Judith Visser
t i n s e ltow n
2007 Soms leek er echt niets mis met wat wij deden. Zoals nu. Onze vingers hadden zich in elkaar gevlochten, Shep rende voor ons uit en de mensen glimlachten naar ons, hadden geen idee. Want hier, in het grote park tegenover mijn appartement, kende niemand hem. Het was de enige plek waar we samen buiten konden zijn. Terug bij de ingang van het flatgebouw bekeek ik mijn post. Ik zuchtte toen ik de metaalgrijze brievenbus weer op slot draaide, de brief in mijn handen. Manuel zette zijn zonnebril af. ‘Is dat er weer een?’ Ik knikte grimmig. ‘Fanmail.’ Manuel pakte de envelop uit mijn handen en scheurde hem meteen open. Terwijl we met de lift omhoog zoefden zag ik in de spiegelwand hoe hij hoofdschuddend de getypte brief las. Het bleke kunstlicht bracht een koperen gloed op zijn donkere haar. ‘Man, man, man,’ mompelde hij. ‘Weer hetzelfde?’ vroeg ik. Hij knikte, zijn blik nog op het papier. Er was een diepe frons verschenen op zijn voorhoofd. Elke week ontving ik zo’n brief, al twee maanden, van een onbekende afzender die zichzelf W. noemde. Het waren korte brieven, maar er sprak telkens opnieuw zo veel haat uit dat ik me de eerste paar keer niet eens had kunnen voorstellen dat ik het goed las. De brieven waren geheel in hoofdletters en zonder datum of aanhef geschreven, en in de eerste brief werd me verteld dat ik een grote fout had gemaakt door mijn boek Tegengif uit te brengen en dat ik binnenkort de consequenties daarvan zou ondervinden. Ik had het opgevat als een misselijke grap. Ik had de brief in 5
mijn werkkamer gelegd en hield me er verder niet meer mee bezig. Maar een week later was er nog een gekomen en daarna weer, steeds verstuurd in hetzelfde type bruine envelop. Het was dus geen grap. Maar wie deed zoiets? Een verontwaardigde hoerenloper, boos omdat ik over zijn kameraden schreef? Of misschien zelfs een van de beschreven klanten? Maar hoe had hij mijn adres weten te achterhalen? Ik stond niet in het telefoonboek, en elders waren mijn gegevens ook niet beschikbaar. Ik had mezelf voorgenomen om, zolang de dreigementen per post binnenkwamen, me er geen zorgen over te maken. Er was geen direct contact of concreet gevaar. Maar Manuel dacht er anders over. ‘Ben je nou al terug naar de politie geweest?’ vroeg hij. We stapten de lift uit en liepen over de galerij naar mijn woning, Shep voor ons uit. ‘Na die tweede keer niet meer,’ bekende ik. ‘Maar je zou toch teruggaan om te zeggen dat je ze nog steeds ontvangt? En omdat ze al die brieven zelf willen hebben?’ Ik stak de sleutel in het slot van mijn deur, haalde mijn schouders op. ‘Ik zie het nut er niet van in,’ zei ik eerlijk, terwijl ik hem van opzij aankeek, ‘aangezien ze toch weer net zo weinig zullen doen als de vorige keer dat ik er was.’ We liepen naar binnen en hij sloot de deur. Manuel trok zijn schoenen uit. ‘Ik vind het te gek voor woorden. Jij wordt gewoon al maandenlang bedreigd, en ze doen helemaal geen ruk om erachter te komen wie daar verantwoordelijk voor is, of om je te beschermen. Dat is toch absurd? Wanneer gaan ze in actie komen dan? Als je hier straks ineens vermoord wordt aangetroffen?’ Ik opende mijn mond maar zweeg toen ik de verontruste blik in zijn blauwe ogen zag. Sussend sloeg ik mijn armen om zijn nek. De warmte van zijn brede lichaam stroomde in me over, en met gesloten ogen snoof ik zijn geur op. ‘Maak je geen zorgen, babe,’ zei ik. ‘Er gaat niets gebeuren.’ Hij liet los en keek me aan, zijn gezicht zo dichtbij dat ik zijn 6
adem voelde. ‘Echt Kim, als ik erachter kom wie dit doet dan –’ Ik legde hem het zwijgen op met een kus. ’s Avonds in bed, met Shep snurkend aan mijn voeteneinde, dacht ik terug aan wat Manuel had gezegd. Ergens had hij wel gelijk.Het was inderdaad irritant dat de politie zo weinig deed. Enerzijds was hun onverschilligheid een geruststelling, ze zagen er blijkbaar geen gevaar in, maar anderzijds was ik het met Manuel eens dat ze best iets zouden mogen ondernemen om de identiteit van die gestoorde ‘W.’ te achterhalen. Ik werd tenslotte op wekelijkse basis met de dood bedreigd, dat was toch niet niks? Maar ze konden pas iets doen wanneer er daadwerkelijk iets gebeurde, hadden ze gezegd. Met alleen wat brieven konden ze weinig beginnen. Wel was me opgedragen ze er steeds van op de hoogte te stellen wanneer ik iets van W. ontving en het bij hen af te geven zodat ze het konden toevoegen aan het dossier. Vingerafdrukken waren niet aangetroffen. Ze hadden me gevraagd om na te denken of het misschien iemand uit mijn kennissenkring zou kunnen zijn. ‘Vaak is het namelijk iemand van wie je het niet verwacht,’ had agent Beermann gezegd. ‘En het zou in ieder geval verklaren hoe hij weet waar je woont.’ Maar ik kende W. niet, daar was ik zeker van. Hoe zou iemand die mij bekend was zo’n hekel aan me kunnen hebben zonder dat ik het zelf wist? In de brief van vandaag dreigde hij me aan mijn haren te zullen ophangen met gewichten aan mijn voeten, zodat ik zo zwaar werd dat mijn hoofdhuid losscheurde van mijn schedel. Met een boormachine zou hij een gat in mijn hoofd maken en er olie in laten lopen. ‘hierna leg ik je op de grond neer, op een meter afstand van een vuurtje dat ik stook met je haar. de olie in je hoofd lekt langzaam op de grond en kruipt in een straaltje naar het vuur. en wanneer alles vlam vat kijk ik toe hoe jouw kop weg fikt!’ 7
Onder de deken huiverde ik. Ik draaide me om. Toen, zoals steeds vaker tegenwoordig, stapte ik uit bed en liep naar de voordeur om te controleren of ik hem goed op slot had gedraaid. De vloer in de gang was koud onder mijn blote voeten. Shep knorde toen ik weer onder de deken kroop. Morgen zou ik de brief inderdaad langsbrengen bij het politiebureau, samen met de vijf andere die nog in mijn la lagen.
8
Soms vroeg ik me af, wanneer ik bijvoorbeeld op straat liep of in de metro zat, of iemand me zou herkennen, iemand van toen. Een klant. Het was inmiddels drie jaar geleden, maar toch. Mensen konden zich mijn gezicht altijd goed herinneren en ik was vrijwel niets veranderd sinds 2004. Maar Rotterdam was een grote stad. Het risico dat ik inderdaad een ex-klant tegen het lijf liep was minimaal. Althans, dat vertelde ik mezelf. Toen ik aan Tegengif was begonnen, had ik besloten het zo realistisch mogelijk te houden. Ik had beseft dat het een verspilling van geweldig materiaal zou zijn om mijn ervaringen niet te gebruiken, en dus beschreef ik alles precies zoals het was geweest. De bordelen zouden er heus geen bezwaar tegen hebben dat ze werden gebruikt als decor voor een roman. Voor hen was het immers alleen maar gratis publiciteit. Het enige sekshuis dat er minder goed van afkwam, was de Queens Club, maar die tent was volgens gegevens op internet inmiddels failliet en opgedoekt, dus dat maakte niet uit. Er was geen kans dat Kees en Edith, de toenmalige eigenaren, me zouden kunnen aanklagen voor laster. Toen Tegengif verscheen was ik net afgestudeerd en ik woonde voor het eerst op mezelf samen met Shep. Door als freelancer voor verschillende bladen te schrijven verdiende ik genoeg om van te leven, en de tijd dat ik als prostituee had gewerkt leek in een ander leven. Mijn blik op het verleden werd gefilterd door de wijsheid en ervaring van iemand die dat station was gepasseerd, die had geaccepteerd wat verstreken was. Losgelaten. En uiteraard had ik tegen iedereen gezegd dat de roman die ik had geschreven fictief was, geen enkel autobiografisch woord bevatte. 9
Meestal nam hij niet op als ze hem belde terwijl hij bij mij was. Dan keek hij alleen maar even op zijn scherm en zette het geluid uit. Maar heel soms antwoordde hij wel en dan liep hij tijdens het praten weg. Misschien omdat hij niet wilde dat ik zou meeluisteren, misschien omdat hij bang was dat ik per ongeluk een geluid zou maken. Maar omdat mijn flat vrij klein was kon ik hem natuurlijk vaak toch horen, en hij sprak tegen haar heel anders dan tegen mij. Voor haar waren er geen lieve woordjes, geen ‘ik hou van je’ of ‘ik verlang naar je’. Alleen korte antwoorden, bijna op het stugge af. ‘Ja. Doe ik. Is goed. Ja, dat zeg ik toch. Dag.’ En steeds weer vroeg ik me af of zijn botheid tegenover haar werd aangewakkerd door mijn aanwezigheid, of dat het gewoon de manier was waarop zij met elkaar omgingen. Als hij alleen zo deed wanneer hij hier was, dan zou het haar opvallen, ze zou zich afvragen waarom hij zich plotseling zo koel gedroeg. Waarschijnlijk was dit dus gewoon hoe hun relatie was, en misschien was dat ook wel de reden dat ik nooit jaloezie voelde ten opzichte van Natascha: hij toonde mij meer affectie dan haar. Het was niet alsof Manuel een doos chocola was waarmee zij zich helemaal volvrat tot ze erin stikte, terwijl ik slechts zo nu en dan een kruimelig en wit uitgeslagen restje kreeg toegeworpen waar de wormen nog net niet uit kwamen kruipen. Nee, het was eerder andersom. Zijn huwelijk was een diepvriesmaaltijd die slechts incidenteel plichtmatig werd opgewarmd, en ons samenzijn daarentegen was een voortdurende delicatesse. Door mijn dagelijkse rendez-vous met Manuel in zijn lunchpauze zagen Nicole en ik elkaar minder vaak. Nic werkte als freelancefoto10
graaf, en vóór mijn relatie met Manuel kwam ze vaak tussen de middag bij me langs. Ze was daarmee gestopt toen ze op de stoep had gestaan op een moment dat ik haar niet had verwacht en ik had moeten uitleggen dat Manuel in mijn slaapkamer lag. Met rode wangen was ze er weer vandoor gegaan, en tegenwoordig plande ze haar bezoekjes ’s avonds en belde ze eerst om te checken of het wel uitkwam. We zaten op mijn paarse suède driezitsbank, Shep op zijn deken tussen ons in, een grote schaal tortillachips en salsa voor ons op de salontafel. Deze ochtend was ik bij het politiebureau langsgegaan om het stapeltje dreigbrieven af te geven. ‘En?’ vroeg Nic, een handje chips pakkend. Ze keek me vragend aan. ‘Gaan ze eindelijk tot actie over nu?’ Ik boog voorover om zelf wat tortilla’s te nemen, waardoor Shep hoopvol zijn neus op mijn knie plaatste. Ik schudde mijn hoofd, zowel tegen Shep als tegen Nicole. ‘Het enige wat ze kunnen doen is de brieven bewaren en zo nu en dan tijdens de wijkpatrouille mijn flatgebouw extra in de gaten houden om te kijken of ze misschien iets verdachts zien.’ Nics ogen werden groot en ze stopte even met kauwen. ‘Je flat? Denken ze dat die gek hier rondhangt?’ ‘Nee, volgens mij zeiden ze dat van die patrouille alleen maar om me gerust te stellen, me niet het idee te geven dat de politie echt volslagen nutteloos is.’ Ze lachte en duwde een streng van haar blonde haar achter haar oor om een slok thee te nemen. ‘Ja, waarschijnlijk wel.’ ‘Ik ontvang die bullshit wekelijks, maar verder gebeurt er niets.’ ‘Tja, zolang het alleen bij post blijft…’ ‘Vind ik ook. Maar Manuel maakt zich er wel echt enorm druk om, die zou het liefst zien dat er een heel leger bodyguards wacht hield voor mijn deur.’ Ze knikte. ‘Hij is bezorgd, kan ik wel begrijpen.’ ‘Maar als die man me echt iets had willen aandoen dan zou hij het 11
allang gedaan hebben. Hij weet waar ik woon en als hij me ook maar een klein beetje in de gaten houdt dan ziet hij dat ik een paar keer per dag in het park loop, kans genoeg om me te grazen te nemen. Maar hij schrijft er alleen maar over.’ Nicole mocht dan begrijpen dat Manuel bezorgd was, ik wist dat ze tegelijkertijd grondig afkeurde wat wij hadden. Ze zou aan het eind van de zomer in het huwelijk treden met Nathan en ze voelde zich natuurlijk solidair met Natascha, ook al kende ze haar niet. Ik was de minnares, de dreiging, de vijand, en Manuel was de overspelige echtgenoot. Maar zo zwart-wit was het niet. Het was nu eenmaal zo gelopen. Manuel en ik hadden het geen van beiden bewust opgezocht. Natascha was de moeder van kleine Bo, en Manuel gaf om haar om wie ze was, maar na tien jaar samen, waarvan drie getrouwd, was de passie weg en de liefde tussen hen als die van broer en zus. Zo nu en dan hadden ze wat obligate en ongeïnspireerde seks om daarna weer over te gaan tot de orde van de dag, waar sleur lang geleden de plaats had ingenomen van verlangen. Maar voor Nicole was dit geen excuus. Zij vond dat Manuel en ik er of helemaal voor moesten gaan samen, of ermee stoppen. Een tussenweg zag ze niet. ‘Het is respectloos dat hij zijn vrouw bedriegt, eerlijkheid is het minste dat zij verdient als ze al zo lang samen zijn.’ ‘Maar als hij het haar vertelt, dan kwetst hij haar alleen maar. Wat schieten ze daarmee op?’ was mijn standaardreactie. Nic geloofde echter heilig in haar standpunt. ‘Vroeg of laat komt dit vanzelf een keer uit en dan doet het haar nog veel meer pijn. Let maar op.’ En al wist ik ergens dat ze gelijk had, ik was het niet met haar eens. Het aan Natascha vertellen zou alleen maar leiden tot drama. En het zou heus niet uitkomen, daar waren we te voorzichtig voor. Schuldig voelde ik me niet. Het was goed zo, we kregen allebei wat we wilden. Hij zonder daarbij zijn gezin kwijt te raken, ik zonder mijn vrijheid te verliezen. En soms vergat ik voor het gemak gewoon even dat 12
mijn minnaar een vrouw en dochtertje had. Zijn gezinsleven stond los van mij, was ver verwijderd van wat wij hadden, en er te vaak bij stilstaan zou alleen maar een domper zetten op ons samenzijn. Wat schoten we daarmee op? Het was zijn realiteit, niet de mijne. Behalve Nicole was er maar één ander die van mijn relatie met Manuel af wist, en dat was Patricia. Ik had er bewust voor gekozen om het aan zo min mogelijk mensen te vertellen, omdat ik zelf ook wel wist dat het merendeel meteen een oordeel klaar zou hebben. Misschien niet hardop, maar een afkeurende blik of opgetrokken wenkbrauw zouden ze niet kunnen onderdrukken. Alsof ze zelf zo perfect waren. Manuel en ik grapten wel eens dat we ‘verkering’ hadden, maar de onschuld van dat woord stond in een wrang contrast met het besmeurde beeld dat anderen van onze relatie zouden hebben. Patricia echter had gegiecheld toen ik haar er aan de telefoon over had verteld. ‘O jee, haha! Kijk uit, hoor! Betaalt hij je?’ ‘Betaalt hij me? Nee, natuurlijk niet! Ik ben met hem samen omdat ik hem leuk vind, en andersom ook!’ ‘Waarom gaat hij dan niet bij zijn vrouw weg als hij jou zo leuk vindt? En weet je wel zeker dat jij de enige bent met wie hij vreemdgaat?’ Pats gebrek aan vertrouwen in mannen was het logische gevolg van haar jarenlange carrière in de prostitutie, waar het merendeel van de klanten immers getrouwd was. ‘Ik ben de enige, ja, dat weet ik zeker,’ had ik lachend gezegd. ‘En dat hij nog bij zijn vrouw is, komt doordat het de situatie anders onnodig gecompliceerd zou maken. We vinden het allebei goed zoals het nu is.’ ‘Je zal het zelf wel het beste weten,’ had ze gezegd. ‘Zolang jij je er maar goed bij voelt.’ Dat was Patricia, ze accepteerde mensen zoals ze waren, ze oordeelde niet. Wat zij tijdens haar armoedige jeugd in Brazilië had geleerd was dat iedereen zijn eigen geluk moest maken en dat anderen daar niets mee te maken hadden. 13
Drie jaar geleden was Pat naar Italië gegaan na twee maanden in Nederland te hebben gewerkt. Ze had er een rijke Amerikaan leren kennen. Hij had haar mee naar Amerika genomen, en daar had ze een paar weken bij hem gewoond, in zijn villa in Malibu. Al snel had hij, rijk als hij was, een woning voor haar gekocht in een mooi appartementencomplex in West Hollywood, en hij gaf haar een wekelijkse toelage van vijfentwintighonderd dollar. Patricia had gelachen toen ze mij erover vertelde. ‘Hij betaalt alles, en het enige wat ik hoef te doen is een paar keer per week aardig voor hem zijn! Het is niet te geloven!’ Voor haar was die situatie perfect, ze hoefde het nog maar met één man te doen. Ze was een maîtresse geworden. En behalve geld kreeg ze er ook een hoop comfort en luxe bij, wat ook bepaald niet onprettig was. Een half jaar geleden was er echter een abrupt einde aan de regeling gekomen, toen de echtgenote van haar sugar daddy de verhouding ontdekte. Bill had aanvankelijk gezegd dat hij gescheiden was, omdat dat volgens hem voor zijn gevoel ook echt zo was, maar later had hij haar verteld dat hij officieel nog wel getrouwd was. Er was echter geen liefde meer tussen hem en zijn vrouw, had hij Patricia verzekerd. Maar toch was er een rel ontstaan toen zijn relatie met Pat uitlekte. Ook al woonde Samantha in New York en Bill in Los Angeles en stelde het huwelijk geen klap meer voor, Samantha had geëist dat hij alle contact met Patricia per direct verbrak. Deed hij dat niet, dan zou ze onmiddellijk een scheiding aanvragen en aanspraak maken op minstens de helft van zijn kapitaal. Patricia vond het niet erg, ze had het appartement en de Bentley mogen houden en was bovendien slim geweest door steeds een groot gedeelte van de financiële extra’s die hij haar toestopte te beleggen in aandelen. Toen hij een einde aan de ‘relatie’ maakte, had ze genoeg spaargeld opgebouwd om geruime tijd prima van te kunnen leven. Ik kon me voorstellen dat haar reserves nu, na zes maanden, be14
gonnen op te raken. Ze had wel eens laten vallen dat het leven in Hollywood duur was, maar wanneer ik haar vroeg of ze werk had, reageerde ze ontwijkend en ik vroeg er niet op door. Misschien schaamde ze zich om te moeten toegeven dat ze toch weer in haar oude beroep was teruggevallen. Toen ik haar vertelde dat Tegengif een succes was geworden, was haar reactie uitzinnig geweest. ‘Wat geweldig!’ gilde ze door de telefoon. Ze schaterlachte. ‘Wat een goeie! Maar is er echt niemand die beseft dat het boek over jouzelf gaat?’ ‘Tot dusver niet,’ had ik geantwoord, en dat was ook zo. Zelfs mijn eigen ouders voelden niets aan, en ook mijn uitgever had er nooit vragen over gesteld. Of ze allemaal mijn spelletje meespeelden om mij te beschermen en drama te voorkomen, of dat ze werkelijk zo naïef en goedgelovig waren, wist ik niet. Pat giechelde. ‘Wat een stunt, wat een humor!’ Dat de Queens Club niet meer bestond vond ze logisch. ‘Ja, natúúrlijk zijn ze failliet gegaan! Wíj werkten er immers niet meer, haha!’ En ook zij kon zich Kees en Edith nog goed herinneren. ‘Edith, het onderdanige vrouwtje dat altijd zat te breien voordat de club openging. Weet je nog? En Kees… ik krijg gewoon rillingen als ik aan die engerd terugdenk.’ ‘Ik heb alles opgeschreven,’ vertelde ik. ‘Zelfs van mijn eigen ervaring met hem.’ ‘Jezus!’ riep ze. ‘Stel je voor dat hij het leest! Hilarisch!’ Samen hadden we gelachen. ‘Weet je trouwens zeker dat Manuels vrouw het niet weet, van jullie?’ had Pat nog gevraagd voordat we ophingen. ‘Natuurlijk,’ zei ik. ‘Hoe zou ze anders bij hem kunnen blijven?’ ‘Omdat ze haar leventje wil houden zoals het is? Misschien heeft ze alles in de gaten maar is ze bang voor de gevolgen en doet ze alsof haar neus bloedt om te voorkomen dat de hele boel escaleert. Sommige vrouwen weten dat hun man een verhouding heeft maar wil15
len niet alleen achterblijven met een klein kindje. Het kan ook zijn dat ze hoopt dat het vanzelf weer overgaat.’ Ik geloofde niet dat Natascha het wist, maar toch vroeg ik me soms af wat er zou gebeuren als ze er per ongeluk achter zou komen, als ze ineens van mijn bestaan op de hoogte was. Ze had geen idee, niet eens het kleinste vermoeden, dat haar man meer van een ander hield dan van haar. Nog altijd verkeerde ze in de illusie dat zij voor hem de enige was. Ze was gelukkig met hem en was er blind van overtuigd dat het wederzijds was, terwijl ik degene was die hem gaf wat hij werkelijk nodig had. En al zou ik het hem nooit laten merken, het begon hinderlijk te worden dat alles met hem in het geniep moest. Onze relatie bestond uit stiekeme sms’jes en fluisterende telefoontjes, en wanneer we samen waren was dat achter dichte deuren en gesloten gordijnen. Niemand die het mocht weten, zelfs zijn beste vriend had hij het niet verteld. Hij en Natascha hadden dezelfde vriendengroep, zijn beste vriend was getrouwd met haar beste vriendin, dus voor hem was het risico te groot om iemand in vertrouwen te nemen. Bovendien wilde hij zijn beste vriend niet opzadelen met zo’n groot geheim – en zwijgplicht. In zijn echte leven bestond ik niet. Het had totaal geen nut om aan hem te denken op die momenten van de dag dat hij er niet was, en toch deed ik het. We belden elkaar, sms’ten elkaar. Steeds weer en steeds meer. En het verwarde me. Het was alsof we in een trein zaten die steeds sneller en sneller ging, maar die uiteindelijk gedoemd was te ontsporen. In onze gesloten coupé zaten we gevangen in ons eigen geheim, de noodrem binnen handbereik, maar die lieten we ongemoeid. Op internet was ik vakantieaanbiedingen tegengekomen. Ik had ze bekeken, de opties overwogen. Misschien moest ik er gewoon even tussenuit, een paar weken weg van alles. Weg van de dreigbrieven, weg van Manuel. Even afstand. Een break, een moment om op 16
adem te komen. Nu ik mezelf nog kon voorhouden dat ik me niet aan hem had gehecht. Toen hij zoals gewoonlijk tussen de middag bij me was en we samen op mijn bed lagen, onze hartslag nog versneld van de passie en met de sprei losjes over ons heen, vertelde ik hem over mijn idee. ‘Hoe bedoel je, ertussenuit?’ vroeg hij. ‘Waarheen? Met wie?’ Ik haalde mijn schouders op. ‘Met niemand. Of alleen met Shep. Lekker ergens met hem een paar weken aan het strand, Rockanje, of misschien ergens op de Veluwe of zo. Niemand om me heen, rust. Geen dreigbrieven…’ Even liet hij mijn woorden op zich inwerken. ‘Lijkt je dat wel slim?’ vroeg hij toen. ‘Zodra die psycho erachter komt waar je bent komt hij je achterna, en dan? Als je dan toch weggaat kun je beter naar het buitenland gaan, denk ik. Ergens veilig in een goed hotel, bijvoorbeeld. Niet helemaal alleen in een hutje op de hei.’ ‘Hij kan er echt niet achter komen waar ik zit als ik er ’s ochtends vroeg al heen ga en verder aan niemand vertel waar ik ben,’ zei ik. Met zijn vinger trok Manuel een zigzagspoor vanaf mijn hals tot aan mijn navel, mijn huid tintelend onder zijn aanraking. ‘Je kunt natuurlijk ook gewoon hier blijven…’ ‘Ik weet ook nog helemaal niet zeker of ik ga,’ zei ik zacht. ‘Ik ben er alleen even over aan het nadenken, omdat het lekker zou zijn.’ ‘Weet je wat pas lekker zou zijn?’ vroeg hij. Ik grinnikte en bracht mijn handen onder de sprei, waar ik moeiteloos zijn gevoelige plek vond. Hij grijnsde. ‘Ja, dat ook natuurlijk. Maar wat ik eigenlijk bedoelde…’ Hij keek me serieus aan en ik voelde zijn adem op mijn wang. ‘Ik wou dat we samen weg konden, jij en ik.’ Ik vlijde me tegen hem aan, onze hoofden samen op één kussen. Zijn stem werd zacht toen hij verderging: ‘Even lekker ertussenuit, met zijn tweetjes, geen gezeik aan ons hoofd…’ Ik sloot mijn ogen. ‘Ergens in een warm land, samen in de zee…’ 17
‘Samen op de hotelkamer,’ zei hij grinnikend. Ik lachte. ‘Waarschijnlijk zouden we de hele vakantie de hotelkamer niet verlaten.’ Het was erg makkelijk om met hem mee te fantaseren, we wisten allebei dat het toch niet zou gebeuren. Dat soort dingen was voor ons niet mogelijk en dat hadden we vanaf het begin geweten. Natuurlijk zou het leuk zijn, een weekje samen weg, maar het zat er niet in en dat wist hij net zo goed als ik. ‘Soms moet ik echt op mijn tong bijten, weet je dat.’ Ik keek op. ‘Hoezo?’ ‘Om niet tegen de hele wereld te roepen hoe verliefd ik wel niet ben. Hoe fijn wij het samen hebben. Hoe geweldig ik je vind. Mijn stembanden jeuken om het van de daken te kunnen schreeuwen.’ Ik glimlachte. ‘Dat is lief.’ Hij pakte mijn hand en automatisch verstrengelden onze vingers zich. ‘Ik meen het,’ zei hij ernstig. ‘Ik zou het ook wel eens aan iemand willen vertellen,’ bekende ik, ‘in plaats van alleen maar aan Nicole. Iedereen denkt maar dat ik single ben, terwijl ik jou heb.’ ‘Soms wou ik echt dat alles anders was.’ Ik ging rechtop zitten, liet de sprei van me afglijden. Toen boog ik voorover en nam zijn gezicht in mijn handen. Langzaam kuste ik hem. ‘Het is goed zo.’ Na Sheps ochtendwandeling wist ik al voordat ik de brievenbus opende dat er, zoals iedere woensdag, post van W. in zou liggen. Ik stopte de envelop in de zak van mijn spijkerjack en nam de lift naar boven, waar ik de galerij over liep, mijn appartement in. Daar zette ik de tv aan, schonk thee in, ging op de bank zitten en scheurde de envelop open. De brief vormde een bizar contrast met de onschuldige warmte van Shep die naast me lag, de televisie die gemoedelijk aanstond op Goedemorgen Nederland, de zon die de woonkamer in scheen. 18
het wordt tijd dat je krijgt wat je verdient,
dat je zelf eens voelt hoe het is wanneer je leven voorbij is. wanneer er eindelijk gerech− tigheid is. wanneer ik jouw ogen zie wegdraaien in hun kassen, wanneer ik zie hoe je langzaam steeds witter wordt omdat al het bloed weg− stroomt uit je vieze hoerenlichaam. hoe het in stinkende stroompjes uit je sijpelt via de sneeën die ik in je kerf. en ik rits die hoe− rengleuf van je zo ver open dat het bloed klot− send uit je baarmoeder spoelt. ik ruk je tepels eraf en geef ze aan mijn kat om mee te spelen. en uiteindelijk snijd ik je polsen door omdat ik niet langer kan wachten jou de hel in te schoppen. ik zal er foto’s van maken en ze op− sturen naar je ouders en naar je uitgeverij, dan kunnen ze de plaatjes op je website zet− ten! wat zal je boek goed verkopen wanneer je straks dood bent…
Ik had kippenvel gekregen. Snel vouwde ik het papier dubbel en stopte het terug in de envelop. Op de voet gevolgd door Shep liep ik naar de keuken om mijn handen te wassen. Ik liet mezelf niet bang maken door zo’n laffe, anonieme idioot. Deze onzin zou vanzelf een keer ophouden. ’s Middags, toen Manuel geweest en weer weg was, sloeg ik het bed open zodat de lakens konden luchten. In de passpiegel die in de hoek van de slaapkamer stond trof ik mijn reflectie. Mijn lippen waren gezwollen, mijn wangen rozig. Maar mijn ogen stonden verward. Het was vreemd soms, dat ik Manuel hier zag, dat we praatten en lachten en lichamelijk in elkaar opgingen, en dat hij vervolgens weer wegging. Terug naar zijn werk, om daarna naar huis te gaan. Aan ta19
fel te schuiven bij zijn gezin, zijn vrouw een kus te geven, haar te vragen hoe haar dag was geweest. Natascha had er geen idee van dat hij iedere dag zijn minnares bezocht. En hoe graag ik ook wilde geloven dat ik me niet schuldig voelde, het bekroop me steeds vaker de laatste tijd. Ik dacht aan haar, vroeg me af hoe ze eruitzag, hoe ze rook, hoe ze aanvoelde. Of ze hem in haar armen nam wanneer hij thuiskwam. Naar hem lachte, in de deuropening op hem stond te wachten. En als ze zoenden, of het dan een tongzoen was of een vluchtig kusje op de lippen. En zou ze het echt niet weten, van mij, zelfs niet vermoeden? Hoe kon iemand zo blind zijn, hij douchte zich niet eens voordat hij bij mij wegging. Hij rook naar mij, zijn lippen smaakten naar mij. Interesseerde het haar misschien gewoon niet? Eén keer slechts had ze hem een vraag gesteld. Hij was die dag thuisgekomen met witte pluisjes in zijn haar, stofjes afkomstig uit de witte, wollen deken die ik op bed over ons heen had getrokken. Natascha had hem gevraagd wat dat voor pluisjes waren en Manuel had verbaasd door zijn haar gewreven en geantwoord dat hij het niet wist. Vervolgens had zij er niet over doorgevraagd, haar naïeve vertrouwen even misplaatst als mijn schuldgevoel terecht. ‘Ze heeft je boek gevonden,’ zei hij de volgende dag. ‘Wat?’ ‘Het zat in mijn tas.’ ‘Wat deed het nog in je tas dan? Je hebt het al lang uit.’ ‘Ja, ik kan het moeilijk thuis in de kast zetten. Het idee alleen al.’ ‘Zei ze er wat over?’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Niet echt. Ze vond het geloof ik een beetje vreemd dat ik een roman aan het lezen ben. Ze weet ook wel dat ik me daar niet voor interesseer.’ ‘Dus ze weet niet dat je mij kent.’ ‘Nee, en dat hou ik natuurlijk zo. Al wist ze trouwens wel wie jij was! Ze had je een keer in een tijdschrift gezien, zei ze.’ 20
Natascha wist dus van mijn bestaan. En had er geen idee van welke connectie ik met haar eigen leven had. ‘Als ze het boek zelf wil lezen zeg ik dat ik het nog niet uit heb,’ zei hij. Ik knikte goedkeurend. ‘Slim.’ Ik probeerde me voor te stellen dat Natascha mijn boek aan het lezen was. Dat ze ermee op de bank zat, met iets wat was geschreven door de geheime vriendin van haar man. Manuel naast haar terwijl ze het las. Of nog erger, dat ze ermee in bed lag en het boek op haar nachtkastje legde voordat ze gingen slapen. Zij samen in bed, ik ernaast. Soms wilde ik aan Manuel vragen of híj dacht ze het wist, maar ik deed het niet, hij hoefde niet te weten dat ik me daarmee bezighield. Toch was het vreemd dat hij aan de ene kant zo voorzichtig was in het verborgen houden van onze relatie, dat hij mijn nummer onder een mannennaam in zijn telefoon had staan en een speciaal e-mailadres had aangemaakt waarop alleen ik hem mailde, maar aan de andere kant zo nonchalant deed. Op het roekeloze af. Soms stuurde hij ’s avonds een sms’je dat hij nog steeds naar mij rook. Dat hij daar dan niets aan deed begreep ik niet, en dat zij het niet merkte nog minder.
21
Onderuitgezakt zaten Nicole en ik op de grote, paarse loungekussens op mijn balkon, met de namiddagzon in ons gezicht en Shep tevreden tussen ons in. Gisteren waren we de stad in geweest om de perfecte trouwjurk voor haar te vinden. Haar moeder was ook meegegaan en het was een lange middag geworden, waarin negen jurken in vier verschillende winkels werden gepast voordat Nic er uiteindelijk een had gevonden die aan al haar wensen voldeed. Tijdens de welverdiende pizza die we daarna bij IlCarretto waren gaan eten, had Nicole een voldane blos op haar wangen gehad en was haar moeder met een trotse blik in haar ogen in gedachten verzonken geweest. Ik had naar ze gekeken en had niet kunnen nalaten te denken hoe ironisch het was dat iedereen altijd met zo’n enthousiast gevoel het huwelijk inging terwijl we allemaal wisten dat een op de drie verbintenissen uitliep op een echtscheiding. Hoe was Manuel geweest in de maanden voorafgaand aan de grote dag? En Natascha, had zij ook met haar moeder en haar beste vriendin haar jurk uitgezocht, niet wetend dat slechts drie jaar na hun trouwdag haar man al behoefte zou hebben aan een ander? Nics stem trok me uit mijn gedachten, terug naar het heden. ‘Weet je al waar je naartoe gaat voor je vakantie?’ ‘Nog niet, eigenlijk. Manuel zegt dat ik het beste naar het buitenland kan gaan omdat die freak die mij dreigbrieven stuurt anders misschien achter me aankomt.’ Ze zette haar zonnebril af, keek me geschrokken aan. ‘Is dat mogelijk?’ ‘Nee, ik denk het niet. Maar goed, op zich trekt het buitenland me wel. Ik weet alleen nog niet waar.’ 22
‘Jammer dat ik niet met je mee kan,’ merkte ze op. Ik schoot in de lach. ‘Jij gaat over acht weken lekker op huwelijksreis, wat dacht je daarvan!’ Nicole glimlachte, haar ogen glansden. ‘Ja, dat is waar. Kan echt niet wachten.’ Even zwegen we allebei. ‘Vindt Manuel het niet jammer dat jullie niet samen ergens heen kunnen?’ vroeg Nicole toen. ‘Voor dat soort dingen heeft hij Natascha,’ zei ik kort. Een wolk schoof voor de zon, het werd fris op het balkon. Voordat Nicole er nog iets over kon zeggen stond ik op en liep terug naar binnen. Steeds vaker betrapte ik mezelf erop dat ik er misschien toch last van had. Jaloezie. Langzaam, bijna ongemerkt, was het gevoel ontstaan. Ik merkte het aan kleine dingen. De zak dropjes in het zijvakje van de auto, aan de passagierskant, als een stille verwijzing naar haar bestaan. Ik had de dropjes gezien toen we een paar dagen geleden na het vrijen milkshakes waren gaan drinken bij de McDrive langs de Groene Kruisweg. De blonde haren op zijn zwarte t-shirt, die me vertelden dat hij haar die dag dicht bij zich had gehad. Dat hij haar had omhelsd, gezoend ook waarschijnlijk, misschien nog meer. Rationeel gezien wist ik dat het logisch was dat hij zo nu en dan intiem was met zijn vrouw, het was niet meer dan vanzelfsprekend. Volslagen normaal zelfs. Onvermijdelijk. Maar dat wilde niet zeggen dat ik het graag onder mijn neus kreeg gewreven. Zolang ik er niet aan werd herinnerd, zolang ik er niet bij hoefde stil te staan dat hij ook met haar zoende, ook met haar de liefde bedreef, ook háár in zijn armen nam en haar lichaam liefkoosde, was er niets aan de hand. In mijn werkelijkheid leefden alleen hij en ik, en was zij er niet. Maar soms doken ineens getuigenissen op van haar bestaan, bewijsmateriaal dat ze echt was, dat ze van hem was en hij van haar. En ik was niet van steen, niemand zou het leuk vinden om restjes 23
van de romantische handelingen tussen haar geliefde en een andere vrouw te moeten aanschouwen, ook al besefte ik heus wel dat ík de andere vrouw was. Het probleem was dat in míjn belevingswereld zíj the other woman was, en het kostte me steeds meer moeite om te doen alsof het niet zo was, er niet aan te denken. Hij deed het niet expres, dat wist ik ook wel. Het was niet alsof hij voordat hij van huis ging met opzet een paar lange, blonde haren uit Natascha’s haarborstel plukte en die strategisch op de rug van zijn shirt drapeerde zodat ik ze zou zien op het moment dat ik hem van achteren wilde vastpakken. Maar het waren wel dit soort momenten waarop ik me afvroeg wat het eigenlijk voor zin had. Als ik hem stevig wilde omhelzen en dan zag dat zij me die dag al voor was geweest, hoefde het voor mij niet meer. In het begin had dat me nooit dwarsgezeten. Manuel ging ervan uit dat ik nog steeds nergens last van had, dat ik het goed vond zo. En ik wist ook niet wat er ineens was gebeurd, waardoor alles was veranderd. Ik moest gewoon echt even weg, Shep meenemen, op een plek zijn waar niemand me kende en waar ik de wereld kon laten voor wat het was. Mijn hoofd leegmaken. Mijn hart leegmaken. De inhoud van mijn brievenbus de volgende ochtend bevestigde het gevoel dat ik er even tussenuit moest. Voor de eerste keer arriveerde er een haatbrief terwijl er nog geen week was verstreken sinds ik de laatste had ontvangen. W. had het tempo opgevoerd. Ik opende de envelop zoals gewoonlijk op de bank, met de televisie afgestemd op het ochtendjournaal. Hij voelde dikker aan dan anders, en bij het openvouwen van de brief viel er een foto uit die ondersteboven voor mijn voeten op de grond belandde. Shep sprong van de bank en snuffelde eraan. Ik bukte en trok hem onder Sheps neus vandaan. Een kreet van afschuw kon ik niet onderdrukken. ‘Nee,’ riep ik, tegen de foto. ‘Nee!’ Shep keek me geschrokken aan, zijn oren stonden rechtovereind. 24
Dit ging te ver. W. was bij me in de buurt geweest. Hij had een foto van me gemaakt. Ik wist honderd procent zeker dat dit geen afbeelding was die hij van internet had geplukt. De foto was gisteren genomen, zag ik aan het witte vest dat ik droeg. Op de foto was te zien hoe ik in het park liep, een zonnebril op, Shep naast me spelend met een stok. Het papier van de foto was bekrast, en de plek waar mijn hoofd zat, was besmeurd met de roestige kleur van opgedroogd bloed. Ik pakte mijn telefoon en belde de politie. Toen ik ’s avonds mijn laptop opende om mijn mail te lezen, stond er een bericht van Patricia in mijn inbox. Al voor het openen glimlachte ik, het was altijd leuk om van haar te horen, of het nu per mail of per telefoon was. In mijn laatste bericht aan haar had ik geschreven dat ik vakantie wilde maar nog niet wist waarheen. In dit mailtje vol enthousiaste uitroeptekens nodigde ze me spontaan uit om haar te komen opzoeken. In gedachten kon ik haar opgewonden stem al horen: ‘Kom hierheen! Kim! Kom bij mij logeren! Je kunt blijven zo lang je wilt!’ Ik wist meteen dat het een geweldig idee was. Al die tijd had ik aangevoeld dat ik een break nodig had, maar geen moment was het in me opgekomen om naar Patricia te gaan. Het zou fantastisch zijn om haar weer te zien na drie jaar. En bovendien was het de perfecte manier om ontraceerbaar ver weg te zijn van die gevaarlijke gek. Ik zou een maand gaan, misschien twee. En Manuel, tja. Die zou er nog steeds zijn wanneer ik terugkwam. In de tussentijd zou hij zonder al te veel moeite terugvallen in het bestaan dat hij had geleid voordat ik in zijn leven was gekomen. Een bestaan dat hij nog steeds leidde, zijn echte leven. Ik klikte op ‘beantwoorden’. We zaten op mijn bed, beiden nog aangekleed. Ik had ervoor gekozen het hem te vertellen vóór de seks, voordat we alle besef van tijd 25
kwijtraakten en hij zich vervolgens gehaast en met zijn boxershort chaotisch achterstevoren aangetrokken naar zijn werk moest terugspoeden omdat hij weer te lang was weggebleven. Hij deed zijn best nu om vrolijk te reageren op mijn bericht, om blij voor me te zijn, maar zijn gezicht verraadde zijn ware gevoelens. ‘Maar wanneer kom je dan weer terug?’ wilde hij weten. ‘Dat weet ik niet.’ Zonder wat te zeggen pakte hij me beet, stevig. Ik liet hem, sloot mijn ogen, en een tijdlang zaten we zo, hij met zijn armen om me heen, ik met mijn hoofd op zijn schouder. De stem van Elvis die uit de cd-speler in de woonkamer kwam, was het enige geluid. Toen maakte hij zich los en keek me diep in mijn ogen. ‘Ik hou van je, Kim.’ ‘Ik ook van jou,’ zei ik, zacht en voor de allereerste keer. Mijn ouders zouden voor Shep zorgen. Shep was daar graag, het was de plek waar hij was opgegroeid, de omgeving waar hij de eerste jaren van zijn leven had doorgebracht toen ik nog thuis woonde. Over de met bloed bevlekte foto had ik mijn vader en moeder niet verteld, het zou ze alleen maar nog ongeruster maken. De politie vond dat mijn beslissing om even weg te gaan goed was. Nu het zeker was dat W. bij me in de buurt was geweest, namen ze de bedreigingen serieuzer. ‘Maar maakt u zich geen zorgen,’ had agent Beermann gezegd, ‘u kunt gewoon op reis gaan en dan houden wij hier alles voor u in de gaten.’ Dat ik Manuel zou gaan missen was nog een teken dat ik er goed aan deed weg te gaan. Mijn gevoelens voor hem gingen steeds dieper, en mijn vertrek zou in ieder geval voorkomen dat ze zouden toenemen. Ze woekerden, niet gezaaid maar toch ontstaan, gevoelens die nergens thuishoorden. Ik kon merken dat hij het er ook moeilijk mee had dat we elkaar een tijd niet gingen zien. Hij had er een gewoonte van gemaakt me vanuit zijn auto te bellen wanneer hij na zijn werk op weg naar huis 26
was, en dagelijks waren het de gesprekken die je alleen kon voeren met iemand bij wie je je echt op je gemak voelde, tegen wie je alles kon zeggen wat er in je opkwam en het gesprek vanzelf liep. Maar vandaag was het anders, vandaag schuurde de conversatie, waren onze woorden stroef en vielen er stiltes. Het lukte ons geen van beiden om de vrolijke, ongedwongen toon erin terug te brengen. Ik was nog niet eens weg en nu al was het anders.
27