Overdrachtsmodel Van leesbevorderingsnetwerken naar netwerken preventie laaggeletterdheid 1
Overdrachtsmodel Netwerken preventie laaggeletterdheid Het bevorderen van het lezen. Dat is één van de belangrijkste kerntaken van het Nederlandse openbare bibliotheekwerk. Een taak die de bibliotheek dagelijks in samenwerking met tal van andere organisaties in de praktijk brengt. Om die samenwerking verder te verstevigen is een viertal jaren geleden in de provincie Drenthe het model van de leesbevorderingsnetwerken ontwikkeld. De overheid heeft deze leesbevorderingsnetwerken van (inmiddels) Noord-Nederland aangewezen als een kansrijk instrument bij de bestrijding van laaggeletterdheid. In dit netwerk werken de bibliotheek, de gemeente, het onderwijs, peuterspeelzalen/kinderopvang en welzijnsorganisaties nauw met elkaar samen om bottum-up en vraaggericht kinderen en jongeren aan te zetten tot lezen. Op basis van het model van de leesbevorderingsnetwerken is nu het model netwerken preventie laaggeletterdheid ontwikkeld. Dit overdrachtsmodel is een handleiding voor bibliotheken en gemeenten om zelf zo’n netwerk preventie laaggeletterdheid op te zetten. Met als doel: laaggeletterdheid structureel uit de wereld te helpen.
1
Inhoud Voorwoord
4
Inleiding
6
Het model netwerken preventie laaggeletterdheid
8
Stap 1.
Zoek uit: wie doet wat in uw gemeente?
13
Stap 2.
Breng de bibliotheek in beeld bij uw gemeente
17
Stap 3.
De bibliotheek krijgt de opdracht
21
Stap 4.
Zorg voor draagvlak in uw eigen organisatie
25
Stap 5.
Organiseer een startbijeenkomst
27
Stap 6.
Werkbijeenkomst 1
35
Stap 7.
Werkbijeenkomst 2
39
Stap 8.
Het voorstel uitwerken tot een gemeentelijke agenda preventie laaggeletterdheid
41
Stap 9.
Naar de gemeente
47
Stap 10.
De gemeente besluit
47
Bijlagen 1-5
2
1. Het voorkomen van laaggeletterdheid en de rol van de gemeente
50
2. Samenwerking met ROC’s
53
3. Wat veel bibliotheken nu al doen aan preventie laaggeletterdheid
54
4. Werkbijeenkomst reader
57
5. Adressen van bibliotheken/gemeenten waar de pilot heeft gelopen en contactpersonen die meer informatie kunnen geven
80
3
Voorwoord Dit document is een overdrachtsmodel voor bibliotheken die samen met hun gemeente het probleem van de laaggeletterdheid krachtdadig en offensief willen aanpakken. In de provincies Groningen, Friesland en Drenthe werken bibliotheken al geruime tijd met gemeentelijke leesbevorderingsnetwerken. Deze samenwerkingsverbanden waarin het onderwijs een belangrijke samenwerkingspartner is, vormen een effectief model om het lezen bij 0 tot 18-jarigen (en hun ouders) te bevorderen. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen wil het model van de leesbevorderingsnetwerken nu ook gaan inzetten bij de preventie van laaggeletterdheid. Dat heeft geleid tot de ontwikkeling van netwerken preventie laaggeletterdheid. In deze brochure kunt u lezen op welke wijze u deze netwerken preventie laaggeletterdheid zelf in uw gemeente kunt opzetten. De titel van de voorliggende uitgave is ‘Van leesbevorderingsnetwerken naar netwerken preventie laaggeletterdheid’. Leesbevordering en preventie van laaggeletterdheid zijn natuurlijk twee zijden van dezelfde medaille. Het een volgt uit het ander: als je het lezen bevordert, voorkom je tegelijkertijd de laaggeletterdheid. Toch introduceren we hier het begrip ‘netwerken preventie laaggeletterdheid’ omdat preventie van laaggeletterdheid om een extra focus vraagt. De problematiek is zodanig ingewikkeld en taai dat hiervoor binnen de leesbevordering gericht aandacht moet zijn.
In de noordelijke provincies is het aantal laaggeletterde autochtonen zorgwekkend: 14 procent ten opzichte van een landelijk percentage van 10 procent. Ook onder allochtone Nederlanders is er sprake van laaggeletterdheid. Laaggeletterden of functioneel analfabeten zijn onvoldoende toegerust voor de eisen die de huidige kenniseconomie aan hen stelt. Bovendien is hun laaggeletterdheid een bron van sociale, politieke en culturele uitsluiting. Het ministerie van OCW ziet laaggeletterdheid als een groot probleem dat niet alleen curatief maar ook preventief moet worden aangepakt. Het model voor netwerken preventie laaggeletterdheid is tot stand gekomen tijdens een intensief samenwerkingstraject met provincies, gemeenten, Biblionet Groningen, Bibliotheekservice Fryslân, Biblionet Drenthe en een breed scala aan instellingen op het gebied van onderwijs, welzijn en cultuur. Bij deze willen wij graag iedereen bedanken die een bijdrage heeft geleverd aan dit overdrachtsmodel. Speciale dank gaat uit naar Ella Bohnen voor haar bijdrage aan werkbijeenkomsten en de bibliothecarissen die het project netwerken preventie laaggeletterdheid in de vier pilotgemeenten hebben gecoördineerd: Dieneke Zwiers en Richard de Wal (bibliotheek Hoogeveen), Marleen Schepers (bibliotheek Coevorden), Gerda de Vries (bibliotheek Leek) en Hennie Nijmeijer (bibliotheek Scheemda).
mei 2008 Gerard Meijer, Biblionet Drenthe Henk Pilon, Biblionet Groningen Aaf Smits, Biblionet Groningen Yteke Roosma, Bibliotheekservice Fryslân
4
5
Inleiding Dit overdrachtsmodel is bedoeld voor bibliotheken die in hun gemeente laaggeletterdheid en taalachterstanden zoveel mogelijk willen voorkomen. De netwerken preventie laaggeletterdheid zijn hiervoor een beproefd instrument. Naast het model zelf biedt dit document achtergrondinformatie, een stappenplan, handvatten en tips.
Beginnen bij de wortels Laaggeletterdheid begint vaak op jonge leeftijd. Kinderen uit taalarme gezinnen hebben gemiddeld al een taalachterstand van 2 jaar als ze naar de basisschool gaan. Deze achterstand lopen ze tijdens hun schoolloopbaan meestal niet meer in. De kans is zelfs aanwezig dat die achterstand nog groter wordt. Zeven procent van de jongeren van 16 tot 24 jaar is functioneel analfabeet. Laaggeletterdheid moet dus bij de wortels bestreden worden. (Bron: Van A tot Z betrokken, Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010. Ministerie OCW)
Bibliotheken als partner van gemeenten In het beleidsplan Van A tot Z betrokken is een belangrijke rol weggelegd voor de gemeenten. De gemeente is verantwoordelijk voor het lokaal onderwijsbeleid, maar is tevens publieke werkgever, uitvoerder van de sociale zekerheid, regievoerder integraal jeugdbeleid en opdrachtgever van de volwasseneneducatie. Gemeenten sturen over het algemeen op afstand en zijn gewend uitvoerende zaken te delegeren. De expertise van bibliotheken als het gaat om preventie van laaggeletterdheid - juist onder moeilijk bereikbare doelgroepen - maakt de bibliotheek tot dé partner van gemeenten om de doelstellingen uit het landelijke beleidsplan op gemeentelijk niveau te realiseren. Netwerken preventie laaggeletterdheid vormen hierin een belangrijke tool. Dit overdrachtsmodel biedt bibliotheken een aantal scenario’s om deze netwerken in hun gemeente praktisch vorm te geven.
Kansrijk instrument Biblionet Groningen, Bibliotheekservice Fryslân en Biblionet Drenthe hebben met ondersteuning van Stichting Lezen al enige jaren geleden leesbevorderingsnetwerken opgezet in de gemeenten van hun werkgebied met als doel kinderen en jongeren meer, beter en met meer plezier te laten lezen. Als het gaat om preventie van laaggeletterdheid ziet het ministerie van OCW deze netwerken als een kansrijk instrument, zo blijkt uit Van A tot Z betrokken, Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010. De aanpak van de Noord-Nederlandse bibliotheken haakt aan bij het hoofdstuk De lezer, waarin de leesbevorderingsnetwerken van Drenthe nadrukkelijk worden genoemd. Dankzij een subsidie konden in 2006 en 2007 in vier gemeenten pilots worden opgezet om de leesbevorderingsnetwerken te focussen op de preventie en bestrijding van functioneel analfabetisme. Aanvankelijk waren deze netwerken preventie laaggeletterdheid gericht op 0 tot 18-jarigen. Inmiddels is dat in de vier pilotgemeenten uitgebreid naar laaggeletterde kinderen en hun ouders. In dit overdrachtsmodel laten we u zien hoe u een netwerk preventie laaggeletterdheid in uw gemeente kunt realiseren.
Bibliotheken hebben de ervaring al Bibliotheken kunnen een bijdrage leveren in het voorkomen van taalachterstanden. Het is een van hun kerntaken in het kader van de bibliotheekvernieuwing. Leesbevordering hoort bij het dagelijks werk van de bibliotheek. Op allerlei manieren geven bibliotheken daar invulling aan, samen met bijvoorbeeld de peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en scholen. Bibliotheken zijn tevens actief op het vlak van media-educatie. Internetcursussen worden georganiseerd en gefaciliteerd, informatie wordt op laagdrempelige wijze digitaal beschikbaar gemaakt en met het onderwijs en de peuterspeelzalen zijn er diverse multimediale samenwerkingsprojecten. Tussen geletterdheid en mediageletterdheid bestaat een nauw verband. Immers, wie niet kan lezen, heeft niets aan nieuwe media.
6
7
Het model Netwerken Preventie Laaggeletterdheid n Samenvatting De regie in de bestrijding van laaggeletterdheid ligt bij de gemeente. De gemeente geeft opdracht voor curatieve en preventieve acties. Bibliotheken zetten in opdracht van hun gemeente een of meer netwerken op om taalachterstanden en laaggeletterdheid te voorkomen. Alle instanties die betrokken zijn bij het voorkomen en verhelpen van taalachterstanden nemen deel aan dit netwerk. Zo ontstaat een aanpak die breed gedragen wordt en werkt.
Wat is het? Een netwerk preventie laaggeletterdheid is de infrastructuur die kinderen en jongeren van 0 tot 18 jaar stimuleert om meer te gaan lezen. Het gaat om de groep kinderen en jongeren met een (potentiële) taalachterstand. Aan dit netwerk nemen organisaties in een gemeente deel die zich bezighouden met de ontwikkeling van kinderen en jongeren, zoals scholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, de jeugdhulpverlening, de jeugdgezondheidszorg en de bibliotheken. De gemeente voert de regie, de bibliotheek is verantwoordelijk voor de uitvoering. Deelname aan het netwerk is vrijwillig.
Doel van het netwerk Een gemeentebrede sluitende aanpak ontwikkelen om laaggeletterdheid te voorkomen door middel van leesbevordering.
Hoe? Het netwerk preventie laaggeletterdheid ontwikkelt een praktisch plan, dat ervoor moet zorgen dat kinderen en jongeren met taalachterstanden meer, beter en met plezier gaan lezen. Dit plan dient als basis voor het gemeentelijk plan van aanpak ter voorkoming van functioneel analfabetisme. De gezamenlijke organisaties dragen zorg voor de uitvoering, ieder op zijn eigen expertisegebied.
Met wie? De personen die namens hun organisatie deelnemen aan het netwerk zijn professionals. Allemaal zijn ze vanuit de eigen functie betrokken bij het voorkomen en verhelpen van (taal)achterstanden bij kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 tot 18 jaar. De samenstelling van een netwerk varieert per gemeente maar in ieder geval hebben de gemeente, de bibliotheek, voorschoolse organisaties, het onderwijs en welzijnsinstellingen er zitting in.
8
9
Het gaat gemeentelijk om een breed spectrum aan instellingen, van peuterspeelzaal en bibliotheek tot en met ROC’s. Sommige instellingen, zoals peuterspeelzalen, bibliotheken en basisscholen, staan heel dicht bij de dagelijkse praktijk en hebben veel contact met de doelgroep, maar beschikken over relatief weinig expertise. Andere instellingen, zoals de ROC’s, staan verder van de dagelijkse praktijk maar beschikken over veel expertise (zie voor samenwerking met de ROC’s ook bijlage 2). Voorbeeld van deelnemers - hoofd openbare bibliotheek - ouderfunctionaris - teamlid van de basisschool - specialist laaggeletterdheid/alfabetisering van het ROC - manager van de peuterspeelzaalorganisatie - verpleegkundige van het consultatiebureau - leerplichtambtenaar van de gemeente
Hoe georganiseerd? De gemeente geeft de opdracht aan de bibliotheek om een netwerk preventie laaggeletterdheid op te zetten. Afhankelijk van de grootte van de gemeente, het aantal bibliotheken, het aantal inwoners en verschillen in de problematiek kiest de bibliotheek voor de vorming van één of meer netwerken. Het gaat er om dat er een makkelijk werkbare situatie moet zijn. Een netwerk van rond de 30 deelnemende organisaties beschouwen we in dit overdrachtsmodel als maximaal haalbaar. In de meeste gevallen hoeft een netwerk niet van de grond af te worden opgebouwd. In vrijwel alle gemeenten zijn de afgelopen jaren netwerken opgezet waarin gewerkt wordt aan een gezamenlijke aanpak voor kinderen met achterstanden en problemen. Hierbij kan worden aangehaakt.
Het netwerk vergadert minimaal twee keer per jaar en kan opgesplitst worden in werkgroepen die een deelonderwerp uitwerken.
Links Het model van de leesbevorderingnetwerken is digitaal beschikbaar: bij Biblionet Drenthe op www.doorgaandeleeslijn.nl en op www.biblionetgroningen.nl onder ‘projecten’ en ‘Lezers in het web’.
Initiatief nemen Bibliotheken kunnen afwachten tot de gemeente opdracht geeft om een netwerk preventie laaggeletterdheid op te richten. Verstandiger is om hierop te anticiperen en zelf het heft in handen te nemen. In het volgende tienstappenplan kunt u lezen hoe u dat moet aanpakken. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Uitzoeken: wie doet wat in uw gemeente Breng de bibliotheek in beeld bij uw gemeente De bibliotheek krijgt de opdracht Zorg voor draagvlak in uw eigen organisatie Organiseer een startbijeenkomst Werkbijeenkomst 1 Werkbijeenkomst 2 Het voorstel voor de gemeentelijke agenda preventie laaggeletterdheid uitwerken Naar de afdeling onderwijs van de gemeente De gemeente besluit
Is er nog geen netwerk, dan neemt de bibliotheek het initiatief om zelf een netwerk preventie laaggeletterdheid op te richten. De bibliotheek leidt in dat geval het netwerk en levert de voorzitter/netwerkcoördinator. De deelnemende organisaties vaardigen allen iemand af om aan het overleg deel te nemen. Deze ‘afgevaardigden’ coördineren het overleg en de activiteiten binnen de eigen organisatie als het gaat om het voorkomen van laaggeletterdheid. In gemeenten waar al leesbevorderingsnetwerken bestaan, zal deze taak binnen een organisatie waarschijnlijk bij de leescoördinator belegd worden. Het takenpakket van de leescoördinator is uitgewerkt in het model leesbevorderingsnetwerken (zie kader hieronder). Afhankelijk van uw lokale situatie kunt u ervoor kiezen om aan uw bestaande leesbevorderingsnetwerk een nieuwe taak toe te voegen: preventie van laaggeletterdheid. Of u organiseert een apart netwerk dat zich specifiek richt op preventie van laaggeletterdheid, waarbij er natuurlijk sprake van overlap zal zijn in doelgroep en netwerkdeelnemers.
10
11
STAP 1. Zoek uit: wie doet wat in uw gemeente? n Samenvatting Een goede voorbereiding is het halve werk. Allereerst is het van belang na te gaan wat er al in uw gemeente gebeurt aan het voorkomen van laaggeletterdheid en welke organisaties daarbij betrokken zijn. Ook is het belangrijk te weten wie waarvoor verantwoordelijk is. Gewapend met kennis kunt u nagaan op welk niveau de ontwikkeling en/of de uitvoering van het preventief beleid moet worden aangekaart.
Gemeentelijke verantwoordelijkheid De opdracht van het rijk aan de gemeenten is het bevorderen van de maatschappelijke participatie van hun inwoners in het algemeen. Immers, vanuit het economisch oogpunt is het belangrijk dat zij meedoen in onze samenleving. Kunnen lezen en schrijven is een voorwaarde om volwaardig te kunnen meedoen in de samenleving. Daaruit vloeit logischerwijs voort dat een gemeente een belangrijke taak heeft om laaggeletterdheid te voorkomen. Een andere opdracht van het rijk aan gemeenten is dat zij verantwoordelijk zijn voor het jongerenbeleid (0-23-jarigen). Dit is de doelgroep als het gaat om het ontwikkelen van beleid op het gebied van leesbevordering. Concreet is de gemeente verantwoordelijk voor: - De voor– en vroegschoolse educatie - Het handhaven van de leerplicht - Ondersteuning van de schoolloopbaan van de leerlingen om minimaal een startkwalificatie te halen - Bestrijding van het voortijdig schoolverlaten Deze verantwoordelijkheden zijn vastgelegd in de wet: een aantal onderwijswetten, de leerplichtwet en de Wet op de Maatschappelijke ondersteuning.
Gemeente als regisseur In de meeste gevallen voert de gemeente de regie en delegeert zij de uitvoering naar andere instellingen. - De voor- en vroegschoolse educatie (VVE) voor 0 tot 4-jarigen wordt doorgaans uitgevoerd door het peuterspeelzaalwerk - Handhaving van de leerplicht gebeurt door de scholen in samenwerking met de gemeentelijke leerplichtambtenaar - Voor het ondersteunen van schoolloopbanen van de leerlingen met (het risico op) een
12
13
taalachterstand kan de gemeente onder andere de jeugdzorg en het schoolmaatschappelijk werk inzetten - Bestrijding van voortijding schoolverlaten is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de scholen. Door de gemeente worden de leerplichtambtenaren en begeleiding vanwege de RMCwet (Wet houdende regels inzake de regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten) ingezet.
-
In de gemeente werken deze instanties samen in een keten, waarin de gemeente zelf partner is. Als inhoudsdeskundige op het gebied van leesbevordering zal ook de bibliotheek onderdeel gaan uitmaken van deze keten; mogelijk is dat in uw gemeente al het geval. Zo niet, dan is het belangrijk te weten dat de gemeente niet alleen de regie over deze keten voert, maar ook een aantal andere rollen vervult: ketenpartner, opdrachtgever, financier, toezichthouder, kennispartner en beleidsmaker. In de rol van ketenregisseur kan de gemeente organisaties en budgetten aan elkaar koppelen. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn om preventief beleid te ontwikkelen op het gebied van laaggeletterdheidsbestrijding.
Wanneer de gemeente geen gebruik maakt van de mogelijkheden van het CINOP, dan kan de bibliotheek op basis van een eigen inventarisatie toch een aardig beeld krijgen van wat er in de gemeente speelt. Uw gemeente beschikt misschien over een achterstandennota, voert een actief werkgelegenheidsbeleid en/of beschikt over een lokale onderwijsagenda.
Zicht op de relatie onderwijs-gemeente Onderwijsinstellingen krijgen meer beleidsvrijheid en gemeenten minder taken en financieringsmiddelen. Tegelijkertijd houden gemeenten de regierol in de uitvoering van het beleid voor jongeren (0 – 23 jaar). Om deze rol goed te kunnen vervullen, hebben gemeenten de wettelijke taak om een lokale educatieve agenda te ontwikkelen. Dit is een verplicht overleg op lokaal niveau tussen gemeenten en schoolbesturen. Dit overleg moet gaan over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden. Het onderwerp preventie laaggeletterdheid hangt nauw samen met de thema’s die op de lokale educatieve agenda staan. Bij het opzetten van een netwerk preventie laaggeletterdheid is het dan ook handig om te onderzoeken of bij dit overleg aan te haken is.
Voorbeeld van een lokale onderwijsagenda Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van de onderwerpen die in een regionale c.q. een lokale onderwijsagenda geregeld kunnen worden. Voor sommige onderdelen zijn scholen de eindverantwoordelijke instantie, voor andere onderdelen de gemeenten. Voor veel onderwerpen geldt dat onduidelijk is wie eindverantwoordelijk is en dat er vaak meerdere partijen bij zijn betrokken. Met regionale, dan wel lokale partners moeten hier duidelijke afspraken over worden gemaakt. (Zie ook www.delokaleeducatieveagenda.nl.)
Checklist Het CINOP kan gemeenten en bibliotheken ondersteunen bij het in kaart brengen van de problematiek van functioneel analfabetisme. CINOP doet dit door:
14
Maatwerk op locatie aan te bieden Een quickscan laaggeletterdheid uit te voeren Het organiseren van kenniskringen Themabijeenkomsten voor een snelle start te organiseren. Na een snelle startbijeenkomst ligt er een eigen laaggeletterdheidsplan dat voor 90% klaar is (zie www.basisvaardigheden.nl en www.taalkrachtvoorgemeenten.nl).
In hoofdstuk 1 van het Aanvalsplan Laaggeletterdheid wordt een compleet overzicht gegeven van de rollen van de leerlingen, de ouders, de school en de gemeente in de taalontwikkeling van peuters, kleuters, kinderen, jongeren en jong volwassenen. Over alle onderwijszaken en de daarmee samenhangende onderwerpen moet jaarlijks minimaal eenmaal worden overlegd tussen de gemeente en de onderwijsinstellingen. (Zie www.delokaleeducatieveagenda.nl) Scholen eindverantwoordelijk Overleg tussen partners - Onderwijsprestaties - Taalbeleid - Ouderbetrokkenheid - Informatievoorziening aan ouders en leerlingen - Doorstroom PO – VO – ROC /AOC - Wachtlijsten overgang PO – VO – ROC/AOC - Wachtlijsten speciaal onderwijs - Toegankelijkheid - Spreiding van zorgleerlingen
- Voor- en vroegschoolse educatie - Peuterspeelzaalwerk - Kinderopvang - Opvang jeugdigen die buiten de boot dreigen te vallen - Vroeg signalering - Zorg in en om de school - Aansluiting onderwijs arbeidsmarkt - Voortijdig schoolverlaten - Spreiding achterstandsleerlingen en integratie - Onderwijsachterstanden als overlegpunt - Schoolmaatschappelijk werk - Afgestemd aanbod van verschillende scholen en schoolsoorten - Reboundvoorziening - Veiligheid in de school
Gemeenten eindverantwoordelijk - Leerplicht/ schoolverzuim - RMC - Schakelklassen - Leerlingenvervoer - Huisvesting - Veiligheid rond de school - Brede school - Spreiding van jeugdvoorzieningen - Preventief lokaal jeugdbeleid - 5 functies WMO
15
STAP 2. Breng de bibliotheek in beeld bij uw gemeente n Samenvatting De bibliotheek ontwikkelt nieuwe vraaggerichte diensten om de bibliotheek nóg laagdrempeliger te maken en brede lagen van de bevolking te interesseren voor boeken, multimedia en cultuur in het algemeen. Vaak gebeurt dat in samenwerking met partners in het onderwijs of de voor- en vroegschoolse educatie. Het opzetten van een netwerk preventie laaggeletterdheid past in deze ontwikkeling. Er zijn verschillende instrumenten om deze nieuwe dienst onder de aandacht te brengen van en af te stemmen met de gemeente. Want er moet natuurlijk wel financiering voor komen.
De ondernemende bibliotheek De gemeente is opdrachtgever van de bibliotheek, maar er is geen sprake van eenrichtingsverkeer. De gemeente geeft aan wat zij van de bibliotheek verwacht, bibliotheken brengen vervolgens in hoe zij het gewenste beleid van de gemeente kunnen omzetten in concrete dienstverlening. Maar er is niets mis mee om als bibliotheek zelf een onderwerp als preventie van laaggeletterdheid op de agenda te zetten.
De Vernieuwingsagenda Als hulpmiddel in de gesprekken tussen gemeente en bibliotheek heeft het Procesbureau Bibliotheekvernieuwing de zogenaamde Vernieuwingsagenda ontwikkeld. Deze Vernieuwingsagenda is een instrument waarmee de gemeentelijke wensen voor het openbaar bibliotheekwerk afgestemd kunnen worden met het dienstenpalet van de bibliotheek. Leidraad hiervoor zijn de beleidsprioriteiten van zowel gemeente als bibliotheek. In deze dialoog gaat het niet alleen om voortzetting van de bestaande diensten van de bibliotheek maar ook om het formuleren van nieuwe diensten waar de gemeente behoefte aan heeft. Preventie van laaggeletterdheid kan zo’n nieuwe dienst zijn. Het is verstandig om de Vernieuwingsagenda te gebruiken om deze dienstverlening onder de aandacht te brengen. U kunt in het gesprek met de gemeente over bestaande en nieuwe accenten in de dienstverlening zelf aangeven hoe de bibliotheek een bijdrage kan leveren aan een specifieke opdracht van de gemeente: het voorkomen van laaggeletterdheid. Het is belangrijk om dit zelf bij de gemeente onder de aandacht te brengen. Want bibliotheken hebben vooral expertise in huis rond het voorkomen van laaggeletterdheid. Als het gaat om laaggeletterdheid ligt de focus van gemeenten nog vaak op het bestrijden van laaggeletterdheid bij volwassenen en niet op preventie bij kinderen en jongeren. Door die
16
17
focus zijn gemeenten meestal gericht op instellingen voor volwasseneneducatie, het basis- en voortgezet onderwijs, en de ROC’s. Het is zaak de bibliotheek in beeld te brengen. Want als het gaat om preventie zijn bibliotheken een belangrijk instrument. U kunt de gemeente laten zien dat op het gebied van taal- en leesontwikkeling de bibliotheek de natuurlijke partner is van het onderwijs. In de afgelopen periode is juist op dit gebied de dienstverlening van de bibliotheeksector sterk ontwikkeld. Zo besteedt de sector speciaal aandacht aan mensen met een taalachterstand of leeshandicap. Denk bijvoorbeeld aan leesbevorderingsprogramma’s als Boekenpret, Bazar en de Makkelijk Lezen Pleinen. De Vernieuwingsagenda kan dus het formele kader bieden voor de gemeente om de bibliotheek te vragen het initiatief te nemen bij preventie van laaggeletterdheid. En meer nog: de Vernieuwingsagenda kan gezien worden als een instrument dat gemeenten in staat stelt bibliotheken een rol te geven bij het invullen van een deel van hun lokale educatieve agenda.
Andere instrumenten Omdat de Vernieuwingsagenda niet vaker dan één maal per vier jaar wordt opgesteld, is het van belang het beleid rond laaggeletterdheid eveneens aan de orde te stellen in het periodiek bestuurlijk- en ambtelijk overleg tussen de bibliotheek en de gemeente. In het overleg met de bibliotheekambtenaar of met de afdeling onderwijs kunt u de mogelijkheden en kansen inventariseren. Ook kan samen gezocht worden naar de financiële middelen, zoals mogelijke subsidies. Dit ambtelijk overleg vormt de voorbereiding op het bestuurlijk overleg. Verder is het mogelijk het College an B&W en/of de Gemeenteraad in de bibliotheek uit te nodigen voor een werkbezoek. Zo kunnen de vertegenwoordigers van de gemeente zien wat uw bibliotheek nu al doet aan het voorkomen van laaggeletterdheid. Een derde mogelijkheid is dat u uw gemeente wijst op ondersteuningsmogelijkheden van landelijke organisaties zoals Stichting Lezen en Schrijven (www.lezenenschrijven.nl) en CINOP (www.cinop.nl). Deze landelijke ondersteuning richt zich vooral op gemeenten die hun beleid rond laaggeletterdheid willen vastleggen in een eigen gemeentelijk aanvalsplan laaggeletterdheid. Het spreekt voor zich dat een dergelijk gemeentelijk aanvalsplan de meest ideale vorm is waarin een gemeente haar beleid rond laaggeletterdheid kan formuleren en uitvoeren. Zie ook bijlage 1 en bijlage 3.
18
19
STAP 3. De bibliotheek krijgt de opdracht n Samenvatting Nu komt het aan op goede afspraken maken met de gemeente. Wat is de opdracht precies en hoe is de financiering van deze nieuwe bibliotheektaak geregeld?
Soorten opdrachten Wanneer uw gemeente laaggeletterdheid aanwijst als een speerpunt voor het bibliotheekbeleid in de komende jaren, is dat voor de bibliotheek de ideale situatie. De bibliotheek krijgt dan structureel extra subsidie om dit beleid uit te voeren. Dat maakt het makkelijker om in uw organisatie mensen vrij te maken voor het netwerk preventie laaggeletterdheid. Naar de ketenpartners geeft de gemeente hiermee een helder signaal dat het voorkomen van functioneel analfabetisme buitengewoon belangrijk is. Dat maakt het gemakkelijker om committent van organisaties te krijgen voor de netwerken. De gemeente kan ook kiezen voor een lichtere opdracht aan de bibliotheek. Bijvoorbeeld in de vorm van een projectsubsidie boven op het gewone takenpakket van de bibliotheek. Dan is er sprake van een contractactiviteit met een begin en een eind. In dit geval beschouwt de gemeente het bestrijden van laaggeletterdheid niet als activiteit die inherent is aan de functie van de bibliotheek, maar evengoed kunt u het voortouw nemen om een netwerk preventie laaggeletterdheid op te zetten. Let op: misschien ziet de gemeente het voorkomen van laaggeletterdheid als een reguliere bibliotheektaak. In dat geval staat er geen extra financiering tegenover en zult u moeten zoeken naar andere financieringsmogelijkheden.
Afspraken vastleggen en borgen Welke opdracht er ook gegeven wordt, het is belangrijk om die goed vast te leggen. Zo wordt voorkomen dat u enthousiast aan de slag gaat zonder dat de activiteiten geborgd zijn in het bestuurlijk kader van de gemeente. Afspraken zijn ook nodig op het gebied van financiën. Er moeten voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om een netwerk preventie laaggeletterdheid op te zetten en te coördineren. De Vernieuwingsagenda biedt een handig kader voor het vastleggen en borgen van afspraken tussen de gemeente (de opdrachtgever) en bibliotheek (de opdrachtnemer). De volgende varianten zijn daarbij mogelijk: - Budgetsubsidiecontract - Prestatieafspraken
20
21
- Subsidieverzoek - Overeenkomst of welke andere vorm de gemeente ook maar kiest voor het formaliseren van de afspraken. In deze afspraken zal in ieder geval moeten worden vastgelegd wat de maatstaven en meetinstrumenten zijn om de effectiviteit van programma’s gericht op het terugdringen van laaggeletterdheid te meten. Voorbeelden van afspraken In de Vernieuwingsagenda moeten afspraken worden vastgelegd zoals: - Wat is de specifieke rol van de bibliotheek en waar liggen de grenzen? - Met welke instellingen werkt de bibliotheek samen om het door de gemeente gewenste doel te bereiken? - Hoe wordt de bibliotheek door de gemeente in staat gesteld om de activiteiten voor laaggeletterden met succes ter hand te nemen (in termen van budget, formatie en middelen)? - Hoe kan de continuïteit van de activiteiten die in gang zijn gezet blijvend worden gegarandeerd? - Welke rol vervult de opdrachtgever (gemeente) niet alleen naar de bibliotheek maar ook naar de partners waarmee de bibliotheek samenwerkt (is de gemeente de trekker van het proces of belegt de gemeente deze rol bij één van de instellingen die zich richt op het bestrijden van laaggeletterdheid)? - Wat willen gemeenten bereikt hebben in termen van percentage bereik, meting afname laaggeletterdheid? - Hoe wil de gemeente worden geïnformeerd over de voortgang van de activiteiten en de bereikte (tussentijdse) resultaten. - Welke afspraken worden gemaakt over de publiciteit over deze activiteiten.
22
23
STAP 4. Zorg voor draagvlak in uw eigen organisatie Als de opdracht door de gemeente aan de bibliotheek is verleend moeten de activiteiten rond het voorkomen van laaggeletterdheid draagvlak krijgen bij het management en de uitvoerende medewerkers van uw bibliotheek. Hiervoor is het nodig dat deze taak concreet wordt opgenomen in uw (meerjaren)beleidsplan. U zult in uw strategisch beleid moeten vastleggen hoe, in welke mate en in welk tempo daaraan gewerkt zal worden. Het niveau en tempo zijn afhankelijk van de opdracht en het contract dat de bibliotheek met de gemeente heeft afgesloten. Naar de medewerkers toe kunt u nog eens op een rijtje zetten wat de bibliotheek allemaal al doet aan preventie. Zie hiervoor ook bijlage 3. Als deze formele beleidskaders zijn geregeld, kunt u echt aan de slag.
24
25
STAP 5. Organiseer een startbijeenkomst n Samenvatting U hebt - al dan niet samen met de gemeente - de ketenpartners geïdentificeerd die raakvlakken hebben met het voorkomen van laaggeletterdheid. Als coördinator organiseert uw bibliotheek een startbijeenkomst. Daar wordt uitgelegd hoe de gemeente laaggeletterdheid onder 0 tot 18-jarigen wil voorkomen, wat de rol van de bibliotheek is en wat er van de ketenpartners wordt verwacht.
Aandacht krijgen Hoewel het - gezien ieders beperkte tijd - handig is om aan te haken bij een bestaand overleg waar de ketenpartners toch al om tafel zitten, is het verstandig om er voor te zorgen dat het netwerk preventie laaggeletterdheid bij aanvang extra aandacht krijgt. Geen stille aftrap dus, maar een flitsende startbijeenkomst, waarmee een momentum wordt geschapen om samen de schouders er onder te zetten. Om tegelijkertijd de bibliotheek onder de aandacht te brengen en de rol van de bibliotheek als coördinator te benadrukken, kan deze aftrap het best in de bibliotheek zelf worden gehouden. Het doel van de startbijeenkomst is niet alleen een gezamenlijk draagvlak en bekendheid van het netwerk te creëren. Ook kan de bibliotheek zich profileren als de expert op het gebied van preventie van laaggeletterdheid.
De gemeente nodigt uit Het is van belang dat de gemeente de uitnodiging verstuurt op briefpapier van de gemeente. Dat maakt direct duidelijk dat het hier gaat om een beleidsthema van groot gewicht en dat de gemeente in deze opdrachtgever is. Als bibliotheek kunt u de gemeente aanbieden alle uitvoerende werkzaamheden te doen, zoals de brief opstellen, het programma samen te stellen en sprekers uit te nodigen. Dit is verstandig, want zo heeft de bibliotheek de regie.
26
27
Voorbeeld uitnodigingsbrief
Wie moeten er komen?
Aan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De personen/functies die bij beleidsontwikkeling betrokken zijn en beslissingen nemen. Dus alle directies van relevantie organisaties, beleidsmedewerkers, politici en ambtenaren. Zij moeten zorgen voor draagvlak in hun organisatie/partij/gemeentelijke dienst voor actieve participatie in een netwerk preventie laaggeletterdheid. De startbijeenkomst is dus niet in eerste instantie gericht op de mensen die straks daadwerkelijk zitting zullen hebben in het netwerk.
Plaats, datum
Onderwerp: uitnodiging startbijeenkomst laaggeletterdheid Geachte mevrouw, mijnheer, Bij deze nodigen we u uit voor de startbijeenkomst van een project over de bestrijding van laaggeletterdheid dat de openbare bibliotheek X in opdracht van de gemeente Y uitvoert. De startbijeenkomst is op . . . . . . . . . . . . . . . . . plaats, datum, tijd) in het . . . . . . . . (adresgegevens). U kunt zich met bijgaande antwoordkaart voor de bijeenkomst opgeven. Waar gaan startbijeenkomst en project over en waarom nodigen we u uit? Het probleem Ruim 10 procent van de Nederlandse bevolking is laaggeletterd. Dat betekent dat deze mensen door hun taalprobleem grote belemmeringen ondervinden bijvoorbeeld bij het vinden en houden van werk, het regelen van alledaagse zaken als het invullen van formulieren en het voorlezen van een prentenboek aan hun kinderen. De kinderen van laaggeletterde ouders lopen op hun beurt weer een groot risico zelf ook met een taalachterstand op te groeien. Daarmee zit deze groep in een vicieuze cirkel. In 2005 stelde het Ministerie van OCW het landelijk aanvalsplan laaggeletterdheid (2006 – 2010) “Van A tot Z betrokken” vast. Gemeente en bibliotheek willen nu inzetten op de versteviging van de bestaande gemeentelijke netwerken ter voorkoming van laaggeletterdheid. Uiteindelijk doel is om te komen tot een gezamenlijk plan van aanpak laaggeletterdheid in X. In het project is leesbevordering het speerpunt en zijn kinderen van 0 – 18 jaar en hun ouders als doelgroep gekozen. Op de startbijeenkomst krijgt u meer informatie over deze aanpak. Omdat uw instelling naar ons idee een belangrijke schakel vormt in de preventie en bestrijding van laaggeletterdheid, nodigen we u uit voor bovengenoemde startbijeenkomst. We hopen dat dit het begin is van een gezamenlijke aanpak van het probleem in X. Met vriendelijke groet,
Verder nodigt u ook de lokale pers uit. Want media-aandacht is goed voor het netwerk, goed voor de gemeente en vooral ook goed voor de bibliotheek.
Het programma Het doel van de startbijeenkomst is vooral betrokkenheid en bekendheid genereren. Dat betekent dat er niet al te diep op de inhoud moet worden ingegaan. Dat komt later, als u met de deskundigen van de betreffende organisaties om tafel zit. Een zorgvuldige voorbereiding is essentieel. De bibliotheek heeft de leiding van de bijeenkomst. Voorbeeld programma Een startbijeenkomst zal ongeveer de volgende opbouw hebben: - Welkomstwoord door directeur bibliotheek - Uitleg van de betrokken wethouder over het belang dat de gemeente hecht aan het voorkomen van laaggeletterdheid - Schets problematiek laaggeletterdheid: stand van zaken in de gemeente door de bibliotheek, eventueel de wethouder of de betrokken gemeenteambtenaar - Uitleg van de bibliotheek over hoe netwerken preventie laaggeletterdheid werken - Presentaties van ketenpartners over wat zij al aan preventie/bestrijding van laaggeletterdheid doen - Presentatie van bibliotheekprojecten op dit gebied - Discussie - Afspraken maken: de bibliotheek kondigt aan wat het vervolg zal zijn: de werkbijeenkomsten.
Vragen vooraf Om committent te krijgen is het belangrijk dat de startbijeenkomst interactief is. De genodigden nemen dan geen afwachtende houding aan maar worden direct betrokken. Daarvoor is het nodig dat u van tevoren ongeveer weet wat ieders kennis en ervaring is met betrekking tot laaggeletterdheid. U kunt met de uitnodiging een aanmeldingsformulier met een kort vragenlijstje meesturen. Als u ook om een reactie op enkele stellingen vraagt, kan dat houvast bieden tijdens de discussie.
Hoogachtend, Wethouder . . . . . . . . . . . . . . . .
28
29
Voorbeeld aanmeldingsformulier met vragen vooraf Aanmeldingsformulier startbijeenkomst laaggeletterdheid gemeente . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ja, wij melden ons aan voor de informatiebijeenkomst op dag maand jaar . . . . uur tot . . . . uur in het . . . . . . . . . . te . . . . . . . . . . . . Naam: Instelling: Functie: Adres: Postcode en woonplaats: Ik kom samen met: Naam: Functie: We zouden het plezierig vinden als u onderstaande drie vragen beantwoordt. We gebruiken de antwoorden als input voor de bijeenkomst en eventuele discussie. Natuurlijk gaat het ons om het algemene beeld en gebruiken we alleen geanonimiseerde gegevens.
Verhelderen en aantrekkelijk maken Vanaf het eerste begin moet de bibliotheek duidelijk naar de ketenpartners communiceren dat het gaat om PREVENTIE en dat de doelgroep kinderen en jongeren betreft in de leeftijd van 0 tot 18 jaar. De netwerken die opgezet worden, hebben hun eigen dynamiek en kunnen later ook op andere doelgroepen en doelstellingen uitkomen. Het uitgangspunt hoeft dus niet per definitie ook het eindpunt te zijn. Dit kan het voor ketenpartners aantrekkelijker maken om in het netwerk te stappen. Het succes van een netwerk preventie laaggeletterdheid staat of valt met actieve participatie van de ketenpartners. Zij moeten de noodzaak voelen. Daarom moet tijdens de startbijeenkomst een beeld geschetst worden van de problematiek en een overzicht gegeven worden van de lokale situatie. U kunt bij het CINOP gegevens opvragen over het percentage laaggeletterden in uw gemeente. Deze cijfers kunt u afzetten tegen de landelijke cijfers en de inschattingen van de deelnemers die uit de antwoorden op de vragen zijn gekomen. Belangrijk is om het accent te leggen op de praktische ervaringen van de ketenpartners met de doelgroep. Door uitwisseling van ervaringen en discussie kan tijdens de startbijeenkomst al enig perspectief ontstaan op samenwerkingsvormen om laaggeletterdheid aan te pakken.
Afsluiting
1. Hoe hoog is het percentage laaggeletterden in onze gemeente? . . . . . . % 2. Hoe hoog is het percentage laaggeletterden op uw school of in uw instelling? . . . . . . % 3. Kent u de laaggeletterden in uw school of instelling ook?
Aan het eind van de bijeenkomst legt de bibliotheek nogmaals uit wat het doel van het netwerk preventie laaggeletterdheid is: het opstellen van een plan om de gemeentelijke agenda laaggeletterdheid in te vullen. Dat gebeurt in twee werkbijeenkomsten, waarna een kleine groep het plan tot in de details uitwerkt. U vertelt welke inzet van de organisaties wordt gevraagd en u maakt duidelijk dat niet de directies, maar de deskundigen uit de organisaties in het netwerk zitting zullen hebben.
q q q q
Het zou mooi zijn als u tijdens de startbijeenkomst al een namenlijst kunt opstellen. Dat betekent dat u bij de afsluiting een papier laat rondgaan waarop men namen van inhoudelijke contactpersonen en hun adresgegevens kan zetten. Doet u dat niet, dan kunt u de deelnemers na afloop van de bijeenkomst mailen met het verzoek iemand van de organisatie voor te dragen.
ja, allemaal ja, ik denk voor de helft nee, waarschijnlijk een fractie nee, helemaal niet
Eventuele toelichting op deze vraag: ......................................................................................... ......................................................................................... .........................................................................................
Nazorg
U kunt dit aanmeldingsformulier zonder postzegel sturen naar de Gemeente . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . , antwoordnummer . . . . . . , postcode en plaats.
Door ervoor te zorgen dat de eerste bijeenkomst aansluit bij een vergadering waar de meeste ketenpartners toch al aanwezig zijn, hebt u minder kans op afzeggingen. Bij de uitnodiging wordt een aantal vragen meegestuurd. Het doel hiervan is dat de partners alvast uitzoeken wat er in hun eigen organisatie wordt gedaan aan het voorkomen van laaggeletterdheid.
30
De getoonde betrokkenheid mag niet inzakken. Daarom stuurt u een week na de startbijeenkomst een uitnodiging voor de eerste werkbijeenkomst. Hier is het functioneel dat de bibliotheek de afzender is en niet de gemeente.
31
Voorbeeld uitnodigingsbrief
Voorbeeld vragen Plaats, datum
Geachte . . . . . . . . . . . . Hierbij ontvangt u de uitnodiging voor de werkbijeenkomsten preventie laaggeletterdheid, met als doel een gemeentelijk aanvalsplan te ontwerpen om laaggeletterdheid te bestrijden c.q. te voorkomen. Met vreugde kan ik u melden dat een grote groep mensen zich betrokken voelt bij ons aanvalsplan laaggeletterdheid, vandaar dat we moeten uitwijken naar een andere locatie, namelijk: . . . . . . . . . . ........................................................................................ De bijeenkomsten worden begeleid door . . . . . . . . . . . . , deskundige op het gebied van laaggeletterdheid. Om de bijeenkomst effectief te laten verlopen ontvangt u bij deze een reader met het verzoek deze alvast door te nemen. Tevens ontvangt u een aantal vragen voor de eerste bijeenkomst. Zie bijlage. Wilt u deze vragen aub uiterlijk . . . . . . . . . . met bijgaande antwoordenvelop naar ons terugsturen? (postzegel is niet nodig).
1. Welke activiteiten organiseert u nu al om laaggeletterdheid te bestrijden? 2. U wordt niet gehinderd door gebrek aan geld en/of tijd. Droom: welke activiteiten zou u ontplooien om laaggeletterdheid te bestrijden? Graag voor . . . . . . . . . . . . (datum) in bijgaande envelop ingevuld terug sturen.
Voorbeeld van deelnemers - hoofd openbare bibliotheek - ouderfunctionaris - teamlid van de basisschool - conrector van het ROC College - manager van de peuterspeelzaalorganisatie - verpleegkundige van het consultatiebureau - leerplichtambtenaar van de gemeente Zie ook bijlage 3
De bijeenkomsten zullen er als volgt uitzien; Eerste bijeenkomst, plaats, datum, tijd 1. Welkom en toelichting 2. Korte informatie over laaggeletterdheid 3. Toelichting op aantal kansrijke projecten 4. Brainstormen 5. Gezamenlijke afsluiting Tweede bijeenkomst; plaats, datum, tijd 1. Overzicht van de meest kansrijke initiatieven 2. Uitwerking aantal activiteiten 3. Besluitvorming; (welke projecten komen op agenda) Met vriendelijke groet, ....................
32
33
STAP 6. Werkbijeenkomst 1 n Samenvatting Waar liggen de raakvlakken van de ketenpartners op het gebied van het voorkomen van laaggeletterdheid? Wie heeft interessante projecten op dit gebied? Dit uitzoeken is het doel van de eerste werkbijeenkomst.
Doel De werkbijeenkomsten zijn een combinatie van informatieoverdracht en het ontwikkelen van een plan dat invulling moet geven aan de gemeentelijke agenda laaggeletterdheid. Aan het eind van de eerste werkbijeenkomst moet er een lijst liggen van projecten die mogelijk uitgevoerd kunnen gaan worden.
Voorbereiding De deelnemers hebben bij de uitnodiging voor de eerste werkbijeenkomst een voorbereidende opdracht gekregen. De opdracht was om uit te zoeken wat de betrokkenheid van de eigen organisatie is bij het voorkomen van laaggeletterdheid en wat er aan activiteiten gebeurt op dit gebied. De deelnemers hebben de opdracht vooraf ingeleverd bij de netwerkcoördinator (de bibliotheek). U analyseert de informatie en zoekt uit wat de raakvlakken zijn tussen de deelnemende organisaties. Tijdens de eerste werkbijeenkomst zal in groepjes worden gewerkt. Op basis van de informatie uit de voorbereidende opdracht kunt u een groepsindeling maken, zodat er gelijkwaardige en inhoudelijk sterke groepjes ontstaan die een goede bijdrage kunnen leveren. Voorbeeld agenda en werkvormen werkbijeenkomst 1 1. Welkom en toelichting op het programma (10 minuten) 2. Drie korte presentaties (totaal 30 minuten) Accent op: herkennen van laaggeletterdheid, belang van lezen + geletterdheid voor de schoolloopbaan van kinderen, de relatie met de ouders/hoe spreek je ouders aan op eigen laaggeletterdheid. Twee voorbeeldprojecten. Per project minimaal aangeven wat doel is, samenwerkingspartners, voorwaarden/succesfactoren (wat heb je nodig). 3. Brainstorm in groepjes (50 minuten, met tussen door korte pauze) 4. Terugkoppeling en keuzes maken (30 minuten)
34
35
Brainstormen Tijdens de eerste werkbijeenkomst gaat het om brainstormen: wat is onze droom en hoe kunnen we die gaan realiseren. Dit gebeurt in kleinere groepen, zodat iedereen een optimale inbreng kan hebben. Voor een goede brainstormsessie is het belangrijk om niet direct naar de uitvoerbaarheid te kijken. Rijp en groen, alles moet worden genoteerd. De brainstorm wordt per groepje geleid door een gespreksleider die op een flap-over de geïnventariseerde punten noteert: 1. De droom 2. Projecten: - Samenwerkingspartners - Voorwaarden/succesfactoren: • Menskracht • Ondersteuning • Expertise • Communicatiemiddelen • Geld • Etc. Vervolgens bepaalt iedere groep zijn top 3. Zoals gezegd hoeft het niet persé te gaan om nieuwe thema’s of projecten. Het kunnen ook bestaande projecten van de ketenpartners zijn, waar andere ketenpartners al dan niet een rol in kunnen gaan spelen.
Focussen Nu gaat de bijeenkomst plenair verder. Iedere groep geeft een korte samenvatting van zijn droom en geeft zijn top 3 van projecten. Vervolgens kiest iedere deelnemer één project. Daar rollen een aantal projecten uit. Selecteer deze verder tot er een werkbaar aantal overblijft. De ervaring leert dat dit er niet meer dan zes moeten zijn. Deze top 6 zou de agenda van het netwerk kunnen zijn.
Laten bezinken In de weken voor de tweede werkbijeenkomst kan ieder de geselecteerde projecten nog eens overdenken en feedback vragen binnen de eigen organisatie. U kunt de deelnemers vragen om hiervan verslag te doen.
Voorbeeld vragen NB: de genoemde thema’s zijn voorbeelden. Het in te vullen formulier kan een digitaal formulier op uw website zijn, maar een papieren formulier met retourenvelop kan natuurlijk ook. Lees aub eerst het verslag van de eerste bijeenkomst dat u per mail heeft ontvangen en vul dan onderstaand formulier in. Naam: Organisatie: Emailadres: 1. Welke thema’s vindt u het belangrijkst om in het netwerk laaggeletterdheid uit te werken? Kruis 3 thema’s aan. - Vroege constatering van achterstanden in taalontwikkeling - Bevorderen van taalontwikkeling en leesplezier - Zomeractiviteiten U kunt uw keuze hieronder toelichten/motiveren. 2. Vroege constatering van achterstanden in taalontwikkeling - Wilt u een bijdrage leveren aan het uitwerken van dit thema in het netwerk laaggeletterdheid? Ja/nee - Wat wilt u in dit project voor elkaar krijgen? - Wat kan uw organisatie hieraan bijdragen? - Welke rol ziet u hierin voor andere organisaties? 3. Bevorderen van taalontwikkeling en leesplezier - Wilt u een bijdrage leveren aan het uitwerken van dit thema in het netwerk laaggeletterdheid? - Wat wilt u in dit project voor elkaar krijgen? - Wat kan uw organisatie hieraan bijdragen? - Welke rol ziet u hierin voor andere organisaties 4. Zomeractiviteiten - Wilt u een bijdrage leveren aan het uitwerken van dit thema in het netwerk laaggeletterdheid? - Wat wilt u in dit project voor elkaar krijgen? - Wat kan uw organisatie hieraan bijdragen? - Welke rol ziet u hierin voor andere organisaties? [Verzendknop]
36
37
STAP 7. Werkbijeenkomst 2 n Samenvatting Kansrijke thema’s zijn geïdentificeerd. Maar zijn ze uitvoerbaar en gaat er inderdaad een preventieve werking van uit? Tijdens de tweede werkbijeenkomst worden de voorstellen nogmaals besproken en getoetst aan criteria. De projecten die hieruit als beste naar voren komen, vormen de netwerkagenda die als voorstel dient voor de gemeentelijke agenda laaggeletterdheid.
Criteria Tijdens een plenaire bijeenkomst worden de voorstellen nogmaals uiteengezet en besproken. Vervolgens worden ze getoetst aan de volgende criteria: - Samenhangend geheel van activiteiten/projecten - Heldere opbrengst per project - Uitvoerbaar /realistisch - Vernieuwend in eigen regio - Meerdere uitvoerders/betrokkenen - Voor het geheel van activiteiten voelt iedere betrokkene zich verantwoordelijk. Voorstellen die niet aan alle criteria voldoen, vallen af of moeten worden bijgesteld. In ieder geval ontstaat zo een projectenlijst. Als er teveel projecten op de lijst staan, kan een stemronde voor ‘uitdunning’ van de lijst zorgen tot bijvoorbeeld zes projecten. De uitkomst bepaalt de agenda preventie laaggeletterdheid voor de komende twee jaar. De uitwerking van deze projecten is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het netwerk. Voorbeeld agenda en werkvormen 1. Toelichting op het programma (10 minuten) 2. Criteria voor selectie (50 minuten) 3. Selectie: iedereen heeft een overzicht van de meest kansrijke activiteiten (20 minuten) 4. Bespreking van de netwerkorganisatie (30 minuten) 5. Nagaan wie in de kerngroep wil deelnemen die de agenda in detail gaat uitwerken 6. Afsluiting (10 minuten)
Hoe nu verder?
38
Bij agendapunt 4 wordt uitgelegd hoe er een vervolg wordt gegeven aan de werkbijeenkomsten. U legt uit hoe het netwerk preventie laaggeletterdheid gaat functioneren. Een en ander hangt natuurlijk ook af van de wijze waarop de gemeente de plannen van het netwerk ontvangt. Aan het eind van de bijeenkomst bij agendapunt 5 vraagt de coördinator wie van de deelnemers het plan als kerngroep nader wil uitwerken, zodat het als doortimmerd voorstel naar de gemeente kan. 39
STAP 8. Het voorstel uitwerken tot een gemeentelijke agenda preventie laaggeletterdheid n Samenvatting De projectenlijst die werkbijeenkomst 2 heeft opgeleverd, wordt per project uitgewerkt tot een gemeentelijk plan, dat aan de gemeente voorgelegd moet worden.
Uitwerken Zaken die u moet uitwerken, zijn: - Doel - Doelgroep - Betrokken organisaties - Aanpak - Financiën - Planning. Het is in deze fase niet nodig om de onderwerpen volledig uit te werken in afzonderlijke projectplannen, maar het voorstel voor de gemeentelijke agenda preventie laaggeletterdheid moet wel voldoende houvast bieden om met de gemeente tot een zinvol gesprek te komen. De gemeente kan dan aangeven welke agendapunten op financiële steun kunnen rekenen als ze tot een projectplan worden uitgewerkt. Voorbeeld kerngroep en gemeentelijke agenda laaggeletterdheid Kerngroep Laaggeletterdheid Openbare Bibliotheek Ouderfunctionaris Basisschool ROC College De eerste stap die de kerngroep wil maken, is op basis van de onderstaande lijst met projecten in overleg gaan met de gemeente om te onderzoeken hoe een en ander aansluit op gemeentelijk beleid en ook politieke/organisatorische/financiële steun krijgt van de gemeente.
40
41
Project: Derde dagdeel peuterspeelzaal
Project: Oudercontactfunctionaris
Doelstelling Uitbreiding van het peuterspeelzaalbezoek vanaf 3 jaar naar 3 dagdelen (is nu 2 dagdelen). Dit derde dagdeel geeft de kinderen een extra taalimpuls. Voorwaarde: in de peuterspeelzalen moet ook sprake zijn van gerichte taalstimuleringsprogramma’s die worden uitgevoerd. We streven naar 90% bereik bij ouders uit sociaal zwakke/taalarme milieus (hoe bakenen we de doelgroep af?).
De oudercontactfunctionaris is een belangrijke functie als het gaat om het in beeld brengen en houden van risicogezinnen. De oudercontactfunctionaris werkt breed, niet alleen op taalontwikkeling, maar blijkt van onschatbare waarde als het gaat om het signaleren van en in beeld houden van risicogezinnen. Door de vertrouwensband die deze functionaris heeft met de ouders, kan hij een belangrijke rol spelen in het stimuleren van ouders bij het maken van een taalkrachtiger thuissituatie. Er wordt vanuit het netwerk preventie laaggeletterdheid op aangedrongen deze functie uit te breiden en in te zetten vanaf het moment dat kinderen naar de peuterspeelzaal gaan. De oudercontactfunctionaris zou de sleutelrol kunnen spelen in het toeleiden van ouders en kinderen naar de diverse programma’s. Dit plan eerst voorleggen aan de gemeente. Als de gemeente positief tegenover het idee staat kan het plan verder worden uitgewerkt.
Doelgroep Kinderen in de leeftijd van 3 jaar en hun ouders, waarbij een accent zal liggen op ouders uit sociaal zwakke/taalzwakke milieus. Betrokken organisaties Peuterspeelzalen en Consultatiebureaus Aanpak Inventarisatie van de taalstimuleringsprogramma’s die op de peuterspeelzalen worden toegepast en die zo nodig uitbreiden/aanpassen. Zorgen voor extra scholing van de leidsters. Er mogen geen financiële drempels zijn voor ouders om kinderen gebruik te laten maken van het derde dagdeel. Nadere uitwerking met de gemeente. Goede PR/benadering van de doelgroep. Tijdpad Inventarisatie taalstimuleringsprogramma’s, overleg met gemeente over financiële en organisatorische consequenties, opstellen van een implementatieplan: in totaal 6 maanden. Begroting Tijdsinvestering inventarisatiefase: 40 uur Overleg met gemeente: 20 uur Opstellen implementatieplan: 20 uur Uit de inventarisatiefase zullen nog kosten naar voren komen voor scholing van peuterspeelzaalleidsters (nieuwe taalstimuleringsprogramma’s verdere professionalisering) en er zal een aparte begroting moeten komen voor de peuterspeelzalen: formatie en andere kosten zoals energiekosten.
Project: Voorlichting Doelstelling a. Voorlichting geven aan ouders van kinderen met een taalontwikkelingsachterstand om ze te motiveren actief deel te nemen aan taalprogramma’s (o.a. gericht op de taal thuis). b. Ouders stimuleren iets te doen aan hun eigen taalontwikkeling. Doelgroep Ouders van kinderen met een taalontwikkelingsachterstand, leeftijdgroep 0 tot 7 Betrokken organisaties Bibliotheek Koepelorganisatie (ouder kinder zorg, consultatiebureaus) 0 tot 4 jaar St. Peuterzaal Burgerdam St. Kinderopvang Burgerdam Basisscholen (pc, openbaar, katholiek) GGD (gezondheidszorg 4 tot 18, risicogezinnen/sociaal zwakke milieus) Aanpak Via consultatiebureau, oudergesprekken peuterspeelzaal en ouder(intake)gesprekken basisonderwijs doelgroep signaleren en op het juiste spoor zetten. Doorverwijzing sluitend maken zodat niemand buiten de boot (de doorgaande lijn) valt. Bibliotheek inzetten als centraal punt voor alle voorlichtingsactiviteiten, zoals tentoonstellingen/voorlichtingsbijeenkomsten/spreekuur. Tijdpad Besluitvorming over in te zetten voorlichtingsmateriaal en tijd om dat te ontwikkelen: 6 maanden.
42
43
Begroting Na bespreking met de gemeente wordt de begroting verder ingevuld. De begroting zal vooral bestaan uit kosten voor het maken van voorlichtingsmateriaal en eventueel een post voor extra formatie.
Project: Zomeractiviteiten
Begroting Als de gemeente het idee van de zomeractiviteiten steunt, is het verstandig te beginnen met een oriëntatiefase. Dat betekent dat 1 persoon de opdracht krijgt om in beperkte tijd een verkenning te doen met als eindresultaat een projectplan. Na oplevering van het projectplan wordt definitief besloten of het idee van de zomeractiviteiten uitvoerbaar is. Verkennende studie en projectplan: 80 uur
Kinderen die een leerjaar met een taalachterstand afsluiten, vergroten hun achterstand tijdens de zomervakantie en beginnen het volgende leerjaar met een nog grotere achterstand. Door het aanbieden van een op taalontwikkeling gericht (recreatief) activiteitenaanbod in de zomervakantie kan dit patroon doorbroken worden. Er bestaat bij de aanwezigen in het netwerk laaggeletterdheid zeker belangstelling voor een dergelijke activiteit. Bij het ROC bestaat de wil om cursisten SPW en cultureel werk in te zetten bij het opzetten van activiteiten. Ook de St. Welzijn heeft kennis op dit gebied en werkers. Een andere mogelijkheid is om leerlingen in het voortgezet onderwijs hierin een maatschappelijke stage te laten doen. Aansluiten bij de bestaande activiteiten die al georganiseerd worden (Bijbelweek, humanistische zomerkampen). Betrokkenen organisaties ROC College Stichting Welzijn Voortgezet Onderwijs Basisonderwijs Aanpak Na overleg met de gemeente moet blijken of er voor dit plan draagvlak is binnen het gemeentebestuur. Het idee van de zomeractiviteiten vereist een degelijk ontwikkeltraject waarin uitgezocht moet worden welke methodieken/werkwijzen landelijk beschikbaar zijn, welke subsidiebronnen aangeboord kunnen worden, wat de taakverdeling zal zijn en op welke wijze kinderen voor de zomeractiviteiten geworven worden. Tijdpad De voorbereiding zal een jaar in beslag nemen. Het tijdpad zal in een projectplan uitgewerkt worden met als doel in de eerstvolgende zomervakantie tot uitvoering over te gaan.
44
45
STAP 9. Naar de gemeente Het inhoudelijke voorstel voor de gemeentelijke agenda preventie laaggeletterdheid wordt door de bibliotheek ingediend bij de gemeente, compleet met begroting en tijdpad. Zo wordt de gemeente de kans geboden om inhoudelijk mee te denken over de projecten en keuzes te maken. De onderwerpen die op de gemeentelijke agenda laaggeletterdheid staan zullen met de gemeente doorgesproken worden en naast het gemeentelijke beleid gelegd worden. Om thema’s op te kunnen pakken vanuit het netwerk, zal de gemeente (indien nodig) ook financiën beschikbaar moeten hebben. Veel onderwerpen zullen als afzonderlijke projecten uitgewerkt en uitgevoerd moeten worden. De bibliotheek kan daarin als voorzitter van het netwerk een coördinerende rol spelen en als penvoerder optreden. U moet daar als bibliotheek in overleg met uw opdrachtgever (de gemeente) keuzes in maken. Voor de gemeente is het van belang dat de onderwerpen die op de gemeentelijke agenda laaggeletterdheid komen te staan, gedragen worden door het netwerk van deelnemers. Dit schept dus ook verwachtingen richting de gemeente die dit hele proces als opdrachtgever in gang heeft gezet.
STAP 10. De gemeente besluit Om echt tot een gemeentelijke agenda preventie laaggeletterdheid te komen is een formeel besluit nodig van het College van Burgemeester en Wethouders of de Gemeenteraad. In die gemeentelijke agenda hebben de netwerkdeelnemers vastgelegd wat hun doelen zijn voor de afgesproken periode en op welke wijze zij die doelen zullen realiseren.
46
47
Bijlagen 1-5
48
49
Bijlage 1 Het voorkomen van laaggeletterdheid en de rol van de gemeente. Taalkracht voor gemeenten in zes ambities Bij het maken van gemeentelijke aanvalsplannen laaggeletterdheid worden evenals in het Landelijk Aanvalsplan 2006-2010 ‘Van A tot Z betrokken’ zes ambities onderscheiden: 1. Laaggeletterdheid bespreekbaar maken 2. Toegankelijkheid van informatie vergroten 3. Leesbevordering 4. Aanpak taalachterstand bij kind, jongeren en hun ouders 5. Aanpak laaggeletterden zonder werk 6. Aanpak werkende laaggeletterden. Veel gemeenten maken gebruik van de ondersteuning door CINOP bij het maken van laaggeletterdheidsplannen. CINOP doet dat door - maatwerk op locatie aan te bieden; - een quickscan laaggeletterdheid uit te voeren; - het organiseren van kenniskringen; - themabijeenkomsten voor een snelle start te organiseren. Na een Snelle startbijeenkomst ligt er een eigen laaggeletterdheidsplan dat voor 90% klaar is. (zie www.basisvaardigheden.nl en www.taalkrachtvoorgemeenten.nl)
Bibliotheken en hun rol in gemeentelijke aanvalsplannen Tips: • Heeft of maakt uw gemeente een gemeentelijk aanvalsplan laaggeletterdheid? Welke rol zien zij voor de bibliotheek? Welke rol ziet de bibliotheek? • Welke andere vormen van ketenregie pakt jullie gemeente op in het kader van aan geletterdheid gelieerde gebieden zoals taalachterstanden, sociale participatie, WMO, centra voor jeugd en gezin. Wat heeft de bibliotheek daar in te bieden? • Welke ruimte (geld/aanpassing regels/regie) maakt de gemeente voor innovatie en maatwerk op het terrein van Preventie van laaggeletterdheid ( zie ook de Lokale Educatieve Agenda) • Wil de gemeente laaggeletterdheidsproof worden? En kan de bibliotheek daar een belangrijke partner bij zijn? • Verken de mogelijkheid om mee te denken en betrokken te worden bij ambitie 3. Maar ook de andere ambities hebben linken met informatievoorziening en lezen. • Laat u informeren over de rol van andere bibliotheken in laaggeletterdheidsplannen (zie ook www.taalkracht voor gemeenten).
50
Ambitie 1: Laaggeletterdheid bespreekbaar maken • Vergroot binnen en vanuit uw bibliotheek de bekendheid met laaggeletterdheid. Dit kan door informatie op de websites te plaatsen, door in media een interview met een ambassadeur op te nemen. • In gemeentelijke laaggeletterdheidsplannen worden vaak activiteiten vermeld om laaggeletterden toe te leiden naar activiteiten. De bibliotheek kan met betrokken toeleiders verkennen wat toeleiding naar de bibliotheek voor laaggeletterden kan betekenen, wat er nodig is, onder welke voorwaarden. Bibliotheekbezoek is ook een aspect van deelname aan het maatschappelijk verkeer. Ambitie 2: Toegankelijkheid van informatie vergroten • Maak websiteteksten en folders toegankelijk. Installeer in uw bibliotheek een computer met een spraakfunctie en biedt hulp aan om er mee om te gaan. • Laat in uw bibliotheek de bewegwijzering beoordelen door een ambassadeur en publiceer de resultaten. • Verken of de gemeente of andere organisaties gebruik willen maken van uw expertise op het terrein van informatieoverdracht. Ambitie 3: Leesbevordering • Breng voor de gemeente de opbrengsten van de leesbevorderingsnetwerken met aandacht voor laaggeletterdheid in beeld. Veel gemeenten pakken de ketenregie op om het consultatiebureau, de VVE, de kinderopvang, het onderwijs, de bibliotheek en het ROC samen te laten werken om het lezen te bevorderen. • Ga na of de consultatiebureaus in uw gemeente werken met het pakket ‘Taalkracht voor consultatiebureaus’ van Stichting Lezen en Schrijven (zie www.taalkrachtvoorconsultatiebureaus.nl). Op deze website wordt de rol van de bibliotheek onder de aandacht gebracht. Ambitie 4: Aanpak taalachterstand bij kinderen, jongeren en hun ouders • Maak de rol duidelijk die u als bibliotheek kunt vervullen in activiteiten om laaggeletterdheid te voorkomen, zoals voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen en taalbeleid. • Verken met partners de rol van een doorlopende leeslijn in het kader van taalleerlijnen van voorschools naar primair en voortgezet onderwijs. • Verken met scholen de mogelijkheden van Makkelijk Lezenpleinen in relatie tot het protocol ‘Dyslexie en leesproblemen’. • Maak duidelijk wat u als bibliotheek te bieden hebt bij opvoedingsondersteunende cursussen zoals b.v. Krachtige Kinderen (zie www.stamm.nl).
51
Ambitie 5: Aanpak laaggeletterden zonder werk • Stimuleer scholingsaanbieders om de cursussen te verzorgen in de bibliotheek als dat wenselijk is ivm voorradig zijn van materialen, computers.
Bijlage 2 Samenwerking met ROC’s ROC’s en bibliotheken samen in de aanval…
Ambitie 6: Aanpak werkende laaggeletterden • Verken de wensen op het terrein van informatiebehoefte/leeswensen bij partners die cursussen in bedrijven geven en kijk of de bibliotheek daar een rol in kan spelen.
ROC’s kunnen vanuit de WEB-gelden van gemeenten veel activiteiten organiseren die gericht zijn het curatieve aspect van laaggeletterdheid, maar ook op het preventieve: immers laaggeletterde ouders kunnen laaggeletterdheid overdragen. Als aangesloten wordt bij opvoedingsondersteunende programma’s kunnen volwassenen hun leesvaardigheid vergroten en kinderen leren lezen. Tips • Sluit aan bij de landelijke activiteiten in het kader van de Week van de Alfabetisering of de Week van het Leren (zie www.lezenenschrijven.nl). • Vier successen in de bibliotheek, zoals de uitreiking van ambassadeurscertificaten • Verken met de ROC’s en andere partners van het netwerk de mogelijkheden om (nog meer) gebruik te maken van het Makkelijk Lezen Plein voor laaggeletterden. • Verken met de ROC’s de ondersteuning die de bibliotheek kan bieden bij cursussen in het kader van de Buurtacademie: een laagdrempelige voorziening in dorpen en wijken waar laagopgeleide bewoners aan kunnen geven wat ze willen leren. • Pleit voor een Taal PC in alle bibliotheken waar oefenprogramma’s opstaan voor laaggeletterden. • Geef de mogelijkheid aan om met een ROC op basisscholen koffieochtenden rondom taal en lezen te verzorgen en laat zien hoe de bibliotheek aan kan sluiten. • In cursussen voor laaggeletterde ouders/grootouders/oppasouders zoals b.v. Lekker lezen on the ROC’s zit een bijeenkomst bibliotheekintroductie voor ouders: een introductie om hun eigen keuzegedrag en leesgedrag te stimuleren en dat van hun (klein-oppas) kind. • Breng de mogelijkheid van voorleesacties in gezinnen met studenten MBO in beeld. In Friesland heeft deze aanpak van de bibliotheek met een ROC een alfabetiseringsprijs gewonnen. • Wordt de bibliotheek betrokken bij activiteiten in het kader van opvoedingsondersteuning (preventie laaggeletterdheid) of het bestrijden van laaggeletterdheid in de activiteiten van een ROC? Bibliotheek organiseert met de ROC ( bv Buurtacademie) vijftig-plus voorlezen: 50+ vrijwilligers lezen voor aan kinderen op school en op de peuterspeelzaal. De bibliotheek werft de vrijwilligers, geeft ze een korte training in interactief voorlezen en selecteert geschikte boeken. • De bibliotheek ondersteunt de vorming van leeskringen voor ouderen de beter willen leren lezen en schrijven. Samen met het ROC en het ouderenwerk. • De bibliotheek organiseert de bibliotheekintroductie van het pakket Lekker Lezen on the ROC’s voor opvoeders met jonge kinderen. • De bibliotheek sluit aan bij de ETV-uitzendingen met stimulerende leesactiviteiten samen met het ROC.
52
53
Bijlage 3 Wat veel bibliotheken nu al doen aan preventie laaggeletterdheid De doorgaande leeslijn Veel bibliotheken zorgen dat ze kinderen in de leeftijd van 0-18 jaar minimaal twee momenten per jaar bieden op het terrein van lezen en voorlezen die ze niet snel zullen vergeten. Denk daarbij aan initiatieven als speurtochten in de bibliotheek, poppenspel rondom een bekroond peuterboek, met een klas een verfilming van een boek gaan bekijken en verschillen tussen beeld en boek benoemen, als peuter mee doen aan een voorleesontbijt met je ouders, ontdekken dat je goed bent in voorlezen tijdens een wedstrijd, via een computerprogramma ontdekken wat je als jongere leuke boeken vindt. Deze activiteiten bevorderen een positieve leeshouding en leveren een bijdrage aan leesbeleving. Daarnaast zijn bibliotheken bij intensievere leesbevorderende trajecten betrokken en leveren ze een bijdrage aan positief leesgedrag van kinderen uit laagopgeleide, soms laaggeletterde gezinnen. Extensief waar het kan, intensief waar moet. Leesmotivatie, positief leesgedrag, leesbeleving ervaren: op dit terrein staat de bibliotheek zijn mannetje! In de voorschoolse periode, na schooltijd, tijdens het leren lezen op de basisschool en bij volwassenen die het lezen vroeger niet goed onder de knie hebben gekregen. Leerkracht: ‘Onze school zorgt er voor dat alle kinderen met een voldoende leesniveau van school gaan. Maar, ja, als ze daarna stoppen met lezen… Bibliotheek: ’Hebben ze lezen ook leuk leren vinden? Daar willen we jullie school graag bij helpen’. Tips • Zijn de instellingen als peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, gastouderbureaus op de hoogte van de mogelijkheden van de bibliotheek om voor- en vroegschoolse programma’s te versterken met activiteiten en diensten van de bibliotheken? • Zijn de ROC’s op de hoogte van de kansen die bibliotheken bieden om zowel preventief (activiteiten met kinderen) als curatief (activiteiten met laaggeletterde ouders/grootouders/ oppasouders) te bieden?
Voorbeelden die vanuit de consultatiebureaus aan ouders worden gegeven: - Kinderen kunnen gratis lid worden en gratis boeken lenen. - De bibliotheek kan participeren in een lokaal netwerk met het consultatiebureau, de kinderopvang, de JGZ en de gemeente (als regievoerder). - De bibliotheek beschikt over een collectie (prenten)boeken, cd’s, DVD’s, cd-rom’s, speelleermaterialen, brochures met titelsuggesties en voorleestips. - De bibliotheek geeft aan ouders en professionals, individueel en collectief, in de vorm van voorlichting, workshops of lezingen advies over voorlezen.
54
- Er zijn voorleesuren voor peuters en kleuters. - Programma’s als Boekenpret en De Voorleesvogel worden aangeboden (inmiddels in 115 gemeentes). - Er zijn activiteiten rond nationale campagnes, zoals De Nationale Voorleesdagen.
Wat u nog meer zou kunnen doen: - Verken de mogelijkheid om voortgezet onderwijs (vmbo) het pakket Taalkr8! (zie www.taalkr8.nl) aan te laten sluiten bij leesbevorderende activiteiten van uw bibliotheek. - Maak duidelijk dat landelijke evenementen als de Nationale Voorleesdagen, de Kinderboekenweek en voorlees- en poëziewedstrijden een uitstekend startpunt kunnen zijn om activiteiten op het terrein van Laaggeletterdheid bij aan te laten sluiten.
En dit vindt de onderwijsinspectie belangrijk: De problemen met technisch lezen beginnen al vroeg. In het verslag over de Staat van het Onderwijs 2004/2005 constateerde de Inspectie van het Onderwijs dat tussen de 10 en 15 procent van de leerlingen aan het einde van groep 3 onvoldoende kan lezen. Deze kinderen hebben grote moeite om in groep 4 de taal- en leesmethode en methodes voor de zaakvakken te kunnen volgen. Van de leerlingen die de basisschool verlaten, blijkt een grote groep nog moeite te hebben met lezen. Drie voorbeelden van ondersteuning door de bibliotheek die de inspectie belangrijk vindt: - De bibliotheek levert prentenboeken en ideeën om interactief voorlezen vorm te geven, denkt mee bij inrichten van boekenhoeken en thematafels. Dit bevordert ontluikende geletterdheid, taalontwikkeling, verhaalbegrip. Kinderen willen daardoor zelf graag lezer worden. - De bibliotheek levert materialen voor taalspelletjes met rijmpjes en versjes en prentenboeken met begin- en eindrijm om de fonologische vaardigheden van jonge kinderen te stimuleren. - De bibliotheek levert een bijdrage aan een breed boekenaanbod in de klas. Zowel verhalend als informatief. Dit is nodig om na groep 3 de leesmotivatie vast te houden en vorm te geven aan vrij lezen op het rooster. De bibliotheek draagt ook bij aan verwerkingsopdrachten of bepaalde vormen van introductie van boeken, stimuleert kinderen om boeken te beoordelen. Tips • Heeft u in het netwerk laaggeletterdheid/partnerorganisaties met elkaar de brochure van het Ministerie van onderwijs ‘Iedereen kan leren lezen’ al eens doorgenomen? Deze brochure brengt u vast op ideeën als het gaat om belevend lezen in samenhang met technisch en begrijpend lezen en de rol van de bibliotheken daarbij. • Breng met de scholen in beeld wat u al als bibliotheek samen met hen tot stand hebt gebracht volgens de richtlijnen van de inspectie en met welke resultaten. Wat zou nog beter kunnen? Breng dit met een gezamenlijke onderbouwing onder ogen van de gemeente en laat de kansen zien in het kader van preventie laaggeletterdheid. 55
• Wordt de bibliotheek genoemd in het dyslexieprotocol van een school? De makkelijk-lezenpleinen hebben heel wat te bieden. • Voorziet u scholen van interessante informatie via websites als www.lezenenschrijven.nl www.lezen.nl www.taalunieversum.nl www.taalsite.nl www.taalonderwijs.nl www.masterplandyslexie.nl Op de site www.schoolvoorbeelden.nl van de Inspectie van het Onderwijs staan ook voorbeelden van scholen die op een goede manier met (leren) lezen bezig zijn. • Wordt de bibliotheek betrokken bij leesactiviteiten in de naschoolse opvang? Denk aan de mogelijkheden rondom een cursus striptekenen of naschools voorlezen door bibliothecaris op school. Bijvoorbeeld rond het thema van de Kinderboekenweek, of een ander thema. (zie ook Casanovaproject: www.debibliotheken.nl)
Bijlage 4 Werkbijeenkomst Reader
Samen werken aan lezen Informatie ten behoeve van de pilot ‘Laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken bibliotheken Noord-Nederland’ Samenstelling: Ella Bohnenn Juni 2007
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
56
Voorwoord Inleiding Wat is laaggeletterdheid? Wie zijn laaggeletterd? Oorzaken van laaggeletterdheid Voor wie is laaggeletterdheid een probleem? Geletterdheid ouders – geletterdheid kinderen Laaggeletterdheid - jongeren Aanvalsplan Laaggeletterdheid Literatuur en websites
57
Voorwoord Laaggeletterdheid is een groot en hardnekkig probleem waar 13% van de volwassen Nederlandse bevolking mee te maken heeft. Beter gezegd: een problematiek waar ruim 1.5 miljoen mensen mee worstelen. Ze worden door hun handicap belemmerd in hun maatschappelijk en persoonlijk functioneren. Dat kost geld en geluk. De cursusmap die voor u ligt maakt onderdeel uit van een cursus die we geven in het kader van het project ‘Laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken bibliotheken Noord-Nederland’. Met dit project willen we een bijdrage leveren aan de bestrijding van laaggeletterdheid in uw gemeente. Met ‘wij’ bedoelen we echt ‘wij’, want laaggeletterdheid is een probleem dat we alleen in gezamenlijkheid en in goede onderlinge afstemming kunnen aanpakken. Onderwijsinstellingen, (jeugd)hulpverlening, welzijnswerk, de gezondheidszorg en bibliotheken, de betrokken organisaties lijken even divers te zijn als de problematiek die ze willen bestrijden. Daarom hopen we van harte dat de cursus u inspireert tot een krachtige, creatieve en gezamenlijke aanpak van de laaggeletterdheid in uw gemeente. Namens de samenwerkende bibliotheken, Aaf Smits (Biblionet Groningen), Richard de Wal en Dieneke Zwiers (Bibliotheek Hoogeveen), Marleen Schepers (Bibliotheek Coevorden), Ella Bohnenn, Gerard Meijer (Biblionet Drenthe) Dit project kwam tot stand met een subsidie van het Ministerie van OCW en met steun van de Provincies Groningen en Drenthe, Stichting Lezen, De Vereniging van Openbare Bibliotheken (VOB), het CINOP en de gemeentes Leek, Scheemda, Coevorden en Hoogeveen.
Van leesbevordering naar bestrijding van laaggeletterdheid Op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen hebben vertegenwoordigers van de provinciale bibliotheeknetwerken van Drenthe, Friesland en Groningen in 2006 een project rond laaggeletterdheid en leesbevordering ontwikkeld dat nu als proef in uw gemeente uitgevoerd wordt. Het pilotproject heet ‘Laagg eletterdheid en leesbevorderingsnetwerken bibliotheken Noord-Nederland’. In deze inleiding leggen we uit wat het project inhoudt. Maar eerst vertellen we u wat er aan dit project voorafging: de gemeentelijke leesbevorderingsnetwerken. In 2002 begon onder de titel ‘Op weg naar een doorgaande leeslijn school-bibliotheek-gemeente’ een leesbevorderingsavontuur. De lange titel van dit project werd in de wandelgangen al gauw ingekort tot ‘Het project Gemeentelijke Leesbevorderingsplannen’, of nog korter, ‘Het GLP project’. Het was een omvangrijk project waaraan meer dan 200 Drentse (onderwijs)instellingen meewerkten. Kinderen aan het lezen krijgen en aan het lezen houden, dat was waar het om draaide bij dit project. Nu, in 2007, hebben in Drenthe 10 van de 12 gemeenten een leesbevorderingsnetwerk, is het model ook in de provincie Groningen (Lezers in het web) ingevoerd en worden de leesbevorderingsnetwerken in Friesland geïntroduceerd.
Lezen: meer, beter en met meer plezier Om tot een Gemeentelijk Leesbevorderingsplan te komen moet er eerst een gemeentelijk leesbevorderingsnetwerk georganiseerd worden. Het gemeentelijke leesbevorderingsnetwerk is een platform waar overlegd wordt, informatie wordt uitgewisseld, plannen worden gemaakt en plannen worden uitgevoerd. De onderwerpen van het overleg zijn ‘lezen’ en ‘leesbevordering’, kinderen van 0 tot 18 jaar zijn de doelgroep en de overlegpartners zijn alle instellingen die op de een of andere wijze betrokken zijn bij lezen en leesbevordering (zoals scholen, voorschoolse instellingen en de bibliotheek). Samen willen de deelnemers aan de netwerken tot een goed gestructureerd gemeentelijk leesbevorderingsaanbod komen met een duidelijke doorgaande leeslijn. Door goede onderlinge afstemming kan het effect van alle inspanningen gemaximaliseerd worden. Uiteindelijk gaat het erom de kinderen meer, beter en met meer plezier te laten lezen. Dat is belangrijk want een goede leesvaardigheid is een noodzakelijke voorwaarde voor een succesvolle schoolcarrière.
Gemeentelijk Leesbevorderingsplan Iedere aan het gemeentelijke leesbevorderingsnetwerk deelnemende organisatie levert een leescoördinator, die namens de organisatie deelneemt aan het gemeentelijke leesbevorderingsoverleg en de leesbevorderingsactiviteiten binnen de eigen organisatie coördineert. Het netwerk vergadert minimaal twee keer per jaar gezamenlijk en kan opgesplitst worden in werkgroepen die een deelonderwerp uitwerken. Waar mogelijk wordt in een gemeente aansluiting gezocht bij bestaande overlegstructuren.
58
59
De bibliotheek geeft -als spin in het web- leiding aan het gemeentelijke leesbevorderingsnetwerk, levert de voorzitter (de netwerkcoördinator) en stelt in overleg met de betrokken instellingen het gemeentelijke leesbevorderingsplan op, de leidraad voor de uitvoering van het gemeentelijke leesbevorderingsbeleid. De deelnemers formuleren hun eigen plannen en wensen in een (school)leesplan. Door alle leesplannen naast elkaar te leggen en te analyseren kan de bibliotheek onderzoeken op welke punten een gemeentebrede aanpak mogelijk is. Deze punten worden vastgelegd in een gemeentelijk leesbevorderingplan en in het netwerk besproken. De gemeente wordt op de hoogte gesteld van dit gemeentelijke leesbevorderingsplan en kan, waar nodig, om een financiële bijdrage gevraagd worden. De netwerken hebben inmiddels diverse nieuwe producten opgeleverd, zoals het leesbevorderingsproject leesvirus.nl (www.leesvirus.nl) voor basisscholieren groep 6/7 en de leestipmachine (www.leestipmachine.nl) voor leerlingen uit de onderbouw van het Voortgezet Onderwijs.
Van leesbevordering naar laaggeletterdheid Eind 2005 is in de Tweede Kamer een nieuw plan aangenomen voor de bestrijding van laaggeletterdheid: het Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006 – 2010; Van A tot Z betrokken. In dit aanvalsplan wordt in het hoofdstuk ‘De lezer’ het GLP-model beschreven als een succesvol initiatief dat goede aanknopingspunten biedt voor de bestrijding van laaggeletterdheid. Leesbevordering en de bestrijding van laaggeletterdheid gaan hand in hand omdat het bevorderen van de leesvaardigheid en het leesplezier in beide aanpakken belangrijke doelstellingen zijn. Alleen de doelgroep is verschillend. Leesbevordering richt zich op een algemeen publiek en bij de bestrijding van laaggeletterdheid gaat het om een specifieke doelgroep: mensen die door onvoldoende beheersing van het lezen en schrijven hinder en problemen ondervinden in hun maatschappelijk en/of persoonlijk functioneren. In het volgende hoofdstuk gaan we dieper op deze problematiek in.
Het doel van het project is tweeledig. Om te beginnen gaat het om het ontwikkelen en verder uitbouwen van de leesbevorderingsnetwerken met een specifieke focus op laaggeletterdheid. Verder moet het pilotproject leiden tot een overdrachtsmodel dat ook in andere delen van het land kan worden toegepast. De doelgroep waar we ons in eerste instantie op richten zijn kinderen en jongeren in de leeftijd tot 18 jaar en hun ouders. Anders gezegd: we richten ons op de preventie van laaggeletterdheid.
Werkwijze Eind 2006 zijn de plannen voor het pilotproject ‘Laaggeletterdheid en leesbevorderingsnetwerken bibliotheken Noord-Nederland’ door het ministerie van onderwijs en de betrokken provincies goedgekeurd. Voor de zomer van 2007 worden in de vier pilotgemeenten (Leek en Scheemda in Groningen, Hoogeveen en Coevorden in Drenthe) startbijeenkomsten georganiseerd waar alle betrokken organisaties voor worden uitgenodigd. Het gaat daarbij om o.a. onderwijsinstellingen, schoolbegeleidingsdiensten, welzijnsinstellingen, jeugdhulpverlening, thuiszorg, de gemeente, etc. Op de startbijeenkomsten wordt uitgelegd wat het doel is van het project en men krijgt informatie over de problematiek van de laaggeletterdheid. De startbijeenkomst is een opstap naar de cursus die in twee dagdelen na de zomer in september/oktober aangeboden wordt in de vier pilotgemeenten. De cursus heeft de vorm van werkbijeenkomsten waarin de deelnemers de problematiek van laaggeletterdheid leren herkennen, ontdekken dat ze er zelf als organisatie ook mee te maken hebben en analyseren wat hun bijdrage zou kunnen zijn bij de bestrijding van laaggeletterdheid. Uiteindelijk moet dit proces leiden tot een gezamenlijke aanpak van laaggeletterdheid in de gemeente.
1. Wat is laaggeletterdheid? Termen
Op basis van het landelijke aanvalsplan laaggeletterdheid hebben de drie noordelijke provincies een subsidie ontvangen om ‘netwerken laaggeletterdheid en leesbevordering’ op te zetten. Met dit pilotproject willen de noordelijke bibliotheekorganisaties een infrastructuur en kennisnetwerk te ontwikkelen voor de bestrijding van laaggeletterdheid. In de provincies Drenthe en Groningen is door bibliotheken al ruime ervaring opgedaan met leesbevorderingsnetwerken, wat voor het ministerie van onderwijs aanleiding was de subsidie toe te kennen. Het ministerie geeft verder aan dat voor het noorden gekozen is omdat van oudsher in de drie noordelijke provincies groot belang wordt gehecht aan het ontwikkelen van leesvaardigheid en leesplezier, als belangrijke voorwaarde voor deelname aan de samenleving. Dat betekent dat de noodzakelijke betrokkenheid van de decentrale overheden – gemeenten en provincie - in beginsel aanwezig is.
60
De term laaggeletterdheid wordt pas sinds deze eeuw gebruikt. Eerder sprak men van analfabetisme en functioneel analfabetisme. Analfabetisme wil zeggen: niet kunnen lezen en schrijven. Omdat in Nederland (en de hele westerse wereld) al lang sprake is van leerplicht, komt het hier steeds minder voor dat volwassenen helemaal niet kunnen en lezen en schrijven. Het komt echter wel voor dat volwassenen over te weinig lees- en schrijfvaardigheden beschikken om zich goed te kunnen redden in onze samenleving en zich te verder te ontplooien. Daarom wordt voor deze groep mensen de term ‘functioneel analfabeet’ gebruikt. Sinds het rapport ‘Basisvaardigheden in Nederland1 is verschenen, spreekt men over geletterdheid en laaggeletterdheid. In dit rapport – een weerslag van het International Adult Literacy Survey (IALS) naar geletterdheid – worden 5 niveaus van geletterdheid gepresenteerd. Niveau 1 is het laagste niveau, niveau 5 het hoogste.
61
Uit dit onderzoek blijkt dat 1,5 miljoen mensen tussen de 16 en 74 jaar laaggeletterd zijn, dat wil zeggen functioneren op dit laagste niveau van taalvaardigheid. Volgens de UNESCO is IALS-niveau 3 gewenst om mee te kunnen draaien in de huidige informatiemaatschappij.
Definitie De meest gebruikte definitie van geletterdheid is: ‘De vaardigheid om gedrukte en geschreven informatie te gebruiken om te functioneren in de maatschappij, de eigen doelen te realiseren en eigen kennis en mogelijkheden te ontwikkelen.’
Niveaus In Nederland worden verschillende documenten gebruikt die verwijzen naar lees- en schrijfniveaus in het Nederlands.
Lezen IALS
Blokkendoos Nederlands
Raamwerk NT2
1
Niveau 1 Niveau 2
Niveau A1 Niveau A2
2
Niveau 3
Niveau B1
Schrijven Blokkendoos Nederlands
Raamwerk NT2
Niveau 1
Niveau A1
Niveau 2
Niveau A2
Niveau 3
Niveau B1
Typering van de niveaus 1. W. Houtkoop (1999), Basisvaardigheden in Nederland. De ‘geletterdheid’ van Nederland: economische, sociale en educatieve aspecten van de taal- en rekenvaardigheden van de Nederlands beroepsbevolking. Max Goote Kenniscentrum voor Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie. Amsterdam. Het rapport geeft de resultaten weer van een onderzoek naar geletterdheid in Nederland. Nederland neemt deel aan dit IALS-onderzoek (International Adult Literacy Survey) dat inmiddels in meer dan 20 landen is uitgevoerd.
- Het IALS-onderzoek. Het getal 1,5 miljoen laaggeletterden (of functioneel analfabeten) is afkomstig uit het IALS-onderzoek. Het IALS-onderzoek richt zich alleen op lezen. - De Blokkendoos Educatie, Leergebied Nederlands. Een eindtermendocument voor de volwasseneneducatie. - Raamwerk Nederlands als tweede taal. Hierin worden beheersingsniveaus Nederlands als tweede taal beschreven. Het is een uitwerking van het Common European Framework, een beschrijving van alle taalsituaties en niveaus die mensen hebben en/of doorlopen als zij een vreemde taal leren. Het begrip laaggeletterdheid verwijst naar niveau 1 en 2 van de Blokkendoos Nederlands. Soms wordt ook niveau 3 hierbij betrokken. In onderstaand schema is een vergelijking opgenomen van deze niveaus in de genoemde documenten.
62
Niveau 1 Blokkendoos Nederlands Volwassenen kunnen speciaal voor hen geschreven korte teksten lezen, dus teksten die aangepast zijn aan hun niveau. Niet speciaal voor hen geschreven teksten kunnen zij niet zelfstandig lezen. Zij kunnen zich wel een beeld vormen van de inhoud op basis van illustraties en koppen. Zij kunnen naam, adres en andere personalia schrijven. Zij kunnen in enkele woorden een notitie maken voor zichzelf. Zij kunnen een korte tekst (enkele zinnen) schrijven. Niveau 2 Blokkendoos Nederlands Niveau 2 is vergelijkbaar met eindniveau basisschool. Volwassenen kunnen die leestaken uitvoeren waar ze vaak mee te maken hebben. Ze kunnen informatie halen uit niet te lange teksten die duidelijk gestructureerd zijn en geschreven in eenvoudige en duidelijke taal. Ze schrijven kaarten en korte brieven. Veel voorkomende taken in werk of privé-leven voeren ze zelfstandig uit. Niveau 3 Blokkendoos Nederlands Volwassenen lezen verschillende soorten authentieke teksten en kunnen verschillende relevante leesstrategieën hanteren. Ze kunnen omgaan met studieteksten. Ze kunnen hun ervaringen, ideeën en wensen helder op papier zetten. Ze schrijven langere teksten die voldoen aan de vereiste conventies in formele brieven, verslagen en notities.
63
2. Wie zijn laaggeletterd? Vrouwen en mannen, werkenden en niet-werkenden, jongeren en ouderen, onder alle groepen komt laaggeletterdheid voor. Een belangrijk onderscheidend gegeven is het opleidingsniveau. Wie heeft er moeite met lezen en schrijven? Er is een onderscheid te maken in drie verschillende groepen: - Mensen die niet of nauwelijks naar school zijn geweest. In Nederland gaat het hier vooral om immigranten die in het land van herkomst geen leerplicht kenden. - Mensen die wel naar school zijn geweest maar daar onvoldoende hebben geleerd om te gaan met schriftelijke taken - Tweede-taalverwervers die het geschreven Nederlands nog niet beheersen; maar voor hen is het een tijdelijk probleem. Op het laagste niveau van geletterdheid, IALS-niveau 1, functioneren: - 30% van de mensen die buiten Nederland zijn geboren - 23% van de huisvrouwen/-mannen - 32% van de mensen in de laagste inkomenscategorie - 23% van de mensen in de leeftijdscategorie 55-65 jaar - 41% van de mensen in de leeftijdscategorie 66-74 jaar - 7% van de jongeren in de leeftijd van 16-19 jaar - 10% van de 15-jarigen - 10% van de werknemers boven de 50 jaar - 36% van de mensen zonder lagere school - 42% van de mensen met niet meer dan lagere school - 18% van de werklozen - 25% van de mensen met een WAO-uitkering
Voorbeelden
In het eetcafé heeft hij het goed naar zijn zin. Maar het lezen is ook hier een probleem. De bier- en wijnsoorten heeft hij uit z’n hoofd geleerd. De frisdranken kent hij wel. Maar moeilijk vindt hij de menukaarten. Er zijn 6 voorgerechten, 8 hoofdgerechten en 6 desserts. De namen van de gerechten heeft hij voor zichzelf genummerd en een kernwoord gegeven, dat werkt goed. En hij moet het zelf mondeling doorgeven aan de keuken. Mourad is bang dat ze erachter komen dat hij niet goed kan lezen. Hij is bang dat hij zijn baan verliest. Van de week kreeg Mourad een sms’je van een collega, een uitnodiging voor een feestje. Hij kon het wel lezen, de zinnen en woorden zijn gelukkig kort. Hij kon alleen niet terug sms-en. Daar baalt hij van. De collega’s sms’en veel onderling, het is een leuke groep bij elkaar. Maar voor Mourad is deze gezelligheid beangstigend. Altijd bang dat ze erachter komen dat hij niet kan schrijven. Hij kan alleen zijn naam en adres invullen op een formulier. Zijn lees- en schrijfvaardigheid is niet voldoende voor een carrière in de horeca. Henri Henri doet de administratie van het gezin. Als hij de post uit de brievenbus haalt, moet hij de post sorteren, de post lezen en indien nodig erop reageren. Het sorteren van de post gaat goed. Hij ziet meteen of iets reclame is of ‘echte’ post. Het lezen van sommige soorten post lukt wel. Henri bewaart de folders. Die kan hij kennelijk lezen. Hij ziet dat het adres op de envelop van de rouwbrief niet zijn eigen adres is, maar dat van twee deuren verder. De korte boodschap op een ansichtkaart van zijn nichtje kan hij goed lezen. Zakelijke post herkent hij aan de enveloppen: de bankoverzichten, een rekening van de apotheek en een brief van de woningcorporatie. In de brief van de woningbouwvereniging staat dat hij de huurverhoging nog niet heeft betaald. Hij kijkt wat hij moet doen: “Wij verzoeken u, de rekeningen waarvan de betalingstermijn is verstreken, binnen 14 dagen te voldoen door overschrijving op onze giro- of bankrekening met vermelding van rekeningnummer en rekening data.” Het lukt Henri niet dit te lezen. De tekst bestaat uit een zeer lange samengestelde zin, bevat veel moeilijk te lezen woorden (betalingstermijn, rekeningnummer) en is gesteld in formeel, niet alledaags taalgebruik (verzoeken, verstreken, te voldoen). Bij een tekst als deze heeft Henri hulp nodig.
(verkort overgenomen uit: Laaggeletterd in de Lage Landen. Hoge prioriteit voor beleid.) Mourad Mourad is 17. Sinds twee maanden werkt hij in het eetcafé. Toen hij nog op school zat, hielp hij in de shoarmazaak van een oom van een vriend. Hij vindt de horeca leuk. Hij heeft eerder geprobeerd om als pizzakoerier aan de slag te komen– veel van zijn vrienden doen dat en racen op hun brommers door de stad – maar dat ging hem niet goed af. Hij leest slecht en heeft moeite met het lezen van straatnamen en plattegronden. Dat kost een koerier dus teveel tijd en na twee dagen is hij ermee gekapt. Anders had zijn baas wel opgezegd.
64
Jef Jef heeft al een tijdje autorijles. Daarbij horen ook theorielessen. Vanavond doet Jef een uurtje huiswerk voor het rijexamen. Hij pakt zijn theorieboek. Jef slaat het boek open bij de uitleg van de verkeersborden. Er staat een bord afgebeeld, met een toelichting eronder. Dat bord kent hij wel. Maar de toelichting is ingewikkeld: “Een onderbord van dit model mag de verkeersborden B1, B3, B5, B7 en B15 aanvullen om het tracé van de weg aan te duiden waarop de bestuurders aan het volgende kruispunt voorrang hebben.” Jef is bang dat hij het hij het theorie-examen niet zal halen. Hij zet een kruisje bij de pagina, zodat hij de volgende les ernaar kan vragen. Als de instructeur vertelt wat het is, is het vaak heel simpel. Hij probeert het nog met een ander bord. Dat begrijpt hij ook niet. 65
Het lezen en begrijpen van studieteksten lukt hem niet. Het leerboek met theorie voor het rijexamen is voor hem een struikelblok. De tekst die Jef probeert te lezen gaat wel over een hem bekende inhoud, want hij kent het verkeersbord al waarover het gaat. Maar de tekst bevat lange, complexe zinnen, lange woorden en woorden die je niet zo vaak tegenkomt. Jef kan de tekst leestechnisch gezien wel lezen, maar hij begrijpt niet wat er staat. Na een paar leespogingen haakt hij af. Hij vertrouwt erop dat hij het wel zal begrijpen als de instructeur mondeling uitlegt wat het bord betekent. Door mondelinge uitleg kan Jef de betekenis van de verkeersborden ook wel leren. Maar om het examen te halen zal hij toch ook moeten wennen aan de minder alledaagse bewoordingen van het theorieboek. Sara Sara werkt al jarenlang als verzorgster in een bejaardentehuis. Ze vindt haar werk leuk. Die oude mensen zijn vaak zo dankbaar. Maar de taken zijn wel moeilijker geworden de laatste jaren. Sara moet tegenwoordig een verslag maken van wat ze opmerkt bij de mensen en soms moet ze gegevens in een dagstaat noteren. Een paar jaar geleden heeft ze samen met haar collega’s een cursus gevolgd die specifiek gericht was op die schriftelijke taken. Sara heeft weinig moeite met de meest voorkomende lees- en schrijftaken. Dieetvoorschriften en de aanwijzingen op een doosje medicijnen leest ze moeiteloos. Het betreft korte teksten met een voor Sara vertrouwde inhoud. Aantekeningen maken tijdens het gesprek kan ze ook goed. Heel moeilijk vindt Sara het lezen van medische informatie in bijsluiters van de medicijnen. Sara komt bij meneer Jansens, die is er nog niet lang. Meneer Jansens heeft suikerziekte en hartklachten. Hij heeft een nieuw medicijn voor zijn hart. “Een maal daags 2 tabletten. Eerst oplossen in - of mengen met - water” staat er op het doosje. Ze leest de bijsluiter. De algemene kenmerken slaat ze over. Het medicijn wordt gebruikt ter voorkoming van een nieuw hartinfarct, ter behandeling van een instabiele Angina pectoris en nog een paar aandoeningen. Dan leest ze de gebruiksaanwijzing: Voordat u het geneesmiddel gebruikt Niet gebruiken bij: - Overgevoeligheid voor salicylzuurverbindingen (bijvoorbeeld sommige astmapatiënten, zij kunnen een aanval krijgen of flauwvallen) - Maagaandoeningen of indien u bij eerder gebruik maagpijn heeft gekregen. - Leveraandoeningen - Neiging tot bloeden - Ernstige nierafwijkingen - Een bloedig herseninfarct. (fragment bijsluiter acetylsalicylzuur cardio 80 pch) De tekst is vrij lang en bevat lange, ingewikkelde zinnen. Ook komen er veel zeer lange woorden in voor (overgevoeligheid, salicylzuurverbindingen) en woorden die weinig bekend zijn (maagaandoeningen).
66
3. Oorzaken van laaggeletterdheid Laaggeletterdheid is meestal een gevolg van een combinatie van verschillende factoren: - de economische, sociale en culturele situatie thuis - het onderwijs - individuele problemen (intelligentie, ziektes, gedrag)
Milieu, onderwijs, individuele problemen Laaggeletterden komen uit sociaal lagere milieus. Toch is het niet zo dat alle kinderen uit sociaal lagere milieus later laaggeletterd zijn. De school en ook individuele kenmerken zijn van invloed op het leren lezen en schrijven. Over de invloed van de school staan de kranten op gezette tijden vol. Er is veel kritiek op het basisonderwijs, maar ook op het voortgezet onderwijs. Er zou te weinig tijd besteed worden aan de basisvakken als Nederlands en rekenen/wiskunde. Er komen te veel kinderen van de basisschool die een te laag taal- en rekenniveau hebben om naar een vervolgschool te gaan. Dit beperkt hun kansen om een voortgezette opleiding met succes af te ronden. De aantallen ‘uitvallers’ in het mbo, leerlingen die de school verlaten zonder ‘basiskwalificatie’ is een bekend probleem, dat inmiddels hoog op de politieke agenda staat. Het is bekend dat leerlingen in groep 3, de beginselen van het lezen het eerste half jaar onder de knie (moeten) krijgen. Lukt dit niet, dan lopen ze een achterstand op, die haast niet meer in te halen is. Over individuele problemen vertellen laaggeletterden zelf: - ik kon niet meekomen op school - ik was te speels, kon niet lang stil zitten en dat gaf problemen - ik werkte liever bij mijn vader in de zaak en die vond het niet erg dat ik spijbelde - ik was vaak ziek en miste veel lessen - ik wilde gewoon niet naar school, mijn zussen maakten altijd mijn huiswerk - ik was een lastig kind en maakte altijd ruzie
Steeds hogere eisen Daarnaast is het zo, dat de eisen die gesteld worden aan vooral de leesvaardigheid, nog nooit zo hoog zijn geweest. De ontwikkelingen naar een kenniseconomie, bureaucratisering en ingrijpende technologische veranderingen vragen om een relatief hoog niveau van geletterdheid van eigenlijk de hele bevolking.
Use it or lose it Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven vermijden situaties waarin ze moeten lezen en schrijven. En als je haast niet leest en schrijft, verlies je de vaardigheid die je had.
67
4. Voor wie is laaggeletterdheid een probleem? Laaggeletterdheid is een probleem voor: - het individu - de samenleving - bedrijven - het onderwijs
Het individu Informatie speelt een belangrijke rol in de maatschappij. Voor laaggeletterden is informatie niet altijd toegankelijk. Laaggeletterden vertellen vaak dat er een wereld voor hen openging, toen zij (beter) leerden lezen en schrijven. Bovendien voelen zij zich sterker en zelfbewuster sinds zij wel kunnen lezen en schrijven. Laaggeletterdheid kan leiden tot afhankelijkheid van partner, familie, vrienden. Soms leidt het tot een geïsoleerd bestaan. De schaamte van laaggeletterden is groot. Er zijn verhalen bekend van laaggeletterden die hun partner of kinderen jarenlang niet hebben verteld dat ze moeite hebben met lezen en schrijven. De schaamte en angst voor ontdekking belemmert mensen om iets aan hun lees- en schrijfproblemen te doen.
De samenleving Ook voor de samenleving is laaggeletterdheid een probleem. In recent onderzoek zijn op vier terreinen de effecten van geletterdheid bepaald: werkloosheid, gezondheid, maatschappelijke participatie en criminaliteit. Uitkomsten zijn dat: - 5% van de laaggeletterden geen eigen inkomen heeft, meer dan 70% geen betaalde baan heeft en 20% van de laaggeletterden werkloos is - laaggeletterden een slechtere gezondheid hebben en meer gebruik maken van de gezondheidszorg dan hooggeletterden - hooggeletterden meer kleinere misdaad plegen en laaggeletterden zich schuldig maken aan meer ernstige misdrijven - er significante verschillen zijn tussen de maatschappelijke participatie van hooggeletterden en laaggeletterden - deze uitkomsten zijn vertaald naar kosten van laaggeletterdheid.
Maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid
Laaggeletterdheid kost Nederland elk jaar 537 miljoen euro. Als de problematiek niet bestond zou op uitkeringen 456 miljoen worden bespaard, op gezondheidszorg 61 miljoen euro en op het terrein van justitie 19,5 miljoen euro. Bron: Groot, W., Maassen van den Brink, H. (2006). Stil vermogen, een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid. Den Haag: Stichting Lezen & Schrijven
De bedrijven Technologische ontwikkelingen, regels en protocollen, ontwikkelingen in P&O-beleid, efficiënter werken en scholingseisen hebben tot gevolg dat3: - Werknemers meer moeten lezen en schrijven. - De teksten die zij moeten lezen moeilijker zijn geworden. - De eisen aan schrijfvaardigheid soms zijn toegenomen. - Zij meer gebruik moeten maken van de computer of technologische hulpmiddelen bij het uitvoeren van lees- schrijf- en rekentaken. - De werkgelegenheid in het specifieke beroep afneemt. - Werknemers zich moeten om- en bijscholen.
“Ging ik vroeger op weg met een handgeschreven bonnetje, Nu heb ik een hele papierwinkel in de auto….” Bron: Laaggeletterd in het werk, pg 28.
Welke invloed het niet goed kunnen lezen en schrijven kan hebben op het persoonlijke en werkzame leven, leest u in de onderstaande tekst ‘In gesprek met Gerrit Kwakkel’.
3. Laaggeletterd in het werk, pag 4
68
69
In gesprek met Gerrit Kwakkel In gesprek met Gerrit Kwakkel, een van de hoofdrolspelers van ‘Lees en Schrijf!’ een cursus voor mensen die moeite hebben met lezen en schrijven. De cursus wordt uitgezonden via de regionale omroep en is ook te bekijken op www.etv.nl. ETV is de afkorting van Educatieve Televisie. Gerrit: “Ik vind het belangrijk om andere mensen, die moeite hebben met lezen en schrijven, te stimuleren om weer naar school te gaan”. 1,5 miljoen analfabeten Lees en Schrijf! is een laagdrempelige en leuke manier voor 1,5 miljoen laaggeletterde volwassenen in Nederland om te leren omgaan met alledaagse schrijf- en leestaken. Het is geen lesmethode, maar het is vooral de bedoeling om mensen die moeite hebben met lezen en schrijven te motiveren en te stimuleren om weer naar school te gaan. Het bestaat uit een televisieserie van twaalf afleveringen. In elke aflevering komt iemand aan het woord die de stap naar school heeft gezet en zijn of haar persoonlijke verhaal vertelt. Dieuwertje Blok presenteert het programma. In het werkboek kunnen kijkers oefenen met de tips uit de televisieserie. Op de website staan extra oefeningen en er is een hulp telefoonlijn (0800 023 44 44). Lees en Schrijf! is bedoeld voor iedereen die moeite heeft met lezen en schrijven. Het gaat om ouderen en jongeren, mannen en vrouwen, mensen die wel werken en mensen die geen werk hebben, autochtonen en allochtonen die wel goed Nederlands spreken. In de week van 5 maart 2007 was de landelijke aftrap van het programma. Terug naar school Gerrit Kwakkel is de hoofdpersoon in de eerste aflevering. Gerrit is 50 jaar, hij ging op zijn 25ste terug naar school om te leren lezen en schrijven. Drie jaar geleden volgde Gerrit een opleiding tot verzorger. Hij werkt nu in een verzorgingstehuis. Hij verzorgt de bewoners en helpt ze met de dagelijkse dingen zoals wassen, aankleden en scheren. Grote klassen Op de lagere school kon Gerrit moeilijk meekomen. In de klas zaten 40 tot 50 kinderen, de juf had dus geen tijd om hem extra aandacht te geven. Zo kwam Gerrit achter in de klas te zitten. Hij verveelde zich daar en stoorde de rest van de klas. Na de lagere school volgde Gerrit nog even speciaal onderwijs. Maar daar heeft hij ook niet beter leren lezen en schrijven. Niet leren maar werken Het gevolg was dat Gerrit vanaf zijn veertiende moest gaan werken. Hij heeft heel veel verschillende baantjes gehad van stratenmaker, fabriekswerk tot een eigen snackbar. Geen enkele baan beviel hem goed. Zijn grote wens was altijd al om in de zorg te werken, maar het leek onmogelijk om een opleiding te volgen als laaggeletterde.
70
Keihard Sommige mensen waren heel hard als ze wisten dat Gerrit niet kon lezen en schrijven. Gerrit: “Sommige bazen hebben mij direct ontslagen toen ze merkten dat ik niet kon lezen en schrijven. Bij de meeste baantjes had ik dat niet nodig omdat het puur handenarbeid was en ik allerlei trucjes had om het zoveel mogelijk te verbergen”. In de loop van zijn leven is Gerrit heel wat onrecht tegengekomen. Hij werd niet serieus genomen of zelfs niet meer aangekeken als hij niet mee kon komen. Gerrit: “Als laaggeletterde ontwikkel je andere zintuigen. Ik heb altijd veel gekeken en geluisterd naar mensen en hoe ze zich gedragen. Hierdoor heb ik veel mensenkennis opgedaan”. Engel Maar gelukkig is niet iedereen zo. Gerrit: “Mijn baas bij Unilever heeft mijn leven totaal veranderd”. Toen zijn baas merkte dat hij niet kon lezen en schrijven, heeft hij hem bij zich geroepen voor een gesprek. Zijn baas heeft hem gestimuleerd om weer naar school te gaan. Gerrit was blij en opgelucht. Maar hij had ook angst om weer achter in de klas terecht te komen. Hij is echter heel goed opgevangen en begeleid op school. Gerrit: “Het is ook fijn om mensen te ontmoeten die dezelfde beperking hebben”. Zorg Toen zijn moeder vijf jaar geleden een hersenbloeding kreeg, heeft hij zijn moeder samen met de broeders en zusters verzorgd in het ziekenhuis. Gerrit: “Ze zeiden dat ik geschikt ben voor dit werk. Ik vertelde dat ik al vanaf dat ik kind was in de zorg wilde werken”. En zo heeft Gerrit uiteindelijk de stap genomen om de opleiding tot Verzorger te volgen en is zijn droom uitgekomen. Ambassadeur Nu is Gerrit Kwakkel ambassadeur van de Stichting Lezen & Schrijven. Hij vindt het belangrijk om andere mensen die ook moeite hebben met lezen en schrijven te stimuleren om weer naar school te gaan. Gerrit: “Ik vertel ze dat het heel belangrijk is om te kunnen lezen en schrijven. Zodat je zelfstandig en onafhankelijk kan leven, met minder schaamte en leugens. Ik heb een lange weg afgelegd en gevochten. Nu heb ik mijn draai gevonden en is een droom uitgekomen. Het is dus ook mogelijk als je wat ouder bent. Als ambassadeur van de Stichting Lezen & Schrijven ga ik naar bedrijven toe. Ik probeer de bazen te overtuigen dat het belangrijk is om te weten wie de laaggeletterde medewerkers zijn in het bedrijf. In plaats van het probleem te negeren moeten ze mensen die moeite hebben met lezen en schrijven helpen en stimuleren”. Het programma Toen ETV.nl Gerrit belde of hij mee wilde werken aan het televisieprogramma Lees en Schrijf! zei hij direct ja. Gerrit: “Ik had helemaal geen ervaring, maar het team was ontzettend goed en leuk en met Dieuwertje Blok heb ik een geweldige dag gehad. We hebben opnames gemaakt op mijn lagere school. Dit vond ik heel moeilijk. Het nare gevoel dat ik
71
vroeger had achter in de klas kwam direct weer terug. Dit emotioneerde mij. Tegelijkertijd realiseerde ik mij dat ik heel blij ben dat ik uiteindelijk de stap gezet heb om weer naar school te gaan. Dat heeft mij meer zelfvertrouwen gegeven en mondiger gemaakt”.
Het onderwijs Volwassenenonderwijs Laaggeletterde volwassenen vermijden lees- en schrijfsituaties en zetten niet makkelijk de stap om iets aan hun lees- en schrijfprobleem te gaan doen. De werving van laaggeletterden voor cursussen – veelal gegeven in ROC’s – is een kwestie van lange adem, zeer veel inspanningen en (getalsmatig gezien) beperkte resultaat. Op dit moment volgen ruim 5000 mensen een lees- en schrijfcursus. Dat is erg weinig, gezien het aantal laaggeletterden. Uit ervaring blijkt dat laaggeletterden pas opnieuw gaan leren als dit onontkoombaar is. Bijvoorbeeld omdat hun partner weggaat/overlijdt, ze kinderen krijgen, ze anders ontslagen worden. Redenen om niet naar school te gaan: - faalangst - de problemen zijn niet urgent genoeg - onbekendheid met het aanbod - schaamte - het gevoel de enige te zijn met dit probleem - voor de buitenwereld niet willen erkennen dat je dit probleem hebt - geen tijd - anderen die lees- en schrijftaken voor je uitvoeren - angst om relaties te verstoren Jeugdonderwijs Met name op de vmbo’s en op de opleidingen mbo niveau 1 en 2 speelt laaggeletterdheid een rol, al wordt dit op deze opleidingen niet zo genoemd. Een geringe lees- en schrijfvaardigheid belemmert de leerlingen in hun schoolloopbaan en breekt veel jongeren op. Met vroegtijdig schoolverlaten als resultaat. Docenten, met name op de mbo’s, klagen over het niveau van taalvaardigheid van de leerlingen. Teksten die zij jaren geleden met de leerlingen makkelijk in de klas konden lezen en bespreken zijn nu te hoog gegrepen. Docenten wijten dit voor een deel aan de ‘zap-cultuur’, alles waarvoor je je moet inspannen wordt weggezapt, aan een verminderde concentratie en refereren aan de algemene tendens dat er minder wordt gelezen. Voor de verminderde schrijfvaardigheid wordt veel verwezen naar de sms- en msn-cultuur, waarin heel andere schrijfregels gelden dan in het gewone schriftelijk verkeer. Een aantal jongeren differentieert niet naar situatie en/of beheerst slechts alleen de sms-taal.
72
5. Geletterdheid ouders – geletterdheid kinderen4 Leren lezen en schrijven is een cruciale factor in het succes dat kinderen hebben in hun schoolcarrière. Het is inmiddels al een aantal decennia duidelijk, dat de taalontwikkeling in de vroege kinderjaren (0-8) van groot belang is voor de geletterdheidsontwikkeling die kinderen doormaken. Ouders spelen een belangrijke rol in de taalontwikkeling en de interesse voor de geschreven taal. Voorlezen, zingen en taalspelletjes stimuleren de taalontwikkeling van het kind. Er is geen onderzoek bekend naar de relatie tussen taalontwikkeling van kinderen en laaggeletterde ouders. Wel is er onderzoek gedaan naar de relatie tussen taalarme gezinsomgeving en de taalontwikkeling van kinderen. In een taalarme gezinsomgeving wordt de taalontwikkeling minder gestimuleerd dan in een taalrijke gezinsomgeving. Kinderen die opgroeien in een taalarme gezinsomgeving zijn minder vertrouwd met en voorbereid op de taal die op school wordt gebruikt. Een van de redenen waarom een gezinsomgeving taalarm is, kan zijn dat de ouders zelf niet of nauwelijks kunnen lezen en schrijven.
Laaggeletterde ouders Volwassenen met lees- en schrijfproblemen mijden lees- en schrijfsituaties. Analfabete ouders zullen hun kinderen dan ook nooit voorlezen, lezen geen briefjes van school, geen rapporten en zullen nooit samen met hun kinderen woordjes schrijven. Analfabete ouders zeggen van zichzelf dat zij ‘slecht zijn in taal’. Als het gaat om de taalontwikkeling van hun kinderen, voelen zij zich vaak onzeker. Zij weten dat zij hun kinderen hierin niet goed kunnen begeleiden en stimuleren, zij voelen zich hierin tekort schieten. Analfabete ouders zijn angstige ouders. Zij zijn bang dat hun kind vraagt om hen voor te lezen, bang dat hun kind vraagt waarom ze niet willen voorlezen, bang als de kinderen naar school gaan en daar zelf leren lezen en schrijven. Want een van de ergste dingen die analfabete ouders kan overkomen is dat hun kinderen merken dat ze niet, of niet goed, kunnen lezen en schrijven. Vaak houden ze dit verborgen, ook voor hun kinderen, en als het dan uitkomt, hebben zij het gevoel ‘door de mand te vallen’. Voor sommige ouders is het feit dat zij hun kind niet kunnen voorlezen een reden om iets aan hun lees- en schrijfprobleem te gaan doen. Maar vaker is dit niet het geval. Want zij schromen om opnieuw naar school te gaan. Ten eerste omdat zij dan laten zien dat zij dit probleem hebben. Ten tweede omdat zij het zelfvertrouwen missen als het gaat om leren, want zij zijn er niet van overtuigd dat zij het ooit nog zullen leren. Laaggeletterde ouders hebben een duwtje nodig om iets aan hun lees- en schrijfvaardigheid te doen. Weinig mensen praten erover met hen. De ouders zelf zullen er niet snel over praten, zij zullen het eerder verzwijgen. Zij denken vaak dat zij de enige zijn met dit probleem. Bovendien weten veel mensen niet, dat laaggeletterdheid nog voorkomt. Het is geen gespreksonderwerp. Jammer, want de docenten die lesgeven aan volwassenen met lees- en schrijfproblemen
73
benadrukken altijd weer, dat het voor de meeste analfabete ouders zo’n opluchting is om erover te praten, in contact te komen met andere analfabeten en ervaringen te delen. Als zij weer naar school gaan en lezen en schrijven leren, gaat er een wereld voor hen open en groeit hun zelfvertrouwen. Het zijn trotse ouders, als zij hun kind voor het eerst voorlezen of voor het eerst het briefje van school zelfstandig kunnen lezen en het antwoordstrookje kunnen invullen.
ouders jonge kinderen voorlezen. Jonge kinderen die worden voorgelezen ontwikkelen van jongs af aan het begrip van geschreven taal en raken vertrouwd met boekjes. Niet alleen de woordenschat wordt gestimuleerd maar ook het begrip van zinnen en verhalen en de manier waarop verhalen zijn gestructureerd. Verhalen lokken bovendien taalgebruik uit. Kinderen willen graag over het verhaal en hun eigen ervaringen praten. De taal die wordt gebruikt bij voorlezen, is anders dan gesproken taal, is het meest complex en lijkt het meest op schooltaal. Vandaar dat voorlezen een goede voorbereiding is op de taken die het kind later op school gaat uitvoeren. Het voorlezen vergroot het gevoel van eigenwaarde van de kinderen, kinderen die worden voorgelezen hebben een grotere kennis van de wereld en kinderen leren al vroeg om een relatie te leggen tussen het gedrukte woord en beeld en hun eigen wereld.
4. Bron: Taalkracht voor consultatiebureaus
De invloed van ouders op de taalontwikkeling van kinderen Al vanaf de eerste maanden experimenteert een baby met taal. Baby’s imiteren de geluiden (klank, toonhoogte, en ritmes) die ze horen van volwassenen, ze lezen gebaren en gezichtsuitdrukkingen, en beginnen klankcombinaties te koppelen aan betekenissen. Zij herkennen veel gebruikte ‘jingles’ en woordcombinaties in spelletjes als ‘kiekeboe’, ze spelen met letterblokken in de box en grijpen naar boekjes. Door de interactie met anderen leren kinderen dat het geschreven woord een betekenis vertegenwoordigt. Een speelgoedbeer is een beer, een getekende beer wordt herkend als beer, en als zij het alfabetisch principe doorkrijgen, gaan ze letters maken, letters aan klanken koppelen en snappen ze dat ook letters ergens voor staan, dus dat het woord beer ‘beer’ betekent.
Voorlezen Voorlezen in de voorschoolse periode is niet alleen belangrijk voor het contact en de communicatie tussen ouder en kind, maar het heeft ook een positief effect op de taalontwikkeling en de leesvaardigheid van het kind. Er is minder kans op leesproblemen en dyslexie als
74
Leest u uw kind wel eens voor? (Basis: Kinderen tot en met 3 jaar in het gezin.)
100 %
91 %
90 %
93 %
78 %
80 %
93 %
70 % 60 % 50 % 40 %
36 %
30 %
Bron: NIPO, 2001
Hoewel het erop lijkt dat kinderen deze zaken op eigen houtje en als vanzelf ontdekken, blijkt dit niet het geval. Dat wat de kinderen leren is resultaat van aanzienlijke, maar speelse en informele, begeleiding en instructie van de ouders. De invloed van ouders op de taalontwikkeling van hun kind is zichtbaar in: - woordenschat - kennis van zinsstructuren en verhaalstructuren - inzicht in het belang van het gedrukte woord - plezier in boeken en lezen - taalinzichten zoals: er is een relatie tussen letters en klanken, tussen letters (woorden) en betekenis - nieuwsgierigheid naar woorden - onderlinge communicatie
Uit onderzoek van het NIPO (2001) in opdracht van de Stichting Lezen blijkt dat kinderen tot 1 jaar nog nauwelijks worden voorgelezen. De ouders van deze kinderen geven aan dat zij niet voorlezen omdat het kind te jong is (meestal) of omdat de ouders zelf niet van voorlezen houden. Met name dit laatste antwoord zou kunnen duiden op leesproblemen van de ouders. Kinderen tussen de 1 en 2 jaar worden veel vaker voorgelezen. Vanaf 2 jaar worden de meeste kinderen voorgelezen: 9 van de 10 kinderen. Dat neemt niet weg dat er nog altijd ongeveer 14.000 driejarige kinderen niet voorgelezen worden. Het consultatiebureau zou zich in haar voorlichting over voorlezen vooral kunnen richten op de kinderen van 0-2 jaar.
20 % 10 % Jonger dan 1 jaar
1 jaar
2 jaar
3 jaar
Totaal
75
6. Laaggeletterdheid – jongeren
7. Aanvalsplan Laaggeletterdheid
Laaggeletterdheid is geen ‘tijdelijk’ probleem. Ongeveer 7% van de jongeren van 16 tot 19 jaar is laaggeletterd, 10% van de 15-jarigen is laaggeletterd.
Er zijn altijd golfbewegingen geweest in de aandacht voor laaggeletterdheid. De eerste golf van aandacht was in de beginjaren ’80, nadat in 1977 bekend en erkend werd dat er in Nederland – net als in de overige westerse landen – een groot aantal volwassenen niet of nauwelijks kon lezen of schrijven.
De klachten van docenten mbo - met name van opleidingen op niveau 1 en 2 - halen zo nu en dan de kranten. Leerlingen hebben een lager taalniveau dan een aantal jaren geleden, als zij met de opleiding beginnen en zij interesseren zich niet echt voor taal. Taal is niet ‘cool’, zeker de standaardtaal niet. Wat signaleren de docenten? - Er zijn steeds meer leerlingen die thuis en met vrienden geen Nederlands spreken. - De leerlingen lezen minder en vinden teksten al snel te moeilijk. - De woordenschat is beperkter. - De leerlingen schrijven slechter: onaffe zinnen, sms-taal, veel spelfouten. Bericht van een leerling aan zijn begeleider (opleiding op niveau 1, mbo):
hey ik leef nog maar nie bang het ligt niet aan sander of de klas maar aan mij zelf ik ben bang dat ik toch de verkerde richting heb gekoze sander zij al bij het intake gesprek dat het wel eens fout zou kunne gaan door me keuze ik heb vandaag drie brieve gehad aleen die datum is al voorbij vandaar dat ik nu antwoord ik verwacht graag iets terug groeten van jonas scherp
Aanpak Veel scholen (vmbo en mbo) zijn actief bezig met deze problematiek. Er is geen sprake van één aanpak, maar van verschillende aanpakken. 1. Er zijn extra lessen/uren voor leerlingen met een taalachterstand. 2. De school voert een taalbeleid, dat wil zeggen dat alle docenten een taak hebben in het verhogen van de taalvaardigheid. 3. Het vak Nederlands krijgt een duidelijke en herkenbare plaats in de onderwijsvernieuwing. Zie ook: 2. Wie zijn laaggeletterd?, het verhaal van Mourad en 3. Oorzaken van laaggeletterdheid (het Parool artikel).
76
In 1987 wordt het alfabetiseringswerk een onderdeel van de basiseducatie, waarin al snel de aandacht voor het verwerven van de Nederlandse taal door allochtone volwassenen alle aandacht krijgt. Nederlandstalige laaggeletterden zijn moeilijk te bereiken. De werving en toeleiding is een kwestie van lange adem, geduld en volhouden. Er zijn situaties bekend dat er 2 of 3 jaar zit tussen het eerste moment van contact tussen een laaggeletterde volwassenen en een docent en het moment van de eerste les. In 1991 is er nog een opleving van de aandacht voor alfabetisering, omdat dit jaar door de UNESCO is uitgeroepen tot het Internationale Jaar van de Alfabetisering. De jaren daarna ebt de aandacht langzaam weg en met de totstandkoming van de ROC’s, waarin volwassenenonderwijs en beroepsonderwijs (de mbo’s) samengaan, is de aandacht voor alfabetisering minimaal. Tot er in 1999 de Nederlandse resultaten bekend werden van het IALS-onderzoek, wat de Stichting Belangenbehartiging Alfabetisering (ABC) heeft aangegrepen om weer opnieuw de publiciteit op te zoeken en iedere keer opnieuw bij het ministerie van OC&W aan de bel te trekken. Inmiddels is er dan op Europees niveau belangstelling voor het geletterdheidvraagstuk. In 2000 wordt het akkoord van Lissabon gesloten. Laaggeletterdheid ondermijnt het streven om van Europa een sterk concurrerende kenniseconomie te maken. In het akkoord is afgesproken dat in 2010 alle lidstaten het percentage laagscorende 15-jarigen in het lezen en het percentage vroegtijdig schoolverlaters dienen te zijn gehalveerd. En dat het gemiddelde aantal deelnemers in de EU aan een opleiding in het kader van een leven lang leren omhoog moet. In 2001 is door CINOP een conferentie georganiseerd, ‘Analfabeten in beeld’, waarin duidelijk werd gemaakt dat een aanpak van dit probleem door alleen onderwijs en het ministerie van OC&W nooit tot een goede aanpak - laat staan tot een oplossing - van dit probleem zou leiden. Een brede aanpak, waarin verschillende sectoren en organisaties samenwerken, is noodzakelijk. De rol van prinses Laurentien heeft in Nederland de aandacht voor laaggeletterdheid versterkt. Laurentien Brinkhorst vertelde in een interview èn zelf lesgegeven te hebben aan laaggeletterden èn dat zij zich graag wilde inzetten voor Nederlandstalige analfabeten. Vanaf dat moment is haar betrokkenheid een feit. En in mei 2004 is de Stichting Lezen en Schrijven opgericht en staat het alfabetiseringsprobleem volop in de belangstelling. In 2006 wordt ‘van A tot Z betrokken’, Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010 gelanceerd. Met dit aanvalsplan pakt de regering het probleem van laaggeletterdheid krachtdadig en
77
offensief aan. Nieuw in dit plan is - de aandacht voor de preventieve actie naast de curatieve actie - de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van dit probleem van onderwijs (breed, niet alleen volwasseneneducatie) werkgevers, lokale overheden en cultuur/ leesbevordering. De ambitie is om in 2010 het volgende bereikt te hebben: - het percentage leerlingen voortgezet onderwijs dat op of onder PISA-leesniveau 1 zit (thans 11%) terug te dringen tot 10 %, rekening houdend met een verwachte toename van deze probleemgroep in 2010 - het aantal werkgevers dat actief bijdraagt aan de bestrijding van laaggeletterdheid, met 50 tot 100% te vergroten - de totstandkoming van 9 provinciale aanvalsplannen van een aanzienlijk aantal gemeentelijke aanvalsplannen - de uitvoering van lokale en regionale leesbevorderingplannen in een meerderheid van de gemeenten - de verhoging van het aantal deelnemers aan alfabetiseringscursussen tot rond de 12.5000; - de verbetering van de effectiviteit met betrekking tot de bestrijding van laaggeletterdheid door onderzoek, monitoring en internationale samenwerking.
Literatuur & websites Literatuur - Bersee, Th., Boer, D. de, Bohnenn, E. (2003). Alles moet tegenwoordig op papier. Een verkennend onderzoek naar functioneel analfabetisme, werk en opleiding. ’s Hertogenbosch: CINOP. - Bohnenn, E., Groenestijn, M. van, Haas, R. de, Bersee, Th. (2003). Functioneel geletterd? Een studie naar analfabetisme en alfabetisering. ’s – Hertogenbosch: CINOP. - Bohnenn, E., Ceulemans, C., van de Guchte, C., Kurvers, J., Tendeloo, T. van (2004). Laaggeletterd in de Lage Landen, Hoge prioriteit voor beleid. Den Haag: Nederlandse Taalunie. - Gorp, D.M. van, Breg, T.A., Kooten, J.M. van (2004). Kenniseconomie en laaggeletterdheid. Een inventariserend onderzoek naar de relatie tussen laaggeletterdheid en de kenniseconomie. Den Haag: Stichting Lezen & Schrijven. - Groot, M. , Maassen van den Brink. H. (2006). Stil vermogen: een onderzoek naar de maatschappelijke kosten van laaggeletterdheid. Den Haag: Stichting Lezen & Schrijven. - Smit, A., Bohnenn, E. Hazelzet, A. (2006). Laaggeletterd in het werk. Een kwalitatief onderzoek naar lees- schrijf- en rekentaken in de kenniseconomie. Den Haag: Stichting Lezen & Schrijven. - De Stichting Lezen & Schrijven (Den Haag, 070-3022660) heeft voor verschillende betrokken werkvelden informatiepakketten gemaakt, met de titel Taalkracht: • Taalkracht voor bedrijven • Taalkracht voor gemeenten • Taalkracht voor consultatiebureaus • Taalkracht voor ROC’s • Taalkr8!, een programma voor een dag taalplezier met leerlingen in het voortgezet onderwijs. Relevante webadressen: www.alfabetisering.nl www.basisvaardigheden.nl www.lezenenschrijven.nl www.leesenschrijf.nl www.netnieuws.nl www.mijnabc.nl
78
79
Bijlage 5 Adressen en contactpersonen van bibliotheken/gemeenten waar de pilots zijn uitgevoerd Gerda de Vries Bibliotheek Leek Waezenburglaan 53 9351 HC Leek Telefoon 0594 513069 R. Jongman-Meerveld Gemeente Leek Postbus 100 9350 AC Leek Telefoon 0594 551515 Hennie Nijmeijer Bibliotheek Scheemda Stationstraat 11 9679 EA Scheemda Telefoon 0597 591860
:Voke de Boer Gemeente Scheemda Postbus 17 9679 ZG Scheemda Telefoon 0597 595200 Henk Pilon Biblionet Groningen De Mudden 18 Postbus 2503 9704 CM Groningen Telefoon 050 3650140
[email protected]
80
Aaf Smits Biblionet Groningen De Mudden 18 Postbus 2503 9704 CM Groningen Telefoon 050 3650171
[email protected] Gerard Meijer Biblionet Drenthe Postbus 78 9400 AB Assen Telefoon 0592 381197
[email protected] Richard de Wal/Dieneke Zwiers Bibliotheek Hoogeveen Bentinckslaan 20a 7902 GG Hoogeveen Telefoon 0528 268131 Marleen Schepers Bibliotheek Coevorden Haven 4 7741 JV Coevorden Telefoon 0524 524315 Yteke Roosma Bibliotheekservice Fryslân Postbus 7507 8903 JM Leeuwarden Telefoon 058 2847720
[email protected] [email protected] [email protected] 81
82
83
Colofon Auteurs: Henk Pilon & Gerard Meijer Vormgeving en fotografie: Jochum de Boer o.a. Grafisch ontwerpen, www.jochumdeboer.nl Modellen: Sophie & Pepijn, Ivar & Merijn, Ella, Benjamin, Kolja & Marijne, Jourit
84
Overdrachtsmodel Van leesbevorderingsnetwerken naar netwerken preventie laaggeletterdheid 2