Ouwe Sylster om utens bedwingt Mera Peak voor goed doel
De 28 jarige oud Ouwe-Sylster Katolina Dijkstra houdt van uitdagingen in het leven. Zo is ze na een aantal buitenland vakanties drie maanden in haar uppie door diverse Aziatische landen gereisd. Een reis vol uitdagingen in de vorm van o.a. bungeejumpen en de confrontatie met verschillende culturen. Maar ook de bewustwording van het grote contrast tussen het rijke westen en het arme oosten. Oktober 2012 was er een nieuwe uitdaging, het bedwingen van de bijna 6500 meter hoge Mera Peak in Nepal. Voor het goede doel, met veel hoogtepunten maar ook dieptepunten in de strijd tegen de elementen. Een ervaring die Katolina niet had willen missen. Maanden geleden zijn dertig young professionals ingeloot om deze tweejaarlijkse Atma Challenge aan te gaan. Vanaf de uitverkiezing tot het moment suprême heeft de groep veel trainingsarbeid verricht om deze slijtageslag tegen de hoogte en de natuurelementen aan te kunnen gaan. Waarom doet een mens zich deze kwelling aan? ‘Ik heb tijdens mijn Azië reis van dichtbij gezien dat het contrast tussen arm en rijk op deze planeet extreem groot is. Toen ik van de Atma Challenge hoorde, hoefde ik geen moment na te denken, hier wilde ik graag deel vanuit maken’, aldus Katolina. Atma zet zich in voor het verbeteren en beschikbaar maken van onderwijs voor kansarme kinderen in India. De groep bergbeklimmers heeft geld voor dit doel ingezameld, alvorens ze vertrokken. De inzet was om het bedrag van de vorige expeditie minimaal te evenaren, maar hoe kom je met dertig deelnemers aan €60.000,-? Vrienden en familie werden benaderd om per meter de deelnemers te sponsoren. Verkoopacties, quizavonden en feesten zijn op touw gezet om geld te genereren. Bedrijven zijn aangeschreven om een steentje bij te dragen. Het feest Rock the Boat leverde bijvoorbeeld €3000,- op. Ze zijn er samen in geslaagd een recordbedrag van €90.000,- bij elkaar te sparen. Daarnaast moest iedere deelnemer een persoonlijke financiële investering doen. De kosten van speciale isolerende kleding en alle reiskosten moesten ze zelf bij elkaar sparen. Katolina vertelt… Als we vrijdagavond 26 oktober in vertrekhal 3 op Schiphol staan, is een groep ambitieuze jongeren druk in de weer met het overpakken van bagage, het passen van kleding en wandelschoenen.
Er heerst enige spanning op de gezichten van de groep. Ze staan op het punt in te checken voor een lange vliegreis naar het Nepalese Kathmandu. Dit is het startpunt van een ongelofelijke uitdaging; het bedwingen van de 6476 meter hoge Mera Peak.
Vanaf Schiphol, met een tussenstop in Dubai, vlogen we naar Kathmandu. Vervolgens zijn we met een binnenlandse vlucht naar Lukla Airport gevlogen. Het startpunt van de meeste Himalaya expedities . Lukla Airport is één van de gevaarlijkste vliegvelden ter wereld. Sommigen van ons stonden al doodsangsten uit, nog voor we aan onze spannende expeditie begonnen waren. Slechts één start/landings-baan, die scheef op de rug van een berg ligt, maakte dit zelfs voor de meest koele kikkers een spannend tochtje. Met het zweet in de handen werd de landing opgelucht met luid applaus gevierd. Vanaf het moment dat we voet aan grond zetten in Lukla, werd duidelijk hoe indrukwekkend de uitzichten hier zijn. In combinatie met een lekker zonnetje zou dit gedurende 16 dagen puur genieten worden. De groep werd pas compleet, toen de sherpa’s (gids), dragers en koks zich aan de groep toevoegden. Het totale gezelschap kwam daarmee op maar liefst 100 personen. Dat het klimmen niet iedere dag even effectief was, bleek tijdens de eerste expeditie dagen. In een aantal gevallen werd duidelijk dat we na uren klimmen en dalen soms amper hoger waren geëindigd. Sterker nog, een enkele keer stonden we aan het eind van een lange wandeldag lager dan we ’s morgens waren gestart. En dat was met een reden.
Als je te snel klimt, krijg je op grotere hoogte gegarandeerd te maken met hoogteziekte. En dat is iets wat je, zo weet ik nu uit ervaring, graag wilt voorkomen. Iedere ochtend maakten we kennis met rituelen die onlosmakelijk verbonden zijn met het trekken door de bergen. ‘Goodmorning, black tea!’, was de vrolijke kreet waarmee we door de sherpa’s werden gewekt.
Gevolgd door het openritsen van de tent met de vraag, ‘With, or without sugar?’. Even had je tijd om met een vers kopje thee in de hand de kou op je in te laten werken, wakker te worden en langzaam te beginnen aan het inpakken van je spullen. Totdat je ‘washing water’ kwam. Als je geluk had, was dat nog een beetje warm en liet je dus alles uit je handen vallen om van deze minimale luxe optimaal gebruik te maken. Met het kippenvel op de huid snel een klein beetje opfrissen voordat je de warme kleding aantrok. De eerste dagen van deze unieke missie was het klimmen nog redelijk aangenaam. Over smalle bergpaadjes en rotsen moesten we af en toe uitwijken voor de vele ezels en dragers die ons bepakt en bezakt inhaalden. Vooral voor de ezels was het noodzakelijk om aan de kant te gaan, anders werd je namelijk zonder pardon omgeduwd. Sommigen van ons hebben dit aan den lijve hebben ondervonden. Overdag was het bijna altijd een lekker temperatuurtje, in de nacht kan het in het Himalaya gebied ontzettend koud zijn, met Elfstedentocht (1963) achtige temperaturen kun je stellen dat dit bepaald geen pretje was.
De derde dag zou een bijzondere dag worden in deze expeditie. Expeditieleider René de Bos was die ochtend vooruit gegaan naar een tempel, waar wij later met hem de laatste eer bewezen aan een pas overleden vriend van René. We werden met een bijzonder ritueel geconfronteerd, wat niemand van de 30 deelnemers onberoerd liet. Voor het eerst hadden we zicht op de nog ‘mini-top’ van de Mera Peak. Bij het zien van de wit besneeuwde top stegen de vreugdekreten op in de groep. Tegelijk werd de omvang van onze expeditie pas goed duidelijk, wat was het nog ver... Na een aantal dagen lopen en verstokt blijven van een warme douche, is een poel, hoe koud deze dan ook mag zijn, een welkome verfrissing. Ondanks het koude water, was het heerlijk om bij het kamp die dag je haar te kunnen wassen.
De vierde dag vergde opperste concentratie van de klimmers, we stuiten op de steilste trap die ik ooit heb gezien. Stapvoets benaderden we deze trap om voorzichtig over het randje te kijken, een gapend gat van zo’n 75 meter diep. Het was plotsklaps stil, iedereen ging met de wandelstokken in de hand heel voorzichtig, stapje voor stapje deze gevaarlijke trap af. Dankzij aanmoedigingen van de dragers, overwon iedereen dit lastige obstakel. De vijfde dag komt er dan eindelijk schot in de klim, we klimmen van 3000 naar 3600 meter. Tot dan toe het grootste hoogteverschil op een dag. De dag eindigt in het meer toeristische Kothe, waar we ons tegoed deden aan bier, Pringles en zelfs vlees stond er op het menu.
Richting de 4200 meter kreeg ik voor het eerst te maken met hoofdpijn, dat werd veroorzaakt door de hoogte. De zogenaamde inspanningshoofdpijn. Enorme bonzen achter m’n slapen nam bezit van mij. Gelukkig zakte deze hoofdpijn snel af toen we bij het volgende kamp tot rust kwamen. Hier genoten we van een kopje lokale thee en de lekkernij die we niet meer zullen vergeten: ‘kokoskoekjes’. Deze koekjes gingen er bij iedereen zeer gewillig in en werden de favoriete lokale snack in het vervolg van de klim. Velen van ons keken uit naar de volgende rustdag, maar de term rustdag bleek niet helemaal passend. Acclimatisatie dag is hier meer op z’n plaats, want er stond gewoon een wandeling op het programma. De klim ging omhoog naar 4900 meter en weer terug naar het kamp. Met regelmatige rustpauzes was de tocht naar 4900 meter gemakkelijk in enkele uren te volbrengen. Als ambitieuze young professionals liet een deel van de groep zich verbaal gelden: ‘We want to go further’. Hoofd sherpa Serap vond dit in eerste instantie geen goed idee, omdat we dan te laat terug zouden zijn. Toch ging hij overstag en liet enkelen doorlopen. Ook ik voegde me bij deze doorzetters en we klommen nog 300 meter hoger. Inschattend dit tochtje net zo gemakkelijk zou gaan als de eerste 700 meter, ging ik vol goede moed op pad. Al snel bleek dat deze meters heel wat zwaarder waren dan de meters die we daarvoor hadden afgelegd. De inspanningshoofdpijn bonsde alsmaar harder tegen mijn slapen, waardoor klimmen steeds moeizamer ging. Toen uiteindelijk iedereen het 5200 meter punt had bereikt, werd duidelijk dat het menens was met de hoogte. Bij aankomst op de top begroetten we elkaar als heldendom vervolgens lang uit te puffen. De groep vergat alleen nog even dat we ook nog terug moesten, een tocht waarbij elke stap als veel te lang voelde. Gesloopt kwamen we terug in het kamp, hoezo ‘rustdag’? Na de ‘rustdag’ klommen we de volgende dag door naar 4900 meter, het laatste kamp voor basecamp. Qua terrein ging deze etappe redelijk gemakkelijk, maar de hoogte speelde iedere dag meer mensen parten. Een flink deel van de groep slikte al tabletten tegen hoogteziekte. Ik kon nog steeds zonder, maar voelde ook elke dag dat alles me meer energie kostte.
Het laatste stuk naar Khare was ik iets te enthousiast en klom te snel. Ik kreeg te maken met zuurstoftekort, iets wat zich uitte in hevige inspanningshoofdpijn en veel last van mijn spieren. In de wetenschap dat de volgende dag een rustdag was, gingen we in alle rust slapen. Het was een heerlijk gevoel dat we tot 7 uur konden ‘uitslapen’. Bij mij was in eerste instantie van een ontspannen nacht totaal geen sprake. Bij het in slaap vallen kreeg ik last van benauwdheid. Ik was ineens, bij het voelen van mijn eigen adem tegen de slaapzak, naar lucht aan het happen. De paniek overmeesterde mij. Absoluut niet bang en paniekerig aangelegd, schrok ik hier toch enorm van en ging uit bed. Eenmaal uit bed heb ik mezelf streng toegesproken: ‘Katolina, dit zit gewoon tussen je oren’. In combinatie met een paar keer flink diep inademen werd ik gelukkig weer rustig, en met een goede focus op mijn ademhaling viel ik daarna spoedig in slaap.
‘s Morgens stond in het teken van passen en oefenen met ons materiaal voor op de top. Met de zware, grote, logge schoenen, bij mij met hoezen tot aan mijn knieën, voelde ik me net een marsmannetje. Zo zou het dus de komende dagen zijn. Toen dit pas spektakel achter de rug was moesten de tassen worden herpakt. Voor de laatste dagen moesten we het namelijk met de helft van de spullen doen. Het dragen wordt op grote hoogte steeds lastiger, dus er kon steeds minder mee. Na het avondeten had ik zoals ik al enkele dagen deed, flesjes gevuld met heet water, of beter gezegd ‘tato pani’. De flesjes gingen voor het tandenpoetsen het bed in, zodat deze geïmproviseerde kruikjes mijn bed heerlijk hadden voorverwarmd, wanneer ik er even later rillend in kwam. Helaas was dat deze keer niet het geval. Suf genoeg had ik de dop van één van de flesjes niet goed dichtgedraaid waardoor er geen warme, maar een natte en koude slaapzak op mij lag te wachten. Hoe moest ik dit nou weer oplossen, een natte slaapzak zou zeker niet verder mee kunnen in deze kou. Ik moest dus mijn slaapzak droog zien te krijgen. Deze snel in onze laatste lodge bij een dovende houtkachel opgehangen. De laatste warmte nog mee pakkend en duimen dat hij de volgende dag droog zou zijn. Met een in het dorpje geleende slaapzak terug de tent in, beseffend dat ik ontzettend veel mazzel had gehad dat dit me geen dag later overkwam. Pfff gelukkig…
Bij het ontwaken als eerste mijn tent uit gesprint om mijn slaapzak te controleren. Deze had nog een klein beetje ijs, maar was voldoende gedroogd om mee te nemen. Een pak van mijn hart dat me weer goede moed gaf voor deze dag. Na het gebruikelijke ochtendritueel waren we al snel weer op pad. Op de route kwamen we één van de meest kritieke punten van de tocht tegen. We moesten namelijk over rotsen die in en op het ijs lagen, om de gletsjer op te kunnen komen. We hadden hier nog geen stijgijzers onder, dus kregen we van René de Bos de strenge opdracht om heel erg goed op te letten bij iedere stap die we zetten. Een zeer risicovolle onderneming die, naar bleek later, bijna onze expeditie lam had gelegd. Ik ben erg blij dat expeditieleider René toch de keuze maakte ons pad, zij het heel erg voorzichtig en in opperste concentratie, te vervolgen.
Met af en toe redelijk steile stukken over de sneeuw kwam de inspanningshoofdpijn in alle hevigheid terug. Toen de sherpa’s ons tegemoet kwamen lopen met de warme limonade, was deze meer dan welkom. Het water wat we bij ons hadden, hetzelfde gekookte water wat de avond daarvoor in mijn ‘kruikjes’ ging, smaakte een beetje naar het tin waarin het gekookt werd. Omdat je op hoogte enorm veel moet drinken, was de warme limonade een zeer welkome afwisseling op het water. Hier haalde ik de noodzakelijke energie uit, voordat ik na de laatste meters bij mijn tentje op basecamp volledig afgemat ter aarde stortte. Een half uur later was ik net voldoende hersteld om mijn tent in te ruimen, maar alles wat ik deed kostte buitengewoon veel energie. Na het opblazen van mijn matje moest ik weer even bijkomen voordat ik mijn slaapzak kon uitpakken. Het werd mij steeds meer duidelijk, dit is wat hoogte met je doet. Eenmaal de tent ingeruimd was het tijd om te rusten. Daar zou ik genoeg tijd voor krijgen, we zouden de tent ook niet meer uitkomen. In verband met de extreme kou en bij het gebrek aan een lodge, moest iedereen zoveel mogelijk in de tent blijven. Veel meer dan een beetje lezen en rusten was er niet meer bij. Voor mij was dit zeker geen straf, en gelet op het geluid uit omliggende tentjes, vond iedereen het wel prettig om goed te rusten. Op naar de volgende dag, op naar High Camp, het laatste station voor de top. Het ultieme doel kwam letterlijk en figuurlijk steeds meer in zicht. De voorlaatste klimdag hebben we afscheid moeten nemen van onze eerste afvaller, die vanaf basecamp met verschijnselen van hoogteziekte vervroegd af moest dalen. Na het maken van een laatste groepsfoto met alle deelnemers gingen we verder op pad.
Zoals altijd startte ik in de voorhoede. De tocht verliep de eerste 3,5 uur voorspoedig. Mijn energielevel bleek daarna echter steeds verder weg te zakken, totdat ik bijna geen puf meer over had. Het afleggen van enkele meters kostte mij dusdanig veel energie, dat ik vervolgens veel tijd nodig had om weer op adem te komen. Vlak voor het einde van de tocht, zonk de moed me in de schoenen bij de gedachte wat me de laatste dag te wachten stond. Dit verschrikkelijk vermoeide gevoel, zou ik tijdens de laatste klim naar de top urenlang moeten doorstaan. Ik vroeg me af of ik dat, en hoe ik dat, voor elkaar moest krijgen. Op dat moment bewees het lopen in een groep zijn grote voordeel. Mensen uit de groep pepten me op en maakten mij rustig, om er de laatste etappe naar het ultieme doel, vol voor te gaan. Samen met Tim vond ik een prima ritme en legden we het laatste stuk van die dag goed af. Eenmaal in het kamp gearriveerd volgde een herhaling van het proces van de vorige dag. Stap voor stap tent inruimen om vervolgens rust te nemen, veel rust, want ik voelde me verre van optimaal. Mijn hoofdpijn hield deze keer aan en ik voelde me zeer zwak. Ik besloot direct te gaan slapen. Toen ik bij de thee me nog niet beter voelde nam ik ook voor het eerst een tablet tegen hoogteziekte. Ik kon mezelf niet permitteren om op de topdag niet fit te zijn, dus nam ik het zekere voor het onzekere. Tussen de slaap door ben ik even wakker geweest om een paar hapjes van het avondeten weg te werken. Vervolgens ben ik snel weer op mijn kussen neergestreken.
Twee uur ’s nachts moesten we opstaan voor de veelbelovende topdag. Ik voelde me op de alles bepalende dag gelukkig een stuk beter dan de voorgaande dag. En, mocht ik nog getwijfeld hebben over wel of niet starten, dan was die twijfel bij het ontwaken volledig verdwenen. Allereerst moesten we ons heel erg goed en vooral warm aankleden, want het was ook deze nacht weer bar en bar koud in de Himalaya. Na het aankleden en opruimen van de tent volgde het ontbijt, havermout! Helaas is dat het enige ontbijt wat ik werkelijk niet door mijn keel kreeg tijdens de trip, dus geen ontbijt. Ik had zelf gelukkig nog wat powervoedsel in mijn tas, dus diende ik mezelf met een tube endurance gel een energiestoot toe.
Omdat we volgens de sherpa’s plotseling eerder weg moesten, ontstond er enige chaos in het kamp. Voordat ik het wist, was ik rond 4 uur al op pad. Kort na de start van de laatste etappe merkte ik dat het voor mij een zeer lange en loodzware dag zou worden. Tegen al mijn klimprotocollen in, kon ik de voorhoede al snel niet meer bijbenen. En dat stoorde mij behoorlijk. Waarom kon ik het ineens niet meer bijhouden en had ik het zo vreselijk moeilijk met mijn ademhaling? Helaas had ik mezelf goed te pakken met al deze gedachten, want ze werkten behoorlijk demotiverend. Zeker bij de gedachte aan hoe lang ik nog te gaan had. Even heb ik hardop gedacht om om te draaien, even leek het voor mij een mission impossible. Gelukkig liep Sherpa Ming Ma bij me, die me overtuigde dat ik langzaam moest doorzetten. Dat hielp me weer een uurtje verder, maar tegen zonsopgang had ik een nieuwe ‘inzinking’. Op dat moment werd ik ingehaald door mijn groepsgenoot en maatje Flo. Zij praatte op mij in en wist me weer te motiveren en samen met mij een loopritme te vinden. Sherpa Ming Ma bood aan mijn tas te dragen en zo ging ik toch weer verder. De top halen was belangrijker dan de top snel halen! Met z’n drieën liepen we 25 stappen, om vervolgens onze ademhaling weer binnen 10 tot 20 seconden onder controle te krijgen. Gevolgd door weer 25 nieuwe stappen en op adem komen enz. enz. Het was afzien en genieten tegelijk, de uitzichten en de hoogte waren werkelijk adembenemend. Uren later, na in totaal ongeveer 6,5 uur lopen, bereikten we dan eindelijk het plateau vlakbij de top. Daar werd ik door Ming Ma op mijn tas neergelegd, zodat ik even bij kon komen. We waren dicht bij te top, maar ook nog ver weg. De laatste twee stukken waren enorm steil, we wisten dat dit opnieuw hele zware uitdagingen zouden worden. Het laatste stuk moesten we zelfs aan touwen omhoog. Met een groepje van vijf besloten we na enige tijd het eerste deel van de twee steile stukken te beklimmen. Opnieuw heel langzaam, in opperste concentratie, met nog minder passen tussen de rustpauzes beklommen we deze steile wand. Boven gekomen belandden we in de rij om aan het touw omhoog te kunnen. Hier namen we de tijd om met iedereen al voorzichtig het top feestje te vieren en foto’s te maken en ondertussen bij te komen.
Toen we eindelijk aan de beurt waren bleek hoe zwaar dit laatste stuk was. Jezelf omhoog trekken was op dat moment het laatste wat we uit onze lichamen persten. Het laatste stukje werden we door de begeleidende sherpa’s omhooggetrokken. Doodvermoeid liet ik me in de sneeuw vallen, ik kon heel even niets meer. Ik reageerde dan ook niet op de verzoeken om mezelf direct te zekeren aan een ander touw en leek even de weg kwijt. Al snel werd duidelijk wat er van me verwacht werd, opnieuw bleek dat ik nog 10 meter door moest. Ik kon bijna geen meter meer zien, maar deze ontberingen hoorden er allemaal bij… En toen, ineens kwam het besef: ‘WE HEBBEN HET GEHAALD!!!’ We stonden inderdaad op de top van de berg, 6500 meter hoog, met uitzicht op enkele van de hoogste bergen ter wereld. In de verte zicht op het dak van de wereld, juist ja de Mount Everest. Met een spectaculair uitzicht, 360 graden in het rond. Genietend van dit succes en het uitzicht vielen we elkaar geëmotioneerd en vol met adrenaline in de armen. Nog vol ongeloof dat ik het daadwerkelijk vol had gehouden genoot ik van dit enorm bijzondere moment. Met maar liefst 23 mensen hadden we de top gehaald, wat helaas ook betekende dat op de topdag nog 6 mensen waren afgehaakt.
Na een korte tijd van genieten op de top, werden we gemaand de top, waar slechts enkele mensen op passen, te verlaten om aan de terugreis te beginnen. Oh ja, terug… Op weg naar de top had ik het zo zwaar dat ik op dat moment niet meer had gedacht aan de terugweg. We moesten nog 1600 meter afdalen naar Khare. Tijdens de afdaling bleek een aantal mensen van onze groep het erg zwaar te hebben. Deze keer liep ik samen met iemand die mijn steun wel kon gebruiken. Bijgestaan door een sherpa daalden we langzaam af, al met al hebben we over deze afdaling nog zo’n 5,5 uur gedaan. Het eerste stuk over het ijs ging relatief gemakkelijk, maar wanneer je vermoeid bent is het zwaar je te blijven concentreren. Ik bleef een paar keer in mijn stijgijzers hangen waardoor ik viel. Het laatste deel kwamen enkele sherpa’s ons tegemoet lopen, omdat het al donker begon te worden. Ze boden ons een lichtje aan en droegen onze tassen naar het kamp.
Na een dag van 14 uur, eindelijk terug in het kamp. Wat een dag… Wat een succesvolle dag! Natuurlijk werd er volop nagepraat, maar omdat iedereen erg moe was, werd het zeker geen latertje. De daarop volgende dagen stonden in het teken van verder afdalen door de rivierbedding. Voor het eerst hadden we een dag wat minder zonnig weer, iets wat deze wandeling in combinatie met een lekker muziekje zeer mystiek maakte. In kamp Kothe aangekomen werd een kort overwinningsfeestje gevierd. De tweede afdaal dag was een pittige, niet alleen dalen, maar ook nu moesten we weer klimmen, alsof we dat nog niet genoeg hadden gedaan. Aankomend bij de ‘sherpa bar’ verdween, bij het zien van de raksi, colaatjes en bier en Pringles, het gevoel van de zware wandeldag. Lekker samen bij de kachel chillen, heerlijk. Besloten werd de laatste etappe niet in twee, maar op één dag te doen. Het werd opnieuw een behoorlijk enerverende dag, deze keer met slechts één afdaling. Deze afdaling was echter zo steil en glad door het ijs, dat we een deel via touwen moesten afdalen. Zelfs tot ver na de touwen was het pad enorm glad. We moesten ons weer 1,5 tot 2 uur volop concentreren op hoe we onze voeten neerzetten om niet uit te glijden en meters lager te eindigen. Toen een dorpje in zicht kwam klaarden de gezichten weer wat op, want na dagen lopen wisten we wat dit betekende: lunch! Dit keer klopte deze voorspelling niet, onze lunch was pas in het volgende dorp gepland, op nog 1,5 uur lopen afstand. De ijzige afdaling kostte zoveel tijd, dat we hierdoor erg laat zouden gaan lunchen. Nog even doorzetten dus. Na de lunch sneeuwde het behoorlijk, dus pakte iedereen zichzelf en de tassen goed waterdicht in. Dit bleek nodig, want het sneeuwde steeds harder. Als echte Nederlanders fleurde de sneeuw bijna ieders humeur op, het was als met kerst wakker worden in een witte wereld. Ik genoot volop van dit laatste deel van de tocht waarbij de wereld om ons heen veranderde in een sprookje en het ook voor mijn fiks verbrande neus heel fijn was om even geen zon te vangen. Na 2,5 uur lopen vond ik het dan ook jammer en fijn tegelijk dat we aangekomen waren op ons eindstation. De feestvreugde van het daadwerkelijk volbrengen van onze gehele expeditie overheerste. Tijd om wijn te ontkurken en bierblikjes te laten sissen. De alcohol vloeide deze avond rijkelijk. Met Nederlandse en Nepalese hits werd het een ware en welverdiende feestavond voor ons en de sherpa’s! Een prachtige afsluiting van onze missie. Op de laatste dag restte alleen nog het uitbetalen van alle fooien. Na alles wat iedereen rondom de expeditie voor ons had gedaan, besloten we de fooien te verhogen. We hadden ontzettend veel ontzag voor de dragers die iedere dag onze spullen mee hebben genomen. Hetzelfde geldt voor de koks, die elke keer als wij in het kamp kwamen het eten voor ons bereid hadden.
En niet te vergeten de sherpa’s, die ons letterlijk naar de top hebben gebracht. Zonder hen hadden we de tocht niet kunnen maken. We waren dan ook erg blij te zien dat de fooien met een brede grijns op de gezichten werden geaccepteerd, deze was duidelijk hoog genoeg. Buiten al het geld wat we voor de kinderen in India hebben opgehaald, heb ik hiermee ook het gevoel dat we in Nepal en in deze omgeving een positieve bijdrage hebben geleverd. Met een gerust hart konden we Lukla weer achter ons laten om via Kathmandu en Dubai op de vroege zondagmorgen van 18 november in Amsterdam zich bij onze naasten te voegen. En, ons ongelofelijk verhaal te doen.
Inmiddels ben ik weer helemaal in het Nederlandse ritme teruggekeerd. Het was een geweldige ervaring met veel uitdagingen en op momenten een overwinningsstrijd tegen je eigen lichaam. We hebben letterlijk en figuurlijk veel hoogtepunten meegemaakt. En als je daarmee ook nog een dienst kan bewijzen voor je minder bedeelde medemens, is dit alles zeker de moeite waard geweest. De beloning van hard trainen en de immens geleverde inspanning maakte de ontlading aan te top onbeschrijflijk. Bovendien is het wonderbaarlijk dat een groep van meer dan dertig individuen, drie weken lang zonder noemenswaardige conflicten met elkaar op pad is. Op de moeilijke momenten was er altijd wel een groepslid aanwezig om je er doorheen te slepen. De expeditie is een overwinning geweest die de gehele groep toekomt. Chapeau, we kunnen trots op onszelf zijn. Dit neem ik de rest van mijn leven mee. Hoeveel mensen kunnen zeggen dat hij of zij de Mera Peak hebben bedwongen, nou ik… Mocht je na het lezen van dit verhaal meer willen weten over de Atma Challenge, een extra donatie willen doen of misschien over twee jaar zelf mee willen doen aan een dergelijke uitdaging, kijk dan op www.atmachallenge.org.