OVER WEGEN
N359 RAKELINGS jeroen van westen 2009 iov atelier fryslan
Vragen aan de weg
De voorgevel van Atelier Fryslan hangt scheef, iets. Het gedeelde raam is schever, de ruitjes niet geknapt. Waarom zijn onze ramen altijd haaks? In Nederland volgen wegen vaak oude verbindingen die een afspiegeling zijn van de sedimenten waarop wij wonen. Lange rechte lijnen, onafhankelijk van dorp en landschap zijn veel recenter en stralen efficiency uit, en op de manier waarop ze rakelings aan alle cultuur voorbijgaan, ook een zekere arrogantie. De N359 is zo’n autonome weg, nu 40 jaar oud, voor een weg erg jong, in mensenleeftijd een midlife-crisis op komst. De provincie ziet rakelings gepasseerde boerderijen vast lopen in hun bedrijfsontwikkeling, dorpen groeien naar en over de weg, economische en recreatieve ontwikkelingen staan deels haaks op de rijrichting. Hoe autonoom moet de vormgeving van de weg zijn, in hoe verre kan/mag de weg van kleur verschieten wanneer ze een landschapsgrens kruist. Wat gebeurt er op deze snijpunten en de raakpunten met de boerderijen, dorpen, kruisende wegen. Hoe ziet het landschap er over 50 jaar uit en hoe zou de weg er dan bij moeten liggen? Het pand verlatend zie ik dat de ruitjes niet alleen scheef zijn, maar het glas ook niet helemaal vlak, alles ribbelt een beetje wat je er door ziet en in weerspiegelt, alsof de wereld geschilderd is maar nog niet helemaal af.
Waterwegen De Omweg Het regent als we vertrekken uit Heerenveen, bijna tien mensen duiken in een wit busje om een weg te bekijken, om te kijken hoe die weg er over 40 jaar bij zou kunnen (moeten?) liggen. De weg die de zuidwesthoek heeft ontsloten zwaait met een grote boog van Leeuwarden via Bolsward naar Lemmer. Bij die drie steden kun je schakelen naar het landelijk netwerk, maar verder doet de weg waar ze voor is ontworpen. We hebben pech, er is iets gebeurd ter hoogte van Balk en we moeten al kort na Lemmer afslaan en via Sondel, Nijemirdum, Oudemirdum om bij Rijs weer op de weg te komen. Wat een prachtige omweg, we zien het glooiende landschap van de keileemruggen, stille, perfecte dorpjes. Helaas zijn veel winkeltjes dicht, alleen op de ramen staat nog sierlijk Bakker of Slager. De weg is in de 50 jaar dat ze bestaat een belangrijke rol gaan spelen in het verkeer tussen de dorpen en boerderijen. Als de N359 een echte 100 km doorstroomweg moet worden zal die eigenschap, verbinding tussen dorpen onderling, gecompenseerd moeten worden. Als stilte, rust, weidsheid DE kwaliteiten zijn, als seizoensdrukte een gegeven is, als de veiligheid op de weg bijna toereikend is, moeten we dan bij het denken over de N359 als stroomweg in het deel tussen Lemmer en Koudum in de toekomst niet vooral denken over die parallelle structuur, over een stelsel van prachtige omwegen als doorbloeding van het nooit helemaal tot ontwikkeling gekomen onderliggende wegennet. Of, mag de N359 in dit deel ‘trager’ zijn?
Waar wegen geassocieerd worden met vrijheid en dynamiek, wordt de waterweg geassocieerd met rust en beschouwing. Toch varen er grote beroepsschepen en zijn er vanaf het water veel bedrijven te zien. De trekvaarten komen tot in het hart van de dorpen en stadjes, boerderijen staan aan het water. De N359 gaat in een grote boog overal tussen door, RAKELINGS. Direct naast de vaart ligt een pad dat nu gebruikt wordt door fietsers en voetgangers, de mooist denkbare parallelle verbinding. Vanaf het water is de auto vrijwel afwezig in het Friese landschap, lijkt bijna overbodig. Zonder losse bomen in lijn of echte laan beplanting zijn de N359 en andere wegen op afstand nauwelijks zichtbaar. Zelfs bij vrij zicht op een open horizon zie je weinig auto’s, en als je ze ziet dan geluidloos schuivend als in een stokkentheater. Geluid verwaaid snel op maaiveldniveau, tot de auto’s over viaducten of bruggen rijden, dan draagt de wind het geluid ver over het land. Bruggen koppelen land aan land, een korte ontmoeting tussen twee werelden. De ambivalentie bij deze ontmoetingen tussen land en land, én land met water zijn vrijwel oneindig. Omhoog kijkend vanaf het water is de brug een onderbreking van de blik op de lucht. Even is het donkerder, drukt het gewicht van het land op de drijfkracht van het water. De brugwachter wacht tot de open brug gesloten moet worden of de open brug gesloten moet worden. Hele mooie bruggen zijn die met een huisje erop, een minuscule verkeerstoren die de dans van de vaar- en voertuigen leidt. De rust van het leven op of aan het water is ten dele fictie, maar, de lagere snelheid vermindert de hoeveelheid indrukken per seconde beduidend. De druk om continu alert te zijn is aanmerkelijk lager. Staande voor op de plecht van de sloep zweef je over het water, het is drijven over het land.
tussen Parrega en Workum
Gelezen op het water NYE MOED O’deGand PAX Weyn en Waegen
KRI-DEN NOFLIK Anima ARA Vrouwe Antje NESCIO De Drie Gebroeders Houdt het midden
De waterweg kent vele ongeregelde medegebruikers als blauwe reigers, wilde eenden, snoekbaars, meerkoeten, futen, karekieten, riet, waterwilg, mantelmeeuwen, .... . Het kruisende verkeer is licht geregeld op de vloeibare kruisingen, meer een soort weidse anarchie dan verkeerslichten en haaietanden. Zo anders dan op de weg. De natuur op de weg is behalve ecologisch bermbeheer vooral ‘road kill’ en exotisch als Manta (Opel), Panda (Fiat), Eend (Citroen 2CV), Snoek (Citroen DS), Lotus, Kever (VW), Jaguar, of mythisch als de Firebird (Pontiac). Hoe kunnen we de N359 een positieve ecologische rol geven in het landschap. Op het water is remmen niet eenvoudig. Kruisende vaarwegen kunnen niet anders dan met uiterste behoedzaamheid genaderd worden door de schepen. Zouden kruisingen met de N359 geen grote open ronde ruimtes kunnen zijn die gemarkeerd worden met hoog zwevende boeien: verkeers’meren’ in plaats van rotondes, bajonetten of ongelijkvloerse kruisingen. Het asfaltdek een uitdijende snelheidsremmende rimpeling. Waar gevaar dreigt voor overstekende fietsers en voetgangers kunnen verkeerspontjes ingelegd worden: HIN’ en WER, eerste pont bij oversteken.
Wind Overal wind, en dus zeilen, windmolens die malen, die pompen, die elektriciteit opwekken. Bomen krommen zich met de heersende richting, zelfs kerkjes hangen scheef met hoe de wind het lood uit de pas waaide? Als er één provincie is in Nederland die zich zou moeten profileren met wind dan is het Friesland, maar is de witte turbine met drie wieken HET icoon of DE smet? De oude monumentale molens staan stil, ze hebben hun tijd gehad, zijn gemusealiseerd, voeden nostalgie en stellen een vraag: hoe zouden mensen 500 jaar geleden aangekeken hebben tegen de bouw van een windmolen, hoog als een kerktoren: blasfemie, of iedereen blij met de kracht, de energie, die de molens leveren?
Leons
It Heidenskip
Einde weg
COMMON SENSE: Friesland voor Auto-didacten
Al fietsend probeer ik me voor te stellen dat de landschappelijk nauwelijks opvallende N359 er echt niet is. Ik probeer de gebieden tussen Leeuwarden en Bolsward, tussen Bolsward en Koudum, Koudum en Balk, Balk en Lemmer te decartograferen om met open blik ontdekkend rond te kunnen reizen. Tot de ontdekkingsreiziger het landschap beschrijft en de cartograaf die ‘echte’ wereld vastlegt, is de ruimte onmetelijk en ligt alles open, optimale aandacht voor de je onbekende omgeving is dan noodzaak. Kleine paadjes richten op betekenisvolle manier de blik, een oude kreekrug of een middeleeuwse dijk die is aangelegd op een oeverwal stuurt je fiets. De wegen tussen de dorpjes doen boerderijen aan, volgen de eigendomsgrenzen en gaan zo indirect van dorp naar dorp. Tenminste, er zijn nogal wat dorpjes en boerderijen die aan het eind van een weg liggen, met Iens als een absoluut hoogtepunt. Zijn er in enig ander deel van Nederland zo veel einde wegen? Is het wel ‘einde weg’ of moeten we er over denken als het begin van de weg? Bij afwezigheid van de N359 zijn andere hoofdlijnen opvallender op de kaart, en dat zijn niet toevallig allemaal waterwegen. Op Gaasterland na is de westkant van Friesland een door het water gestructureerd landschap, oorspronkelijk kwelders en oeverwallen, nu trekvaarten, sloten, meren en dijken. Het netwerk van wegen tussen en naar dorpen en boerderijen is grof en merendeels recent, alleen waar dijken en weg samenvallen is de historie langer. Intensief verkeer tussen de plaatsjes lijkt een winst van recente datum. Het beeld van het landschap is gaaf in de zin van leesbaarheid: de wisselwerking tussen geologische voorwaarden en de daaruit voortgekomen, op zichzelf voortbordurende cultuur.
Rijdend op de N359 om te kijken hoe deze weg ligt in het landschap valt vooral op dat het een mooie rustige weg is die ruim zicht geeft op het landschap. Als observator maak ik geen gebruik van het doel van deze weg, ik rij, ik kijk, ik kom niet ergens vandaan, hoef niet ergens naartoe. Waarom ligt deze weg er? Ligt de weg er om vanuit Huns, Hijlaard, Parrega, Oudemirdum, .... naar Wommels, Bolsward, Workum, Koudum of Lemmer te rijden en weer terug naar huis? Ligt de weg er omdat vanuit Leeuwarden de zuidwesthoek bereikbaar moet zijn en omgekeerd. Kijkend naar andere Friese provinciale wegen liggen er meer als de N359, wegen die rakelings langs dorpen en stadjes gaan, maar ze niet aandoen. Er zijn wel ‘normale’ provinciale wegen die door de dorpen lopen. Op de kaart is de ontwikkeling afleesbaar van hoe een provinciale weg door stad of dorp bij toenemend belang voor interlokaal verkeer doorgroeit. Doorgroei van de N359 tot een weg met een nationale of zelfs internationale rol zou pas aan de orde zijn wanneer economische en daarmee samenhangende demografische ontwikkelingen een onwaarschijnlijke vlucht nemen. Noorderbreedte gaf onlangs een special uit over KRIMP, en zij tonen daar middels een kaart de prognose van RPB/CBS (PEARL). De N359 ligt van Leeuwarden tot Bolsward/Workum in een gebied dat meer zal groeien dan het landelijk gemiddelde, Workum tot Lemmer blijft achter bij het landelijk gemiddelde dat wordt gesteld op 12.9 procent groei van het aantal huishoudens. Meer dan 10 procent groei, maar hierbij moet de relativerende opmerking geplaatst worden dat die deels veroorzaakt zal worden door woonverdunning: kleinere huishoudens per woning. Denken over een weg is denken over hoe we wonen, waar we werken, wie we –willen- zijn!
Oosterdijk, Grote Wiske
Terug naar de toekomst. Welke? Hilaard
Het Futurisme is een stroming in de kunst, voor een Futurist is een weg de voorwaarde om de snelheid van de auto tot ontplooiing te brengen: een nieuwe weg is nieuw leven, ruimte voor moed en overmoed. In 1965 was het de opdracht om via een provinciale weg de zuidwesthoek van Friesland te ontsluiten. Welk beeld politici en ontwerpers voor ogen stond lijkt duidelijk, een equivalent voor de auto van de Bolswarder en Workummer trekvaart. Er werd niet gekozen voor een weg door de dorpen, maar een vrije lijn die vrijwel ieder dorp en boerderij op minder dan een half uur bracht van Bolsward, Leeuwarden of Lemmer. Die karakteristiek van een vrije lijn door de open ruimte heeft er mogelijk toe geleid dat we de weg als een lokale variant van de futuristische droom ervaren. Toen de weg werd gebouwd waren er minder auto’s in heel Nederland dan nu op een mooie zomerdag in Friesland. Hoe zouden de ontwerpers van 1965 de N359 in het landschap vleien wanneer het landschap van 2010 als uitgangspunt zou dienen. Het is zeer voorstelbaar dat ze de opdracht zouden splitsen in een snelle verbindingsweg voor het deel tussen Leeuwarden en Workum met een sterke parallelle structuur die dorpen en boerderijen met elkaar EN met de N358 verbindt. Voor het zuidelijke deel zouden ze inzetten op een gebiedsontsluitingsweg die het nationaal landschap alle kansen biedt. Bij dit deel past een ‘Eco-futuristische’ benadering. Geen gigantische kosten aan ongelijkvloerse kruisingen, geen grote ingrepen in grondwaterstromen, geen extra ruimtebeslag voor kunstwerken en parallelle ontsluitingsstructuur. Wel investeren in zorgvuldig –veiligvormgegeven kruisingen, met speciale aandacht voor langzaam (is kwetsbaar) verkeer. Deze weg is een prachtige film, van een rijk cultuurlandschap. Bij zo’n film past geen snelheid, maar aandacht voor de ruimte en de kwetsbaarheid van haar bewoners.
Zangsporen In het boek Songlines (Zangsporen) van Bruce Chatwin rijdt een aboriginal als gids mee in de auto. De man kent het landschap verschrikkelijk goed van binnen en van buiten, hij is DE bewaarder van vele verhalen die de mythische oorsprong van dit deel van de woestijn verklaren. Ieder verhaal beschrijft een deel van het landschap. Hij zingt onverstaanbaar snel en zweet, ogen flitsen heen en weer, hij lijkt verward, bijna ontheemd. De voortbeweging is sneller dan de verhalen lang zijn, nooit eerder is hij met zo’n snelheid door dit landschap getrokken. Kijken is het mengen van beelden, een autorit combineert nog herkauwen van waar we waren met snel inschatten van wat nog komen gaat. We kijken rijdend over de N359 regelmatig, letterlijk, over de rand van de horizon van het ene landschap al in het volgende landschap. De lange ruime bogen waarmee de weg het landschap doorsnijdt maakt dat we vanuit het terpengebied al kijken in de latere ingedijkte polders of op de lager gelegen meren, en tegen de achtergrond zien we al de welvingen van het Gaasterland terwijl we nog rijden door de strakke polder. Geuren waaien mee met de ventilatie, maar nooit horen we het landschap vanuit de auto. Die geluiden samen kunnen een songline zijn: een beschrijving van het landschap die het geheugen van de blik ondersteunt. Het zangspoor zal zich voegen bij de gesprekken die nog naijlen van familiebezoek of werk, de radio die het nieuws doorgeeft, de verhalen van een passagier, ... alles mengt, nooit is de weg hetzelfde.
Laekwerterwei x N359, Spannum
Wachtend water Friesland, het land van de meren, van de sloten, de trekvaarten, de kanalen, ... en toch moet ook hier naar extra waterberging gezocht worden! En als er ruimte voor water gezocht wordt lijkt het logisch aan te sluiten bij, op bestaand water, maar, ons waterstelsel is bij uitstek cultureel erfgoed, en, ons waterstelsel is erop gebouwd om water af te voeren. Hoe passend is het om een wegsloot te verbreden tot een parallel waterlandschap? Wat zie je als een sloot tussen de weilanden verbreed wordt tot de maat van een boezem? Hoe logisch is het om een kromme sloot maximaal te verbreden, bochten door te steken: kan dan iemand nog zien dat het om een kreekrestant gaat. Als we de leesbaarheid van het landschap serieus nemen, dan moeten we nadenken over hoe we de culturele omkering van vechten tegen de zwaartekracht (pompen) naar slim samenwerken met de zwaartekracht (vertragen) een eigen plaats en vorm kunnen geven. Natuurlijk zijn er dan aanknopingspunten te vinden in het bestaande landschap waar de laatste jaren de haarvaten uit verdwenen zijn als greppels en zelfs sloten, terwille van kavelvergroting, maar uiteindelijk moet het nieuwe water herkenbaar ‘nieuw’ en anders zijn: traag water dat languit ligt, te wachten.
N359 SFEREN met dank aan: `bureau Feddes Olthof, Atelier Fryslan, Provincie Friesland