Handleiding voor de leerkracht
Aflevering
Overleven op Mars
11
Vrijdag 28 november 2014
5 DOELSTELLINGEN Na het zien van het televisieprogramma en het werken met het begeleidend materiaal weten de kinderen: • welke basisbehoeften leven heeft; • hoe de omstandigheden op Mars zijn; • hoe je zelfvoorzienend kunt worden. Sluit aan bij kerndoel: 34 en 39.
Lesverloop VOOR HET KIJKEN Vraag de kinderen hoe lang ze denken zonder eten te kunnen. Waarschijnlijk zal de honger al binnen een dag gaan knagen. Vertel dat ze het in geval van nood veel langer kunnen uithouden. Zonder water hou je het een stuk korter vol. Maar zonder lucht? Daar komen de kinderen binnen een minuut achter door
hun adem in te houden. Zuurstof is onze allereerste levensbehoefte. Laat de kinderen beginnen met het leerlingenblad tot en met de opdracht ‘Een rondje zuurstof’ op pagina 10. Bekijk daarna het tv-programma.
HET TV-PROGRAMMA In 2025 is het hopelijk zo ver; dan gaan de eerste mensen naar Mars om daar een kolonie te stichten. De sollicitaties zijn al afgerond dus onze presentatoren zijn net te laat. Maar dat weerhoudt ze niet om zelf op ontdekkingsreis te gaan. Want naar Mars komen, dat is tegenwoordig kinderspel. Maar dan... Het is daar heel anders leven dan op aarde. Hoe kom je aan eten, drinken en genoeg zuurstof? De Buitendienst bouwt zijn eigen kolonie en onderzoekt hoe je kunt overleven op Mars.
Het leerlingenblad Pagina
9
INTRO | OVERLEVEN OP MARS De openingsplaat geeft een futuristisch beeld van kassen in een woestijn. Het zou zelfs op Mars kunnen zijn. In ieder geval doet de kleur van de bodem denken aan die van de rode planeet. Als je op Mars lange tijd zou willen overleven moet je zorgen dat je zelfvoorzienend bent. De lucht is er veel te ijl en er is veel te weinig zuurstof voor ons. Je zou dus een luchtdichte ruimte moeten hebben. Na verloop van tijd raakt de zuurstof op en komt er koolzuurgas voor in de plaats. Als je zorgt dat er planten groeien kun je dat probleem oplossen (zie de opdracht ‘Een rondje zuurstof’). Bovendien kun je dan ook je eigen groente verbouwen die je zelf kunt bemesten. Zo simpel is het natuurlijk allemaal niet. Mars is ijzig koud en het zonlicht is er veel zwakker dan op aarde. Maar het is een mooi model om mee na te denken over kringlopen.
NA HET KIJKEN Vraag naar aanleiding van het tv-programma wie er ook wel naar Mars zou willen. Wat lijkt je leuk van zo’n reis? Hoe lang zou je van huis weg willen zijn? En wat als je er een kolonie moest stichten om er je hele leven te blijven? Vraag wat je allemaal mee zou moeten nemen om een kolonie op Mars te stichten. Doe dat eventueel in de vorm van het spelletje ‘Ik ga op reis en neem mee’ (zie onder ‘Extra’). Laat de kinderen daarna doorgaan met de laatste opdracht in het leerlingenblad over Tom in de bubbel op Mars.
TIP | KRINGLOOPWATER
Pagina
De waterkringloop is onmisbaar voor het leven op aarde. Op grote schaal verdampt water, worden wolken gevormd en valt op een andere plek neerslag. Op kleine schaal vindt dat proces in de badkamer plaats: het water verdampt en condenseert op de koude ruit. Verdampen en condenseren zijn ook een manier om water te zuiveren. Zo levert het zoute water uit de oceanen zoet water als neerslag. De informatie uit deze tip hebben de kinderen nodig voor een beter begrip van het overleven in een bubbel. Daarin zul je het water dat je uitademt, uitplast, uit je huid verdampt en op andere manieren verbruikt immers weer terug moeten winnen.
6
11
OPDRACHT | EEN RONDJE ZUURSTOF
Pagina
10
In deze opdracht wordt de koolstofkringloop duidelijk gemaakt. In principe is dit stof voor de middelbare school: het gaat dan over verbranding (verbruik van zuurstof en vorming van koolzuurgas) en fotosynthese (met hulp van energie uit licht vastleggen van koolzuur waarbij zuurstof wordt gevormd). Maar met wat hulp moeten zelfs de kinderen uit groep 5 er bij deze opdracht ook wel uitkomen. Wijs erop dat de Z staat voor ‘zuurstof’ en de K voor ‘koolzuur’. Het is in ieder geval goed om eerst gezamenlijk een paar rondjes te maken in het rondlopende stripje en te benoemen wat er gebeurt.
OPDRACHT | SAMEN IN DE BUBBEL Bij deze opdracht komt alles bij elkaar. De kinderen moeten goed begrijpen dat planten koolzuur en mest gebruiken. Mensen en dieren produceren koolzuur en mest en gebruiken zuurstof en verschillende soorten voedsel. Het voedsel van een mens kan zowel van planten (hier: graankorrels en tomaten) komen als van dieren (hier: eieren en vlees, beide van de kip). Water is onmisbaar voor alle levende organismen. Ter informatie: het is hier vereenvoudigd. In werkelijkheid hebben planten ook zuurstof nodig bij bepaalde levensprocessen. Dat is vooral ’s nachts van belang: dan vindt er door gebrek aan licht immers geen fotosynthese plaats. We gaan er niet van uit dat er al leerlingen zijn die dit weten, maar je weet maar nooit…
x wordt gebruikt ✓ wordt gemaakt x
✓
x x
x x x
x
✓
✓ x
✓
2
x
x
✓ x
x
✓
x
x
✓
x
✓ x
✓
✓
4
6
8
5
1
3
7
Extra
IK GA NAAR MARS… Doe een variant op het geheugenspelletje ‘Ik ga op reis en neem mee…’. Nu wordt het dus ‘Ik ga naar Mars en neem mee…’ Een leerling noemt iets: een ding, dier, plant of mens. De volgende herhaalt het en
voegt er iets aan toe. Zo gaat het door tot iemand de paklijst niet meer op kan noemen. Bespreek de lijst na: wat is echt essentieel om zelfvoorzienend te zijn?
Handleiding voor de leerkracht
Aflevering
12
Vrijdag 5 december 2014
Dierenrechten 7 DOELSTELLINGEN Na het zien van het televisieprogramma en het werken met het begeleidend materiaal weten de kinderen: • argumenten voor en tegen dierproeven te noemen; • welke rechten verschillende dieren hebben; • dat sommige maatschappelijke kwesties erg lastig zijn op te lossen. Sluit aan bij kerndoel: 37 en 39.
Lesverloop VOOR HET KIJKEN Vraag wie een konijn als huisdier heeft. Vraag vervolgens of er wel eens iemand konijn eet. Alleen die vraag zal al ontzetting opwekken. Dat er mensen zijn die konijnen eten vinden de meeste kinderen waarschijnlijk onvoorstelbaar. Maar hoe zit het met een kip?
Waarschijnlijk eten de meeste kinderen wel eens kippenvlees. Met het feit dat vissen gevangen en gedood worden, vaak heel wat trager dan kippen, hebben ze nog minder moeite. En met het doodslaan van een mug zullen maar weinig kinderen morele problemen hebben. Blijkbaar maken we verschil tussen dieren. Laat de kinderen beginnen met de opdracht ‘Gebruiksdieren’ op pagina 12. Bekijk daarna het tv-programma.
dieren die worden gehouden om uiteindelijk opgegeten te worden. Welk dier heeft het eigenlijk het beste voor elkaar?
NA HET KIJKEN
Het tv-programma geeft genoeg stof tot nadenken en vooral: tot napraten. Trek voldoende tijd uit voor een nabespreking en discussie waarbij de kinderen hun mening kunnen geven. In dit geval gaat het niet om goed of fout. Het doel is dat de kinderen leren hun mening tegenover HET TV-PROGRAMMA de hele groep te uiten en naar elkaar te Verschillende dieren hebben verschillende luisteren. Natuurlijk spelen emoties bij dit rechten. Een konijn bijvoorbeeld. Ben je onderwerp een belangrijke rol maar let een proefkonijn dan zijn er ontzettend erop dat er ook argumenten gegeven veel regels waar je baasje zich aan moet worden. Het gaat steeds om voors en houden. Ben je daarentegen een wild tegens die je moet afwegen en die niet konijn dan heb je pech, dan mag in voor iedereen even zwaar tellen. Laat de principe iedereen je afknallen. Waarom is kinderen daarna doorgaan met de laatste dit zo geregeld? De Buitendienst zoekt opdracht in het leerlingenblad over de vijf het uit en gaat kijken bij allerlei dieren die konijnen waarin de kinderen het leed en verschillende ‘beroepen’ hebben. Zo gaan nut voor deze gevallen moeten afwegen. ze bij proefdieren langs maar ook bij Ook dat geeft weer voer voor discussie.
Het leerlingenblad Pagina
12
INTRO | DIERENRECHTEN
OPDRACHT | GEBRUIKSDIEREN
Alle kinderen zullen vinden dat je zo’n schattig pluiskonijntje als dit niks mag aandoen. Dit konijn is duidelijk de lieveling van een baasje. Maar toch: het is niet vrij. Heb je het recht om een dier ‘gevangen’ te houden. Zou het niet gelukkiger zijn in de vrije natuur? En hoe zit het met de parkiet? In het wild hebben grasparkieten zeeën van ruimte en doorkruisen ze half Australië. Dat is wel een ander leven dan in een kooi. Maar daar hoeft hij zich weer niet druk te maken of hij die dag wel voedsel kan vinden. En heeft hij niks te vrezen van roofvogels.
Bij deze opdracht maken de leerlingen kennis met verschillende doelen waarvoor dieren door mensen worden gebruikt. De opdracht vereist voorkennis of hulp. De nabespreking is dan ook essentieel. De onderstaande oplossing is niet zaligmakend. In de tabel zijn bijvoorbeeld alleen de bekende typische laboratoriumdieren (konijn en rat) aangekruist. De lijst van Stichting Informatie Dierproeven geeft aan dat tal van dieren (waaronder ook schapen, paarden en honden) als proefdier gebruikt worden. Op de volgende pagina vindt u informatie bij mogelijke twijfelgevallen. Als iemand zijn antwoord kan beargumenteren is het goed.
vlees huid
schaap
paard
x x
x
x
x x
x
x
x
x
gezelligheid rijdier proefdier wol
x
konijn
x
x
rat
hond
parkiet
haring
x x
x
Schaap – De huid wordt zowel met haar (schapenvacht) als gelooid (schapenleer) gebruikt. Paard – Het vlees (bijvoorbeeld paardenrookvlees) is zelfs in de supermarkt te koop. Het is wel een bijproduct: er zullen zelden paarden om het vlees gefokt worden. Paardenleer (cordovan) wordt soms gebruikt voor schoenen, daar zou dus een kruisje mogen staan. Konijn – Dit wordt verder uitgediept in de volgende opdracht. Daar vindt u bij elk gebruik informatie. Dat konijnen wol leveren zullen de meeste kinderen niet weten. Rat – Tamme ratten worden als huisdier gehouden. Misschien heeft een leerling wel een rat. Daarnaast is het na de muis het meest gebruikte proefdier. Hond – Naast gezelligheidsdier worden honden ook als hulp gebruikt voor tal van taken: reddingshonden, geleidehonden, waakhonden, jachthonden en nog meer. Deze mogelijkheden staan echter niet in de tabel. Haring – Op de menukaart is het anders maar uiteraard is ‘vis’ gewoon ‘vissenvlees’.
8
Pagina
13
OPDRACHT | LEED EN NUT Konijnen worden op allerlei manieren door de mens gebruikt. Wat is geoorloofd? Iedereen zal daar een andere mening over hebben. Twee belangrijke factoren bij het vellen van een oordeel zijn: 1 het nut van het gebruik; 2 het eventuele leed dat het dier wordt aangedaan. Beide zijn erg lastig af te wegen. Je kunt wel proberen om de mate van nut en leed in een ‘thermometer’ aan te geven. Dat is wat in deze opdracht aan de kinderen gevraagd wordt. Leg de werking van de schaal uit: als het konijn niet lijdt zet je het kruisje in het vakje uiterst links, vind je dat het heel veel lijdt dan zet je het helemaal rechts. Bij geen respectievelijk veel nut (voor de mens) werkt het net zo. Benadruk dat het antwoord nooit fout is. Het is een persoonlijke mening. De levensverhaaltjes zullen vast en zeker wat losmaken en vragen oproepen. Onderstaand per konijn aanvullende informatie die de leerlingen zo nodig kan helpen tot een oordeel te komen. Proefkonijn – Het konijn is het spreekwoordelijke proefdier. Toch valt hun aantal in Nederland (ca. 7000 per jaar) in het niet naast het aantal proefmuizen (bijna 300.000) en ratten (ruim 100.000). Proefdieren worden gebruikt om experimenten op uit te voeren. Vaak gaat het om het testen van de veiligheid en werkzaamheid van medicijnen. Maar ook voedingsstoffen en cosmetica worden op dieren getest. Omdat het er meestal om
Extra
gaat de mogelijke uitwerking op mensen te achterhalen, worden het liefst dieren gekozen die niet te ver van de mens afstaan. De stofwisseling van een insect is immers heel anders dan die van een mens. Tam konijn – Vooral voor kinderen is een konijn een populair huisdier. Toch is het houden van konijnen niet zo makkelijk als de meeste mensen denken. Vaak wordt een konijn bijvoorbeeld in zijn eentje in een hok gehouden. Konijnen hebben juist behoefte aan gezelschap. Wel moeten ze dan weer ruimte hebben om elkaar af en toe uit de weg te gaan. Angorakonijn – Dit konijnenras heeft extreem lange haren. Deze zachte haren kunnen net als de wol van een schaap gesponnen worden. Van deze zogenaamde angorawol worden zachte truien gemaakt. De lange, steeds doorgroeiende vacht is een erfelijke afwijking die door toeval is ontstaan. De pluizige vacht maakt het angorakonijn kwetsbaar en afhankelijk van de mens. Het konijn moet regelmatig geknipt of geschoren worden. Omdat de haren na verloop van tijd los gaan zitten kunnen ze ook voorzichtig worden geplukt. In de praktijk blijkt dat met name in China vaak niet zachtzinnig te gebeuren. Bontkonijn – Net als bij het angorakonijn worden bontkonijnen gefokt om hun vacht. Bontkonijnen worden echter niet geschoren of geplukt maar gevild en daarvoor uiteraard gedood. Ze worden als ze tien weken oud zijn elk in een eigen kooi van ca. 50 x 50 cm gehouden. Het is een misverstand dat konijnenbont een bijproduct zou zijn van de vleesproductie. Voor de bontproductie moet een konijn zeker een half jaar oud zijn. Bovendien zijn bontkonijnen van een ander ras dan vleeskonijnen. Het vlees van bontkonijnen wordt zelden voor menselijke consumptie gebruikt. Wild konijn – In het wild leven konijn samen in een grote groep. De konijnenholen staan vaak met elkaar in verbinding. Een wild konijn kan negen jaar oud worden maar er zijn er maar weinig die deze leeftijd bereiken. De meeste halen hun eerste verjaardag niet eens. Als prooi zijn ze gewild bij grotere roofdieren als vossen. Daarnaast kunnen besmettelijke ziektes als myxomatose flink huishouden. ’s Winters is het geen vetpot. Dan moeten konijnen het soms doen met de bast van jonge bomen, wat ze niet altijd in dank wordt afgenomen. In Nederland wordt het konijn van half augustus tot eind januari bejaagd. Vleeskonijn – Hoewel je konijnenvlees niet vaak bij de supermarkt ziet liggen worden er in ons land jaarlijks toch ruim 300.000 speciaal voor het vlees gefokt. Ze worden meestal in een vrij klein hok (50 x 70 cm) met ongeveer zes dieren gehouden. Als ze ongeveer drie maanden oud zijn, gaan ze naar de slacht.
DE DIERENRECHTER U kunt een rollenspel houden rond het thema dierenrechten. Speel met de kinderen een rechtszaak na die een dier aanspant tegen mensen. Verzin samen welk dier zich waarmee onrecht aangedaan voelt. Neem bijvoorbeeld een vis die
gevangen is aan een hengel of een vogel waarvan de nestboom is verdwenen. Benoem een rechter, een advocaat, een aanklager (een dier), getuigen en een jury. Wat is het oordeel? Hoe zou deze zaak zijn gegaan als het slachtoffer een mens was geweest?
Handleiding voor de leerkracht
Aflevering
13
Vrijdag 12 december 2014
Lekker slapen 9 DOELSTELLINGEN Na het zien van het televisieprogramma en het werken met het begeleidend materiaal weten de kinderen: • waarom mensen en dieren slapen; • wat we doen tijdens het slapen; • waarom dieren in winterslaap gaan. Sluit aan bij kerndoel: 34, 40 en 41.
Lesverloop VOOR HET KIJKEN Vraag de kinderen hoeveel uur ze de afgelopen nacht hebben geslapen. Bereken of schat hoeveel slaap ze gemiddeld krijgen. Als het goed is zal dit zo rond de 10 uur liggen. Bespreek daarna of de kinderen die weinig geslapen hebben
minder uitgerust zijn dan de kinderen die veel geslapen hebben. Laat ze vervolgens beginnen met de opdracht ‘Slaapzin’ op pagina 15. Bekijk daarna het tvprogramma.
HET TV-PROGRAMMA Ah heerlijk… slapen! De favoriete hobby van iedereen. Maar waarom slapen we eigenlijk? Wat doe je in je slaap? En slapen vissen of verdrinken ze dan? De Buitendienst duikt diep in alles wat met slapen te maken heeft en ontdekt bijvoorbeeld dat je heel goed woordjes kunt leren tijdens het slapen. En dat je zelfs dood kunt gaan als je te weinig slaap hebt. Daar heeft de Buitendienst in ieder geval geen last van en gaat na deze aflevering ook even in winterslaap tot na de kerstvakantie.
NA HET KIJKEN Na het doen van de eerste twee opdrachten uit het leerlingenblad en het zien van de aflevering ‘Lekker slapen’ kunnen de kinderen als het goed is vertellen waarom mensen, dieren en zelfs planten slapen. In het klassengesprek kunnen de drie belangrijkste redenen aan de orde komen: 1 herstel van het lichaam; 2 verwerken van de informatie die overdag is opgedaan; 3 de niet-actieve tijd doorbrengen met zo min mogelijk energieverlies.
Het leerlingenblad Pagina
14
INTRO | LEKKER SLAPEN In het introductieverhaal maken we de kinderen duidelijk hoe bijzonder slapen eigenlijk is. De plotselinge overgang van bewustzijn naar slaap is een moeilijk te begrijpen gebeurtenis. Bijna iedereen vindt het fijn als je goed kunt slapen en voor degenen die het niet lukt, is dat vaak een ramp. Vandaar dat onderzoekers precies willen weten hoe het werkt. Vraag de leerlingen om tips om in slaap te vallen.
WEETJE | SLAAPPLANT Groene planten kunnen in het donker niet veel doen. Daarom gaan zij dan in rust, waarbij allerlei stoffen die bij de lichtreactie zijn verbruikt worden aangevuld. Van loofbomen die in de herfst hun blad verliezen, wordt wel gezegd dat ze in winterslaap gaan. Net zoals de egel in het inzetje.
Pagina
15
OPDRACHT | SLAAPZIN Bij deze opdracht maken de leerlingen kennis met drie belangrijke functies van slapen. Energiebesparing – Dit is voor de westerse mens niet meer zo toepasselijk. Wij hebben gewoonlijk voldoende eten in voorraad om onze energie dag en nacht aan te vullen. Maar voor oermensen en veel dieren is het van groot belang. Het is de reden waarom bijvoorbeeld leeuwen en luiaards zoveel slapen per dag (circa 20 uur). Herstel – Overdag maak je afvalstoffen aan in je lichaam en hersenen als je actief bent. In rust kun je die vervangen. Wij doen dat vooral ’s nachts in onze slaap. Daarom zijn we de volgende ochtend als het goed is ook weer lichamelijk en geestelijk fit. Uitgerust dus. Ook worden dan veel cellen voor de groei aangemaakt. Vandaar dat baby’s en kinderen meer moeten slapen dan volwassenen. Informatieverwerking – Bij het slapen ben je bezig om de informatie die je overdag hebt waargenomen een plaats in je geheugen te geven. Hoe dit precies werkt weten we niet, maar duidelijk is dat we het in bepaalde delen van de slaap veel doen. Dat staat bekend als de REM-slaap. Dit is ook de periode die we ervaren als dromen.
e n e r g i e
s p a r e n
10
h e r s t e l l e n
i n f o
Pagina
16
ve r w e r k i n g
INFO | SLAPENDE DIEREN Bij dieren hangt de hoeveelheid slaap vaak samen met de tijd die ze nodig hebben om voedsel te verwerven. Grote grazers zijn lang bezig om het groenvoer naar binnen te krijgen en te herkauwen. Zij slapen meestal maar kort. De meeste vleeseters hebben maar weinig tijd nodig om een prooi te vangen. Daarnaast is vlees makkelijk verteerbaar. Zo houden ze veel tijd over om te slapen. In de winter zijn sommige dieren helemaal niet in staat om voedsel te vinden. Zij gaan dan in winterslaap.
Ze trekken zich terug in grotten of verlaten gebouwen, omdat het daar niet vriest en de lucht vochtig blijft. Egel – Dit zoogdier gaat in de herfst in winterslaap. Belangrijk is dat hij voldoende vet onder zijn huid heeft om op te kunnen teren. Af en toe wordt hij wakker en gaat op pad om wat te eten en te drinken. Dit is ook belangrijk om zijn hele lijf weer even in actie te laten komen. Zo kan hij bijvoorbeeld ziektekiemen in zijn lichaam bestrijden. Vetstaartlemuur – Voor veel dieren is er in de droge tijd te weinig voedsel te vinden. Sommigen overleven dat seizoen op dezelfde manier zoals dieren die bij ons in winterslaap gaan. De vetstaartlemuur uit Madagaskar gaat in diepe droogterust en teert dan op het vet dat in zijn staart zit opgeslagen. Een onderhuidse vetlaag zou te warm zijn. IJsbeer – Anders dan je zou denken is er voor ijsberen nog wel te eten in de winter. Ze jagen dan op zeehonden, die bij gaten in het pakijs boven komen om te ademen. De mannelijke ijsberen gaan dan ook niet in winterslaap. Zwangere vrouwen wel, want zij krijgen dan hun jong in een hol in de sneeuw. De zwangerschap, de bevalling en zoogtijd brengt ze grotendeels in diepe slaap door.
OPDRACHT | SLAAPKOPPEN Bij de nabespreking kunt u nog wat meer over de slaap van deze dieren vertellen. Dolfijn – Zeezoogdieren moeten alert blijven om boven water adem te halen. Sommige vogels, zoals gierzwaluwen, verblijven het grootste deel van hun leven in de lucht. Ook zij kunnen hun hersenhelften om de beurt laten slapen om tijdens het vliegen uit te rusten. Vleermuis – Dit zoogdier heeft een heel ander slaapritme dan wij. Het vliegt ’s nachts om insecten te vangen. In de winter zijn er nauwelijks vlinders en muggen. Toch trekken de meeste vleermuizen niet weg, zoals trekvogels, maar gaan in winterslaap.
Extra
SLAAPWEDSTRIJD
SLAAP-APP
Hoe lastig het is om op commando in slaap te vallen kunt u demonstreren door in de klas een slaapwedstrijd te organiseren. Laat de kinderen dingen mee nemen waardoor ze beter in de klas kunnen slapen. Zoals een kussen, knuffel, slaapmuts, blinddoek en oordopjes. Ondanks al deze slaapattributen zal het lastig zijn om echt in slaap te vallen. Aan de andere kant is het voor u misschien lastig vast te stellen of iemand echt slaapt of toneelspeelt…
Er bestaan verschillende App’s die de bewegingen die je tijdens het slapen maakt registreren. Zo kunnen ze een analyse maken van de slaapcyclus die je hebt doorgemaakt. Het idee daarbij is vaak dat de App rekening houdt met de fase van je slaap voordat hij je wekt. Doordat je dan wakker wordt in een lichte slaap, zou je je beter voelen bij het opstaan. U zou enkele kinderen kunnen vragen of zij de avond van tevoren met een slaap-App naar bed gaan en daar verslag van doen.