LeerKracht Jaargang 13| nummer 3 | december 2011
pagina 4 | Lesgeven op een ZML-school | pagina 9 | Haardvuursessie Lucas Academie geslaagd | pagina 10 | Het vakcollege in het voortgezet onderwijs |
Colofon ‘LeerKracht’ (4100 ex.) is het personeelsmagazine van Lucas Onderwijs. Het volgende nummer verschijnt in maart 2012. Suggesties voor kopij kunt u mailen naar:
[email protected]. Lucas Onderwijs Postbus 93231 2509 AE Den Haag 070 - 300 11 00 www.lucasonderwijs.nl
[email protected]
Inhoud Artikelen Lesgeven op een ZLM-school 4 Het vakcollege 10 Groep 8 of de kleuters? 14
| Redactie | Annemarie Breeve (eindredactie), Jessica Hendriks, Roger Huijgen, John Huiskens, Willeke ten Noever Bakker, Sharon de Roode, Ted Smits, Cor Verbree
Rubrieken
| Aan dit nummer werkten mee | Hein van Asseldonk, Henny Dormits, Pien Gertenaar, Marcel Groeneweg
Column Marcel Groeneweg 7
| Vormgeving en productie | The Happy Horseman BV
Gastcolumn: Henny Dormits 12
| Illustraties | Auke Herrema
Tien vragen aan 16
De bekende oud-leerling 2
Kort nieuws 8
| Fotografie (tenzij anders vermeld) | Lou Wolfs Fotografie
De bekende oud-leerling
Tim Akkerman: ‘Muziek heeft altijd een belangrijke In deze aflevering over bekende oud-leerlingen een gesprek met zanger, muzikant en componist Tim Akkerman (31). Deze oud-leerling van de Pastoor van Arsschool in Den Haag verwierf al op negentienjarige leeftijd landelijke bekendheid als zanger van Di-rect. In 2009 verliet Akkerman de band om aan een solocarrière te beginnen. Nu is hij helemaal terug met het album Anno.
I
edere school heeft wel een oud-leerling die zich in zijn of haar latere leven ont-
popte tot een bekende Nederlander. Soms door een bepaald talent, een opvallende prestatie of een functie in de maatschappij. Hoe kijken zij terug op hun schooltijd?
“Ik was een lastige kleuter op mijn eerste basisschool. Ik had nooit zin in school en tijdens de lessen was ik snel afgeleid. Ik zat meer op de gang dan in de klas. Vervolgens ging ik op zesjarige leeftijd naar de Pastoor van Arsschool. Ik heb daar een heel fijne en geborgen tijd gehad. Wat ik me vooral herinner is de persoonlijke aandacht die ze aan ieder kind gaven. De eerste dag op de Pastoor van Arsschool schold ik juf Duin uit en weigerde ik mijn boterham met leverworst en pepertjes op te eten. Ik kwam terecht bij directeur Janssen die me toevertrouwde dat
hij wel begreep dat ik zoiets niet wilde opeten. Hij stelde voor om van boterham te ruilen. Dat was voor mij echt een heel belangrijk moment. In plaats van het gevecht met me aan te gaan, zochten ze op deze school blijkbaar naar oplossingen en op die manier wonnen ze meteen mijn vertrouwen. Slim, want als je een kind als probleemgeval benadert, dan gaat het zich daar ook naar gedragen. Maar tot op de dag van vandaag hebben we het er nog wel over dat een jongetje van zes scheldwoorden durft te roepen tegen een vriendelijke juf.” “Vriendschap heeft met zelfvertrouwen te maken. Ik werd nooit gepest, maar ik hoorde ook niet bij de pesters. Ik werd op heel veel verjaardagen van klasgenoten uitgenodigd. Van mijn ouders heb ik meegekregen dat het niet uit maakt wie je bent, wat je doet of wat je draagt. Dat maakte me sterker in het maken van mijn eigen keuze en leerde me dat ik op mijn eigen gevoel moest afgaan. Als leerlingen
Column
College van Bestuur
| Tekst | Hein van Asseldonk | Fotografie | Lou Wolfs
Onder druk wordt alles vloeibaar e financieel-economische crisis die sinds 2008 eigenlijk nauwelijks onderbroken over de wereld rondgaat, maakt mensen onrustig en onzeker. Het tast het vertrouwen in overheden aan, ondermijnt tot voor kort onaantastbaar geachte instituten als het ABP en zaait twijfel aan munteenheden en internationale afspraken. Kortom: de crisis doet onze samenleving schudden op zijn grondvesten. Hein van Asseldonk houdt zich in het College van Bestuur bezig met het Het is in deze omstandigheden voortgezet onderwijs. onvermijdelijk dat ook onze dagelijkse werkomgeving, het Nederlandse onderwijs, te maken krijgt met de gevolgen van de crisis. Accentuering van het belang van onze kenniseconomie, talentontwikkeling om onze prominente plaats op het wereldhandelstoneel te behouden, aandacht voor presteren en verdienen en veel aandacht voor efficiency en besparingen. Het zijn stuk voor stuk tendensen die we dagelijks kunnen waarnemen en die ons de komende tijd nog veel hoofdbrekens zullen opleveren. Mij valt op dat dwars door alle politieke stromingen heen een collectieve aanvaarding is van de noodzaak om zuiniger aan te doen. Veel mensen zien in dat het niet meer zal worden zoals het ooit was. In dat licht pleit ik er voor om deze crisis, hoe onaangenaam en verontrustend ook, te benutten voor een fundamentele herbezinning op een aantal vanzelfsprekendheden in ons werkveld. Ik mag nu al ruim dertig jaar allerlei boeiende functies vervullen in het onderwijs. Nog steeds vind ik het verbazingwekkend hoeveel dingen in en rond scholen gebeuren eenvoudigweg omdat ze elk jaar gebeuren! Het kan erg nuttig zijn om die talloze vaste rituelen eens kritisch tegen het licht te houden. Is die jaarlijkse excursie nog wel van deze tijd? Zijn de kosten en baten van het programma rond internationalisering nog wel in evenwicht? Benutten we de beschikbaarheid van de ouders wel voldoende? Kan dat overblijven misschien anders geregeld worden? Laten we kansen liggen om het bedrijfsleven, dat ons nodig heeft, bij ons onderwijs te betrekken? Het zou mooi zijn wanneer we van de nood een deugd maken. Want als de druk op de middelen toeneemt, moeten we op basis van prioriteitstelling keuzes kunnen maken. Als het met minder moet, dan moet het slimmer. Zodat we in elk geval het best denkbare onderwijs voor onze leerlingen blijven verzorgen. |
D
| Tekst | Roger Huijgen
| Fotografie | Archief Tim Akkerman
rol in mijn leven gespeeld’ buiten de groep dreigden te vallen, dan werd dat op de Pastoor van Arsschool meteen besproken met de hele klas. Ook als leerlingen juist de neiging hadden om de rol van meeloper te spelen.” “Muziek heeft altijd een belangrijke rol in mijn leven gespeeld. Op mijn elfde heb ik, na lang sparen, mijn eerste drumstel aangeschaft. Het gaf me echt een fantastisch gevoel dat ik mijn eigen drumstel in de kamer had staan. Ik luisterde ook heel veel naar muziek uit de platenkast van mijn ouders. Zo knalde regelmatig de muziek van Don McLean en Pink Floyd uit de speakers. Achteraf ben ik wel blij dat ze die platen in de kast hadden staan en bijvoorbeeld niet die van The Kelly Family. Het maken van muziek zit in de familiegenen. Het heeft alleen een generatie overgeslagen. Mijn opa Jan Akkerman, niet de bekende gitarist, was een componist en speelde ook professioneel in een orkest. Voor de mensen die mij alleen kennen van Di-rect zal mijn nieuwe muziek even wennen zijn. Mijn nieuwe album is een echt melancholisch luisteralbum. Het komt nog het meest in de buurt van Amerikaanse folkmuziek. Alle nummers hebben een band met elkaar en vallen als puzzelstukjes in elkaar. We hebben het onlangs gepresenteerd in Paradiso. De eerste reacties zijn enthousiast. De komende maanden treden we in diverse clubs op.” Meer informatie over Tim en zijn nieuwe album zijn te vinden op www.timakkerman.nl. |
| LeerKracht |
3
| Tekst | Roger Huijgen
| Fotografie | Lou Wolfs
Lesgeven op een ZML-school ‘Die kleine stapjes vooruit bezorgen me nog altijd kippenvel’
e Nootdorpse school ‘t Kraaienest is een school voor zeer moeilijk lerende kinde-
D
keerd en reageren alleen als Monique hun iets vraagt.
de middenbouwgroep om te ontdekken welke leerlingen op deze school zitten en wat
Kleine stapjes De kinderen lopen hand in hand naar de verderop gelegen gymzaal. Bij het zebrapad aangekomen, vraagt Monique of ze kunnen oversteken. De kinderen kijken bijna allemaal netjes met haar mee. Alleen Suvianka heeft andere zaken aan haar hoofd. “Ik heb een vriendje in de bovenbouw”, roept ze zonder enige aanleiding. Niemand reageert behalve onderwijsassistente Jolenta: “En Mike dan?” Suvianka reageert onbedoeld duidelijk met: “Wie?” In de kleedkamer wordt geneuried, gelachen en door Sarvesh ook geknuffeld, die dat tot een dagtaak lijkt te beschouwen. Dit leidt soms tot irritatie bij de andere leerlingen. Monique hoeft dit schooljaar niemand in haar groep te helpen met omkleden. Tijdens de gymles wordt door enkele leerlingen flink gehijgd na één potje jagerbal. Gymdocent Maarten Bak kijkt er niet van op. “Over het algemeen sporten deze kinderen niet veel buiten school. Dat heeft veelal te maken met de thuissituatie waarin sporten niet wordt
ren in de leeftijd van vier tot dertien jaar. LeerKracht liep een ochtend mee met
lesgeven op een ZML-school inhoudt.
Het is half negen als taxibusjes af en aan rijden voor het kleine, maar gezellige schoolgebouw. De leerlingen hangen snel hun jassen op bij de kapstok met pasfoto’s en hollen meteen naar hun juffen, die hen hartelijk begroeten. De drukte verstomt als enkele leerlingen mij waarnemen. “Wat komt u hier doen?”, vraagt Suvianka vriendelijk. Ik ben echter net zo nieuwsgierig naar hen. Wie zijn deze leerlingen en wat doen ze op school? En wat betekent het voor leerkrachten om hier les te geven? Ik ben op bezoek in de middenbouwgroep van Monique Ruygrok en onderwijsassistente Jolenta de Bruijn. Het klaslokaal is klein, maar met tien leerlingen groot genoeg. “Het is een bijzondere dag”, begint Monique als alle tien kinderen zitten. “We hebben vandaag bezoek in de klas. Bovendien gaan we zo meteen gymmen, want wat 4
| LeerKracht |
is het vandaag voor dag?” Er valt een grote stilte in de klas tot Michael aarzelend fluistert: “Donderdag?” Pictogrammen Op het bord staat met behulp van pictogrammen vermeld wat de leerlingen vandaag gaan doen. Ook de namen van de juffen die in duo-combinaties werken, worden nog even herhaald. “De weekbeurt”, gaat Monique verder. “Wie heeft deze week ook alweer de weekbeurt?” Het is wederom stil. Monique: “Ik zie wel een letter staan, het is de letter ‘M’ van mmmmm…?” “Michael!” roepen enkele leerlingen enthousiast. Michael reageert met een houding van ‘Is dat zo?’ maar loopt vervolgens blij naar het bord omdat hij de plaatjes op het bord mag plakken. Enkele leerlingen lijken in hun eigen wereldje ge-
gestimuleerd.” De gymzaal is in vakken verdeeld. Elk veldje heeft een eigen spel. Maarten kan zo verschillende kinderen op hun eigen niveau les geven. Juist de op het oog kleine vorderingen die leerlingen maken, geven Maarten veel voldoening bij het lesgeven op ’t Kraaienest. De leerlingen waarschuwen hem dat Amir - tegen de regels in - met de bal in zijn handen loopt. “Neem bijvoorbeeld die Amir”, vervolgt hij. “Die heeft het eerste halfjaar in de hoek van de zaal gezeten en nu loopt hij lekker rond. Weliswaar nog niet volgens de regels, maar hij doet het wel. Die kleine stapjes vooruit bezorgen me nog altijd kippenvel.” Amir kwam op ’t Kraaienest nadat hij op het speciaal basisonderwijs niet meer mee kon
Kraaienest les te kunnen geven? “Je moet je voorstellen dat alle leerlingen in je klas per vak op een heel verschillend niveau werken. Elk kind heeft zijn eigen leerplan. We werken dan ook niet met standaardmethoden met bijbehorende handleidingen. Het is daarom noodzakelijk dat een leerkracht weet hoe leerlijnen in elkaar zitten en zelf op zoek gaat naar passend materiaal om leerlingen een volgend stapje te laten maken. Je moet daar mee durven en kunnen spelen. Mij geeft dat juist een gevoel van vrijheid, maar voor een ander kan dat een hoop stress opleveren. Maar ik ben ook regelmatig zoekende hoor! Dan vraag ik me ook af wat ik ga aanbieden en waar ik de stof nu weer vandaan moet halen?” Kitty de Jong, trajectbegeleidster op ’t
bewonderend aan, terwijl sommige leerlingen alweer in hun eigen wereldje zijn teruggekeerd. Als knuffelaar Sarvesh, die het syndroom van Down heeft, het cijfer drie goed raadt, reageren docenten en medeleerlingen zo enthousiast dat er een grote glimlach op zijn gezicht verschijnt. De leerlingen worden nu in twee groepen verdeeld. De bedoeling is dat ieder groepje zo snel mogelijk de ontvangen kaartjes in de juiste volgorde legt. “Je moet nu opletten”, waarschuwt Suvianka mij. “Dit is zó moeilijk, maar geen zorgen, we winnen toch wel, want wij hebben Emre in de groep.” Kaan heeft echter wel zorgen. Hij zit ook bij Emre in de groep, maar hij moet huilen omdat Tugay, die normaliter naast hem zit, aan de ‘verkeerde’ kant staat. Als Moni-
komen. De populatie op ’t Kraaienest is heel divers, maar in principe is de school bedoeld voor kinderen met een verstandelijke beperking en een IQ tussen 50 en 55. Dat kunnen leerlingen zijn met een ontwikkelingsachterstand door bijvoorbeeld een hersenbeschadiging of het syndroom van Down. Als er een
Kraaienest, voegt toe: “Leerkrachten moeten hier enorm consequent zijn, maar tegelijkertijd ook veel warmte uitstralen. Die knuffel of die arm om de schouders is namelijk net zo belangrijk. Verandering kan voor ons type leerling extra verwarrend zijn.” Terug in de les wordt de komst van de foto-
que hem uitlegt dat het alleen voor het spel is, komt hij tot bedaren. De groep van Emre
‘Elk kind heeft zijn eigen leerplan. We werken niet met standaardmethoden met bijbehorende handleidingen’ bijkomende problematiek is, zoals een bepaalde vorm van autisme of een ernstige gedragsstoornis, dan kunnen kinderen met een IQ-indicatie tussen de 55 en 70 ook terecht op de school. Leerlingen met een hoger IQ gaan doorgaans naar het speciaal basisonderwijs of met een rugzakje naar het reguliere basisonderwijs. Rekenen Monique Ruygrok geeft acht jaar les op ’t Kraaienest. Over wat voor kwaliteiten moet je beschikken om op een ZML-school als ’t
graaf aangegrepen om zich aan elkaar voor te stellen. “Yes, we gaan rekenen!” roept Suvianka als Monique wederom de dagindeling met de kinderen doorneemt. Het enthousiasme van de leerlingen is bij ieder vak opvallend om te zien. De rekenles start klassikaal. Monique houdt genummerde kaartjes één voor één in de lucht. De leerlingen moeten in willekeurige volgorde het nummer oplezen. “Nu wordt het moeilijk”, waarschuwt Monique als ze het kaartje met ‘103’ omhoog houdt. “Honderddrie, juf”, antwoordt de tienjarige Emre droog. Enkele klasgenoten kijken hem
N ieuwbouw Vanaf januari 2013 verplaatst ’t Kraaienest zich enkele honderden meters verderop naar een nieuw complex. De bedoeling is dat de school nauw gaat samenwerken met Kinderdienstencentrum Zonnehof uit Voorburg en dat er een afdeling voor voortgezet speciaal onderwijs komt voor kinderen van dertien tot twintig jaar. De samenwerking met het kinderdienstencentrum is mede ingezet om te zorgen voor opvang voor moeilijk plaatsbare kinderen. Het gaat dan om de groep die net boven of onder de indicatie voor Zeer Moeilijk Lerend vallen en die vanwege gedragsmoeilijkheden niet elders geplaatst kunnen worden. Ook de huidige groep leerlingen kan in de samenwerking nog meer gespecialiseerde ondersteuning binnen school krijgen. Lees verder op de volgende pagina
| LeerKracht |
5
wint inderdaad met gemak, maar gaat daarna de andere groep helpen. De gevarieerde les wordt afgesloten met een raadspelletje. Eén leerling krijgt een cijfer op de rug geplakt en moet dit getal raden met behulp van de overige leerlingen, die alleen ‘hoger’ of ‘lager’ mogen zeggen. Er ontstaat rumoer als Emre, die een kaartje ‘115’ op zijn rug heeft, vraagt of het getal op zijn rug lager of hoger is dan honderdvijftien. Tijdens de taalles na de pauze werkt iedereen individueel in zijn aangepaste leesmap, op zijn eigen programma achter de computer of schrijft in zijn persoonlijke schriftje. Monique en Jolenta lopen door het lokaal
en laten leerlingen één voor één voor hen voorlezen. De tienjarige Youssef leest al redelijk goed op niveau AVI-vier, terwijl Sarvesh de letter ‘P’ probeert op te lezen. Sociale redzaamheid Kinderen worden naar leeftijd ingedeeld op ‘t Kraaienest en niet op gedragsprobleem. Onder schooltijd wordt er veel aandacht besteed aan zelfstandigheid en sociale redzaamheid van de leerlingen. Volgens Kitty de Jong verschillen de doelstellingen sterk per leerling, maar is sociale redzaamheid wel één van de belangrijkste doelen van de school. “Het is toch fantastisch als leerlingen straks zo zelfstandig mogelijk door het leven kunnen gaan?” In de klas besteedt Monique dan ook regelmatig tijd aan zaken die voor de meeste mensen heel normaal lijken. “De kinderen moeten hier na de lunch bijvoorbeeld ook hun tanden poetsen en alle groepen gaan nog één keer per week zwemmen. Maar vergis je niet, we laten de kinderen ook echt veel rekenen, schrijven en lezen, maar het is wel vaak toegepast op de realiteit en de zelfredzaamheid. Zo laten we leerlingen een boodschap halen op het
6
| LeerKracht |
terrein, zodat ze leren afrekenen in een winkel of mogen ze een briefje brengen naar een collega. Dat is voor sommigen al een heel avontuur.”
‘We laten de kinderen ook veel rekenen, schrijven en lezen, maar wel toegepast op de realiteit en de zelfredzaamheid’ De verstandelijke beperkingen worden niet heel specifiek benoemd aan kinderen. Monique: “We hebben speciale lessen met
sociaal-emotionele trainingen en dan bespreken we bepaalde situaties, zoals een ruzie die heeft plaatsgevonden, met elkaar. Dan gaan we in op wat er gebeurde in de klas of buiten school en hoe je problemen ook op een andere manier kunt oplossen. Er is opvallend veel tolerantie en respect naar elkaar in de klas. Het lijkt wel alsof deze kinderen bepaalde voelsprieten hebben, die waarschuwen wat ze wel en niet kunnen doen bij elkaar.”
‘Het lijkt wel alsof deze kinderen voelsprieten hebben die waarschuwen wat ze wel en niet kunnen doen bij elkaar’ Toch gebeurt het regelmatig dat leerlingen gefrustreerd raken en boos worden doordat dingen niet lukken op school. Monique: “Zeker de kinderen met een iets hoger niveau hebben vaak door wat ze niet kunnen en waar ze tegenaan lopen. We praten daar dan over met de leerlingen waarmee dat kan en bij de anderen heb je het over
de kansen, over de dingen die ze wel kunnen.” Kitty de Jong vult aan: “Om die zelfstandigheid van de leerlingen te stimuleren en te behouden is het juist bij dit type leerling van belang dat de aanpak van hun problematiek wordt doorgezet in de thuissituatie. Continuïteit is heel erg nodig bij deze leerlingen.” Kleinschaligheid Tijdens het eten komen Suvianka en Cheryl even bij me zitten. “Alles is leuk aan deze school”, start Suvianka het gesprek zonder een vraag af te wachten. “Op onze vorige school was het vaak niet zo gezellig”, gaat
haar vriendin verder. “Ik werd best wel veel gepest, maar hier niet, behalve dan door Michiel uit de andere klas.” “Maar dat is al heel lang geleden, Cheryl!” probeert Suvianka haar te helpen. Sarvesh komt ook even bij ons staan voor een knuffel en een onduidelijk praatje. De twee vriendinnen laten hem netjes uitpraten. “Het geeft niet als u hem niet kon verstaan, hoor. Dat kunnen wij ook niet, maar hij is wel lief”, zegt Suvianka als Sarvesh verdwenen is. Volgens De Jong heeft de goede sfeer binnen school te maken met de kleinschaligheid van de school. Er zijn vijf groepen van tien tot twaalf leerlingen. Ook speelt mee dat het verwachtingspatroon voor de leerlingen anders ligt dan op een gemiddelde basisschool. “We zijn echt niet beter dan een school uit het speciaal of reguliere basisonderwijs, maar leerlingen hoeven hier minder op hun tenen te lopen.” |
De namen van de leerlingen zijn in verband met de privacy van de kinderen gefingeerd.
| Tekst | Marcel Groeneweg
| Fotografie | Lou Wolfs
Column
Afgeknipte benen en armen Al onze leerlingen doen mee aan NL Doet. Eén groep gaat op bezoek bij een verzorgingshuis. Natuurlijk ga ik even kijken. In de saunahete ruimte zitten zo’n vijftig senioren aan in een u-vorm geplaatste tafels. Tussen de ouderen door zie ik onze leerlingen zitten. Op de tafels voor hen liggen bloemen, stengels en blaadjes. Sommige leerlingen vullen vaasjes met water, anderen zijn met een mesje aan de gang. Zibi, onze Poolse leerling, staart wat voor zich uit. Chantelle zit zoals gewoonlijk op haar praatstoel. Ze praat normaal gesproken al erg hard, maar nu schreeuwt ze zelfs. “Ik dacht dat die meneren wel doof zouden zijn”, vertelde ze me later, want haar opa is ook doof. Kamiel heeft het niet naar zijn zin. Maar hij vindt dit ‘iets minder erg dan school’.
Marcel Groeneweg is naast directeur van. Esloo PrO tevens schrijver. Zijn columns. zijn opgenomen in de bundels De Leven. is Hard en Waar = niet Waar.
‘Ik hoop dat ik in Nederland mag blijven, maar het is wel koud’
Dan zie ik George zitten. Ik hoor niet wat hij zegt, maar ik kan zien dat hij het naar zijn zin heeft. Dat geldt ook voor de twee dames waar hij tussen in zit. George’s huid is bruin en glimmend als een Toffifee. Hij is gevlucht uit Sierra Leona. “Vlak bij Ghana”, zoals hij zelf zegt. De twee dames naast hem zijn in paars en wit gekleed. Ik loop er naar toe. Met een tuinschaartje knipt George stengels van felgekleurde bloemen schuin af. “Ik houd van bloemen”, zegt hij. Zijn gedeelte van de tafel ligt bezaaid met stengels. “Ik heb nooit stengels doorgeknipt.” “Hij doet het goed hoor”, zegt één van de dames vertederd. “Ik heb wel doorgeknipte armen gezien”, deelt George ineens mee. “Wat zeg je, knul?” vraagt één van de dames. “In Sierra Leone, daar zag ik afgeknipte armen en benen, op een hoop liggen.” Eén voor één plaatst hij zijn bloemen zorgvuldig in een vaasje. “Wat zegt hij nou?” vraagt een dame die een gele bloem in de knoopsgat van haar vestje heeft gestoken. “Ik zag ook een dode man, zonder ogen.” Dan schikt hij de bloemen nog wat. “Kijk eens, vindt u het zo mooi?” “Ja, dat vind ik wel mooi zo...” antwoordt de dame wat beduusd. “Ik hoop dat ik in Nederland mag blijven, maar het is wel koud.” Hij lacht zijn witte tanden bloot. Onder zijn stoel liggen takjes, blaadjes en bloemetjes. George staat op om veger en blik te halen. “Wat zei hij nou?” vraagt de dame met de bloem in haar knoopsgat aan haar buurvrouw. Maar zij is in slaap gedut. Dan komt George terug. Hij veegt het groen op. “Zo”, zegt hij. “Wat kan ik nog meer voor u doen?” |
| LeerKracht |
7
Levensecht bussommen maken
Kort Nieuws Een week Zorg en Welzijn bij Esloo PrO Onder de fanatieke, vrolijke en bezielende leiding van docente Ariadne Fabrie heeft het vak Zorg en Welzijn zich op Esloo PrO in een sneltreinvaart ontwikkeld. Dit vak is pas sinds één schooljaar een richting/oefenbedrijf op Esloo PrO. Ariadne werkt nu even lang op Esloo PrO en heeft al heel veel met ‘haar meiden’ bereikt. Een verslag van een willekeurige week. Op woensdagmiddag kwamen de kinderen van kinderdagcentrum Tarik Dak. Met Tarik Dak heeft Ariadne de afspraak dat zij één keer per maand op woensdagmiddag naar Esloo PrO komen. Deze woensdagmiddag waren de jongste kinderen aan de beurt. De leerlingen hebben in circuitvorm drie onderdelen doorlopen: kleurplaat, puzzelen en spelletjes. Elke keer weer verzint Ariadne met de meiden nieuwe dingen om met de kinderen te doen. Op donderdag kwamen vierdejaars hbostudenten gastlessen geven. Met hen is de afspraak dat zij een keer in de maand komen. De ene keer staat in de gastles de oudere mens centraal en de andere keer het kind. De eerste keer hebben de leerlingen elkaar met een rolstoel moeten vervoeren, een polsverband aan moeten leggen en een bed op moeten maken terwijl er iemand in lag. Deze week draaide alles om de verzorging van het kind. De meiden hebben een echte baby eten gegeven. De hbo-studenten hebben er ook veel aan. Voor hen is het een stage-opdracht. Daarom waren er deze week ook docenten van de opleiding meegekomen om hun inzet te beoordelen. Tot slot kwamen vrijdag acht bewoners van verzorgingshuis Wenckebach op bezoek. Zij komen eens in de veertien dagen voor verschillende activiteiten. De leerlingen halen de bewoners op, drinken met hen koffie, vijlen en lakken nagels, verzorgen een gezichtsbehandeling, geven een handmassage, doen spelletjes en zingen liedjes. Na afloop hebben de leerlingen de bewoners weer teruggebracht naar Wenckenbach. De bewoners gingen tevreden naar huis en de leerlingen vonden het een leuke ochtend. De samenwerking met deze drie partijen - het hbo, het verzorgingshuis en het kinderdagcentrum - bevalt erg goed, zowel voor hen, als voor de leerlingen, als voor Esloo PrO! |
8
| LeerKracht |
Leerlingen van de Carolusschool konden de zogeheten bussommen oefenen op een levensechte manier: in een bus! De kinderen van zes en zeven jaar werden op 11 november van school opgehaald door een bus van het Haags vervoersbedrijf HTM. De bus vertrok vanaf school naar de busgarage aan de Telexstraat voor een bezoek. De bus ging hier - met de kinderen er nog in - eerst door de wasstraat. Vervolgens kregen de leerlingen een hapje en een drankje en aansluitend begon de rekenles met de zogenoemde bussommen. De kinderen hoefden zich niet meer voor te stellen hoeveel mensen de bus inen uitstappen, maar konden het in de praktijk oefenen met een echte bus. Hoeveel mensen zitten in de bus? Hoeveel mensen stappen in de bus (plus), hoeveel mensen stappen er uit (min)? Volgens de leerkrachten hadden de kinderen nu echt door hoe de sommen werken. Voor allen een zeer geslaagde en leerzame ochtend. |
De perfecte school Dreaming the Perfect School: het eerste Lucas Onderwijs documentairefestival in samenwerking met het Nutshuis. Op 12 januari, 2 februari en 23 februari bekijken we tussen half acht en negen uur actuele en prikkelende documentaires over onderwijs en praten we na met deskundigen van binnen en buiten Lucas Onderwijs. Kijk voor meer informatie en het laatste nieuws over de selectie van de documentaires op www.lucasacademie.nl. | Datum: 12 januari 2012 van 19:30 tot 21:30 uur Thema: Het vakmanschap van de leerkracht Ervaringsdeskundige: Prya Bhagwandin, leerkracht groep 8 basisschool de Toermalijn Datum: 2 februari 2012 van 19:30 tot 21:30 uur Thema: De school in een veranderende maatschappij Ervaringsdeskundige: Frank Krisman, directeur basisschool de Fontein Datum: 23 februari 2012 van 19:30 tot 21:30 uur Thema: De toekomst van het Nederlandse onderwijssysteem Ervaringsdeskundige: Johan van Dam, instellingsdirecteur De Haagse Colleges
NIEUWSJAARSRECEPTIE 9 januari 2012 Het College van Bestuur van Lucas Onderwijs nodigt u allen van harte uit voor de nieuwjaarsreceptie. Wij willen tijdens deze gelegenheid op informele wijze met u het glas heffen op het nieuwe jaar. De nieuwjaarsreceptie vindt plaats op maandag 9 januari 2012 van 16 tot 18 uur in de aula van het Diamant College aan de Diamanthorst 183 in DenHaag. Wij stellen het zeer op prijs als u aanwezig kunt zijn. Het College van Bestuur van Lucas Onderwijs wenst u en de
Theaterschool Onze Wereld van start De pilot-theaterproductie DREAMZ werd op basisschool Onze Wereld vorig schooljaar met succes afgesloten. Dit jaar maakt de TheaterSchool van Onze Wereld een doorstart. Het gaat niet om zomaar een naschoolse activiteit, maar om officiële onderwijstijd-uitbreiding. Daarbij horen extra docenten voor dans, muziek en expressie. Na heel veel audities zijn 48 leerlingen geselecteerd. Zij vormen samen de twee klassen waarmee de TheaterSchool van start gaat. Ook de ouders zijn erbij betrokken. Zij gaven hun goedkeuring voor deze extra onderwijstijd. De lessen vinden plaats op maandag, dinsdag en donderdag. Een vol programma! Video en foto’s van de TheaterSchool zijn te zien op www.onzewereld.net en op www.xl-talent.nl. |
uwen gezegende kerstdagen en een voorspoedig Nieuwjaar! |
Straatcultuur en haardvuren Praten bij een haardvuur over zaken waar je op school in de drukte van de dag niet aan toe komt. De eerste haardvuursessie van de Lucas Academie op 1 november over straatcultuur trok grote belangstelling. Zeventig collega’s van diverse scholen en afdelingen van Lucas Onderwijs schuiven aan bij het haardvuur op basisschool de Toermalijn. Ook medewerkers van naschoolse activiteiten (sport, dans, LKP) tonen belangstelling. College St. Paul neemt bovendien enkele leerlingen mee. Er is een gevarieerd panel van deskundigen bestaande uit Gerard Paardekooper, directeur van de Toermalijn, Marcel Groeneweg, directeur Esloo Praktijkonderwijs, Ton Steenvoorden, docent hiphop, stichting Aight en Hans Kaldenbach, auteur van onder meer Machomannetjes en Respect. Gezichtsverlies Volgens Hans Kaldenbach is de straatcultuur in Nederland een ‘straatcultuur light’. We hebben geen getto’s zoals in Amerika of ZuidAmerika. Wel hebben we veel te maken met leerlingen die meteen op scherp staan. Een verkeerde blik kan al tot escalatie leiden. De leerlingen willen snel de strijd aan en de docent verliest dit meestal. De schoolleiders in het panel beamen dat patroon. Wat werkt dan wel? De panelleden en de aanwezige jongeren gaan er uitgebreid op in. Een positieve band is belangrijk om ‘binnen’ te kunnen komen bij een leerling. Belangstelling tonen voor een leerling, even vragen hoe het voetbal op zaterdag is gegaan, doet veel voor de relatie.
Ook wordt gesproken over het belang van fouten toegeven. Leerlingen blijven vaak ontkennen, omdat toegeven gezichtsverlies betekent. Het panel geeft aan dat het beter werkt om leerlingen apart te nemen, of om een incident (even!) te laten rusten en er later op terug te komen. De manier van vragen maakt uit. Niet: ‘waarom deed je dat nou?’ Beter is: ‘wat gebeurde er nou gisteren, hoe kwam dat?’ De aanwezige jongeren bevestigen dat het beter werkt als leraren iets rustig vragen, op een normale en vriendelijke manier. Nog meer nadruk wordt gelegd op de interactie, waaronder de begroeting. Stevige hand Kaldenbach juicht het toe dat in veel scholen de leerlingen ’s ochtends begroet worden met een hand van de directeur en de docent. Dit is een belangrijke code in onze maatschappij. Hij raadt aan om daarbij tegen leerlingen te zeggen: ‘geef eens een stevige hand’. Als je een leerling vraagt een ‘goede’ hand te geven, is dat normatief en zeg je eigenlijk dat hij je een foute hand heeft gegeven. Bij jongeren die opgroeien in een straatcultuur werkt het het beste om zuinig te zijn met kritiek en gul met lof. Zo praktisch en concreet vullen vragen, antwoorden, tips en verhalen de avond. Sander Dankelman - sinds kort coördinator van de Lucas Academie - blikt na afloop tevreden terug. “Het was een leuke en inspirerende avond. En het deed recht aan de opzet
van de Lucas Academie. Als iemand een vraag stelde, kreeg hij antwoord van één van zijn eigen collega’s. Eén van de bezoekers zei tegen me: ‘Eigenlijk weten we samen alles’. Dat is precies waar de Lucas Academie op inzet.” Toch was het voor hem ook even spannend. “Je weet van te voren niet of het aanslaat als je zoiets op een andere manier organiseert dan gebruikelijk. We hebben nu gezien dat dit juist voor mensen heel behapbaar is. In een paar uur tijd buiten de schooldag om bijpraten. Het is geen training van een dag, maar gewoon bij elkaar komen en een gesprek aangaan. Er waren teams die er een gezamenlijke avond van hadden gemaakt.” Het smaakt naar meer en dus is er een tweede haardvuursessie gepland op 31 januari op het Edith Stein College. Het thema is dan waardenvol onderwijs met als vraag hoe je waarden binnen de school concreet vorm kunt geven in een programma. In het panel zitten Wouter Sanders van de Radboud Universiteit Nijmegen, Berry Besuijen van SBO het Avontuur en Anita Bruin van het Edith Stein College. Interesse? Geef je dan op bij
[email protected]. Verslag: Pien Gertenaar |
| LeerKracht |
9
| Tekst | Annemarie Breeve
| Illustratie | Auke Herrema
Vakcollege ISW krijgt
eerlingen die meer praktisch dan theoretisch zijn ingesteld. Het bedrijfsleven dat
L
dringend op zoek is naar goed geschoolde, gemotiveerde, jonge vakmensen. Het
vakcollege wint om die redenen aan terrein. Ook binnen Lucas Onderwijs. Drie locaties van de Interconfessionele Scholengemeenschap Westland (ISW) Lage Woerd, Irenestraat en Sweelincklaan - startten dit schooljaar met een onderbouw vakcollege. ISW Hoge Woerd is de bovenbouwlocatie van het vakcollege. De locatie is nu nog vooral bovenbouw vmbo-bk, omdat de eerste lichting leerlingen nog moet doorstromen. “Met een verdeling in een brede onderbouw op drie locaties wijken wij bewust af van het landelijk concept”, vertelt Bert van Straten, locatiedirecteur van ISW Irenestraat. “We kiezen ook voor leren vanuit praktijk en voor vakmanschap en daar trots op zijn. Het grote verschil is dat binnen het landelijk concept leerlingen vanaf het eerste moment een rich-
10
| LeerKracht |
ting kiezen, bijvoorbeeld techniek of zorg & welzijn. Bij het ISW komt die keuze pas in het derde jaar. De eerste twee jaar laten we leerlingen kennismaken met het beroepenveld door sectoren heen.” Die brede oriëntatie geldt voor de drie sectoren: techniek, zorg & welzijn en economische dienstverlening. Alle drie de richtingen kunnen binnen het concept vakcollege worden gekozen en vervolgd. Daarmee is ISW een van de eersten in Nederland met een vakcollege economische dienstverlening. Versterkte samenwerking Het Vakcollege is een landelijk concept, ontstaan in 2008 vanuit een concrete vraag,
namelijk die om technische vakmensen die trots zijn op hun vak. Het behelst een versterkte samenwerking tussen vmbo, mbo en het regionale bedrijfsleven. Het ISW worstelde in dezelfde periode met de vraag hoe zij een specifieke groep leerlingen beter konden bedienen. Van Straten: “Leerlingen die vmbo-bk kozen, werden volgens ons niet op de juiste manier benaderd. We hebben toen nagedacht over wat deze leerlingen nodig hebben. We kwamen daarbij uit op een aantal uitgangspunten, bijvoorbeeld dat er meer praktijkvakken in het onderwijs aan deze leerlingen zou moeten zitten. Maar ook dat we een kleiner team docenten voor deze groep wilden hebben. En we wilden de leerlingen laten slagen in wat ze kunnen. Tegelijk kwam de landelijke ontwikkeling op en in gesprek bleek dat die uitgangspunten overeenkwamen. Toen heeft het ISW zich aangesloten.”
vorm in de praktijk Behalve overeenkomsten waren er ook verschillen. Het ISW kiest daarom een eigen route binnen de formule. Dat kan. De formule is eerder een kader dan een houdgreep, zo meldt de landelijke organisatie. Er moet ruimte zijn voor lokale verschillen. Wat is nu precies die formule? Uitgangspunt is dat deze leerlingen vanuit praktijkopdrachten gemotiveerd worden om te leren. Niet vertellen hoe een fiets in elkaar zit, maar een rijwiel de klas in brengen en met elkaar de onderdelen zien en voelen. Zes jaar Daarnaast gaat het om de samenwerking tussen vmbo, mbo en bedrijfsleven. De route duurt in totaal zes jaar. Aan het eind hebben leerlingen een vmbo-bk-diploma en een vakdiploma op mbo 2- of mbo 3-niveau. Het ISW vertaalde die insteek concreet in tien praktijkuren per week. Dat is meer dan een verdubbeling in praktijkgericht onderwijs. Daarnaast zijn er nog de uren voor creatieve vorming en sport. Een andere duidelijke richtlijn was de inzet van minder handen voor de klas. Dat moet de locatiedirecteur even toelichten: “Minder handen houdt in dat een kleinere groep docenten meer lessen geeft. Het betekent niet dat er minder onderwijs wordt gegeven. Deze groep leerlingen kan beter overweg met een vast kernteam van bijvoorbeeld zes of zeven docenten, dan twaalf of dertien verschillende leerkrachten. Het houdt het kleinschaliger en gestructureerder. Het is ook makkelijker voor de docenten om met elkaar afspraken te maken.” Thema’s Een derde keuze is het werken met thema’s. “Die hebben we overgenomen uit het landelijk concept”, aldus Van Straten. “Een thema is bijvoorbeeld ‘Ik en mijn beroep’ of ‘Ik en gezondheid’. Er zijn vijf thema’s per jaar die ongeveer ieder acht weken duren. Binnen een thema zijn er bijvoorbeeld praktijkopdrachten en bedrijfsbezoeken. We zoeken daarvoor ook realistische werkomgevingen. Gaan we bijvoorbeeld op bezoek bij een bouwbedrijf, dan vragen we ook er een proefmuurtje kan
worden gebouwd. Nu zijn leerlingen bijvoorbeeld een stoel aan het maken. Ze zijn eerst alles aan het meten en leren over verbindingen.” Van Straten is enthousiast. “Dit jaar hadden we niet meer aanmeldingen dan anders, omdat we op de open dag alleen het idee konden uitleggen, maar niets konden laten zien. Nu zijn we echt bezig en kunnen we ouders en leerlingen vertellen wat het betekent om naar het vakcollege te gaan. De leerlingen die nu zijn begonnen, zijn ook enthousiast. Het loopt nog maar net drie maanden, maar we merken dat het ze goed doet. Ze hebben een eigen opleiding, een eigen plek die bij hen past, waar ze trots op kunnen zijn. Dat stralen ze uit. Inhoudelijk zien we ook al resultaten.” Zij-instroom De landelijke organisatie Het Vakcollege kijkt met belangstelling naar de resultaten van dit schooljaar. In 2008-2009 werden de eerste vakcolleges geopend. Aan het eind van dit schooljaar haalt die eerste lichting een vmbo-diploma en stroomt door naar jaar vijf en zes, het leer-werkdeel van de opleiding. Een paar factoren die mee zullen wegen, noemt een woordvoerder vast. “Het is nieuw dus er is sprake van grote groei en er is nog veel zij-instroom. Ook zijn er vakcolleges die de mogelijkheid bieden om in het derde jaar al een technisch examen te doen. Verschillen dus, die moeten worden meegewogen in de resultaten aan het eind van dit schooljaar.” Voor medewerkers is het ook een verandering in werken. De directie van het ISW heeft elke docent individueel gevraagd of hij aan het vakcollege wilde meewerken. Wie het nog niet zag zitten, hoefde niet mee te gaan in het nieuwe concept. Van Straten: “Er was groot enthousiasme. Er zijn er ook die zeggen: ‘Nu nog even niet’. En dat is ook prima. Vervolgens zijn we met elkaar gaan kijken welke competenties docenten nodig hebben hiervoor en hoe we het willen vormgeven. Wij zijn al een heel eind, maar we ontwikkelen gaandeweg verder.” |
V akcollege Het Vakcollege is een landelijke organisatie, die in 2008 van start ging. De missie: technisch talent al jong stimuleren en hen via een excellente leergang effectief opleiden voor een baan als gekwalificeerd vakman of vakvrouw in het bedrijfsleven. Datzelfde jaar gingen de eerste dertien vakcolleges in Nederland van start. Inmiddels zijn er 45 Vakcolleges Techniek en achttien Vakcolleges Zorg. Komend schooljaar starten nog twaalf Vakcolleges Zorg. In totaal gaat het om ruim 5300 leerlingen. De term vakcollege is overigens niet beschermd, maar wie zich aansluit bij de landelijke organisatie mag onder andere gebruik maken van het lesmateriaal en het logo. Binnen Lucas Onderwijs is het ISW recent gestart. Heldring VMBO is in de voorbereidende fase en verwacht volgend jaar te kunnen starten.
I n het kort • Het vakcollege is een geïntegreerde zesjarige opleiding in techniek of zorg. • Een vmbo-school en een mbo werken daarin samen. Het (regionale) bedrijfsleven participeert ook. • Het vierde jaar vormt de schakel tussen het vmbo- en het mbo-deel van het vakcollege. • In het eerste tot en met het derde jaar gaat het om binden en boeien van de leerlingen en om oriëntatie op het werkveld. • In het vijfde en zesde jaar combineren de scholieren leren en werken. Bron: www.hetvakcollege.nl.
| LeerKracht |
11
De doorgeefcolumn
Deze column is de vrije ruimte voor mensen van binnen en buiten de organisatie. De schrijvers geven inzicht in wat hen boeit, bindt of bezighoudt. In dit nummer mevrouw Henny Dormits (82). Zij overleefde als meisje de Holocaust. Nog altijd gaat mevrouw Dormits langs scholen in het primair en voortgezet onderwijs - waaronder scholen van Lucas Onderwijs - om met leerlingen te praten over oorlog, begrip en acceptatie.
‘
Elkaar begrijpen, dát is belangrijk
“Ik vertel de kinderen wat het betekent om vrij te zijn. En ik doe dat met mijn eigen verhaal. Ik woonde eind jaren dertig met mijn ouders en zus in Den Haag. Wij waren joods, maar niet heel bewust daarmee bezig. In 1940 werd ons land bezet door de Duitsers en werden we ons langzaam bewust van wat het betekende om joods te zijn. Er kwamen borden met ‘Verboden voor joden’. Het werd voor joodse mensen verboden om op bankjes in het park te zitten, naar het zwembad te gaan of met het openbaar vervoer te reizen. We moesten onze fietsen inleveren. We moesten naar een aparte school. Bij mijn scholenbezoeken vertel ik leerlingen hoe dat voelt als je ineens niet meer met je vriendinnen mee mag naar het zwembad of niet meer kan fietsen. Ik was tien, elf jaar! Ik begreep er niets van. Ik vraag leerlingen of ze elkaar willen aankijken. “Kijk naar degene naast je”, zeg ik dan. “Blank of zwart, katholiek, protestants of moslim. Probeer elkaar te begrijpen, anders blijft er oorlog.” Vijf jaar lang hebben wij in angst geleefd. Mijn vader kende iemand die ons aan dooppapieren kon helpen. Ineens waren wij lid van de Nederlands Hervormde Kerk. Elke zondag gingen we ernaar toe. Nog kan ik, als ik op televisie een dienst zie, de teksten meezingen. Tot december 1942 hebben we nog in ons eigen huis gewoond. We werden in de loop der tijd steeds banger en uiteindelijk zijn we ondergedoken bij een jong stel. Onvoorstelbaar, de moed van deze mensen om ons in huis te nemen. Na vijf maanden werden we verraden en afgevoerd naar de Scheveningse gevangenis. Drie dagen na de arrestatie vertrokken we naar Westerbork, waar we dankzij de dooppapieren anderhalf jaar bleven. Na Dolle Dinsdag werden we afgevoerd in veewa-
12
| LeerKracht |
’
gens naar het Tsjechische Theresiënstadt. En al die tijd die angst.
We zijn de hele oorlog bij elkaar gebleven. Dat gaf wel een soort bescherming, maar het droeg ook bij aan de angst. Want elk moment kon iemand daar over beslissen. Bij onze arrestatie had mijn vader de dooppapieren laten zien. Die werden door een Hollandse SS’er verscheurd. “Ik stuur jullie allemaal naar een ander kamp”, riep de man. Onze angst was dat we uit elkaar gehaald zouden worden. Bij aankomst in Westerbork bleek het verscheuren van de papieren op een vreemde manier juist een redding. Mijn vader loog over de datum van onze doop en bij gebrek aan tegenbewijs werden we ingedeeld bij de gedoopte barakken. Dat betekende dat we niet op transport zouden worden gesteld. Het leven was er hard. We werkten zes dagen per week, twaalf uur per dag. Elke dinsdag vertrokken de treinen naar het oosten. Ik moest als kind mensen die treinen in helpen. De angst, het geschreeuw, dat was afschuwelijk. En altijd die gedachte: ‘Op een dag zijn wij het misschien zelf’. Vlak na Dolle Dinsdag werd Westerbork ontruimd en gingen wij ook in die trein. Drie dagen in een beestenwagen op weg naar Theresiënstadt. Soms stond de trein uren stil en werd om ons heen alles gebombardeerd. We konden geen kant op. In februari 1945 werden we als groep van 1500 gevangenen vanuit Theresiënstadt naar Zwitserland gebracht. Geruild voor medicijnen. Het was onwerkelijk, maar ineens - van de ene op de andere dag waren we vrij. Zodra het kon, wilden we terug naar Holland, naar de familie. Maar eenmaal daar bleek dat er niemand meer was. 65 familieleden hadden de oorlog niet overleefd. Toch heb ik mijn ouders
| Tekst | Annemarie Breeve
nooit zien huilen. Mijn vader verloor zes zussen met hun mannen en kinderen in de oorlog. Ooms, tantes, neefjes, nichtjes, ze waren allemaal weg. Maar hij heeft alles op alles gezet om er voor te zorgen dat wij het leven weer zouden oppakken. Hij was degene die altijd zei: “Niet alle Duitsers zijn slecht.” Een van de eerste mensen die hij belde, waren onze onderduikouders. De man van het gezin heeft na het verraad een jaar in Kamp Vught gezeten en is daar nooit meer echt van hersteld. Hij is door het verzet het kamp uit gesmokkeld en het stel heeft jaren later een onderscheiding gekregen. Zij namen ons weer in huis, omdat we nergens heen konden. Een paar weken hebben we bij hen en de inmiddels geboren dochter gelogeerd. Ook daarna hebben we altijd contact met hen gehouden. Mijn vader heeft altijd voor hen gezorgd toen hij zijn zaken weer op orde had.
‘Blank of zwart, katholiek, protestants of moslim. Probeer elkaar te begrijpen, anders blijft er oorlog’ Ik heb het overleefd, ik kan het navertellen. Zo’n tien jaar terug werd ik benaderd door het Westerbork Herinneringscentrum. Ik heb meteen ja gezegd op de vraag of ik scholen wilde bezoeken. Ik blijf dat ook doen, zolang ik nog zelf kan autorijden. Want de bus of de trein neem ik niet. Dat zal wel een oorlogsafwijking zijn. Ook op andere manieren vertel ik over de oorlog. Ik word regelmatig geïnterviewd, er zijn wat filmopnames gemaakt. In 2007 ben ik met een delegatie van het mi-
| Fotografie | Lou Wolfs
nisterie van VWS teruggegaan naar Theresiënstadt om een plaquette te onthullen. Het was vreemd om die plek zoveel jaar later te zien. Ik keek rond en dacht: “Daar stond ik als jong meisje, dozen met as uit het crematorium in een lange rij door te geven.” We zijn ook na de oorlog op onze eigen manier met het geloof om blijven gaan. We gaan niet naar de synagoge, we volgen wat tradities, voornamelijk de eettradities, Pasen, Joods Nieuwjaar. Ik geef daar mijn eigen invulling aan. Ook daarover spreek ik in de klas. Ik dacht in de tijd na de Tweede Wereldoorlog dat zoiets nooit meer zou gebeuren. Maar er zijn nog steeds vreselijke oorlogen. Wat er nu gaande is in de wereld baart me zorgen. Zoals er nu naar moslims wordt gekeken. Daar maak ik me wel druk om. Niet voor mijzelf trouwens, ik ben 82. Maar voor mijn kinderen en kleinkinderen. Hoe ziet hun wereld er straks uit? Nu weer dat gepraat over oorlog met Iran. Met mijn verhaal wil ik vertellen hoe belangrijk vrijheid is. Elkaar begrijpen, dát is belangrijk.” |
Op internet kunt u verschillende uitzendingen vinden waarin Henny Dormits haar verhaal vertelt. Op www.blikopdewereld.nl vindt u een video. Bij de RKK vindt u een uitzending van Allemachtig tachtig en vanuit het Westerbork Herinneringscentrum is ook een film gemaakt, getiteld Westerbork, de film. U vindt deze video’s door via Google te zoeken op “Henny Dormits”.
| LeerKracht |
13
| Tekst | Annemarie Breeve
| Fotografie | Lou Wolfs
‘Ik heb kinderen in groep 8 die I
n het basisonderwijs springen twee groepen er in het bijzonder uit: de
kleuters en groep 8. Sommige leerkrachten willen niets liever dan deze groepen lesgeven, andere kijken er wat huiverig naar. Wat maakt deze groepen zo bijzonder? En welke kwaliteiten vraagt het van de leerkracht? LeerKracht vroeg het aan Carla Robers (53) en Ilona van der Valk (31) van basisschool de Regenboog. Welke onderwijservaring heb je? Ilona: “Ik heb aan het einde van de pabo een lio-stage gedaan bij de kleuters. Die sloot ook aan bij een specialisatie die ik had gevolgd. Ik kreeg daarop een baan aangeboden bij de Regenboog en daar werk ik nu alweer negen jaar. Ik heb vier jaar in de kleutergroep gewerkt en daarna lesgegeven aan groep 4 en aan groep 5. Nu sta ik voor het derde jaar voor groep 8.” Carla: “Ik ben nog een echte KLOS’ser (Kleuter Leidster Opleiding School, red.). In 1978 ben ik begonnen met lesgeven aan de kleuters. In 1980 veranderde de structuur van het basisonderwijs en heb ik de applicatiecursus gedaan om ook andere groepen les te kunnen geven. Toch ben ik tot 1995 bij de hele jonge kinderen gebleven. Vervolgens heb ik groep 4 gehad en vanaf 1999 groep 8. Dit schooljaar ben ik weer met een nieuwe uitdaging begonnen. Ik ben nu taalcoördinator. Ik hou me bezig met de prismagroep voor anderstaligen en ik ga onderzoeken welke taalmethoden er zijn.” Wat is er zo bijzonder aan onderwijs voor kleuters? Carla: “Het onderwijs is meer intuïtief en individueel. Vanaf groep 3 heb je methodes, die geven houvast. Ik zeg altijd gekscherend: 14
| LeerKracht |
‘Met methodes kan iedereen lesgeven’. Dat is natuurlijk niet zo, maar het is wel anders bij de kleuters. Je moet veel observeren en meer aanvoelen wat een kind nodig heeft. Dat intuïtieve. Ook gaat het meer om het individu. Je kijkt naar wat een specifiek kind nodig heeft, in plaats van wat je de hele groep kunt aanbieden. Maar de kinderen zelf zijn ook nog meer individueel en op zichzelf gericht. Ze moeten bijvoorbeeld nog leren samen spelen.” In 1980 werd de aparte opleiding voor kleuteronderwijs afgeschaft. Nu gaan er toch weer stemmen om mensen daarvoor speciaal op te leiden. Wat vinden jullie daarvan? Ilona: “Ik heb wel een specialisatie gedaan op de pabo, maar die is voor het lesgeven aan kleuters niet verplicht. Ik merkte bij de start wel dat ik kennis miste. Collega’s met een KLOS-diploma hebben meer gespecialiseerde kennis over de ontwikkeling van het jonge kind. Ik heb me daarin verdiept door met hen te praten en samen te werken. Het risico van een aparte opleiding is dat je dan alleen de kleuters kunt lesgeven. Nu ben je na de pabo van alle markten thuis. Ik wilde na een paar jaar kleutergroepen iets meer en was nieuwsgierig naar andere onderwijsvormen. Ik wilde weten hoe het is om kinderen
lezen, schrijven en rekenen bij te brengen. Dat kun je met een bredere opleiding dan ook doen.” Carla: “In 1980 moesten alle kleuterjuffen een applicatiecursus doen om les te mogen geven aan de hogere groepen. De leerkrachten van de hogere groepen hoefden niets extra te doen om kleuters les te mogen geven. Voor de kleuterleidsters leek het toen net of ons werk minder waard was. Het is wel echt een vak apart, kleuters lesgeven. En sinds die tijd zijn dingen die we vroeger leerden wat in de vergetelheid geraakt. Ik vraag me af of er genoeg aandacht voor is op de opleiding. Weten studenten van nu wat het doel is van kraaltjes rijgen bij de kleuters? Je kunt zeggen: ‘Kraaltjes rijgen, dat kan iedereen.’ Maar je moet wel weten dat het bedoeld is om de fijne motoriek te ontwikkelen en dat het de voorbereiding is op andere zaken. Kinderen leren met kraaltjes rijgen temporele ordening. Als je dat niet weet, kun je ook niet zien of een kind zich goed ontwikkelt. Ik vind het dus wel echt een vak en een aparte opleiding hoort daarbij.” Wat maakt groep 8 zo leuk? Ilona: “De leerlingen zelf. Ze zijn net wel of net niet in de puberteit. De verschillen zijn soms groot. Er zijn kinderen die zich bezig-
ik nog ken van de kleuters’
houden met Lego of Knex, terwijl andere leerlingen al verkering hebben en zich afvragen of hun haar wel goed zit. Het is ook het jaar waarin je met kinderen en hun ouders gaat kijken naar de schoolkeuze. Dat is heel leuk om te doen. Scholen bezoeken en dan in gesprek en het kind op de juiste plek krijgen. Kamp vind ik ook heel leuk trouwens. Groep 8 is een veel afwisselender jaar dan de andere groepen. Je blijft jezelf ontwikkelen, want er zijn zoveel verschillende facetten waar je iets mee kunt doen. Wat ik ook wel grappig vind, is dat ik nu kinderen in groep 8 heb, die ik vroeger in de kleutergroep had.” Carla: “Groep 8 is heel leuk, je leert er zelf zoveel van. Ik ben naar de bovenbouw gegaan toen mijn eigen dochter ook wat ouder werd. Ik groeide zo een beetje met haar mee. Kinderen van de bovenbouw spreken me heel erg aan, maar ik denk dat dat ook veel met mijn dochter te maken had. Je hebt andere gesprekken in groep 8 en je hebt een bredere algemene kennis nodig. Bovendien is er in groep 8 ook veel tijd voor zaken naast het schoolwerk. De scholenbezoeken bijvoorbeeld.” Welke vaardigheden heeft een leerkracht voor groep 8 nodig? Carla: “Het ontwikkelingsniveau van de kinderen verschilt meer, dus je moet flexibel
zijn. Een brede algemene ontwikkeling is nodig en je moet tegen een stootje kunnen. Sommige kinderen zijn al in de puberteit en zeggen soms dingen die hard aan kunnen komen. Dat moet je niet persoonlijk oppakken, ze menen dat niet. Je gaat ook andere oudergesprekken voeren. Het gaat immers om de schoolkeuze en als de ouders iets anders in gedachten hadden, dan moet je dat wel kunnen begeleiden. Het is ook hard werken in groep 8, zeker in de periode december en januari. Dan moet je allerlei toetsen afnemen, de gesprekken met het voortgezet onderwijs voeren, schoolrapporten maken. Groep 8 wordt gezien als pittig, maar je krijgt daar ook veel terug van de kinderen. Kinderen zijn sowieso heel leuk. Ze zijn ook heus niet veranderd door de jaren heen, kan ik na 32 jaar onderwijs constateren.” Groep 8 of de kleuters? Ilona: “Als ik weer bij de kleuters nodig ben, zou ik het zo weer doen. Er is niet iets wat ik leuker vind. Ik zie overal wel een uitdaging. Er zijn leerkrachten die beide groepen niet zien zitten, maar volgens mij is dat een vooroordeel. Ik dacht vroeger ook dat groep 8 een hele moeilijke groep was. De kinderen zijn veel mondiger, de stof is heel moeilijk. Maar dat is onterecht. Als je het een keer
probeert, zul je ontdekken dat het juist heel leuk is. Voor beide groepen heb je specifieke kennis nodig. Daar moet je dan wel achteraan. Je moet je dat eigen maken. Het is ook echt een kwestie van ervaring, ervaring, ervaring. Je bent immers zelf ook in ontwikkeling. Dit is mijn negende onderwijsjaar en ik leer nog steeds. Ik merk dat ik mijn vaardigheden van de kleuters ook bij groep 8 kan inzetten. Hele jonge kinderen begeleid je meer individueel en als een kind iets specifieks nog niet kan, dan maak je het visueel. Dat doe ik soms in groep 8 ook als een leerling nog iets extra’s nodig heeft.” Carla: “Ik heb de kleuters zeventien jaar als groep gehad. Voor mij is het wel goed zo. Bovendien speelt de leeftijd mee. Je moet bij de kleuters veel op de knieën en steeds bukken. Je moet bijvoorbeeld vaak contact zoeken op ooghoogte met de kinderen en helpen met aankleden. Dat geeft toch meer rugklachten. Ik zie dat mezelf nu niet meer doen. Ook in mijn eigen ontwikkeling wil ik verder, daarom vind ik nu de functie van taalcoördinator heel leuk.” |
| LeerKracht |
15
één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien
10 vragen aan ...
Kirsten Thijsse | Tekst | Roger Huijgen
1
Wat is twirlen?
Twirlen is een professionele vorm van majorette. Het is ritmische gymnastiek met een stok die ze baton noemen. Je treedt op voor een jury. Ik doe het vooral in teamverband met mijn club, maar er zijn ook solistische disciplines. Twirlen is voornamelijk een vrouwensport. Op mijn club zit zelfs geen enkele man.
2 Wat is er leuk aan twirlen? Ik vind de uitdaging in deze sport heel fijn. Er zijn zoveel technieken bij twirlen die je moet kunnen beheersen. De beheersing van de routines bepaalt voor een belangrijk deel de hoogte van de juryscore. Ik wil die bewegingen steeds verder perfectioneren. Als ik nieuwe bewegingen zie bij onze concurrenten, dan ga ik daar mee aan de slag.
Kirsten Thijsse (23) uit Voorhout is. leerkracht van groep vier op Onze Wereld. in Den Haag. Daarnaast is ze regerend. Europees- en wereldkampioen twirlen. met haar club Inspiration..
‘Leerlingen zijn heel
trots. Als ik terug ben van een kampioenschap, laat ik de leerlingen altijd een filmpje zien van het toernooi’
16 16
| LeerKracht | | LeerKracht |
3 Hoe kwam je in aanraking met twirlen? Toen ik heel jong was, zag ik ooit majorettes op straat lopen. Ik wist meteen dat ik dat ook wilde doen. Eerst liepen we ook echt als majorettes op straat, maar later is de club een meer professionele kant opgegaan. 4 Besteed je er veel tijd aan? Ja, ik train verspreid over de week zeker zeven uur. Daarnaast zijn er regelmatig wedstrijden op zaterdag.
6
| Fotografie | Lou Wolfs
Dit jaar werd je Europees kampioen in Zwitserland?
Ja, dat klopt. We zijn nu vier keer op rij kampioen van Europa geworden en het laatste wereldkampioenschap in 2006 hebben we ook gewonnen. In maart 2012 gaan we die titel weer proberen te prolongeren. Voor de kampioenschappen ben ik onder andere in Engeland, Slovenië, Kroatië, Tsjechië en Zwitserland geweest.
7 Is twirling zo’n grote sport? In Nederland is het niet echt een heel bekende sport. De meeste mensen kennen alleen majorette. Op de internationale kampioenschappen zijn er veel opkomende landen uit Oost-Europa. Die komen echt nog in hun majorettejurkjes naar de wedstrijden. Onze grootste concurrenten komen nu nog steeds uit België, Frankrijk en Nederland. 8
Zijn je leerlingen trots? Ze zijn heel trots. Als ik terug ben van een kampioenschap, laat ik de leerlingen altijd een filmpje zien van het toernooi. Ik neem de beker mee en ze mogen met de baton spelen. Ik krijg dan allemaal mooie tekeningen en we vieren echt een feestje. Ze denken dan echt dat ik een soort wereldheld ben.
9
Twirlen jullie nu ook bij de gymles? Ik heb weleens een poging gedaan om dat voor 5 Hoe combineer je dat met werk? elkaar te krijgen, maar die batons kosten veertig Ik werk fulltime dus het is soms wel druk. Daareuro per stuk en dat is voor school niet haalbaar. naast volg ik ook een opleiding tot twirlingcoach We overwegen wel om twirl-les te gaan geven als en geef ik ook al twirl-les. Als ik een heel week- onderdeel van buitenschoolse activiteiten. Dat end train en wedstrijden heb, dan voel ik dat wel zou wel heel leuk zijn. op maandag. Ik probeer dat op te lossen door in 10 Hoe lang kan een twirler doorgaan in de rustige tijden al vooruit te werken voor school. Mijn school werkt gelukkig ook mee zodat ik dit top? allemaal kan doen. Je moet je voorstellen dat ik Een twirler is rond haar twintigste op haar hoogvoor een internationaal kampioenschap zeker tepunt. Daarna ga je afbouwen. Het is normaal een week op pad ben. om tot je 25e door te gaan, dus ik ben wel een beetje op het einde van mijn carrière. Ik merk ook echt dat mijn lichaam langer de tijd nodig heeft om te herstellen na een druk weekend. Bovendien gaat iemand van dertig natuurlijk ook niet meer in zo’n strak pakje lopen!