OUDERSTAGE IN VLAANDEREN Conform het samenwerkingsakkoord betreffende de ouderstage d.d. 13 december 20061ontwikkelden de HCA-diensten gesubsidieerd voor de uitvoering van ouderstage, onderstaande gezamenlijk concept van ouderstage in Vlaanderen. Omdat deze opdracht werd toevertrouwd aan 10 verschillende diensten werd eerst gezocht naar een gezamenlijk gedragen visie (deel 1) die de methodiek van de ouderstage (deel 2) onderbouwt.
1. Visie
1.1. Wettelijk kader Gezien de vereiste compatibiliteit met het wettelijk kader, geven we eerst een overzicht van de regelgeving in dit verband.
1.1.2. Mandatering Wet op de jeugdbescherming van 8 april 1965 zoals gewijzigd door de wet van 13 juni 2006 en de wet van 27 december 2006. De uitvoerende diensten krijgen een opdracht van het openbaar ministerie (art 45bis) of van de jeugdrechtbank (art 29 bis) « Art. 45bis. - Ingeval de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over de minderjarige die verklaart niet te ontkennen een als misdrijf omschreven feit te hebben gepleegd, zich duidelijk onverschillig opstellen tegenover het delinquent gedrag van deze laatste, en deze onverschilligheid bijdraagt tot de problemen van de minderjarige, kan de procureur des Konings hen voorstellen een ouderstage te volgen. ». « Art. 29bis. - Wanneer de jeugdrechtbank een als misdrijf omschreven feit waarvoor een minderjarige vervolgd werd, bewezen verklaart, kan ze, op vordering van het openbaar ministerie of ambtshalve, het volgen van een ouderstage bevelen aan de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over deze minderjarige, indien ze zich duidelijk onverschillig opstellen tegenover het delinquent gedrag van deze laatste, en deze onverschilligheid bijdraagt tot de problemen van de minderjarige. ». Wanneer het parket een ouderstage voorstelt, zijn de betrokkenen vrij die stage al dan niet te aanvaarden. Het voorstel tot ouderstage staat los van de reactie of voorstellen ten aanzien van 1
Hoofdstuk II art. 3 "Naast de uitvoering van de ouderstage realiseren de diensten tevens een methodiekontwikkeling en een intervisie. Elke Minister van een Gemeenschap of van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die bevoegd is voor de jeugdbescherming maakt het uitgewerkte programma van de ouderstage en elke latere wijziging ervan ter informatie over aan de minister van Justitie. Dit programma verzekert dat alle diensten op een gelijkaardige wijze invulling geven aan de ouderstage. Dit belet evenwel niet dat de Gemeenschappen een eigen methodiek hanteren bij de invulling van de ouderstage."
de minderjarige zelf. De jeugdrechtbank kan in bovenstaande omstandigheden een ouderstage opleggen. Dit is enkel mogelijk in combinatie met een maatregel ten opzichte van de minderjarige
1.1.2. Doelstellingen Samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gemeenschappen d.d. 13 december 2006 Een specifiëring van de doelstellingen vinden we in artikel 3: “de ouderstage heeft als finaliteit het inzicht van de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over de minderjarige in het delictplegende gedrag van de minderjarige te verhogen, hen via begeleiding te wijzen op hun verplichtingen als verantwoordelijken voor de opvoeding van hun kinderen en hun verantwoordelijkheidsgevoel te stimuleren. De ouderstage dient ingegeven te zijn door een motiverende aanpak die elke stigmatisering tegengaat.”
1.1.3. Doelgroep De ministeriële omzendbrief van minister Onkelinx d.d. 7 maart 2007 Hierin vinden we volgende voorwaarde: “ de ouderstage kan alleen worden voorgesteld t.a.v. ouders die manifest onwillig zijn en onverschilligheid vertonen t.a.v. de feiten die vermoedelijk zijn gepleegd door hun kind, of die deze feiten ontkennen of minimaliseren en zo hebben bijgedragen tot het (vermoedelijk) delinquent gedrag van hun kind. De onverschilligheid van de genoemde personen draagt bij tot de problemen van de minderjarige. In de praktijk zal het dus de ouders betreffen die zich niet bekommeren om de delinquentie van hun kind en deze, door hun houding, vergroten.”
1.1.4. Organisatie: Ministeriële omzendbrief van minister Vervotte van 21 december 2006 . In deze omzendbrief wordt de uitvoering van de ouderstage toegewezen aan de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandelingen. Volgende diensten werden hiervoor gesubsidieerd: - BAAB: bureau alternatieve afhandeling Brugge binnen vzw De Kerseboom - DIVAM: dienst Ieper Veurne alternatieve maatregelen binnen Vereniging Ons Tehuis - COHEsie: CO voor constructief en HE voor herstel binnen vzw centrum voor jongeren- en gezinsbegeleiding(Kortrijk) - CAB: vzw centrum voor ambulante begeleiding (Oost-Vlaanderen) - Elegast vzw Antwerpen - ADAM: Antwerpse dienst voor alternatieve maatregelen binnen CAW Metropool - CAFT: Constructieve afhandeling feiten Turnhout - BIC: bemiddelings- en begeleidingsdienst Ivo Cornelis (Mechelen) - BOOG: BAS! en Oikoten met ouders in gesprek binnen vzw Oikoten (VlaamsBrabant) - BAAL: Bureau alternatieve afhandeling Limburg binnen vzw Pieter Simenon
1.2. Visie 1.2.1.Missie In opdracht van het Jeugdparket en/of de Jeugdrechtbank richt de ouderstage zich tot personen die het ouderlijke gezag uitoefenen over jongeren die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd of over jongeren die ervan verdacht worden en de feiten niet ontkennen. Daarbij geven die personen blijk van onverschilligheid ten opzichte van die feiten of ontkennen of minimaliseren ze die feiten. Vanuit een positieve en respectvolle houding en met erkenning voor hun inzet willen we de ouders op een dynamische en motiverende manier informeren over, responsabiliseren tot en ondersteunen in het opnemen van hun opvoedingsverantwoordelijkheden.
1.2.2. Visie Ouders, kinderen en de samenleving banen zich een weg door het kronkelende proces dat opvoeden is. Soms kan een samenspel van omstandigheden het opvoedingsproces bemoeilijken waardoor ze niet meer kunnen/willen investeren in de opvoeding. Delinquent gedrag van hun kinderen kan hiervan een gevolg zijn. De nieuwe jeugdwet bepaalt dat minderjarige delinquenten gestimuleerd moeten worden om verantwoordelijkheid op te nemen ten aanzien van hun slachtoffer en de gevolgen van het delinquent gedrag. De reactie en houding van ouders ten aanzien van de feiten zijn hierbij van wezenlijk belang. De ouderstage levert een krachtig instrument om met ouders stil te staan bij het delinquent gedrag van de minderjarige, hen te confronteren met de maatschappelijke normen en hen te ondersteunen in het dragen van hun ouderlijke verantwoordelijkheid. De samenleving biedt via de ouderstage ouders de kans om opnieuw ‘goede ouderschapservaringen’2 op te doen zodat nieuw delinquent gedrag voorkomen kan worden. We gaan uit van een pluralistische en verdraagzame mensvisie. Iedere ouder wordt als gelijkwaardig beschouwd en gelijk behandeld, ongeacht hun afkomst, huidskleur, cultuur, levensbeschouwing enzovoort. De grondhouding van de begeleiders is hierbij van wezenlijk belang. Deze houding is respectvol, gelijkwaardig, begripvol, positief en proactief. Belangrijke aspecten daarin zijn: - vertrouwen hebben in de mogelijkheden en capaciteiten van individuen - aansluiting vinden bij hun belevingswereld in hun culturele leefomgeving - zichtbaar maken en versterken van de aanwezige krachten van ouders - verhogen van het zelfoplossend vermogen - bevorderen van het zelfvertrouwen en de eigenwaarde
2
A. Van der Pas, Handboek methodische ouderbegeleiding 2. Naar een psychologie van ouderschap. Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2006
De ouderstage vertrekt niet van een kant-en-klaar aanbod. De ouders worden actief betrokken bij de inhoudelijke invulling van de ouderstage. Ze bepalen zelf wat voor hen belangrijk is, welke keuzes ze maken om hun doelen te bereiken en welke acties ze ondernemen om hun plannen uit te voeren. De begeleider ondersteunt hen daarbij, moedigt hen aan en creëert mogelijkheden voor de ouders om hun competenties te verhogen zodat ze opnieuw greep kunnen krijgen op hun situatie.
1.2.3. Doelgroep Het interpreteren van de term “onverschilligheid” is de taak van de verwijzer. Naast de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen wensen meerdere diensten ook de jongere en andere relevante personen en/of diensten te betrekken bij de ouderstage
1.2.4. Doelstellingen Vanuit de hierboven geciteerde finaliteit kunnen drie centrale doelstellingen worden afgeleid. -
De ouders (her)ontdekken hun pedagogische vaardigheden en competenties. De ouders krijgen informatie over hun burgerrechtelijke, strafrechtelijke en opvoedingsverantwoordelijkheden. De ouders krijgen meer zelfvertrouwen en voelen zich gesterkt om zich in te zetten voor de opvoeding van hun minderjarige zoon of dochter
2. Concrete uitwerking 2.1. Traject 30 uren ouderstage Zoals de wetgever voorschrijft, omvat de ouderstage bij iedere dienst minstens 30 uren. Deze ouderstage kent een individuele en een collectieve fase. De mate waarin en de manier waarop de invulling van de ouderstage geïndividualiseerd worden, varieert tussen de diensten. Het aanbod van ouderstage is opgedeeld in 3 fasen: een startfase, een begeleidings en/of vormingsfase en een afsluitfase. We lichten de verschillende fasen toe.
2.1.1.Opstartfase De opstart is een belangrijke fase. De duur en het verloop van deze fase variëren afhankelijk van de cliëntsituatie en de werking van de dienst.
Het doel van deze fase is: • een werkrelatie opbouwen; • gezamenlijke doelstellingen formuleren; • zorg op maat garanderen; • mogelijke weerstanden bespreken; • ruimte geven aan het betrekken van eventuele derden zoals de jongere; • groepssessies voorbereiden; • samenwerkingsafspraken maken. De volgende thema’s komen telkens aan bod: • voorstelling van de ouderstage, ouders informeren en uitleg verschaffen; • ouders informeren over hun rechten en plichten met betrekking tot het volgen van de ouderstage; • bespreken van de engagementen van de ouders ten aanzien van de ouderstage; • in kaart brengen van noden en behoeften van de ouders; • verkennen van moeilijkheden, mogelijkheden en verwachtingen; • ouders kansen geven tot ventileren; • verhaal en beleving van ouders beluisteren; • peilen naar motivatie en hulpvragen; • (gezamenlijke) doelstellingen en verwachtingen formuleren; • maken van concrete afspraken. Daarnaast zijn er ook facultatieve thema's: • bespreken van het proces-verbaal en/of delict dat aanleiding gaf tot de ouderstage; • bespreekbaar maken van de betekenis en de gevolgen van het gepleegde delict binnen het gezin; • principe van ouderlijke verantwoordelijkheid bespreken; • gezinssituatie/-functioneren (breder) inventariseren; • bespreken van handelingsplan; • in het verhaal van de ouders op zoek gaan naar hun zorg en inzet naar hun kind(eren) toe; • ouders positieve ouderschapservaringen aanbieden; • aandacht voor de boodschap die aan jongere gegeven wordt mbt de ouderstage van zijn/haar ouders; • aandacht voor welke maatregel eventueel aan de jongere wordt voorgesteld/opgelegd; • ouders helpen met concrete problemen die wijze van opvoeding, betrokkenheid in het gedrang brengen; • motivatie van de ouders voor de groepssessies peilen. Het kunnen maken van concrete afspraken luidt het einde van deze fase in.
2.1.2. Begeleidingsfase Deze fase bestaat uit individuele gesprekken en groepssessies. De verhouding tussen het individueel gedeelte en het collectief gedeelte kan verschillen naargelang de dienst en de
cliëntsituatie. We geven eerst een overzicht van de inhoudelijke thema's en bepreken dan achtereenvolgens de collectieve en de individuele fase.
2.1.2.1. Inhoud Het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gemeenschappen van 13 december 2006 bepaalt dat minstens de volgende thema’s aan bod moeten komen: • pedagogische vaardigheden en probleemoplossing; • opvoedingsverantwoordelijkheid; • strafrechtelijke verantwoordelijkheid; • burgerrechtelijke verantwoordelijkheid. Dit is bijgevolg over alle Vlaamse diensten heen het minimum aanbod. Daarnaast bestaat een breed gamma aan thema’s waaruit kan geselecteerd worden: • puberteit/leefwereld adolescenten; • waarden en normen over opvoeden; • opvoedingsvaardigheden; graag zien belonen en straffen communicatie problemen oplossen opdrachten geven leiden en loslaten disciplineren stellen van grenzen luisteren en praten realistische regels en normen toezicht houden onderhandelen • slachtofferschap en herstel; beleving van het slachtoffer mogelijke aandeel van ouders in herstel van de schade • loyaliteit; • parentificatie; • drugs; • juridisch kader van het delict; • seksualiteit; • vriendschappen en groepsdruk; • echtscheidingsproblematiek; • studeren; • gedragsverandering; • omgaan met weerstand; • delinquent gedrag en de heersende opvattingen daaromtrent; • wie ben ik als ouder?
2.1.2.2. Werken in groep 2.1.2.2.1 Samenstelling van de groepen De groepen worden zorgvuldig samengesteld. Er wordt ondermeer rekening gehouden met:
• het aantal dossiers; • gemeenschappelijke belevingen en verwachtingen van de ouders ; • de haalbaarheid om de verschillende ouders en ouderparen samen te zetten. Dit impliceert dat met sommige ouders een uitsluitend individueel traject kan afgelegd worden. 2.1.2.2.2 Meerwaarde van groepssessies Het werken in groep kan heel wat voordelen/mogelijkheden bieden. • Informeren van de ouders, vergroten van kennis en inzicht. • Steun, (h)erkenning en bevestiging vinden bij mensen in een vergelijkbare situatie. • Onderlinge herkenbaarheid: ouders zijn elkaars lotgenoten. Ze voelen zich in hun problematiek minder geïsoleerd en kunnen ervaringen uitwisselen. • Gemakkelijker aanvaarden van advies van lotgenoten (ervaringsdeskundigen). • Bundelen van kennis waardoor nieuwe inzichten kunnen ontstaan. • Aangesproken worden in de eigen deskundigheid. • Krijgen van bevestiging en ondersteuning van eigen ouderlijke expertise aan de hand van interacties en dynamiek binnen de groep. • Modelfunctie van de deelnemers tegenover elkaar: deelnemers horen en zien hoe andere ouders hun moeilijkheden aanpakken en oplossen. Zij kunnen zich hieraan spiegelen. • Generalisatie: ouders leren over de grenzen van hun eigen situatie heen kijken. • De interactie tussen de ouders onderling voorkomt een eenzijdige professionele invalshoek. • Door de interactie kan er een bevruchting van elkaars inbreng plaatsvinden. • Oefenen van sociale vaardigheden in groep.
2.1.2.3. Individuele gesprekken Naargelang de dienst en cliëntsituatie verschilt de wijze waarop deze gesprekken worden georganiseerd. Deze individuele gesprekken bieden de mogelijkheid om: • met de ouders afzonderlijk een weg af te leggen: opvolgen van verwachtingen en doelstellingen; • persoonlijke vragen van ouders te kunnen bespreken; • problemen van ouders bespreken die ze liever niet in groep delen; • ruimte te voorzien om te reflecteren over de groepssessies; • thema’s uit de groepssessies verder uit te diepen; • de in groep aangeboden thema’s terug te koppelen naar de eigen thuissituatie; en naar het delict dat aanleiding gaf tot de maatregel;… • ruimte te geven aan thema’s die in groep moeilijk(er) bespreekbaar zijn; • (meer) op maat van de cliënt te kunnen werken (bijv. mensen met een mentale beperking, …).
2.1.3.Afsluitfase Aan het eind van de ouderstage is er minstens één evaluatiegesprek met de ouders en eventueel belangrijke derden. Sommige diensten voorzien een (beperkte) follow-up. Centrale thema’s in deze afsluitfase zijn: • globale evaluatie van het volledige traject; • opstellen van eindverslag; • nood aan nazorg bespreken en indien nodig sociale kaart toelichten/concreet doorverwijzen.
2.2. Evaluatie 2.2.1. Evaluatie van het individueel traject van de ouders De dienst evalueert op geregelde tijdstippen samen met de ouders de doelstellingen en het verloop van de ouderstage. Indien nodig kan het traject bijgestuurd worden.
2.2.2. Evaluatie van het aanbod Veel aandacht wordt besteed aan het continu evalueren, bijsturen, optimaliseren van hun aanbod onder andere op basis van de feedback van de ouders, van verwijzers, van andere diensten zoals politie, voorzieningen BJB, maar ook naar aanleiding van kritische reflecties met collega’s op de dienst, intervisie met collega stagebegeleiders uit andere arrondissementen, supervisie, bijscholing, etc. Onderwerp van evaluatie kan zijn: samenstelling van de groep, aangereikte thema’s en methodieken, organisatorische aspecten zoals locatie, uren, enzovoort.
2.3. Communicatie met de verwijzer Volgens het samenwerkingsakkoord brengt de dienst de verwijzer op de hoogte van de start en de afronding van de ouderstage. Bij de start melden we minimaal de aanvangsdatum van de ouderstage aan de verwijzer. Bij het afsluiten van de ouderstage wordt samen met de ouders een verslag opgesteld waarbij volgende punten aan bod komen: • data en uren van gemaakte afspraken; • de eventuele afwezigheden; • de eventuele stopzetting van de ouderstage; • andere informatie voor zover alle betrokken personen daarmee akkoord gaan. Ouders krijgen een kopie van dit eindverslag.
2.4. Het vroegtijdig afsluiten van een dossier Het al dan niet vroegtijdig afsluiten van een dossier is afhankelijk van: • de gemaakte afspraken met de verwijzer; • de gemaakte afspraken met de ouders; • de ruimte om motiverend en aanklampend te werken.
Ook bij het vroegtijdig afsluiten wordt een eindverslag opgesteld en overgemaakt aan de verwijzer en de ouders.
2.5. Werken met overeenkomst/contract De afspraken die gemaakt worden tijdens de opstartfase kunnen hun neerslag vinden in schriftelijke documenten waarin volgende punten aan bod kunnen komen: • • • • • • • • • •
minimale afspraken over aanwezigheden en hoe omgaan met afwezigheden; omgaan met privacy; gevolgen van onderbreken van overeenkomst; doelstellingen die de ouders formuleren, al dan niet aangevuld met doelstellingen die de wet bepaalt; gedragscodes; samenwerkingsafspraken in termen van engagementen door beide partijen (dienst/ouders); verwachtingen van ouders; concreet af te leggen traject (=verwachtingen van ouders vertaald in doelstellingen en de data/locatie van sessies); kalender met afspraken; aanwezigheidslijst.
2.6. Theoretisch kader De begeleiders putten uit een breed veld aan theoretische kaders en auteurs om hun handelen te funderen en vorm te geven: Vanuit de gedragsmatige invalshoek • Gedragstherapeutische principes (operante leertheorie, sociale leertheorie) • Hink-Stap-Sprong (Jo Voets), • Trainen van ouderlijke vaardigheden volgens Patterson • Jos Peeters • Methode van Goldstein • Competentiemodel • Beter omgaan met pubers Vanuit het contextuele gedachtegoed • Boszormenyi-Nagy Vanuit de systeemtheorie • Alice Van der Pas • Communicatietheorie (Watzlawick) • Compernolle • Brugs model: oplossingsgericht systeemdenken • Sociaal-ecologisch ontwikkelingsmodel (is een onderdeel van de systeemtheorie) Motivatietheorieën • Motiverende gespreksvoering • Veranderingswiel Anderen • Ontwikkelingsgerichte psychologie • Ervaringsgericht leren
• • • •
Psychoanalytische visie en ethiek P. Adriaensens Balansmodel van Anker, Bakker, Bosters en Glas Humanistische psychologie
2.7. Methodisch kader Uit een breed veld aan methodieken en technische ondersteuning wordt geselecteerd: • werkmap; • rollenspelen; • videobeelden; • bord; • teksten/liedjes/gedichten; • stellingenspellen/-rondes; • informatieve spelen; • token economy system; • huiswerkopdrachten; • ervaringsgerichte activiteiten; • brainstormen; • discussies/kringgesprekken; • doe-opdrachten; • de roos van Leary; • casusbespreking; • vragenlijsten; • kernkwadranten. Opgesteld op 22 december 2006 door de diensten voor ouderstage van BAAB, DIVAM, COHEsie, CAB, CAFT, BIC, Elegast, ADAM, BOOG, BAAL en de OSBJ.