Vzw Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg
[email protected] - www.osbj.be
Ouderstage in Vlaanderen
Veerle Verlinden
Inhoudstafel Deel I: Het traject van de ouderstage 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7.
Wettelijk kader Maatschappelijke omkadering Het samenwerkingsakkoord De conceptontwikkeling Een moeilijke weg met veel struikelblokken De evaluatie Wat nu?
2 3 4 5 7 9 10
Deel II: Evaluatie van de instroom en uitstroom ouderstage in Vlaanderen, periode 2007-2008 2007 Instroom Gegevens ouders Gegevens jongere Uitstroom
13 13 17 18
2008 Instroom Gegevens ouders Gegevens jongere Uitstroom
18 18 21 23
2009
24
Bijlage 1: De groepswerking in de praktijk van BOOG
25
Bijlage 2: Praktijkvoorbeeld van BAAB
27
1
Deel 1: Het traject van de ouderstage De Ouderstage Op 2 april 2007 traden de bepalingen over de ouderstage van de nieuwe jeugdwet in werking. Vanaf dan konden of moesten ouders die zich duidelijk onverschillig opstellen voor het delinquent gedrag van hun zoon of dochter onder bepaalde voorwaarden een ouderstage volgen. Deze ouderstage was 1
niet onbesproken en kende een woelig verloop. Vanaf de introductie van de ouderstage werd er vanuit de academische wereld en de magistratuur erg kritisch gereageerd. Ook vanuit het werkveld waren er bedenkingen en zat men niet te wachten op een dergelijke maatregel. Er werd zelfs een verzoekschrift tot afschaffing van de ouderstage bij het Grondwettelijk Hof ingediend. De federale regering en de gemeenschappen sloten een samenwerkingsakkoord af om de uitvoering mogelijk te maken. Lange tijd was er veel onduidelijkheid over wat deze maatregel nu precies inhield of moest inhouden. Omwille van het geringe aantal dossiers besliste uiteindelijk Minister Stefaan De Clerck eerder dit jaar om het samenwerkingsakkoord en daarmee ook de financiering van ouderstage op te heffen. In deze nota zetten we kort de belangrijkste punten op een rijtje. 1.1.
Wettelijk kader ouderstage
Sinds de hervorming van de wet op de jeugdbescherming door de wet van 13 juni 2006, kunnen ouders aangemaand worden om hun verantwoordelijkheid op te nemen via ouderstages. Artikelen 29bis en 45bis van de huidige Jeugdwet bepalen wanneer een ouderstage opgelegd of voorgesteld kan worden door respectievelijk de jeugdrechter en de Procureur des Konings. Het artikel 29bis stelt: “Wanneer de Jeugdrechtbank een misdrijf omschreven feit waardoor een minderjarige vervolgd werd, bewezen verklaart, kan ze, op vordering van het openbaar ministerie of ambtshalve, het volgen van een ouderstage bevelen aan de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over deze minderjarige, indien ze zich duidelijk onverschillig opstellen tegenover het delinquent gedrag van de minderjarige, en deze onverschilligheid bijdraagt tot de problemen van de minderjarige.” “Dit kan enkel als een aanvullende maatregel bij een maatregel ten overstaan van de minderjarige opgelegd worden door de jeugdrechter wanneer het volgen van zulke ouderstage de delinquente minderjarige ten goed komt.“ In Artikel 45bis lezen we: ”Ingeval de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over de minderjarige die verklaart niet te ontkennen een als misdrijf omschreven feit te hebben gepleegd, zich duidelijk onverschillig opstellen tegenover het delinquent gedrag van deze laatste, en deze onverschilligheid bijdraagt tot de problemen van de minderjarige, kan de procureur des Konings hen voorstellen een ouderstage te volgen. Dit kan enkel wanneer het volgen van zulke ouderstage de delinquente minderjarige zelf ten goede kan komen.” Het niet of onvoldoende opnemen van de verplichtingen die voortvloeien uit een opgelegde ouderstage kan een strafrechtelijk vergrijp opleveren. 1
Kadernota inzake de hervorming van de jeugdbescherming van toenmalig Minister van justitie Onkelinx 2
In art. 85 staat dat “Ouders die weigeren om de hun opgelegde ouderstage te volgen of niet meewerken aan de tenuitvoerlegging ervan, ook veroordeeld kunnen worden tot een gevangenisstraf van één tot zeven dagen en/of een geldboete van één tot vijfentwintig euro of tot één van die straffen alleen.” Een (definitieve) omschrijving van de doelgroep vinden we terug in de ministeriële omzendbrief van Minister Onkelinx d.d. 7 maart 2007: “ de ouderstage kan alleen worden voorgesteld t.a.v. ouders die manifest onwillig zijn en onverschilligheid vertonen t.a.v. de feiten die vermoedelijk zijn gepleegd door hun kind, of die deze feiten ontkennen of minimaliseren en zo hebben bijgedragen tot het (vermoedelijk) delinquent gedrag van hun kind. De onverschilligheid van de genoemde personen draagt bij tot de problemen van de minderjarige. In de praktijk zal het dus de ouders betreffen die zich niet bekommeren om de delinquentie van hun kind en deze, door hun houding, vergroten.” Op 2 april 2007 traden de modaliteiten inzake de ouderstage in werking. Op parketniveau wordt de parketcriminoloog belast met de toeleiding van de ouders naar de ouderstage. Indien de ouderstage door de Jeugdrechtbank wordt opgelegd, is het de sociale dienst van de Jeugdrechtbank die belast is voor de toeleiding naar de ouderstage. Vóór de introductie van de ouderstage, konden ouders van jongeren die een delict pleegden enkel strafrechtelijk worden aangesproken indien ze rechtstreeks meewerkten aan de strafbare feiten, gepleegd door hun minderjarige kinderen. In dat geval kunnen ze individueel voor de strafrechter worden gedaagd. De introductie van de ouderstage maakte het mogelijk om ouders rechtsreeks aan te spreken op hun ouderlijke verantwoordelijkheid.
1.2.
Maatschappelijke omkadering
De nieuwe Jeugdwet
2
heeft als uitgangspunt: het behoud van de jeugdbescherming, aangevuld met
meer responsabilisering van jongeren en ouders zoals bv. het opleggen van een ouderstage aan de ouders. Het gaat hier om een maatregel die zijn inspiratie vond in verschillende gelijkaardige projecten in 3
Frankrijk en Engeland . De wetgever heeft de context van de jongeren een meer prominente plaats gegeven in de jeugdwet. Dit ligt in de lijn van de praktijkontwikkelingen waar de systemische of contextuele visie steeds meer terrein wint. Het doel van de Jeugdwet is nochtans geen hulpverlening, wel responsabilisering. Ouders worden in de Jeugdwet niet zozeer ondersteund, wel terechtgewezen.
4
We merken een zekere tegenstrijdigheid op tussen de emancipatorische en de sanctionerende benadering.
Beide
benaderingen
kunnen
gezien
worden
als
een
uiting
van
dezelfde
maatschappelijke ontwikkelingen, waarbij de nadruk ligt op individuele rechten en de individuele 2
Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, gewijzigd door de wetten van 15/05/06 en 13/06/06. . 3 In Frankrijk; Un stage parental en in Groot-Brittannië: parenting orders en parenting contracts 4 Berghmans, M. (2007),“Positie van de ouders”, in Put J. & Rom M., Het nieuwe Jeugdrecht, Brussel: Larcier, 215-233 3
verantwoordelijkheid
om
deze
rechten
te
realiseren.
Het
samengaan
van
een
‘opvoedingsondersteunende’ en een sanctionerende benadering is terug te brengen tot een (historische) gedachten dat het doel van opvoeding ligt in de ontplooiing van het kind, en dat deze ontplooiing best kan gerealiseerd worden door een disciplinering van de ouders.
5
Met deze beweging tot sanctionering van de ouders wordt de terughoudendheid tot directe gezinsinterventie, besloten in het subsidiariteitsbeginsel, ondergeschikt aan de nodige proactiviteit inzake preventie en curatie van afwijkend gedrag, a fortiori wetovertredend gedrag. Ouderlijke verantwoordelijkheid wordt op deze manier gelijk gesteld met ouderlijk gedrag, en het gedrag met de inzet van competentie. Wanneer deze competentie - bv. hulp zoeken - niet aanwezig is, is corrigerende tussenkomst nodig: de ouderstage. Weigering of onvoldoende inzetten om deze competenties te verwerven wordt gesanctioneerd.
6
De huidige nadruk op een gesanctioneerde ouderlijke verantwoordelijkheid verwijst naar een opvatting over een scherpe verdeling van de verantwoordelijkheid: de opvoeding behoort de ouders toe en de controle over de opvoeding de staat. Deze opvatting houdt een proces van schuldverschuiving in voor de aanpak van sociale problemen van een maatschappelijk niveau naar een individueel niveau. Er wordt een sanctionerende breuklijn gecreëerd tussen competente en niet competente ouders. Jeugdmagistraten spraken hun vrees uit dat een ouderstage contraproductief zou zijn voor adolescenten. De jeugdrechter zou het gezag van ouders moet kunnen herstellen in plaats van met een beschuldigende vinger te wijzen. Het concept van de ouderstage heeft bv. een bijkomende en meer ondersteunende component nodig, met ruimte voor de eigen inbreng van de ouders. Professor Dr. Lode Walgrave vindt het een goed idee om ouders te betrekken bij de aanpak van jeugdcriminaliteit, maar ze moeten wel aangesproken worden als mede-verantwoordelijken en niet als de falende ouders. Volgens Walgrave levert deze aanpak goede resultaten, in tegenstelling tot de bestraffende, dreigende en beschuldigende houding, die bijna steeds contraproductief is. Hij is een felle tegenstander van de verplichte ouderstage. Deze bijkomende verplichting kan een nieuw element zijn om de negatieve spiraal van toenemende maatschappelijke kwetsbaarheid verder te activeren, 7
aldus Walgrave .
1.3.
Het samenwerkingsakkoord
In de Memorie van Toelichting werd de ouderstage voorgesteld als een ‘hoofdzakelijk sanctionerend antwoord’. Een sanctie die wordt toegepast op ouders die hun opvoedende taak ten aanzien van hun delinquente kinderen verwaarlozen en die daardoor de openbare veiligheid in gevaar brengen. Als de ouderstage een pure sanctionerende maatregel zou zijn geweest dan ging het over een zuivere federale maatregel, die ook door de federale overheid wordt uitgevoerd. Maar de ouderstage kadert
5
Bouverne-De Bie, M. en Roose, R. (2005), “Over ouderstages, of: de maatschappelijke logica van een jeugdbeschermingssysteem”, Panopticom, nr1 jaargang 26, 35-44 6 Bouverne-De Bie, M. en Roose, R. (2005), “Over ouderstages, of: de maatschappelijke logica van een jeugdbeschermingssysteem”, Panopticom, nr1 jaargang 26, 35-44 7 Raad van Ouders van de Jeugdhulp vzw (06/04/04), Het nieuwe jeugdrecht:kadernota van minister Onkelinx, [WWW], ROJ vzw: http://home.scarlet.be/~ogk/participatie/belangenbehartiging/commentaren/jeugdrecht.htm [18/03/08] 4
‘onder de hulp en bijstand aan personen’ zodat een samenwerking met de gemeenschappen als nuttig werd beschouwd.
8
Ook volgens het advies van de Raad van State moet de ouderstage’ ten goede komen aan de 9
minderjarige’ en is een samenwerkingsverband met de gemeenschappen noodzakelijk.
Het Samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gemeenschappen d.d. 13 december 2006 regelt de modaliteiten van de ouderstage. Een specificeren van de doelstellingen vinden we in artikel 3: “de ouderstage heeft als finaliteit het inzicht van de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over de minderjarige in het delictplegende gedrag van de minderjarige te verhogen, hen via begeleiding te wijzen op hun verplichtingen als verantwoordelijken voor de opvoeding van hun kinderen en hun verantwoordelijkheidsgevoel te stimuleren. De ouderstage dient ingegeven te zijn door een motiverende aanpak die elke stigmatisering tegengaat.” De ministeriële omzendbrief van Minister Vervotte van 21 december 2006 wijst de uitvoering van de ouderstage toe aan de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandelingen. De gemeenschappen stonden in voor de ontwikkeling van het programma voor de ouderstage. Het was de bedoeling dat alle diensten dit programma op een gelijkaardige manier zouden invullen. Het programma moest pedagogische vaardigheden en probleemoplossend gedrag aanleren en eveneens inzicht geven in de pedagogische, strafrechtelijke en burgerrechterlijke verantwoordelijkheden van de ouders. In het samenwerkingsakkoord staat dat de diensten een 50-tal uren aan één dossier mogen besteden met minstens 30 uur cliëntcontact. De financiering van ouderstage wordt eveneens geregeld in het samenwerkingsakkoord. Volgens de Raad van State kan de ouderstage ingepast worden in de federale bevoegdheid, ondanks het feit dat de ouderstage zich richt tot de ouders van minderjarigen die een MOF pleegden. Omdat de maatregel tot de federale bevoegdheid behoort (sanctie), zal deze ook volledig gefinancierd worden door de federale overheid. De gemeenschappen maken in ruil een evaluatieverslag op voor de Minister van Justitie waarin ze het aantal (gerealiseerde) ouderstages doorgeven.
1.4.
10
De conceptontwikkeling
Conform het samenwerkingsakkoord betreffende de ouderstage d.d. 13 december 2006 ontwikkelden de HCA-diensten gesubsidieerd voor de uitvoering van ouderstage, een gezamenlijk concept van ouderstage in Vlaanderen.
11
8
Memorie van Toelichting bij het ontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord (13/12/06) tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. 9 Vervotte, I. (2007), Beleidsbrief, www.wvc.vlaanderen.b/juriwel/nieuws/beleidsbrief-2007.htm 10 Memorie van Toelichting bij het ontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord (13/12/06) tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. 11 Ouderstage in Vlaanderen, http://www.osbj.be/?action=onderdeel&onderdeel=222&titel=Maatregelen+Jeugdwet 5
Omdat deze opdracht werd toevertrouwd aan 10 verschillende diensten
12
werd eerst gezocht
naar een gezamenlijk gedragen visie die de methodiek van de ouderstage onderbouwt. De visie op ouderstage legt sterk de nadruk op de grondhouding van de begeleiders. “Vanuit een positieve en respectvolle houding en met erkenning voor hun inzet willen we de ouders op een dynamische en motiverende manier informeren over, responsabiliseren tot en ondersteunen in het opnemen van hun opvoedingsverantwoordelijkheden.”
13
Belangrijke aspecten daarin zijn: - vertrouwen hebben in de mogelijkheden en capaciteiten van individuen - aansluiting vinden bij hun belevingswereld in hun culturele leefomgeving - zichtbaar maken en versterken van de aanwezige krachten van ouders - verhogen van het zelfoplossend vermogen - bevorderen van het zelfvertrouwen en de eigenwaarde Er werd niet gekozen voor het aanbieden van een ‘kant en klare’ vorming aan de ouders maar om ze actief te betrekken bij de inhoudelijke invulling ervan. De werden drie centrale doelstellingen afgeleid: - de ouders (her)ontdekken hun pedagogische vaardigheden en competenties; - de ouders krijgen informatie over hun burgerrechtelijke, strafrechtelijke en opvoedingsverantwoordelijkheden; - de ouders krijgen meer zelfvertrouwen en voelen zich gesterkt om zich in te zetten voor de opvoeding van hun minderjarige zoon of dochter. Opvallend is dat het voorkomen van recidieven hier geen doelstelling is. Aangezien de wet geschreven en toegepast moet worden door magistraten laat men het invullen van de term ‘onverschilligheid’ over aan de verwijzer, de parketmagistraat of de jeugdrechter. Het samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gemeenschappen van 13 december 2006 bepaalt dat minstens de volgende thema’s aan bod moeten komen: • pedagogische vaardigheden en probleemoplossing; • opvoedingsverantwoordelijkheid; • strafrechtelijke verantwoordelijkheid; • burgerrechtelijke verantwoordelijkheid. Dit is bijgevolg over alle Vlaamse diensten heen het minimumaanbod. In bijlage staan een aantal praktijkvoorbeelden uitgeschreven.
12 13
BAAB, DIVAM, COHEsie, CAB, Elegast, ADAM, CAFT, BIC, BOOG, BAAL Conceptnota ouderstage in Vlaanderen 6
1.5.
Een moeilijke weg met veel struikelblokken
Ouderstage kende een valse start, een moeilijk verloop en een abrupt einde. Al bij de totstandkoming van de wet was er kritiek vanuit de Raad van State. De Raad van State merkt op dat de ouderstage op zich geen maatregel is die betrekking heeft op de minderjarige. Volgens de Raad van State kan enkel worden aangenomen dat het gaat om een maatregel ten aanzien van minderjarigen in de zin van artikel 5§ 1,II,6°,d) BWHI, in die mate dat de wetgever kan aantonen dat de ouderstage, alhoewel rechtstreeks gericht op de ouders, in feite een 14
maatregel is die ook de delinquente minderjarige zelf ten goede kan komen.
De wet werd in deze zin aangepast maar dit betekende niet het einde van de juridische klachten. Op 18 januari 2007 diende de vzw ‘Défense des Enfants’ (International – Belgique) en de vzw ‘Ligue des Droits de l’Homme’ een verzoekschrift in bij het Grondwettelijk Hof. In hun verzoekschrift pleitten ze voor de volledige vernietiging van die artikelen
15
16
die betrekking hebben op ouderstage .
Er leefde een sterke verwachting dat het Grondwettelijk Hof inderdaad zou beslissen dat de artikelen betreffende de ouderstage in strijd zouden zijn met de grondwet zodat niet alleen de magistratuur maar ook de diensten een afwachtende en sceptische houding aannamen tegenover de ouderstage. Tot verbazing van velen besliste het Grondwettelijke Hof uiteindelijk op 13 maart 2008 dat de ouderstage niet ongrondwettelijk was en dus kon behouden blijven. Na deze uitspraak dacht het werkveld dat er nu echt van start kon gegaan worden. Niets bleek minder waar. Er bleven nog heel wat juridische knelpunten die ervoor zorgden dat er zeer weinig verwijzingen kwamen. Bovendien kreeg dit geringe aantal verwijzingen een ruime media-aandacht zodat het ook voor de publieke opinie een maat voor niets bleek. Het vraagt altijd een volgehouden sensibiliseringsinspanning om een nieuwe maatregel ingang te doen vinden maar voor de ouderstage bleek dit bijzonder moeilijk, zelfs al waren de eerste prille ervaringen met ouders erg hoopgevend. Uiteindelijk betekenden de harde statements tijdens het Congres jeugddelinquentie in maart 2009 de doodsteek voor dit project. In een brief van 29 juni 2009 zegde de Minister van Justitie, Stefaan de Clerck, het samenwerkingsakkoord, en bij deze de financiering, inzake de ouderstage, met ingang van 2 juli 2009 op. Wat waren nu de belangrijkste juridische struikelblokken? De wettelijke voorwaarde van onverschilligheid van de ouders leek het grootste struikelblok voor de verwijzers. De magistratuur had het erg moeilijk met de invulling van de 14
Pas, W. (2007), “Bevoegdheidsvraagstukken”, in Put J. & Rom M., Het nieuwe Jeugdrecht, Brussel: Larcier, 36-38
15
Art 29bis, 45bis en 85 van de Jeugdwet. 16 X, (09/02/07), Belgisch Staatsblad van vrijdag 9 februari 2007 [WWW]: http://www.staatsbladclip.be [28/02/08].
7
term onverschilligheid. Dit leidde er in de praktijk toe dat diensten zelf een invulling gaven aan de term. Sommige jeugdrechters vonden de term onverschilligheid te stigmatiserend om op te nemen in een vonnis en vreesden dat ze hierdoor hun relatie met deze ouders al te zeer zouden hypothekeren. “Sommige jeugdrechters willen het niet toepassen omdat het ingaat tegen alle andere beschermingsgedachten binnen de jeugdbescherming. Het milieu van die jongere is immers een erg belangrijke factor en de ouderstage speelt dan potentieel een discrediterende rol voor de ouders tegenover die jongere. Daarmee versterk je het milieu waarin die minderjarige opgroeit niet en dat is volgens de jeugdrechters heel nefast. Dat is een heel 17
moraliserende en betuttelende behandeling van ouders” . Parketmagistraten vinden de onverschilligheid dan weer onverzoenbaar met de vrijwillige deelname. Als ouders bereid zijn om mee te werken aan een ouderstage bewijst dit immers al een zekere betrokkenheid zodat ook zij vinden dat ze niet kunnen verwijzen. Hoewel de meeste magistraten deze visie deelden, stelden sommigen zich meer pragmatisch op vanuit hun overtuiging dat het aanbod van ouderstage een meerwaarde kan betekenen voor de ouders en dus ook voor de jongeren die delinquent gedrag stellen ... We zien dat de arrondissementen die de wet en het begrip onverschilligheid strikt interpreteren weinig doorverwijzingen kregen. De arrondissementen die het begrip ruimer interpreteerden kregen meer doorverwijzingen. De ruimere definitie bleek meer werkbaar te zijn in de praktijk. Het arrondissement Turnhout stelde in samenspraak met de magistratuur en leden van het samenwerkingsverband een werkbare definitie op waardoor er verwijzingen mogelijk gemaakt werden. “De ouderstage richt zich tot ouders die niet adequaat reageren op het delinquent gedrag van hun minderjarig kind omwille van een gebrek aan affiniteit met de bestaande maatschappelijke waarden en normen of omdat zij hier onvoldoende antwoord op hebben.” Ook in het arrondissement Leuven ging men uit met een ruimere invulling van de term onverschilligheid. De ouderstage werd daar voorgesteld vanuit een bezorgdheid van het Parket en richt zich op het ondersteunend karakter en op het voorkomen van nieuwe feiten. “Ouders die: De feiten van hun kinderen minimaliseren, De feiten toedekken, Geringe interesse tonen in hun kind, Onvoldoende kennis hebben van de waarden en normen van onze samenleving, Vinden dat ze voldoende geïnvesteerd hebben, Dermate met zichzelf bezig zijn geen tijd kunnen steken in de jongere.“ Een ander struikelblok is de procedure op niveau van de Jeugdrechtbank. De ouderstage moet opgelegd worden bij vonnis. Hierdoor kan ouderstage pas lang na de feiten worden opgelegd. Jeugdrechters zouden dit liever doen bij beschikking, parallel aan de voorlopige maatregel voor de jongere. Doordat de ouders ook afzonderlijk moeten gedagvaard worden, is de procedure ook erg omslachtig.
17
Christiaens, J. in http://unievrijzinnigeverenigingen.be/export/sites/default/nl/Publicaties/info/Zware-jongens.pdf 8
De ouderstage werd gekenmerkt door een zekere dubbelzinnigheid en een dubbele doelstelling. Ouderstage heeft dus zowel een sanctionerend als hulp- en bijstandskarakter, ten aanzien van de ouders. Voornamelijk het sanctionerend karakter stuitte op veel weerstand aangezien het ouders zou stigmatiseren als slechte ouders. Er was verwarring rond het vermoeden van ouderlijke aansprakelijkheid van art. 1383 B.W. Als een minderjarige een MOF heeft gepleegd kunnen de ouders ook burgerlijk aansprakelijk gesteld worden voor de schade die uit dit misdrijf vloeit. Deze verantwoordelijkheid berust op een vermoeden van een fout in de opvoeding of bij het toezicht op hun kinderen. De aansprakelijkheid kan echter weerlegd worden indien de ouders het bewijs kunnen leveren dat zij het misdrijf van hun kind niet hebben kunnen beletten en dat er geen gebrek aan toezicht of tekortkoming in de opvoeding aanwezig was. Een veel gehoorde kritiek was dat de maatregel ouderstage deze laatste mogelijkheid, het weerleggen van het vermoeden, eigenlijk uitsluit. Een ouder die instemt met een ouderstage, zou er niet meer in slagen het bewijs te leveren van een goede opvoeding. Voor ouders die een familiale verzekering afsloten, zal de verzekeraar moeten ingelicht worden voor ze instemmen met de ouderstage. Anders zou de verzekeringsmaatschappij dit als een erkenning van schuld kunnen beschouwen en weigeren om uit te betalen.
18
Er was aanvankelijk veel commentaar op het strafbaar maken van het weigeren van of niet genoeg inzetten tijdens een ouderstage (art 85). In de praktijk zien we dat er geen gevolg werd gegeven aan het weigeren deel te nemen aan de ouderstage. De Minister van Justitie gaf toe dat de voorgestelde straffen wezenlijk een symboolwaarde hadden. De bedoeling zou vooral zijn om de ouders op het bestaan van de wettelijke bepalingen te wijzen. Zonder die sanctie zou het doel van die stage volgens de Minister waarschijnlijk de mist in gaan.
19
Er was geen draagvlak voor de ouderstage toen ze in de wet opgenomen werd. Het was een ‘gegeven’ waar iedereen zelf zijn weg moest in zoeken. Grote onzekerheid over de invulling en bovenvermelde argumenten zorgde ervoor dat er weinig tot geen dossiers werden doorverwezen.
1.6.
De evaluatie van de ouderstage
Om de evaluatie van de ouderstage die volgens het samenwerkingsakkoord voorzien was in april 2009 voor te bereiden, ging de OSBJ samen met de diensten na wat het profiel is van de aangemelde ouders en hun jongeren.
20
Los van alle twijfels en scepticisme, ervaarden de begeleiders in de praktijk
dat het concept van ouderstage wel degelijk aansloeg bij sommige ouders. Daarom wilden ze ook hun kant van het verhaal laten horen.
18
Berghmans, M. (2007), “Positie van de ouders”, ”, in Put J. & Rom M., Het nieuwe Jeugdrecht, Brussel: Larcier, 215-233 Verstraten, R., De Decker, S. en Van Hoogenbemt, T.(2007), “Jeugd(beschermings)recht en strafrecht: een problematische relatie”, in Put J. & Rom M., Het nieuwe Jeugdrecht, Brussel: Larcier, p. 118. 20 Zie deel 2 ‘Evaluatie van de in en uitstroom ouderstage in Vlaanderen, 2007-2008’ 19
9
Ze stelden vast dat de ouderstage een zeer specifieke meerwaarde biedt door vier belangrijke kenmerken met name het delict als insteek, het groepsaspect, het aanbod exclusief voor ouders en de specifieke inhoud van de ouderstage 1. Het delict als insteek Ouderstage is voorlopig de enige maatregel die expliciet kan worden voorgesteld/opgelegd aan de ouders als reactie op een delict van één van hun kinderen. De specifieke insteek van ouderstage is het delict van de jongere. Het feit dat de jongere een ‘feit ‘gepleegd heeft is een duidelijk aanwijsbaar en relatief onbetwistbaar feit en benoembaar voor de ouders en bijgevolg een dankbaar en concreet vertrekpunt bij het eerste gesprek. Op die manier bereik je ook de ouders die geen hulpverlening vragen en dus niet via de vrijwilligheid kunnen ondersteund worden. 2. Het groepsaspect De groep wordt gezien als een plaats waar de ouders begrip, aandacht, sympathie en raad krijgen en waar ze elkaar kunnen ondersteunen en ontschuldigen. De ouders nemen een ondersteunende, soms ook een controlerende rol op naar elkaar toe. Sommige dingen zijn gemakkelijker bespreekbaar met een andere ouder dan met een begeleider. 3. Het aanbod richt zich exclusief tot de ouders. In tegenstelling tot om het even welke vorm van hulpverlening binnen de Bijzondere Jeugdzorg, heeft de ouderstage geen mandaat t.o.v. de jongere. De begeleiders van de ouderstage hebben geen relatie of verantwoordelijkheid t.o.v. de jongere. Hierdoor kan de drempel voor de ouders lager zijn om een aantal dingen te bespreken en kan ouderstage een vrijplaats zijn voor ouders om expliciet met hun eigen proces bezig te zijn. Door de exclusieve gerichtheid op de ouders is de ondersteuning niet afhankelijk van de hulpverlening aan de jongere. Als de jongere wegloopt of hulp weigert, kan de ouderstage blijven doorgaan. Meer zelfs, ouderstage kan ouders versterken in hun reactie naar de jongeren op de opschorting of stopzetting van de hulpverlening aan de jongere. Naast deze drie kenmerken onderscheidt de ouderstage zich van een gewone opvoedingscursus. 4. De inhoud van de ouderstage is ruimer en concreter dan een opvoedingscursus. Er worden ook maatschappelijke en sociologische tendensen meegegeven. Er wordt ook vaak informatie gegeven over verschillende laagdrempelige instanties (CLB, JAC, opvoedingswinkel,ed.) Er wordt met de ouders gewerkt rond de betekenis van het plegen van delicten, wat dit kan betekenen voor het slachtoffer en hoe de maatschappij hier gevolgen van ondervindt. Tenslotte biedt de ouderstage ook meer ruimte om contextueel te werken binnen een HCA-dienst. Indien het aanbod van ouderstage parallel loopt met een herstelrechtelijke of constructieve afhandeling voor de jongere, kunnen de ouders heel actief worden betrokken bij de begeleiding van de jongere. Hierdoor krijgt het constructief en herstelgericht werken meer reikwijdte en een grotere draagkracht binnen het gezin.
10
Hoewel de ouderstage dus een duidelijk potentieel heeft, werd deze evaluatie doorkruist door de plotse beslissing van de Minister van Justitie, De Clerck, om de financiering stop te zetten. Vanaf 1 januari 2010 zal er geen structureel en gesubsidieerd aanbod ouderstage meer zijn. 1.7.
21
Wat nu?
Ondanks het beperkte aantal verwijzingen heeft de ouderstage o.i. haar nut reeds bewezen. Het zou bijzonder spijtig zijn om de expertise die inmiddels door de diensten werd opgebouwd te laten verloren gaan. Anderzijds zijn we ons bewust van een aantal onoplosbare juridische moeilijkheden zoals het sanctionerend karakter van de ouderstage en de wettelijke notie van onverschilligheid.
Een vrijwillig aanbod van groepssessies bij HCA-diensten voor de ouders. Het moet mogelijk zijn om het delict als uitgangspunt te nemen voor het aanbod van ouderstage zonder meteen sanctionerend op te treden. Het parket zou een aanbod van ouderstage kunnen formuleren aan de ouders, die hier dan op vrijwillige basis kunnen aan deelnemen. Ook de HCAdiensten zouden ouders kunnen verwijzen naar een oudergroep. Waar alle partijen het over eens zijn is dat zo’n groepssessies voor ouders een meerwaarde voor de ouders (en de jongen) kunnen hebben. Deze meerwaarde wordt door de diensten toegeschreven aan de volgende kenmerken: -
het MOF-zijn, het overschrijden van een maatschappelijke grens is een duidelijk aanspreekbaar iets;
-
ouders kunnen elkaar ontschuldigen en ondersteunen;
-
de sessies staan los van de jongeren en zijn zodoende ook niet afhankelijk van het engagement van de jongere.
De HCA-diensten merken vaak op dat het moeilijk is om ouders te betrekken bij de maatregel van de jongere. Ouders ‘lijken’ soms onverschillig. Er komt een reactie vanuit de maatschappij zodat zij zelf niet meer moeten reageren. Ook worden de begeleiders/bemiddelaars geconfronteerd met ouders die naar aanleiding van de strafbare feiten, erg open staan voor ondersteuning en reflectie over de opvoeding van hun kind(eren). Zij zouden deze ouders kunnen inlichten over het bestaan van een oudergroep waar ze op vrijwillige basis kunnen aan deelnemen. Dit past in het kader van de vraag aan de HCA-diensten om meer contextgericht te werken. Oudergroepen voor ouders van jongeren die een delict pleegden is trouwens geen nieuw gegeven. Er werd onder andere al eerder mee geëxperimenteerd in de gemeenschapsinstellingen. Een tweede kader waarbinnen de opgebouwde expertise zou kunnen benut worden zijn de ouders van spijbelende jongeren.
21
Kennisgeving opzegging samenwerkingsakkoord op www.osbj.be 11
Voor ouders van spijbelende jongeren De Antwerpse dienst voor alternatieve maatregelen (ADAM) werkte al met ouders van spijbelende jongeren bij wijze van experiment. Hierbij werden mondelinge overeenkomsten gemaakt tussen het Centraal Meldpunt voor risicojongeren in het secundair onderwijs
22
en ADAM. De ouders werden via
twee kanalen doorverwezen; met name via de jeugdbrigade en via het meldpunt. Het Centraal Meldpunt is bevoegd voor het hele arrondissement Antwerpen. Het is een vrijwillige ouderstage. Als ouders geen vragende partij zijn stopt het. Het is een kortstondig traject met groepssessies en individuele sessies. Is er een wettelijke basis om ouderstage aan te bieden/op teleggen aan ouders van spijbelende jongeren? Spijbelen is geen delict zodat de wet op de jeugdbescherming niet van toepassing is, maar de wet op de leerplicht biedt wel een opening. Volgens art. 5 § 4 kan het Openbaar Ministerie inbreuken op de leerplichtwet, begaan door personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of die in feite of in rechte de leerplichtige onder hun hoede hebben, voorleggen aan de Jeugdrechtbank, die de maatregelen ten aanzien van de ouders kan bevelen die zijn opgenomen in de Jeugdbeschermingswet. In 1983 betrof dit, naast het toezicht op de gezinsbijslagen en de ontzetting uit het ouderlijk gezag, ook nog de opvoedingsbijstand. Een maatregel van opvoedingsbijstand kon vroeger op basis van art. 30 van de JBW. (Volgens het grondwettelijk hof lijkt de ouderstage daar ook op.) Dat is nu een ‘pedagogische richtlijn’ aan de ouders op basis van art. 28 van het decreet BJB 2008. Die maatregel uit de decreten zijn in de plaats gekomen van de opvoedingsbijstand en het parket kan dus - op basis van de leerplichtwet - de Jeugdrechtbank vorderen om opvoedingsbijstand/de pedagogische richtlijn te regelen. Dit zijn twee mogelijke pistes om de ouderstage onder één of andere vorm verder te zetten maar er zijn natuurlijk nog andere wegen denkbaar. Niemand twijfelt er aan dat het belangrijk is om de context te betrekken bij de begeleiding van jongeren die zeer problematisch gedrag stellen zoals het plegen van delicten. Opvoedingsondersteuning is dan ook terecht één van de prioriteiten binnen het Vlaamse welzijnsbeleid. Hopelijk wordt dit aanbod in de toekomst ook uitgebreid naar de ouders van pubers en adolescenten.
22
De werking van het centraal meldpunt is gebaseerd op procesbegeleiding en dataverzameling en onderzoek. Om dit
mogelijk te maken sluit het Centraal Meldpunt samenwerkingsovereenkomsten af met projecten, diensten en organisaties die in Antwerpen instaan voor coaching en begeleiding van deze jongeren. 12
Deel II: Evaluatie van de instroom en uitstroom ouderstage in Vlaanderen, periode 2007-2008 Om de evaluatie van de ouderstage die volgens het samenwerkingsakkoord voorzien was in april 2009 voor te bereiden, ging de OSBJ samen met de diensten na wat het profiel is van de aangemelde ouders en hun jongeren. Om een duidelijke structuur aan te reiken en zo gericht en efficiënt informatie te bundelen, kwamen we op het idee om een evaluatieschema te gebruiken dat vaak gebruikt wordt in de hulpverlening, begeleiding en vorming (Knorth). Het evaluatieschema omvat drie grote delen: instroom, doorstoom en uitstroom.
2007 INSTROOM
BOOG
aantal aangemelde dossiers
verwijzer
BAAL
BAAB
Bic
HCA O-VL
Cohesie
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
22
5
0
2
0
1
1
0
2
3
8
4
0
0
0
0
0
1
0
1
0
2
parket
13
5
0
2
0
1
0
0
1
3
1
andere
5
0
0
0
0
0
0
0
0
0
5
JRB
Andere: 5 dossiers zijn geen MOF vorderingen. 3 dossiers aangemeld in 2007startte pas in 2008 op. (1 dossier bij BAAB en 2 dossiers bij Elegast)
Gegevens ouders Wie werd aangemeld BOOG
Moeder en vader
totaal: gescheiden samenwonend
totaal:
Moeder
BAAL
BAAB
Bic
Cohesie
HCA O-VL
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
18 5
1
0
0
0
0
0
0
0
0
4
13
4
0
2
0
1
1
0
2
0
3
3
alleenstaand
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2
0
nieuwe partner
1
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0
totaal:
Vader
1
alleenstaand
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
nieuwe partner
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
13
In 2007 waren er 18 dossiers waar moeder en vader samen werden aangemeld. In 5 van de 18 dossiers waren de ouders gescheiden. In drie dossiers werd alleen de moeder aangemeld. In 1 dossier had moeder een nieuwe partner. We spreken over een nieuwe partner wanneer die persoon samenwoont met de ouder. Er werd één alleenstaande vader aangemeld.
Eigenlijke participanten BOOG
totaal
BAAL
BAAB
Bic
HCA O-VL
Cohesie
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
39
moeder
18
1
0
2
0
1
1
0
2
3
8
vader
13
1
0
1
0
1
0
0
2
0
8
nieuwe partner
6
0
0
0
0
0
0
0
0
1
5
grootouder
2
0
0
0
0
0
1
0
0
0
1
Als we gaan kijken naar de personen die aangemeld zijn en effectief participeren aan de ouderstage deelnemen krijgen we een ander beeld. Ouders die weigerden deel te nemen aan de ouderstage zijn in deze tabel niet opgenomen. Ouders die opstartten maar vroegtijdig de OS beëindigden zijn wel in deze tabel opgenomen. In totaal hebben waren er 39 participanten voor 22 dossiers.
Sociaal-economische situatie BOOG
BAAL
BAAB
Bic
HCA O-VL
Cohesie
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
totaal
22
werkend
10
3
0
0
0
0
0
0
1
0
6
werkloos
1
0
0
0
0
0
0
0
1
0
0
kansarm
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
11
2
0
2
0
1
1
0
0
3
2
onbekend
Deze variabele is vaak verschillend beschreven door de diensten. Indien er lagere middenklasse stond heb ik het dossier onder 'onbekend' geplaatst. Als er 'middenklasse stond, zit het onder 'werkend'. Als één van de ouders werkte heb ik het onder 'werkend' geplaatst.
Nationaliteit ouders 22
BOOG
BAAL
BAAB
Bic
HCA O-VL
Cohesie
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
18
2
0
2
0
1
1
0
1
3
8
Marokaans
2
1
0
0
0
0
0
0
1
0
0
Turks
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Slovaaks
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
dubbel
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
nederlands
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
onbekend
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
andere
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Belg
14
Etniciteit 22
BOOG
BAAL
BAAB
Bic
HCA O-VL
Cohesie
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
11
2
0
0
0
0
0
0
1
0
8
Marokaans
2
1
0
0
0
0
0
0
1
0
0
Turks
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
slovaaks
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
nederlands
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
onbekend
7
0
0
2
0
1
1
0
0
3
0
andere
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Belg
Hulpverleningsgeschiedenis BOOG
BAAL
BAAB
Bic
HCA VL
Cohesie
OCAFT
ADAM
Divam
Elegast
ja
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
nee
8
0
0
0
0
0
1
0
1
0
6
13
5
0
2
0
1
0
0
1
3
1
onbekend
Gegevens jongere Leeftijd 25
BOOG
BAAL
BAAB
Bic
HCA O-VL
Cohesie
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
-12
4
0
0
0
0
0
0
0
1
0
3
12
2
1
0
0
0
0
0
0
1
0
0
13
3
0
0
0
0
0
0
0
1
0
2
14
4
3
0
0
0
0
0
0
0
0
1
15
4
1
0
0
0
0
0
0
0
1
2
16
7
1
0
1
0
1
1
0
1
2
0
17
1
0
0
1
0
0
0
0
0
0
0
Geslacht meisje
5
1
0
0
0
0
0
0
1
0
3
jongen
20
5
0
2
0
1
1
0
3
3
5
15
Welke feiten heeft de jongere gepleegd? BOOG
BAAL
BAAB
Bic
HCA O-VL
Cohesie
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
diefstal/inbraak
8
2
0
0
0
0
1
0
1
3
1
agressie verbaal
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
agressie fysiek
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
brandstichting
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
druggebruik
2
0
0
0
0
0
0
0
1
0
1
zedenfeiten
1
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
fugues
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
vandalisme
2
0
0
0
0
0
0
0
0
1
1
spijbelen
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
anderen
3
2
0
0
0
0
0
0
0
1
0
onbekend
2
0
0
2
0
0
0
0
0
0
0
geen feiten
5
0
0
0
0
0
0
0
0
0
5
BAAB
Bic
Welke maatregel is er opgelegd? BOOG
BAAL
HCA O-VL
Cohesie
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
plaatsing open voorziening
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
plaatsing GI
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
leerproject
3
0
0
0
0
0
0
0
1
1
1
gemeenschapsdienst
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
bemiddeling
5
0
0
0
0
0
0
0
1
2
2
hergo
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
boete
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
niet bevraagd
1
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
onbekend
6
4
0
2
0
0
0
0
0
0
0
geen maatregel
5
0
0
0
0
0
0
0
0
0
5
andere
1
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
Bij 6 van de 22 dossiers is de maartegel onbekend. De voornaamste reden is voornamelijk het niet opstarten van dossiers. Sommige diensten vinden deze info niet relevant. Opvallend: bij 5 dossiers is er geen maatregel opgelegd. Dit zijn de dossiers van Elegast waar er geen MOF vordering was. Deze dossiers worden in 2008 niet meer opgenomen in de registratie. Bemiddeling is, van de info die gekend is, de meest voorkomende maatregel.
Heeft de jongere al eerder een maatregel opgelegd gekregen? BOOG
BAAL
BAAB
Bic
HCA O-VL
Cohesie
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
ja
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
nee
2
0
0
0
0
0
0
0
1
0
1
19
4
0
2
0
1
1
0
1
3
7
onbekend
16
Is er een hulpverleningsgeschiedenis? BOOG
BAAL
BAAB
Bic
HCA O-VL
Cohesie
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
ja
8
1
0
0
0
0
0
0
1
0
6
nee
2
0
0
0
0
0
1
0
0
0
1
12
4
0
2
0
1
0
0
1
3
1
onbekend
De schoolsituatie van de jongere BOOG
BAAL
BAAB
Bic
HCA O-VL
Cohesie
CAFT
ADAM
Divam
Elegast
geen school
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
bijzonder onderwijs
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
1
deeltijds/leercontract
4
0
0
0
0
1
0
0
1
2
0
beroeps
4
1
0
0
0
0
1
0
0
0
2
TSO-ASO
5
1
0
0
0
0
0
0
0
1
3
onbekend
6
3
0
2
0
0
0
0
1
0
0
project
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
ADAM
Divam
Er waren 2 lagere schoolkinderen, deze heb ik bij de variabele TSO-ASO geteld.
UITSTROOM BOOG
BAAL
BAAB
Bic
Cohesie
HCA O-VL
CAFT
Elegast
22
einde maatregel volledig traject
9
0
0
1
0
1
0
0
1
0
6
vroegtijdig gestopt
8
1
0
1
0
0
1
0
1
2
2
niet gestart
5
4
0
0
0
0
0
0
0
1
0
lopende
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
reden vroegtijdig stoppen
8 weigering ouders
5
1
0
1
0
0
0
0
1
0
2
praktische reden
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2
0
andere
1
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
3
2
0
0
0
0
0
0
0
1
0
belemeringen
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
andere
2
2
0
0
0
0
0
0
0
0
0
reden niet opstarten
5 weigering ouders praktische
In 2007 werden er 22 dossiers aangemeld, waarvan er 9 het volledig traject hebben doorlopen.
17
5 dossiers zijn niet opgestart. Voornaamste reden was de weigering van de ouders. Onduidelijkheid over de maatregel zorgde er voor dat zowel de ouders niet in de ouderstage wilden stappen en de diensten een afwachtende houding aannamen. De diensten geven ook aan dat de ouders vaak erg moeilijk te contacteren zijn, soms hebben ze ook niet genoeg contactgegevens. Sommige diensten opteren (anno 2009) er daarom voor om, tijdens het gesprek met de parketcriminoloog aanwezig te zijn.
2008 INSTROOM ADAM
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
Cohesie
Divam
Elegast
HCA O-VL
aantal aangemelde dossiers
totaal
verwijzer
JRB parket
45
1
1
1
4
0
0
41
1
1
0
16
4
11
2
9
0
0
0
0
0
1
3
0
1
16
4
11
1
6
0
In 2008 werden er 45 dossiers doorverwezen naar de diensten. Let wel! het gaat hier alleen over de dossiers die werden doorverwezen in 2008 en niet diegene die zijn doorverwezen in 2007 maar opstartte of afgerond werden in 2008. Twee diensten hadden in 2008 geen doorverwijzing. HCA OostVlaanderen rondde wel in 2008 zijn dossier van 2007 af. BIC (Mechelen) is de enige dienst die eind 2008 nog geen doorverwijzing had gekregen. Van de 45 dossiers zijn er maar 4 dossiers doorverwezen door de JRB. Bij Divam werd eerst de ouderstage voorgesteld op parketniveau maar moeder weigerde waardoor OS werd opgelegd door JRB. Elegast heeft 3 doorverwijzingen van de JRB waarbij er 2 opgelegd werden bij beschikking en 1 bij vonnis.
Gegevens ouders Wie werd er aangemeld? ADAM
moeder en vader
totaal: gescheiden samenwonend totaal:
moeder alleenstaand nieuwe partner
totaal:
vader
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
Cohesie
Divam
HCA O-VL
Elegast
23 4
0
0
0
0
2
1
1
0
0
0
19
1
0
1
0
5
2
4
1
5
0
12
0
1
0
0
3
1
3
1
3
0
5
0
0
0
0
3
0
1
0
1
0
17
5
alleenstaand
4
0
0
0
0
2
0
2
0
0
0
nieuwe partner
1
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
18
Van de 45 dossiers werd er 23 keer de beide ouders aangemeld (51 %). De grote meerderheid was samenwonend. (We kozen ervoor de variabele samenwonend te gebruiken i.p.v. getrouwd). Er werd 17 keer de moeder aangemeld. In 5 van de dossiers had de moeder een nieuwe partner. Dit wil zeggen dat 12 van de 45 dossiers ( 27 % ) alleenstaande moeders zijn. De vaders zijn duidelijk ondervertegenwoordigd met 5 op 45 dossiers (11%). In totaal werden er 68 personen aangemeld om een ouderstage te volgen in 2008. (In Wallonië tellen ze per persoon en niet per dossier)
Eigenlijke participanten ADAM
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
Cohesie
Divam
HCA O-VL
Elegast
totaal:
52
moeder
32
1
1
1
0
10
4
4
2
9
0
vader
17
1
0
1
0
6
1
2
1
5
0
nieuwe partner
3
0
0
0
0
1
1
0
0
1
0
grootouder
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Om een beter overzicht te krijgen op het aantal moeders, vaders of significante derden (we kozen hier voor de nieuwe partners of inwonende grootouders) die effectief meestappen in de OS, maakten we bovenstaande kolom. Van de 23 dossiers waar de beide ouders zijn aangemeld stapte 6 keer alleen moeder mee in de OS. De vaders weigerden telkens. In deze telling namen we ook de dossiers mee die vroegtijdig werden afgesloten. De dossiers die niet opstartten zitten niet in de telling. Van de 68 personen die werden aangemeld startten er uiteindelijk 49 aangemelde personen en 3 nieuwe partners met OS.
Sociaal-economische situatie ADAM
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
Cohesie
Divam
HCA O-VL
Elegast
werkend
16
1
0
0
0
9
4
0
0
2
0
werkloos
5
0
0
0
0
5
0
0
0
0
0
4de wereld
3
0
0
0
0
0
0
0
0
3
0
onbekend
21
0
1
1
0
2
0
11
2
4
0
Om een beter zicht te krijgen op de instroom leek het mij ook relevant om de sociaal-economische situatie te kennen van de ouders. Niet alle diensten vinden dit even relevant en kiezen er bewust voor dit niet te bevragen. Daarnaast is het ook niet simpel om de sociaal-economische situatie correct te kunnen inschatten. Ik heb uiteindelijk voor bovenstaand variabelen gekozen omdat dit de gegevens waren die ik doorkreeg van de diensten. Ik besef dat de sociaal-economische situatie een complex gegeven is die met veel meer variabelen moet gemeten worden. Desondanks kan je uit de bovenstaande tabel aflezen dat 16 gezinnen een inkomen uit arbeid verkrijgen. (Let op! Als er 1 van de ouders een job had heb ik die onder werkend geklasseerd).
19
Nationaliteit ouders ADAM
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
Cohesie
Divam
HCA O-VL
Elegast
33
0
1
1
0
13
4
10
2
2
0
1
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
Turks
2
0
0
0
0
2
0
0
0
0
0
Slovaaks
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2
0
dubbele
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Nederlands
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
onbekend
2
0
0
1
0
0
0
1
0
0
0
andere
4
0
0
0
0
0
0
0
0
4
0
Belg Marokaans
Van de aangemelde ouders heeft de overgrote meerderheid de Belgische nationaliteit. We vonden geen gemengde ouderparen binnen de dossiers.
Etniciteit ADAM
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
Cohesie
Divam
HCA O-VL
Elegast
21
0
1
0
0
13
3
0
2
2
0
Marokaans
5
0
0
0
0
1
0
0
0
4
0
Turks
2
0
0
0
0
2
0
0
0
0
0
Slovaaks
2
0
0
0
0
0
0
0
0
2
0
dubbel
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
nederlands
1
1
0
0
0
0
0
0
0
0
0
12
0
0
1
0
0
0
11
0
0
0
2
0
0
0
0
0
1
0
0
1
0
Belg
onbekend andere
Etniciteit is moeilijker te achterhalen. Je moet er vaak specifiek naar vragen. Omdat de diensten niet wilden gokken staat er vaak (12 keer) onbekend. Er zijn nog steeds 21 dossiers waar de etniciteit van de ouders Belg is. We zien wel een ruimere verscheidenheid in etniciteit als nationaliteit. We vonden geen gemengde ouderparen (met verschillende nationaliteit) binnen de dossiers.
Hulpverleningsgeschiedenis ADAM
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
Cohesie
Divam
Elegast
HCA O-VL
ja
3
0
0
0
0
3
0
0
0
0
nee
4
1
0
0
0
1
0
0
2
0
38
0
1
1
16
0
11
2
7
0
onbekend
Het gaat hier om hulpverlening die ouders in hun verleden of tijdens de OS kregen of nog steeds krijgen. Het gaat hier over de HV voor zichzelf en niet voor de jongere. Het was moeilijk te achterhalen of er een hulpverleningsgeschiedenis aanwezig was bij de ouders? We kunnen hier dan ook weinig afleiden.
20
Gegevens jongere Leeftijd van de jongere - 12
5
12
2
13
0
14
9
15
13
16
14
17
8 49
We hebben het hier in totaal over 49 jongeren voor 45 dossiers. Sommige dossiers gaan over meer dan 1 jongere. Sommige ouders worden aangemeld omdat er problemen zijn met meerdere kinderen. Opvallend is toch dat er 5 kinderen jonger zijn dan 12. De meeste jongere zijn 16 jaar (14) of 15 jaar (11).
Welke feiten had de jongere geplee gepleegd?
spijbelen 1% vandalisme 6%
anderen onbekend 1% 6%
diefstal/inbraak 32%
fugues 4% zedenfeiten 9%
druggebruik 15%
agressie verbaal 4%
brandstichting 6%
agressie fysiek 16%
21
Welke maatregel is er opgelegd?
plaatsing open voorziening 7%
plaatsing GI 5%
geen maatregel 12% leerproject 15%
niet bevraagd 24%
gemeenschapsdienst 5% bemiddeling 10% onbekend 22%
Sommige diensten sten vragen deze info niet op. Bij de dossiers die niet opgestart zijn zi weet men dit ook vaak niet. Opvallend is ook dat er toch nog 11 % geen maatregel hebben gekregen?
Heeft de jongere al eerder een maatregel opgelegd gekregen? ADAM
ja nee onbekend
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
Cohesie
Divam
HCA O-VL
Elegast
13
0
0
1
0
8
1
1
0
2
0
5
1
0
0
0
0
0
0
0
4
0
27
0
1
0
0
8
3
10
2
3
0
Is er een hulpverleningsgeschiedenis? ADAM
ja nee onbekend
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
Cohesie
Divam
HCA O-VL
Elegast
12
0
0
0
0
8
0
0
0
4
0
4
1
0
0
0
1
0
0
0
2
0
29
0
1
1
0
7
4
11
2
3
0
Aangezien deze gegevens vaak niet als relevant voor de ouderstage wordt gevonden zijn hier weinig gegevens over bekend. Het zou interessant gewe geweest est zijn om het profiel van de jongere in kaart te brengen.
22
De schoolsituatie van de jongere ADAM
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
Cohesie
Divam
HCA O-VL
Elegast
bijzonder onderwijs
7
0
0
0
0
4
0
1
0
2
0
deeltijds/leercontract
5
0
0
0
0
1
0
1
1
2
0
beroeps
8
0
0
0
0
7
0
1
0
0
0
TSO-ASO
3
1
0
0
0
1
0
0
1
0
0
Project
2
0
0
0
0
2
0
0
0
0
0
geen school
1
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
23
0
1
1
0
4
4
8
0
5
0
onbekend
Deze info wordt door de meeste diensten niet relevant gevonden voor de ouderstage en dus vaak niet uitdrukkelijk bevraagd. Hierdoor hebben we maar beperkt zicht op de schoolsituatie van de jongere. De jongeren waar we het wel van weten gaan bijna allemaal naar school. De jongeren zitten voornamelijk in het beroeps- (8) en het bijzonder onderwijs (7).
UITSTROOM ADAM
Einde maatregel
totaal
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
Cohesie
Divam
HCA O-VL
Elegast
45
volledig traject
5
0
0
0
vroegtijdig gestopt
4
1
0
niet opgestart
10
0
loopt nog
26
0
2
0
2
1
0
0
0
2
1
0
0
0
0
0
0
3
0
7
0
0
0
0
1
1
9
3
2
1
9
0
1
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
belemmeringen
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
andere
3
1
0
0
0
2
0
0
0
0
0
totaal:
10 8
0
0
0
3
0
5
0
0
0
belemmeringen
1
0
0
0
0
0
1
0
0
0
andere
1
0
0
0
0
0
1
0
0
0
Wat is de reden van vroegtijdig stopzetten? totaal:
4
weigering verder gaan praktische
Wat is de reden van het niet opstarten?
weigering ouders praktische
23
Er zijn nog 26 dossiers OS die lopen. In het jaarverslag van Elegast staat dat hun gemiddelde duur voor een ouderstage 7,5 maanden bedraagt. De gemiddelde duur voor OS van de andere diensten hebben we nog niet berekend. Een gemiddelde duur van 7,5 maanden zou wel kunnen verklaren waarom er nog zoveel dossiers lopende zijn. In totaal zijn er 4 dossiers, die aangemeld waren in 2008, vroegtijdig gestopt. Ouders geven werk en familiale redenen voor het vroegtijdig beëindigen van hun OS. De voornaamste reden van het niet opstarten is weigering van de ouders. Voornamelijk de lange termijn tussen feiten van de jongere en de aanmelding tot ouderstage speelt volgens de diensten mee in het feit dat ouders weigeren.
2009 (deze gegevens gaan tot februari 2009) Aantal aangemelde dossiers ADAM
verwijzer
BAAB
BAAL
BIC
BOOG
CAFT
2
1
5
6
JRB
2
0
0
parket
0
1
5
Cohesie
0
Divam
HCA O-VL
Elegast
1
2
0
0
1
6
1
0
BIC heeft vanaf januari 5 doorverwijzingen. 1 dossier startte niet op omdat de moeder weigerde. De overige vier zijn lopende. Het gaat altijd om alleenstaande moeders.
24
BIJLAGE 1: De groepswerking in de praktijk van BOOG Casusbespreking A. Moeder werd aangemeld voor ouderstage door het parket omwille van de drugsfeiten van haar enige dochter. Moeder en dochter hadden sinds lang geen contact meer met vader, die werd niet aangemeld voor ouderstage. Moeder zelf was ook bekend op het parket omwille van agressiefeiten. De dochter is ambulant in observatie geweest in een OOOC. Tijdens de eerste individuele contacten vertelde moeder, aan de dienst ouderstage, wel wat over haar jeugd en haar eigen situatie: Haar vader had haar altijd dom en lelijk genoemd. Ze was zeer jong moeder geworden. Was getrouwd met de vader en later gescheiden. Ze had een hersentumoroperatie achter de rug. Ze was manischdepressief. Ze woonde samen met een ex-gedetineerde met een drankprobleem die zich niet kon beheersen. Die man zette haar veel onder druk en was heel controlerend naar haar en haar dochter. Hij was extreem bezitterig en jaloers. Moeder liet zich gaan, liet zich leven, was zeer passief, ook in de opvoeding van dochter. Ze gaf dat meisje veel vrijheid, controleerde weinig, volgde de school nauwelijks op. Moeder heeft een 5-tal groepssessies meegemaakt. In het begin bleef ze zeer op de vlakte. Ze durfde nauwelijks haar mond opendoen. Door te worden geconfronteerd met andere moeders die langzaamaan hun leven terug in de hand hadden genomen is ze ook beginnen bewegen. Ze werd sterker, kreeg zelfvertrouwen. Door de ondersteuning van andere moeders begon ze in zichzelf te geloven. Ze vond zichzelf de moeite en werd daarin gesteund door de anderen. Ondertussen heeft ze haar agressieve vriend aan de deur gezet. Ze is haar financiële situatie in orde aan ’t maken. Ze kleedt zich met veel aandacht. De schoolsituatie van dochter wordt opgevolgd. Ze kent de vrienden waarmee haar dochter optrekt. Dochter heeft weer contact met haar vader en is er terug op weekend geweest. Samen met moeder zijn we nu zoekend naar een netwerk, professioneel, dat haar indien nodig verder kan ondersteunen als de ouderstage weldra ten einde loopt. Casusbespreking Y. Moeder heeft uit verschillende relaties een 9-tal kinderen. De oudsten wonen apart. De jongste kinderen werden geplaatst in voorzieningen BJZ. Tijdens de weekends gaan de kinderen beurtelings naar moeder en naar vader. Ook zo tijdens de schoolvakanties. De ouders, echtgescheiden,werden doorverwezen naar ouderstage via het parket omwille van verschillende feiten die de kinderen gepleegd hebben: druggebruik, diefstal, ... Moeder en vader maken elkaar voortdurend verwijten. De kinderen spelen vader en moeder tegen elkaar uit. In beide gezinnen is er sprake van seksueel misbruik. De kinderen zien en horen zowel bij vader en moeder een aantal dingen die niet voor hun leeftijd bestemd zijn. 25
Bij moeder heeft dat vooral te maken met omgangsvormen en de manier waarop grenzen worden gesteld. Tijdens de groepssessies hoort moeder veel voorbeelden van andere moeders hoe ze hun kinderen aanspreken, hoe ze samen met de kinderen dingen doen zonder zichzelf opzij te zetten. Ze krijgt voorbeelden van hoe te reageren op positieve dingen. Tijdens de individuele contacten geeft moeder aan hoe ze sinds de groepsbijeenkomsten veranderd is in haar aanpak bij het badgebeuren tijdens de weekends. Ze beseft dat niet alle kinderen samen in bad kunnen. Dat niet de jongste kinderen moeten worden aangesproken om voorzichtig te zijn maar dat het oudste kind moet worden aangesproken op zijn gedrag. Dat hij gewezen moet worden op wat de grenzen zijn. Moeder benoemt het feit dat ze samen met de kinderen gezelligheidsmomenten inbouwt tijdens de weekends. Maar eveneens geeft ze aan hoe ze voor zichzelf opkomt door bv. tijd te maken voor haar eigen tv-programma. Tijdens de groepssessies worden ouders, bij ons tot nu enkel moeders, door mekaar aangesproken. Zo merken ze dat ze niet de enigen zijn in een moeilijke situatie, met gedragsmoeilijke kinderen. Dat werkt deels ontschuldigend. Wij sturen de gesprekken aan door thema’s, stellingen, vragen, we structureren en parafraseren. We merken verder dat ouders erg geneigd zijn naar mekaar te luisteren en mekaar te ondersteunen. Op die manier worden ze aangespoord hun ouderrol op te nemen, te herdenken, in vraag te stellen, bijhorende verantwoordelijkheden op te nemen en hun gedrag aan te passen.
26
BIJLAGE 2 Praktijkvoorbeeld van BAAB Instroom Datum aanmelding: 20 december 2007 Het was de parketcriminoloog – op aangeven van de consulent - die ons opbelde om langs te komen om samen met hem ouderstage voor te stellen aan een ouderpaar. Datum opstart: 7 januari 2008 Info over de verwijzers: Parket We hebben geen zicht op hoe de verwijzer de term onverschilligheid geïnterpreteerd heeft. Wij hadden voorzien in het concept om het vormingsaspect zoveel mogelijk te respecteren, onze opdracht aan te nemen zonder te moeten/kunnen oordelen over de als misdrijf omschreven feiten van de jongere of de onverschilligheid van de ouders. Info over de ouders: Vader en moeder Gehuwd Belg Zeker omdat in die situatie (zie verder) het om een individuele vorming ging, vernamen we wel een en ander over de ouders en het gezin. Weeral uitgaande van de vormingsvisie vonden we het niet relevant om dat verder uit te pluizen en te controleren op zijn waarheid of echtheid. Gegevens over de jongere 16 jaar Mannelijk Geen zicht op de aard van de feiten. Verder geen informatie over de jongere. De jongere wordt niet betrokken bij de vorming. We verwijzen naar wat we hierboven schreven bij de ouders. Doorstroom Begeleidingsduur? 11/06/2008 : +/- 5 maand We streven naar een ritme van een gesprek om de 14 dagen. Groepsessies : / Opmerking: Groepssessies waren gepland, maar ander koppel kwam afspraken niet na. In ons concept nemen de groepssessies een bepalende plaats in. Alleen was de instroom zo klein dat groepssessies tot nu toe niet mogelijk waren. We werkten in dit geval met 2 trainers en het koppel op een manier die een groepssessie benaderen. Individuele gesprekken: 30 uur
27
Intake: Voorstelling Ouderstage (methodiek en inhoud) Kennismaking Afspraken maken De ouders lieten in vele toonaarden weten dat ze de opvoeding niet meer aankonden. Ze zagen ouderstage dan ook als een kans. Zo kwamen we vlot tot samenwerkingsafspraken. Afstemmingsgesprek: Zicht krijgen op situatie van het gezin (wat loopt er moeilijk?) Door stil te staan bij de moeilijkheden waarmee de ouders geconfronteerd worden, respecteer je hen. De aangewezen techniek hier is ’joinen’. D.w.z. dat je je probeert in te leven in de situatie van de ouders, dat je hun leed erkent, dat je, waar dat kan, zaken probeert positief te connoteren en linken maakt naar het programma zodat ze toch al een sprankeltje hoop krijgen dat beterschap mogelijk is. De afgelegde weg: De ouders hebben zicht op de weg die ze met hun kind afgelegd hebben. De ouders beseffen dat ze al veel gedaan hebben en de nodige steun gezocht hebben. De ouders weten welke factoren aan de basis liggen van de succesvolle hulpacties. De ouders krijgen erkenning voor de moeite die ze al gedaan hebben. De ouders hebben de mogelijkheid om te ventileren. Methodiek: Potlood- en papiertraining Gesprekstechnieken Op grote flappen hebben we met de ouders het traject uitgetekend sinds ze voor het eerst ernstig in de problemen kwamen in de opvoeding met hun kind tot op het moment dat de ouderstage begon. Het ging er niet om of dat allemaal klopte. Het was vooral de bedoeling ouders te laten ondervinden hoe het is om feiten, waarnemingen en gevoelens te formuleren. Om gedrag zo concreet mogelijk te benoemen. Bv. “Hij gehoorzaamde niet.” Er werd de ouders gevraagd voorbeelden te geven en die zo gedetailleerd mogelijk te beschrijven. Daarnaast werd nagegaan welke keuzes zij maakten tijden het traject en wat het effect daarvan was. Keuzes die een gunstig effect hadden, werden extra onder de loep genomen. Het resultaat van de sessie was dat de ouders voor het eerst een meer geordende kijk hadden op het traject dat ze aflegden en dat ze tot het inzicht kwamen dat ze veel meer goed hadden gedaan dan ze ooit hadden vermoed. Burgerrechtelijke & strafrechtelijke verantwoordelijkheden (2 sessies): De ouders hebben zicht op hun burgerlijke en strafrechtelijke verantwoordelijkheden De ouders hebben zicht op hun rechten en plichten als ouders De ouders hebben inzicht in de familiale verzekering De ouders weten waar ze met verdere vragen terecht kunnen De stageleiders hebben zicht op vragen en problemen die bij de ouders leven De ouders weten waar ze voor verdere informatie terecht kunnen. Methodiek: Brainstormmomenten Potlood- en papiertraining Stellingenspel en discussie 28
-
-
Vragen rond “hoe omgaan met verantwoordelijkheid”: o Wat wordt van mij als ouder verwacht in de opvoeding? o Hoe ga ik met die verwachtingen om? o Met welke verantwoordelijkheden had ik al te maken in de opvoeding? o Hoe kan ik aan die verwachtingen en verantwoordelijkheden voldoen? Werkmapje
Door de positieve ervaring met de sessie over ‘de afgelegde weg’ was het voor de ouders minder moeilijk om de confrontatie aan te gaan met de in theorie nogal cru gestelde verantwoordelijkheden waarmee je als ouder te maken hebt in de opvoeding. Grond onder de voeten (opvoedingsvaardigheden): De ouders hebben een beter zicht op de moeilijkheden waarmee ze te kampen hebben in de opvoeding. De ouders zien in dat er ook positieve punten zijn in de opvoeding en hebben een beter beeld van wat ze willen behouden in de opvoeding. De ouders krijgen zicht op hun opvoedingsdoelen en wat ze hun kinderen willen meegeven. De ouders leren omgaan met weerstand van de jongere. Methodiek: Potlood- en papiertraining Indeling lastige en ernstige problemen en beperkingen Schaalvraag Brainstorm rond wat behouden ondanks de moeilijkheden Huiswerkopdrachten Werkmapje In die sessie leerden de ouders hoe ze meer vat kunnen krijgen op de moeilijkheden door ze onder te verdelen in lastige en ernstige problemen en in beperkingen. Het was een leerrijke ervaring voor de ouders om hun inspanningen nuttig aan te wenden en te doseren om opnieuw vat te krijgen op de opvoedingssituatie. De ouders werkten met de schaalvraag om die nadien zelf te kunnen gebruiken. Hierna de schaalvraag die we gebruiken bij die sessie: De leidraad in OS is de gedachtegang van de ouders van het probleemdenken af te wenden en een context van hoop te instaleren. Vandaar de cruciale vraag: ‘Hoeveel beterschap is er sinds het dieptepunt?’ Het staat als een paal boven water dat moeilijkheden evolueren. Volgende oefening helpt om daar zicht op te krijgen. We maken als volgt gebruik van een score tussen 0 en 10. 0 is het dieptepunt. De moeilijkheden waren nooit zwaarder. Denk daarbij na over volgende vragen: • Waarmee had je het dan moeilijk? • Waaraan zag je dat? • Wat gebeurde er? • Hoe reageerde men in je omgeving? 10 is normaal. Je kunt de situatie aan zonder speciale hulp. Denk daarbij na over volgende vragen: • Waaraan zal je zien dat de moeilijkheden er niet meer zijn? 29
•
Hoe zal jouw leven en dat van je gezin dan zijn?
Welke score zou je nu geven tussen 0 en 10? Je hebt score x. Denk na over volgende vragen i.v.m. score x: • Wat is er veranderd? • Waaraan merk je dat er iets veranderd is? • Wat is er gebeurd? • Wat heb jij gedaan? • Wie anders heeft iets gedaan? Wat? Ook al is de score bescheiden, het gaat de goede kant op. Vooral in de vorm van huistaak vroegen we de ouders eens samen te overleggen wat zij willen behouden wat er al goed is, wat zij zeker niet willen veranderen. Die oefening had vooral als doel de ouders te laten nadenken over (soms onvermoede) eigenschappen die ze wat uit het oog verloren waren. Over graag zien (opvoedingsvaardigheden): De ouders hebben zicht op wat positieve betrokkenheid is. De ouders hebben zicht op hoe graag zien evolueert. De ouders hebben zicht op wat er allemaal bij het opvoeden komt kijken. De ouders hebben zicht op waar ze naartoe willen in de opvoeding. Methodiek: Potlood- en papiertraining Brainstorm Levenslijn van het gezin, onderverdeeld in periode baby/kleuterleeftijd, lagere schooltijd en puberteit De opvoedingsbalans: taken, vaardigheden, wat geeft stress en wat ondersteunt De mirakelvraag Huiswerkopdrachten Werkmapje In de sessie herhaalden we eerst met de ouders wat voorafging en polsten we wat voor nuttigs de opdrachten opbrachten. Een grote motivatie om zaken te veranderen in de opvoeding is de liefde voor je kind. Als dat kind een pak moeilijkheden bezorgt, is dat niet evident. Vandaar die sessie om de ouders te leren kijken naar uitzonderingen op negatief gedrag. Eerst was er de oefening om na te gaan waaraan de kinderen zouden zien dat hun ouders ze graag zien. Het vervolg was de omgekeerde vraag waaraan zij zien dat hun kinderen de ouders graag zien. Hier blijkt het gedetailleerd noteren op flappen van gedrag ouders een veel klaarder beeld te geven. Het opmaken van de opvoedingsbalans leert de ouders dat een aantal zaken de taken en opvoedingsvaardigheden onder druk kunnen zetten en dat er ook hulpbronnen zijn die je kan gebruiken om je opvoedingstaken beter aan te kunnen. Het resultaat voor de ouders was dat ze kunnen ingrijpen in de zaken die hun taken onder druk zetten en dat ze er alle belang bij hebben om hun hulpbronnen en de mensen die hen steunen goed te ‘soigneren’. Waar we startten met veel aandacht voor de moeilijkheden, zit de opbouw nu richting ‘gewenste toestand’. Om van de problemen weg te komen, is het zinvol dat ouders voor zichzelf en voor hun kinderen formuleren hoe ze het thuis eigenlijk willen. Om dat gemakkelijker te maken, gebruiken we de ‘wonder- of mirakelvraag’.
30
Achtergrondinformatie: de Mirakelvraag Zeker als iemand in de nesten zit, verliest die al eens zijn doelen uit het oog. Juist om er terug uit te raken, is het zo belangrijk om doelen te hebben. Doelen zijn een houvast om te werken aan een meer comfortabel leven. De oefening met ‘de mirakelvraag’ is een veilig hulpmiddel om te ontdekken waar mensen naartoe willen (en kunnen). De mirakelvraag dus: “Stel, je bent vannacht in een diepe slaap. Zonder dat je dat voelt of beseft gebeurt er een mirakel. Het mirakel is dat alle (opvoedings)problemen opgelost zijn. Het onmogelijke is gebeurd. Nogmaals, Je weet niet wie of wat het deed maar je bent van alle miserie verlost. Alles verloopt naar wens. Na die diepe slaap word je ’s morgens wakker. De vraag is nu waaraan je merkt dat het mirakel gebeurde. Wat is er anders? Wat doe jij anders? Wat doen je huisgenoten anders? Zijn er andere tekenen die een bewijs zijn dat alles opgelost is?” Laat je fantasie maar gaan. Maak je geen zorgen of het wel kan want het is een mirakel. En een mirakel is een mirakel. Schrijf gerust eens op waaraan je zal merken dat het leven is zoals je het wilt. Om het verband te leggen met de realiteit kun je het volgende doen. Ga eens na wat het kleinste teken is waaraan je nu al iets van dat mirakel kan merken. Bedoeling is dat de ouder(s) concreet waarneembaar gedrag van zichzelf of van de kinderen benoemt waaraan te merken is dat de problemen zijn opgelost. Vooral de eerste tekenen, de kleinste veranderingen zijn belangrijk omdat vanuit de mirakelvraag in tweede instantie ook de link naar de realiteit gelegd wordt en gekeken wordt of de tekenen nu soms ook al voorkomen of nu al (deels) te realiseren zijn. Complimenten geven en belonen (opvoedingsvaardigheden): De ouders hebben zicht op het belang van belonen en complimenten geven. De ouders hebben oog voor het belonen van ook maar het kleinste gewenste gedrag. De ouders weten hoe ze kunnen belonen. De ouders hebben zicht op het belang van zichzelf als ouder te belonen. Methodiek: Oefening ‘Van doem naar doenbaar’: over het positief hertalen van negatief gedrag van jongeren Brainstorm rond belonen Vuistregels voor belonen Introductie van positieve straf Huiswerkopdrachten Werkmapje
31
Elke bijeenkomst start met het herhalen van de opbouw. We vinden het heel belangrijk dit te doen om de ouders geleidelijk aan voldoende elementen aan te reiken zodat ze kunnen kiezen om hun aanpak te veranderen waar dat nodig is. In de sessie ‘belonen’ gaan we eerst na wat het resultaat is van de ‘mirakelopdracht’. Ouders gaan zo gedetailleerd mogelijk hun dromen vertalen in termen van waarneembaar gewenst gedrag van hun kind. Vervolgens is het de bedoeling het kleinste teken te detecteren dat wijst in de richting van hoe de ouders het uiteindelijk wensen thuis. Dat is de basis om het te hebben over belonen en het effect ervan. Je aanpak veranderen gaat niet vanzelf. Gewoonten zijn ingeslepen. Principes staan in de geest gebeiteld. Daarom bieden we de ouders een probaat middel aan om zich nieuwe en goede gewoonten succesvol eigen te maken: jezelf belonen. De kracht zit hem hier in dat ouders, ook al falen ze, winst hebben. Als ze in hun (andere) aanpak succesvol zijn, belonen ze zichzelf. Als ze er niet toe komen zich te houden aan een bepaalde aanpak, dan belonen ze zichzelf met een ‘deugddoende’ opdracht voor zichzelf. De opdrachten moeten de theorie omzetten in de praktijk. Problemen oplossen (opvoedingsvaardigheden): De ouders begrijpen dat problemen deel uitmaken van het dagelijks leven. De ouders hebben zicht op hoe ze met die problemen kunnen omgaan. De ouders kennen het belang van te luisteren naar hun jongeren. De ouders weten hoe ze kunnen tonen aan hun jongeren dat ze luisteren. De ouders kennen technieken om met hun jongeren te onderhandelen. Methodiek: Potlood- en papiertraining Brainstorm De luister – toets – reageer methode (parafraseren) Nuttige vragen stellen en alternatieven voor de waarom-vraag De ik-boodschap Tips voor succesvol onderhandelen Huiswerkopdrachten Werkmapje Met al het vorige als basis, kunnen de ouders vanaf nu echt beginnen oefen met efficiënte communicatie. Rollenspelen laten ouders ervaren hoe communicatie werkt. Thuisopdrachten laten hen toe te experimenteren. Belonen en zichzelf belonen zorgen ervoor dat efficiënte communicatie in de opvoeding geïntroduceerd wordt. Opdrachten geven en straffen (2 sessies – opvoedingsvaardigheden): De ouders hebben zicht op het ontstaan van conflicten. De ouders hebben zicht op de impact van emoties in conflictsituaties. De ouders kunnen opdrachten geven aan hun jongeren. De ouders hebben zicht op welke factoren het negatief gedrag van hun jongeren in stand houden. De ouders weten waarop ze moeten letten als ze hun jongeren willen straffen. Methodiek: Potlood- en papiertraining Brainstorm Driehoek denken – voelen – doen Winst – en verliesbalans Tips bij succesvol opdrachten geven 32
Gouden regeltjes bij straffen Huiswerkopdrachten Werkmapje De ouders hadden wat voorafging met opmerkelijk succes toegepast. De situatie was danig verbeterd dat ze zich nauwelijks konden inbeelden dat straffen nog aan de orde zou zijn. Een goede communicatie en de aangeleerde onderhandelingstechnieken zouden alles oplossen. We gaven toch de nodige tips mee voor het geval datB Overzicht houden (opvoedingsvaardigheden): De ouders hebben zicht op met wie hun jongeren omgaan. De ouders hebben zicht op hoe ze hun kinderen los kunnen laten zonder het overzicht te verliezen. Methodiek: Potlood- en papiertraining Brainstorm Tips om voeling te houden met je puber Huiswerkopdrachten Werkmapje Bij die sessie werd opnieuw gescoord op een schaal zoals bij de sessie ‘grond onder de voeten’. Zo werd duidelijk wat de ouders intussen al anders aanpakten en het effect ervan. Slachtofferbeleving: De ouders staan stil bij de gevolgen voor het slachtoffer en hebben zicht op wat zij als ouders hierbij kunnen betekenen. Methodiek: Brainstorm Potlood- en papiertraining Huiswerkopdrachten Werkmapje Voor de ouders was die sessie niet gemakkelijk omdat ze vonden dat hun zoon ook slachtoffer was. Het kostte hen enige moeite om de theorie over slachtofferschap los te koppelen van hun situatie. Evaluatiegesprek: Aan de hand van een interview wordt samen met de ouders de ouderstage geëvalueerd. We bekijken wat voor hen nuttig was en waar ze nog extra informatie over wensen. Daarnaast staan we ook uitgebreid stil bij de inzet en motivatie van de ouders en bij wat ze bijgeleerd hebben. Tenslotte kijken we ook wat er veranderd is sedert het kennismakingsgesprek en wat hun inbreng daarbij geweest is. De ouders waren uitermate tevreden van de ouderstage. ‘de afgelegde weg’ had hen inzicht gegeven in het traject en had hen verbaasd dat ze al zoveel (goed) aangepakt hadden. Ze hadden zich een aantal communicatietechnieken eigen gemaakt die heel efficiënt waren (de ik – boodschap en de luister – toets – reaggeermethode). Ze waren uitermate dankbaar. Op de zitting bij de jeugdrechter hadden ze positief gesproken over de ouderstage die ze overigens zouden aanraden aan andere ouders in een vergelijkbare situatie. Eindbespreking:
33
Op basis van de verzamelde gegevens tijdens het interview werd het eindverslag opgesteld. Tijdens dit laatste gesprek kunnen de ouders dit nalezen en eventueel aanvullen.
Andere hulpverleners: Geen zicht op. Opmerking: de jongere werd NIET betrokken in de ouderstage. Via de gesprekken werd wel gerefereerd naar de jongere (wat zou hij ervan denken, hoe zou hij reageren, wat zou hij over jullie zeggen, B). Uitstroom Einde van de maatregel: De ouderstage is volledig doorlopen en positief afgesloten. Doelrealisatie: De ouders vertelden dat ze veel gehad hebben aan de verschillende technieken. Ze hebben geleerd rustiger te blijven, te blijven praten met hun zoon en om zoveel mogelijk conflicten te vermijden. Tevredenheid: De ouders gaven aan heel tevreden te zijn. Aanvankelijk was de ouderstage voor beide ouders enorm confronterend en vermoeiend, maar ze waren blij dat ze er aan mee gedaan hebben. De tevredenheid werd gemeten aan de hand van het invullen van een tevredenheidmeting op het einde van de ouderstage, mondelinge bevraging tijdens de eindbespreking en via feedback van de verwijzers. Nazorg: In september planden we nog een huisbezoek bij de ouders om te kijken hoe het ondertussen verlopen is. De situatie thuis was veel rustiger geworden.
34