BOEKBESPREKINGEN Rechtsbijstand en verzekering, COUSY, H. en CLAASSENS, H. (ed.), Antwerpen, Maarten Kluwer's lnternationale Uitgeversonderneming, 1983, 248 p., ingebonden 1.250 fr . . De rechtsbijstandsverzekering is een contract waarbij tegen de betaling van een premie een verzekeraar zich verbindt om de kosten te betalen die gepaard gaan met het voeren van (welbepaalde) juridische procedures en met het bekomen van (welbepaalde) andere rechtshulp. De rechtsbijstandverzekering is een merkwaardige tak van het verzekeringswezen. Geboren in het begin van de twintigste eeuw inzake autoongevallen (de opgang van de automobielsector was hieraan niet vreemd), kende deze verzekering sindsdien een grote opgang: enerzijds breidde ze zich uit naar andere terreinen dan de autoongevallen (zoals de buiten-contractuele ·aansprakelijkheid in het algemeen, het strafrecht, het sociaal recht ... ); anderzijds verspreidde ze zich - gezien haar succes - over zowat aile westerse Ianden (West-Duitsland is momenteel de bakermat van de rechtsbijstandverzekering) ; daarenboven verbreedde de aard van de prestatie van de verzekeraar. Wegens deze opgang, wegens mogelijke belangenconflicten en wegens het eigen(aardig) karakter van de rechtsbijstandverzekering, kreeg en krijgt dit contract de laatste jaren heel wat aandacht in de juridische wereld (vgl. de lijst van literatuur in noot 2 van de openingsrede van SMEYERS, H., "Rechtsbijstand, dan toch verzekerd ?", R. W., 198283, 1762.). Daarenboven wordt op E.E.G.-vlak een richtlijn betreffende de rechtsbijstandverzekering voorbereid, wat de aandacht ten aanzien van dit onderwerp nog heel wat verscherpt heeft. Dit alles is dus een voldoende reden geweest om de derde "Leuvense Verzekeringsdagen" aan de rechtsbijstandverzekering te wijden. Dit hoek is dan het verslag van deze derde ''Leuvense Verzekeringsdagen", die op 14 en 15 mei 1982 in de K.U.Leuven plaatsvonden. Het boek is opgebouwd rond de drie grote onderdelen van het colloquium: 1) het verz~keringscontract inzake rechtsbijstand; 2) het verzekeringsbedrijf inzake rechtsbijstand; 3) de Belgische praktijk inzake rechtsbijstandverzekering. Verder vindt men er ook een "tot slot" in terug. Elk van deze drie delen heeft een drieledige structuur : a) enkele referaten ; b) enkele standpunten van organisaties ; c) een debat. 217
De referaten bewegen zich vooral op bet vlak van de analyse : de analyse van bet contract, de analyse vim de Europese richtlijn, de analyse van de toestand in Belgie en andere Ianden... De stand punten en vooral de debatten brengen wat meer Ieven in de brouwerij: bet juri-. disch-technische wordt er al eens ingeruild voor beschouwingen over opportuniteit, over beleidsopties, over toekomstmogelijkheden ...
Ter evaluatie van dit boek dienen de volgende overwegingen gemaakt. Vooreerst wordt er gebruik gemaakt van een erg leesbare taal, dit als gevolg van bet feit dat bet gaat om een schriftelijke weerslag van gesproken taal. Deze leesbare taal, samen met bet feit dat bet eerste referaat (van professor H. Bocken, R.U.G.) een algemene inleiding over de rechtsbijstandverzekering en haar problematiek bevat, maakt bet boek zeer toegankelijk voor iemand die niet direct thuis is in bet verzekeringsrecht. Een tweede pluspunt betreft de inhoud van het verslag: dit bevat immers een hele hoop interessante (nieuwe) ideeen inzake rechtsbijstandverzekering, waarvan vele nog verder kunnen uitgewerkt worden. Tenslotte is bet zo dat bet boek een algemeen kader met een eerste uitwerking geeft vooral van eventuele normering en beleidsopties : niet zozeer voor de rechtspracticus die te maken krijgt met een probleem inzake rechtsbijstand, maar wei voor de theoreticus en voor de persoon die beleidsbeslissingen neemt in deze sector is dit boek zeer interessant. Het ontbreken van een index wijst trouwens in dezelfde richting. Conclusie : voor heel wat mensen een aan te raden boek en dit voor een relatief lage prijs. Steven De Coster
A.C. 't HART, Strafrecbt en beleid, Publicatie van bet Centrum voor Grondslagenonderzoek van bet Recht, or .4, Acco, Leuven, 1983, 475 biz., ing. 925 fr. Het Nederlandse strafprocesrecht onderscheidt zich van dat van de meeste andere W esterse Ianden door de verregaande mate waarin bet wordt beheerst door het opportuniteitsbeginsel. De beleidsvrijheid, welke dit meebrengt voor bet Openbaar Ministerie, vraagt dringend om criteria. In dit werk werden een aantal essays bijeengebracht, waarin de auteur de verdere doorbraak van bet opportuniteitsbeginsel heeft geanalyseerd en de gevolgen ervan heeft bestudeerd. De verschillend publicaties zijn zo geselecteerd dat ze in bet boek een geheel vormen. Het door bet Openbaar Ministerie gevoerde beleid werd recent ook in Belgie bestudeerd, o.a. door C. De Wilde in zijn 218
artikelen "Beschouwingen over beleid in het strafproces" (Panopticon, 1980, 1) en "Het sepotbeleid" (Panopticon, 1982, 501). Het Openbaar Ministerie neemt de belangrijkste plaats in, in het beleid dat in het strafrecht gevoerd wordt. De strafrechter neemt immers slechts kennis van de zaken die hem door het Openbaar Ministerie worden voorgelegd. In een eerste hoofdstuk wordt het theoretisch denkkader uitgewerkt waarin het rechthandhavingsconcept ontstaan is. De auteur gaat hier ook dieper in op het probleem van pornografie en strafvordering. Het volgende hoofdstuk behandelt een aantal verdere implicaties en uitwerkingen van rechtshandhaving als doelstelling van strafrechterlijk beleid. Het derde hoofdstuk draagt als titel "Norm en vertrouwen". Hier wordt het onderscheid tussen norm en wettelijke regel van nabij bekeken in drie artikelen over het verkeersrecht. In het laatste hoofdstuk wordt voornamelijk vanuit de kennistheorie kritiek geleverd op de begrenzingen en tekortkomingen van de rechtshandhaving. Het hele werk is vanuit een coherente visie op de beleidspraktijk gericht, maar gaat daarbij toch de achterliggende en filosofische vragen niet uit de weg.
Jeff Keustermans P. DE VROEDE inleiding tot bet recbt 253 biz., 590 fr., Kluwer Recbtswetenscbappen Dit boek behandelt, zoals de titel het laat vermoeden, aile elementaire begrippen van het recht. Dit gebeurt in een vlot leesbare stijl met voldoende voorbeelden en hier en daar zelfs in rechtsvergelijkend perspektief, iets wat de schijnbare absoluutheid van het recht relativeert en terugplaatst in zijn mundiale kontekst. Ben andere verdienste van dit werk is de verwijzing naar basisrechtspraak zodat een geinteresseerd lezer of student gemakkelij ker de band kan leggen van theorie naar praktijk. Hier is het mogelijk om je zus die vraagt wat een 'rechtspersoonlijkheid' nu in feite is, dit boek in handen te stoppen en te zeggen (na een korte blik op de inhoudstafel) : ''Begin maar te lezen vanaf bladzijde 221. 't Staat er goed in uitgelegd." De lay-out is kursusachtig maar daartegenover staat dat de prijs relatief laag is (net iets minder dan 2 fr. per bladzijde). Konklusie: Ben zeer goed studieboek om met het recht kennis te maken of om een overzicht van de juridische basisbegrippen te hebben.
Dries Geeraert 219
J. MERTENS DE WILMARS, Recht voor morgen, 96 biz., 490 biz., Kluwer rechtswetenschappen
Dit kleine boekje van prof. Dr. Em. J. Mertens de Wilmars bundelt een vijftal referaten van hem, gespreid over een tijdsspanne van drieentwintig jaar, en handelend ~ver vijf verschillende onderwerpen van bet recht. Het is absoluut geen rechstechnische uiteenzetting maar eerder een reflekteren over bet gebeuren (feitelijk en historisch) van bet recht. Vanuit bet verleden worden gedachten aangebracht om over bet recht te filosoferen en vandaar komt dan de titel "Recht voor Morgen". Dit handige boekje is nu niet iets wat u op bet schap tussen de andere rechtsliteratuur mag zetten maar eerder op bet tafeltje naast de luie zetel zodat u zeker bent datu bet rustig kan doornemen. Bovendien is deze bundel van vijf referaten een ideaa/ geschenk voor een kollega of vriend die begaan is met meer dan de loutere toepassing van bet technisch recht. Dries Geeraert
SENAEVE, P., Gerechtelijk Familierecht, Acco-Leuven, 1983, 295 fr., 169 + VIII P. De uitgeverij Acco brengt de syllabus van de colleges die Dr. Senaeve als plaatsvervanger van Prof. Dr. J.M. Pauwels in de derde licentie rechten (K. U .Leuven) in bet raam van de cursus ''Grondig Familierecht" doceert. Het is bij mijn weten bet eerste werk dat op een dergelijke manier bet procesrecht in verband met bet familierecht bij mekaar plaatst. Tenslotte is de procedure de eerste kennismaking aan de afgestudeerde jurist met bet recht in de praktijk en toch wordt er aan de rechtsfaculteiten zo weinig aandacht aan besteed. Men vindt nu een handig werk op de markt dat een erg uitgebreid overzicht geeft van de meest voorkomende familierechtelijke procedures. Men zou bet werk in drie stukken kunnen onderverdelen : de procedure bij geschillen tussen echtegenoten : hoe worden dringende en voorlopige maatregelen toegepast, vorderingen uit bet wettelijk stelsel, de echtscheidingsprocedures : op grond van bepaalde feiten en door onderlinge toestemming en tenslotte de procedure tot ontkenning van vaderschap. Telkens wordt eerst de bevoegdheid nagekeken en verder de te volgen rechtspleging. Al bij al een erg volledig werk en voor studenten erg prijsvriendelijk. Ik vraag me wel af of de vormgeving niet ietwat kan verbeterd worden, zonder de prijs al te zeer op te drijven: bet werk wordt gepresenteerd 220
als een klassieke acco-syllabus met de bruine kartonnen kaft. Misschien is het de bedoeling de volgende uitgave meer in boekvorm te Iaten verschijnen.
Thierry Van Sinay CENTRE DE RECHERCHES INFORMATIQUE ET DROIT DES FACULTES UNIVERSITAIRES DE NAMUR, Le droit des "contrats informatiques". Principes applications, Brussel, Larcier, 1983, 511 p. GEVAERT, H., Juridische preventie bij computercontracten, Brugge, Die Keure, 1983, 199 p. De ontwikkeling in de tachtiger jaren van micro-computers met gevoelig lagere prijzen dan de main frames en de mini-computers, als gevolg van de steeds verder schrijdende miniaturisatie en massafabricatie, maakt de computer ook als werkinstrument bereikbaar voor kleine bedrijven en zelfstandigen, ja zelfs voor talrijke individuele amateuristen. Vakantie- en weekendcursussen ter inleiding in de informatica kennen meer dan ooit tevoren overal ten Iande een overweldigend succes. Kortom, de computer is het epitheton modeartikel waardig. Zelfs de juristen, traditioneel wars van al wat ook maar iets met positieve wetenschappen te maken heeft, konden de belangrijkheid van deze wetenschap niet meer loochenen : getuige daarvan twee recente boeken die de contractuele aspecten bij de installatie van een computerconfiguratie belichten. Een eerste publicatie, "Le droit des "contrats informatiques". Principes-applications'', bevat een massa interessante en uitvoerig beschreven informatie: men kan zich moeilijk een verbintenisrechteljk probleem indenken dat niet ergens wordt behandeld. De vraag blijft echter : waar? Het werk werd opgevat als een bundeling van aparte opstellen, uitgewerkt door een - wat al te - groot aantal verschillende auteurs. De nodige coordinatie en systematiek ontbreekt echter, en bet gemis aan eenheid is vaak een storende factor bij de lectuur. Meer dwarsverwijzingen en een trefwoordenregister zouden naar mijn mening niet misstaan. Inhoudelijk echter valt weinig aan te merken: zowel in de precontractuele periode nate Ieven beginselen, als de moeilijkheden bij en na het sluiten van de overeenkomst worden grondig belicht, ten gepasten tijde gestoffeerd met illustraties uit bestaande overeenkomsten van de voornaamste firma's. Bovendien bevat dit boek een voor leken verstaanbare verklaring van de belangrijkste vaktermen en een nagenoeg volledige bibliografie op het domein van de informatiecaovereenkomsten. AI bij al dus warm aanbevolen literatuur voor geinteresseerden in computercontracten. 221
Dit kan in veel mindere mate worden gezegd over een tweede boek, '' Juridische preventie bij computercontracten' ', hoewel gechreven door ~en advocaat met heel wat achtergrond op dit vlak. De gulheid waarmee de auteur zijn practische ervaringen wil meedelen, schaadt de overzichtelijkheid van bet werk, en bovendien ligt de wetenschappelijke waarde niet erg hoog. In een boeventaaltje (in welk ander werk over verbintenissenrecht maakt met bvb. nog "korte metten met de leverancier" ?), dat zelfs in dit vulgariserend werk storend overkomt, bespreekt de schrijver zeer slordig een aantal (lukrake ?) punten, zonder de lezer echte te boeien, laat staan de materie ietwat te verduidelijken. Enkel een tweetal opsteilen et betrekking tot de informatieplicht van de constructeur en de verkoper overstijgen enigszins bet anders lage gehalte van dit boek. We kunnen dan ook voiledig Anne Van Keer (Trends 14 oktober 1983) begrijpen, wanneer ze schrijft dat dit boek zeker niet bestemd is voor juridisch geschoolden, noch voor andere geschoolden, maar ongetwijfeld bijval zal genieten bij degenen die zich Iaten imponeren door quasi-wetenschappelijke mooipraterij, en die daaruit afleiden dat de auteur trucjes kent om leveranciers te strikken. Frank Robben
DILLEMANS, R., De Rechtsgids, Gent, Story -Scientia, vanaf 1982 De Rechsgids hoeft eigenlijk niet meer voorgesteld worden. Dadelijk na zijn verschijnen trok hij immers reeds de terechte aandacht van ieder die in dit kleine landje op een of andere wijze met bet juridisch bedrij f in aanraking komt. Onder de hoofdredactie van Prof. Dr. R. Dillemans onderneemt een uitgebreide ploeg vorsers voor de eerste maal een poging om een Nederlandstalig, voiledig en meerdelig juridisch documentatie- en referentiewerk op te bouwen. De opzet is aan de geinteresseerde een informatiebron te verschaffen waarin hij of zij m.b.t een bepaald onderwerp aile wetgeving, de belangrijkste rechtspraak, aile rechtsleer en aile ovezichten van rechtspraak kan terugvinden. Concreet komt dit hierop neer dat bet ganse Belgisch recht wordt opgedeeld in een systematische en decimale index op basis waarvan snel opzoeken mogelijk moet worden. Zo worden 10 rechtstakken onderscheiden, elk onderverdeeld in maximum 10 sectoren; iedere sector wordt op zijn beurt opgedeeld in maximum 10 trefwoorden die op hun beurt worden opgesplitst in maximum 10 subtrefwoorden; zo nodig worden nog sub-subtrefwoorden ingeschakeld. Dit ailes wordt aangevuld met een later te publiceren Alfabetisch register van trefwoorden
222
en subtrefwoorden en een Cbronologiscb register van de in Belgie gebruikelijke en nog geldende wetgeving. Op te merken valt dat dit ganse project in nauwe samenwerking loopt met bet Tijdscbrift voor Recbtsdocumentatie. Het materiaal dat in dit tijdscbrift wordt opgenomen, wordt nadien verwerkt in de Recbtsgids. Zolang de Recbtsgids zelf niet volledig is, wordt bovendien alle waardevolle informatie opgenomen in J aarboeken, waarvan bet eerste, betrekking bebbend op 1982, reeds verscbeen. Lovenswaardig als de Recbtsgids moge wezen, tocb kunnen enige bedenkingen worden geformuleerd. Zo lijkt bet niet aangewezen bij een geciteerd arrest of vonnis enkel bet daar bebandelde probleem te vermelden zonder opgave van de in de uitspraak vervatte recbtsregel, zoals meermaals gebeurt. Gelukkig bebben de auteurs dit reeds opgemerkt (cfr. Prof. Dillemans in zijn inleiding tot bet werk) en wordt bij de recentere trefwoorden de recbtsregel zelf opgegeven. Zolang deze correctie niet volledig is doorgevoerd, is de gebruiker genoodzaakt tot verder opzoekingswerk en dat wilde men nu precies zoveel mogelijk vermijden. Daarnaast kan ook de vraag worden gesteld of in een tijd van computers en chips de Rechtsgids niet ietwat te laat op de markt verscbijnt. Weliswaar is als einddatum voor de volledige afwerking 1988 vooropgesteld, maar zelfs als datum wordt gerespecteerd, is bet niet zeker dat gebruikers de moed zullen blijven opbrengen de updating van de Recbtsgids te verzorgen, zeker wanneer zij over enige jaren door een druk op een toets de gewenste gegevens op een beeldscberm kunnen doen verschijnen. En tenslotte moet erop gewezen dat de prijs, zowel per deel als voor bet gehele werk, voor een gemiddelde studentenbeurs onbetaalbaar blijft. Maar dat is een verwijt dat aan baast alle juridis<;be uitgaven kan worden gericht. Van de uitgeverijen verwachten wij op dat gebied enige initiatieven. De Rechtsgids blijft in elk geval een monumentaal werk, een stap in de emancipatie van de Nederlandstalige recbtsleer.
Dirk Lontings Cahiers voor Rechtshulp I, Kluwer Rechtswetenschappen, Antwerpen, 1983, 198 biz. 650 fr. voor studenten en advocaten-stagiair 490 fr. De verdwijning van de Vereniging voor Rechtshulp en baar tijdscbrift zette enkele progressieve juristen ertoe aan om aan deze leemte te verbelpen met een nieuw initiatief: de Cabiers voor Recbtshulp. Hiermee wil de redactie de discussie over - alternatieve - rechtsbulp levendig bouden. Daarom voorziet men Cabiers over actuele thema's i.v.m. rechtshulp. Men weze gewaarschuwd : de redactie gaat uit van een welbepaald poli223
tiek standpunt. Ze windt daar geen doekjes om zodat misleiding uitgesloten is. Volgens hen is rechtshulp "sociaal en oppositioneel" en moet ze "emanciperend" werken. De blauwdruk van een sociaal rechtshulpmodel bleek echter een utopie. Luc Huyse zet uiteen waarom de strategie van de alternatieve rechtshulphervormers is mislukt en geeft een ruimer kader aan voor een hervorming van de rechtshulp. De rechtshulphervormingen in bet buitenland en het werk van de wetswinkels vormen de hoofdbrok van het eerste Cahier. De Duitse wet op de Advieshulp (1980) en bet Nederlandse wetsontwerp ·Rechtshulp (1980) komen aan bod. Naast een kritische bespreking erkennen de auteurs tevens de bruikbaarheid van_ de buitenlandse voorbeelden als aanzet voor een wijziging van de Belgische rechtshulp. Inzake wetswinkels worden twee thema's aan een nader onderzoek onderworpen. Het wetswinkelpubliek wordt sociologisch ontleed en de relatie tussen de wetswinkels en hun clienteel wordt empirisch onderzocht op basis van gegevens van drie Gentse wetswinkels. Verder krijgt een van de hoofdactiviteiten van de wetswinkels, nl. de huurwerking, ruime aandacht. De vaste rubrieken 'boekbespreking' en 'recente bibliografie' sluiten de eerste aflevering af. Mede dankzij het bij wijlen polemisch karakter en het innemen van politieke standpunten is het boek interessant voor al wie begaan is met de rechtshulpproblematiek. Nochtans kan de vraag gesteld worden naar de haalbaarheid van de alternatieve opvattingen in de huidige contekst. De auteurs leggen zelf de vinger op de zwakke plek : het gebrek aan geld en de voorkeur voor rechtshulp door bet O.C.M.W. geven niet veel kans aan een progressieve rechtshulp. Vier volgende Cahiers worden reeds voorzien: 'O.C.M.W. en rechtshulp' ; 'Rechtshulp in specifieke rechtsverhoudintgen' ; 'De advokatuur'; 'Conflictbeslechting buiten de normale gerechtlijke procedures'. Tot slot: geinteresseerden kunnen altijd met de redactie contact opnemen wanneer ze een bijdrage wensen te schrijven (adres: H. Willekens, UIA, Departement Rechten, Universiteitsplein I, 2610 Wilrijk). Marc Calcoen
AKKERMANS, P.W.C., ELFFERS, H., ENGBERTS, A.B., DE GROOT C.H., en WOLTERBEEKMATLUNG, A., Complaints about violations of human rights, Rotterdam, Erasmusuniversiteit, 1983~',
314 p.
Het Secretariaat van de Commisissie van de Raad van Europa geeft regelmatig rapporten uit met statistieken over de zaken die bij de Com224
missie of het Hof aanbangig zijn gemaakt. Deze rapporten zijn ecbter beperkt en onvolledig, zodat men er moeilijk mee kan werken. Vandaar dat een aantal vorsers aan de Universiteit van Rotterdam een meer diepgaand onderzoek bebben verricbt. Door een grondige analyse van de klacbten die in Straatsburg bebandeld werden, wilden ze nagaan welke de beboefte aan recbtsbescberming in de verscbillende aangesloten landen was. Dit werk bevat de neerslag van hun onderzoek. Men vindt er verslagen in over de vier landen waartegen de meeste klacbten zijn ingedien.d: de B.R.D., bet V.K., Oostenrijk en Belgie, Als inleiding voor elk van deze landen wordt eerst de recbtskracbt van de Europese Conventie voor de Recbten van de Mens (verder : E.C.R.M.) bepaald. Dan wordt de grondrecbtensituatie van bet land vergeleken met de rechten gegarandeerd in de E.C.R.M. Uiteindelijk volgt een lange lijst tabellen en grafieken, waarin de evolutie van de ·klacbten in de tijd verwerkt is, alsook de differentiatie van de klachten per land, per gegarandeerd recbt en per bevolkingsgroep. De inleidende passages zijn heel interessant. Ze zijn in klare taal gescbreven, en geven een duidelijk beeld van de situatie in elk land. Het leeuwenaandeel van bet rapport wordt ecbter ingenomen door de tabellen en grafieken, die erg gedetailleerd zijn en een zekere kennis van de statistiek vereisen .. Het maakt bet werk minder bruikbaar voor iemand die niet gespecialiseerd is in de E.C.R.M._Dit euvel wordt wel gedeelte- · lijk verbolpen door een samenvatting waarin in zeer algemene termen de conclusies uit het cijfermateriaal vermeld worden. Voor bet boofdstuk over Belgie moeten we dit oordeel nuanceren. Het inleidend deel beslaat bier 26 pagina's, wat meer is dan bij de andere landen. De informatie is overzicbtelijk en nuttig. De auteurs behandelen de rol van de E.C.R.M. in Belgie, bet self-executing karakter ervan, en de bouding van de Belgische recbtbanken ertegenover. Het mooiste deel is de vergelijking van de door de Conventie gegarandeerde recbten met de door het Belgiscbe recbt gegarandeerde recbten. Het boek kan verkregen worden op de Faculteit Recbtsgeleerdbeid van de Erasmus Universiteit, Burg. Oudlaan 50, 3000 DR Rotterdam, Nederland. Over bet algemeen zal het niet gescbikt zijn voor een gewoon gelnteresseerde student. Daarvoor is het te tecbniscb en te veel gericbt op bet statistische aspect. Het bo.ofdstuk over Belgie verdient ecbter wel de voile aandacht, enerzijds omdat bet op ons eigen land betrekking heeft, en anderzijds omdat bet meer onmiddellijk vatbare informatie geeft dan de andere hoofdstukken. Joost Everaert
225