Ouderen in Rivierenland 2011
Resultaten van een onderzoek naar gezondheid en welzijn van 65-plussers
GGD Rivierenland
Colofon GGD Rivierenland, december 2011 Overname van gegevens is toegestaan, mits voorzien van bronvermelding. Auteur: M. Moerman Foto omslag: G. Oosterveld Uitgave: Afdeling Epidemiologie, Gezondheidsbevordering en Beleid GGD Rivierenland Postbus 6062 4000 HB Tiel Telefoon: (0344) 69 87 00
[email protected] www.ggdrivierenland.nl
Het verzorgingsgebied van GGD Rivierenland omvat de gemeenten Buren, Culemborg, Geldermalsen, Lingewaal, Maasdriel, Neder-Betuwe, Neerijnen, Tiel en Zaltbommel.
Samenvatting De monitorcyclus en lokaal gezondheidsbeleid gemeenten Elk jaar onderzoekt de GGD, in opdracht van de gemeenten, de gezondheidssituatie van een leeftijdsgroep, zodat na vier jaar de totale bevolking in beeld is. Door het herhalen van de onderzoeken volgt de GGD de gezondheid van de bevolking en worden trends zichtbaar. Gemeenten zijn verplicht iedere vier jaar een nota gezondheidsbeleid te schrijven, gebaseerd op de gezondheidssituatie van de eigen inwoners. De gezondheidsmonitorcyclus helpt hen hierbij. Binnen deze monitorcyclus is eind 2010 het ouderenonderzoek voor de tweede keer uitgevoerd. Door landelijke afspraken wordt eind 2012 voor de derde keer een ouderenonderzoek uitgevoerd, tegelijk met de volwassenenmonitor. Onderzoeksmethode Het onderzoek is in het najaar van 2010 uitgevoerd onder een willekeurig geselecteerde groep zelfstandig wonende 65-plussers in regio Rivierenland. Van de 2620 verstuurde vragenlijsten waren er 1555 bruikbaar voor analyse, waardoor de bruikbare respons voor de regio uitkomt op 59%. De resultaten zijn representatief (naar leeftijd en geslacht) voor zelfstandig wonende ouderen, maar iets gunstiger dan in werkelijkheid: lager opgeleiden en ongezondere mensen doen minder vaak mee aan onderzoek. Wie zijn de ouderen? De groep 65-plussers in de regio bestaat voor 56% uit vrouwen. Vier procent van de ouderen in de regio is van niet-Nederlandse herkomst. Een op de drie woont alleen. Zeventig procent van de ouderen is laag opgeleid (lager onderwijs, LBO of MAVO). Elf procent van de ouderen heeft het voorgaande jaar moeite gehad met rondkomen en voor een kwart van de 65-plussers is de AOW de enige inkomstenbron. Lichamelijke gezondheid Bij de beoordeling van de eigen gezondheid spelen naast lichamelijke gezondheid ook het sociaal en psychisch functioneren een rol. Hoe slechter iemand zijn of haar eigen gezondheid ervaart, hoe hoger de kans op overlijden. In Rivierenland vindt 70% de eigen gezondheid (zeer) goed of uitstekend en 30% vindt de eigen gezondheid matig of slecht. In de regio geeft 82% van de ouderen aan minstens één chronische aandoening te hebben. De drie meest voorkomende aandoeningen zijn: hoge bloeddruk, gewrichtsslijtage van heup/knie en suikerziekte. Van de ouderen in de regio wordt 53% door een chronische aandoening belemmerd bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis, in werk of in vrije tijd. Eén op de drie ouderen heeft één of meer lichamelijke beperkingen: 26% in mobiliteit (bukken, dragen, lopen), 11% in het horen en 9% in het zien. Mede daardoor geeft 31% van de 65-plussers aan dat het uitvoeren van één of meer huishoudelijke werkzaamheden niet meer lukt. Het vaakst hebben ouderen moeite met zware huishoudelijke werkzaamheden (zoals ramen zemen) en met bedden verschonen. In Rivierenland heeft 18% van de ouderen in de afgelopen drie maanden een valongeval gehad. De meesten vallen in en om het huis. Van alle 65-plussers in de regio heeft 11% belangstelling voor een cursus valpreventie. Eén op de vijf ouderen (19%) gebruikte slaap- of kalmeringsmiddelen in de voorgaande twee weken. Veertien procent van alle ouderen slikt deze middelen al langer dan 2 jaar.
3
Psychische gezondheid Geestelijke gezondheid wordt vaak gezien als de mate waarin psychische klachten afwezig zijn. Van de 65-plussers in regio Rivierenland is 20% psychisch ongezond. Ook bij ouderen is er een groot verlies aan kwaliteit van leven door het risico op een angststoornis of depressie: 34% heeft een matig risico op een angststoornis of depressie en 2% een hoog risico. Een uiting van psychische ongezondheid is het hebben van een probleem dat dag en nacht bezighoudt: 21% heeft dit. Problemen die het vaakst genoemd worden, zijn problemen met de lichamelijke gezondheid (10%), zorg om (klein)kinderen (8%) en zorg om partner (6%). Leefstijl Een verandering in leefstijl kan ook op oudere leeftijd nog gezondheidswinst opleveren. De meeste ouderen beginnen de dag met een ontbijt (93%). Driekwart gebruikt dagelijks een warme maaltijd, 71% eet dagelijks fruit, 66% eet dagelijks groente en 74% eet minimaal 1 keer per week vis. Achttien procent van de ouderen gebruikt vitamine D supplementen. Bijna driekwart van de ouderen voldoet niet aan de vochtnorm; ze drinken te weinig (minder dan 9 glazen/kopjes per dag). Ruim de helft van de 65-plussers in de regio (56%) voldoet aan de beweegnorm: minimaal 5 dagen per week een half uur matig intensief bewegen. Een lichamelijke beperking is de belangrijkste reden om niet méér te bewegen dan men al doet. Overgewicht is vaak het gevolg van een verkeerde leefstijl. Van de ouderen in de regio heeft 63% overgewicht (45% overgewicht en 18% ernstig overgewicht). Twaalf procent van de ouderen rookt en bijna een kwart (23%) van de 65-plussers drinkt meer dan de Gezondheidsraad adviseert (maximaal 14 glazen alcohol per week voor mannen en maximaal 7 glazen alcohol per week voor vrouwen). Drie procent van de 65-plussers in Rivierenland heeft wel eens vragen over seksualiteit, 13% vindt dat er meer aandacht moet zijn voor seksualiteit bij ouderen. Omgeving Acht op de tien ouderen in Rivierenland (82%) woont in een eengezinswoning of flat, 16% woont in woning voor ouderen (zelfstandige seniorenwoning, woongemeenschap voor ouderen, serviceflat, etc.) en 3% woont in een ander type woning. Van de ouderen woont (58%) in een koopwoning. Een kwart van de ouderen in de regio wil verhuizen. Ook voor ouderen is een gezond binnenmilieu van belang. Echter, ruim de helft van de ouderen ventileert de woonkamer onvoldoende. Met het stijgen van de leeftijd wordt vervoer moeilijker. Vijf procent van de ouderen heeft (bijna) altijd problemen met vervoer waardoor ze niet komen waar ze wel zouden willen zijn; 19% heeft soms te maken met deze vervoersproblemen. Veiligheid is meer dan de afwezigheid van criminaliteit, het heeft ook te maken met het gevoel van veiligheid. Acht procent van de ouderen in de regio voelt zich overdag soms of vaak onveilig en 19% ´s avonds of ´s nachts. Blootstelling aan geluid vormt een belangrijk probleem voor de volksgezondheid in Nederland. In de vragenlijst is gevraagd in hoeverre men hinder ondervindt van verschillende geluidsbronnen. Ouderen ervaren vooral ernstige geluidshinder door brommers en scooters (8% van de ouderen in Rivierenland).
4
Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring wordt gepleegd. Hierbij kan het gaan om psychisch of emotioneel geweld, lichamelijk geweld, ongewenste seksuele toenadering en seksueel misbruik. In Rivierenland geeft 5% van de 65-plussers aan (ooit) slachtoffer te zijn (geweest) van huiselijk geweld. Eenzaamheid komt voor onder alle leeftijden. In de regio is 8% van de zelfstandig wonende ouderen (zeer) ernstig eenzaam en 36% is matig eenzaam. Binnen het geheel van zorg neemt informele zorg of mantelzorg een belangrijke plaats in. Veertien procent van de ouderen ontvangt momenteel mantelzorg. De mantelzorg bestaat vooral uit hulp in huishouding, financiële administratie en begeleiding en vervoer. Twaalf procent van de ouderen geeft momenteel zelf mantelzorg. Voorzieningen Een goed functionerend en adequaat aanbod van welzijnsvoorzieningen stelt oudere mensen in staat om deel te blijven nemen aan maatschappelijke activiteiten en om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Ouderen in Rivierenland maken vooral gebruik van hulp bij administratieve en financiële activiteiten, recreatieve/culturele - en sport activiteiten voor ouderen en van vervoersvoorzieningen. Voor een aantal voorzieningen geldt dat er relatief veel ouderen zijn die aangeven de voorziening niet te gebruiken terwijl men er wel behoefte aan heeft. Het gaat hierbij om hulp in en om huis van een vrijwilliger, bewegingsactiviteiten voor ouderen, vervoer naar voorzieningen en personenalarmering. Over het algemeen zijn de meeste ouderen wel bekend met de diensten waarnaar is gevraagd. Het minst bekend zijn de ouderenadviseur en de Eettafel; bij 8% resp. 7% onbekend. Om gebruik te kunnen maken van het aanbod aan voorzieningen, moet ouderen weten hoe ze een voorziening moeten aanvragen. De Thuiszorg, woningaanpassing, vervoersvoorziening en activiteiten voor ouderen zijn de voorzieningen waarvan veel ouderen wel weten hoe die aan te vragen zijn. Schuldhulpverlening is de voorziening die het minst bekend is. Dat voorzieningen op een acceptabele afstand van het woonadres beschikbaar zijn, kan helpen om ouderen zelfstandig naar deze voorzieningen toe te laten gaan. Echter, veel voorzieningen zijn volgens ouderen te ver weg: gemeenteloket (38%), bank (32%), zorgloket (32%), polikliniek (29%) en de bibliotheek (21%). Gezondheidsverschillen Bij de analyses van de resultaten is bekeken of er verschillen bestaan tussen de verschillende leeftijdsgroepen, tussen mannen en vrouwen, tussen de hoog- en laagopgeleiden en tussen ouderen uit de regio en ouderen uit Oost-Nederland. In deze rapportage wordt alleen over verschillen gesproken als de percentages tussen groepen minstens 5% van elkaar verschillen. Gezondheidsverschillen tussen hoog- en laagopgeleiden Er is een groot verschil in gezondheid tussen hoog- en laagopgeleiden. Lager opgeleiden hebben meer chronische aandoeningen, vaker een lichamelijke beperking (horen/zien/mobiliteit), zijn vaker psychisch ongezond en hebben een hoger risico op een angststoornis of een depressie. Lager opgeleiden voelen zich ook vaker onveilig.
5
Door de slechtere gezondheid zijn lager opgeleiden vaker belemmerd in hun bezigheden, hebben ze meer problemen met vervoer en krijgen ze vaker mantelzorg. Ook hebben ze vaker alleen AOW, meer moeite met rondkomen en weten ze minder goed waar ze voorzieningen kunnen aanvragen. Verschillen tussen ouderen in Rivierenland en Oost-Nederland In Rivierenland zijn iets meer ouderen psychisch ongezond. Wat betreft leefstijl valt op dat minder ouderen dagelijks groente en een warme maaltijd nuttigen, dat er minder gefietst en gewandeld wordt en minder gesport (anders dan ouderensport). Verder valt op dat minder ouderen weten waar ze een bepaalde voorziening moeten aanvragen. Voorzieningen zijn vaker te ver weg. Iets meer ouderen moeten rondkomen van alleen AOW. Het rapport sluit af met aanbevelingen aan de gemeenten. Geadviseerd wordt door te gaan met lopende activiteiten en aan te sluiten bij ontwikkelingen in de regio. Ook wordt aangegeven waarom gemeenten de gezondheid van hun ouderen dienen te bewaken en te bevorderen.
6
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Gemeentelijke verantwoordelijkheid 1.2 Doelstelling ouderenmonitor 2010-2011
9 9 10
Hoofdstuk 2 Methode en respons 2.1 Onderzoekspopulatie 2.2 Onderzoeksopzet 2.3 Vragenlijst 2.4 Respons 2.5 Weging 2.6 Gegevensverwerking en analyse
11 11 11 11 12 12 12
Hoofdstuk 3 Achtergrondkenmerken 3.1 Inleiding 3.2 Geslacht en leeftijd 3.3 Burgerlijke staat en samenstelling huishouden 3.4 Opleiding 3.5 Etniciteit 3.6 Financiële situatie
13 13 13 14 14 15 16
Hoofdstuk 4 Lichamelijke gezondheid 4.1 Ervaren gezondheid 4.2 Ziekten en aandoeningen 4.3 Beperkingen 4.4 Valongevallen 4.5 Slaap- en kalmeringsmiddelen
17 17 18 19 21 22
Hoofdstuk 5 Psychische gezondheid 5.1 Psychische gezondheid 5.2 Risico op angststoornissen en depressie 5.3 Ervaren problemen 5.4 Regie over eigen leven
25 25 25 26 26
Hoofdstuk 6 Leefstijl 6.1 Voeding 6.2 Bewegen 6.3 Overgewicht 6.4 Roken 6.5 Alcoholgebruik 6.6 Seksualiteit
27 27 29 30 31 31 32
Hoofdstuk 7 Omgeving 7.1 Woonsituatie en verhuiswens 7.2 Binnenmilieu 7.3 Vervoer 7.4 Ervaren veiligheid 7.5 Geluidshinder 7.6 Huiselijk geweld 7.7 Eenzaamheid
33 33 33 34 34 35 36 36 7
7.8 Mantelzorg ontvangen en geven
37
Hoofdstuk 8 Voorzieningen 8.1 Gebruik en behoefte voorzieningen 8.2 Bekendheid met aanvragen van voorzieningen 8.3 Bereikbaarheid voorzieningen
39 39 40 40
Hoofdstuk 9 Trends en verschillen in gezondheid 9.1 Vergelijking gezondheid ouderen nu met die in 2005 9.2 Gezondheidsverschillen hoog- en laagopgeleiden
43 43 43
Hoofdstuk 10 Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen
47 47 48
Overzichtstabel met de belangrijkste resultaten
53
Referenties
55
Tabellenboek Bijlage: Vragenlijst
8
Hoofdstuk 1 Inleiding Leeswijzer: Deze rapportage beschrijft de resultaten van de Ouderenmonitor 2010-2011 voor de regio Rivierenland. Het rapport begint met een samenvatting, voor de snelle lezer biedt deze een kort overzicht van de resultaten. De eerste hoofdstukken beschrijven de doelstelling, opzet en methode van de ouderenmonitor. Vanaf hoofdstuk 3 volgen achtereenvolgens de hoofdstukken met resultaten, te beginnen met de achtergrondkenmerken. In hoofdstuk 9 ‘Trends en verschillen’ wordt de gezondheid van ouderen nu vergeleken met die in 2005. Ook worden verschillen samenhangend met sociaaleconomische positie (opleiding) beschreven. Hoofdstuk 10 beschrijft de conclusies van het onderzoek met daarbij een aantal aanbevelingen. Een overzichtstabel en een tabellenboek sluiten dit rapport af. In de bijlage de vragenlijst die voor het onderzoek is gebruikt. 1.1 Gemeentelijke verantwoordelijkheid De Wet publieke gezondheid (Wpg) verplicht gemeenten actief te zijn op het gebied van de volksgezondheid. Aan de Wpg is een specifiek artikel over de ouderengezondheidszorg toegevoegd, dat per 1 juli 2010 in werking is getreden. In artikel 5a is de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventief gezondheidsbeleid voor ouderen vastgelegd. In de woorden van de toenmalige minister van Volksgezondheid (de heer Klink) draagt de gemeente daarmee zorg voor het monitoren, signaleren en voorkomen van gezondheidsproblemen bij ouderen boven de 65 jaar. Op grond van de Wpg dient elke gemeenteraad elke vier jaar een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid vast te stellen. De nota moet gebaseerd zijn op inzicht in de gezondheidssituatie van de lokale bevolking die op gestandaardiseerde wijze en middels epidemiologische analyses verkregen wordt. De uitvoering van epidemiologisch onderzoek is door gemeenten weggezet bij hun GGD. De GGD’en in Gelderland en Overijssel geven gezamenlijk vorm aan deze taak in de vorm van een monitorcyclus (tabel 1). Door deze samenwerking kan efficiënter gewerkt worden, zijn de uitkomsten onderling vergelijkbaar en is er een referentiecijfer beschikbaar. Omdat de problematiek in de verschillende leeftijdsgroepen (kinderen, jeugd, volwassenen en ouderen) verschilt, worden er vier verschillende monitors uitgevoerd. Door de monitors te herhalen kunnen veranderingen in de gezondheid van de bevolking worden gesignaleerd en worden trends zichtbaar. In dit kader werd in het najaar van 2010 de ouderenmonitor onder 65-plussers voor de tweede keer uitgevoerd. In 2005 werd de eerste ouderenmonitor uitgevoerd. Door landelijke afspraken tussen CBS, RIVM en GGD Nederland voeren alle GGD-en in Nederland in 2012 opnieuw een ouderenmonitor uit, tegelijk met de volwassenenmonitor. Tabel 1: Monitorcyclus Jaar Monitor 2003 E-MOVO, jeugdmonitor 2005 Ouderenmonitor 2007 E-MOVO, jeugdmonitor 2008 Volwassenenmonitor 2009 Kindermonitor 2010 Ouderenmonitor 2011 E-MOVO, jeugdmonitor 2012 Volwassenen- en ouderenmonitor
Doelgroep klas 2 en 4 van het VO zelfstandig wonende 65-plussers klas 2 en 4 van het VO 19 t/m 64 jaar 0 t/m 11 jaar zelfstandig wonende 65-plussers klas 2 en 4 van het VO 19 t/m 64 jaar en 65-plussers
9
1.2 Doelstelling ouderenmonitor 2010-2011 Het doel van het onderzoek is het bieden van inzicht in de gezondheid van zelfstandig wonende ouderen in de leeftijd van 65 jaar en ouder in Rivierenland en in factoren die de gezondheid beïnvloeden. Hiermee wil de GGD een constructieve bijdrage leveren aan het regionale, lokale én integrale gezondheidsbeleid. Ouderen die in instellingen wonen vallen buiten het bereik van dit onderzoek, omdat de preventieve gezondheidszorg voor ouderen zoals beschreven in de Wpg, zich in eerste instantie niet richt op deze groep ouderen. De term ‘gezond ouder worden’ (healthy ageing) staat centraal in de preventieve gezondheidszorg voor ouderen. ‘Gezond ouder worden’ staat voor het proces waarin de kansen op lichamelijke, sociale en geestelijke gezondheid worden geoptimaliseerd zodat ouderen actief aan de samenleving kunnen deelnemen en een onafhankelijk leven kunnen leiden met een goede levenskwaliteit. Het gaat bij gezond ouder worden niet alleen om het voorkomen en uitstellen van ziekten en sterfte, maar vooral ook om het voorkómen en terugdringen van beperkingen in het functioneren en het bevorderen van de zelfredzaamheid, participatie en een goede kwaliteit van leven (Zantinge et al., 2011).
10
Hoofdstuk 2 Methode en respons 2.1 Onderzoekspopulatie De ouderenmonitor is uitgevoerd in alle 9 gemeenten in regio Rivierenland. Onder inwoners in de leeftijd van 65 jaar en ouder is een gezondheidsvragenlijst verspreid. Met behulp van de gemeentelijke basisadministratie is hiervoor een aselecte steekproef getrokken. Tabel 2 geeft het aantal 65-plussers in regio Rivierenland weer. Tabel 2: Aantal 65-plussers in Rivierenland mannen Rivierenland 13.003
vrouwen 16.313
Totaal 29.316
Uit elke gemeente zijn naar rato 65-plussers in de steekproef opgenomen, zodat betrouwbare uitspraken op regioniveau kunnen worden gedaan. In de gemeente Culemborg is de steekproef extra opgehoogd om op gemeente- en ook op wijkniveau (Terweijde) betrouwbare uitspraken te kunnen doen. In totaal zijn in regio Rivierenland 2620 vragenlijsten uitgezet. 2.2 Onderzoeksopzet Voor de versturing van de uitnodiging om deel te nemen aan deze monitor, is een bestand met naam en adres van de personen in de steekproef aan een extern bedrijf toevertrouwd dat zorg droeg voor de verzending. Aan alle personen uit dit aanschrijfbestand is eind september 2010 de eerste uitnodiging. Iedereen ontving een uitnodigingskaart met daarop een inlogcode om via internet de vragenlijst in te vullen. Na het invullen van de digitale vragenlijst kregen de respondenten een persoonlijk leefstijladvies gericht op gezond ouder worden en vitaal blijven. Aan de hand van de inlogcode, die de deelnemers invoerden bij het invullen van de vragenlijst, kon worden bijgehouden welke personen hadden deelgenomen aan het onderzoek. Deze personen werden vervolgens verwijderd uit het aanschrijfbestand. Tevens werden de personen die (telefonisch) te kennen gaven niet te willen deelnemen aan het onderzoek en de personen waarvan het adres onjuist bleek te zijn, uit het aanschrijfbestand verwijderd. Aan de resterende personen in het aanschrijfbestand werd half oktober een herinneringsbrief gestuurd, waarbij een schriftelijke vragenlijst werd toegevoegd, zodat men naast de digitale mogelijkheid ook de mogelijkheid kreeg de vragenlijst op schrift in te vullen. Tot slot is half november een tweede herinnering verstuurd om nogmaals te vragen of men bereid was deel te nemen aan het onderzoek. De teruggestuurde vragenlijsten zijn door het externe bedrijf ingescand. Door de GGD zijn deze ingescande vragenlijsten samen met de ingevulde digitale vragenlijsten verwerkt tot een databestand, waarin alleen de antwoorden van de respondenten op de vragenlijsten zijn opgenomen, dus geen naam en adresgegevens, zodat de privacy van de deelnemers is gewaarborgd. 2.3 Vragenlijst De vragenlijst bestond uit een basis en een keuzegedeelte. Het basisgedeelte bestond uit vragen waarover een hoge mate van consensus bestond tussen de deelnemende GGD’en onderling en waarvan ook een sterke relevantie voor toekomstig beleid uitgaat.
11
Daarnaast werden ook indicatoren van de inspectie Openbare Gezondheidszorg opgenomen. Het keuzegedeelte werd bepaald door de wensen van de 81 gemeenten in Oost-Nederland. Dit resulteerde in één en dezelfde vragenlijst voor alle GGD’en, met uitzondering van GGD IJsselland die een extra deel keuzevragen heeft toegevoegd. Indien aanwezig is in de vragenlijst gebruik gemaakt van standaardvraagstellingen van de Lokale en Nationale Monitor Gezondheid. De vragenlijst bestond uit vragen over de volgende onderwerpen: achtergrondkenmerken, lichamelijke en geestelijke gezondheid, zelfredzaamheid en zorg, vervoer, welzijn, mantelzorg ontvangen, mantelzorg geven, welzijnsvoorzieningen, sociale omgeving en vrije tijd, gedrag en leefstijl, negatieve ervaringen in huiselijke kring, woonsituatie en financiële situatie. 2.4 Respons Van de 2620 verstuurde vragenlijsten in de regio Rivierenland waren er 1555 bruikbaar voor analyse, waardoor de bruikbare respons voor de regio uitkomt op 59%. Hiervan heeft een kwart de vragenlijst digitaal ingevuld en driekwart schriftelijk. 2.5 Weging Om de uitkomsten van de respondenten representatief te maken voor de gehele regio Rivierenland worden de gegevens gecorrigeerd. De gegevens van de respondenten worden daarvoor gewogen naar de werkelijke geslachts- en leeftijdsverdeling van de bevolking van 65 jaar en ouder in de gemeenten. Alle analyses zijn dan ook uitgevoerd op een ‘gewogen’ bestand. In dit rapport en in het tabellenboek worden gewogen prevalenties gepresenteerd. 2.6 Gegevensverwerking en analyse De resultaten in deze rapportage worden weergegeven in percentages. Het kan door afronding voorkomen dat de percentages in de figuren en tabellen niet precies optellen tot 100%. De resultaten in het tabellenboek zijn weergegeven naar leeftijd en geslacht. Deze rapportage beschrijft de resultaten voor de gehele regio Rivierenland. Bij de beschrijving van de resultaten wordt telkens bekeken of er verschillen bestaan tussen de leeftijdsgroepen (65-75, 75+) en tussen geslacht. In een apart hoofdstuk wordt ingegaan op verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden en tussen Rivierenland en Oost-Nederland. In het algemeen zullen gevonden percentages van de groepen altijd wel iets van elkaar verschillen. In deze rapportage wordt alleen over verschillen gesproken als de percentages minstens 5% van elkaar verschillen. De analyses zijn gedaan met het statistische pakket SPSS voor Windows versie 17.0 en 18.0.
12
Hoofdstuk 3 Achtergrondkenmerken 3.1 Inleiding Gezondheid is gerelateerd aan verschillende achtergrondkenmerken. Het gaat hierbij om: Leeftijd: de (ervaren) gezondheid neemt af met de leeftijd. Geslacht: sommige aandoeningen komen bij vrouwen meer voor dan bij mannen en omgekeerd. Samenstelling huishouden: alleenstaanden hebben vaker een minder goede gezondheid dan ouderen die samenwonen met een partner. Sociaaleconomische positie: laagopgeleide ouderen en ouderen met een laag inkomen hebben vaker een minder goede gezondheid dan hoog opgeleide ouderen en ouderen met een hoog inkomen. Etniciteit: allochtone ouderen hebben vaker een slechtere gezondheid dan autochtone ouderen. Demografische kenmerken spelen een belangrijke rol bij het verklaren van verschillen in gezondheid, welzijn, zorgconsumptie en -behoefte. Met het stijgen van de leeftijd verandert de samenstelling van de bevolking. Het aandeel vrouwen en het aantal alleenstaanden neemt toe naarmate de groep ouder wordt. Het opleidingsniveau is gemiddeld genomen lager dan dat van jongere leeftijdsgroepen en een aanzienlijke groep ouderen heeft een laag inkomen. In dit hoofdstuk worden de achtergrondkenmerken geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, samenstelling huishouden, opleiding, etniciteit en financiële situatie beschreven. 3.2 Geslacht en leeftijd Het onderzoek is uitgevoerd onder zelfstandig wonende ouderen van 65 jaar en ouder. Door weging is de onderzoeksgroep representatief gemaakt voor de samenstelling van de ouderenpopulatie wat betreft leeftijd en geslacht. Op 1 januari 2010 telde Nederland bijna 2,6 miljoen 65-plussers. Bijna 16% van de bevolking was op dat moment ouder dan 65 jaar. Van alle 65-plussers is meer dan een kwart 80 jaar of ouder, wat neerkomt op 4% van de bevolking. Van alle ouderen is 43% man en 57% vrouw. Hoe hoger de leeftijd, hoe groter het aandeel vrouwen in de bevolking. Ongeveer 95% van de ouderen in Nederland woont zelfstandig (Zantinge et al., 2011). Volgens de prognose van het CBS zullen er in 2020 3,4 miljoen 65-plussers zijn, waarvan 0,8 miljoen 80-plussers (een kwart van de ouderen). Het CBS voorspelt verder dat in 2050 een kwart van de Nederlandse bevolking ouder dan 65 jaar is. Niet alleen worden we gemiddeld ouder, ook de groep oudste ouderen groeit gestaag. Het aandeel 80-plussers binnen de groep ouderen zal stijgen van 26% in 2009 tot 40% in 2050. Tabel 3 geeft de samenstelling weer van de onderzoeksgroep naar leeftijd en geslacht. Omdat dit gewogen percentages zijn, komen de cijfers voor de groep respondenten overeen met de daadwerkelijke verdeling van leeftijd in regio Rivierenland. Net als in Nederland is in Rivierenland 44% van alle ouderen man en 56% vrouw. Hoe hoger de leeftijd hoe groter het aandeel vrouwen. Zie tabel 3. Van alle ouderen is 23% ouder dan 80 jaar. Bijna 60% is jonger dan 75 jaar.
13
Tabel 3: Samenstelling 65-plussers naar geslacht en leeftijd (%) mannen Leeftijd 65-74 jaar 50 75-84 jaar 40 85+ 26
vrouwen 50 60 74
3.3 Burgerlijke staat en samenstelling huishouden Om een beeld te krijgen van de leefsituatie van ouderen is gekeken naar de burgerlijke staat en het aantal personen waaruit een huishouden bestaat. Ouderen (50-79 jarigen) die gescheiden, verweduwd of nooit gehuwd zijn, hebben een slechtere gezondheid dan gehuwde ouderen. Dit geldt voor zowel de fysieke als psychische gezondheid. Een verklaring voor de slechtere gezondheid is dat gescheiden ouderen en ouderen zonder partner geen steun en toeverlaat hebben bij hun (gezondheid)problemen, wat een negatieve invloed heeft op de gezondheid (Wingen & Otten, 2009). Relatief veel ouderen zijn alleenstaand. Binnen de groep 65-plussers in Nederland was op 1 januari 2009 het merendeel van de mannen (75%) gehuwd. Het aandeel gehuwden onder vrouwen was een stuk kleiner (45%). Bij ouderen is de sterfte van de partner de belangrijkste oorzaak van het alleen staan. Voor vrouwen speelt dit aanzienlijk meer dan voor mannen, omdat mannen op jongere leeftijd overlijden dan vrouwen en omdat mannen bovendien meestal een paar jaar ouder zijn dan hun partner. Er zijn bijna drie keer zoveel alleenstaande vrouwen als mannen van 65 jaar en ouder. Tabel 4: Burgerlijke staat en huishoudsamenstelling naar geslacht (%) mannen
vrouwen
Totaal Rivierenland
Burgerlijke staat gehuwd / geregistreerd partnerschap samenwonend ongehuwd, nooit gehuwd geweest gescheiden, gescheiden levend weduwe, weduwnaar
80 3 3 5 10
48 1 3 5 43
63 2 3 5 28
Huishoudsamenstelling éénpersoons huishouden (=alleenwonend)
18
47
34
Uit de tabel blijkt dat bijna tweederde gehuwd of samenwonend is, ruim een kwart verweduwd is en 5% gescheiden. Van alle 65-plussers voert een derde een eenpersoonshuishouden. Zoals kan worden verwacht, zijn er aanzienlijke verschillen tussen mannen en vrouwen. Vrouwen zijn veel vaker weduwe dan mannen en wonen ook veel vaker alleen dan mannen. Ook wat betreft leeftijd zijn er aanzienlijke verschillen. Van de 65-74 jarigen is 14% weduwe/ weduwnaar en woont 22% alleen, bij de 85-plussers zijn deze percentages opgelopen tot 61% (weduwe/weduwnaar) en 58% (alleenwonend). 3.4 Opleiding Opleiding geeft een indicatie voor de sociaaleconomische positie van de ouderen. Verschillen in opleidingsniveau hangen samen met verschillen in gezondheid, zowel wat betreft levensverwachting als gezonde levensjaren.
14
De levensverwachting van mannen met alleen lagere school is 74,1 jaar en mannen met een hbo- of wetenschappelijke opleiding leven gemiddeld 81,4 jaar. Laagopgeleide vrouwen hebben een levensverwachting van 78,9 jaar, terwijl hoger opgeleide vrouwen gemiddeld 85,3 jaar leven (Verweij & van der Lucht). Het opleidingsniveau neemt af met het stijgen van de leeftijd. Gemiddeld hebben mannen een hoger opleidingsniveau dan vrouwen. Het verschil in opleidingsniveau wordt groter met het toenemen van de leeftijd. In het onderzoek is gevraagd naar de hoogst genoten opleiding van de ouderen. Bijna driekwart van de ouderen in Rivierenland is laag opgeleid: 25% heeft geen of alleen lager onderwijs en 48% MAVO/LBO. Twaalf procent van de ouderen is hoog opgeleid. Vrouwen zijn vaker laag opgeleid dan mannen (85% vs. 59%). De groep 65-74 jarigen is vaker hoog opgeleid dan de 75-plussers (15% vs. 7%). Tabel 5: Opleidingsniveau naar leeftijd en geslacht (%) mannen
vrouwen
Totaal Rivierenland
65-74 jarigen Geen/alleen lager onderwijs LBO/MAVO MBO/HAVO/VWO HBO/WO
15 41 21 23
16 68 9 7
15 54 15 15
75 plussers Geen/alleen lager onderwijs LBO/MAVO MBO/HAVO/VWO HBO/WO
30 35 22 12
44 42 10 4
39 40 14 7
3.5 Etniciteit Om inzicht te krijgen in de etniciteit van de doelgroep is gevraagd naar het geboorteland van de respondent zelf en naar het geboorteland van diens ouders. De gezondheidstoestand van allochtonen is over het algemeen minder goed dan die van autochtone Nederlanders. Er blijken echter wel enkele uitzonderingen te bestaan, zowel wat betreft gezondheidsprobleem als herkomstgroep. Ook het zorggebruik van allochtonen wijkt af van dat van autochtone Nederlanders, maar niet altijd ten nadele van allochtonen. Verschillen in het zorggebruik tussen allochtone en autochtone Nederlanders variëren sterk tussen het soort zorgvoorziening en tussen herkomstgroepen (Verweij et al., 2010). In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de definitie van het CBS om iemand als allochtoon of autochtoon te classificeren. Volgens die definitie wordt iemand tot de allochtone bevolkingsgroep gerekend, wanneer ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Een persoon wordt gerekend tot de autochtone bevolkingsgroep als beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het geboorteland van de persoon zelf.
15
In 2010 waren er op het totaal van ruim 2,5 miljoen 65-plussers: 313 743 allochtone ouderen (178 328 eerste generatie allochtoon) en 2 224 585 autochtone ouderen. Dit betekent dat van de ouderen in Nederland 12,4% allochtoon is (CBS, 2010). Vier procent van de ouderen in Rivierenland is van niet-Nederlandse afkomst. Twee procent is in Nederlands-Indië geboren, 1% in Marokko en 1% in diverse andere landen. 3.6 Financiële situatie In de vragenlijst is niet het precieze inkomen van de respondenten nagevraagd, omdat deze vraag vaak niet wordt ingevuld en leidt tot een lagere respons. In plaats daarvan is gevraagd naar de moeite die men heeft om rond te komen met het eigen inkomen en of het (gezamenlijk) inkomen bestaat uit alleen een AOW-uitkering. Tabel 6: Percentage ouderen dat moeite heeft met rondkomen en percentage ouderen dat alleen AOW krijgt mannen vrouwen Rivierenland (%) (%) (%) AOW als enige inkomstenbron 19 28 24 Heeft moeite met rondkomen
12
11
11
Voor 24% van de ouderen is de AOW de enige inkomstenbron. Vrouwen hebben duidelijk een slechtere inkomenspositie: 28% van de vrouwen dient rond te komen van alleen AOW vs. 19 % van de mannen. Elf procent van de ouderen heeft het voorgaande jaar moeite gehad met rondkomen.
16
Hoofdstuk 4 Lichamelijke gezondheid Met het toenemen van de leeftijd neemt de kans op het krijgen van ziekten en beperkingen toe. Vaak hangt het optreden van een ziekte samen met één of meer beperkingen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de lichamelijke gezondheid van ouderen in Rivierenland. Allereerst is gekeken naar het oordeel van de oudere over de eigen gezondheid (4.1). Vervolgens wordt dit oordeel in perspectief gezet door te kijken naar chronische ziekten en aandoeningen (4.2) en beperkingen (4.3) die ouderen hebben. Paragraaf 4.4 beschrijft het voorkomen van valongevallen bij ouderen en het hoofdstuk wordt afgesloten met een beschrijving van het gebruik van slaap- en kalmeringsmiddelen (4.5). 4.1 Ervaren gezondheid Ervaren gezondheid, ook wel subjectieve gezondheid of gezondheidsbeleving genoemd, weerspiegelt het oordeel over de eigen gezondheid van de oudere. Vragen naar de ervaren gezondheid van volwassenen is eigenlijk een vraag naar de gezondheidsbeleving van een persoon. Wie positief oordeelt over de eigen gezondheid heeft vaak ook een ‘gezonde’ houding ten aanzien van het eigen welbevinden. Hoewel de lichamelijke gezondheid voor veel mensen zwaarwegend is, spelen sociaal en psychisch functioneren veelal ook een rol in het oordeel over de eigen gezondheid. Dat totale oordeel geeft een indicatie over hoe men wat gezondheid betreft in het leven staat. Hoe slechter iemand zijn of haar eigen gezondheid ervaart, hoe hoger de kans op overlijden (Deeg, 2009). Uit landelijke cijfers van het CBS blijkt dat ongeveer de helft van de Nederlanders boven de 75 jaar zich (zeer) gezond voelt. Dit geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. In de leeftijdsgroep 65-75 jaar ligt dit percentage nog iets hoger: rond de 60%. Hoewel veel ouderen gezondheidsproblemen hebben, beoordelen zij hun eigen situatie niet als ongezond. Men accepteert dat een verslechtering van de gezondheid bij de leeftijd hoort. De ervaren gezondheid lijkt niet zozeer samen te hangen met de aan- of afwezigheid van ziekten, maar meer met factoren die te maken hebben met welbevinden, zingeving, sociale contacten, veerkracht en de mate waarin men in staat is zelf problemen op te lossen. In Rivierenland vindt 70% de eigen gezondheid (zeer) goed of uitstekend en 30% vindt de eigen gezondheid matig of slecht. 50 40 30
mannen
20
vrouwen
10 0 65-74 jr
75 +
Rivierenland totaal
Figuur 1: Percentage ouderen dat de eigen gezondheid als matig/slecht ervaart, naar leeftijd en geslacht (in %)
17
Uit de figuur blijkt dat de ervaren gezondheid van vrouwen slechter is dan die van mannen (33% vs. 26% ervaart de eigen gezondheid als matig tot slecht). Zoals te verwachten ervaart de groep 75plussers de eigen gezondheid vaker als matig tot slecht dan de groep 65-74 jarigen (41 % vs. 22%). Hoe gezond men zich voelt hangt sterk samen met de aan- of afwezigheid van ziekten en aandoeningen: hoe meer aandoeningen hoe ongezonder men zich voelt. 4.2 Ziekten en aandoeningen Het vóórkomen van ziekten en aandoeningen in een bevolking is een maat voor de gezondheidstoestand van die bevolking. Landelijk heeft van alle 65-plussers ongeveer de helft een chronische ziekte. Vrouwen hebben vaker een chronische aandoening dan mannen. Het geschatte percentage ouderen met één of meerdere chronische ziekten (inclusief hoge bloeddruk en een hoge cholesterolwaarde) ligt rond de 60%. Op basis van huisartsenregistraties zijn schattingen gemaakt van het aantal mensen met een bepaalde chronische ziekte of aandoening. Hieruit bleek dat gezichtsstoornissen het meest voorkomen bij ouderen. In 2007 hadden ongeveer 450.000 ouderen een gezichtsstoornis; in driekwart van de gevallen betrof dit staar. Vooral vrouwen lijden aan gezichtsstoornissen. Andere veelvoorkomende ziekten bij ouderen zijn coronaire hartziekten, artrose, diabetes en slechthorendheid. Ruim de helft van alle ouderen met een coronaire hartziekten is man. Artrose en diabetes daarentegen komen meer bij vrouwen voor. Slechthorendheid komt ongeveer even vaak bij mannen als bij vrouwen voor. Van de chronische ziekten zijn artrose en gewrichtsontstekingen veruit de belangrijkste oorzaken voor ADL-beperkingen, gevolgd door rugaandoeningen. Ook het grootste deel van de mobiliteitsbeperkingen is aan deze chronische aandoeningen toe te schrijven. Artrose, nek- en rugklachten, osteoporose en heupfracturen komen veel vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. Vanaf het eind van de jaren negentig is het aantal mensen van 65 jaar en ouder met diabetes sterk toegenomen. De stijging was het grootst onder mannen. Het gaat hierbij niet alleen om een absolute stijging als gevolg van de vergrijzing, maar ook om een relatieve stijging als gevolg van een toename van overgewicht, toename van de levensverwachting en een eerdere diagnose (Zantinge et al., 2011) Bij de ouderenmonitor is aan de 65-plussers gevraagd te rapporteren welke chronische ziekten of aandoeningen ze in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek hebben (gehad). In de regio geeft 82% van de ouderen aan minstens één chronische aandoening te hebben. In regio Rivierenland komen gewrichtsslijtage van heupen of knieën (38%), hoge bloeddruk (37%) en suikerziekte (18%) het meeste voor. Voor de meeste aandoeningen geldt dat zij meer voorkomen bij vrouwen dan bij mannen. Alleen hartaandoeningen komen meer voor bij mannen. Zoals verwacht heeft de groep 75-plussers vaker minstens één aandoening dan de groep 65-74 jarigen (90% vs. 77%). Tabel 7 geeft weer welke aandoeningen de ouderen hebben. Aan de ouderen is ook gevraagd of ze door hun langdurige ziekten of aandoeningen worden belemmerd bij het uitvoeren van dagelijkse bezigheden thuis, op het werk of bij vrijetijdsbesteding. In Rivierenland blijkt dit bij 53% van de 65-plussers het geval te zijn. Meer vrouwen dan mannen geven aan belemmerd te zijn door een chronische ziekte (60% vs. 44%). Ook is er een aanzienlijk verschil tussen de leeftijdsgroepen: 66% van de 75-plussers wordt belemmerd door een chronische aandoening in vergelijking met 44% van de 65-74 jarigen.
18
Tabel 7: Vóórkomen van chronische ziekten en aandoeningen(%) Chronische ziekte/aandoening mannen (%) Suikerziekte, diabetes 19 Beroerte, hersenbloeding, herseninfarct, TIA 8 Hartinfarct 9 Andere ernstige hartaandoening 12 Een vorm van kanker 8 Migraine, ernstige hoofdpijn 6 Hoge bloeddruk 33 Vernauwing bloedvaten in buik of benen 11 Astma, chronische bronchitis, longemfyseem of 11 CARA/COPD Ernstige darmstoornissen langer dan 3 maanden 5 Psoriasis 4 Chronisch eczeem 4 Onvrijwillig urine verlies 4 Ernstige aandoening van de rug 16 Gewrichtsslijtage van heupen of knieën 28 Chronische gewrichtsontsteking 8 Andere ernstige aandoening van nek of schouder 13 Andere ernstige aandoening van elleboog, pols of hand 5 Botontkalking (osteoporose) 8 Ziekten van het zenuwstelsel (Parkinson, MS, epilepsie) 3 Duizeligheid met vallen 5 Prostaatklachten (niet prostaatkanker of 17 prostaatontsteking)
vrouwen (%) 18 6 3 8 8 8 39 9 13
Rivierenland (%) 18 7 6 10 8 7 37 10 12
6 2 3 20 18 47 14 15 14 24 2 9 -
6 3 4 13 17 38 11 14 10 17 3 7 9
4.3 Beperkingen Beperkingen kunnen zowel lichamelijk als cognitief van aard zijn. In het ouderenonderzoek is uitsluitend gevraagd naar lichamelijke beperkingen. Lichamelijke beperkingen zijn beperkingen in horen, zien, mobiliteit en beperkingen in het dagelijks leven. Met dit laatste worden ADL-activiteiten (=Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen) bedoeld, zoals traplopen, gaan zitten en opstaan uit een stoel, in en uit bed stappen, zichzelf volledig wassen en zich binnens- en buitenshuis verplaatsen. Onder ADL-beperkingen vallen onder andere problemen met traplopen, met gaan zitten en opstaan uit een stoel en met in en uit bed stappen. Wanneer iemand ADL-beperkingen krijgt, wordt het steeds lastiger om nog thuis te blijven wonen, omdat dit de zelfredzaamheid ernstig beperkt. De ouderenmonitor is een onderzoek onder zelfstandig wonende ouderen en daarom is gekozen om alleen beperkingen in horen, zien en mobiliteit na te vragen. Uit CBS gegevens blijkt dat in 2008 34% van de 65-plussers één of meer beperkingen ervaart in horen, zien, mobiliteit en/of ADL-activiteiten. Dit geldt voor 26% van de mannen en 46% van de vrouwen. Voor vrijwel elke lichamelijke beperking geldt dat een groter percentage vrouwen dan mannen deze beperking ervaart. Een uitzondering vormen beperkingen op het gebied van horen. Het grootste verschil tussen mannen en vrouwen doet zich voor op het vlak van mobiliteit. Van de mannen ervaart 14% beperkingen in mobiliteit; bij de vrouwen is dit ruim 32%. Het aandeel van ouderen met een beperking neemt toe met de leeftijd. Vanaf de leeftijd van ongeveer 80 jaar zijn er meer ouderen met, dan zonder een lichamelijke beperking. 19
Beperkingen hangen niet alleen samen met leeftijd en geslacht, maar ook met opleidingsniveau. Voor vrijwel elke lichamelijke beperking geldt dat deze bij een hoger opleidingsniveau minder vaak voorkomt, dan bij een lager opleidingsniveau. Voor de meeste lichamelijke beperkingen geldt dat de prevalentie in de afgelopen 20 jaar gelijk is gebleven. Gecombineerd met een toenemende levensverwachting en een groter aandeel van ouderen in de samenleving betekent dat een toename van het absolute aantal mensen met een lichamelijke beperking (Zantinge, 2011). Lichamelijke beperkingen zijn onderzocht door aan respondenten te vragen of zij meer of minder moeite of helemaal geen moeite hebben met de volgende activiteiten: een gesprek volgen in een groep; een gesprek voeren met 1 persoon; lezen van kleine lettertjes in de krant; herkennen van een gezicht op 4 meter afstand; een voorwerp van 5 kg dragen over een afstand van 10 meter; buigen en iets van de grond pakken; 400 meter aan één stuk lopen. Het percentage ouderen met één of meer beperkingen in de gehele regio Rivierenland is 33%. Meer vrouwen dan mannen hebben één of meer lichamelijke beperkingen (39% vs. 24%). Lichamelijke beperkingen nemen ook toe met de leeftijd (49% van de 75-plussers heeft één of meer beperkingen vs. 21% van de 65-74 jarigen). In figuur 2 is het percentage ouderen dat één of meer gehoorbeperkingen, één of meer gezichtsbeperkingen of één of meer mobiliteitsbeperkingen heeft, weergegeven. 50 40 gehoor
30
gezicht 20
mobiliteit
10 0 65-74 jr
75 +
Rivierenland totaal
Figuur 2: Percentage ouderen dat één of meer beperkingen in horen, zien of mobiliteit heeft Uit de figuur blijkt dat mobiliteitsbeperkingen het meeste voorkomen; ouderen hebben hierbij vooral moeite met het dragen van voorwerpen. Om na te gaan of ouderen zich redden in het huishouden is gevraagd in hoeverre de respondenten in staat zijn een aantal huishoudelijke activiteiten uit te voeren. Het gaat hierbij om activiteiten als boodschappen doen, maaltijdbereiding, licht en zwaar huishoudelijk werk en gebruik maken van vervoer. Bijna één op de drie ouderen in Rivierenland (31%) kan één of meer huishoudelijke activiteiten niet geheel zelfstandig uitvoeren. Het niet geheel zelfstandig kunnen uitvoeren van taken neemt fors toe met de leeftijd: van de 75-plussers kan 51% één of meer huishoudelijke taken niet geheel zelfstandig uitvoeren vs. 16% van de 65-74 jarigen. In tabel 8 staat per huishoudelijke activiteit weergegeven hoeveel procent van de 65-plussers deze taken niet geheel zelfstandig kan uitvoeren. De taken die de 65-plussers in de regio het vaakst niet meer geheel zelfstandig kunnen uitvoeren, zijn het verrichten van zware huishoudelijke werkzaamheden en bedden verschonen en/of opmaken. 20
Tabel 8: Percentage ouderen dat huishoudelijke taken niet zelfstandig kan uitvoeren 65-74 jr 75+ Rivierenland Kan niet geheel zelfstandig: (%) (%) (%) Ontbijt of lunch klaarmaken 1 5 2 Warm eten klaarmaken 4 14 8 Lichte huishoudelijke werkzaamheden 2 8 5 verrichten (bijv. stoffen) Zware huishoudelijke werkzaamheden 9 39 21 verrichten (bijv. stofzuigen, ramen zemen) Kleren wassen en strijken 9 24 15 Bedden verschonen en/of opmaken 8 32 18 Boodschappen doen 5 25 13 Gebruik maken van eigen of openbaar 4 29 14 vervoer Ontbijt of lunch klaarmaken Warm eten klaarmaken Lichte huishoudelijke werkzaamheden verrichten (bijv. stoffen) Zware huishoudelijke werkzaamheden verrichten (bijv. stofzuigen, ramen zemen) Kleren wassen en strijken Bedden verschonen en/of opmaken Boodschappen doen Gebruik maken van eigen of openbaar vervoer 60
50
40
30
20
10
0 65-69 jr
70-74 jr
75-79 jr
80-84 jr
85-89 jr
Figuur 3: Percentage ouderen dat genoemde taak niet kan uitvoeren, per leeftijdscategorie 4.4 Valongevallen Vallen is een veel voorkomend ongeval bij ouderen. In de ouderenmonitor is gevraagd of men de afgelopen 3 maanden is gevallen, waar dit is gebeurd en hoe groot het letsel was als gevolg van de val. De ernst van het probleem rond vallen bij ouderen blijkt uit het grote aantal spoedeisende hulpbehandelingen, het hoge opname percentage na een dergelijke behandeling, de hoge kosten en het grote aantal doden. 21
Jaarlijks worden in Nederland 130.000 ouderen (55-plussers) medisch behandeld voor de gevolgen van een privé-ongeval (Consument en Veiligheid, 2010). Driekwart van deze ongevallen (95.000) is veroorzaakt door een val. Bij 37.000 ouderen is het letsel zo ernstig dat zij in het ziekenhuis opgenomen moeten worden. Van deze ouderen overlijden er jaarlijks 1.900. De kans op overlijden is vooral groot bij ouderen vanaf 75 jaar. In meer dan de helft van de valongelukken gaat het om botbreuken, vaak aan heup of bekken. Ook polsbreuken komen regelmatig voor. Valongelukken zijn pijnlijk, leiden vaak tot functionele beperkingen en verminderde kwaliteit van leven. Bij ouderen verloopt het genezingsproces langzamer en ontstaan vaak klachten van blijvende aard. Ouderen worden als gevolg van een val vaak onzekerder en angstiger, hetgeen de kans op een volgende val vergroot. Ook blijkt dat ouderen langere tijd na een valongeval beduidend minder actief zijn dan daarvoor. Dit betekent een directe bedreiging voor het behoud van mobiliteit, sociale netwerk en uiteindelijk de zelfstandigheid. Vaak zal na een ernstig valongeluk voor langere tijd een beroep op mantelzorg worden gedaan. Tabel 9 geeft de resultaten weer. Tabel 9: Valongevallen (%)
Is gevallen in afgelopen 3 maanden Is gevallen in of om het huis Lichamelijke letsel door valongeval
Mannen (%) 14 9 2
Vrouwen (%) 21 12 7
Rivierenland (%) 18 11 5
In regio Rivierenland heeft 18% van de ouderen in de afgelopen drie maanden een valongeval gehad (12% 1 keer, 6% 2 of meer keer). Meer vrouwen dan mannen zijn in de afgelopen drie maanden gevallen. Ouderen van 75 jaar of ouder zijn vaker gevallen dan de groep 65-74 jarigen (27% vs. 13%). De meeste ouderen vallen in en om het huis. Van de ouderen heeft 5% een letsel opgelopen bij de laatste val in de afgelopen drie maanden, dit betekent dat bijna 30% van de ouderen letsel op liep bij hun laatste val. Van een aantal interventies is bewezen dat ze de kans op valongevallen verkleint. Voorbeelden van effectieve interventies zijn ‘Zicht op evenwicht’, ‘Halt! U valt’, ‘In Balans’, ‘Bewegen valt goed’, ‘Vallen verleden tijd’ en ‘Gezond en Vitaal’. Deze interventies richten zich niet alleen op de fysieke omgeving, maar ook op gedrag, vaardigheden en de aanpassing van medicatie om de kans op valongevallen te verkleinen. In de ouderenmonitor is gevraagd of de 65-plussers wel eens cursus valpreventie hebben gedaan en zo niet, of ze er belangstelling voor hebben. Het percentage ouderen dat weleens geparticipeerd heeft in een cursus valpreventie is 1%. Van de ouderen in de regio geeft 11% aan belangstelling te hebben voor een dergelijke cursus. Ouderen die al eens gevallen zijn, hebben meer belangstelling voor een cursus dan ouderen die niet gevallen zijn. 4.5 Slaap- en kalmeringsmiddelen Slaap- en kalmeringsmiddelen zijn veel gebruikte medicijnen door ouderen. Angst, depressieve gevoelens en slapeloosheid zijn de meest voorkomende indicaties om slaap- en kalmeringsmiddelen voor te schrijven. De bijwerkingen (sufheid, slappe spieren, verminderde concentratie en reactievermogen) beïnvloeden echter het lichamelijk en geestelijk welbevinden en kunnen de kans op een valongeval vergroten. Bovendien zijn slaap- en kalmeringsmiddelen verslavend. In regio Rivierenland heeft 19% van de inwoners in de twee weken voorafgaand aan het onderzoek slaap- of kalmeringsmiddelen gebruikt. Bijna de helft van hen gebruikte deze middelen iedere dag. Deze middelen zijn meer door vrouwen dan door mannen gebruikt (25% vs. 11%) en 75-plussers gebruiken deze middelen vaker dan de 65-74 jarigen (24% vs. 15%). 22
Vanwege de verslavende werking is ook gevraagd naar de duur van het gebruik. Van alle ouderen in de regio gebruikt 14% al langer dan 2 jaar slaap- of kalmeringsmiddelen.
23
24
Hoofdstuk 5 Psychische gezondheid In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de psychische gezondheid. Er worden gegevens gepresenteerd met betrekking tot de psychische gezondheid van ouderen gemeten met de MHI-5 (5.1), het risico op een angststoornis of depressie (5.2) en ervaren problemen van ouderen (5.3). Paragraaf 5.4 beschrijft in hoeverre ouderen het gevoel hebben de regie over het eigen leven te hebben. 5.1 Psychische gezondheid Bij een optimale psychische gezondheid is er sprake van succesvol functioneren wat leidt tot productieve activiteiten, bevredigende relaties met anderen en de mogelijkheid tot aanpassen en omgaan met tegenslagen. Psychisch ongezonde mensen hebben last van psychische klachten of zelfs psychische stoornissen. Psychische klachten omvatten gevoelens van psychische verstoring, zoals gevoelens van angst, depressie, slaapverstoring en stress. Dit kan leiden tot zichtbaar leed, een (gedeeltelijk) onvermogen tot functioneren en een verhoogd risico op sterfte, pijn en beperkingen. Psychische stoornissen zijn onder andere dementie, schizofrenie, depressie, angststoornissen, stoornissen in het middelengebruik en verstandelijke handicap (Schoemaker, 2010). Om een beeld te krijgen van de psychische gezondheid van de 65-plussers wordt de Mental Health Inventory (MHI-5) gebruikt. De MHI-5 is een set van vijf vragen die betrekking heeft op hoe men zich in de afgelopen vier weken voelde. Iedere vraag heeft zes antwoordcategorieën. De MHI-5 is nadrukkelijk niet bedoeld om psychische stoornissen mee op te sporen. Onderwerpen die aan bod komen zijn zenuwachtigheid, gevoelens van somberheid, gelukkig zijn, in de put zitten en zich rustig voelen. In figuur 4 is het percentage ouderen in Rivierenland dat op basis van de MHI-5 psychisch ongezond is, weergegeven. 35 30 25 20
mannen
15
vrouwen
10 5 0 65-74 jr
75 +
Rivierenland totaal
Figuur 4: Percentage ouderen dat psychisch ongezond is In de regio is 20% van de ouderen psychisch ongezond. Vrouwen zijn vaker psychisch ongezond dan mannen (23% vs. 15%). Ook de leeftijd van de ouderen in de regio is gerelateerd aan de psychische gezondheid: 25% van de 75-plussers is psychisch ongezond vs. 16% van de 65-74 jarigen. 5.2 Risico op angststoornissen en depressie Angststoornissen en depressie ontstaan niet door één factor of gebeurtenis, ze worden veroorzaakt door verschillenende factoren of gebeurtenissen die samen leiden tot een angststoornis of depressie.
25
Bij een angststoornis is er sprake van heftige, aanhoudende angstklachten zonder dat er sprake is van een reële bedreiging. Een angststoornis heeft effect op het sociaal functioneren en het uitvoeren van de dagelijkse bezigheden. Angststoornissen gaan vaak gepaard met een depressie. Ongeveer de helft van de mensen met een angststoornis, ontwikkelt na verloop van enkele jaren ook een depressie (van Balkom & Schoemaker, 2010). Bij een depressie is sprake van een aanhoudende neerslachtige stemming en een ernstig verlies aan interesses in (bijna) alle dagelijkse activiteiten. Daarnaast komen symptomen voor als eet-, slaap- en concentratieproblemen, rusteloosheid, vermoeidheid en terugkerende gedachten aan de dood of zelfdoding (Spijker & Schoemaker, 2010). Het risico op angststoornissen en/of depressie is bij de ouderenmonitor gemeten met de Kessler Psychological Distress Scale (K10). Deze vragenset brengt het risico op angststoornissen en/of depressie in kaart. De K10 bestaat uit vragen naar gevoelens in de afgelopen maand, zoals zenuwachtigheid, rusteloosheid, hopeloosheid, somberheid en depressiviteit. In regio Rivierenland heeft 3% van de ouderen een hoog risico op een angststoornis of een depressie en 34% heeft een matig risico (zie figuur 5). Mannen lopen minder risico op een angststoornis of depressie dan vrouwen (30% vs. 43% heeft een hoog of matig risico) en 65-74 jarigen hebben hier minder risico op dan 75-plussers (30% vs. 48%). 60 50 40 hoog
30
matig
20 10 0 65-74 jr
75 +
Rivierenland totaal
Figuur 5: Percentage ouderen met matig en hoog risico op angststoornis of depressie Ook meer risico op een angststoornis of depressie lopen alleenstaanden, ouderen die een slechtere gezondheid hebben, ouderen met ernstig overgewicht, ouderen die geen regie over eigen leven hebben, ouderen die al eens gevallen zijn en ouderen die moeite hebben met rondkomen. 5.3 Ervaren problemen Een op de vijf (21%) 65-plussers in Rivierenland geeft aan één of meerdere problemen te hebben die hem of haar dag en nacht bezighouden. Problemen die het vaakst genoemd worden zijn problemen met de lichamelijke gezondheid (10%), zorg om (klein)kinderen (8%), zorg om de partner (6%) en het overlijden van een naaste (5%) en eenzaamheid (5%). 5.4 Regie over eigen leven Mensen die het gevoel hebben controle (regie) te hebben over hun leven, kunnen beter omgaan met problemen, waaronder gezondheidsproblemen. Het is een beschermende factor tegen achteruitgang in lichamelijk functioneren bij mensen met chronische ziekten. Bovendien heeft het een direct beschermend effect tegen depressieve symptomen, onafhankelijk van de aanwezigheid van één of meer chronische ziekten (Bisschop, 2004). In dit onderzoek wordt regie over eigen leven gemeten met de originele versie van de Pearlin & Schooler Mastery Scale. In Rivierenland heeft 13% van de ouderen niet voldoende regie over het eigen leven (controle over gebeurtenissen). Het percentage ouderen met onvoldoende regie is hoger bij een stijgende leeftijd (9% bij 65-74 jaar en 19% bij 75-plussers). 26
Hoofdstuk 6 Leefstijl Een groot deel van ziekte, verminderd welzijn en functioneren, kan voorkomen worden door een gezonde leefstijl. Er valt hier nog veel winst te behalen. Veel Nederlanders zijn te zwaar, eten ongezond, bewegen te weinig, roken en drinken teveel. Ook op oudere leeftijd heeft gedragsverandering zin. Bekend is dat aanpassingen in beweging, voeding, alcoholgebruik en roken de kans op sterfte aan verschillende aandoeningen verkleinen en de kwaliteit van leven verhogen. In dit hoofdstuk wordt per paragraaf aandacht besteed aan enkele leefstijlfactoren, namelijk voeding, beweging, alcohol en drugs. Ook gaat dit hoofdstuk in op overgewicht. Overgewicht is een belangrijk gezondheidsprobleem en is vaak het gevolg van een ongezonde leefstijl. Het hoofdstuk sluit af met een paragraaf over hoe ouderen over seksualiteit denken. 6.1 Voeding Een juiste en evenwichtige voeding is voor ouderen van groot belang. Gezond eten bevordert de algehele fitheid, vergroot de weerstand en verkleint het risico op chronische ziekten, zoals obesitas (ernstig overgewicht), hart- en vaatziekten, diabetes, osteoporose en een aantal vormen van kanker. Een gezonde voeding kan positief bijdragen aan het genezingsproces als iemand ziek is. Bij ouderen is gezonde voeding extra relevant, omdat zij relatief vaak ziekten of aandoeningen hebben. Bovendien zijn zij vatbaarder voor tekorten aan voedingsstoffen en voedselinfecties. De ‘Richtlijnen goede voeding 2006 van de Gezondheidsraad’ (Gezondheidsraad, 2006) geven de gemiddeld wenselijke voeding weer, die qua samenstelling en hoeveelheid optimaal is voor de Nederlandse bevolking. Een gezonde voeding betekent volgens deze richtlijnen gevarieerd en regelmatig eten (inclusief ontbijt en warme maaltijd) en voldoende groente en fruit (minimaal 2 stuks fruit of vruchtensap en 200 gram groenten of rauwkost per dag). Ook wordt aanbevolen om minimaal één keer per week vis te eten. Vis is gezond vanwege de omega 3-vetzuren. Bij ouderen verschillen de richtlijnen niet van die voor volwassenen, behalve dat aan ouderen een extra inname van vitamine D wordt aanbevolen. Vitamine D is van belang om botontkalking (osteoporose) zoveel mogelijk te beperken. In Nederland heeft gemiddeld de helft van de zelfstandig wonende ouderen een vitamine D tekort. Aan het eind van de zomer ligt het percentage ouderen met een vitamine D tekort (35%) wel iets lager dan aan het einde van de winter (50%) (Gezondheidsraad, 2008). Het lichaam heeft vitamine D nodig voor stevige botten en tanden. Vitamine D is een van de weinige vitamines die het lichaam zelf kan maken. Onder invloed van zonlicht wordt in de huid vitamine D gevormd. Daarnaast wordt ook via de voeding vitamine D opgenomen. Naarmate men ouder wordt, is de huid minder goed in staat om zonlicht om te zetten in vitamine D, waardoor een tekort kan ontstaan. Voor vrouwen vanaf 50 jaar en mannen vanaf 70 jaar, geldt daarom een suppletieadvies van 10 microgram vitamine D per dag, of van 20 microgram per dag in geval van onvoldoende buitenkomen, of bij een donkere (negroïde) huid (Stichting voedingscentrum Nederland, 2008). Voor een regelmatig eetpatroon is het van belang dat men dagelijks ontbijt en dagelijks een warme maaltijd eet. Bijna alle ouderen (93%) ontbijten dagelijks en ruim driekwart van de ouderen (76%) eet dagelijks een warme maaltijd (zie figuur 6). Er zijn geen verschillen naar leeftijd of geslacht. Aan de ouderen is ook gevraagd op hoeveel dagen zij groente en fruit eten. Tweederde van de ouderen in de regio eet dagelijks groente en ruim zeven op de tien ouderen eten dagelijks fruit.
27
Vrouwen hebben wat dit betreft gezondere eetgewoonten dan mannen: vrouwen eten vaker dagelijks groente (71% van de vrouwen vs. 60% van de mannen) en vrouwen eten ook vaker dagelijks fruit (80% van de vrouwen vs. 60% van de mannen). Bijna driekwart van de ouderen eten minstens één keer per week vis. 100 80 60 40 20 0 ontbijt dagelijks
dagelijks warme maaltijd
dagelijks groente
dagelijks fruit
minimaal 1x pwk vis
Figuur 6: Voedingsgedrag van ouderen (in %) Bij ouderen verschillen de richtlijnen niet van die voor volwassenen, behalve dat aan ouderen een extra inname van vitamine D wordt aanbevolen. Vitamine D is van belang om botontkalking (osteoporose) zoveel mogelijk te beperken. In Nederland heeft gemiddeld de helft van de zelfstandig wonende ouderen een vitamine D tekort. Aan het eind van de zomer ligt het percentage ouderen met een vitamine D tekort (35%) wel iets lager dan aan het einde van de winter (50%) (Gezondheidsraad, 2008). Het lichaam heeft vitamine D nodig voor stevige botten en tanden. Vitamine D is een van de weinige vitamines die het lichaam zelf kan maken. Onder invloed van zonlicht wordt in de huid vitamine D gevormd. Daarnaast wordt ook via de voeding vitamine D opgenomen. Naarmate men ouder wordt, is de huid minder goed in staat om zonlicht om te zetten in vitamine D waardoor een tekort kan ontstaan. Voor vrouwen vanaf 50 jaar en mannen vanaf 70 jaar, geldt daarom een suppletieadvies van 10 microgram vitamine D per dag, of van 20 microgram per dag in geval van onvoldoende buitenkomen, of bij een donkere (negroïde) huid (Stichting voedingscentrum Nederland, 2008). Vochtnorm: 1,7 liter (meer dan 8 kopjes of glazen per dag). Aan ouderen wordt aanbevolen om Vitamine D supplementen te nemen (voor vrouwen vanaf 50 jaar en voor mannen vanaf 70 jaar). In het ouderenonderzoek is gevraagd of ouderen vitamine D in tablet of druppelvorm innemen en of ze dit dagelijks of af en toe innemen. Uit het onderzoek blijkt dat in Rivierenland 73% van de 65-plussers nooit een vitamine D supplement gebruikt, 6% dat af en toe doet en 21% dit dagelijks doet.
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
mannen vrouwen
65-74 jr
75 +
Rivierenland totaal
Figuur 7: Percentage ouderen dat geen vitamine D supplement gebruikt
28
Uit de figuur blijkt dat vrouwen vaker een vitamine D supplement gebruiken dan mannen (31% van de vrouwen vs. 23% van de mannen). Dit verschil kan verklaard worden doordat vrouwen wordt aanbevolen dit vanaf 50 jaar te doen, terwijl dit voor mannen pas vanaf 70 jarige leeftijd wordt aanbevolen. Bijna driekwart van de ouderen in de regio voldoet niet aan de vochtnorm; ze drinken minder dan 9 glazen of kopjes per dag. Vrouwen drinken vaker voldoende dan mannen (30% vs. 23%) en de 65-74 jarigen vaker dan de 75-plussers (31% vs. 21%). 6.2 Bewegen Beweging is een belangrijke leefstijlfactor die ook voor ouderen van belang is. Lichamelijk actieve mensen hebben een betere levensverwachting en een hogere kwaliteit van leven dan inactieve mensen. Regelmatig bewegen beschermt tegen veel ziekten en bevordert de gezondheid. Inactiviteit verhoogt het risico op coronaire hartziekten en diabetes mellitus en mogelijk ook de kans op astma, COPD (chronische longziekten), osteoporose, beroerte, depressie en chronische gewrichtsreuma. Voldoende lichamelijke beweging zorgt behalve voor behoud van gezondheid ook voor een gunstiger verloop van ziekten en een spoediger herstel. Lichamelijke fitheid heeft een positieve invloed op de zelfredzaamheid van ouderen en vermindert de kans op valongelukken. Deelname aan sport- en bewegingsactiviteiten buitenshuis vergroot bovendien de maatschappelijke participatie en kan gevoelens van eenzaamheid verminderen. Inactiviteit neemt sterk toe met leeftijd en hangt vaak samen met andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten, zoals roken, cholesterol, bloeddruk en overgewicht. Schattingen over het aantal niet-actieve ouderen lopen uiteen van 40 tot 80%, afhankelijk van de maat waarmee gemeten is. Voor mensen van 55 jaar en ouder is de Nederlandse Norm Gezond Bewegen vastgesteld op minimaal een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste 5 dagen, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Het half uur mag eventueel verdeeld worden in een aantal kortere periodes. Matig intensieve lichamelijke activiteiten voor ouderen zijn bijvoorbeeld wandelen, fietsen en tuinieren. Om te bepalen of ouderen voldoen aan de beweegnorm zijn in de vragenlijst vragen opgenomen over hoeveel men beweegt. Het gaat hierbij niet alleen om bewegen door middel van sporten, maar ook om vragen hoeveel men beweegt bij alledaagse activiteiten als fietsen, wandelen, tuinieren, klussen en huishoudelijk werk. 70 60 50 40
mannen
30
vrouwen
20 10 0 65-74 jr
75 +
Rivierenland totaal
Figuur 8: Percentage ouderen dat aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen voldoet Uit de figuur blijkt dat 56% van de ouderen aan de beweegnorm voldoet. De 65-74 jarigen voldoen vaker aan de beweegnorm dan 75-plussers (60% vs. 50%).
29
Welke redenen geven respondenten om niet meer te bewegen dan zij (al) doen? In tabel 10 zijn de redenen weergegeven, die men noemt om al dan niet méér te bewegen. Tabel 10: Redenen om niet méér te bewegen (%) Chronische ziekte/aandoening Beweegt al voldoende Lichamelijke beperking Te druk Bewegen niet zo belangrijk/niet leuk Geen geld voor sportvereniging Kan er niet komen Niemand om samen mee te gaan
65- 74 jr (%) 75 15 5 3 1 1 2
75 + (%) 61 30 3 3 2 2 3
Rivierenland (%) 70 21 4 3 2 1 2
Uit de tabel blijkt dat de voornaamste reden om niet méér te gaan bewegen is, dat men vindt dat men al genoeg beweegt. Circa één op de vijf ouderen noemt een lichamelijke beperking als reden om niet méér te bewegen. Gebrek aan geld is voor 2% van de ouderen een belemmering om (meer) te bewegen. 6.3 Overgewicht Overgewicht is vaak een gevolg van een ongezonde leefstijl en wordt daarom in dit hoofdstuk besproken. Op basis van de Body Mass Index (BMI) kan bepaald worden of men een gezond gewicht heeft. De BMI wordt berekend door het lichaamsgewicht (in kilo’s) te delen door het kwadraat van de lengte (in meters). Op basis van de BMI worden voor gewicht vier klassen onderscheiden: • ondergewicht: BMI < 18,5 • gezond gewicht: BMI 18,5–25 • licht tot matig overgewicht: BMI 25–30 • ernstig overgewicht (obesitas): BMI > 30 In de Nederlandse bevolking is overgewicht een groeiend probleem, zowel bij kinderen als bij volwassenen en ouderen. Volgens het CBS had 57% van de Nederlandse 65-plussers in 2009 overgewicht: 42% had matig overgewicht en 15% ernstig overgewicht (CBS statline, 2011). In de monitor is overgewicht bepaald op basis van zelfgerapporteerde gegevens over lengte en gewicht. Over het algemeen zijn mensen geneigd om het eigen gewicht te laag en de lengte te hoog in te schatten. Het percentage ouderen met overgewicht dat op grond van dit onderzoek is vastgesteld, is daarom waarschijnlijk een onderschatting van de werkelijkheid. 80 70 60 50 40 30 20 10 0
ernstig overgewicht matig overgewicht
mannen
vrouwen
Regio Rivierenland
Figuur 9: Percentage ouderen met overgewicht en ernstig overgewicht (obesitas) 30
Uit het onderzoek blijkt dat 62% van de ouderen in de regio overgewicht heeft (45% matig overgewicht en 18% ernstig overgewicht). Mannen hebben vaker overgewicht dan vrouwen (67% vs. 58%), vrouwen hebben echter vaker ernstig overgewicht. 6.4 Roken Een andere belangrijke leefstijlfactor waar in dit onderzoek naar gevraagd is, is roken. Rokers hebben een verhoogde kans op allerlei ziektes en aandoeningen, zoals hart- en vaatziekten, longkanker, oog- en mondziekten en astma of COPD. Roken gaat gepaard met een lagere kwaliteit van leven en levert vergeleken met andere risicofactoren een hoge bijdrage aan de ziektelast. De sterftekans van rokers is aanzienlijk hoger, dan van niet-rokers. Stoppen met roken is van groot belang voor een gezonde leefstijl. Wie stopt met roken ademt geen schadelijke stoffen meer in. Dit heeft een direct effect op de hartslag en bloeddruk. Op termijn zal onder andere de bloedcirculatie verbeteren, evenals smaak- en reukzin en de algehele fitheid. De kans op een hartinfarct neemt aanzienlijk af. Over een langere periode bezien, is er in Nederland sprake van een dalende trend in het aantal volwassen rokers. In 1958 rookte 60% van de volwassenen; in 2008 is dit percentage gedaald naar 27%. Uit onderzoek van Stivoro blijkt dat in 2008 ruim een kwart (27%) van de Nederlanders van 15 jaar en ouder rookt. Het percentage rokers is het laagst onder de 65-plussers: 15% van de mannen rookt en 12% van de vrouwen (Feenstra & Zantinge, 2009). Van de ouderen in de regio rookt 12%. Mannen roken vaker dan vrouwen (16% vs. 9%) en de groep 65-74 jarigen rookt vaker dan de groep 75-plussers (16% vs. 8%). Van de vrouwen heeft meer dan de helft nooit gerookt (54%), bij de mannen is dit (19%). 20
mannen
10
vrouwen
0 65-74 jr
75 +
Rivierenland totaal
Figuur 10: Percentage ouderen dat rookt 6.5 Alcoholgebruik De Gezondheidsraad adviseert volwassen mannen om niet meer dan twee standaard glazen alcohol per dag te drinken; voor volwassen vrouwen is het advies niet meer dan één standaard glas alcohol per dag (Gezondheidsraad, 2006). Voor ouderen zijn er geen aparte richtlijnen, al is bekend dat ouderen alcohol slechter verdragen dan jongere leeftijdsgroepen. Dit komt door veranderingen in het lichaam als gevolg van het ouder worden, zoals een verminderde werking van lever en nieren en een vermindering van het lichaamsvocht, waardoor de alcoholconcentratie in het bloed eerder omhoog gaat.
31
In regio Rivierenland drinkt bijna een kwart (23%) van de 65-plussers meer dan de Gezondheidsraad adviseert (maximaal 14 glazen alcohol per week voor mannen en maximaal 7 glazen alcohol per week voor vrouwen). De groep 65-74 jarigen drinkt vaker te veel dan 75-plussers (28% vs. 13%). Mannen drinken vaker meer dan uit gezondheidsoogpunt wordt geadviseerd dan vrouwen (27% vs. 19%). 40 30 mannen
20
vrouwen
10 0 65-74 jr
75 +
Rivierenland totaal
Figuur 11: Percentage ouderen dat meer drinkt dan Gezondheidsraad adviseert 6.6 Seksualiteit In het onderzoek is gevraagd of ouderen vinden of er meer aandacht aan de seksualiteit bij ouderen zou moeten worden gegeven en of er vragen zijn op dit terrein. Seksualiteit is niet alleen voorbehouden aan jonge mensen. De meeste ouderen hebben een min of meer actief seksueel leven, waarbij het accent ligt op intimiteit en contact, en zijn tevreden over hun seksuele relatie. Met het klimmen der jaren hebben ouderen wel vaker seksuele klachten. Gemiddeld heeft één op de vijf mannen en iets minder vrouwen last van seksuele problemen. Seksuele problemen kunnen vaak goed worden aangepakt. Door de partners zelf, door erover te praten, door op zoek te gaan naar informatie en zo nodig hulp te zoeken via een huisarts, psycholoog of seksuoloog. Ruim de helft van de ouderen vindt seksualiteit belangrijk (Rutgers Nisso groep, 2009). Tabel 11 geeft de resultaten weer voor de vragen over seksualiteit. Tabel 11: Percentage ouderen dat vindt dat er meer aandacht aan seksualiteit besteed moet worden en percentage ouderen met vragen op dit terrein mannen vrouwen Rivierenland (%) (%) (%) Vindt dat er meer aandacht aan seksualiteit bij ouderen besteed moet worden. 21 6 13 Heeft vragen op dit terrein. 6 1 3 Mannen geven ruim drie keer zo vaak als vrouwen aan dat er meer aandacht besteed zou moeten worden aan seksualiteit bij ouderen. Mannen hebben ook vaker vragen op dit terrein dan vrouwen.
32
Hoofdstuk 7 Omgeving Het beleid van de overheid is erop gericht dat ouderen zo lang mogelijk zelfstandig wonen. De vraag naar zorg voor ouderen zonder dat daaraan een verblijf is gekoppeld, is de laatste jaren duidelijk toegenomen. Hiervoor is het belangrijk dat de informele zorgverlening van ouderen, maar ook de formele zorgverlening goed is georganiseerd. Ook de omgeving waarin men woont is van belang. Dit hoofdstuk gaat in op verschillende factoren die betrekking hebben op de woonsituatie en de omgeving waarin men woont. 7.1 Woonsituatie en verhuiswens In het onderzoek is niet alleen gevraagd naar de huidige woonsituatie, maar ook of men verhuiswensen heeft. Er is een duidelijke kentering in de woonvormen en de hieraan gekoppelde zorg voor ouderen. Ouderen kiezen steeds vaker voor nieuwe kleinschalige woonvormen. Deze kleinschalige woonvormen zijn veelal gekoppeld aan kleinschalige zorg. Al deze ontwikkelingen hebben invloed op de wens van ouderen om te verhuizen en de woonvorm of het type woning waar zij naar toe willen verhuizen. In dit onderzoek is niet alleen gevraagd naar de huidige woonsituatie van de ouderen, maar ook naar woonwensen voor in de toekomst. In Rivierenland woont 58% van de ouderen in een koopwoning. Hoe ouder hoe minder vaak de 65plussers in een koopwoning wonen. Ook is gevraagd in wat voor soort woning men woont. Driekwart van de ouderen (77%) woont in een eengezinswoning of flat, 16% woont in woning voor ouderen (zelfstandige seniorenwoning, woongemeenschap voor ouderen, serviceflat, etc.) en 3% woont in een ander type woning. Zoals uit de figuur is af te lezen, woont de oudste groep vaker in een woning voor ouderen (25%) dan de jongste groep (9%). Vrouwen wonen bijna twee keer vaker dan mannen in een woning voor ouderen (19% vs. 11%). Van de ouderen in de regio geeft 24% aan te willen verhuizen. Er is een duidelijk verschil tussen de leeftijdsgroepen in het aantal ouderen met een verhuiswens: van de groep 65-74 jarigen geeft 28% aan te willen verhuizen en van de groep 75-plussers wil 19% verhuizen. 7.2 Binnenmilieu Ouderen brengen meer tijd binnenshuis door en hebben een minder goed afweersysteem dan jongeren. Hierdoor zijn ouderen een kwetsbare groep als het binnenmilieu ongezond is. Ventilatie is belangrijk voor de luchtkwaliteit binnenshuis. Allerlei stoffen die in het binnenmilieu vrijkomen, zoals vocht bij koken en wassen, tabaksrook en vluchtige stoffen uit meubels, kunnen zich bij onvoldoende ventilatie ophopen. De concentraties stoffen zijn binnen vaak hoger dan buiten en kunnen gezondheidsproblemen veroorzaken, zoals vermoeidheid, hoofdpijn, luchtwegklachten en hart- en vaatziekten (Zantinge et al., 2011). Er is weinig bekend over de kwaliteit van het binnenmilieu in seniorenwoningen. Tot nu toe is vooral ingezet op het verbeteren van het binnenmilieu op scholen en kinderdagverblijven. Het verbeteren van het binnenmilieu van woningen, scholen en kindercentra is één van de speerpunten uit de Nationale aanpak Milieu en Gezondheid van de overheid (Zantinge et al., 2011).
33
Om de kwaliteit van binnenmilieu in kaart te brengen is gevraagd hoe vaak men bepaalde vertrekken in het huis ventileert. Onderstaande tabel geeft dit weer. Tabel 12: Percentage ouderen dat vertrekken in de woning voldoende ventileert 65-74 jarigen 75-plussers (%) (%) Ventileert woonkamer voldoende 44 54 Ventileert slaapkamer voldoende 69 60 Ventileert badkamer voldoende 44 39 Ventileert keuken voldoende 56 48
Rivierenland (%) 48 66 42 53
Uit de tabel is onder andere af te lezen dat er vooral veel te verbeteren valt wat betreft de ventilatie van de badkamer. Van de ouderen in de regio ventileert 42% deze ruimte voldoende. Wat opvalt is dat de 65-74 jarigen alle vertrekken vaker ventileren dan de 75-plussers, met uitzondering van de woonkamer. 7.3 Vervoer De provincies zijn verantwoordelijk voor de regionale bereikbaarheid en het regionaal openbaar vervoer. Voor veel ouderen is de beschikbaarheid van openbaar vervoer (bus/trein/tram) van groot belang voor het onderhouden van sociale contacten en voor maatschappelijke participatie. Toch ervaren ouderen nogal eens knelpunten bij het gebruik van openbaar vervoer. Aan de ouderen is gevraagd of men wel eens problemen heeft met vervoer. 50 40 30
mannen
20
vrouwen
10 0 65-75 jarigen
75-plussers
Totaal
Figuur 12: Percentage ouderen dat soms of bijna altijd problemen heeft met het vervoer Een kwart van de ouderen in de regio (24%) heeft wel eens problemen met vervoer waardoor ze niet komen op plaatsen waar ze wel naar toe hadden willen gaan. Uit de figuur valt af te lezen dat vrouwen vaker problemen met vervoer hebben dan mannen (32% vs. 14%) en 75-plussers vaker problemen hebben dan 65-74 jarigen (40% vs. 14%). Redenen die ouderen noemen voor hun vervoersproblemen zijn: ik vind het openbaar vervoer te ingewikkeld, ik durf niet meer te fietsen en ik vind een gewone taxi te duur. Ook veel genoemd worden: ik ben lichamelijk niet in staat om met het openbaar vervoer te reizen en ik durf niet meer zo goed auto te rijden. Vrouwen van 75+ zeggen daarnaast nog vaak dat anderen geen tijd hebben om te brengen en dat het gebruik van een rollator of rolstoel problemen oplevert bij het vervoer. 7.4 Ervaren veiligheid Veiligheid is meer dan de afwezigheid van criminaliteit, het heeft ook te maken met het gevoel van veiligheid. Objectieve en subjectieve veiligheid hangen samen met de sociale kwaliteit in een buurt. Die wordt gevormd door formele en informele sociale contacten, gevoel van verantwoordelijkheid en gevoelens van gehechtheid.
34
De subjectieve veiligheid is van invloed op het welbevinden, het kan een oorzaak zijn van stress, slaapstoornissen, maar ook tot hart- en vaatziekten en afnemende mobiliteit. Het is belangrijk om te weten of mensen zich wel eens onveilig voelen en of mensen hun gedrag op basis van deze (vermeende) onveiligheid aanpassen. Mensen die zich onveilig voelen kunnen vermijdingsgedrag gaan vertonen. Iemand die zich onveilig voelt, durft de straat niet op. Dit kan leiden tot sociale uitsluiting en afhankelijkheid. In dit onderzoek is gevraagd of ouderen zich overdag of ’s avonds wel eens onveilig voelen. In Rivierenland voelt 8% van de ouderen zich overdag wel eens onveilig en 19% ’s avonds of ’s nachts. Vrouwen voelen zich vaker overdag onveilig dan mannen, zowel overdag als in de avond/nacht. De oudste leeftijdsgroep voelt zich iets vaker onveilig ’s avonds of ’s nachts dan de jongste leeftijdsgroep (23% vs. 17%). 30 25 20 mannen
15
vrouwen
10 5 0 65-75 jarigen
75-plussers
Totaal
Figuur 13: Percentage ouderen dat zich ’s avonds/’s nachts wel eens onveilig voelt 7.5 Geluidshinder Blootstelling aan geluid vormt een belangrijk probleem voor de volksgezondheid in Nederland. In de vragenlijst is gevraagd in hoeverre men hinder ondervindt van verschillende geluidsbronnen. De huidige geluidniveaus in onze woonomgeving veroorzaken vooral hinder en slaapverstoring. Ook kan blootstelling aan geluid via lichamelijke stressreacties leiden tot een verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten (Passchier-Vermeer, 2005a). Naast de blootstelling aan geluid spelen ook individuele eigenschappen een rol, zoals geluid gevoeligheid, angst voor en houding ten opzichte van de geluidbron en de verwachtingen die mensen hebben over de toekomstige geluidsituatie. De ervaren hinder kan daarom verschillen van de te verwachten hinder op basis van gemeten of berekende geluidbelasting in decibellen. Senioren die slechthorend zijn, hebben moeite met het verstaan van spraak bij een achtergrondruis, bijvoorbeeld door verkeer. Senioren zijn niet gevoeliger voor omgevingsgeluid, maar de gevolgen zijn voor hen vervelender en kunnen belemmerend zijn in het sociaal functioneren. Feitelijk zullen senioren bij hetzelfde geluidniveau meer hinder ondervinden doordat zij meer moeite zullen hebben met het volgen van gesprekken. Over heel Nederland bekeken, is wegverkeer de belangrijkste bron van geluidshinder, gevolgd door buren. Binnen de groep van wegverkeer veroorzaken brommers de meest ernstige hinder (PasschierVermeer, 2005b). Tabel 13 geeft weer hoeveel ouderen ernstige hinder ervaren van een aantal geluidsbronnen.
35
Tabel 13: Percentage ouderen dat ernstige geluidshinder ervaart per geluidsbron
Bromfietsen/scooters Verkeer < 50 km/u Vliegtuigen Verkeer > 50 km/u Treinen Buren Bedrijven/industrie Overig
Rivierenland (%) 8 5 4 4 3 3 1 3
Uit de tabel is af te lezen dat ouderen de meeste geluidshinder ervaren door bromfietsers/scooters. Op de tweede plaats komt verkeer in straten waar men 50 km of minder per uur mag rijden. Vrouwen ervaren evenveel hinder als mannen. Ook tussen de leeftijdsgroepen is er geen verschil. 7.6 Huiselijk geweld Aan de ouderen is gevraagd of men ooit wel eens slachtoffer is geweest van huiselijk geweld. Huiselijk geweld is geweld dat door iemand uit de huiselijke kring wordt gepleegd. Hierbij kan het gaan om psychisch of emotioneel geweld, lichamelijk geweld, ongewenste seksuele toenadering en seksueel misbruik. Onderzoek wijst uit dat in Nederland 6% van de zelfstandig wonende ouderen boven de 65 jaar te maken heeft met dit probleem (Movisie, 2010). In de gehele regio Rivierenland geeft 6% van de 65-plussers aan (ooit) slachtoffer te zijn (geweest) van huiselijk geweld. Vrouwen zijn iets vaker het slachtoffer geweest van huiselijk geweld dan mannen (7% vs. 3%). Voor de meesten vond het huiselijk geweld langer dan 5 jaar geleden plaats. De (ex-)partner was vaak de dader, gevolgd door de (stief)ouder(s). 7.7 Eenzaamheid Eenzaamheid komt onder alle leeftijden voor. Er is sprake van eenzaamheid als er een discrepantie ontstaat tussen gewenste en gerealiseerde sociale relaties. Het aantal sociale contacten en de ervaren kwaliteit van de sociale contacten kunnen beide bepalend zijn voor gevoelens van eenzaamheid. Mensen kunnen zich bijvoorbeeld eenzaam voelen met veel mensen om zich heen, of helemaal niet eenzaam zijn met een klein sociaal netwerk. Dit hangt af van hun eigen beoordeling van de kwaliteit van de contacten. De meest bekende Nederlandse vragenlijst om eenzaamheid te meten is de eenzaamheidsschaal (De Jong Gierveld & van Tilburg, 2007). Deze bestaat uit elf uitspraken over emotionele en sociale eenzaamheid. Enkele voorbeelden van uitspraken zijn: ‘Ik mis een echte goede vriend of vriendin’ of ‘Wanneer ik daar behoefte aan heb, kan ik altijd bij mijn vrienden terecht’. Van de ouderen in Nederland is 30% eenzaam (Van Tilburg & De Jong-Gierveld, 2007). Eenzaamheid kan tot een depressie leiden en het verhoogt de kans op vroeg overlijden. Ook blijkt uit onderzoek dat eenzame mensen minder gezondheidsbevorderend gedrag vertonen. Eenzaamheid leidt mogelijk tot een grotere kans op de ziekte van Alzheimer. Eenzaamheid komt vaker voor bij alleenstaanden, bij mensen met gezondheidsproblemen (of met een partner met gezondheidsproblemen), bij mensen met bepaalde persoonlijkheidskenmerken (sociale angst, gebrek aan zelfvertrouwen, negatief zelfbeeld) en bij ouderen met lage opleiding en/of laag inkomen.
36
Om eenzaamheid onder ouderen in kaart te brengen is de eenzaamheidsschaal in de vragenlijst opgenomen.
60 50 40 m annen
30
vrouw en
20 10 0 65-75 jarigen
75-plussers
Totaal
Figuur 14: Percentage ouderen dat zich eenzaam voelt In Rivierenland voelt 44% van de ouderen zich eenzaam: 36% voelt zich matig eenzaam, 5% voelt zich ernstig eenzaam en 3% voelt zich zeer ernstig eenzaam. Eenzaamheid komt vaker voor bij de groep 75-plussers dan bij de groep 65-74 jarigen (50% vs. 40%). Wat opvalt is dat in de jongste groep mannen zich iets vaker eenzaam voelen en in de oudste groep de vrouwen. Meer risico op eenzaamheid lopen alleenstaanden, ouderen met een slechtere gezondheid, ouderen die zich onveilig voelen, laagopgeleiden en ouderen die moeite hebben met rondkomen. 7.8 Mantelzorg ontvangen en geven Binnen het geheel van zorg neemt informele zorg of mantelzorg een belangrijke plaats in. Door het ontvangen van mantelzorg kunnen ouderen vaak langer zelfstandig blijven functioneren zonder dat zij direct een beroep hoeven te doen op professionele zorg. Mantelzorg is in dit onderzoek omschreven als de onbetaalde zorg die iemand geeft aan een bekende uit zijn/haar omgeving, zoals een partner, ouders, kind, buren of vrienden, als deze persoon voor langere tijd ziek, hulpbehoevend of gehandicapt is. Deze zorg kan bijvoorbeeld bestaan uit het huishouden doen, wassen en aankleden, gezelschap houden, vervoer en geldzaken regelen. Veertien procent van de ouderen in Rivierenland ontvangt momenteel mantelzorg. Vrouwen krijgen vaker mantelzorg dan mannen (17% vs. 11%) en 75-plussers krijgen veel vaker mantelzorg dan 65-74 jarigen (28% vs. 6%). Tabel 14 geeft weer bij welke activiteiten de ouderen mantelzorg ontvangen. Tabel 14: Percentage ouderen dat diverse vormen van mantelzorg ontvangt 65-74 jarigen 75-plussers (%) (%) Hulp in de huishouding 5 21 Begeleiding, vervoer 2 17 Geldzaken, administratie 2 18 Gezelschap, troost, afleiding 2 12 Warme maaltijden bereiden 2 7 Persoonlijke verzorging 2 7 Medische verzorging 1 7 Andere mantelzorg 0.2 2
Rivierenland (%) 11 8 8 6 4 4 4 1
Uit de tabel blijkt dat ouderen vooral hulp in de huishouding ontvangen, gevolgd door begeleiding bij vervoer. Ook hulp bij geldzaken en administratie is een veel genoemde vorm van mantelzorg. 37
Ouderen ontvangen vooral mantelzorg van de kinderen en/of de partner. Zes procent van de ouderen ontvangt dagelijks mantelzorg. Behalve dat is gevraagd naar het ontvangen van mantelzorg, is ook gevraagd naar het geven hiervan. Dertig procent van de ouderen in Nederland verleende in 2008 informele hulp aan vrienden, kennissen of buren (CBS StatLine, 2011). Het percentage ouderen dat hulp verleent, ligt hiermee iets onder dat van de 18-64 jarigen. Ook hier geven de jongste ouderen vaker informele hulp dan de oudste ouderen. Twaalf procent van de ouderen in de regio geeft momenteel mantelzorg. Er zijn nauwelijks verschillen tussen mannen en vrouwen en tussen de twee leeftijdsgroepen wat betreft het percentage ouderen dat mantelzorg geeft. Van alle ouderen in Rivierenland voelt 2% zich momenteel (tamelijk) zwaar belast door het geven van mantelzorg. De mantelzorg wordt vooral gegeven aan de partner of aan buren/vrienden/kennissen. Het vaakst bestaat de mantelzorg uit het bieden van gezelschap en troost, gevolgd door hulp in de huishouding. Ruim een kwart van de mantelzorgers heeft behoefte aan hulp. Dit betreft vaker de laagopgeleiden. Behoefte is er vooral aan informatie en advies en aan een vervanger, zodat men vakantie kan nemen.
38
Hoofdstuk 8 Voorzieningen Gemeenten zijn steeds vaker verantwoordelijk voor de financiering en de organisatie van de welzijnsvoorzieningen in een gemeente. Deze trend zal in de komende jaren waarschijnlijk doorzetten. Een goed functionerend en adequaat aanbod van welzijnsvoorzieningen stelt oudere mensen niet alleen in staat om deel te blijven nemen aan maatschappelijke activiteiten, maar stelt ouderen ook in staat om zo lang mogelijk zo zelfstandig mogelijk te blijven wonen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het gebruik, de behoefte, de bekendheid en de bereikbaarheid van de zorg- en welzijnsvoorzieningen waar 65-plussers gebruik van kunnen maken. 8.1 Gebruik en behoefte voorzieningen In de enquête is voor elf diensten en voorzieningen gevraagd aan te kruisen welke situatie van toepassing is: maakt er wel eens gebruik; maakt er geen gebruik van, maar heeft hier wel behoefte aan; maakt er geen gebruik van en heeft hier ook geen behoefte aan; is onbekend met de dienst (‘nooit van gehoord’). Tabel 15 geeft de resultaten weer voor de ouderen in regio Rivierenland. Tabel 15: Gebruik, behoefte en bekendheid voorzieningen (%) Gebruikt niet, wel Gebruikt behoefte (%) (%) Maaltijdverstrekking/maaltijdendienst (bijv. tafeltje-dek-je) 5 2 Eettafel (om warm te eten) 5 2 Advies of voorlichting door ouderenadviseur 3 5 Hulp bij administratieve of financiële activiteiten 26 4 Sport- of bewegingsactiviteiten voor ouderen vanuit activiteiten- of dienstencentrum 14 6 Recreatieve/culturele activiteiten voor ouderen vanuit activiteiten- of dienstencentrum 15 4 Hulp in en om huis van vrijwilliger via vrijwilligersorganisatie 5 8 Ondersteuning bij het geven van mantelzorg 2 2 Hulp bij (het uitbreiden van) sociale contacten 2 3 Vervoer naar voorzieningen (bijv. regiotaxi) 15 6 Personenalarmering 6 6
Gebruikt niet, geen behoefte (%)
Dienst onbekend (%)
92 87
2 7
85
8
69
1
77
2
79
1
84
3
90
6
92
3
78 84
1 5
39
De ouderen maken vooral gebruik van hulp bij administratieve en financiële activiteiten, recreatieve/culturele en sport activiteiten voor ouderen en van vervoersvoorzieningen. Voor een aantal voorzieningen geldt dat er relatief veel ouderen zijn die aangeven de voorziening niet te gebruiken terwijl men er wel behoefte aan heeft. Het gaat hierbij om hulp van een vrijwilliger, vervoer naar voorzieningen, personenalarmering en bewegingsactiviteiten voor ouderen. Over het algemeen zijn de meeste ouderen wel bekend met de diensten waarnaar is gevraagd. Het minst bekend zijn de ouderenadviseur (8%) en de eettafel (7%). Vrouwen maken in vergelijking met mannen vooral meer gebruik van sport en recreatieve activiteiten vanuit een activiteiten- of dienstencentrum, van vervoer naar voorzieningen en van personenalarmering. Voor de meeste voorzieningen geldt dat ouderen uit de oudste leeftijdsgroep hier vaker gebruik van maken dan de 65-74 jarigen. 8.2 Bekendheid met aanvragen van voorzieningen Om gebruik te kunnen maken van dit aanbod, moet het aanbod allereerst bekend zijn bij ouderen. In de ouderenmonitor is daarom voor een aantal voorzieningen gevraagd of men weet waar men deze aan moet vragen. Tabel 16 geeft de beantwoording weer. Hieruit blijkt dat de Thuiszorg, woningaanpassing, vervoersvoorziening en activiteiten voor ouderen zoals kaarten en biljarten, de voorzieningen/diensten zijn die het best bekend zijn bij de ouderen. Schuldhulpverlening, personenalarmering en de ouderenadviseur of -voorlichter zijn het minst bekend. Voor de meeste voorzieningen geldt dat vrouwen beter weten waar men deze kan aanvragen en dat 75-plussers dat van een aantal voorzieningen ook beter weten. Tabel 16: Percentage ouderen dat weet waar men bepaalde voorziening kan aanvragen 65-74 jarigen 75-plussers Rivierenland (%) (%) (%) Thuiszorg 69 80 73 PGB 48 50 49 Schuldhulpverlening 42 35 39 Gehandicaptenparkeerkaart 59 56 58 Woningaanpassing 62 62 62 Rolstoelvoorziening 58 59 59 Vervoersvoorziening 58 67 62 Maaltijdverstrekking/maaltijdendienst 58 65 60 Ouderenadviseur of -voorlichter 45 49 47 Ouderengym/-zwemmen 56 57 56 Activiteiten voor ouderen 61 64 62 Personenalarmering 41 50 44 Financiële/administratieve ondersteuning 48 53 50 8.3 Bereikbaarheid voorzieningen Ook de bereikbaarheid van voorzieningen is van belang. Als voorzieningen te ver weg zijn voor ouderen, zal er minder gebruik van worden gemaakt. Tabel 17 geeft voor een aantal voorzieningen het percentage ouderen weer dat de voorziening te ver weg vindt. Ouderen in regio Rivierenland vinden vooral het gemeenteloket, de bank, het zorgloket en de polikliniek te ver weg. Hoe ouder, hoe meer mensen de voorzieningen te ver weg vinden en vrouwen vinden de voorzieningen vaker te ver weg dan mannen.
40
Tabel 17: Percentage ouderen dat een bepaalde voorziening te ver weg vindt 65-74 jarigen 75-plussers (%) (%) Huisarts 6 16 Tandarts 14 24 Polikliniek 23 38 Apotheek 5 14 Fysiotherapeut 4 12 Verpleeghuis/verzorgingshuis 11 20 Eettafel 5 12 Activiteiten-/dienstencentrum/buurthuis voor ouderen 5 13 Winkels voor dagelijkse boodschappen 6 15 Postkantoor 16 28 Gemeenteloket 30 50 Zorgloket/Wmo-loket 24 44 Bank 26 41 Geldautomaat 8 19 Bibliotheek 15 29
Rivierenland (%) 10 18 29 8 7 14 8 8 10 20 38 31 32 12 21
41
42
Hoofdstuk 9 Trends en verschillen in gezondheid Paragraaf 9.1 geeft een overzicht van enkele opvallende verschillen ten opzichte van de resultaten van 2005. Deze vergelijking wordt gemaakt voor de totale groep ouderen in de regio. Paragraaf 9.2 gaat in op enkele sociaaleconomische gezondheidsverschillen bij ouderen in Rivierenland. 9.1 Vergelijking gezondheid ouderen nu met die in 2005 De ouderen nu zijn gezonder dan vijf jaar geleden. Iets meer ouderen voelen zich gezond, minder ouderen zijn eenzaam, er worden minder slaap- en kalmeringsmiddelen gebruikt en meer ouderen zijn geestelijk gezond. Verder valt op dat meer ouderen weten hoe voorzieningen aan te vragen zijn en ouderen zijn ook beter bekend met het zorgloket. Ook geven meer ouderen mantelzorg, wellicht omdat er minder professionele zorg is. Het dagelijks gebruik van een warme maaltijd is toegenomen. Het opleidingsniveau is hoger en iets minder ouderen hebben moeite met rondkomen. Meer ouderen wonen in een koopwoning. Het aantal mensen dat wil verhuizen is gelijk gebleven. 9.2 Gezondheidsverschillen hoog- en laagopgeleiden Opleiding geeft een indicatie voor iemands sociaaleconomische positie. Verschillen in opleidingsniveau hangen samen met verschillen in gezondheid, zowel wat betreft levensverwachting als gezonde levensjaren. In regio Rivierenland hebben ouderen globaal het volgende opleidingsniveau: 25% geen of lager onderwijs, 48% mavo/lbo, 15% vwo/mbo en 12% hbo/wo. Tabel 18 geeft voor enkele gezondheidsmaten de verschillen weer. Zoals kan worden verwacht, hebben laag opgeleide ouderen vaker moeite om rond te komen en moeten ze veel vaker alleen van een AOW uitkering rondkomen. Ook blijkt uit de tabel dat hoe lager men is opgeleid, hoe slechter de ervaren gezondheid en hoe meer chronische aandoeningen men heeft. De tabel bevat gegevens over aandoeningen waarvoor de verschillen het grootst zijn, maar ook voor de meeste andere aandoeningen geldt dat deze vaker voorkomen bij laagopgeleide ouderen. Alleen prostaatklachten komen vaker voor bij hoogopgeleide ouderen. Laag opgeleide ouderen hebben veel vaker lichamelijke beperkingen en hebben vaker problemen bij het uitvoeren van huishoudelijke activiteiten. Ook hebben laag opgeleide ouderen vaker een slechtere psychische gezondheid; angststoornissen, depressie, geen regie en eenzaamheid. De leefstijl van laag opgeleide ouderen is ongezonder dan die van hoog opgeleide ouderen. Dit geldt voor zowel voeding als beweging en blijkt ook uit de bevinding dat laag opgeleide ouderen vaker overgewicht hebben. Alleen ongezond drankgebruik komt juist meer voor bij hoog opgeleide ouderen. Ook op de meeste omgevingsfactoren scoren laag opgeleide ouderen vaker ongunstig. Lager opgeleiden hebben ook meer last van onveiligheidsgevoelens. Opvallend is dat laag opgeleide ouderen vaker mantelzorg ontvangen, maar zelf minder vaak mantelzorg geven.
43
Tabel 18: Verschillen naar opleidingsniveau voor ouderen in Rivierenland
Financiële situatie Heeft moeite met rondkomen Heeft alleen AOW Lichamelijke gezondheid Ervaren gezondheid matig tot slecht Botontkalking (osteoporose) Suikerziekte, diabetes Gewrichtsslijtage van heupen of knieën Ernstige aandoening van de rug Onvrijwillig urineverlies Belemmerd agv chronische aandoening(en) Gebruikte slaap- of kalmeringsmiddelen in afgelopen 2 weken Heeft 1 of meer lichamelijke beperkingen Kan 1 of meer huishoudelijke activiteiten niet geheel zelfstandig uitvoeren Psychische gezondheid Psychisch ongezond Risico op angststoornis of depressie Heeft geen regie over eigen leven Leefstijl Rookt Gebruikt dagelijks een warme maaltijd Eet dagelijks groente Eet dagelijks fruit Dagelijks vitamine D Voldoet aan beweegnorm Heeft (ernstig) overgewicht Ongezond alcoholgebruik (>14 glazen/week (mannen) of >7 glazen/week (vrouwen) Omgeving Woont in koopwoning Voelt zich wel eens onveilig overdag Voelt zich wel eens onveilig in avond/nacht Ventileert woonkamer voldoende Heeft wel eens problemen met vervoer
Laag opgeleid (geen/laag onderwijs)
Midden 1 (mavo/lbo)
Midden 2 (vwo/mbo)
Hoog opgeleid (hbo/wo)
(N=6944)
(N=13237)
(N=4116)
(N=3195)
(%)
(%)
(%)
(%)
14 45
11 22
10 6
5 3
49 22 27 36 22 21 68
25 13 16 29 15 11 50
22 11 18 28 18 12 48
18 7 10 19 12 11 40
25 56
19 28
11 19
12 15
53
27
20
11
31 54 24
18 38 11
15 26 9
8 19 4
10 74 66 70 16 43 70
13 76 64 71 19 59 61
18 78 68 69 27 59 60
11 79 72 70 25 56 56
9
22
27
39
40 12 25 44 36
56 8 19 48 24
70 6 17 46 18
86 3 11 51 11
44
Vervolg Omgeving Is eenzaam Ontvangt nu mantelzorg Geeft nu mantelzorg Gebruik van voorzieningen/diensten Maaltijdverstrekking/maaltijdendienst Eettafel Advies of voorlichting door ouderenadviseur Hulp bij administratieve of financiële activiteiten Sport- of bewegingsactiviteiten voor ouderen vanuit activiteiten- of dienstencentrum Recreatieve/culturele activiteiten voor ouderen vanuit activiteiten- of dienstencentrum Hulp in en om huis van vrijwilliger via vrijwilligersorganisatie Ondersteuning bij het geven van mantelzorg Hulp bij (het uitbreiden van) sociale contacten Vervoer naar voorzieningen Personenalarmering Maaltijdverstrekking/maaltijdendienst Bekendheid met aanvragen voorzieningen PGB Schuldhulpverlening Ouderenadviseur Financiële/administratieve ondersteuning
Laag opgeleid (geen/laag onderwijs) (%)
Midden 1 (mavo/lbo) (%)
Midden 2 (vwo/mbo) (%)
Hoog opgeleid (hbo/wo) (%)
53 28 11
42 12 12
41 8 10
42 4 21
8 8 3 35
5 6 3 26
3 2 1 21
2 1 1 10
13
17
10
13
20
19
8
4
6 4 5 25 12 0
5 2 2 14 6 2
4 1 1 12 5 0
2 0 0 4 1 0
50 33 41 45
47 38 45 49
44 38 49 48
63 53 62 62
Als het gaat om gebruik van voorzieningen blijkt dat laag opgeleide ouderen vaker gebruik maken van verschillende voorzieningen, zoals hulp bij financiële of administratieve activiteiten, recreatieve en culturele activiteiten vanuit een dienstencentrum, vervoer naar voorzieningen en personenalarmering. Hoog opgeleiden weten echter beter waar men voorzieningen kan aanvragen, het verschil is het grootst voor de schuldhulpverlening en financiële/administratieve ondersteuning. Gezondheidsverschillen tussen de verschillende leeftijdsgroepen Vanaf ongeveer 75 jaar neemt de kans op ziekten en beperkingen duidelijk toe en verslechtert de ervaren gezondheid sterk. Veel huishoudelijke activiteiten kunnen niet meer zelfstandig worden uitgevoerd. Ook de vervoersmogelijkheden worden fors minder. Vaker geen regie over eigen leven. Ook de psychische gezondheid wordt minder, risico op angststoornis of depressie wordt groter. Er zijn vaker problemen die mensen uit de slaap houden. 75-Plussers zijn vaker (matig) eenzaam. Opvallend is dat er geen verschil is in het mantelzorg geven, wel in het mantelzorg krijgen: hoe ouder, hoe meer men krijgt. Het gebruik van welzijnsvoorzieningen neemt toe. Oudere ouderen weten ook beter hoe en waar ze voorzieningen kunnen aanvragen. Leefstijl: 75-plussers eten vaker dagelijks fruit, maar drinken minder (voldoen vaker niet aan de vochtnorm). Voldoen ook minder vaak aan de beweegnorm, vooral vanwege een lichamelijke 45
beperking. 65-75 Jarigen roken vaker dan 75-plussers. Ook drinkt deze eerste groep veel vaker ongezond veel alcohol. Zij vinden ook (nog) veel vaker dat er aandacht moet worden besteed aan seksualiteit bij ouderen. Omgeving: de oudste groep woont vaker in een huurwoning, vaker in een senioren/ouderenwoning. Deze groep wil vaker verhuizen. Zoals verwacht vinden ze voorzieningen vaker te ver weg. Ze voelen zich vaker onveilig. Ze ventileren woonkamer vaker, maar de andere vertrekken minder vaak. Hun inkomen bestaat vaker alleen uit AOW, maar gemiddeld hebben ze niet vaker moeite met rondkomen. Verschillen tussen ouderen in Rivierenland en Oost-Nederland In Rivierenland zijn iets meer ouderen psychisch ongezond. Wat betreft leefstijl valt op dat minder ouderen dagelijks groente en een warme maaltijd nuttigen, dat er minder gefietst en gewandeld wordt en minder gesport (anders dan ouderensport). Verder valt op dat minder ouderen weten waar ze een bepaalde voorziening moeten aanvragen. Voorzieningen zijn vaker te ver weg. Iets meer ouderen moeten rondkomen van alleen AOW.
46
Hoofdstuk 10 Conclusies en aanbevelingen Conclusies Meeste ouderen redelijk tevreden over hun gezondheid Uit dit onderzoek blijkt dat de meerderheid van de ouderen tevreden is over de eigen gezondheid: bijna driekwart van de ouderen vindt de eigen gezondheid goed of uitstekend. Wel blijkt er een duidelijke samenhang in de aanwezigheid van chronische aandoeningen en de beoordeling van de eigen gezondheid. Ook is er een duidelijke toename in ongezondheid met het ouder worden, vanaf 75-jarige leeftijd nemen de gezondheidsproblemen en daarmee gepaard gaande beperkingen fors toe. Valongevallen zorgen voor veel leed Een valongeval beperkt ouderen in hun bezigheden en daarmee is vaak langdurig medische zorg en/of mantelzorg nodig. Bijna een op de vijf ouderen heeft in de voorgaande drie maanden een valongeval gehad. Positief is de interesse bij een op de tien ouderen voor het volgen van een cursus valpreventie. Veel ouderen in psychische nood Eenvijfde van de 65-plussers in de regio is psychisch ongezond. Angststoornissen en depressies (of het risico daarop) bij ruim eenderde van de ouderen zorgen voor een groot verlies aan kwaliteit van leven. Eén op de vijf ouderen (19%) gebruikte slaap- of kalmeringsmiddelen in de voorgaande twee weken, vaak al gedurende langere tijd. Het gebruik van deze middelen vergroot de kans op valongevallen. Zorgwekkend is het grote aantal eenzame ouderen; 44% is matig tot (zeer) ernstig eenzaam. Gezondheidswinst mogelijk door leefstijlverandering Ook bij ouderen kan een verandering in leefstijl nog gezondheidswinst opleveren in de vorm van een langer leven en meer kwaliteit van leven. Een goede voedingsstatus vormt de basis voor een gezond lichaam. Minder dan driekwart van de ouderen voldoet aan de aanbevelingen voor het eten van groente en fruit en ruim een kwart drinkt voldoende. Ruim de helft (56%) voldoet aan de beweegnorm. Overgewicht is vaak het gevolg van een verkeerde leefstijl. Van de ouderen in de regio heeft bijna twee op de drie ouderen overgewicht (45% overgewicht en 18% ernstig overgewicht). Twaalf procent van de ouderen rookt en bijna een kwart drinkt meer alcohol dan de huidige aanbevelingen voor een gezonde hoeveelheid. Omgeving: meeste ouderen tevreden met hun woonsituatie Een kwart van de ouderen in de regio wil verhuizen, de rest niet. Ruim de helft van de ouderen ventileert de woonkamer onvoldoende; dit is juist voor ouderen van belang omdat ze veel binnen zijn. Bijna een op de vijf ouderen voelt zich ´s avonds of ´s nachts onveilig en 8% overdag. Met het stijgen van de leeftijd wordt vervoer moeilijker; het openbaar vervoer is te ingewikkeld of men is lichamelijk niet meer in staat om met het openbaar vervoer te reizen of om te fietsen. Een kwart heeft regelmatig problemen met vervoer. Welzijnsvoorzieningen en zorg Een goed functionerend en adequaat aanbod van welzijnsvoorzieningen stelt oudere mensen in staat om deel te blijven nemen aan maatschappelijke activiteiten en om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. De ouderen maken vooral gebruik van hulp bij administratieve en financiële
47
activiteiten, recreatieve/culturele en sportactiviteiten voor ouderen en van vervoersvoorzieningen. Ouderen hebben vooral nog behoefte aan ‘hulp in en om huis’ van een vrijwilliger. De voorzieningen waarvan een grote groep niet weet hoe deze aan te vragen zijn de ouderenadviseur, schuldhulpverlening en ouderenalarmering. Veel voorzieningen zijn volgens de ouderen voor hen te ver weg, zoals het gemeenteloket, bank, zorgloket en polikliniek. Veertien procent van de ouderen ontvangt mantelzorg, vooral voor hulp in huishouding, financiële administratie en begeleiding en vervoer. Twaalf procent van de ouderen geeft mantelzorg. Een op de vijf mantelzorgers heeft behoefte aan (meer) hulp bij hun mantelzorgactiviteiten. Risicogroepen/kwetsbare ouderen Uit het onderzoek blijkt dat vrouwen een kwetsbare groep vormen. Vrouwen worden gemiddeld ouder dan mannen en hebben mede door hun hogere leeftijd vaker gezondheidsproblemen. Vrouwen zijn doordat hun partner vaak eerder overlijdt, ook vaker alleenstaand dan mannen. Uit het onderzoek blijkt dat vrouwen vooral kwetsbaar zijn op het gebied van psychische problemen: zij zijn vaker psychisch ongezond en hebben vaker een hoger risico op een angststoornis of depressie. Ook laag opgeleide ouderen zijn kwetsbaar. Zowel hun lichamelijke als hun geestelijke gezondheid is minder goed. Wat betreft leefstijl valt op dat ze minder vaak aan de beweegnorm voldoen en vaker overgewicht hebben. Hoogopgeleide ouderen vormen een risicogroep wat betreft overmatig alcoholgebruik. Gezondheid ouderen iets minder goed dan in (Oost-)Nederland In vergelijking met ouderen in Oost-Nederland zijn ouderen in Rivierenland vaker psychisch ongezond. Daarnaast zijn hun voedingsgewoonten iets minder gezond. Tot slot valt op dat ouderen in Rivierenland iets vaker moeten rondkomen van alleen AOW. Het aantal ouderen dat moeite heeft met rondkomen verschilt echter niet.
Aanbevelingen Hoe kan de gemeente de gezondheid van ouderen bewaken en bevorderen? 1. Doorgaan met versterken en verbinden van al lopende activiteiten. 2. Aansluiten bij/volgen van provinciale en regionale ontwikkelingen. 3. Aansluiten bij lokale ontwikkelingen en activiteiten. 4. Inspelen op maatschappelijke trends en ontwikkelingen. 1. Doorgaan met versterken en verbinden van al lopende activiteiten Na het eerste GGD-ouderenonderzoek in 2005 zijn een aantal regionale activiteiten opgepakt om de gezondheid van ouderen te verbeteren. Het is van belang deze te continueren, zeker ook gezien de positieve resultaten. Het betreft het project ‘Versterking functie ouderenadvisering’, ‘Welzijn op Recept’ en ‘depressiepreventie’ dat in de regio uitgevoerd wordt door Indigo. Op lokaal niveau zijn er diverse activiteiten en voorzieningen voor ouderen. Het is belangrijk om preventieve gezondheidszorg voor ouderen te koppelen aan de reeds bestaande initiatieven of voorzieningen. Het is goed om inzicht te verwerven in de voorzieningen en activiteiten die nu al voor de ouderen beschikbaar zijn. Samenwerking tussen de verschillende betrokken organisaties en afstemming van het aanbod zijn aandachtspunten daarbij. Het is van belang dat het aanbod aan welzijnsvoorzieningen aansluit bij de behoefte van de huidige generatie ouderen. In sommige wijken/kernen zijn allochtone ouderen op zoek naar andere activiteiten. Een goede aanpak hierbij is meer vraaggericht werken dan aanbodgericht.
48
2. Aansluiten bij/volgen van provinciale en regionale ontwikkelingen 2.1 Het nieuwe regiocontract 2012-2015 Momenteel is het nieuwe regiocontract 2012-2015 (Programma Zelfredzaam Rivierenland) in ontwikkeling. Voor gemeenten zijn daarbij mogelijke aangrijpingspunten te vinden binnen de diverse thema’s waaruit het regiocontract is opgebouwd. Zo heeft thema 1. ‘Maatschappelijke ondersteuning’ o.a. als beoogd resultaat versterking mantelzorgondersteuning voor vitale ouderen en werknemers die mantelzorg combineren met werk en het ontwikkelen van een preventieve aanpak ter voorkoming van schuldenproblematiek bij kwetsbare groepen. Thema 2. ‘Gezondheid, sport en bewegen’ heeft als doel het terugdringen van gezondheidsverschillen door mensen met gezondheidsachterstanden extra aandacht te geven. Beoogd maatschappelijk effect: kwetsbare ouderen zijn in staat om zo lang mogelijk gezond en zelfstandig te functioneren. Als beoogd resultaat wordt genoemd dat er een regionale en lokale aanpak van preventieve gezondheidszorg voor kwetsbare ouderen in wijken en kernen is vanuit een integrale visie op wonen, welzijn en zorg (o.a. in samenhang met Gelderland Sportland, beweegtuinen). Met name een stevige verbinding tussen de preventieve gezondheidszorg en de sectoren wonen, welzijn en (ouderen)zorg zal de gezondheid- en welzijnssituatie van ouderen ten goede komen. Aansluitend hierop wordt binnen thema 4. ‘Bundeling Krachten’ als beoogd resultaat genoemd dat op het terrein van wonen, welzijn en zorg in elk van de deelnemende gemeenten minimaal één experiment met financiële en organisatorische ontschotting is ontwikkeld en uitgevoerd waarin de gezamenlijke toegang voor kwetsbare burgers centraal staat. Thema 5. ‘Leefbaarheid’ is o.a. gericht op het versterken van leefbaarheid in kleine kernen door een noodzakelijk aanbod van voorzieningen in (de nabijheid van) de kleine kernen. 2.2 Regionaal gezondheidsbeleid De gemeenten in regio Rivierenland hebben met elkaar het gezondheidsbeleid opgesteld voor de periode 2012-2015. Een van de doelen is om gezondheidsverschillen terug te dringen door mensen met gezondheidsachterstanden extra aandacht te geven. De meeste speerpunten uit de nota (roken, alcohol overgewicht en seksuele gezondheid) richten zich op jongeren. Depressiepreventie richt zich ook op ouderen, met het accent op bewegen, met als doel het verbeteren van de psychische gezondheid. Het verkleinen van sociaaleconomische gezondheidsverschillen gebeurt door extra aandacht te besteden aan de kwetsbare groep laag opgeleide ouderen. Geldproblemen kunnen bovendien (mede) oorzaak zijn van een minder gezonde leefstijl, minder mogelijkheden om uit te gaan en daarmee bijdragen aan een mindere gezondheid en een groter isolement. Een voorbeeld van een maatregel die bevordert dat ouderen meer bewegen en dat minder draagkrachtige ouderen worden ontzien, is het afschaffen van hondenbelasting voor ouderen. Door het uitlaten van de hond kan ook de eenzaamheid verminderen door het opdoen van contacten met andere hondenbezitters. 2.3 Het project versterking samenwerking ouderenadvisering en eerste lijn Dit project, dat onderdeel is van het project ‘Versterking functie ouderenadvisering’, concludeerde na de uitvoering van een pilot o.a. dat er behoefte is aan het delen van de zorg voor ouderen, tussen huisartsen, ouderenadviseurs etc. Het Eerstelijns Centrum Tiel is gestart met een werkgroep hiervoor. 2.4 Geriatrische netwerken De gemeenten Tiel en Geldermalsen en Stichting OOGG ontvingen van de provincie subsidie voor het vormen van netwerken in Tiel en Geldermalsen. Deze geriatrische netwerken van organisaties op het gebied van wonen, welzijn en zorg aan ouderen, maken samen afspraken met het doel de zorg aan ouderen met complexe problemen beter op elkaar af te stemmen. Binnen zo’n netwerk maken professionals onderling afspraken over onder andere bereikbaarheid, terugkoppeling van informatie, vroegsignalering en regievoering.
49
3. Aansluiten bij lokale ontwikkelingen en activiteiten 3.1 Kanteling van de Wmo Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wmo. In de Wmo zijn verschillende wetten en regelingen gebundeld zodat gemeenten meer mogelijkheden hebben om regie te voeren over samenhangende activiteiten van aanbieders van zorg, wonen, welzijn en dienstverlening. Met de kanteling van de Wmo is de zelfredzaamheid en zelfmanagement van ouderen van belang. Gezonde ouderen kunnen zichzelf ‘redden’ en participeren in de maatschappij. Een gezonde leefstijl kan bijdragen aan het zo lang mogelijk gezond en vitaal te blijven (uitstellen van kwetsbaarheid). Gemeenten kunnen stimuleren dat ouderen voldoende bewegen, bijv. door het aanleggen van beweegtuinen/fitnessbanen, de straten en stoepen toegankelijk en veilig houden, ook met rollators , fietsers etc. Voldoende beweging zorgt niet alleen voor een gezond lichaamsgewicht, maar heeft ook een beschermende werking op ziekten als hart- en vaatziekten, diabetes, osteoporose en depressiviteit. De gemeente heeft veel invloed op regelgeving en op de fysieke inrichting van de woonomgeving. Daarmee kan ze een veel grotere invloed uitoefenen op de gezondheid en veiligheid van haar inwoners dan ze zelf vaak beseft. Een beschermende factor voor de kwetsbaarheid van ouderen is een veilige woonbuurt. Overmatig alcohol en medicijngebruik werken verslavend en vergroten de kans op vallen en andere ongevallen. Huisartsen en thuiszorgmedewerkers kunnen een belangrijke signalerende rol hebben. Valpreventie is een bewezen effectieve methode om ouderen minder te laten vallen met alle consequenties van dien. Een positieve insteek bij het aanbieden van deze cursussen is van belang voor een hoge deelname: 11% heeft belangstelling. 3.2 Vervoer Veel ouderen geven aan problemen te hebben met het reizen met het openbaar vervoer. De gemeente Culemborg kent de dienst ‘Trijntje’ waardoor rolstoel - en scootmobielgebruikers met de trein kunnen reizen. Vanuit het project ‘Klaartje’ worden ouderen en gehandicapten op aanvraag vervoerd. Vervoersproblemen kunnen bijdragen aan het vereenzamen en de kans op depressieve klachten bij ouderen vergroten. Voor ouderen die door chronische ziekten of handicaps aan huis gebonden zijn bestaan er projecten waarbij de deelnemers via internet in contact komen met anderen (bijv. Esc@pe; Als je wereld kleiner wordt). 4. Inspelen op maatschappelijke trends en ontwikkelingen 4.1 Vergrijzing Door de vergrijzing wordt het aandeel ouderen ten opzichte van jongeren veel groter. Van belang is dat de ouderen zelf gezonder blijven om minder (snel) afhankelijk te worden en daarnaast een bijdrage kunnen leveren aan collega-ouderen (mantelzorg etc.). Ook ouderenadviseurs kunnen een rol spelen bij het bevorderen van een gezonde leefstijl, gezond binnenmilieu, gezonde (seksuele) relaties etc. Zij kunnen ouderen met elkaar in contact brengen en een rol spelen bij de vroegsignalering van depressie en eenzaamheid. Veel ouderen zijn niet op de hoogte van het bestaan van ouderenadviseurs, gemeenten kunnen deze bekendheid bevorderen. Ook andere voorzieningen (zoals schuldhulpverlening) zijn vaak niet bekend. Ouderenadviseurs kunnen deze onderwerpen aan de orde stellen. 4.2 Nauwere samenwerking tussen verzekeraar en gemeente Een gezondere bevolking is van belang voor de zorgverzekeraar, omdat het scheelt in de kosten voor de zorg. Door preventie en zorg dichtbij de burger te verstrekken, neemt het beroep op de duurdere tweede lijn af en profiteert de zorgverzekeraar daar direct van. Het is daarom reëel dat de zorgverzekeraar mee investeert in deze ontwikkeling.
50
Waarom moeten gemeenten de gezondheid van hun ouderen bewaken en bevorderen? Wettelijke verplichting Gemeenten zijn sinds de invoering van artikel 5a van de Wet publieke gezondheid (Wpg) op 1 juli 2010 verantwoordelijk voor de preventieve gezondheidszorg voor ouderen. Al langer zijn gemeenten bestuurlijk verantwoordelijk voor de collectieve preventie in hun gemeente. Nieuw is ook dat gemeenten in hun nota lokaal gezondheidsbeleid concreet de doelstellingen, acties en resultaten van hun gezondheidsbeleid moeten aangeven. Gemeenten moeten daarbij de landelijke prioriteiten van het gezondheidsbeleid in acht nemen. De landelijke nota gezondheidsbeleid ‘Gezondheid dichtbij’ beveelt aan om de speerpunten uit de vorige nota voort te zetten en extra in te zetten op bewegen als verbindende factor. Een andere aanbeveling is om gezondheid dichterbij te organiseren, herkenbaar en toegankelijk in de buurt. Voorkomt of vermindert beroep op Wmo De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft als doel om de deelname aan de maatschappij van alle burgers, en in het bijzonder kwetsbare burgers, te bevorderen. Mensen die participeren in de maatschappij voelen zich gezonder. Anderzijds maakt een goede gezondheid in zowel fysiek, psychisch en sociaal opzicht deelname aan de maatschappij mogelijk, waardoor gemeenten minder kosten hoeven te maken. Inspectie voor de Volksgezondheidszorg toetst op ouderengezondheidszorg De Inspectie voor de Volksgezondheidszorg (IGZ) gaat bij het toetsen van het lokale gezondheidsbeleid specifiek kijken of gemeenten de nieuwe taak preventieve ouderengezondheidszorg in hun beleid hebben opgenomen. De rol van de inspectie is hierbij vooral stimulerend van aard. De inspectie vindt afstemming en regie belangrijk om er zo voor te zorgen dat er voor ouderen een samenhangend geheel aan voorzieningen beschikbaar is, omdat ‘gezondheid, zelfredzaamheid en welbevinden elkaar over en weer beïnvloeden’. Om afstemmingsproblemen te voorkomen moeten gemeenten zoeken naar verbindingen met betrokken sectoren, zoals sport, welzijn en zorg. Artikel 5a uit de Wpg geeft gemeenten maximale beleidsvrijheid ten aanzien van de praktische invulling van de regie- en aanjaagrol. Wat doet de GGD met de resultaten van het gezondheidsonderzoek? De GGD brengt de resultaten van het regionale onderzoek (actief of passief) onder de aandacht van organisaties en instellingen die betrokken zijn bij ouderengezondheid(beleid), zoals Indigo, welzijnsinstellingen, ouderenadvisering. Met daarbij de vraag het lopende beleid en de lopende activiteiten te herijken aan de nieuwe onderzoeksresultaten. Ook worden de resultaten verstuurd naar de provincie en vormen ze input voor bijvoorbeeld de regionale sociale agenda. Tot slot De gemeenten hebben een regierol en aanjaagfunctie voor een samenhangend en integraal ouderen gezondheidsbeleid. Het is belangrijk een overzicht te hebben van wat er gebeurt in de eigen gemeente. Door het organiseren van een bijeenkomst met belanghebbenden en betrokkenen leert men elkaar kennen en wordt duidelijk wie wat doet. Zo kan de samenwerking tussen preventie en curatie verbeterd worden. Ook kan de doorgeleiding van STMR/STMG naar huisartsen en van 1e lijnszorg naar de wijk verbeterd worden. Het welzijnswerk kan een aanjaagfunctie hebben in het opzetten van activiteiten. De GGD kan gemeenten adviseren en ondersteunen bij hun regiefunctie, ze kan de verbinding leggen tussen gemeenten, 1e lijn en welzijnorganisaties. Daarnaast heeft de GGD brede kennis voorhanden van bewezen effectieve interventies op terrein van gezondheidsbevordering en preventie. Indien nodig kan de GGD helpen met de ontwikkeling van activiteiten.
51
52
Overzichtstabel met de belangrijkste resultaten regio Rivierenland % Achtergrondkenmerken Woont alleen Laag opgeleid (lager onderwijs/lbo/mavo) Hoog opgeleid (hbo/wo) Etniciteit: niet-Nederlandse herkomst Alleen AOW Moeite met rondkomen (enige/grote) Lichamelijke gezondheid Ervaren gezondheid matig/slecht Eén of meer langdurige aandoeningen Belemmerd door langdurige aandoening(en) Eén of meer lichamelijke beperkingen Kan één of meer huishoudelijke activiteiten niet zelfstandig uitvoeren Slaap/kalmeringsmiddelen in afgelopen 2 weken Valongeval in afgelopen 3 maanden Psychische gezondheid Psychisch ongezond Matig/hoog risico op angststoornis en/of depressie Ervaart probleem dat hem/haar dag en nacht bezighoudt Geen regie over eigen leven Leefstijl Ontbijt iedere dag Eet iedere dag warme maaltijd Eet iedere dag fruit Eet iedere dag groente Eet minstens 1 keer per week vis Gebruikt dagelijks Vitamine D Voldoet aan de beweegnorm Heeft overgewicht Rookt Ongezond alcoholgebruik (>14 glazen/week (mannen) of > 7 glazen/week (vrouwen)) Wil meer aandacht voor seksualiteit ouderen Omgeving Woont in woning voor ouderen Woont in huurwoning Wil verhuizen Ventileert woonkamer onvoldoende Problemen met vervoer
Oost-Nederland %
34 73 12 4 24 11
32 70 16 6 19 11
30 82 53 33 31
28 82 54 31 31
19 18
18 17
20 37 21
15 36 19
13
14
93 76 71 66 74 21 56 62 12 23
93 81 74 71 77 20 59 60 11 23
13
13
16 42 24 52 24
14 41 22 51 23 53
vervolg Omgeving Voelt zich overdag wel eens onveilig Voelt zich ’s avonds/’s nachts wel eens onveilig Ernstige geluidshinder van verkeer < 50 km/u Ooit slachtoffer huiselijk geweld Is eenzaam Krijgt mantelzorg Geeft mantelzorg = Rivierenland wijkt af van Oost-Nederland
regio Rivierenland %
Oost-Nederland %
8 19 5 5 44 14 12
6 16 5 3 41 15 12
54
Referenties Balkom AJLM van, Schoemaker C. Wat zijn angststoornissen en wat zijn de gevolgen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM,
Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Psychische stoornissen\Angststoornissen, 20 september 2010. Bisschop I. Psychosocial resources and the consequences of specific chronic diseases in older age; The longitudinal Aging Study Amsterdam. Leiden, 2004. CBS, Statline, http://statline.cbs.nl/statweb/ 2011. Consument en Veiligheid. Vallen 55+. Amsterdam: Consument en Veiligheid, 2010. Deeg DJH (VUmc). Wat is ervaren gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Functioneren en kwaliteit van leven\Ervaren gezondheid, 31 maart 2009. Feenstra D, Zantinge EM. Hoeveel mensen roken? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Leefstijl > Roken, 8 december 2009. Gezondheidsraad, Richtlijnen voor goede voeding 2006, Gezondheidsraad, Den Haag, 2006, publicatienummer 2006/21. Gezondheidsraad. Naar een toereikende inname van vitamine D. Gezondheidsraad, Den Haag. 2008. Publicatienummer 2008/15. Isken, L.D., Harbers, M.M. Gedragsverandering levert ook bij ouderen gezondheidswinst op. VTV, Bilthoven, RIVM, 2009. Jong Gierveld J de, Tilburg T van. Het vaststellen van eenzaamheid. In: Tilburg T van, Jong Gierveld J de (redactie) Zicht op eenzaamheid: achtergronden, oorzaken en aanpak. Assen: Van Gorcum, 2007 . Movisie. Registratie ouderenmishandeling 2009. Utrecht: Movisie 2010. Moerman, M (GGD), Poort, E, Venemans, A (De Onderzoekerij). Ouderen in Culemborg. Onderzoek onder 65-plussers in Culemborg, Terweijde en Rivierenland naar gezondheid, wonen en welzijn. Tiel: GGD Rivierenland, oktober 2011. Oude Groeniger, I. ea. Ouderenmonitor 2010. Resultaten van de regio Noord-Veluwe. Apeldoorn, GGD Gelre-IJssel, mei 2011 Passchier-Vermeer W. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van geluid? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. www.nationaalkompas.nl > Gezondheidsdeterminanten > Omgeving > Milieu >Geluid, 17 mei 2005a. Passchier-Vermeer W. Hoeveel mensen ondervinden hinder of andere gevolgen van geluid en neemt dit toe of af? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas volksgezondheid. 55
Bilthoven: RIVM. www.nationaalkompas.nl >Gezondheidsdeterminanten > Omgeving > Milieu > Geluid, 17 mei 2005b. Rutgers Nisso Groep. Seks als je ouder wordt. Utrecht: Rutgers Nisso Groep, 2009. Regiocontract 2012 -2015. Verrassend Rivierenland Waard om bij stil te staan. Programmamanagement Regiocontract. Tiel, Regio Rivierenland, 2010. Schoemaker C. Wat is psychische gezondheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. www.nationaalkompas.nl/Gezondheid en ziekte/Functioneren en kwaliteit van leven/Psychisch functioneren/Psychische gezondheid volwassenen, 22 maart 2010. Spijker J (Trimbos-instituut), Schoemaker C (RIVM). Wat is depressie en wat zijn de gevolgen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Psychische stoornissen\Depressie, 22 maart 2010. Stichting voedingscentrum Nederland. Vitamine D. 2008. Te verkrijgen via: www.voedingscentrum.nl \ eten en gezondheid \ voedingsstoffen \ vitamines en mineralen \ vitamine D. Van Tilburg T, De Jong Gierveld J (red.). Zicht op eenzaamheid. Achtergronden, oorzaken en aanpak. Assen: Van Gorcum, 2007. Verweij A, Lucht F van der. Wat is de omvang van sociaaleconomische gezondheidsverschillen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. www.nationaalkompas.nl\Thema's\Gezondheidsachterstanden\Sociaaleconomische status, 7 december 2010. Verweij A, Sanderse C , Beer J de . Etniciteit samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM. www.nationaalkompas.nl> Nationaal Kompas Volksgezondheid\Bevolking\Etniciteit, 20 september 2010. Nationaal Kompas Volksgezondheid, 6 april 2011. Wingen M, Otten F. Burgerlijke staat, recente verweduwing en gezondheidsindicatoren van ouderen. Den Haag/ Heerlen: CBS, 2009. Zantinge EM, van der Wilk EA, van Wieren S, Schoemaker CG. Gezond ouder worden in Nederland. Bilthoven: RIVM, 2011.
56
Tabellenboek Toelichting: In de eerste 7 kolommen worden de resultaten van de ouderenmonitor in regio Rivierenland weergegeven. In kolom 1, 2 en 3 staan de resultaten van de groep 65-74 jarigen en in kolom 4, 5 en 6 van de 75-plussers. Kolom 1 en 4 geeft de resultaten voor mannen, kolom 2 en 5 voor vrouwen, beide van de betreffende leeftijdsgroep. Kolom 6 is het totaalcijfer van regio Rivierenland. Kolom 8 geeft een totaalcijfer van Oost-Nederland. Deze kolom dient om de resultaten van de regio te kunnen vergelijken met die van Oost-Nederland, waar het onderzoek tegelijkertijd is uitgevoerd. De percentages zijn gewogen naar geslacht, leeftijd en gemeentegrootte. De percentages tellen niet altijd op tot 100% vanwege afrondingsfouten of het kunnen geven van meerdere antwoorden.
57
Tabellenboek GGD Rivierenland Ouderenmonitor 2010-2011
Achtergrond gegevens man aantal inwoners in betreffende leeftijdsgroep
Oost
Rivierenland
8517
65 - 74 jaar vrouw Totaal 8585
17102
man
75+ vrouw
Totaal
4484
7730
12214
Totaal
Totaal
29316
488769
Totaal
Oost Totaal
% 33 25 19 13 8 2 0 0
% 30 25 21 13 9 2 0 0
Totaal
Oost Totaal
Leeftijd in 5-jaars klassen Rivierenland
65 - 69 70 - 74 75 - 79 80 - 84 85 - 89 90 - 94 95 - 99 100+
man % 57 43 0 0 0 0 0 0
65 - 74 vrouw % 56 44 0 0 0 0 0 0
man % 83 2 3 5 7
65 - 74 vrouw % 67 3 2 6 23
Totaal % 75 3 3 6 14
15
31
23
man % 15 84 3 0 0
65 - 74 vrouw % 28 68 3 0 1
Totaal % 22 76 3 0 0
15
28
22
man % 15 41 21 23
65 - 74 vrouw % 16 68 9 7
Totaal % 57 43 0 0 0 0 0 0
man % 0 0 49 33 12 5 1 0
75+ vrouw % 0 0 44 29 23 4 0 0
Totaal % 0 0 46 30 19 5 1 0
Burgerlijke staat Rivierenland
gehuwd / geregistreerd partnerschap samenwonend ongehuwd, nooit gehuwd geweest gescheiden, gescheiden levend weduwe, weduwnaar Alleenstaand
man % 75 4 3 4 16
75+ vrouw % 29 0 3 3 65
Totaal % 46 1 3 3 47
% 63 2 3 5 28
% 65 2 3 4 26
22
71
53
35
33
Totaal
Oost Totaal
Type huishouden Rivierenland
Woont alleen Woont met partner/echtgeno(o)t(e) Woont met zijn/haar kind(eren) Woont met ander(e) familielid/-leden Woont met ander(e) perso(o)n(en) Eénpersoons huishouden (=alleenwonend)
man % 22 76 3 1 1
75+ vrouw % 67 28 5 0 0
Totaal % 51 45 4 1 1
% 34 63 4 0 0
% 32 66 3 1 1
22
67
51
34
32
Totaal
Oost Totaal
% 25 48 15 12
% 21 49 14 16
Opleidingsniveau Rivierenland
lager onderwijs of geen opleiding MAVO, LBO HAVO, VWO, MBO HBO, WO
Totaal % 15 54 15 15
man % 30 35 22 12
75+ vrouw % 44 42 10 4
Totaal % 39 40 14 7
Geboorteland Totaal
Oost Totaal
% 97 1 1 2
% 96 0 1 2
Totaal
Oost Totaal
Rivierenland
Nederland Marokko overig Nederlands Indie
man % 96 1 1 2
65 - 74 vrouw % 96 0 1 3
man % 96 0 0 0 1 1 2
65 - 74 vrouw % 95 0 0 0 0 3 3
Totaal % 95 0 0 0 1 2 2
4
5
% 4 0
% 4 2
Totaal % 96 1 1 3
man % 99 0 0 1
75+ vrouw % 98 0 1 1
Totaal % 98 0 1 1
Etniciteit (CBS) Rivierenland
Nederlands Surinaams Antilliaans/Arubaans Turks Marokkaans anders Nederlands Indie Niet-Nederlands
man % 97 0 0 0 0 2 1
75+ vrouw % 96 0 0 0 0 2 1
Totaal % 96 0 0 0 0 2 1
% 96 0 0 0 1 2 2
% 94 0 0 0 0 4 2
5
3
4
4
4
6
% 4 1
% 1 2
% 2 2
% 2 2
% 3 2
% 3 3
Totaal
Oost Totaal
% 6 12 52 27 3
% 6 14 52 25 3
Totaal
Oost Totaal % 3 37 44 16
Generatie allochtoon 1e generatie allochtoon 2e generatie allochtoon
Lichamelijke gezondheid Ervaren gezondheid Rivierenland
uitstekend zeer goed goed matig slecht
man % 7 19 54 19 2
65 - 74 vrouw % 7 13 57 21 2
Totaal % 7 16 55 20 2
man % 4 6 53 32 5
75+ vrouw % 4 8 45 40 4
Totaal % 4 7 48 37 4
man % 1 29 53 17
vrouw % 3 40 36 21
Totaal % 2 34 45 19
man % 1 38 51 10
vrouw % 5 36 40 20
Totaal % 3 36 44 16
Gewicht
ondergewicht normaal gewicht matig overgewicht ernstig overgewicht
% 2 35 45 18
Chronische ziekten en aandoeningen in afgelopen 12 mnd
Totaal % 18 6 7 8 7 9 34 7 12 5 4 3 9 15 33 10
man % 19 10 7 14 13 3 33 16 16 5 2 5 6 16 33 8
75+ vrouw % 20 9 3 12 8 7 44 13 10 7 2 3 27 22 55 16
Totaal
man % 19 7 10 12 6 7 33 9 9 5 5 4 3 15 25 8
65 - 74 vrouw % 16 4 3 4 8 10 35 5 15 5 3 3 14 15 40 12
Oost Totaal
Totaal % 20 9 5 12 10 5 40 14 12 6 2 4 20 20 47 13
% 18 7 6 10 8 7 37 10 12 6 3 4 13 17 38 11
% 16 6 6 10 9 6 38 9 13 6 4 4 14 16 37 11
14
14
14
11
18
15
14
13
5 6
12 17
9 12
5 12
15 32
11 25
10 17
10 14
3 3 16
2 3 0
3 3 9
3 10 20
2 15 0
2 13 8
3 7 9
2 6 8
39
49
44
56
72
66
53
54
6 33 33 28
10 39 25 27
8 36 29 28
19 36 30 15
26 47 17 11
23 43 22 12
14 39 26 21
16 37 26 21
Totaal
Oost Totaal
man % 8
65 - 74 vrouw % 21
Totaal % 15
5-7 keer per week 3-4 keer per week 1-2 keer per week 1 keer in de afgelopen 2 weken 0 keer
3 0 3 3 6
10 3 3 6 11
gebruikte geen slaap- of kalmeringsmiddelen
86
0-3 maanden 3 maanden tot 1 jaar 1-2 jaar 2 jaar of langer gebruikte geen slaap- of kalmeringsmiddelen
Suikerziekte, diabetes Beroerte, hersenbloeding, herseninfarct, TIA Hartinfarct Andere ernstige hartaandoening Een vorm van kanker Migraine, ernstige hoofdpijn Hoge bloeddruk Vernauwing bloedvaten in buik of benen Astma, longemfyseem of CARA/COPD Ernstige darmstoornissen > 3 mnd Psoriasis Chronisch eczeem Onvrijwillig urine verlies Ernstige aandoening van de rug Gewrichtsslijtage van heupen of knieen Chronische gewrichtsontsteking Andere ernstige aandoening van nek of schouder Andere ernstige aandoening van elleboog, pols of hand Botontkalking (osteoporose) Ziekten van het zenuwstelsel (Parkinson, MS, epilepsie) Duizeligheid met vallen Prostaatklachten (niet kanker of ontsteking) Belemmerd agv chronische aandoening(en)
Rivierenland
Mate waarin men belemmerd is sterk belemmerd licht belemmerd niet belemmerd niet van toepassing
Slaap- of kalmeringsmiddelengebruik Rivierenland
Gebruikte in afgelopen 2 weken
man % 18
75+ vrouw % 28
Totaal % 24
% 19
% 17
6 2 3 4 8
12 0 3 3 12
16 4 5 4 15
14 3 4 3 14
9 2 3 4 11
9 2 3 4 11
68
77
70
57
62
71
72
4 1 1 4
5 0 4 17
5 1 2 10
8 1 3 10
6 2 5 24
7 2 4 19
5 1 3 14
6 1 2 13
91
74
83
78
63
69
77
78
Frequentie van gebruik
Duur van het gebruik
Valongelukken Totaal
Oost Totaal
Totaal %
%
%
21 4 3 72
19 5 3 74
12 3 3 82
11 4 2 83
9 7 6 78
14 4 6 76
12 5 6 76
7 3 5 84
6 3 5 86
4 8 89
3 20 78
9 16 75
7 17 76
5 12 84
5 10 85
1 10
2 13
1 13
2 13
1 11
3 11
Totaal
Oost Totaal
Rivierenland man %
65 - 74 vrouw %
man %
75+ vrouw %
Totaal %
5 3 3 90
10 2 4 85
7 2 3 87
14 6 3 77
3 2 4 91
4 2 6 88
4 2 5 90
ja nee niet gevallen in afgelopen 3 mnd
2 7 91
6 8 87
Cursus valpreventie gedaan Belangstelling voor cursus valpreventie
2 6
1 14
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
18
23
8
Is gevallen in de afgelopen 3 mnd ja, 1 keer ja, 2 keer ja, meer dan 2 keer nee
Waar gevallen bij laatste val? in huis om het huis elders niet gevallen in afgelopen 3 mnd
Lichamelijk letsel agv laatste val?
Beperkingen Rivierenland
Heeft 1 of meer lichamelijke beperkingen
man %
75+ vrouw %
Totaal %
%
%
21
35
57
49
33
31
4
6
16
20
18
11
10
8
4
6
15
18
17
10
9
0
1
1
5
2
3
2
1
5
9
7
7
14
12
9
9
5
9
7
7
12
10
8
8
1
3
2
1
6
4
3
3
9
19
14
29
51
43
26
25
4
16
10
16
42
32
19
18
6
8
7
17
23
21
13
12
6
13
9
21
34
29
18
16
Beperkingen in het horen Heeft 1 of meer gehoorbeperkingen Kan met grote moeite of onmogelijk een gesprek volgen met 3 of meer personen Kan met grote moeite of onmogelijk een gesprek voeren met 1 persoon
Beperkingen in het zien Heeft 1 of meer gezichtsbeperkingen Kan met grote moeite of onmogelijk kleine letters in krant lezen Kan met grote moeite of onmogelijk iemand herkennen op 4 meter afstand
Beperkingen in mobiliteit Heeft 1 of meer mobiliteitsbeperkingen Kan met grote moeite of onmogelijk een voorwerp van 5 kilo 10 meter dragen Kan met grote moeite of onmogelijk staan, buigen en iets van de grond oppakken Kan met grote moeite of onmogelijk 400 meter lopen zonder stil te staan
Beperkingen in huishoudelijke activiteiten en mobiliteit Totaal
Oost Totaal
Totaal %
%
%
49
51
31
31
8 24
3 8
5 14
2 8
2 8
Rivierenland
Kan 1 of meer huishoudelijke activiteiten niet geheel zelfstandig uitvoeren
man %
65 - 74 vrouw %
man %
75+ vrouw %
Totaal %
21
12
16
53
1 7
0 2
1 4
Kan niet geheel zelfstandig: Ontbijt of lunch klaarmaken Warm eten klaarmaken Lichte huishoudelijke werkzaamheden verrichten Zware huishoudelijke werkzaamheden verrichten Kleren wassen en strijken Bedden verschonen en/of opmaken Boodschappen doen
3
1
2
11
6
8
5
5
7 16 9 3
11 1 6 7
9 9 8 5
27 46 37 18
46 12 29 29
39 24 32 25
21 15 18 13
23 16 19 12
Gebruik maken van eigen of openbaar vervoer
2
6
4
15
36
29
14
14
Totaal
Oost Totaal
man % 7 1 92
65 - 74 vrouw % 16 3 81
Totaal % 12 2 86
1 2 1 1 2 0
2 6 4 3 2 1
0 1
Wel eens problemen met vervoer Rivierenland
ja, soms ja, (bijna) altijd nee
man % 24 4 72
75+ vrouw % 35 13 53
Totaal % 31 9 60
% 19 5 76
% 17 6 77
1 4 3 2 2 1
3 11 12 2 4 5
11 8 21 5 8 5
8 9 18 4 6 5
4 6 8 3 3 2
4 5 9 2 4 3
1 1
1 1
2 2
6 6
4 5
2 2
2 2
3
7
5
14
19
17
10
9
0
3
2
10
16
14
6
7
1 0 2 1
1 2 4 4
1 1 3 2
2 1 7 3
11 7 15 4
8 4 12 4
3 2 7 3
4 3 7 3
Totaal
Oost Totaal
% 81 13 5 2
% 85 11 3 1
Reden(en): Anderen hebben geen tijd om mij te brengen Ik durf niet meer zo goed auto te rijden Ik durf niet meer te fietsen De bus rijdt te weinig De bushalte ligt te ver van mijn huis De bus stopt te ver van het reisdoel De bushalte biedt te weinig bescherming als ik moet wachten Ik vind het openbaar vervoer onveilig Ik vind het te ingewikkeld om met het openbaar vervoer (bus/trein) te reizen Ik ben lichamelijk niet in staat om met het openbaar vervoer te reizen Het gebruik van mijn rolstoel of rollator levert problemen op bij het vervoer Ik moet te lang wachten op belbus/regiotaxi Ik vind de gewone taxi te duur Anders
Psychische gezondheid Psychische gezondheid (MHI-5) Rivierenland
gezond licht ongezond matig ongezond ernstig ongezond
man % 87 9 3 1
65 - 74 vrouw % 82 14 4 1
Totaal % 84 11 3 1
man % 80 14 5 1
75+ vrouw % 71 17 8 4
Totaal % 75 16 7 3
Ervaren problemen
Heeft een probleem dat hem/haar dag en nacht bezighoudt
Totaal
Oost Totaal
vrouw %
75+ Totaal %
%
%
man %
vrouw %
65-74 Totaal %
17
18
18
21
30
27
21
19
9 2 1 6 6 2 3 3 3 1 2
8 3 1 6 7 3 3 2 2 2 1
8 3 1 6 7 3 3 2 3 2 1
12 4 2 10 3 6 5 1 6 2 2
14 7 3 6 13 10 11 1 4 6 3
13 6 2 8 9 9 9 1 5 5 3
10 4 2 6 8 5 5 2 4 3 2
9 4 2 6 7 4 4 2 4 2 2
man %
Probleem heeft te maken met: Lichamelijke gezondheid Geestelijke gezondheid Zichzelf niet meer kunnen redden Zorg om partner Zorg om (klein)kind(eren) Overlijden van naaste Eenzaamheid Financiele zorgen Angst voor de toekomst Onveilig voelen Anders
Angst en Depressie
Totaal %
man %
75+ vrouw %
Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Oost Totaal
Totaal %
%
%
74 24 2
66 31 3
70 27 2
60 36 5
47 48 5
52 43 5
63 34 3
64 33 3
Totaal
Oost Totaal
man % 7 6 3
65 - 74 vrouw % 8 6 3
Totaal % 7 6 3
4 3 1 1 3 3 2 0
5 1 2 1 2 2 2 0
5 2 2 1 2 2 2 0
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
Echtgenoot, echtgenote of partner Kinderen, schoondochter of schoonzoon Andere familieleden Buren, vrienden, kennissen
4 2 1 1
3 3 0 1
Ontvangt momenteel mantelzorg van huisgenoot
3
3
Rivierenland
Risico op angststoornis of depressie laag of geen matig hoog
Mantelzorg ontvangen Rivierenland
Afgelopen jaar mantelzorg ontvangen Ontvangt nu mantelzorg Ontvangt momenteel dagelijks mantelzorg
man % 23 21 11
75+ vrouw % 35 32 12
Totaal % 30 28 12
% 16 14 6
% 17 15 7
16 11 11 7 8 12 10 1
25 5 5 8 14 21 22 2
21 7 7 7 12 17 18 2
11 4 4 4 6 8 8 1
11 5 4 3 7 10 9 1
Totaal
Oost Totaal
Huidige mantelzorg bestaat uit: Hulp in de huishouding Warme maaltijden bereiden Persoonlijke verzorging Medische verzorging Gezelschap, troost, afleiding Begeleiding, vervoer Geldzaken, administratie Andere mantelzorg
Rivierenland man %
75+ vrouw %
Totaal %
%
%
3 2 1 1
12 8 2 5
7 25 3 7
9 19 3 6
5 9 2 3
6 9 2 3
3
12
11
11
6
6
Momenteel mantelzorg van:
Totaal %
man %
75+ vrouw %
Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Oost Totaal
Totaal %
%
%
2 1 2 0 0
2 1 2 1 0
2 1 2 1 0
9 2 5 2 1
9 4 11 2 4
9 3 9 2 3
5 2 4 1 1
5 1 4 2 1
Totaal
Oost Totaal
man % 14 12
65 - 74 vrouw % 20 15
% 16 12
% 15 12
Totaal
Oost Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
4 1 2 1 0 0 2 89
3 0 3 2 2 0 3 87
3 1 2 2 1 0 3 88
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
5 5 1 0
6 6 3 0
0 89
0 85
Rivierenland
Hoe vaak ontvangt men mantelzorg: meer dan één keer per dag één keer per dag meer dan één keer per week één keer per week minder dan 1 keer per week Mantelzorg geven
Rivierenland
Heeft afgelopen jaar mantelzorg gegeven Geeft nu mantelzorg
Totaal % 17 13
man % 13 11
75+ vrouw % 15 11
Totaal % 14 11
Rivierenland man %
75+ vrouw %
Totaal %
%
%
1 1 1 3 1 1 3 91
1 2 2 0 0 0 1 94
1 1 1 1 0 1 2 93
3 1 2 1 1 0 3 90
2 1 2 2 1 1 2 90
Totaal
Oost Totaal
Gemiddeld aantal uren per week: incidenteel 1-2 uur per week 3-5 uur per week 6-10 uur per week 11-15 uur per week 16-20 uur per week 21 uur of meer per week ik geef nu geen mantelzorg
Rivierenland man %
75+ vrouw %
Totaal %
%
%
6 5 2 0
5 4 1 1
4 3 1 0
5 4 1 0
5 5 1 0
6 4 1 0
0 87
0 89
0 92
0 91
0 88
0 89
Belasting door mantelzorg geven: niet of nauwelijks belast enigzins belast tamelijk zwaar belast zeer zwaar belast overbelast (kan de zorg eigenlijk niet meer vol houden ik geef nu geen mantelzorg
Totaal %
man %
75+ vrouw %
Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Oost Totaal
Totaal %
%
%
6 1 2 1 3
4 3 2 3 3
5 2 2 2 3
8 1 1 1 1
4 1 1 0 4
6 1 1 0 3
5 2 2 1 3
5 1 2 2 3
Rivierenland
Aan wie geeft men nu mantelzorg: Echtgeno(o)t(te) of partner Kinderen (Schoon)ouders Andere familieleden Buren/vrienden/kennissen
Totaal %
man %
75+ vrouw %
Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Oost Totaal
Totaal %
%
%
6 4 3 2 7 6
6 4 3 3 9 6
6 4 3 3 8 6
9 4 2 4 7 7
3 2 2 1 7 2
5 3 2 2 7 4
6 3 3 3 8 5
6 4 2 2 7 6
6 2
6 2
6 2
7 1
2 1
4 1
5 2
5 2
%
%
%
%
%
%
%
%
10 1
10 1
10 1
7 2
5 2
6 2
9 1
9 1
0 1 1 0
2 1 1 1
1 1 1 1
1 1 0 1
1 0 0 0
1 1 0 0
1 1 0 1
1 1 0 0
Totaal
Oost Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
2 0 96 3
1 2 96 2
2 2 86 11
Rivierenland
Huidige mantelzorgactiviteiten: Hulp in de huishouding Klaarmaken van de warme maaltijden Hulp bij persoonlijke verzorging Hulp bij medische verzorging Gezelschap, troost, afleiding Begeleiding en/of vervoer Regeling geldzaken en / of andere administratie Andere zaken
Mantelzorgers met behoefte aan hulp: Nee Ja, aan informatie en advies Ja, aan een vervanger ivm vrije dagen of vakantie Ja, aan emotionele ondersteuning Ja, aan ontspannende actviteiten Ja, aan belangenbehartiging
Welzijnsvoorzieningen Gebruik, behoefte en bekendheid Rivierenland man %
75+ vrouw %
Totaal %
%
%
2 1 96 2
7 1 89 3
11 4 83 1
10 3 85 2
5 2 92 2
7 1 89 3
3 1 92 4
3 1 89 7
5 1 90 4
11 3 79 8
8 2 83 7
5 2 87 7
4 1 86 9
1 2 87 9
1 2 90 6
1 2 89 8
4 10 81 6
5 9 77 9
4 10 79 8
3 5 85 8
3 4 85 8
21 5 72 2
17 3 80 0
19 4 76 1
37 2 59 2
35 5 60 1
35 4 60 1
26 4 69 1
30 4 65 2
ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan
9 6 82
20 5 73
15 6 78
8 5 85
17 9 72
14 8 77
14 6 77
15 7 76
nooit van gehoord
2
2
2
2
1
2
2
2
Maaltijdverstrekking/maaltijdendienst ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan nooit van gehoord
Eettafel ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan nooit van gehoord
Advies of voorlichting door ouderenadviseur ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan nooit van gehoord
Hulp bij administratieve of financiële activiteiten ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan nooit van gehoord
Sport- of bewegingsactiviteiten voor ouderen vanuit activiteiten- of dienstencentrum
Gebruik, behoefte en bekendheid voorzieningen Totaal
Oost Totaal
Totaal %
%
%
30 5 64 1
24 4 71 1
15 4 79 1
17 5 77 2
8 10 78 4
10 10 76 4
9 10 77 4
5 8 84 3
5 7 85 3
2 1 92 5
2 4 87 7
3 3 86 8
3 3 87 7
2 2 90 6
2 2 90 6
1 3 94 2
1 2 95 3
3 4 90 3
5 5 86 4
4 5 88 4
2 3 92 3
2 3 92 3
4 2 93 1
9 5 85 1
6 4 89 1
21 6 71 2
33 11 55 1
29 9 61 1
15 6 78 1
13 5 81 2
1 3 92 4
1 3 93 4
1 3 92 4
4 8 81 7
22 11 63 5
15 10 70 5
6 6 84 5
9 5 83 4
0 0 90 10
1 1 96 3
1 0 92 7
1 1 86 12
4 2 82 13
3 1 83 13
1 1 90 9
2 1 89 9
Totaal
Oost Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
64 47 42 60 61 59 56 57 42 50 58 39 47
75 49 42 58 62 58 60 59 49 61 63 43 48
69 48 42 59 62 58 58 58 45 56 61 41 48
Rivierenland man %
65 - 74 vrouw %
man %
75+ vrouw %
Totaal %
8 5 86 2
13 4 82 1
10 4 84 2
13 3 83 1
1 5 90 4
2 9 88 1
2 7 89 2
1 2 91 6
2 1 94 4
0 2 95 3
Recreatieve/culturele activiteiten vanuit activiteiten- of dienstencentrum ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan nooit van gehoord
Hulp in en om huis van vrijwilliger via vrijwiligersorganisatie ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan nooit van gehoord
Ondersteuning bij geven van mantelzorg ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan nooit van gehoord
Hulp bij (uitbreiden van) sociale contacten ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan nooit van gehoord
Vervoer naar voorzieningen ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan nooit van gehoord
Personenalarmering ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan nooit van gehoord
Andere voorzieningen en diensten ja, gebruik ik weleens nee, maar zou ik wel willen nee, geen behoefte aan nooit van gehoord
Rivierenland man %
75+ vrouw %
Totaal %
%
%
77 47 34 56 56 57 63 61 51 52 60 46 56
81 53 35 56 65 60 69 67 48 60 67 53 51
80 50 35 56 62 59 67 65 49 57 64 50 53
73 49 39 58 62 59 62 60 47 56 62 44 50
80 55 44 62 65 63 64 66 49 60 66 52 55
Weet waar aan te vragen: Thuiszorg PGB Schuldhulpverlening Gehandicaptenparkeerkaart Woningaanpassing Rolstoelvoorziening Vervoersvoorziening Maaltijdverstrekking/maaltijdendienst Ouderenadviseur of -voorlichter Ouderengym/-zwemmen Activiteiten voor ouderen Personenalarmering Financiële/administratieve ondersteuning
Sociale omgeving en vrije tijd Tevredenheid contacten Totaal
Oost Totaal
% 30 59 10 1 0
% 32 58 9 1 0
Totaal
Oost Totaal
% 56 36 5 3
% 59 34 5 2
Totaal
Oost Totaal
% 13
% 14
Totaal
Oost Totaal
Rivierenland
zeer tevreden tevreden niet ontevreden/tevreden ontevreden zeer ontevreden
man % 31 55 12 1 1
65 - 74 vrouw % 32 60 8 1 0
Totaal % 31 58 10 1 0
man % 23 67 11 0 0
75+ vrouw % 31 59 8 2 0
Totaal % 28 62 9 1 0
Eenzaamheid Rivierenland
niet matig ernstig zeer ernstig
man % 56 33 7 4
65 - 74 vrouw % 63 31 4 2
man % 11
65 - 74 vrouw % 8
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
60 64 58 65 24 19 24 21 6 37 29 9 4 45 1
57 58 59 61 15 17 24 19 9 40 28 8 5 56 2
Totaal % 60 32 5 3
Regie over eigen leven
Heeft geen regie over eigen leven
man % 53 41 4 2
75+ vrouw % 48 44 4 4
Totaal % 50 43 4 3
Rivierenland Totaal % 9
man % 20
75+ vrouw % 18
Totaal % 19
Tijdsbesteding Rivierenland man %
75+ vrouw %
Totaal %
%
%
48 61 55 45 7 8 19 12 5 33 9 8 7 34 2
49 67 46 32 16 8 21 11 1 25 7 3 6 18 1
48 65 50 37 13 8 20 11 3 28 8 5 6 24 1
53 61 55 51 14 13 22 16 7 35 20 7 5 43 2
54 59 60 57 17 19 23 17 5 36 19 6 9 44 2
Doet dagelijks of wekelijks de volgende activiteiten: Op bezoek gaan Bezoek ontvangen Wandelen Fietsen Meedoen met ouderensport Overige sporten Verenigingsactiviteiten doen Vrijwilligers- /kerkwerk doen Betaald werk doen Hobby uitvoeren/cursus doen Op kleinkinderen passen Klusjes doen bij anderen Bibliotheek bezoeken Internetten/e-mailen Uitgaan
54 53 59 57 7 15 24 17 12 44 26 6 5 66 3
Leefstijl Voeding: Ontbijt dagelijks Gebruikt dagelijks een warme maaltijd Eet dagelijks groente Eet dagelijks fruit Eet minimaal 2x per week vis
Oost
Rivierenland man % 91 75 56 54 39
65 - 74 vrouw % 96 80 72 82 41
Totaal % 93 77 64 68 40
man % 91 76 66 71 43
75+ vrouw % 92 74 70 78 41
Totaal % 92 75 68 75 42
Totaal
Totaal
% 93 76 66 71 41
% 93 81 71 74 43
Totaal %
man %
75+ vrouw %
Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Oost Totaal
Totaal %
%
%
77 8 15
68 13 19
72 11 17
76 8 16
69 9 23
71 8 21
72 10 19
72 11 17
15 8 78
26 6 68
20 7 73
20 4 76
25 5 70
23 5 73
21 6 73
20 7 73
2 13
7 19
4 16
4 15
6 19
5 17
5 17
6 15
Totaal
Oost Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
< 5 glazen/kopjes 5-8 glazen/kopjes > 8 glazen/kopjes
6 67 27
4 62 34
Voldoet aan norm vochtgebruik
27
34
man % 61
65 - 74 vrouw % 58
Totaal % 60
75 14 7 4 1 0 1 1
76 16 4 3 2 1 3 1
75 15 5 3 1 1 2 1
man % 19 61 20
65 - 74 vrouw % 12 37 51
Totaal % 16 49 36
0 11 7 1
0 11 1 0
0 11 4 1
Rivierenland
Gebruik vitamine D niet alleen in de winter het hele jaar door
Frequentie gebruik vitamine D dagelijks af en toe ik gebruik geen vitamine D
Dagelijks gebruik vitamine D alleen in de winter, dagelijks het hele jaar door, dagelijks
Vochtgebruik
Rivierenland man %
75+ vrouw %
Totaal %
%
%
5 64 31
10 74 15
7 69 24
8 71 21
6 67 27
7 62 31
31
15
24
21
27
31
Totaal
Oost Totaal
Aantal glazen/kopjes per dag gedronken:
Lichamelijke activiteit Rivierenland
Voldoet aan beweegnorm
man % 52
75+ vrouw % 48
Totaal % 50
% 56
% 59
64 25 4 5 1 2 2 4
60 33 2 2 2 2 4 4
61 30 3 3 2 2 3 4
70 21 4 3 2 1 2 2
71 20 3 3 1 1 2 3
Totaal
Oost Totaal
Het lukt me niet om meer te bewegen, omdat: Beweeg al voldoende Lichamelijke beperking Te druk Bewegen niet zo belangrijk/niet leuk Geen geld voor sportvereniging Kan er niet komen Niemand om samen mee te gaan Andere reden
Roken Rivierenland
ja nee, vroeger wel nee, nooit gerookt
man % 11 72 17
75+ vrouw % 6 36 58
Totaal % 8 50 42
% 12 49 38
% 11 50 38
2 7 2 1
2 4 0 0
2 5 1 0
1 9 3 0
1 8 2 0
Wat rookt men: rookt, rookwaar onbekend alleen sigaretten alleen sigaren en/of pijp sigaretten en sigaren en/of pijp
Aantal sigaretten per dag:
% 0 7 5 5 2
% 0 1 6 5 0
man % 89 8 3
65 - 74 vrouw % 72 7 22
Totaal % 80 8 12
Ongezond alcoholgebruik (>14 glzn/wk (man) of > 7 glzn/wk (vrouw))
33
24
Voldoet aan norm zwaar alcoholgebruik, CBS (1dag per week 6 of meer glazen)
12
2
rookt, rookwaar onbekend rookt, geen sigaretten 1 t/m 10 sigaretten 11 t/m 20 sigaretten > 21 sigaretten
% 0 4 5 5 1
% 2 2 5 1 1
% 2 0 3 1 0
% 2 1 4 1 0
% 1 3 5 3 1
% 1 2 5 3 1
Totaal
Oost Totaal
Alcoholgebruik Rivierenland
drinkt alcohol drinkt niet meer nooit gedronken
man % 81 12 8
75+ vrouw % 59 9 32
Totaal % 67 10 23
% 75 8 17
% 77 9 14
28
15
12
13
23
23
7
7
2
4
6
6
Seksualiteit
Totaal %
man %
75+ vrouw %
Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Oost Totaal
Totaal %
%
%
ja nee geen mening
24 24 52
8 30 62
16 27 57
15 29 56
4 30 66
8 30 62
13 28 59
13 28 59
Vragen over seksualiteit
7
1
4
3
1
2
3
3
Totaal
Oost Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
3
9
2 2 1 0
Rivierenland
Meer aandacht voor seksualiteit ouderen:
Negatieve ervaringen in huiselijke kring Rivierenland man %
75+ vrouw %
Totaal %
%
%
6
2
3
3
5
3
6 5 1 0
4 4 1 0
0 0 0 1
1 1 1 0
1 1 1 0
3 3 1 0
2 2 1 0
1 1 1 0 1
3 4 2 0 0
2 2 1 0 1
0 0 0 1 0
1 1 0 0 0
1 1 0 0 0
2 2 1 0 0
1 1 1 0 0
1 jaar geleden of korter tussen 1 en 5 jaar geleden langer dan 5 jaar geleden
1 1 1
1 1 7
1 1 4
0 0 1
0 0 2
0 0 2
1 1 3
0 0 3
niet van toepassing
97
91
94
99
98
98
96
97
Ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld
Vorm huiselijk geweld: Psychisch en/of emotioneel geweld Lichamelijk geweld Ongewenste seksuele toenadering Seksueel misbruik
Dader(s): Partner Ex-partner (Stief)ouder(s) (Stief)broer(s)/ zus(sen) Andere dader
Hoe lang geleden:
Woonsituatie Totaal
Oost Totaal
Totaal %
%
%
47 53
49 51
58 42
59 41
54
49
51
64
62
12 4
17 7
15 5
16 6
13 5
17 5
9 0 1 0
8 0 0 0
16 1 2 0
24 0 1 2
21 1 1 1
13 0 1 1
11 1 2 1
0 2
0 3
0 3
1 2
1 3
1 3
0 3
1 2
Geen, ik wil niet verhuizen Eengezinswoning
71 2
73 1
72 1
75 0
84 0
81 0
76 1
78 1
Flat, etagewoning, appartement of maisonnette Boerderij Zelfstandige ouderenwoning, bejaardenwoning, seniorenwoning Woongemeenschap voor ouderen Aanleunwoning bij een verzorgingshuis Serviceflat Woning bij een zorgpunt, woonzorgcomplex, clusterwoning Overig
11 0
11 0
11 0
8 0
2 0
4 0
8 0
7 0
16 4 4 3
13 2 2 1
15 3 3 2
11 2 7 5
5 3 7 2
7 2 7 3
12 3 5 2
9 2 5 2
4 1
2 3
3 2
3 2
4 1
4 1
3 2
3 2
Totaal
Oost Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
97 3 0
90 10 1
85 12 4
Rivierenland man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
65 35
63 37
eengezinswoning
75
flat, etagewoning, appartement of maisonnette boerderij zelfstandige ouderenwoning, bejaardenwoning, seniorenwoning woongemeenschap voor ouderen aanleunwoning bij een verzorgingshuis serviceflat woning bij een zorgpunt, woonzorgcomplex, clusterwoning anders
Soort woning koopwoning huurwoning
man %
75+ vrouw %
64 36
53 47
70
72
11 4
12 4
7 0 0 0
Type woning:
Waarnaar wil men verhuizen?
Voorzieningen en hulpverleners in de buurt Rivierenland man %
75+ vrouw %
Totaal %
%
%
93 6 0
89 11 0
81 19 1
84 16 1
89 10 0
91 9 0
80 17 3
82 14 4
82 14 4
63 30 7
70 24 6
78 18 4
84 12 4
76 22 2
74 24 2
75 23 2
71 27 3
53 44 3
60 38 3
69 29 2
71 27 2
op goede afstand te ver weg
97 3
93 7
95 5
91 9
83 17
86 14
91 8
94 6
ken de voorziening niet
0
1
0
1
0
0
0
0
Huisarts op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Tandarts op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Polikliniek op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Apotheek op acceptabele afstand?
Fysiotherapeut op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
92 3 5
90 6 4
91 4 5
83 81 10 13 7 6 Rivierenland 75+ man vrouw % %
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
76 11 13
78 10 12
77 11 12
72 14 14
45 5 49
50 5 44
48 5 47
59 5 37
61 6 33
94 6 0
81 12 7
87 7 6 Totaal
90 5 5 Oost Totaal
Totaal %
%
%
65 23 12
68 20 13
73 14 13
72 11 17
49 9 42
54 14 33
52 12 36
49 8 43
48 7 45
60 5 35
55 10 36
63 14 22
60 13 27
60 8 32
66 7 27
93 7 1
94 6 0
90 10 1
82 18 0
85 15 0
90 10 0
92 8 0
84 15 1
82 16 2
83 16 1
76 22 2
67 31 2
71 28 2
78 20 1
83 16 1
70 29 1
67 32 1
69 30 1
62 36 2
41 58 1
49 50 1
61 38 1
69 29 2
49 22 30
48 25 27
48 24 28
44 32 25
31 51 18
36 44 20
43 31 25
54 24 22
74 24 2
73 27 1
73 26 1
66 34 1
54 45 1
59 41 1
68 32 1
80 19 1
93 7 0
90 9 1
92 8 1
85 14 1
78 21 1
80 19 1
87 12 1
91 8 1
72 15 14
75 16 9
73 15 12
63 23 14
55 32 13
58 29 13
67 21 12
78 15 7
Totaal
Oost Totaal
man % 1 4 18 77
65 - 74 vrouw % 1 8 19 73
% 1 7 20 72
% 1 5 20 74
Verpleeghuis/verzorgingshuis op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Eettafel op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Activiteiten-/dienstencentrum/buurthuis voor ouderen op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Winkels voor dagelijkse boodschappen op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Postkantoor op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Gemeenteloket op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Zorg-/Wmo-loket op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Bank op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Geldautomaat op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Bibliotheek op acceptabele afstand? op goede afstand te ver weg ken de voorziening niet
Subjectieve veiligheid
Voelt zich wel eens onveilig overdag: ja vaak ja, soms zelden nee
Rivierenland Totaal % 1 6 19 75
man % 1 4 17 78
75+ vrouw % 2 11 26 61
Totaal % 2 8 23 68
Weleens onvelig 's avonds/'s nachts ja vaak ja, soms zelden nee
1 11 26 62
3 19 25 54
2 15 26 58
man
65 - 74 vrouw
Totaal
uitsluitend natuurlijke ventilatie
61
56
natuurlijke ventilatie en ventilator in raam/muur mechanische ventilatie en roosters/klapraampjes continue mechanische ventilatie met roosters/klapraampjes mechanische ventilatie met recirculatie en/of balansventilatie anders
8
3 11 23 63
6 22 29 44
5 18 27 51
3 16 26 55
2 14 27 57
Totaal
Oost Totaal
Ventilatie Rivierenland man
75+ vrouw
Totaal
58
56
65
62
60
58
13
11
15
11
12
11
11
11
17
14
10
12
11
13
13
14
13
14
15
8
11
12
14
4 2
2 1
3 1
4 1
4 1
4 1
3 1
3 1
45 67 44 58
42 71 45 54
44 69 44 56
51 63 40 55
55 58 38 43
54 60 39 48
48 66 42 53
49 68 44 58
Totaal
Oost Totaal
man % 5 7 4 5 2 5 11 4
65 - 74 vrouw % 2 3 3 3 0 2 6 2
% 4 5 3 4 1 3 8 3
% 3 5 2 3 1 3 8 3
Totaal
Oost Totaal
man %
65 - 74 vrouw %
Totaal %
17 14
23 12
44 43 10 4
Soort ventilatiesysteem in de woning:
Ventileert woonkamer voldoende Ventileert slaapkamer voldoende Ventileert badkamer voldoende Ventileert keuken voldoende
Ernstige geluidshinder door: Rivierenland
Verkeer > 50 km/u Verkeer < 50 km/u Treinen Vliegtuigen Bedrijven/industrie Buren Bromfietsen/scooters Overig
Totaal % 4 5 3 4 1 4 9 3
man % 6 4 6 5 1 2 7 3
75+ vrouw % 4 6 2 3 2 3 9 3
Totaal % 5 5 4 3 2 2 8 3
Financiele situatie Rivierenland
(Gezamenlijk) inkomen bestaat alleen uit AOW Heeft moeite met rondkomen inkomen
man %
75+ vrouw %
Totaal %
%
%
20 13
21 8
33 10
29 9
24 11
19 11
43
43
53
45
48
45
46
46 9 3
44 10 3
39 5 3
45 8 1
43 7 2
43 9 3
44 9 2
Moeite met rondkomen: nee, geen moeite nee, geen moeite, moet wel opletten op uitgaven ja, enige moeite ja, grote moeite