor het vervolg. Tijdens het opstellen van de conclusie worden alle resultaten naast elkaar gelegd. Er wordt gekeken naar punten die de cliënt heeft aangegeven in de vragenlijst, tijdens het gesprek en naar wat de ergotherapeut heeft geobserveerd. Na het beschrijven van de conclusie wordt besproken wat mogelijke opties zijn voor vervolg, zoals bespreken met derden, doorverwijzen naar een arbeidsdeskundige of verdere behandeling door de ergotherapeut.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
133
Stappenplan voor het schrijven van een eindconclusie Stap 1: Instructie De EPAP wordt afgerond met een eindconclusie en het formuleren van behandeldoelen. Om tot een uiteindelijke conclusie te komen wordt aan de hand van de vragenlijst, het inventariserend gesprek en de observatie eerst de tabel in het eindrapportageformulier ingevuld. Dit gebeurt in samenspraak met de cliënt. Kruis in deze tabel vanuit het perspectief van de cliënt de probleemgebieden aan en eveneens vanuit het perspectief van de ergotherapeut. Beschrijf hierna kort de probleemdefiniëring die aan de hand van de verzamelde informatie ingevuld kan worden. Formuleer vervolgens de wensen van de cliënt en de veranderingsbereidheid van de cliënt en de veranderingsmogelijkheden. Hieronder beschrijf je wat de cliënt wil, of er mogelijkheid is om dit te veranderen en in hoeverre de cliënt gemotiveerd is om hieraan te werken. Aan de hand van deze gegevens stel je gezamenlijk doelen op volgens de SMART-regels en stel je aanbevelingen op voor eventuele verdere behandeling. Stap 2: Formuleren en bespreken van de conclusie In de uiteindelijke conclusie zullen de resultaten van de gesprekken en de observatie naast elkaar gelegd worden om een compleet beeld te krijgen van de problemen in de arbeidssituatie van de cliënt. Om een conclusie te trekken is het van belang om het eindrapportageformulier in te vullen en hierbij te kijken naar de problemen die geobserveerd zijn en die ervaren worden door de cliënt, hierbij moet er nagegaan worden of het ingevulde formulier klopt. Het is tevens belangrijk om na te gaan of de problemen die de cliënt ervaart en geobserveerd zijn of deze ook van toepassing zijn in het uitvoeren van andere activiteiten in de arbeidssituatie. Pas nadat je het probleem hebt geconstateerd, informatie hebt verzameld, probleem hebt geanalyseerd, en een oordeel hebt gevormd over de oorzaak en de mate van het ervaren probleem, over de bruikbaarheid van oplossingen, kun je een conclusie trekken en een goed besluit nemen over het vervolg van de behandeling. Gebruik voor het rapporteren van de conclusie het eind rapportageformulier EPAP. Kruis in de tabel aan wat van toepassing is bij de cliënt. Schrijf vervolgens de ervaringen van de cliënt en observatie gegevens op bij de bijbehorende kopjes. Aan de hand van de aangeven en geobserveerde problemen stel je samen in overleg met de cliënt doelen op voor (eventuele) verdere behandeling. De EPAP geeft handvaten voor verdere behandelingen. Dit kan betekenen dat de ergotherapeut samen met de cliënt aan de slag gaat met de doelen of dat de cliënt (mede)doorverwezen moet worden naar andere disciplines. Dit is naar eigen inzicht van de ergotherapeut/ in overleg met de clënt.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
134
Literatuurlijst 1
Sturkenboom IHWM, Thijssen MCE, Gons-van de Elsacker JJ, Jansen IJH, Maasdam A, Schulten M, Vijver-Visser D, Steultjens EJM, Bloem BR & Munneke M, Ergotherapie bij de ziekte van Parkinson, een richtlijn van Ergotherapie Nederland. Utrecht/Den Haag: Ergotherapie Nederland/Uitgeverij Lemma, 2008. 2 Rauch A, Cieze A & Stucki G. How to apply the International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF) for rehabilitation management in clinical practice. Eur J Phys Rehabil Med 2008: 44(3):329-42. 3 Law M, Cooper B, Strong S, Stewart D, Rigby P, Letts L. The person-environment-occupation model: a transactive approach to occupational performance. Revue Canadienne D’ergotherapie, 1990: 63 (1). 4 van Dijk FJH, van Dormolen M, Kompier MAJ & Meijman TF. Herwaardering model belastingbelastbaarheid. Tijdschr Soc Gezondheidsz 1990; 68: 3-10. 5 Heerkens YV, Hirs WM, de Kleijn-de Vrankrijker M, van Ravenberg D, Ten Napel H. Nederlandse vertaling van de International Classification of Functioning, Disability and Health. WHO FIC Collaborating Centre in the Netherlands, RIVM, Bilthoven: 2002. 6 Hartingsveldt M van, Logister-Proost I. & Kinébanian A. Beroepsprofiel Ergotherapeut. Utrecht, Ergotherapie Nederland 2010. 7 Houtman I. Belasting-belastbaarheidsmodel. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, Gezondheidsdeterminanten/ Omgeving/Arbeid, 28 mei 2002. 8 Hartingsveldt M van, Leenders J & Cup E. Veranderen door handelen en motivational interviewing. Nederlands Tijdschrift voor de ergotherapie.2009:37:8 9 Chapparo C & Ranka J. The Perceive, Recall, Plan, Perform (PRPP) system of task analysis. Occupational Performance Model monograph 1. Sydney: Occupational Performance Network. 10 Jong de A, vergoeding mogelijk van aangepaste computers. In: Juridische Ondersteuning chronisch zieken en gehandicapten. Utrecht: chronisch zieken en gehandicapten raad Nederland, , 10 mei 2010 11 Regt de B, vergoeding. In: ergotherapie. Utrecht: mens in bedrijf, , 20 mei 2010 12 Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Voorzieningen en vergoedingen. In: weer aan het werk bij een werkgever. Amsterdam: UWV , 20 mei 2010 13 Stichting centre for motivation and change. Introductietekst motivational interviewing. Spier, 2007. Scholing Zorgprogramma in de Keten: http://www.diabeteszorgbeter.nl/UserFiles/File/Overig/handout%20MI%20141107.pdf, 16 mei 2010 14 Young G, Zavelina L, Hooper V. Assessment of Workload Using NASA Task Load Index in Perianesthesia Nursing. Journ. Of perianesthesia Nursing 2008, 23 (2), 102-110. 15 Gründeman RWM, Smulders PGW, Winter CR de. Vragenlijst arbeid en gezondheid handleiding, Swets Test services. Lisse: 1993:38 16 Allaire S, Keysor JJ. Development of a structured interview tool to help cliënts identify and solve rheumatic condition-related work barriers. Arthritis Rheum, 2009: 61(7):988-95. 17 Backman CL, Village J, Lacaille D. The Ergonomic Assessment Tool for Arthritis: development and pilot testing. Arthritis Rheum, 2008 :59(10): 1495-503. 18 Miller GA. The magic number seven plus or minus two: some limits on our capacity for processing information. Psychological bulletin 1956: 83: 81-97.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
135
19
Thomas C, Vromen I, Reuvekamp R, Ven S van de. Herziende Nederlandse Handleiding Occupational Self Assessment (OSA). Innovatie Centrum Model of Human Occupation Amsterdam Deelproject Methodiekontwikkeling: 1998. p. 9,12,13. 20 Mols F, Pelle AJ, Kupper N. Normative data of the SF-12 health survey with validation using postmyocardial infarction cliënts in the Dutch population.Qual Life Res, 2009, 18: 403-414 21 Kielhofner G, Forsyth K, Clay C, Ekbladh E, Haglund L, Hemmingsson H, Keponen R & Olson L. Model Of Human Occupation: theory and application. Chapter 17: Talking With Cliënts: Assessments That Collect Information Through Interviews. Lippincott Williams en Wilkins a Wolters Kluwer Busniss. 2008 pp. 283-284 22 Thomas C, Kinebanian A. Handleiding werknemersrol interview (worker role interview). Innovatie centrum Model of Human Occupation Amsterdam: 1998: 7, 15-16. 23 Hanson EK, Schaufeli W, Vrijkotte T, Plomp NH & Godaert GL. The validity and reliability of the Dutch Effort-Reward Imbalance Questionnaire. Journ of Occ Health Psy 2000, 5(1), 142-155 24 Hensgens J, Fischer AG. AMPS, assessment of motor and process skills; taken en vaardigheden. Landgraaf: Scholing en Advies ergotherapie 2006. 25 Law M. Canadian Occupational Performance Measure COPM. Ottowa: Canadian Association of occupational Therapists. 1999 26 Verhoef JAC. Samenvatting handleiding Occupational Performance History Interview II (OPHI- II) Innovatiecentrum Model of Human Occupation. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam Instituut Ergotherapie. 1998 27 Domhof E & Huijzen S van. Ergotherapeutisch onderzoek: observaties en tests Utrecht: Uitgeverij Lemma 2005. Bijlage 3 checklist voor het analyseren van activiteiten.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
136
Bijlagen assessment Bijlage 1: ICF model uit de Ergotherapierichtlijn voor de ziekte van Parkinson1 Functies:
Activiteiten:
Participatie:
Bewegingssysteem - bewegingsarmoede: bradykinesie, hypokinesie, akinesie - tremor - rigiditeit - houdings- en evenwichtsstoornissen - vermoeidheid/ verminderd uithoudingsvermogen Mentale functies - depressie - angststoornis - apathie - cognitieve functiestoornissen. Deze kunnen leiden tot dementie; - visuospatiële stoornissen; - obsessief compulsief gedrag. Slaapstoornissen Stem en spraakfunctie - dysartrie - persevereren, hogere taalstoornissen. Functies van spijsverteringsstelsel - slikstoornissen - obstipatie, gewichtsverlies Urogenitale en reproductieve functies - mictie/erectiestoornissen Functies van hart en bloedvatenstelsel - orthostatische hypotensie Sensorische stoornissen en pijn - verminderde reuk - wazig zien, dubbel zien - tintelingen en doof gevoel - pijn, koudesensaties Functies van de huid - meer of minder zweten - overmatige talgproductie
Beperkingen in doelgerichte vaardigheden Motorische vaardigheden zoals - Handhaven lichaamshouding en zichzelf positioneren - lopen en transfers - reiken, grijpen, manipuleren en verplaatsen van voorwerpen - handelen volhouden Procesvaardigheden zoals - aandacht en organiseren van de taak in tijd - organiseren van voorwerpen en ruimte - aanpassen en leren Communicatie/interactie vaardigheden - verbaal - non verbaal
- zinvolle dagbesteding - vervullen van relevante rollen in domeinen wonen, werken, vrije tijd.
Activiteitengebieden Wonen, zoals - zelfverzorging - functionele mobiliteit binnen/buiten - huishouden Werken, zoals betaald en onbetaald werk Vrije tijd, zoals - handwerken, handenarbeid, lezen - tuinieren, reizen, sport - sociale contacten - overige hobby’s
Externe factoren (bevorderend en belemmerend), zoals - Ondersteuning en relaties, attitudes van omgeving - Woon-, werk- en leefomstandigheden - Regel- en wetgeving
Persoonlijke factoren (bevorderend en belemmerend), zoals Leeftijd, comorbiditeit, persoonlijkheid, sociaal culturele achtergrond, waarden, gewoonten, rollen, interesses, attitude, coping, ervaringen.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
137
Bijlage 2: Motivational Interviewing Onderstaande informatie over Motivational Interviewing komt van de Stichting centre for motivation and change13. Motivational Interviewing is een counselingstijl die directief en cliëntgericht is. Het helpt cliënten hun ambivalentie ten aanzien van gedrag te exploreren en op te lossen. De Motivational Interviewing stijl is een methode van samenwerken, gebruik makend van verschillende principes en technieken. Hierbij is het van groot belang dat er vertrouwen wordt opgebouwd, de weerstand verminderd en er direct gericht wordt op het verhogen van het stadium van gedragsverandering. Principes van Motivational Interviewing zijn het nauwkeurig begrijpen van wat de cliënt zijn standpunt is, vermijden van weerstand, verhogen van de cliënt zijn eigen effectiviteit en het ontwikkelen van discrepantie tussen het huidige en het mogelijke toekomstig gedrag. De essentie van Motivational Interviewing is dat de motivatie tot verandering vanuit de cliënt zelf komt en niet van buitenaf wordt opgelegd. Het is de taak van de cliënt en niet van de therapeut om uitdrukking te geven en oplossingen te zoeken voor de eigen ambivalentie (de bereidheid tot gedragsverandering is niet een vaststaande eigenschap van de cliënt, maar een wisselend product van de interactie tussen cliënt en contactpersoon. Iemands ambivalentie oplossen door te overtuigen is hierbij geen goede strategie. De sfeer tijdens een gesprek met een cliënt is dan ook kalm en uitnodigend. De verhouding tussen beiden is dus een gelijkwaardig partnerschap. De basistechnieken van Motivational Interviewing (MI) zijn het stellen van open vragen, ondersteunen en bevestigen van de cliënt, het geven van samenvattingen en reflectief luisteren. Belangrijk is een coöperatieve houding tussen de cliënt en therapeut, het activeren van eigen motivatie en mogelijkheden van de cliënt en respect voor de autonomie van de cliënt 8.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
138
Bijlage 10
|
Kwaliteitscriteria
Literatuurstudie De resultaten van het literatuuronderzoek worden verwerkt in een literatuurverslag. Dit verslag moet voldoen aan het volgende criteria: Er is een flowchart gebruikt om het zoekproces schematisch weer te geven. De zoekstrategie is duidelijk beschreven en onderbouwd aan de hand van de gebruikte zoektermen, selectiecriteria, data-extractie en selectiemethode van artikelen. In de conclusie komt duidelijk naar voren of er assessment(s) zijn die bij cliënten met zvP in de belasting-belastbaarheid in de arbeidssituatie in kaart te brengen. Ontwerpen assessment Er wordt een eisenlijst opgesteld voor het assessment. Er staat duidelijk beschreven hoe de gegevens voor deze eisenlijst zijn verzameld en waarom op deze manier. Het design van het assessment is onderbouwd. De inhoud van het assessment is onderbouwd. Eindrapport Een correct ICF-model is gebruikt. De fasering van de literatuurstudie en het assessment is uitgewerkt terug te vinden in het eindrapport. Er is sprake van een overzichtelijke en gestructureerde opbouw van het eindrapport. Lettertype calibri, 12 pt is gebruikt. De voorpagina voldoet aan de eisen van de studiehandleiding. Op het schutblad aan het begin van elk schriftelijk product staat het jaartal, copyright en trefwoorden voor de mediatheek. Er is een literatuurverwijzing volgens Vancouver.
Afstudeeronderzoek Parkinson Werkt! © 2010 – Opleiding Ergotherapie Hogeschool van Amsterdam
139