Overzicht vragen gesteld tijdens inloopsessies met betrekking tot de nieuwe pensioenregeling 1. Waarom wordt het nieuwe pensioenreglement pas later uitgereikt? Antwoord: De pensioenregeling is gebaseerd op afspraken tussen sociale partners. Uitwerking in het pensioenreglement door het pensioenfonds gebeurt binnen 6 maanden na ingang van de nieuwe pensioenregeling. Dus in ieder geval vóór 1 juli 2013. 2. Stel dat de dekkingsgraad “flink” op loopt? Wat doe je dan met het geld dat je dan overhoudt in de premie? Antwoord: De pensioenpremie zal aangewend worden voor de actieve deelnemers. Indien de opbouw in enig jaar al op het fiscale maximum zit, dan zal er een ‘potje’ voor toekomstige toeslagen worden gemaakt. Dit ‘potje’ zal worden aangewend voor nieuwe pensioenaanspraken voor de actieve deelnemers in de nieuwe pensioenregeling. Ook bij een dekkingsgraad van bijvoorbeeld 160% of meer wordt de premie volgens de afgesproken systematiek vastgesteld. 3. Wat is de termijn dat de te betalen premie wordt vastgesteld? Antwoord: De methodiek is voor meerdere jaren vastgesteld. In beginsel wijzigt deze methodiek niet. Indien echter het nieuwe Financieel Toetsingskader ingevoerd wordt, is het denkbaar dat de systematiek heroverwogen moet worden. Dit is echter een zaak van de sociale partners en niet van het pensioenfonds. 4. De maximale premie is nu 24,3%. Wie zegt mij dat er in 2014 niet nog een verdere verhoging komt? Antwoord: Binnen de huidige cao-afspraken zijn sociale partners overeengekomen dat de premie minimaal 20,1% en maximaal 24,3% bedraagt. Sociale partners kunnen de bestaande bandbreedte wijzigen. Hier is op dit moment echter geen aanleiding voor. Wijziging kan enkel met instemming van de leden van de vakbond. 5. Hoe zit het met het omzetten van oude aanspraken? Antwoord: In de oude pensioenregelingen zijn alle pensioenaanspraken gericht op een ingangsleeftijd van 65 jaar. Het levenslang ouderdomspensioen gaat in principe in op 65 jaar. De tijdelijke pensioenen eindigen met 65 jaar. In de nieuwe pensioenregeling worden alle pensioenaanspraken afgestemd op een ingangsleeftijd van 67 jaar. In de nieuwe pensioenregeling hebben deelnemers echter wel de mogelijkheid om hun pensioen eerder dan 67 jaar in te laten gaan en/of om een tijdelijk pensioen voor 67 jaar te laten in gaan. 6. Hoe kan ik als leek beoordelen of het zinvol is om mijn oude rechten mee te nemen als ik geen berekening heb? Antwoord: De omzetting van alle pensioenaanspraken gebeurt actuarieel neutraal en voor alle deelnemers op dezelfde wijze. Indien je op een later tijdstip besluit om je pensioen om te zetten naar een pensioenleeftijd van 67 jaar, zijn de omzettingsfactoren naar verwachting vergelijkbaar. De werkelijke tarieven te zijner tijd kunnen echter gunstiger of ongunstiger uitvallen. De keuze om over te stappen hoeft daarom niet af te hangen van de uitkomst van
de rekensom. 7. Is er nog onderscheid tussen mannen en vrouwen bij de afweging om mee over te gaan? Antwoord: Nee, dit speelt geen rol. Iedereen bouwt pensioen op, op basis van salaris (en parttime percentage) en diensttijd. Twee deelnemers met hetzelfde salaris en dezelfde diensttijd, hebben hetzelfde pensioen opgebouwd. Bij de toekenning van pensioen wordt dus geen rekening gehouden met geslacht of leeftijd. Door voor de omzetting van de oude regelingen naar de nieuwe regeling te kiezen voor een actuarieel neutrale omrekening hebben beide deelnemers nog steeds evenveel pensioen opgebouwd, ongeacht leeftijd en geslacht. 8. De waarde van mijn spaarpot wijzigt door de omzetting, is dat wel eerlijk? Antwoord: Deelnemers hebben een pensioenaanspraak. Deze aanspraak houdt in dat een deelnemer vanaf pensioeningang een vaste uitkering per jaar ontvangt van het fonds. Om deze toezegging te kunnen waarmaken reserveert het fonds door middel van een voorziening. Deze voorziening is zodanig dat voor alle deelnemers samen de voorziening voldoende is. Deelnemers hebben dus geen individuele spaarpot, zoals in de beschikbare premieregeling (BPR-regeling). Zou er wel sprake zijn van een spaarpot en dus van een beschikbare premieregeling, dan zouden de spaarpotten van deelnemers die in dezelfde periode een gelijk salaris hebben gehad, even groot moeten zijn. 9. Waar tegen wordt het kapitaal in de Beschikbare Premieregeling (BPR-regeling) gewaardeerd? Antwoord: het kapitaal in de BPR staat los van deze overgang naar de nieuwe pensioenregeling. Vooralsnog blijven de individueel opgebouwde spaarkapitalen in de huidige BPR-regeling staan. De kapitalen worden belegd samen met de rest van het vermogen in het pensioenfonds en blijven dus het fonds-rendement volgen. 10. Wat moeten we met de BPR-regeling? Antwoord: Sociale partners zijn de mogelijkheden in kaart aan het brengen. Meer duidelijkheid over de mogelijkheden wordt rond september verwacht. 11. Als meer mensen in de oude regeling blijven betekent dat extra uitvoeringskosten, dus duurder voor de werkgever? Antwoord: Ja, als meer mensen achterblijven in inmiddels vier oude regelingen, dan is dit duurder. Dit zal leiden tot meer uitvoeringskosten bij uitvoerder AZL. Deze kostenstijging zorgt voor een groter beslag op de loonruimte, waarmee minder ruimte is voor bijvoorbeeld een loonsverhoging. Daarnaast zullen ook de kosten voor het pensioenfonds stijgen, waardoor er minder ruimte is voor herstel van de financiële situatie van het fonds en dus voor toekomstige toeslagverlening. 12. Is er een juridische toets gedaan? Antwoord: De collectief actuarieel neutrale omzetting is conform de Pensioenwet.
13. Er is nog geen nieuw reglement, hoe moet ik dan een keuze maken? Antwoord: Voor de keuze om de pensioenaanspraken wel of niet over te dragen zijn de gemaakte afspraken tussen sociale partners relevant. De belangrijkste kenmerken van de nieuwe pensioenregeling zijn: a. Ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67 jaar b. Nabestaandenpensioen op opbouwbasis (70% van ouderdomspensioen) c. Tijdelijk nabestaandenpensioen op risicobasis, de hoogte van het tijdelijk nabestaandenpensioen is afgeleid van het te bereiken pensioen in de nieuwe pensioenregeling. d. Toeslagverlening is voorwaardelijk (geldt ook als de pensioenaanspraken achter blijven). De ambitie is de looninflatie bij de werkgever. e. Flexibiliseringsmogelijkheden: i. Uitstel en vervroeging van pensioendatum. ii. Uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en vice versa. iii. Uitruil van ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in een tijdelijk pensioen met flexibele begin- en einddatum iv. Hoog-laag of laag-hoog constructie voor het ouderdomspensioen. In het pensioenreglement wordt bovenstaande nader uitgewerkt. Daarnaast komen zaken aan bod zoals uitwerking van de situatie bij arbeidsongeschiktheid. Dit zijn echter zaken die niet afhankelijk zijn van wel of niet overdragen van oude rechten. De relevante informatie uit het reglement om een keuze te maken is daarmee beschikbaar. 14. Als ik een waardeoverdracht naar een ander pensioenfonds uitvoer, dan heb ik wel al een reglement. Antwoord: Het klopt dat je bij de overgang naar een andere pensioenuitvoerder al een reglement kunt inzien. De relevante onderdelen van dat reglement zijn echter de in de vorige vraag genoemde punten. In aanvulling hierop, is de dekkingsgraad bij het andere fonds relevant. Aangezien de dekkingsgraad bij P-AZL niet wijzigt door de omzetting, is de dekkingsgraad geen relevant beslispunt. 15. Zijn er andere opties onderzocht, bijvoorbeeld overgang naar pensioenfonds ING of het elders onderbrengen van de liggende aanspraken? Antwoord: Sociale partners hebben nadrukkelijk gekeken naar alternatieven. Al deze alternatieven zijn afgewogen en hebben er toe geleid dat de nieuwe pensioenregeling ondergebracht wordt bij P-AZL. De volgende alternatieven zijn bekeken: a. Onderbrengen opbouw tot en met 2012 bij verzekeraar: kosten zijn hoog en een korting lijkt noodzakelijk. Tevens is de kans op toeslagverlening uitgesloten. b. Collectieve overdracht naar pensioenfonds ING. De dekkingsgraad van pensioenfonds ING is een stuk hoger dan de dekkingsgraad van P-AZL. Een initiële korting is nodig en dit is dan ook geen reële optie op dit moment. c. Achter laten van oude pensioenopbouw in het oude fonds, nieuwe opbouw elders. In het fonds zijn onvoldoende reserveringen getroffen om alle kosten te dekken. De voorziening is enkel voldoende, er van uitgaande dat de werkgever de uitvoeringskosten blijft betalen. Aangezien actieven geen belang hebben bij de financiering van de kosten van het oude stuk, zal de opbouw tot en met 2012 op
eigen benen moeten kunnen staan. Om op eigen benen te kunnen staan is echter een korting nodig om de kosten voorziening op peil te kunnen brengen. Uit het vorenstaande is uiteindelijk geconcludeerd dat het van belang is dat de opbouw tot en met 2012 samengehouden wordt met de opbouw vanaf 2012. Wordt dat niet gedaan, dan lijkt een forse korting op de opbouw tot en met 2012 onontkoombaar om te zorgen dat er voldoende gereserveerd wordt voor de uitvoeringskosten. 16. Wat gaat er gebeuren als er als gevolg van nieuwe fiscale kaders de maximaal toe te kennen pensioenopbouw daalt? Antwoord: Dat is op dit moment nog niet duidelijk. Sociale partners zullen zich hier nog over moeten buigen. 17. Wat gebeurt er nu met de 1,5% in de premie die is afgesproken in de cao? Antwoord: In de bepaling van de pensioenpremie wordt een opslag van 1,5%-punt meegenomen. Deze opslag wordt in ieder geval gebruikt om meer pensioenopbouw te kunnen toekennen. 18. Als ik nu nog een aanspraak op prepensioen heb, kan ik onder de nieuwe pensioenregeling dan toch nog vervroegd met pensioen? Antwoord: Ja, de mogelijkheden om in de nieuwe regeling vervroegd met pensioen te gaan zijn zelfs ruimer dan in de oude regeling. Je kunt namelijk een deel van je ouderdomspensioen omzetten in een tijdelijk pensioen. Voor dit tijdelijk pensioen kun je zowel in de begindatum als de einddatum variëren. Hierdoor kun je het tijdelijk pensioen laten eindigen op het moment dat voor jou de AOW in gaat (in hele maanden nauwkeurig). 19. Waarom wordt het prepensioen omgezet in een ouderdomspensioen en niet ook omgezet in een ouderdomspensioen mét 70% partnerpensioen? Antwoord: Fiscaal zijn eisen gestel aan het prepensioen. Dit is in beginsel enkel voor de hoofdverzekerde. Vandaar dat ervoor gekozen is het prepensioen in de nieuwe regeling om te zetten in alleen ouderdomspensioen. 20. Waarom kan ik geen ouderdomspensioen uitruilen in nabestaandenpensioen als ik achterblijf in Regeling 1996 nieuw? Antwoord: De oude pensioenregelingen worden niet meer aangepast, maar blijven staan zoals ze oorspronkelijk bedoeld zijn. In Regeling 1996 nieuw wordt er van uit gegaan dat de partners van de huidige deelnemers zelf voldoende inkomen hebben, waardoor het niet nodig is om ook nabestaandenpensioen te verzekeren. Dit betekent wel dat er in deze regeling een hoger ouderdomspensioen is opgebouwd. De regeling voorziet echter alleen in uitruil van een deel van het ouderdomspensioen in een nabestaandenpensioen als het dienstverband wordt beëindigd bij uit dienst of pensionering. Deelnemers die toch een nabestaandenpensioen willen verzekeren over de jaren tot en met 2012 hebben 2 mogelijkheden. Dit kan door het afsluiten van een overlijdensrisicoverzekering bij een verzekeraar of via een collectief actuarieel neutrale omzetting naar de nieuwe pensioenregeling. Daarmee worden de deelnemers 2 reële
alternatieven geboden en is het naar oordeel van het bestuur niet nodig om de oude regeling nog ‘op te leuken’. 21. Wat zijn de voor- en nadelen van overstappen naar de nieuwe regeling? Antwoord: Er zijn een aantal duidelijke voordelen. Daarnaast zijn er punten die een voordeel of nadeel kunnen opleveren. Op dit moment is echter niet aan te geven of er sprake zal zijn van een voordeel of nadeel. Verder kunnen in de toekomst voor- of nadelen optreden die nu niet voorzien zijn. De genoemde lijst is niet uitputtend. Voordelen: a. Flexibiliseringsmogelijkheden worden uitgebreid, pensioen is beter af te stemmen op individuele situatie en flexibele AOW-leeftijd. b. Niet-uitruilbaar partnerpensioen wordt omgezet in uitruilbaar pensioen c. Deelnemers in Regeling 1996 nieuw hebben over dienstjaren tot en met 2012 nabestaandenpensioen in het fonds verzekerd d. Looninflatie bij de werkgever kan hoger uitvallen dan de prijsinflatie e. Flexibiliseringsfactoren kunnen in de toekomst wijzigen waardoor deelnemers beter nu kunnen uitruilen Nadelen: a. Looninflatie bij de werkgever kan lager uitvallen dan de prijsinflatie b. Flexibiliseringsfactoren kunnen in de toekomst wijzigen waardoor deelnemers beter straks hadden kunnen uitruilen.