Overige invloeden
zoogdieren
van
op de bosstructuur Cis
Vuure
van
Zoogdieren vloed op kunnen kend
bekend
hebben wissels
om
al
patronen
betreding, effect
ze
kunnen
te
hun
bemesting hebben,
meer
grondwoe-
en
is nog
maar er
worden. Veel
Daardoor
bodemverdichting
en
te
zoogdieren
uitwerpselen deponeren.
verrijking, verschraling
van
in-
andere activiteiten
Tot die andere activiteiten kunnen gere-
ongetwijfeld
waar
van
staat
in
plantendelen
door middel
beschreven
goed
Van de andere effecten is
staan.
sorteren.
bepaalde plaatsen
en
van nature
kunnen
nu
vegetatieve
van
ook
zaadpredatie,
zullen
bemesting
en
eten
oefenen,
te
zaadverspreiding,
ling. Betreding van
uit
of minder effect
ze meer
worden
weinig
niet alleen door het
zijn
de bosstructuur
ont-
bekend.
onder andere Klit,
Zaadverspreiding
verspreid
1.
Heksenkruid, Kleefkruid en Hondstong.
Zaadverspreiding
Vele
zoogdieren
soorten
planten
soorten
te
het onmogelijk is
planten
te
in
zijn
in
om
dit
die
noemen,
vele
staat
verspreiden. korte
Verspreiding
door
vruchten en/of de
zaden
plant door het dier
meegenomen
kunnen
worden.
gegeven kan
zoogdieren
de vol-
op
gende manieren gebeuren: —
maar
—
onbewust
te
op
poten of pels
aan
eten,
gehecht
(synzoöchorie),
elders
te
Door
de vruchten
mee te
nemen
en
en
of
elders
zaden
te
op
eten,
te
deponeren (endo-
te
of
na
slechts
kunnen
in zekere
er
bijdragen. verschillende
op
manie-
nat
door
pels of poten
Bijvoorbeeld
vast
graszaden
regen
kunnen
het opslaan
gedeeltelijk
klokje Met
lijke. zijn
van
het
kleverige
heeft
behulp Voor
zaden,
mod-
van
ten
kan
ze
opgegeten
woelmuizen
en
aan. Voor
kan
ook het
behoeve
onderscheid
het effect
vervoer
ge-
nestbouw,
van
zaden
of
deze
het
Grote
Viooltje
Linnaeus-
haakjes, stekels manier
worden
van
kruiden,
die
runderen
middel
zaden
derge-
en
dan van
bijdeze
vruchten
soorten
gegeten
en
Tot
de
grassen,
worden
eerste
zeggen
door
paar-
herten. Vooral paarden
staat
eten, kunnen
zich ven
er
zelfs
aan
de vruchten
en
zijn droge vezelrijke planaan
de verspreiding
ervan
bijdragen. Een plant als Witte Klaver
vastzitten en en
verspreiding
geschikt
Door
en
worden
gemaakt
lokmiddelen.
behoren vele
groep
ten te
De
kleverige vruchten. van
vogels.
uitsteeksels
of
en
Populier.
Driekleurig
zoogdieren beter
voorbeeld
muizen
ver-
kunnen
plantenvruchten (of -zaden) zonder en
tussen
koeien, die in
en
en
enzovoort.
ze worden
1.3. Endozoöchorie
vruchtjes
en
kleefstof.
behulp
te
beukenoten, ha-
plantaardig materiaal waarin
den,
Met
Weegbree
de synzoöchorie
blijven zitten.
Paardebloem, Wilg
hebben
Zaden
speciale voorzieningen.
aan
be-
op
vegetatie zie ’Zaadpredatie’.
mét bijzondere
plaatsvinden:
der,
de
rekend worden,
Hierbij
aanhechting kan
Zonder
Tot
op
of
te eten
op
de
met
vruchten zitten.
vruchten kunnen,
114
ook
maar
vergeten
van
zoogdieren
soorten
mate aan
3.
loren,
bepaalde
een
zelnoten, dennezaden, lindezaden
hiervan
deponeren.
van
slaan, bijvoorbeeld eikels,
leggen voedselvoorraden
Alle
2.
anders
worden. Eekhoorns,
bek
zoöchorie).
1.
ergens
de
1.1. Epizoöchorie
ren
ze
(epizoöchorie) of bewust, bijvoorbeeld in
vervoeren
De
doeling
Tijdens het transport
vruchten of zaden niet
Door
methode van verspreiding worden de
bestek
verspreid
voorbeelden
wat
en
deze
Bij
alle
Dravik,
1.2. Synzoöchorie
Aangezien
worden, zullen hier daarom alleen de principes
van
aangepast. ervan
worden
zeer
zo in
heeft
Na
de bloei
blij-
lang
aan de
plant
grote aantallen
ge-
geten (figuur 1). Tot de
tweede
opvallende
groep
kleur
behoren planten
en
aangename
smaak, zoals bijvoorbeeld kersen, bramen.
Deze
met een
geur
en
bessen
en
vruchten worden bewust
gege-
1.
Figuur
Witte
(Trifolium
vast
plant
De
de
de
na
blijven
aan
rijping
Klaver
repens).
vruchtjes
Misschien
moeder-
zitten.
(Naar
soort
is
die afhankelijk
zaad als
zowel
van
het dier dat het
van
het
Müller-
at.
Müller-Schneider 1977).
Schneider (1977)
zaden Foto rechtsboven: Door
toedoen
vorm van
tage Mollen
van
ontstaatbodemreliëf
vormt een
Natuurbeheer.
voor
belangrijk deel
van
het
paarden graszaden. Op
de
run-
kruid-
verminderd kiempercen-
een
Modlin
Hazen
(1960)
stelt daaren-
gegeten zaden
van
de
geslachten Amaranthus (Amarant), Chenomenu
van
podium (Ganzevoet)
paar-
den, ook in verdorde toestand. Zodoende verspreiden
ter
foto ’Tarpans’ op de Enne-
en
Atriplex (Melde)
be-
kiemden dan ongegeten zaden. Alexandre
(1978)
maborg, Groningen. Foto:
door
tegen dat
Foto rechtsonder: Gras
afloop
vertoonden.
en
gras-
in de
molshopen.
Foto: RijksInstituut
na
bij
noemt voerproeven
deren, waarbij alle gevoerde
vond
de
dat
G. Poortinga.
door Olifanten
in
zaden van
boomvruchten,
het Forêt de Taï in
Ivoor-
Foto boven:
Grondwoeling
kust gegeten, het zelfde kiempercentage
door Wilde Zwijnen.
Foto: Rijksinstituut
voor
Natuurbeheer.
den,
sneller kiemden
maar
en
had-
beter groeiden
dan ongegeten zaden. Een speciale vermelding verdient ten. en
Zo eet een
bosbessen.
Eikelmuis aardbeien, bramen Bruine
Beren
eten
vaak
bos-
bessen, lijsterbessen, bramen, rozebottels
en
aalbessen. Dat
maar
over
van
Hiervan
schimmelsporen is
feitelijk
nog
op
deze
kunnen
manier door zoogdieren
worden,
staat
wel
vast,
in hoeverre de kiemkracht wordt
aangetast bestaat
nog
veel
onduidelijkheid.
paarden
van
soorten
Van
zeer
koeien
de
belangrijk is. in
uitwerpse-
sporen
van vele
schimmels aangetoond worden.
veel
dieren
en
versprei-
weinig onderzocht,
terwijl het waarschijnlijk
len
de
door zoogdieren.
Volgens Ridley (1930) konden
planten
verspreid
ding
dieren als
en marters
is
herten, zwijnen, bekend,
dat
ze
knaagboven-
115
gronds groeiende paddestoelen manier zullen
De
verspreiden.
van
steeds
ter
ding
In
Europa zijn
ontdekt
gaat het
al
dit
met
en
In
honderden
schimmels
soort
zodoende
al
et
Volgens De 38
zullen
soor-
er
nog
Noord-Amerika Zowel
soorten.
in
vrijwel
vormen
(ecto)mycorrhiza’s De
1978,
belang
van
truf-
rijk vertegen-
Nederland
Noord-Amerika
bomen (Maser
zijn
er in
worden.
om
Europa als
zo
waarschijnlijk
maar
voor,
niet
ze
de
bijvoorbeeld
Noord-Amerika.
Vries (1971) komen
meer
de versprei-
omtrent
zoals
vormen,
woordigd als in
ten
er-
sporen
schimmels, die ondergronds vrucht-
van
lichamen fels.
de
laatste jaren wordt ech-
bekend
meer
op die
eten en
waarschijnlijk
ze
de
van
komt
in
sporen
Europa
deze
van
op
naam
van
Zwijnen, Konijnen en knaagdieren (De Vries 1971).
de knaagdieren zijn het in Europa
Van
vooral
grondse paddestoelen Noord-Amerika,
(Maser
et
het
voor
worden
te
zijn
kon
voor
de
vanwege
een
gevon-
Sommige
vrucht-
van
van een
worden.
toont
hoe betrekkelijk
'schadelijk’
weer
onvervangbare
begrippen ’nuttig’
en
bepaalde diersoort zijn.
vervullen
rol
in de
ver-
waarschijnlijk
ontwikkeling
van
bossen. Over
zoöchorie
op
de
van
epizoöchorie
en
soortensamenstelling
vegetatie valt weinig
te
Bij
zeggen.
öchorie spelen vele zoogdiersoorten
de
ook
zaden
nen
om
aan
vogels aan
de
te
en
verder ook
endode
van
epizorol,
een
mensen,
die
hun kleding of schoeisel kun-
meenemen.
uit
Het
maken
vegetatie
dentele gevallen,
Hondstong bij
is dus
welke en
tamelijk moeilijk
soort
wét
verder dan
zoals het
bijdraagt
enkele
voorkomen
konijnenholen,
is
men
incivan
nog
niet gekomen. Bij endozoöchorie ligt het 116
grassen
de
en
verspreiding
kruiden is
weggelegd. deze
staat
die
Op
verteren.
zodoende ook
dium, in
de vorm
in
of andere
worden,
van
de
te
zaden
beschik-
maar
goed kiemingsme-
de uitwerpselen van die
verdwijnen
deze
van
dit verband betekend na te
in
verdorde toestand
over een
Wat het
rol
waren
manier konden
niet alleen verspreid ten
Oeros
en
in
planten
Ta-
soorten
belangrijke
een
Bostarpan
vele
van
sommige zoogdie-
voor
wél
waarschijnlijk
ren
door
gaan
grote
kunnen
zou
ze in
de een
in het bos terug
te bren-
gezegd worden,
dat
vorm weer
gen. Ten
slotte
moet
nog
in
alle zaden, die uiteindelijk ook
rechtkomen, eters
zaad-
Vele
alsnog
om ze
niet
uitwerpselen te-
zullen kiemen.
vaak klaar
staan
vernie-
te
tigen.
2.
Zaadpredatie
Zaad sche
vormt
in
voedsel
een
waarde
is
en
groot belang
als
van
hoogenergeti-
zodanig dan ook
van
vele diersoorten, zowel
voor
vo-
gels, zoogdieren als insekten. In
het
bos
het
zijn
vooral
natuurlijk
boomzaden, die de hoofdmoot een
jaar
=
volgens
boomzaden
goed jaar
Aulak
(1970)
heeft
en
Evenzo
Er
ren
den
neemt
zijn
waarin
dét heeft
wordt
en
een
en
werd.
zwijnen
In
tot
van
effect
dus
op
veel
kieming
1968).
de die-
van van
komt.
%
Mi-
1968)
gereduceerd van
Wil-
75% uit eikels
bestaan
Le
Schmitt
Louarn
&
van
ductie
daaropvolgende
1968 in het
zaver-
beukenoten-
(1972) berekenden dat van
zeer
vogels, muizen, her-
61-92
met
toe.
de zaadval
bepaald jaar de
voor ruim
(Briedermann
in het
omvang
mastjaren kan het voedsel
de Zwijnen
meer
door Briedermann
oogst door toedoen ten
dat er
niet
(geciteerd
vond dat in
z’n
bij-
op
laat
tot
in
kg
Zo’n
worden
1970). Veel dieren leven
dat houdt in
nietigd chaelis
jaren,
en ook
(Aulak en
vaak
de populatie er
6480
regelrecht effect
een
geproduceerd,
worpen
ha
per
voorbeeld de muizenstand.
jaar
beukeno-
de grond terechtkomen.
op
In
mast-
een
veel eikels en/of
met
de
vormen.
in
eikenhaagbeukenbos kan,
jaar (
gering is
de effecten
maar
Voor
xus.
ten), te meer
eens
hun knaagactiviteiten veel
guisde knaagdieren een
De
zó sterk afhan-
bepaalde soorten, dat
Het laatste voorbeeld
De
verspreid
geur
het vóórkomen
van
van
symbiose gesproken
aan
door tiental-
gegeten.
en
opgegraven
de
op
vo-
boomvormige
voor
op
worden,
beter door
van
waar-
sporen,
knaagdieren
knaagdiersoorten bleken zelfs
lichamen
Zwijnen
al 1978, Trappe & Maser 1977).
vruchtlichamen
kelijk
In
(Drozdz 1966).
Wilde
grootste deel,
kleine
soorten
den,
eten
waar
ontbreken, worden de
schijnlijk len
onder-
de woelmuizen die dergelijke
nature
gaat vooral
kunnen
nog
planten als Kers, Lijsterbes, Meidoorn en
grazers
insekten, Edelherten, Reeën, Wilde
wormen,
Dit
vaak
en
hebben is alleen
verspreiding
schimmels
gels.
goede
een
Vrijwel alle planten, die
zo.
kunnen dat ook
dieren.
voor
net
door zoogdieren verspreid
Vries 1971)
bosontwikkeling. De
grote lijnen
de beukenootprovoor-
door
jaar
dwenen
toedoen
dween zelfs 74%. verdween van
van
%
ver-
van Purshia
1970
41
ver-
den
Bosmuizen
van
Van
was.
de oogst
van
Volgens Gashwiler (1967) in
kaalkap
een
de douglaszaden, 69%
Tsuga heterophylla
en
van
88%
Oregon
de zaden
van
de zaden
van
Thu-
van
japlicata 35%. de
vaak, bij
dit gebied, welk
op
dier welk aandeel
heeft in het 'verdwijnen’
van
zaden, hetgeen moeilijk
te
wordt de 'schuld’ Tanton
volgens
de
meer
verdwijnen
Uit
van.
in
leiden
werden zaden
die
beelden
van
Deze
419
auteur
goed in
wordt
schikt
Pinus
Dit
de proef
voedsel
te
(1970) strobus,
soort.
over
aan
Abbott,
van
opgeslagen
kiemen. gaat
en
maar
Volgens
dit
in jaren
met
om een
Saigo (geciteerd
zaailingen
van
voor
een
In
ver-
1961)
daarvan ge-
een
&
voor
op
gering
er maar
wei-
wezenlijke bijdrage van
door
bepaald
deze
Ream stuk
&
bos
50%
afkomstig
te
boom-
echter niet goed, omdat dan de
gende grondlaag
zoek
van West
(1968) bleek, dat 15%
dergelijke voorraden
en
90%
van
onder
het bodemoppervlak
laten
van
gangen
pon-
van
de
Taxus.
invloed is
van
op
de
de uit
de zaden
Turcek
1952 stelde hij, in
ingestorte,
diepte
doodde
een
en
In
boompjes.
ha
per
ha
daarop
(-6°C) al
deze
konden
3000
worden
vastge-
Vrijwel al deze planten bleken afkom-
uit
stig
per
Po-
56000 beu-
Kort
vast.
echter
nieuwe kiemplanten steld.
mei
Esdoorn in het
nachtvorst
juni
vol-
vrijwel natuurlijk bos
een
zware
het
auteur. In
de zelfde
Zilverspar, Beuk
ver-
begraven
van
kieming, bewijst
van
on-
gun-
Beuk, Haagbeuk,
van
de
Dat
gende voorbeeld
van
te
Woelmuis talrijke
Rosse
1-3 jaar oude planten en
in
herhaaldelijk
de voedselvoorraden
Woelmuis,
die
toen
de Rosse
van
veel
zeer
voorkwam.
Zelfs in juli bleken daarin nog kiemende beukenden aanwezig ten
de
te
sterk
kiemingsperiode
rimenten
van
cm
van
fundamenteel belang
de
de eikels,
Van
wortels
de eikels die
van
kiemde
Zoals blijkt is ren,
van
minder dan
was
die
overblijven
dus
om te
de grond
Uitdroging
daarvan de oorzaak.
was er
op
1%.
een
complex
dat bepaalt hoeveel zaden
kiemen,
er
van
voorkeur, de
de plaats
en
grondsoort
langrijke
rol,
en
weer
zoals
zoals de beschik-
bekijken
manier
van
en
factoren
een
bijvoorbeeld de
en niet
te
geval
generaliseren.
tot
Dat
de
Bij
het concurrentievermogen. van
zijn
verstop-
enzovoort.
andere
dus zaak het probleem
facto-
uiteindelijk
bare hoeveelheid zaad, de diersoort
kracht
expe-
dat be-
(1 inch) diep begraven werden, kiem-
de ruim 80%,
lagen
de beukeno-
begraven werd
uitgerekt. Uit
bijvoorbeeld eikels.
voor
te
Ovington (1960) bleek,
worden
graven
2,5
Door
zijn.
verschillende diepten
op
pen,
was
heersen
kiemingsomstandigheden. vond
(1967)
kieming spelen
waren
bovenlig-
er
doorgroeid
om
zijn niet gunstig in dit verband. Echter
Gruell
zaad uit knaagdiervoorraden. Uit onder-
ponderosadennenzaden afkomstig
dik is
te
Ook opslagplaatsen als boomholten
worden.
dat de
de Ponderosa-den (Pinus
minstens
te-
Abbott
inderdaad
de regeneratie
1980) vond in
derosa)
zeer
regel.
geen
normaal zaadaanbod blijven
nig zaden leveren
staat 415
voorbeelden die
echter
is
In
vinden (Jan-
te
belangrijk deel onaangeroerd en
om
Quink
uit andere
op-
zijn hun opgeslagen voedsel
met
veel
een
in
Eekhoorns
waren
weer
stillen.
te
voedselovervloed (mastjaren,
van
gelijkbaar
blijft
honger
diep begraven is
kenkiemplanten
voor-
geeft blijkt dat knaagdieren
staat
vinden.
te
rug
jaren
de
de minerale
met
Té
de
knaagdie-
van
en contact
groot belang.
van
1971,
de kieming zijn namelijk
Voor
lanagebergte (Tsjechoslowakije),
ergens
(1967) geeft vele
Carya-noten terug
1971). Ook
dat
die
het alge-
over
(Janzen
noemen
en
opgege-
en
voedselvoorraden kunnen
Michigan (VS)
deze
bleek
plaatse werd
meegenomen
om
stro-
muizen
aan
opslagactiviteiten
gezocht worden
zen
(1961), waarbij
gevoerd,
ter
Turcek
opgeslagen.
de
vernietiging daar-
van Abbott
de andere helft
ren.
tot
de Weymouthden (Pinus
van
van
ten,
zaden behoeft echter
van
grote hoeveelheden
woelmuizen helft
te
proeven
de zaden
bus)
van
grond
stige
kieming daarvan niet altijd verhinde-
lang niet altijd
1967).
zaad
voor
te
gunstig
zeer
Turcek
Eik
Het
tot
meen
de 'schuldi-
ren.
van
Begraven worden is
diep
bijvoorbeeld ei-
van
de planten,
daaruit kiemen, meestal in groepjes.
dui-
volgens deze auteur,
zou,
gedeeltelijke beknaging kels
maar
gegeven,
(1965) zijn Eekhoorns,
Bovendien
gen’.
bepalen is. Vaak
Vlaamse Gaaien veel
ven en
de verschillende
muizen
aan
onderzoe-
vele
het om za-
Aangezien staan
gaat,
voldoende vocht
Onduidelijk is kingen
tridentata.
uit opslag
be-
kiemHet
is
geval
te
knaag-
dieren echter zo’n slechte rol zouden spelen, gaat in lang niet alle gevallen
op.
117
Hoe
3. Grondwoeling bodem is
De
veel zoogdiersoorten
voor
fundamenteel
in
belang
worden
woeld
voedsel
te werpen, De
slaan.
in
de
te
van
de diersoort als de
van
die voedselarm zijn,
ho-
en
de jongen
om
te
op
van
de aard
rotsachtig of
zeer
tot
en
grond. Gronden waar
het oppervlak
aan
weinig doorwoeld worden. rulle
voedselrijke
dierlijk
of
waarin dit alles gebeurt hangt
het grondwater vrijwel zullen
door-
(winter)slapen of voedsel
voedselrijkdom
staat,
kan
gangen
gemaakt worden
mate
zowel af
en er kunnen
zoeken
te
len (nesten)
bodem
plantaardig
om
hun
met
verband
De
specifieke levenswijze.
van
bodems
zal
In
daarentegen
wél veel woelactiviteit zijn. Door
belangrijke invloed uitgeoefend worden de doorluchting
op
de grond, de vochthuis-
van
houding, de mineralenhuishouding en de getatie.
Golley
al
et
vonden
(1975)
ve-
dat
in
loofbossen 11 è 12 Mollen van de soort Talpa caucasica 0,15 zetten. 19000
aarde
Woelmuizen
dividuen
jaar
per
Eén
is
3
Uit
de
meest
onderzoek
dan
de
een
dat
zekere
een
van
mollenIn
lucht-
mollengangen waar-
drainerend effect de
molshoop
het
water
niet
op
plaatsen,
sneller de grond
gegraven
is.
grond uit arm
daarentegen veel rijker Mg
en
meer
dan
minerale
stoffen
planten
1968). Als gevolg worden
ongestoorde bo-
aan aan
Al. Mollen zijn in
door
de
staat
het
in de bovenste
in
omhoog
mogelijk
van
humus,
is
graven
40 cm
soms
kortere te
tijd
brengen
(Abaturov door Mollen
grond de bo-
demhorizonten sterk vermengd, van
maar
bijvoorbeeld Ca,
wordt
grond
grote diepten omhooggebracht
podzoliseringsproces vertraagd.
en
zakt
molshoop kan
maar
zelfs
soms
lichte verhoging
een
hoger toene-
(Abaturov 1968). Zowel kunnen
molshopen
door
na
waargeverse
bepaalde
mierensoorten gekoloniseerd
worden.
bodemdeeltjes
waardoor de hoop
aan
bestaan
langer blijft
en
vergroot wordt
(Voronov
omheen (Knapp
1968),
heden
1959, Elton
1966,
voedselrijkdom,
losse
concurrentie,
die
van
Voro-
andere groeiomstandig-
vanwege
(relatieve
mols-
op
hopen ontwikkelt, wijkt duidelijk af er
en
Zo-
1968).
vegetatie, die zich aanvankelijk
De
Deze
ontstaat een sterker bodemreliëf.
doende
geringe Ver-
bodemstructuur).
schillende onderzoekers vonden, waarschijn-
lijk als gevolg
Soms vooral
zijn
vooral
kruiden.
om
als
planten
het
was
variërende standplaatsen,
van
verschillende
het vooral
al
geen
Volgens
verschil
zou
zijn
meer
loop
de
van
de
dassen-
tussen
de
de planten-
en
in
Zo
worden.
kan
er
Wijngaarden &
Van
dergelijke grond
mede als
uitwerpselen
voor
konijnen-,
gevolg
Brandnetel, Ook
voor
ciale
plaats
Braam en
bomen in.
(1964), van
op
dassen-
bijvoorbeeld
van
Vlier.
nemen
molshopen
een
spe-
Op dergelijke hopen kunnen
namelijk verschillende
boomsoorten
kiemen
opgroeien. Voronov (1968) vond, dat in
en
een met
stuk
berkenbos 38%
jonge
Berken
was
van
de molshopen
bezet.
Sukachev
Dylis (1964) vonden dat de kieming en
Van
stikstofminnende
typische
een
af-
een
zich, volgens
de Peppel
ontwikkelen
vegetatie
op-
de vegetatie-ontwik-
vossenholen, draagt vaak
wijkende flora.
kunnen
tijd verschillende
uitgegraven grond, en
spe-
jaar
er na twee
die daaromheen. Vol-
en
keling onderscheiden
met
grote rol
een
anderen duurt dat veel langer in
ging het
Knapp (1959)
stikstofminnende planten
eenvolgende perioden
Ook
kolonisatoren. soms
gras,
len. Volgens Elton (1966)
zelfs
Voronov
de
dieren slepen dan planten-
gens
droger dan ongestoorde
zakt
grondlaag,
venste
als
nog
oude
onderzocht
door Mollen omhooggebrachte grond is, met
inelkaar,
nomen worden
in de grond
omringende grond,
duidelijk
Na regen
20 jaar
als
De
plantengroei. meer
des te
vanwege
bovengrondse uitlopers die
ha
per
de bodem.
op
grond waaruit
Ook de
is
vergeleken
118
tot
300-400 in-
van
(1968) bleek
wanden
dan daar waar
het
ver-
Mollen
aarde
meest
het
mollengangen liggen,
waar
van
m
bestaat namelijk en
steeds
humusgehalte
groei óp molshopen
mollengangen
hebben.
De
dichtheid
Abaturov
zijn droger
grond.
kunnen
drainerend werkten
gangen
bestaat
dag
per
jaar verplaatsen.
ha kunnen 10
Mol.
circulatie
in
per
de dieren, die het
en
gangen
ha
per
verzetten.
de
door
ha
en waaraan ook
(1968)
de
per
in een
per
van
graaft is,
grond
fijnsparbossen
In
kg
3
m
het
mende
nov
kan
bovengenoemde woelactiviteiten
de molshoop wordt,
ouder
wordt
Esdoorn
was
als
op
op
molshopen
pulier, Fijnspar groeien.
pen.
en
Voronov
nen aan voor de
pen
twee
ongestoorde grond.
In de eerste
Iep kunnen voert
groei
op
en
Ratelpo-
molshopen
verschillende
plaats heersen
&
Eik
maal zo hoog Ook
van bomen op
gunstige kiemings-
van
er op
rede-
molshomolsho-
groeiomstandighe-
schouwd Woelactiviteiten kunnen nen
op de doorluchting
Foto; D.A.C.
beukenoten
de vochthuis-
de grond,
van
de mineralenhuishouding
houding,
de vegetatie.
en
heden tot
den.
tweede plaats worden boomzaden,
In de
door molshoopaarde
die
zijn
schermd tegen knaagdieren eens in
en
be-
bedekt,
verkeren
even-
gunstige kiemingsomstandigheden.
derde
de
plaats
het
zou
dergelijke,
vee
In
op
dus ook
molshopen groeiende, planten (en
bomen) in de regel onaangeroerd laten. andere
Een
vorm
gedaan door dieren als Dassen, de
zoek
Zwijnen. Op
met
of
poten
doorwoeld.
hierom bekend. het bos is
op
bovenste
Wilde
veelzijdig
een
re
van
sterkere beluchting
van bomen.
combineerd met
en
veel bijgedragen
Dergelijke
telbeschadiging
aan een
men te staan.
Zwijnen varen,
ook
ge-
verteren, hebben
kunnen
van
Door het breken
echter
worden overgebracht. Ook tot
op
gegevens,
het algemene beeld
kunnen
grond
bete-
kan
dat Wilde Zwijnen
insekten tot
van
ontstaan voor de
boompjes ontworteld worden
men
woelen
een
Tevens
de 'nuttige' Wilde Zwijnen.
vergrassing
dieren
het
menging,
plaats.
het feit
veel 'schadelijke'
de
deze
Door
die manier een goed zaaibed
van
staan
de grond vindt, als gevolg
van
strooiselvertering
kieming
grondlaag
(Vietinghoff-Riesch
1952, Briedermann 1968). ('breken’)
wordt,
Zwijnen
effect
Het
en Wil-
voedsel
naar
de
snuit,
Vooral
Beren
en
veel
jonge
door
wor-
sterkere
concurrentie
Aan
de andere en
dat weer
als
kan
gegeven
sterke
bloot
kant eten
voor
als
gevolg
van
het
veranderd is
blijken dat
moeten
wroeten
in
een
van
een
de tijd,
Wilde Zwij-
van
een berkenbos.
Volgens Briederman (1968) is het percentage in
voedsel dat door Wilde Zwijnen
gevonden wordt relatief gering. wordt
len
voor
2%
verteerd,
in
aan
de grond
mastjaren
In
ondergrondse plantede7%.
overige jaren
Het
centage onderaards dierlijk voedsel is duidt niet
op
grote woelactiviteit.
vlakkig doorzoeken van ren
naar
eikels
en
de
veelheden insekten
kan
dan
wel
ties is
volgens Briedermann,
Wilde Zwijnen
op
te
op
grond van ei-
Weliswaar
noemen.
grote hoeveelheden,
delijke, insekten vernietigen, zelfs
bij
niet
es-
kunnen
de bosbouw
voor
Het
insektenpopula-
litteratuuronderzoek, echter
sentieel
daar-
hoge zwijnestand.
een
van
en
vlakte-
Voorwaarde
effect
gen
blade-
grote hoe-
van
wél veel
soms
gewoeld worden.
is
voor
Dit
opper-
beukenoten wordt hier niet
bijgerekend. Bij het optreden
gewijs
Het
dorre
laag
per-
3.
maar
ze
scha-
toch zijn
hoge dichtheden, bijvoorbeeld
varkens
per
100
ha, niet in
staat
de in-
sektenpopulatie beneden het schadeniveau
ko-
houden. Bij de insekten, die gegeten worden,
Wilde
bomen
blijken uit
Vietinghoff-Riesch
door
zou
Dat voor
bo-
bijvoorbeeld Adelaars-
gunstig
kan
vormen,
Daaruit
(1952).
kiembed
goed
een
eikenhaagbeukenbos in de loop
twee
een
deze vruchten zal bijdragen
van
voorbeeld
kan
gras
en
deze
voor
verminderd aantal kiemplanten.
berkezaad
ze
het
levensbelang zijn
omgewoelde grond
schimmelinfecties
gevolg hebben, waardoor
eten
een
nen, wordt
grondwoeling
van
Aangezien eikels
worden.
van
dieren, betekent dit dat het in grote hoeveel-
den Hoorn.
van
kan
Invloed uitoefe-
belangrijke
be-
zitten
ook
loopkevers. tot
roofinsekten, Beide
de conclusie,
zoals
auteurs
dat
voor
te
bijvoorbeeld
komen
dan ook
de bosbouw
nut en
119
schade
het
van
evenwicht zijn
Wilde Zwijn
elkaar
met
in
zoek
dat dit dier in dit verband
en
als indifferente soort
te
die
beschouwen is.
van
hierboven beschreven dierlijke invloeden vaak
het bos zijn
op
Des
lastiger
te
T. van
moeilijk
van Prinstererstraat
Groen
Vuure,
Toch
a!
het ecosysteem bos, niet
ons
altijd
cetten,
zal
pas
de
vormen
dieren,
wezenlijk onderdeel
een
zijn
hun invloeden
goed zichtbaar.
even
Langdurig onderzoek. gericht
waar te nemen.
velerlei fa-
op
duidelijkheid brengen
over
de
rol die dieren werkelijk spelen.
tijdrovender is het er onder-
en
doen.
veroorzaken,
voor
De
te
naar
ze
6702
119,
Wageningen,
CR
08370-16187.
LITTERATUUR: O.B.D.
Abaturov,
(1968): Vlijanie rojuscej, dejatelnosti krota (Talpa europaea L.). Pedobiologia 8 (2):
239-264.
Abbott,
H.G.
Abbott,
H.G. & T.F. Quink (1970):
mals.
(1961):
51
Ecology
Alexandre, laVie31
(29):
seed
pine
consumption by
mammals. J.
small
of eastern white
Ecology
of
Forestry
seed caches made
pine
59
197-201.
(1):
small forest
by
mam-
271-278.
(2):
Le röle
(1978):
disseminateur
des
éléphants
en
Forêt de
Taï,
Cóte-d’Ivoire.
La Terre et
47-72.
(1):
W.
Aulak,
D.Y.
White
Small
(1970):
mammal
communities
of the Bialowieza
National
Acta
Park.
Theriologica
15
465-515. L. (1968):
Briedermann, wald.
Die
Archiv f. Forstwesen
Drozdz,
A. (1966):
Food
und
biologische 17
forstliche
Bedeutung
des Wildschweines
im
Wirtschafts-
943-967.
(9);
habits and food
of rodents
supply
in the beech
forest. Acta
Theriologica 11(15)
; 363-384.
Elton, C.S. (1966): The
L.
Golley, F.B.,
survival in
a
Methuen,
western
London.
clearcut.
Oregon
In: ’Small mammals’. F.B.
Golley,
K.
in
(3):
48
Ecology
The role of small mammals
temperate
Petrusewics, &
L.
431-438.
forests,
grass-
Ryszkowski (eds.),
5 :223-241.
Janzen, D.H. (1971): R.
Knapp,
(1959):
schaftenund
Louarn,
tières 29
Modlin,
animals.
predation by
über
Talpa europaea. Angew.
du
mulot
den
Bot. 33
Relations
(1972):
Annual
Review of Ecology and
Einfluss
von
Tieren
2
Systematics
Vegetation.
I.
:
465-492.
Rasen-gesell-
177-189.
:
observées entre la
(Apodemus sylvaticus)
auf die
forêt de
en
de faines
production
Fontainebleau.
Annales
et la
des
dynamique
de
Sciences Fores-
205-214.
(2):
J.M.
Maser, C., on
Seed
Untersuchungen
H. le & A. Schmitt
population
sis
seed
J.T. Sokur (1975):
Ryszkowski,
lands and cultivated lands. IBP
of anima! communities.
pattern
(1967): Conifer
J.S.
Gashwiler,
Oregon G.W.
& R.M. Nussbaum
Trappe
coniferous forests.
(1978): Fungal-small mammal interrelationships with empha59
Ecology
(1960): Verspreiding
799-809.
(4):
onkruidzaden
van
door
hazen.
Zool.
AN USSR
Zhoernal
39
(3) :
472-474.
Miiller-Schneider, P. (1977): Verbreitungsbiologie(Diasporologie) der Blütenpflanzen. Veröffentlichungen
des Geobot.
Inst. der
J.D. & C.
Ovington,
Eidg.
Mac Rae
Techn.
(1960):
Hochschule, Stiftung Rübel, Zürich,
The
of
growth
seedlings
of
Quercus
61. Journal
petraea.
of
Ecology
48 : 549-555. C.H.
Ream, and
& G.E.
implications Mountain
Rocky
Grucll
for
(1980):
forest
coniferous
forests’.
For. Serv. General Technical
Ridley,
H.N.
Tanton,
M.T.
Quarterly Trappe, beasts ters
Dylis
(1965):
(1964):
Acorn
Journal of
and trees. In:
INT-90
destruction
:
harvesting
:
and
residue
’Environmental
Symposium Proc.,
of plants
59
of
In:
treatments
consequences
of
on
small
timber
11-13, 1979, Missoula,
sept.
mammals
harvesting
in
Mont. USDA
455-467.
throughout the
Fundamentals
Forestry
J.M. & C. Maser
(ed.):
Report
(1930): The dispersal
V. & N.
Sukachev,
Influences
management.
of forest
potential
world.
Ashford,
Kent.
biogeocoenology. Edinburgh.
of small
mammals
and
birds
in
British
woodlands.
230-234.
(1977): Ectomycorrhizal fungi:
'Mushrooms
and
man
—an
Interactions
of mushrooms
interdisciplinary approach
to
and
truffles with
mycology’.
A.B. Wal-
163-180.
Turêek, F.J. (1967): Okologische Beziehungen Vietinghoff-Riesch, A.
von
(1952):
Die
der
Saugetiere und
Bedeutung des
Gehölze.
Schwarzwildes
bei
Bratislava. Gradationen
forstschadlicher
Insekten. Forstwiss. Centralblatt 71: 29-47.
Voronov, 97:
Vries,
G.A.
Med.
West, tral
N.P.
de
KNNV,
N.E.
120
(1971): nr.
die
Wühltatigkeit
des
Maulwurfes
(Talpa
europaea
L.). Pedobiologia 8
;
(1968):
1-60.
De
fungi
van
Nederland.
III.
Hypogaea,
truffels
en
schijntruffels.
Wetensch.
88, Hoogwoud N.-H. Rodent-influenced
Oregon. Ecology
Wijngaarden, 2):
(1968); Über
122.
49
A. van, & J.
establishment
of Ponderosa Pine and Bitterbrush
seedlings
in Cen-
(5); 1009-1011. van
de
Peppel:
The
Badger, Meles
meles
(L.),
in the Netherlands. Lutra 6
(1
&