Ouderling Sytse Visser
Ouderling Johannes Smits 2
Opdat wij niet vergeten. Wij schrijven het jaar onzes Heren 1877. Het is een stormachtige dag geweest De gehele dag heeft er een stijve bries gestaan, zo nu en dan vermengt met regenvlagen, welke tegen de avond over gaan in een westerstorm, die de golven van de Zuiderzee hoog doet slaan tegen de zeewering waarachter het oude stadje Staveren verscholen ligt. Het middernachtelijk uur is reeds door twaalf slagen van de oude torenklok aangekondigd en een diep nachtelijk duister ligt over de oude veste, hier en daar spaarzaam verlicht door een enkele lantaarn. De storm doet de ramen en de luiken rammelen en de inwoners van Staveren hebben zich reeds lang ter ruste begeven. Op het Zuid echter brand nog licht in een woning, te zien aan de lichtstrepen welke door de kieren der gesloten luiken vallen. Laat ons als ongeziene gast een zien wat toch de oorzaak is dat er op dit ongewone uur nog mensen in deze woning er steeds niet aan schijnen te denken hun legerstede op te zoeken. In de ruime voorkamer zitten een zevental mannen met ernstige gezichten rond de tafel geschaard. De lange Goudse pijpen worden neergelegd, als één der mannen, blijkbaar de oudste en leider, het woord neemt en spreekt: “Laat ons deze ernstige zaak voor Gods aangezicht brengen broeders en vragen of de Heer Zijn onmisbare zegen wil schenken aan ons besluit broeder Aukema tot herder en leraar te beroepen. Schenke God ook broeder Aukema wijsheid en vrijmoedigheid in deze ook voor hem zo moeilijke beslissing. Wil broeder Frankena ons voorgaan? Deze zeven mannen welke nog op dit moment samen vergaderd zijn , zijn de broeders: F. Smits, J.A. Frankena, Y.J. Visser, C. Salverda, D. v.d. Wal, J.Y. Visser en P. ten Dam, het bestuur vormend van de Evangelisatie vereniging te Staveren. Deze vereniging is ontstaan ten gevolge van het feit dat de Evangelieverkondiging in deze jaren te Staveren en trouwens in 3
de gehele Zuidwesthoek van Friesland van dien aard was dat ernstige zielen hierin geen bevrediging konden vinden daar zij geen geestelijk voedsel bevatte waar ze toch zo zeer naar verlangden. Zodoende was er een evangelisatievereniging ontstaan van geestverwante broeders en zusters die vergaderden in een geïmproviseerd lokaal op het Zuid. Deze vereniging nodigde evangelisten van elders uit om hen met het Woord te dienen. Hieronder was ook een Klaas Bates Aukema, voorheen boer te Oudega, woonachtig te IJlst. Deze Aukema was een zoon uit een oud boerengeslacht geboren in 1840 te Wyckel in Gaasterland, waar ook vader een grote boerderij had. En ook Klaas Bates Aukema was, zo scheen het, voorbestemd de traditie van het geslacht voort te zetten en hoog te houden. Zo scheen het….. , ja, maar God had in Zijn onmetelijke wijsheid geheel andere plannen met Klaas Aukema. Evenals een Amos zou ook hij van achter de koeien worden geroepen om Gods naam uit te dragen en te verkondigen aan een afgeweken volk. In 1862 huwde hij met Maaike Oppedijk, een flinke boerendochter. Het jonge paar betrok een boerderij in Oudega (W). Een gouden toekomst lag voor hen. Zoals reeds boven aangehaald was het in die jaren allertreurigst gesteld met de Evangelie verkondiging in Friesland. Het kwam voor dat de dominee zondagsmorgens met een lange Goudse pijp uit de consistorie de kerk betrad en al rokend de kansel beklom en zonder votum of gebed uit te spreken een verhaaltje hield, waarop de toehoorders weer huiswaarts konden keren, even arm als voorheen. Toch was er Gode zij dank, ook nog een deel van het Friese volk, dat met grote smart en leedwezen deze gang van zaken aanzag en betreurde en op middelen zon en pogingen aanwendde, de blijde boodschap van verlossing weer van de kansel te doen klinken. Tot dezen behoorde ook Klaas Bates Aukema, de jonge boer uit Oudega. Reeds jong had hij de Heiland lief gekregen en nu was zijn vurigste wens ook anderen van dit geluk deelgenoot te maken en zo mogelijk het Friese 4
volk, waarvan hij een rasechte zoon was, weer terug te voeren naar de Christus der Schriften. Als zijn zware en lange dagtaak van boer en vader van een opkomend gezin was volbracht, kon men Aukema vinden, gebogen over Gods Woord en boeken van Godgeleerden uit zijn tijd om te onderzoeken wat zij dachten en schreven. Met nog enige anderen ontving hij godsdienst onderwijs van ds. Guldenarm, rechtzinnig Hervormd predikant te Oosthem, met het doel te worden opgeleid tot Evangelist. Doch nu breekt voor Aukema een zeer zware en moeilijke tijd aan. Zou hij zijn arbeid als Evangelist, hetgeen hij als zijn roeping beschouwde, kunnen volbrengen, dan moet hij zijn boerderij van de hand doen en dat betekende wat voor een rasechte boer als Aukema. Hij, als zoon van een oud boerengeslacht, waarin steeds de zoon de vader opvolgt om de familie traditie voort te zetten moet nu deze ring doorbreken. Doch door de liefde van Christus gedrongen, brengt hij dit offer. Hij verkoopt zijn mooi beslag vee, waar hij als boer zoveel van houdt en verhuist nar IJlst, een onzekere toekomst tegemoet gaande, zonder enig middel van bestaan. Hier laat ik Aukema zelf aan het woord. “In 1875 werd ik namens het bestuur van de Nederlandse Evangelisatie vereniging ‘Vrienden der Waarheid ‘ gevestigd te Amsterdam, verzocht om als helpende voorganger haar behulpzaam te zijn tegen een beloning van drie gulden per week. Dit alles ging echter niet zonder strijd. Zeiden de vijanden niet dat het luiheid van mij was die mij dreef om de boerderij van de hand te doen? Ik echter heb menigmaal hen, die zwaar moeten werken , hun geluk benijd, en niet zelden was het mij zo bang dat ik de dood voor het leven verkoos. Als gij iets van zielestrijd weet zult gij er iets van kunnen vatten, wat toentertijd door mij werd doorgemaakt. Aan de ene kant te weten geroepen te zijn tot verkondiger van het evangelie en aan de andere kant mijn onwaardigheid en onbekwaamheid gevoelende. Tussen deze beide polen werd ik heen en weer geslingerd als een schip zonder roer op een woeste zee. Mocht ik bedanken voor de brief uit Amsterdam? Ja, ik deed het wel doch het bestuur liet mij niet los en ik kom toch niet , zo bleef ik steeds denken. Totdat de Here mij toonde dat 5
Hij mij om mijn waardigheid niet geroepen had maar dat al mijn bekwaamheid alleen van Hem was. En toen verloor ik mijzelf en vielen al mijn voorwaarden weg en ik sprak: ‘Al wat Gij zegt zal ik doen Here”. Zo geschiedde het – o wondere leiding van God- , dat Aukema zijn eerste preek hield te Staveren in juni 1875. Aukema stond dus nu in dienst van de vereniging ‘Vrienden van de Waarheid” welke haar evangelisten in het hele land uitzond. Deze eerste preek in Staveren schijnt zo goed bevallen te zijn dat er spoedig weer een uitnodiging volgde. Dit ging zo door tot 1877. Aukema had intussen ontslag genomen bij de ‘Vrienden van de Waarheid’, daar in zijn aanstelling stond dat hij evangelist was zonder bedienende macht, met andere woorden, hij mocht o.a. niet het avondmaal en andere sacramenten bedienen. Dit achtte hij bij nader inzien in strijd met Gods Woord (zie Ephese 4 vers 11 en Mattéüs 28 vers 19). Zo was hij dus, evenals voorheen zonder middelen van bestaan gekomen. En juist nu, o wondere leiding van God, -want dat is door alles heen zo duidelijk te merken gemeente, door dit alles heen loopt een draad van Gods leiding, zowel in het leven broeder Aukema als in het ontstaan van de gemeente Staverenjuist nu wordt Aukema geroepen tot voorganger van de Evangelisatie vereniging te Staveren tevens ook tot dienaar van de post Warns. Aukema ziet hier de hand Gods in, neemt het beroep aan en aanvaardt zijn arbeid op 12 mei 1877. Wonderbaarlijke geestelijke zegeningen worden gezien op de arbeid van Aukema. Zeer velen komen onder zijn gehoor, zo velen, dat de vergaderplaats de mensen niet kan bevatten en velen met een staan plaats tevreden moeten zijn. Zo zouden we bijna van een ‘happy end’ een gelukkig einde kunnen spreken, ware het niet, dat God nog grotere dingen met Aukema in Stavoren voor had. Aukema had ongeveer twee jaren met zegen in Stavoren gearbeid tot er weer een grote strijd in zijn leven kwam. In het naburige Workum was een kleine groep Baptisten ontstaan welke ten huize van een zekere Hendrik de Vries vergaderden. Deze Hendrik de Vries was koopman in manufacturen, die ook in Staveren zijn klanten had. Zo kwam hij ook bij Jan Yges Visser, één van de bestuursleden der 6
Evangelisatievereniging, waarvan Aukema voorganger was. Bij één van zijn bezoeken aan Visser met zijn koopwaren komt de doop ter sprake. Dit is iets geheel nieuws voor Visser en bij het gesprek dat hierop volgde moet Visser dan ook het antwoord schuldig blijven. ‘Nu, zegt Visser, daarover moet u onze voorganger maar eens zien te spreken, die is daar beter thuis in dan ik’. Kort daarop doet zich de gelegenheid voor en Aukema en de Vries komen overeen het stuk van de doop grondig en van alle kanten te bezien, onder beding, dat elk van de partijen zal zwichten voor de leer van de Bijbel. Maanden verstreken. Telkens komt de Vries terug en zetten zij het gesprek voort, vanaf het punt dat de laatste keer was afgehandeld. Na ongeveer twee jaren geeft Aukema zich gewonnen. De strijd die hij in deze tijd doormaakt was echter zo zwaar dat hij er bijna onder bezweek. Zelf schrijft Aukema hierover het volgende: “Het was de avond van zondag 21 november 1880. Met een verontrust gemoed lag ik neder, gans afgemat, want mijn krachten waren van tijd tot tijd vrijwel uitgeput. Ik meende rust nodig te hebben, maar ach dit ging niet, o nee, onrustig als iemand die ter dood is veroordeeld lag ik op mijn legerstede, geheel slapeloos. Tal van zaken overdacht ik, tal van vragen stelde ik en het was als of ik steeds dieper in de duisternis wegzonk, geheel hulpeloos. Maar zoals een heldere zonnestraal door een donkere wolk kan breken, zo schoot mij opeens het Woord van de Zaligmaker door de ziel: ‘Aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen’. Dit ging gepaard met zulk een opheldering van mijn gemoed dat ik duidelijk inzag dat daar aan niets anders gedacht kon worden dan dat Jezus, de Borg en Middelaar, zich onderwierp aan des Vaders instelling, welke door Johannes werd uitgevoerd n.l. de doop. O, het was als of ik de Zaligmaker onder water zag neergelegd en het was, alsof ik een stem hoorde die tot mij zei: ‘Dat deed ik voor u’! En daarop drukte met evenveel nadruk die waarheid op mijn ziel: ‘Wie mijn discipel wil zijn die volge Mij’! En Aukema is in dit hemelse gezicht niet ongehoorzaam geweest. Op zondag 23 januari 1881 begeeft hij zich met een hart vol gebeden te voet 7
naar Franeker, de dichtstbijzijnde gemeente, welke over een doopvont beschikt, waar hij op zijn belijdenis door ds. J. de Weert wordt gedoopt. Hier citeer ik weer Aukema: “De gemeente aldaar toonde mij haar blijdschap en velen, misschien wel allen drukten mij de hand en heten mij welkom, terwijl het aan broederlijke raadgevingen en zegenbeden niet ontbrak. Ik keerde hierop met een diepe vrede in het hart huiswaarts. En als iemand mij nu zou vragen : bent u nu beter door de doop geworden? (terwijl sommigen beweren dat wij zulks veronderstellen) dan antwoord ik : neen! Aukema is dus nu Baptist geworden. Hoe zou de Evangelisatiekring, wier voorganger hij was, hieronder staan? In een vergadering van het bestuur stelt hij de broeders in kennis van het grote feit in zijn leven en geeft een volkomen vrijheid hem te ontslaan, waarop hij de vergadering verlaat. Doch onmiddellijk wordt hij terug geroepen met de mededeling dat men met algemene stemmen hem als voorganger wenst te behouden. Opnieuw verbindt hij zich aan zijn volk. Toch gevoelt hij spoedig het onzuivere van zijn positie. Het nieuwe beginsel toch, dat hij nu belijdt, brengt vorming mee van een gemeente alleen van gedoopte gelovigen. Nog moeilijker wordt het voor 1 Aukema als nog meerderen uit de Evangelisatiekring zich laten dopen. Allereersten zijn vrouw 2Maaike Oppedijk. Verder 3 Mary Bruinsma, 4 Baukje Boersma, echtgenote van J. Frankena, 5 Aaltje Muizelaar, 6 Trijntje Lam weduwe van Harmen Visser, 7 Siebe Bandstra en zijn vrouw 8 Baukje Wouters en 9 Joltje Schaper, echtgenoot van Sietze Boersma. Toen dit negental het Avondmaal wilde vieren in het lokaal kon het bestuur dit niet toestaan, want zeiden zij, dan moeten wij er uit. Zo ging het nog enige tijd door en werd het voor Aukema steeds moeilijker om de juiste koers te houden en alle klippen te omzeilen. Tot hij in 1884 de knoop doorhakte en met de Evangelisatiekring brak. Door ds. Willems van Ihrhofe (Duitsland) werd Aukema nu op 5 oktober 1884 bevestigd tot voorganger van de gemeente Staveren als predikstation van de gemeente Franeker. Warns werd nu een Evangelisatiepost van 8
Staveren. Ook preekte Aukema eenmaal in de week te Workum, waar de gemeente herderloos was. Werd er tot nu toe steeds in het lokaal op het Zuid vergaderd, de 12 e maart 1886 werd de herberg “De Witte Arend” aan de Voorstraat gekocht voor de somma van 1000 gulden. Voor nog eens 1077 gulden werd door timmerman Cornelis de Boer met zoveel mogelijk hulp van eigen krachten ‘De Witte Arend’ omgebouwd tot kerk. Meteen werd een doopvont ingebouwd, zodat niet telkens naar Makkum of Franeker behoefde te worden getrokken met doopkandidaten. De gemeente telt nu 18 leden; doch zij neemt in geloof een schuld op zich van ruim 2500 gulden. Een voor die tijd kolossaal bedrag. Vele offers als ontroerende blijken van liefde voor de zaak des Heren worden gebracht. Vrouwen verkopen hun gouden of zilveren sieraden en leggen de opbrengst hiervan (als eertijds in de eerste gemeente) in handen van het bestuur. Ook Aukema verkoopt zijn gouden horloge (een familieerfstuk) en de Heer laat zich niet onbetuigd. Als op Goede Vrijdag het kerkje in gebruik wordt genomen, is het direct een dubbele feestdag voor de kleine gemeente. Twee jonge mannen worden gedoopt na een predikatie over Handelingen 8 vers 38 : ‘Zij nu daalden beide af in het water’. Velen doen nu de beslissende stap. De verandering die er met Aukema heeft plaats gevonden is merkbaar in zijn prediking. Wonderbare zegeningen worden er door Gods genade op zijn arbeid gezien. Een ruwe visserman dreigt zijn vrouw van het leven te zullen beroven als zij zich laat dopen bij die Baptisten. De vrouw echter zegt: ‘Ik moet Gode meer gehoorzaam zijn dan mensen’. Zij laat zich daarop op ’s Heilands bevel dopen. Onderwijl wordt er in het hart van haar man een hevige strijd gevoerd. Hij slijpt zelfs de bijl waarmee hij zijn vrouw straks bij haar thuiskomst wil doden. Maar Jezus wordt overwinnaar! Precies veertien dagen later daalt ook hij af in het watergraf. De leeuw is een lam geworden.
9
Zulke dingen laten niet na een diepe indruk te maken in het kleine Staveren. Als na een vruchtbare arbeid van tezamen veertien jaren Aukema afscheid van de gemeente Staveren neemt wegens vertrek naar de gemeente Vriescheloo, welke arme gemeente hij verkiest boven een beroep van een rijke gemeente uit Amerika telt de gemeente in Staveren 37 leden. Door Aukema zijn te Staveren 50 personen gedoopt. Zelf schrijft Aukema hierover het volgende: “Het is mijn vaste overtuiging: Dit werk is door Gods alvermogen, door ’s Heren hand alleen geschied. Na vele bange dagen welke ik in veel strijd doorbracht, mocht ik nu een zalige vrede genieten en zegen op mijn arbeid zien. Het is mij een groot voorrecht en een heerlijke gedachte te denken aan de ruim 50 broeders en zusters welke ik in ’s Heren opdracht door de doop de gemeente mocht binnen leiden. En ook een zalige en onoverwinnelijke kracht gevoel ik, zo dikwijls vijanden van de doop mij aanvallen. O ja, Gode zij dank, steeds bevind ik, dat de waarheid mij heeft vrijgemaakt”. Slecht één jaar is Aukema werkzaam geweest te Vriescheloo. Op zondag 5 mei 1892 ’s avonds half negen heeft God deze onvermoeide en vurig strijder voor de zaak van Gods koninkrijk, aan wie de gemeente Staveren zoveel te danken heeft, van zijn post geroepen en bevorderd tot hoger heerlijkheid, slechts 52 jaren oud zijnde. Des zondags hebben nog alle leden der gemeente Vriescheloo afscheid van hun geliefde voorganger genomen en diaken Katuin was aan zijn sponde gezeten, toen de stervende sprak: “Nog één zucht en deze vermoeide strijder mag de rust binnengaan, welke hier op aarde niet voor hem was weggelegd. Bij de begrafenis welke door ouderling Moolman werd geleid, werd bij het graf gezongen ‘Eens zullen wij met Jezus leven’. Ver van zijn geboortegrond rust zijn lichaam op het kleine kerkhof van Vriescheloo tot ook over dit graf het morgenrood der opstanding gloren zal. Het leven van Aukema laat ons zien wat Gods genade vermag in het leven van een mens die zegt: “Al wat Gij zegt, dat zal ik doen Here”. In februari 1893 is de weduwe van Aukema, die onverzorgd achterbleef met haar acht kinderen naar Amerika vertrokken. Slecht één zoon, Bate 10
Klaas Aukema, de vader van broeder Klaas Aukema te Warns, bleef in het vaderland achter. Het was een ontroerend moment toen allen in de wagen gezeten die hen naar het station zou brengen samen zongen “Die hoop moet al ons leed verzachten, kom reisgenoten ’t hoofd omhoog!”. Nimmer heeft één hunner het land hunner geboorte terug gezien. In ongeveer 1954 zijn hier nog twee kleinzoons van Aukema geweest. Zij hebben hun neef Klaas Aukema te Warns bezocht en het toentertijd nog bestaande kerkje bezichtigd, waarin grootvader het Woord verkondig had. De berichten uit die tijd lieten weten dat er nog één dochter van Aukema in leven was. Zij schreef nog geregeld en broeder K. Aukema heeft haar beloofd een verslag van het 75 jarig jubileum der gemeente te zullen toezenden. Een teken, dat ook zij de gemeente Staveren nog lang niet vergeten was. Na het vertrek in 1891 van Aukema naar Vriescheloo volgde er een vacante periode van 10 jaren. Ds. Karsiens, voorganger van de gemeente Franeker, is steeds de Avondmaalszondag in Staveren, de gemeente dan met het Woord dienende. In 1899 wordt de rechtspersoonlijkheid verkregen en is Staveren nu een zelfstandige gemeente geworden. In 1901 wordt ds Karsiens beroepen, die dit beroep aanneemt. We treffen Karsiens het eerst aan in de geschiedenis van het Baptisme als hij te voet van Veendam naar Vriescheloo gaat, een afstand van vier uur lopen, om in die geheel zonder God levende plaats traktaten te verspreiden en met de mensen over hun eeuwigheid te spreken. Hij komt in aanraking met Hendrik Kruit uit Stadskanaal, die Baptist is en hem de vraag stelt: “Heeft u wel eens over de doop nagedacht”? Deze eenvoudige vraag brengt Karsiens tot ernstig schrift onderzoek en laat hem niet los. Pasen 1876 wordt hij gedoopt en wordt lid van de gemeente Stadkanaal. In 1877, dus 33 jaar oud zijnde, gaat zijn vurig gekoesterde wens in vervulling en wordt hij voorganger der gemeente Vriescheloo, welke inmiddels mede door zijn arbeid is ontstaan.
11
In 1891 neemt hij een beroep van de gemeente Franeker aan. Na een arbeid van 10 jaren te Franeker aanvaardt hij in 1901 het beroep naar Staveren. Van het leven van ds. Albert Karsiens zou een boek geschreven kunnen worden. Geboren 24 augustus 1844 te Veendam, ging hij reeds op jeugdige leeftijd naar zee, waar hij opklom van scheepsjongen tot de hoogste rang, namelijk gezagvoerder. Er was bijna geen land ter wereld waar kapitein Karsiens niet met zijn schip kwam. Maar na een krachtdadige bekering gaf hij zijn positie er aan. Zijn enige begeerte was nu verkondiger te worden van het heil dat hij zelf in Christus had gevonden. Voor velen is de arbeid van Karsiens tot een eeuwige zegen geworden. In 1906 viert de gemeente Staveren haar 25 jarig bestaan. In 1907 volgt aansluiting bij de Unie van Baptisten Gemeenten in Nederland. In 1915 overlijdt Mevr. Karsiens na een langdurig en smartelijk lijden. In 1917 verkrijgt ds Karsiens het emeritaat, na met veel zegen de gemeente 16 jaar gediend te hebben, tevens ook te Warns als Evangelisatie post met het Woord dienende. De gemeente telt nu 76 leden. Na zijn emeritaat is ds. Karsiens naar Amerika vertrokken, waar hij bij een getrouwde dochter zijn laatste levensjaren hoopte door te brengen. Na een verblijf van anderhalf jaar is hij echter weer in het vaderland teruggekeerd. Karsiens voelde zich niet thuis in Amerika; hij kon de broeders en zusters in Nederland niet vergeten. Ten huize van zijn schoonzoon in Sneek is hij op 11 januari 1923 in de ouderdom van 78 jaar in vrede ontslapen. De oude zeeman had na jaren van omzwervingen de haven der ruste bereikt. Velen van de ouderen onder ons hebben hem nog gekend en zijn door hem gedoopt. Bij zijn afscheid in Staveren sprak hij onder andere de woorden: “Gods kinderen zien elkaar nooit voor ‘t laatst”. Van 1918 tot 1922 dient ds. K. Reiling de gemeente te Staveren, gecombineerd met de gemeente Workum.
12
Na vertrek van ds. Reiling naar Nieuw Weerdinge volgt ds. Bouritius hem op, van 1923 tot 1925 weer in combinatie met Workum. De evangelisatiepost Warns is dan inmiddels opgeheven. In 1926 vindt de aanbesteding plaats van de bouw van een eigen pastorie Van 1927 tot 1930 dient ds. J. van Dongen de gemeente Staveren: Hij wordt de eerste bewoner van de nieuwe pastorie. Op de eerste kerstdag 1931 viert de gemeente haar 50 jarig bestaan. Na het vertrek van ds. van Dongen in 1930 is de gemeente 6 jaar vacant Van 1936 tot 1938 dient ds. J. de Jong de gemeente Van 1940 tot 1945 dient ds. C. Vegter de gemeente. In januari 1945 werd ds. Vegter met nog zeven andere inwoners van Staveren gearresteerd en naar Duitsland gevoerd. Met de bevrijding is hij wel vermagerd, doch gezond teruggekeerd. Van 1947 tot 1950 dient ds. J. Bosma de gemeente. Van 1950 tot 1956 dient ds. M.C. Boeschoten de gemeente. Tijdens de ambtsperiode van ds. Boeschoten is in 1953 de kerk, ook al weer met zoveel mogelijk hulp van eigen krachten, gerestaureerd, van nieuwe verlichting voorzien enz., terwijl tevens een galerij werd ingebouwd. In 1953 – 1954 is ds. Boeschoten gedurende een jaar als legerpredikant werkzaam geweest. 1956 is een bijzonder jaar voor de gemeente Staveren. In dat jaar toch is door ds. Boeschoten het werk in Gaasterland begonnen, van welke arbeid onder Gods zegen rijke vruchten gezien mogen worden. Na slecht één vakante zondag werd, na het vertrek van ds. Boeschoten naar Amsterdam, ds. Lindeman op 23 september 1956 bevestig als voorganger der gemeente Staveren, welke ook de door ds. Boeschoten begonnen arbeid in Gaasterland voortzet. 13
Na een zegenrijke periode van 4 jaar vertrekt ds. Ph. Lindeman (Wzn) in de nazomer van 1960 naar Veendam. In de daarop volgende anderhalf jaar heeft men zeker niet stil gezeten.De pastorie kreeg een grote opknapbeurt en er werd een studeerkamer bij aangebouwd. Veel arbeid in deze werd verricht door eigen krachten. 1962 – 1969 In het voorjaar van 1962 mocht de gemeente weer een nieuwe voorganger begroeten in de persoon van ds. J.H. Blenkers, die zijn intrek nam in de reeds vernieuwde pastorie. De evangelisatie arbeid die destijds door ds. Boeschoten in Gaasterland was begonnen verplaatste zich naar Lemmer. Daar werd op de 20e oktober 1963 een gebouwtje betrokken wat reeds gekocht was van het Apostolisch Genootschap. Nadien werd er iedere zondag een dienst belegd. Het werk in Lemmer werd door de Here rijkelijk gezegend, dat blijkt wel uit het feit dat de gemeente op 1 november 1968 zelfstandig werd en zich hierdoor los maakte van de gemeente Staveren. In het jaar 1965 werd het lokaaltje achter de kerk verbouwd zodat hierdoor voldoende plaats ontstond om geheel tevens te voorzien van een goed sanitair. Op 23 februari 1969 vertrok ds. Blenkers naar Noord Bergum. Van 1970 tot 1974 diende ds. E.J. Huizing de gemeente. In 1972 werd de kerk voorzien van centrale verwarming die in oktober van hetzelfde jaar in gebruik werd genomen. Op 29 december vertrekt ds. Huizing naar Harlingen. Van 1976 tot 1979 dient ds. A. Nijland de gemeente. In samenwerking met de gemeente Lemmer werd op –10 maart 1977 begonnen met een maandelijkse evangelisatie dienst in de Treemter te Balk. Op 29 juli neemt ds. A. Nijland afscheid van de gemeente om zijn arbeid te 2 e Exloërmond voort te zetten. 14
De vacante tijd die daarop volgde is niet zonder zegen geweest. Acht jonge mensen hebben voor Christus gekozen en mochten hem volgen in het watergraf om met Hem op te staan in een nieuw leven. Op 12 februari 1981 mocht de gemeente weer een nieuwe voorganger begroeten in ds. D.M. Stichter, komende van Haulerwijk. In mei van dat zelfde jaar werd er naast de pastorie een nieuwe houten garage gebouwd. In 1987 vertrok hij naar de Baptistengemeente in Westerhaar. Zo ben ik dan van het verleden in het heden aangeland en heb ik hierbij aan het verzoek een historisch overzicht te schrijven naar mijn beste weten voldaan. Toch zou het onvolledig zijn als er niet twee namen genoemd werden van mannen die zulk een groot aandeel hebben gehad in de arbeid van gemeente Staveren, namelijk de broeders Sytze Visser en Johannes Smits. Zij hebben respectievelijk de gemeente 45 en 43 jaar met het ambt van ouderling bekleed. Met grote eerbiedwekkende liefde hebben zij de gemeente gediend. In vacante perioden waren zij de geestelijke verzorgers en niets was hun teveel wanneer het de gemeente betrof. Ook zij behoren tot de pioniers van wier arbeid wij nu vandaag nog de vruchten mogen genieten. Zolang de gemeente Staveren zal bestaan zullen de namen van deze broeders met ere in haar geschiedenis geschreven staan. Voor hen was de gemeente bijna een heilig begrip. Met zo velen die wij gekend hebben en die wij lief hadden en die wij hoogachten, wier gebed de drijfkracht der gemeente was, zijn ze ons voorgegaan naar dat heerlijke land aan de overzijde, waar hen het welkom heeft geklonken uit de mond van Hem, die zij zo innig lief hadden en te hun enige begeerte was. Zij hebben de kruisbanier uit hun machteloze handen moeten laten glippen. Aan onze gemeente de taak deze verder te dragen, tot ook wij worden geroepen. “Hij die een goed werk in u begonnen is, zal dit voleindigen tot de dag van Jezus Christus”. 15
Het feit dan dat wij vandaag gedenken dat de Heer 100 jaar de gemeente heeft behoed en bewaard, is een garantie voor de toekomst. Hij laat nooit varen de werken zijner handen. Ik wil eindigen met de woorden die wij vinden in Openbaringen 22 : 2021: “Hij die van deze getuigt, zegt: Ja, ik kom spoedig. Amen, kom Here Jezus! De genade van de Here Jezus zij met u allen.
M A R A N A T H A!
Stavoren, november 1981
J. Feenstra P.Visser
16
ADDENDUM In 1988 mocht de gemeente ds. Jelle Stukker verwelkomen. Met zijn gezin betrok hij de pastorie aan de Voorstraat. Ds. Stukker was de eerste voorganger in Stavoren die zijn opleiding via de “tweede weg opleiding” had gedaan. Toch werd hij de voorganger die de gemeente in de richting van een andere weg leidde. Hij is degene geweest die de gemeente confronteerde met gavegericht bezig zijn. Onder andere introduceerde hij de gaventest op basis van Christaan Swarts. De gemeente was meer functie gericht en een echte omslag wilde dan ook niet erg vlotten maar het begin was er. De hele gemeente ging door de gaventest en dat werkte bijzonder vruchtbaar. Ook gaf hij het jeugdwerk een nieuwe impuls. Aan de Raad van de Gemeente werd het taakveld “Jeugdwerk” toegevoegd en was er bij zijn aantreden praktisch geen jeugdwerk meer, toen hij Stavoren verliet waren er twee leeftijdsgroepen met elk zo’n kleine twintig leden. In 1992 moesten we afscheid van hem nemen en vertrok hij naar Stadskanaal Zuid. In 1993 mocht de gemeente ds. Erik Huiting verwelkomen. Onder zijn leiding is er een omslag gekomen in het denken van een meerderheid in de gemeente van functie gericht naar gaven gericht. Dat heeft een enorme inspanning gevraagd en ging niet zonder slag of stoot. Door consequent het principe te handhaven iemand dat in de gemeente te laten doen wat hij of zij kon en wilde werd ingezien dat deze methode toch beter was dan hoe het in het verleden ging. Een aanzienlijke bijdrage in dit inzicht werd geleverd door het bouwen van een nieuwe pastorie. De oude pastorie werd te klein voor het groeiende gezin van ds Huiting en daarnaast vroeg het gebouw veel aan onderhoud en reparatie. Besloten werd daarom een nieuwe pastorie te bouwen met zoveel als mogelijk vrijwilligers uit de gemeente. Hier konden veel andere dan geestelijk gaven en talenten worden ingezet en dat werd dan ook gedaan. Schilders schilderen, timmerlui timmerden, opruimers ruimden op enz. het resultaat was dat mensen die elkaar voorheen amper kenden nu elkaar tegen kwamen. Banden werden gesmeed en relaties ontstonden. In 1998 werd ds. Huiting beroepen door de gemeente Enschede wat hij heeft aangenomen en was de gemeente weer vacant. 17
In 1999 betrok ds. Albrecht Boerrigter met zijn gezin de nieuwe pastorie. Als voorganger diende hij de gemeente tot en met 2003. Onder zijn aanstekelijke leiding wist hij mensen te mobiliseren en tot actie te bewegen en aan de slag te zetten met waar ze goed in waren. Zijn gave was om meesterlijk voort te borduren op de denkomslag die er was geweest. Speciaal de jongeren die werden ingezet en betrokken bij de diensten. Met het organiseren van de welkomstdienst groeiden we al snel uit ons kerkje. We weken dan uit naar het MFC De Kaap. We investeerden een vermogen in multimedia en zetten daar de jongeren mee aan het werk. Vaak op zaterdagavond werd het podium dan opgebouwd en zondagsmorgens om zeven uur was een ploeg bezig de muziekinstallatie klaar te maken zodat half acht de band kon inspelen. Alleen al in de voorbereiding van een welkomstdienst waren tussen de 20 en 30 mensen nodig met zijn of haar gave. Muzikanten, toneelspelers, geluidsmensen, cameramensen, beeldtechnici, PowerPoint deskundigen, koffieschenkers, zaalklaarmaker-opruimers en noem maar op. De brandweer stond nog slechts 68 bezoekers toe in ons kleine kerkje terwijl we er soms met zo’n 110 in zaten. Daarom werd 2001 besloten om alle diensten in De Kaap te houden vanwege het feit omdat we niet meer in ons kerkje konden en er ook niet meer in mochten en dit laatste dus omwille van de veiligheid. In dat najaar werd door de gemeente besloten tot nieuwbouw. Nu er structureel zoveel mensen naar de dienst kwamen werd de behoefte naar een eigen onderkomen steeds groter. (realisatie zou 10 jaar duren). In 2004 ging ds. Boerrigter in op een beroep van de gemeente Goor en verliet de gemeente Stavoren. Maar het werk ging door immers, het werk van God is niet keren omdat Hij er over waakt. Met de juiste mensen op de juiste plaats bloeide het jeugdwerk, draaide het kringenwerk, floreerde de Alphacursus, hadden we levendige diensten en ga zo maar door. In die omstandigheid mochten we in 2004 ds. Wolter Greven begroeten. Maar aan iets nieuws te beginnen zoals in de vorige jaren is prachtig echter om de gang er in te houden is veel groter kunst immers sleur ligt altijd op de loer. Om meer structuur in het geheel te brengen werden taakvelden beter benoemd zodat ze beter aansloten bij wat de gemeente op dat moment vroeg. De nieuwbouw initiatieven verslapten wat omdat er 18
maar geen lokatie kon worden gevonden. Met elkaar zijn in de gemeente Nijefurd 29 lokaties geprobeerd en elke keer knapte het om één of andere reden weer af. Toch bleven enkele broeders er hardnekkig mee bezig en uiteindelijk kwam mede door voortreffelijke medewerking van het bestuur van de gemeente Nijefurd een locatie in beeld waar we mee aan de slag konden. Mede dankzij de enthousiaste medewerking van de grondeigenaar de heer Lieuwe Kampen konden we plannen maken voor nieuwbouw. Toch duurde het nog tot 2010 voor de eerste paal in de grond kon vanwege bezwaren tegen deze nieuwbouw. Nadat alle juridische hobbels waren genomen kon een initiatiefgroep aan de slag en werden spijkers met koppen geslagen. Dwars door alles heen ging het gemeentewerk onder de bezielende leiding van ds. Greven “gewoon” door en mochten we inspirerende diensten in De Klink in Koudum beleven waar we eind 2006 naar toe waren verhuist. In maart 2011 mochten we de eerste dienst in het nieuwe gebouw houden en in mei 2011 konden we de officiële openingsdienst vieren. Voorgangers van de Gemeente: 1884-1891 1901-1917 1918-1922 1923-1925 1927-1930 1936-1939 1940-1945 1947-1950 1950-1956
K.B. Aukema A. Karssiens K. Reiling (met Workum) G. Bouritius J. van Dongen J. de Jong G. Vegter J. Bosma M. Boeschoten
1956-1960 1962-1969 1970-1975 1976-1979 1981-1987 1988-1992 1993-1998 1999-2003 2004-
Ph.Lindeman Wzn J.H. Blenkers E.J. Huizing A. Nijland D.M. Stichter J.H. Stukker H.D. Huiting A.J. Boerrigter W. Greven
In 1881 laat ds Aukema zich dopen. In 1884 zijn er de eerste acht op het geloof gedoopte leden die ds Aukema beroepen. Hij wordt dat jaar de eerste voorganger van de gemeente. In 1886 werd een eigen kerkgebouw verworven door café De Witte Arend te kopen en te verbouwen tot kerkzaal. In 1899 werd de rechtspersoonlijkheid verkregen. Vanuit Bijbels perspectief leent het jaar 1884 zich het meest als het jaar van ontstaan van de gemeente.
Koudum, januari 2012 Siebe Bandstra M A R A N A T H A! 19
Baptistenkerk “Het Baken” Nieuweweg 29 Koudum 20